Wanneer dent je het te -somen
Dadelijk. Ik zal zelf naar het
kantoor gaan.
Vera echter wilde het doen, en Ko-
lia riep
Gééf heit mij Ik kan hard loo-
pen
Allen -wfiMfen gaan allen wilden
foeenjvliégeu-, één enkele Weef kalm,
wetendie diat het verloren moeite was,
tóch te haaien.
Vera en de telegrafist gingen samen.
Vera stapte flink door, alsof, eenmaal
het telegram betaald en verzonden, zij
dichter bij haar broeder en dus gerus
ter van hart zou zijn.
Do telegrafist liep langzaam en vu
gedachten.
Je slaapt!Waarom gmg je
mee Laat mij liever alleen gaan
Zij liepen voert over -dén groenen
boulevard, waar blijde Mnidersteanmen
klonken
Opeens bleef de tefle(graifist staan,
vast besloten, den last die hiem .drukte,
af te wentelen.
Laten wie een oogenblik op diie
bank gaan zittën, VeraIk moet je
iets vertellen.
Het .meisje zag hem. verrast aan.
Ja, begrijp je mij niet? Ik moet
met je spreken
Wat heb je dan toch?
Ik vind het treurig, erg treurig,
maar ik mag het niet langer verzwi]-
Vera voélde haar slapen kloppen.
Een vreeselij'ke gedachte .schoot haar
dcor 't, hoofd haar gezicht betrok.
Snreek dam
De telegrafist zat met gebogen
fooofd, de ellebogen op de knieën, een
somber glimlachje om de lippen.
Zie je, er kan van alles gebou
weer voedde hij dat de .ingestudeer
de woorden hem ontglipten.
Vera voelde haar wangen gloeien',
daarna verbleekenhet suisde in haar
ooxen.
Jelka? Ja?bracht zij nauw
hoorbaar uit.
Jalantwooirdde de ander treu
rig.
Hebben ze 'liem gedood
Hét klonk nog zachter. Zij hield de
handen voor de oogen, als om een slag
af te weren.
Tot dusver kan niemand dat met
zekerheid zeggen. We zullen, moeten
onderzoeken. Ik hoorde van een tele
gram, waarin gemeld werd, dat wij
zware verliezen hebben geleden; maar
xk weet niet, of hij er bij was
Vera voelde een huivering over haar
lichaam .gaan. Hij zag -in wélk een
tr-eurigen staat liet meisje verkeerde;
t trof hem smartelijk.
Je moet niet dadelijk wanhopen,
VeraWat kunnen we nu er aan
deen
Er kwam' iemand voorbij, die hem
feeaide, en vroeg wat er aan scheelde.
Toen begon het arme kind wanhopig
te krijten
Ze- hebben Jelfca vermoord
Zij vloog op en snelde heen. De te
legrafist wilde haar tegenhouden,
maar zij ontsnapte hem, doch weldra
zocht zij opnieuw steun en liet zich
neerzakken op een andere bank, hevig
weenendi.
O, mamiamama I
De voorbijgangers bléven staan,
vroegen wat haar overkomen was,
nend handgebaar. Ook zijn gezicht
getuigde van diepe ontroering, en men
begreep wel, dat 'hum liets smartelijks
overkomen wa®. Men liet hen met hun
droefenis alléén.
Na een paar minuten stond Vera
op, en door haar neéf gesteund, ver
volgde zij wankelend 'haar weg.
Velodja deed zijn best haar moed! im
te spreken. Mem kon nooit weten! Mis
schien w.as 't een© vergissing. Niets
was onmogelijk. Het telegram was on-
derteekend door zekeren Gromoff. Wie
was die Gromoff?
Doch hij elk troostwoord schudde
Vera bet hoofd en hare oogen vulden
tóch met tranen. Plotseling herinnerde
zij zich den naam van, den officier,
die J-elka's souvenirs had gebracht
aeh ja, die heette immers Gromoff
Sinds dien dag, toen Jelka vertrok,
bad de arme moeder niets anders ge
daan da.n denken aan haar zoon. De
dagen verliepen', de weken, zij zag
niets dan Jelka.
Met groote opgewondenheid las zij
eiken dag de kranten, die oorlogsbe
richten brachtén.. Wanneer de verikoo-
pers op straat riepen „Nieuw© ge
vechtenvele do oden!kromp
zij ineen, met ontsteltenis er aam den
kend, dat eik dier arme gesneuvelden
een moeder had.
