BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1,20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
Natuurhistorische
Wandelingen
FeuiiIet©SB-.
De 'Wreikers
Op het Slagveld
24ste Jaargang.
MAANDAG 17 SEPTEMBER 1906
No. 7124.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
IN EN OM HAARLEM.
CXXIX.
Wat moeten we eigenlijk doen om
gedurende enkele winter- en ook de
voorjaarsmaanden in 't bezit te ko
men van bloeiende bolgewassen On
der bolgewassen verstaan we in dit
geval de gewonehyacinthen, tulpen,
narcissen, crocus-sen, enz. De meeste
bijzonderheden •moeten we in dit ge
val geheel buiten beschouwing laten,
•omdat die eensdeels te veel zorgen
en te veel .oplettendheid vereischen,
anderdeels te duutr zijn oma ze aan te
schallen. Wanneer we voor zooiets
veel geld uitgeven, en nog niet vol
komen zekerheid hebben van te sla
gen, dan loopt onze plantenliefheb-
berij groot gevaar en bij te-gen-slaan,
van onze proeven worden ook min
dere uitgaven het volgende jaar met
minder enthousiasme uitgegeven. We
raden daarom aan in de eerste plaats
een prijscourant te vragen van een
\goed hloemist-hollenkweeker of han
delaar. .Die prijscourant bestudeeiren
we, zoodat we na lezing daarvan on
ze kennis heel wat vergroot hebben
en met een klein beetje meer succes
onze keuze kunnen doen.. Gewoonlijk
komen in zoo'n prijscourant heel wat
soorten en verscheidenheiden voor en
de handelaars zijn er ook al lang op
bedacht hun klanten met tal van
voorlichtingen van dienst te zijn.
Bij de meeste planten vindt men dan
tevens 'heel wat opgaven, aanwijzin
gen, uit de practdjk afkomstig, die
dan meestal gebleken zijn, goecL te
zijn. Nieuwigheden, zeldzaamheden
hebben zoo vaak veel aanlokkelijks,
dat men zich licht laat verleiden, die
aan te schaffen. Nog eens, dat moet
-in ons geval niet, men moet nemen
eenvoudige, gewone artikelen oma mee
te beginnenartikelen, die als van
zelf in bloed komen, leri. niet 'tal van
bijzonderheden, die vaak voor den
beginner niets dan teleurstelling-
baren.
Sommige bandelaren komen daar
bij nog meer te hulp en stellen collec
ties samen voor de kamer, collecties
■voor den tuin. Voor de kamer, d. w.
z. om ze in huis te doen bloeden, in
potten dus of wel in glazen het aan
tal potten is er dan vaak bij opgege
ven. Men heeft nu mets anders te
doen. dan met zijn beurs .te rade te
gaan', ide beschikbare ruimte in huis
dn 't oog te honden en te bestellen.
Spoedig ontvangt men dan 't ge
vraagde .en als men nu een klein
beetje verstandig doet, dan neemt
men meteen de kinderen er ook bij
©n bespreekt zoo 't een en ander. In
een half uurtje wordt de groote- zak
uitgepakt, een eax ander bekeken en
het aantal potten vastgesteld. Is
kleme Wim of Piet erg zoet geweest,
•dan wordt.een speciaal potje voor
Wem alleen bestemd. Dat is een half
uurtje van genot, waarbij de talrijke
afbeeldingen in de prijscouranten de
fantasie te hulp komen en men al
rnet verlangen den bloei tegemoet
ziet. e
Maar een beetje geduld nog, zoover
is 't nog niet, er kunnen voor som
mige dingen nog ,wel 4 5 maanden
verloopen voordat het zoover is, en
h is goed, dat men dat weet. Boven
dien is 't ook goed, neen, gebiedend
noodzakelijk, da,t er wordt verteld,
dat er nog heel wat gebeuren moet,,
.vóórdat het zoover -is. In die bollen
(er zijn ook wel knollen onder het
verschil kan groote broer, die op die
H. B. S. is, wel eens duidelijk ma
ken), in die" bollen dan zit em heel
'klein stengeldeel, en op dat kleine
stengeldeel, juist Tegenover den neus
foed te zien als een holte (ten minste
rj den hyacinth) zitten dikke, vleezi-
UH het Engelsch,
van
HEADON HILL.