In de krant zocht' zij het eerst maar
de kolom „Onze verliezen", en diep
werd haar hart getroffen door het
smartelijk nieuws. Het was vreesedijk
voor een moeder om te lezen ial die
verhalen van moord en ellende, de
duizend verschrikkingen van den oor
log.
Eu Anna badi, bad voor de ongeluk-
tógen. Neen, ondier diie slachtoffers kon
Jelka niet zijn
Deze gedachte wortelde tóch vastim
ha,ar, bleef haar een troost en verlich
ting, deed haar tranen van dankbare
vreugde vergieten. Maar 's avonds, al
leen in haar kamer, de opgaaf van
„Onze verliezen" herlezend, verzonk
zij in sombere droefenis.
Dit aanhoudende dénken aam Jelka
maakte haar bijna krankzinniger
werd gesproken em zij hoorde niet.
men riep (haar en zij antwoordde
niet.
Mama, heeft ,u 't miet gehoord
Dan schrikte zij open betreurde het
dat de herinneringen aam' Jelka, zoo
goed bewaard in haar .geheugen', in
eenstortten als een kaartenhuis.
Wat wil je? vroeg zij dan ver-
Stro oirl laat mij toch denken.
En opnieuw begon zij <all die zalige
herinneringen te verzamelen. Zij zag
Jelka, héél klein nog, toen hij nauwe
lijks kon loop endaarna zag zij hem,
te midden van zijn kleine vriendjes,
die hean van allerlei dingen vroegen,
waarop hij antwoordde als kinderen
plegen te doen
Ik weet niet.
Zij dacht aan den tijd toén hij, éem
knaapje nog, ernstig ziek was ge
weest, en zij nachten lang gewaakt
had, elk zijner bewegingen bespie
dend, God smeekemd, dat er een won
der mocht gebeuren om hem te gene
zen.
Daarna was Jélka jongeling gewor
den, opgegroeid en in dienst getre
den. Kort duurde het, of hij was vaan
drig, flink im zijn mooie uniform.
Al deze episoden volgden elkander
op, in zeker© orde, im de gedlachten
dér arm© moederde ©ene herimne-
rimg verlevendigde do andere.
Dag en dag wachtte zij met kinder
lijk ongeduld, tot de post kwamhet
smartte haar, .als deze ©enige minuten,
ts laat was.
Als er geen brief van litean was,
muil zij al liét andere onverschillig
in ontvangst en vroeg altijd opnieuw:
Heb je niets andiea-s?
Als dam de brievenbesteller 't 'hoofd
schudde met een „neen", ging zij te
leurgesteld weer naar binnen.
In haar droom zag zij dikwijls den
geliefden zoon; dan trad zij 'smor
gens uit haar kamer met opgewekt
gelaat ©n zei glimlachend tot hare
kinderen
Ik heb Jelka weer gezien.
Dan bracht zij een kalmen dag
doorhet verhaal van haren droom,
de zalige herinneringen vervulden
haar ziel met een wonder geluk, en
het lezen van zijn brieven verschafte
haar een eigenaardig genot.
Maar nu reeds sedert, twee weken
leek tante Anna zonderling veront
rust zij zocht de stilte en de een
zaamheid. Men merkte op, dat zij die
gesprekken met hare huis genoot en
ontweek en vreesde de dagbladen in
te zien.
De krantenriep de besteller,
binnenkomend,.
Tante Anna verschool zich, sloot
haar deur en ontweek vooral Vera.
Men zou gezegd hebben, dat zij een
vreemde was in huis.
Mama, waar is u toch?
Zij verscheen niet, men vond haar
Verscholen in ©en hoekje, alleen met
hare gedachten.
Wat doet u toch riepen ze dan.
O. ik kom, i'k kom dadelijk ant
woordde ze en kwaim voor den dag
aarzelend als een kind, dat zich
schaamt.
Vera vroeg aan de meid, wat mama
toch scheelde.
Ik weet nietMisschien wordt
zij ziek.
Allen gingen rond met ongeruste
gezichten, vroegen wat haar schort
te en dachten er het hunne van.
Eensklaps Monk uit dé keuken een
vreemd© stem, misschien die van
tante Anna.