2)
Mengde zich dan onder al die be
koorlijke eigenschappen iets onzui
vers Misschien in het uitoefenen
van een macht, die het geld geeft,
in een vrijheid zonder grenzen, in
•de gewoonte om dadelijk .haar min
ste wenschen vervuld te zien? Had
■miss Fermor wellicht iets van dat
heerschzuchtige, waaraan weinigen
in haar toestand ontsnappen? Was
zij misschien ook een bedorven kind
Zeker is, diat Marion in veel din
gen een zeer bepaalde en persoonlij
ke meening had, die door haar tante,
die kalme miss Jane Middle ton op een
zachte wijze afgekeurd werd. Een
maal een besluit genomen hebben
de, was het moeilijk, zoo niet onmo
gelijk, haar daarvan af te brengen.
Hier moet bijgevoegd worden, dat
haar besluiten onveranderlijk ge
grond waren op wel overlegde motie
ven, maar dat ze dan ook in staat
ge schubben, bladeren opgevuld met
reserve voedsel, met zetmeel, voor
raadschuren dus. Aan een van die
voorraadschuren en wel de buitenste
is ecliter een andere functie opgedra
gen, ze is daarbij van vleezig vliezig
geworden en zit er gesloten om als
een dun leer-en j.asje. Ze behoedt 'de
daaronder gelegene voor uitdroging
en tevens voor te groote toetreding
van vocht -van buiten. Binnen al die
voorraadschuren nu zit de knop, of
de knoppen, de eigenlijke plant,
Waarom, het ons te doen is in 't klein,
in miniatuur. Kom, laten we eens
royaal zijn voor onze nieuwsgierigen
en offeren eens een zoo'n bol op, om
dat kleine verlies vergoed te krijgen
door een heel wat beter kijk op de
dingen. Nemen we maar van dat
viertal bij .elkaar beboorend'e tulpen
©en, Eerst het buitenste schilletje,
dat bruine er af, nu de eerste voor
raadschuur aan kant, dat gaat niet
zonder breken, de stukken! bijeen nn
de tweede, die -al wat kleiner is, nu
een derdeoch wat neemt ons tulpje
af en hoe steekt die groengepunte
neus niet een sierlijke: bocht zoo net
jes boven, thans ver boven alles uit
daar verdwijnt de laatste dilcke
schub. Niets meer ho.uden we in die
hand, dan het stengeltje, dat boven
in idat groene puntje eindigt. Bezien
we het echter goed', dan zien we, dat
dat groene toch nog weer een blad
is, dat met den voet benéden den ge-
heelen stengel omgeeft. Even daarbo
ven snijden we met een fijn penne-
maesje dat blad door, vooral niet die
per snijdend dan net door liet blad
heen, dat nog lang -geen m.M. dik is
een weinig heen en weer gebogen, en
•daar glijdt het blad' als een mutje er
af. Even hooger beneden zien- we een
tweede blad...., maar eerst even een
teekening van eien bloeiende tulp be
keken, zie boven den grond uit steekt
de stengel met 1, 2 bladen, nog een of
meer kleintjes en daarboven de
bloem dat alles hebben we. nu nog
in de hand, uitgezondend het onder
ste blad'. Nu ook het tweede weggeno
men daar die twee kleintjes.... Die
behooren hier naast te liggen, zegt de
tienjarige zus, die zoo zoetjesaan
zich heeft opgeworpen als belieerd-
ster van de afzonderlijke deelen der
tulp. En wat houden we nu over?
E.n de afbeelding, èn het restje zeg
gen ons duidelijk genoeg, idat het de
bloem moet zijn. Het mooiste is het
nu, als het een enkele tulp geweest
is, 'die we onder handen niamen, dan
verwijderen we achtereenvolgens
nog de bloembladen, duidelijk reeds
twee kransen van drie blaadjes, ver
der de zes meeldraden, reeds duide
lijk te onderscheiden en die de oude
re broer, die eindelijk ook schik in
de zaak begint te krijgen den uitroep
ontlokt„wat zijn die al groot I" om
te eindigen met het driekante vrucht
beginsel met den drie.stra.li|gen stem
pel. Nu nog even de deelen gerepe
teerd en de kleinen naar bed, om
den volgenden middag vooir de noo
d-ge potten zorg te dragen en bij ge
brek aan goede aarde van den tuin
man voor zooveel potten grond ge
haald.