Ik weet het.... ik weet wat haar
scheelt
Deze woorden verborgen ié's onbe
kends, iets dat ze niet aan de ande
ren wilde zeggen, maar dat haar
kwelde, nacht en dag.
Als zij zich niet. onttrok aan de
blikken harer huisgenooten, bleef zij
urren lang zitten zonder tot iemand
té spreken.
Mama, waar is u Hier is een
brief van Jelkariep Vera door het
bu*s.
Dan klonken uit een boek geluiden,
die ook snikken konden zijn. Zij
greep gretig naar den brief, op haar
gelaat verscheen een glimlach, een
kalme glimlach van vreugde, terwijl
bare lippen nauw verstaanbaar mom
pelden
En ik d'achit, dat Jelka niet
mepr schreef
Telkens herhaalde zij dien zin met
droeven glimlach.
's Avonds, als het gezin bijeen zat
aan de theetafel, en de kinderen haar
zocnceii op ie neurau, ïees net, ox zij
zich bevrijden wilde van den last, die
haar druktedan zag zij rond in de
kamer, welke allen omvatte die zij
liefhad, als iemand die van een
lange reis terugkeert.
Alles wat aan Jelka had behoord,
liet zij onaangeroerd, èn allen behan
delden die voorwerpen met zekeren
eerbied.
Moeder, wat scheelt u Vroeg
Vera, zelve op 't punt, in tranen uit
te barsten.
Op een avond, voor het inslapen,
had zij Vera aan haar bed geroepen
en verteld van een vreemden droom,
dien zij den vo-rigen nacht had ge
had.
Er was iets onbegrijpelijks gebeurd;
het kon een droom geweest zijn, maar
ook een hallucinatie.
Zij sliep naast het bed, waarop Jel
ka bad geslapen, denkende aan hem.
Eensklaps had zij hooren Moppen
tegen het venster der aangrenzende
kamer. Dat kloppen werd driemaal
herhaalddaarna had zij een stem
hooren roepen „Moeder
Zij was wakker geworden, mee-
nend, dat Vera haar riep maar nie
mand ziende, had zij de oogen weer
gesloten. Plotseling echter hoorde zij
•weer„Moeder
Toen was zij opgestaan en in de an
dere kamer gegaandoor het ven
ster zag zij de hooge gestalte van
Jelka. IP" stond daar jong, schoon en
bloeiend, met de soldatenpet op het
hoofd. Zii had hem door het venster
toegelachen en kushanden toegewor
pen hij had geglimlacht, maar droef
en schuldbewust, zooals hij haar had
aangezien, toen hij nog klein was.
Waarom ben je geen afscheid
komen nemen, eer je heenging? had
zij gevraagd met zacht verwijt, doch
voortgaande met kushandjes geven.
Dat komt er niet op aandat is
voorbij, en ik ben nu terug, gezond
en wel
Kom d'an binnen!
Maar hij had droevig 'het hoofd ge
schud, zooals eerst, met een .schuld
bewust lachjé... Op dat oogenblik
was zij ontwaakt en Jelka was weg.
Hij kwam niet weer.
Sinds dien nacht folterde haar de
gedachte, bijna zekerheid, dat Jelka
dood wasovftftuigd dat dit 't geval
was, had zij geen. minuut rust meer.
Het vertellen van dien droom aan
Vera scheen haar een weinig te ver
lichten. En vurig kuste zij de enve
loppe met de vreemd© zegels van dien
laatsten brief.
Hij heeft geen suiker meer... en
ook geen sigaretten! Arme Jelka!
mompelde zij snikkend.
Het treurige geheim, dalt ze tot
dusverre zorgvuldig hadden verbor
gen voor de oude moeder, drukte dé
andere ongelukkigen en omfloerste
hun ziel met de schaduwen des doods.
Vera hield zich sterk voor haar
moederals zij zich niet langer kon
inhouden, ging zij in de lcamier, waar
d© anderen warendaar schreide zij
haar leed uit. Dan wiesch zij hare
oogen en keerd© met gedwongen
vroolijkheid terug onder de blikken
harer moeder.
Wanneer tante Elisa, de moeder
van Velodja, kwam, probeerde zij de
ze uit te leggen, waarom er nog niet
geantwoord was op 't verzonden tele
gram.