Een tweede gezellig uurtje wordt
besteed aan de plantingeerst een
potscherf onder in, om 't verstoppen
van 't gaatje te voorkomen, dan wat
.aarde er in, totdat de bol of bollen er
op kunnen, en nu van boven verder
aangevuld, -maar flink stevig. Daar
staan zebroer, die zijn eigen bol
letje mocht planten, wil ze reeds voor
't raam zetten, maar daar wacht hem
©en teleurstelling, hij moet ook zijn
potje nog voor een week of zes mis
sen, eerst moeten 'de bolletjes name
lijk wortels maken, dat doen ze het
best in den donkeren kelder of beter
nog in den tuin ingegraven, zoowat
de potten met 1 d.M. aarde bedekt.
Alweer zes weken verder, 't wordt
was om in een plan te volharden, al
zou ze er elk ander dan haarzelve
door kwetsen. Bijvoorbeeld w.as dat
•het geval in de roekelooze onderne
ming, waarin ze zich op dit oogen-
blik gewikkeld had: een onderne
ming, die. naar we weten, niets naar
den zin was van haar raadgever,
mijnheer John Quayne.
Wat er van deze zaak zijn mocht,
hier zat ze nn op haar gewone
plaats, met scherpe en aandachtige
oogen kijkendejna.ar den oneindigen
.stroom, die in 'den ^rooten Lonxten-
schen slagader gevormd wordt door
twee ononderhroken, tegen elkaar in
gaande. menigten, Se een naar het
westen, de .ander naar het oosten
waarin alle uitersten elkaar raak
ten, de luxe zich' vermengt met de
armoede, de arme en de 'rijke man
naast elkaar gaan. Maar niet naar
de gelukkigen dezer wereld richtte
zich het oog van miss Fermor. In
deze gemengde menigte, door de
schoone oogen nauwkeurig gadege
slagen, zochten, ze in 't bijzonder de
schipbreukelingen van het leven
mannen met lafge'dragen kleeren, ros
sige hoeden, verwarde haren, er
ger nog, de „sandwichman", zelfs de
bedelaars.
Hoe 'aandachtig ook in haar studie
verdiept, vond Marion toch nog tijd
om. zich niet haar jongen makker ie
onderhouden, hem een weinig van
buiten reeds koud en guur, Noviem-
ber nadertde potten opgegraven,
schoongemaakt en, wat zijn die neu
zen reeds gegroeid, de oudste, broer
haalt de destijds gemaakte teekening
van de afzonderlijke deelen nog even
weer te voorschijn en thans kan men
ze in haar ontwikkeling gadeslaan,
•en als 't buiten koud en guur is, kan
men reeds vian Kerstmis af in huis
genieten.
J. STURING.
VRAGENBUS.
Den Heer v. H. te H. De heester of
struik, door U bedoeld, is de Kardi-
naalsmuts, eigenaardig hier in Haar
lem, verborgen Or anjeld anten ge-
heeten, want over eenige weken gaan
van dat vreemd! gevormde vruchtje
de vier kleppen open en komen de
Oranjekleurige zaden te voor
schijn.
Aan Mej. R. te H. Spaansche pe
per is een struikachtig plantje van
een tot andentolven voet hoogte met.
bloempjes, die veel overeenkomst ver-
toonen mot d'iie van den aardappel.
De plant behoort dan' ook tot die fa
milie der Nachtschaden. Na den bloei
ontwikkelt zich het vruchtbeginsel
spoedig en is eerst groen. D.e rijpheid
wordt aangekondigd door 't begin
van een roodkleuriiag, die zelfs als
de vrucht wordt afgesneden, verder
doorgaat.
J. STURING.
Een Krij'gisverhaal.
Ik herinner mij, wij vluchtten door
het ibosch, terwijl rondom ons die ko
gels floten- tn de 'afgevallen boomtak
ken kraakten, en wij poogden ons een
weg te banen dóór -de haag doorn
struik en. Het gew'eenvmiir wierd hevi
ger, aan den zoom van het woud zag
aren 'hier en daar iets roods.