Daar is niets vreemds inHet
gaat immers zoo raar in den oorlog,
vandaag zijn ze hier, morgen daar
Zij loog, maar in haar leugen was
een oneindig medelijden.
Zeker, antwoordde d© tante,
daar is iets vreemds in.
Als de telegrafist kwam, wisselde
hij vóór alles blikken van verstand
houding met Vera, en gerustgesteld',
wijl do moeder nog niets wist, deed
hij heel opgewekt en floot een deuntje.
Bijna altijd bleef hij staan voor 't
portret van Jelka, ©n zag naar het
gelaat, dat ze geen van allen weer
zouden aanschouwen. Dat gelaat had
iets vreemds, waarvan Volodja dik
wijls schrikte.
Hij dacht aan zijn wandelingen
langs de Wolga met zijn neef. hun
visch- en jaebtpartijtjes in de vacan-
tie, en hij kon zich niet voorstellen,
dat van dat alles nooit meer iets zou
gebeuren.
Een vriendin van Vera, een mooi
meisje met levendige, verstandige
oosien, dart. dikwijls bij ben kwam, als
Jelka thuis was. werd' diep geschokt,
toen Vera hoar toevertrouwde, dat. hij
dood waszij voelde nu dot sterker
gevoel dan vriendschap haar tot hem
had aangetrokken... Stil beschouwde
zij het portret van den armen dood©
dan ging zij zitten bij d© moeder
en lachte haar toe vol deelneming.
Ja. het geheim, dart alle zoo goed
hadden verborgen voor die moeder,
vervulde het 'huis met de schaduwen
des doods en drukte met den dag
zwaarder.
De ©en trachtte den ander toe te
spreken met gedwongen vrooliikheid
maar men liep voorzilhtig. of er een
do-ode in huis was. en als de oogen
elkaar ontmoetten, vhlden ze zich
m;et tranen.
Allen wisten dat er een dag zou
komen, waarop het geheim moest
onthuld worden, doch on duizend ma
ndeken met ongeloofTijd-e inspannine-,
trachtten dat ontzettend oogenblik
te verschuiven.
Dit werd op den duur bijna ondra
gelijk er beerschte een doffe 'stem
ming in huis ieder voelde, dat hij
zoo niet langer kon voortleven.
Steeds kwelde hen de vrees, d!at moei-
dër het vreeselijlce nieuws zou verne
men unit de bladen. Daarom lazen ze,
zoodra een krant in huis kwam, da-
dlelijk het oorlogsnieuws, en eerst als
ze wigten, dat er geen enkel bericht
instond, dat achterdocht kon wek
ken, brachten ze haar de krant, met
luchtig, voldaan air.
En eiken dag werd in dat huis de
toestand vreeselijker en pijnlijker;
steeds dreigde een catastrofe, een
onafwendbare rampde stilte werd
dieper, d© houding der 'huisgenooten
raadsel achtiger.
Elk hart, sloeg banger, als er ge
scheld werd of een vreemde stem
werd vernomenelke klokslag deed
hen. opschrikken elk klein geruisch
van buiten.
Gedurende den dag wachtten ze
met ongeduld den avond, en 's nachts
beidden ze vol verlangen de zonde
11.b,7 11CII «luv. clj.,
en de nacht door zijn geheimzinnige
schaduwen en geluiden. Vera voor
al was bang voor het duisteralles
verontrustte haar, elk geluid deed
haar opschrikken en vragenIs u
't mama?
Maar niemand antwoordde. Alles
was stil, onheilspellend stil; alleen
tikte in een hoek de klok van Jelka,
wier slagen somher klonken. Die Mok
had ook zoo hard getikt, toen hij er
nog was. Dikwijls had hij eu* naar ge
luisterd, als hij niet kon slapen.
Vera weende over het lot van haar
broeder. Soms ook werd zij vertroost
door zoete herinneringen dan zag
zij hem voor zich, vroolijk, vol le
ven, opgewekt. Zij zag hem als kind,
wanneer ze samen speelden, zongen
of elkaar verhaaltjes deden.
Al wat ze zich herinnerde, stond
zoo helder en Maar voor haar; 't
was of ze het schuifelen zijner voe
ten, zijn zilveren Mnderlach. vernam.
Mama slaapt u vroeg Vera,
ontwakend uit haar droom.
Maar niemand antwoordde alleen
de klok van Jelka, die Vera in dat
oogenblik had vergeten, begon forsch'
te tikken, als moest ze verloren tijd
inhalen.
Tik-tak tik-t&k
En die tijd verliep en voerde Jelka
steeds verder weg, steeds verder!....
De vondst van de parel
Wat een vlucht
Dé man hield plotseling stil, trok
zijn! hoed dieper over zijn oogen en
zijn jas dichter om zich heen.
Wat een vluchtmompcflde hij
nogmaals, toen de zware ophaalbrug
weer gesloten werd, en de menschen-
miassa er overheen stroomde.
Nog een minuut en hij zou mij
gezien hébben, zooals ik er thans uit
zie
Dick Witteris wierp een wanihiopigen
blik op zijn soheefgeloopera laarzen --
dat onfeilbare bewijs van armoede.
De man door wien liij niet herkend
wild© worden, w,as reeds voorbij ge
snéld, maar nog bleef de indruk, dien
hij gemaakt had:, lievendig. Hij zag er
zoo netjes gekleed, beschaafd én wel
gedaan uit. Zou George, zij.n broeder
George, nog bij zijn vader thuis wo
nen, of zou hij met Ethel Deeson ge
trouwd zijn? Wat zou er gebeurd zijn
in id/ie jaren, dat hij, de banneling, de
uitigeworpene van de familie, in den
vreemde had doorgebracht
Plotseling deed een gedachte hem
stilstaan.. Zijn vaal gelaat werd nog
bleeker dan het reeds was.
D© verrassing, zoo plotseling aan
de zij dé van zijn broeder te staan'had
zijn opmerkingsvermogen verlamd.
Maar nu bedacht hij plotseling, dat
hij iets bijzonders aan George gezien
had! Eén rouwband! Dat beduidde
hét verlies van een familielid, waar
mede hij: zeer mauw verhonden was.
Was hert zijn vader geweest of Ethel
Indien zijn vader dood w>as, zou die
hem ,den zwerver, dan vergiffenis
hebben geschonken voor de misdaad,
de misdaad; die hij nooit had bedre
ven
Al de oudé bittere gedachtén kwa
men hem weer in den tón, gedachten
die ham roekeloos hadden gemaakt,
en die hem er toe gebracht hadden
weer in Engeland t© komen met geen
andier bezit dan een paar eenzame
schuilplaatsen. Van de toekomrts wist'
hi j if ets en ze was hem onverschillig.
Hij was verloren en kans op redding
bestond voor hem miiét.
Hij was thans over d© brug gegaan
en sloeg instinctmatig dé richting van
Bermomdsey in. De straten waren
hem bekenidi; daar wanen di> winkels',
die aan zijn vader toebehoorden. Een
daarvan was een koffiehuis. Daar kon
hij zijn honger stillen en misschien
vernemen
Ten laatste bereikte hij hét smalle
huisje met d© onooglijke gelagkamer.
Hij stootte de deur open. Hij gevoelde
tóch min of meer getroffen, toen hij
daar op het bekende bankje bij de
deur plaats nam. Wat zou zijn vader,
die zoo trotsch was op zijn ouden,
adellijken naam daar wel van hebben
gezegd En Ethel, die lieve Ethel, <le
vrouw, idle hij eens bemind' had en
die van kindsbeen af in weelde was
opgevoed Hoe afheerig zou zij van
zoo iets zijn geweest.
Met neergeslagen oogen had hij1 de
spijskaart, gevraagd. Een keLLnerin
naderd© hom en hij bestelde op een
•harden, ruwen toon. Toen hij het
meisje aanzag, deinsde hij terug, tril
lende van aandoening. Was hij gek?
Droomdé hij En toch,, toen hij haar
bewegingen gade sloeg, wist hij dat
geen vergissing mogelijk was.
Hert was Ethel Deeson.
Meneer Witteris
Dé advokaat riep den naam luide
uit van haar verwondering.
U herkent me zéker niet merkt©
Dick mat op.
Ja, nu wél-antwoordde mr. Be
vis, doend© alsof hij niet opmerkte,
hoe schamel zijn bezoeker er uit zag.
U bent gekomen naar aanleiding van
het overlijden van uw vader?
Hij is dus dood Dé jongeman
bedekte het. gelaat mét de handen.
Heeft-hij m© niet vergeven?