Siidoraiw, oen jeugdig soldaat van
het eerste (hoe kwam hij eigenlijk bij
ons regiment?) vied plotseling neerea
slaande mij zwijgend aan met wijd
open oogen. Stro-omen bloed vloeiden
uit zijn mond. Ja, dat alles herinner
ik anij.
Ilc herinner mij ook, dat ik hem zag
ii.T het struikgewas.
Hij was ©en groote forse lie Turk,'hij
vuurde op mij, hoewel ik zwak ©n
mager was, sprang ik op hem toe,
stiet hem het geweer uit de hand en
stale hem met zijn eigen bajonet in het
lijf.
Daar volgde iets, dat op karmien of
-kreunen geleek. Dan vluchtte ik ver
der. De onzen riepen „hoera gin
gen plat op den grond liggen en vuur
den Ook ik loste aeüa paar schoten,
doch niet voorldat wij buiten in de
weid!© waren.
Opeens rukten wij allen vooruit, dat
wil zeggen, niet wij, maai* de onzen,
want ik bleef achter. Dat was vreemd.
Nog vreemder was het, .dat plotseling
•alles verdvvedn, terwijl het rumoer
en, het schieten ophield. Ik hoorde
niets, ik zag slechts iets blauws, dat
moest .de hemel zijn. Eindelijk ver
dween ooik dat.
Nog mo-oiit wlas liet mij zoo zonder
ling te moede. Ik lig, schijnt het, op
•het onderlijf en zie slechts een klein
plekje aardé voor mij. Een paar gras
halmen, een mier, enkele verdorde
blaren, dat is mijne wereld.
En dit alles zie ik slechts met één
oog, daar ik niet -in staat ben het an
dere te openen.
Ik ben verschrikkelijk stijf. Ik
tracht mij te bewegen, doch het gaat
niet.
Zoo verloopt de tijd. Ik hoor het
piepen der krekels, het gonzen van de
bijen. Niets meer. Eindelijk doe ik
een>"ge pogingen om mijn rechterarm
onder mij uit te trekken en prabeer
met heide handen op dien grond steu
nend, mij' op te richten. Ik krijg een
schok, alsof er een electrische stroom
door mijn lichaam gaat, vanaf de
knieën tot aan d'e borst en het hoofd.
Andermaal val ik neer. Wederom
uuistterrii'S, wederom niéts.
Ho© kamt -liet dat ik dte sterren zie,1
die zoo helder schitteren aan den don
keren Bujlgaarschen hemel? Bevind ik
mij misschien -ni:et meer in' d'e teut
Waarom heb ik ze verlaten
Ik beweeg mij en voel een ondrage
lijke pijn in mijine voeten. Ja, ik ben
ia: den strijd gewond. Gevaarlijk of
niet Ik betast rnijne voeten, waar ze
pijn -dóen. De .rechter zoowel ails de
linker is met geronnen bloed' bedekt.
Nu ik ze aanraak, wordt de pijn he
viger helt is als tandpijn1, zoo kna
gend.
Het suist mij iin dé ooren, mijn
hoofd wordt zwaar. Vaag vermoed ik,
dat ik aan beidé voeten gewond ben.
Hoe is dat toch gebeurd? Hebben de
Turken ons .verslagen
Ik begin mij te herinneren, wat er
gebeurd is, eerst onduidelijk, allengs
hélderdér en .ik kom tot het besluit,
dat wij niet verslagen zijn geworden.
Mc was op dte weide neergevallen.
Jongens, daar moeten wij zijn,
'had onze kleine bataallonchef ons toe
geroepen
Waarom kan ik mij niet oprichten
Ik lig hater zeker niet alléénzij heb
ben immers zoo geweldig geschoten.
Ik wend het hoofd om en zie rond'. Dit
gaat nu gemakkelijker, wijl ik, toen
ik bij mijn ontwaken, de graishalmp-
jes .en de mier ziende, probeerde mij
op te richten, en bij diie poging op
mijn rug kwam te liggen.
Zoo komt hét, dat ik nu ook die ster
ren zie. Ik richt mij, op. Dat is een
heele toer, wijl mijn beide beenen ge
wond zijn. Met tranen in dé oogen,
mij door de pijn ontlokt, zit ik over
eind.
Boven mijde donkerblauwe he
mel, waaraan eien paar groote en een
paar kleine sterren glinsterenom
mij toen iets hoogs en donkers. Dat
zijnde struiken. Ik lig in dé strui
ken, men heeft mij niét' gevonden.
Mijne haren rijzen té beige.
Maar hoie kwam ik in het struikge
was terecht?
't Wordt iets lichter om mij toen.
De groote ster verbleekte, een paar
kleinere verdwenen. De maan komt
die bevallige sympathie te schenken
waar ze niet karig mee was en die
'haar zooveel harten dteeid winnen.
Bij vorige gelegenheden had ze hiem
.al eens ondervraagd over zijn fami
lie, zijn eenvoudige levensgeschiede
nis zij had niets vergeten van wat
hij haar verteld had van „grootmoe
der", die hij ongeluk een klein zwak
had voor brandewijnvan oom Tho
mas, een arme verminkte, maar een
brave man, die "niet bang) was om te
werkenbovenal herinnerde Marion
ziCh den tee deren toon, waarop hij
gesproken had~*Van zijn lieve zuster
Suzette. Hoewel de jongen beschei
den was. en geen vertrouwelijkheid
meedeelde, die hij meende niet te
mogen doen, had Marion 'het er toch
uitgekregende arme Suzette was
„bedrogen" geworden. Zekere g-emaee-
ne leeglooper, gebruik makend van
hiet overwicht, dat stand1, geboorte en
fortuin maken moest op een onwe
tend kind, had! niét geaarzeld, wan
hoop te brengen in eien liefhebbend
hart.
Bij deze gedachte werd de edelmoe
dige ziel van miss Fermor bewogen,
en zonder zoo 't scheen al den om
vang begrepen te hebben van de ramp
die over de nabestaanden van Billy
gekomen was, had haai* °oed ver
stand haar de juiste woorden inge
geven om haar jongen, fleren vriend
te troosten. Vervolgens, practisché en
'n! Vreemd geluid dringt tot naijl door,
eeni soort gekreun. Liigt er misschien
ha mijne nabijheid ©en, diie evenals
ik gewond is Heit kermen kLinlkt zoo
dicht bij mij, maar ik zie toch niets'
in mijn nabijheid. Mijn God, ik ben
tot wezenlijk zélf'n Zacht kreu
nen en keraïenHeb ik dan wer
kelijk zoo'n pijn? Misschien voel ik
liét niet, omdat mijn hoofd zoo zwaar
is nis lood', 't Is beter dat ik weer ga
liggen en slapen'.
Maar zal ik uoig ontwaken
Nu ilc tracht weer te gaan liggen,
wordt het plokje, waar ik mij bevind,
door eene breede heldére streep maan
licht bestraald en ik zie, op een paar
passen afstand, iets groots en donkers
liggen, dat op sommige plekken glin
stert. Dat moeten knoopen en snoeren
zijn. Een doode of een gekwetste Om
het even, ik leg mij neder. Neen, tot
lean niet zijn. De onzen zijn met weg.
Zij moeten hier zijn. Zij hebben de
Turken Verjaagd'.
Ho© koant het eichter, dat ik in tot
geheel niets hoor, noch praten, noch
tot geknetter, van tot houtvuur? Het
komt zeker van zw-akte, dat ik niet
hooren en zien kan. Ja, dat is het.
Zij zijn bepaald 'hier.
Hulp hulp
Een onstuimig wildé kreet om hulp
ontsnapt, aan ir.ijn borst, maar ei
vol gt geen antwoord. Luid weergalmt
het in het naohteilijk uur.
Overigens zwijgt alles, slechts de
krekélS pitepen miet gewone bedrijvig
heid. Als gxndfe een gekwetste was,
dan zou hij -door mijn kermen uitzijn
ver-dóoving zijn gewekt.
't Is een doode. Een der onzen of
een Turk Ach God, waar bekommer
ik mij om? Een weldoende slaan
komt mijh ontstoken oogleden slui
ten.