Mr. Bevis kuchte eens.
D© oude Wititieuis was een van' zijn
eerst© cliënten geweest, maar van
diens beide zoons had hij alrtijid een
voorliefde gehad" voor den jongste,
vooir Dick.
Meneer Wittériis1 dis ©enige maan
den geileden gestorven, zei de hij.
Toen het op het eind© liep, werd zijn
excentriciteit hoe langer hoe erger.
Ik begrijp u, antwoordde Dick
kort. En George is thans een' man'van
vermogen)
Ju-'stMr. Bévis schoof zijn
stoei naderbij,. Maar toich niert in
die mat© als u misschien' -denkt. De
geheel© zaak is een mysterie. Hebt u
mijn advertentie gezien
Dick schudde het hoofidL
Ah, dan is het gelukkig, dat u
mij bent komen opzoeken, al kan ;k
u weinig hoop geven. Het tésta.nïent
van uw vader was zeer buitengewoon.
Hij was volkomen gezond, natuurlijk
gezond, maar excentriek.
Dick Witteris begreep den zijdeling-
schen wenk.
Om kort té gaans vervolgde die
advokaat, in de laatste jaren gaf mijn
cliënt tóch meer en meer over aan zijn
liefhebberij om zeldzame edel© stoe-
nen te verzamelen. De verkooping
daarvftn na zijn dood is een© gebeur -
tra,'a g-oTv-o-o-c-t waoip liiod-o-roio-Ti over
sprak. Er werden zéér hooge prijizen
besteed. Maar het mooiste stuk van de
collectie heeft blijkbaar nog niet het
daglicht gezien. Het was een parel.
Een parel U bedoelt toch
niet
Een somber© schaiduw -gleed over
het gelaat van den jongen man, en' de
heer Bévis merkte dat spoedig genoeg
op. Hij zag den andër ernstig aan.
Niet d© steen, waardoor de
deoneenighéiid tusscbem u en uw
vader is ontstaan Dl© is nooit weer
gevonden. Maar ik ben er volkomen
van overtuigd -intusschan, dat u on
schuldig waart aan 'den diefstal. Dat
heb ik ook. aan meneer Witteris ge
zegd.
Dick sloeg een blik vol dankbaar
heid op den man tégenover hem.
Dank u, -antwoordde hij oprecht.
Maar om nu op den parel terug
te komen,. Die zal to-eibehooreu aam
dengene van zijn zonen, die hem vindt
en binnen zes maanden den' dood van
meneér Witteris aan dén executeur-
testamentair bewijst, dat -de parel in
derdaad in zijn bezit is. „De parel zal
gevonden w-orden met de andere eigen
dommen", zoo luidt woordelijk de
laatste zinsnede van het testament.
Onbegrijpelijk mompelde Dick
peinzend. En hij is nog steed-s zoek
Ja. Over enkele dagen zullen de
zes maanden vooahij zijn. D© parel zal
gevonden worden met de andere eigen
dommen. Ik vermoed, dart hét be
duidt, d'at hij daarin verstopt is. Ntet
lalle-en die collectie steenen van uw va
der is verkocht, doch ook alle effec
ten. Uw broeder heeft die alle opge
kocht, doch wat betreft den parefl,
zonder succès.
Witteris zuchtte.
Een ergerlijke 'grap, zei,de hij.
Mijn vader wist dat ik niet in' staat
zou zijn he>m in mijn hezlit te krijgen.
Hij had' hem even goed rechtstreéks
aan George kunnen vermaken.
Dat schijnt zoo, mompelde mr.
Bevis, en toch kan ik nauwelijks aan
die opvatting vast houden. De heer
Murton, de bankier, de oudst© vriend
van uw vader, is executeur-testamen-
tair. In vertrouwen gezegd', het totale
vermogen van uw vader is ontzaglijk
tegengevallen. Waar kan dl© rest ge
bleven zijn, zoo ze niet is te vindemi in
die waarde van dien verborgen parél
Dick stond op.
Ja, zeid© hij. Maar George zal
Cheml wél in handen krijgen. Het zal
nllet de eerste zijn.
Bevis wierp een blik op dén man,
waaruit mlaar ,al te duidelijk bleek,
dat bij begrepen had.