Ik lig met gesloten oogen, ofschoon
ik reéds geruim/en tijd wakker ben.
Ik wil mijn oogen niet openen, om
dat ik door die geslo ten leden liet zon
nelicht bespeur; als ik de oogen open
deed, -zouden ze hinder daarvan- heb
ben.
't Is ook beter, dat ik mij niét be
weegGisteren werd ik gewond:
24c uren zijn verloopen, nog 24 ande
re, en ilc zal sterven. Ik moet miji rus
tig houden, mij niet verroeren. Ach,
kon ilc ook mijn gedachten tot rust
dwingenMaar dat gaat niet.
Allerlei gedachten en' herinneringen
doemen oip -voor mijn getest. Maar hét
zal niet lang duren, het zal weldra
ge-daan zijn. In de dagbladen zullen
een paar regels staan. Onze verliezen
zijn onbeduidend. Gewond zooveel,
gedood Iwanon, een mindere vrijwil
liger. Neen, de familienaam wordtin
't geheel niet vermeld, er zal eenvou
dig .staanEén gedood
Eén mindere, juist als toen met
dien hondIets uit het verleden
komt .mij voor den geest. Lang reeds
was het géLedén. Ik liep op straat,
een troep menschen versperden mij
den weg. Men verdlrong zich om iets
bloedigs. 'tWas een schoon, klem,
zwart hondje, -dat door de tram over
reden was. Daar drong dé agent dOor
de menigte, pakte het dier bij den
r.ek en droeg het weg. De menigte
ging uiteen.
Zal men ook mij wegdragen)? Ach,
hoe schoon is ihiet levenIlc gevoelde
mij zoo gelukkigKwelt mij niet,
herinneringenLaat mij met rust
Het geluk is heen, hoe folterend is
die angst, ot, erger dan de pijn.
Goddank, het wordt licht. Ik open
de oogen', ik zie dezelfde struiken, den
zelfden heme], doch nu bij daglicht.
En daar is ook mijn buurmanJa,
't iis -een lijk, een Turk! Ilc herken
hean. 't Is dezelfde. Voor mij ligt de
mensch dien ilc vermoord' héb. Waar
om heb ik helm gedo od
Daar ligt hij levenloos. Wie is hij
Waarschijnlijk heeft hij oolc, evenals
ik, eene oudé moedei*. Lang zal zij
des avonids voor de deur harer arme
lijk© hut zitten en staren naar tot
Noordén; haar kostwinner?
En i)lc Mc zou gaarne met hem
ruiilen, Hoe gélukkig is hij Hij hoort
niets meer, hij voelt niets meer, geen
angst, de bajonet trof hem juist in 't
hart. Daar op de uniform is een groot
donker gat; rondom bloed. Dat tob...
ik gedaan
Ik heb liet niet gewild. Ilc wildé nie
mand kwaad doen, toen ilc in den oor
log ging. De gedachte, dat ook ik
menschen zou dooden, kwam ndiet in
mij o-p. Ik wildé sléchts mijn leven
voor mijn vaderland wagen
Domkop, domkopEn deze bekla
genswaardige (hij draagt een Egypti
sche uniform) heeft niet de minste
schuld. Nooit te voren had hij van
Rusland noch Bulgarije gehoord, eer
men hem en zijn makkers als haring
in een ton op de boot naar Constan-
tinopel inscheepte. Men gebood hem
te gaan en hij ging. Was hij niet ge
gaan, d'an had hij stokslagen beko
men, of wel ©en andere pachia- hiad
hem -een kogel door het lijf gejaagd.
Hij legde een langen, moeilijken
weg af van Stamhui naar Rutschuk.
Wij overvielen hem, hij verdédigde
zich. Doch toen hij bemerkte, dlatwij,
vervaarlijke kerels, zijn Engelsch ge
weer niet vreesden, werd hij bang.
En juist toen hij rechtsomkeert wildé
maken, sprong een onbeduidend klein
ventje, dat hij met een paar vuist
slagen had kunnen neervellen, optorn
toe, en stiet hem zijn eigen bajonet in
het hart.
Ach, waarom moest ik hem doo
den?
O God ilc versmacht van dorst
Dorst! Wie weet wat dit woord wil
'handelende jonge vrouw die zij. was,
haxl zij dadelijk op middelen geron
nen om in dit onvoorziene ongeluk
herstel te brengen. Zij wilde die ar
me Suzette ontmoeten, haan* vertrou
wen winnen, om haar te troosten,
haar een betrekking te bezorgen.
Maar plotseling vlogen Suzette en de
plannen voor haar na air alle wind
streken uit elkaar Marion boog zich
levendig uit het venster, het oog ge
richt op een punt van het trottoir,
aan den overkant.
Billy Hier Vlug Dié bang©
mijnheer,... daar! daarMet die
grijze regenjasKijk... hij gaat voor
bij den kapperswinkel... Zie je hem?
Herken je hem?
Die nagemaakte aristo.... kwam
Badger, die niet zoo preoies op zijn
woorden lette.
Hij is /hetLoop Verlies geen
seconde!... Breng hem hier... zeg
zegdat een daimé hém wil spre
ken.... ovér zakenzaken.... voordee-
Iige....
Ik vlieg hem na riep snel de
jonge Billy.
En de daad bij liet woord voegen
de, vloog hij als een wervelwind de
trap af, verscheen bijna onmiddellijk
op straat, was in drie sprongen aan
•den overkanten Marion, hijgend,
mét schitterende oogeai, roode wan
gen, zag hem met een onuitsprekelijk
gevoel van triomf recht op het doel
afgaan en zonder aarzeling flinlc een
mouw vaai de aangewezen grijze re
genjas aanvatten.
Hij heeft hemriep ze ver
heugd1. Daar zijn we erEindelijk
Brave BillyMen zou zeggen, dat
hij voor dit werk in dé wieg ge
legd is.
II.
Toen Leslie Armytage op dien ge
denk waar d'igen S eptembermor gen
zijn armzal-g verblijf verliet, had hij
precies twee pence iin den zak en dat
bedrag v ertegenwo Ordigd© zijn gehée-
le vermogen. Als het toevel hem in
dén loop van den diag niet te 'hulp
kwam, dan zou hem zelfs het ellen
dige arm en-tehuis dien avond gewei
gerd worden, en al wat hiem dan zou
overschieten zou zijn naar huiten te
gaan en de beschutting te zoeken van
«enigen korenmolenwant de ge
wone manier van slapen onder een
brug lachte hem niet erg toe.
Nochtans wees niets in het uiterlijk
van den jongen man aan, diat het
zoover met hem gekomen was en hef
moest wel een lange en geduldige
studie van den kant van miss Fermor
zijn, dte hem in zooverre te hulp
lcwam, dat zij dadelijk de teekenen
van zijn verval merkte. Zijn Wee
ding toonde voorzeker den draad,
maar ze was door de schaar van een
1 Ach, zou er dan niemJand ko-i
en
In zijn groote veldflesch is zeker
water. Maar hoe die te bereiken?...
Wat zal dat een inspanning kosten!
Toch wil ik beproeven er te lcoanen.
Ik kruip op tonden en voeten voort,
't Is een afstand' van 2 meters, maar
voox* mij ia 'o ineen*oneindig veel
meer. Toch geef ilc tot niet op. 't Ia
oï mijn keel verschroeit. Zondér wa
ter aal: ik nog* eerder sterven.
En ik kruip voort, iedere beweging
veroorzaakt mij ondragelijke pijn.
Eindelijk ben ik er Daan* is de Mesch
zij is half vol met watea*Gij redt
mij, mijn slachtoffer!
Steunend op mijn -elleboog, tracht
ik de flesch. los te maken, plotseling
verlies ik het evenwicht en val tegen
de borst mijns redciiars aan. Een ake
lige lijklucht stroomt mij tegen-.
Ik dirinlc. 1-Iet watea* is lauw, maas
niet bedorven. Bovendien is tot toe
reikend voor eenige dagen. Ik heb wel
eens gelezen, dat de mensch zondér.
voedsel, alleen op water langer dan
een week lean leven.