Maar u, mijn waarde heer, zeide
hij, toen Dick aanstalten maakte om
heen te gaan. U bent toch, naar ik
vertrouw ook niet van 'alle middelen
ontbloot
Neen, antwoordde Dick, ik kan
nog wel een paar dagen leven, en
dan
De advocaat stond op en 1-egde zijn
bezoeker -de hand op dien schouder.
Kom, zeiide hij, het is nutteloos
het verleden te betreuren. Ik zal een
leening met u sluiten, tot u in staat
bent weer zelf wat te verdienen. Laat
voor reen oogenblik uw trots varen,
neém dit van me aam.
Een bankbiljet werd Dick in de han
den -gestopt. Eenige ©ogenblikken la
ter verliet hij ïnet elastischen tred het
kantoor. Hij had een gevóél -alsof de
parel zelf hem was geschonken.
Dick Witteris Iteip langzaam langs
het smalle trottoir. Een edindeJooze
stroom van mannen, vrouwen en
meisjes botste ieder oogenblik tegen
bem aan, maar hij bleef zijn hllik ge
vestigd houiden lap liet derderangs, ca
fé, dat hij den voriigen dag had be
zocht. Hij was een veranderd wezen'
Sommige oogenbliMien kon hij nau
welijks geiooven, dart het waar was,
maar een blik o-p zijn sjofel© kleeding
en vooral! ©p zijn schoenen bevestigd©
lvetmi telkens opnieuw, dat het waar
was.
De ontvangst, dié hem in het kan
toor van mr. Bevis was ten deel ge
vallen, had zijn zelf-respect weer doen
wakker Worden en daarmede tevens
die oude, allies beheer,schende liefde
voor Ethel Deeson. Waarom moest zij
zoo leven terwijl haar familie rijk
was Haar huwelijk mét George was
toch destijds eetni uitgemaakte zaak ge
weest.
Zijn wachten weUd éindelijk be
loond hert persoontje, -dat hij, zocht
verscheen plotseling, maar eveni spoe
dig was ze in de naiar -h/ms spoedende
menii-gt© opgenomen.
Verschrikt snelde hij in hare •rich
ting.
Ethel
Hét meisje -wendde zich om, toen hij
zijne hand op haar arm 'legde. Een
uitdrwMcing van schrik lag op haar
gelaat.
Dick Haar schrik ging over
in blijdschap. D'ick, ben jij het?
Hoe héb je mij gevonden
'Dli© vraag is gemakkelijk genoeg
te beantwoorden, zedd© hij iop teéde-
neh toon, door d-en Mank van -haar
stem ontroerd. Ik heb hiér drie dagen
geleden gegeten -en ik herken dé j e da-
dieüijik, maar ik was zo o verlegen.
Ik herinner het mij niet, zei het
meisje nadenkend.
Neen, pat merkte ik. Ik ging naar
Bevis, den advocaat, en Vernam daar.
dat mijn vader d-ood is. Hij nam mij
in betrekking én redde mij daardoor'
uit die ©heuide. Maar Ethel, jij zelf
Hij leidde hlaar een- stille zijstraat
in.
Zij sloieg 'dé oogen neer ondier zijn
bewon'derenden blik.
Hij nam haar arm. Hunn© oogen
ontmoetten elkander.
Weet je nog wél, stamelde het
meisje, -dat je vader jou beschuldigde
d© parel gestolen te hebben, en je ont
erfde? Ik meende toen;, dat ilc van
Géorge hield. Hij vroeg mij -altijd zijn
vrouw te 'worden. Maar ik ontdekte
spoedig mijn dwaling. Ik meende wel
dadelijk, dut -men je ten onrechte ver
dacht, en later was ik er van' over
tuigd. Vroeger scheen het altijd, dat
George zoo slecht bij kas wa®, ging, zij
voort, maar allerlei kleinigheden, din
gen dli-e -eén man waarschijnlijk niet
zou hebben opgamlerkt, zeiden mij,
dat -zijne omstandigheden veranderd
waren. Ik zocht je vader op en zeide
hiem, da,t men je verkeerd beoordeéld
had', maar hij wilde niet luisteren.
Hert was zijn wen-sch, dat ik met
George zou 'brouwen, doch ik wilde
niet. Dat was jaren geleden-, ik heb'je
vader niert weer gezien. Toen mrij.n va-,
dér geruïneerd werd en -stierf, hole],den
d© attenties van je broer op. En dat
is alles, eSmdli-gd© zij haar verhaal.