En wat zou hot dan nog! Al leef ik
nu o,ok nog maar een dag of vijf, zes,
wat zal er dan gebeuren Dé onzen:
zijn weg, dé Bulgaren zijn verspreidt
Wat zal dus mijn lot zijnSter
ven 1
Neen, ik wi'l den moed niet laten
zinken. Als men mij vindt, ben ik ge
red. Dan zal iik vader, moeder en
Mascto. weerzien
Mijn hoofd duizelt, ilc heb te veel
van m-ij-n krachten gevergd. O, die
verpestende lijkluchtWat wordt hij
a! zwarthoe -zal hij morgen er
uit zien En ilc moet hier blijven- lig
gen, omdat ilc de kracht -mis mij
voort te sleepen. O, ik zal wat rus
ten, en dan naar mijn vorig plekje
terugkruipen gelukkig waait de wind
van den- tegenoveagestélden leant en
bevrijdt mij van die akelige dooden-
lucht.
Afgemat lag* ik daar. De zon ver
brandt mijn gezicht en handleln. Ik
heb niets om zo te beschutten-, het
schemert mij voor de oogen, verward
zijn mijn gedachten-, ilc v-eri-Le's het
bewustzijn.
Ik tob lang geslapen, want bij mijn
ontwaken komt de zon reeds op.
Haan* groote schijf is bloedrood. 'tZal
stikkend worden vandaag.
Mijn buui-man, hoe zou totu gaan
van-daag Gé ziet er nu -al zoo afzich
telijk uit.
Ja, 't was v-reeselijk. Zijn haar be
gon uit te vallen, zijn huid1, van na
tuur dónker, verbleekte en werd geel;
zijn -gezicht zwol op, het wem/éldé van
wormen. Wat zal de zon vandaag van
u maken?
'tls ontzettend, zoo in zijne Na
bijheid te liggen. Ik moet in tedJdr gé
val voortkruipen. Zal ik het kunnen?
Ilc lean nog mijn hand bewegen', de
flesch grijpen en drinken. Ilc zal krui
pen, al vorder ik slechts twee schre
den in het uur.
Zoo kruipend gaat de morgen om.-
De pijn wordt heviger, doch wat zou
dat, ik ben nu aan tot bewuste plek
je. Doch niet lang geniét ik de fris-
sche lucht, de wind heeft zich ge
draaid en opnieuw stroomt mij de
benauwde stank tegen.
Toen greep vertwijfeling mij aan,
en ik weende.
Machteloos, als vernietigd lig ik
daar. Eensklapsis tot zinsbegoo
cheling? Neen, het zijn stemmen
Paardenhoeven, menisctonstenameu.
Bijna had ilc geroepen, doch ik houd
mij in
Als het eens Turken zijn? Wat
dan? Zij zonden mij villen, mijne ge
wonde voeten roosteren
En bleef het nog daarbij, maar zij
zijn zoo vindingrijk op het gebied'van
wreedheden.
Maar aiLs 'het dé onzen zijn O. Heer,
als het dé onzen waren
Ik zal schreeuwenzij zullen -mij
hooren. Eensklaps zie ik blauwe uni-
arti-st gesneden en door de handen
gegaan van een kleermaker van
naamze was bestemd om tót het
uiterste een goed figu-u-r te maken.
Zelfs tot flarden vergaan, zou ze
nochtans 'haar arisfocnatischen oor
sprong heli ouden h ebben.
Zooals de bleeding was, was ook
de man. Noch de tegenspoed, noch
zelfs volslagen gebrek waren in staat
oirn hem 'zekere voorname trekken te
ontnemen, zoo als het nobele van tot
gelaat, de natuurlijke bevalligheid
van beweging en alles wal dén offi
cier der cavalerie eigen iis, en wat de
minst ingewijde opgemerkt moest
hebben, terwijl hij zijn schreden naar
het West-End richtte. Niet omdat hij
iets in dit kwartier fce doen had, maar
uit eenvoudige gewoonte, omdat hij
dien hoek van Londen tot bést kende
en omdat er geen enkele reden was
waarom hij er niet hieen zo-u gaan.
Want, Leslie Armytage, wellce ar
me verloopen jongen hij mocht schij
nen, had. beslist niets op zijn gewe
ten, -wat hem moest doen vreezan
zijne gelijken te ontmoeten.
(Wordt vervolgd).