Ik woig-ord-o do. huiLp -v-a.il Tnïjrn. onm
en besloot mijn eigen brood te verdie
nen. Ik ben- kellnerin geworden, om
dat dik voor weinig anders -geschikt
ben.
Dick had met kloppend hiart geduis
terd!.
J© geloofde dus, dat ik onschul
dig was riep hij uit. Had ik dat
maan" geweten I Lieveling, we zijn
bedden arm, maar behoeft dat ons ge
luk -in den weg te staan? Wil je niet
mij trouwen, zo-odra mijn positie ver
beterd is
Het meisje zag hém met schitteren
de ooigen aan -en hij sloot haar ami
vaster in -den zijne. En to-en de spreuk
„Li-efde is blindin letterlijke- tee-;
passing -brengend©, botsten ze tegen:
een korten, dikken -heer, die juist dieri
hoek om kwam.
Pardon, zeide Diok.
Doch dn het volgende oogenblik zag
hij den- aangesprokene verschrikt aan.
Deze, op zijn beurt, nam hem vol ver
bazing van hét hoofd tot de voeten
op.
Wel liieve hemel, Ethel, ben- jij
het? En mijnheer Witteris, Dick Wit
teris, geloof ik?
Ja, oom, -antwoordde het meisje,
met neergeslagen oogen.
Merkwaardig, zeddé de oudeheer
zeer opgewonden. Jelui moet met me.
terugkeer en.
Hij riep eén hansom aan, en stond
er op, dat de jo-ngelua daarin zouden
plaats nemen.
Gedurende -dén rit naar zijn woning
sprak hij bijna ge-en woord.
In zijn we el-der ig ingericht© studeer
kamer aangekomen-, haalde h-ij1 een
groote enveloppe te voorschijn.
Ilc was op het punt je op té zoe
ken, Ethel, -mérkte hij ten laatste op.
Maar op Dick had ik niet gerekend.
Hij heeft gehoord van den parel, die
zijn vader heeft nagelaten aan den
gen© van zijn zoons, die h-aar zes'
maanddn na zijn dood ontdekte. Als
executeur werd' deze enveloppe mij na
gelaten, o-m op -den vastgesteldën dag
te openen. Ik meende, dat zij dé mid
delen 'bevatte, noodig om dé panel in
handen te krijgen. De vastgestelde
tijd is verloopen, een uur gel-ed-en héb
ik de enveloppe géopenid. Luister.
Mijnheer Murton zette zijn lorgnet
op en- las
„Beste William
„Wees zoo goed, hert ingesloten©
„in lieder geval aan je nichitjie
„Eth-eü. Deeson te overhandigen.
„Zij is in betrekking bij Dickson,
„in Bermondsey. Dart koffiehuis is
„mijn -eigendom-, zooals j© weet.
„Zij is mijn zoon Dick in -alles
„trouw gebleven en gelooft, dat
„hij onscbuldlig is.Bevis is, vreemd
„genoeg, van diezelfde opinie. Do
„zaak is nimmer opgehelderd,
„maar wié-de parel ook gestolen
„heeft, ik vergeef hem.
„Wanneer Dick nog leeft, en dat
„hoop ik, zal hij met Ethel trou-
„w-en, wanit zi j zal niemand an-
„ders aannemen, dat is zeker, en
„dan zal hij -een parel van groote
„waarde bezitten.
JOHN WITTEBIS."
Mijn vader heeft mij v-ergeiven,,
fluisterde Dick, ontroerd.
En is die parel ingesloten vroeg
Ethel.
Niefé-n, wel 20.000 pond in bank
noten. Jij bént de parel!
Ethel staande Dick aan -en wilerp
tóch met ©en lichten kreet in zijne ar
men.
De haaleodooder
vas Progreio
In 't jaar 1839 werd mij, toen ik
als jong cavalei'ie-off icier dn 'het
Mexicaansoh leger diende, het com
mando opgedragen over eene Meine
afdeelin.ff gendarmerie, -die in de on
beduidende havenstad Progreso, aan
het noordelijke punt van het schier
eiland Yucatan, in .garnizoen lag.
Progreso bestaat slechts nit ©eni
ge honderden huizen en wat arme
visschershutten wier bewoners, In
dianen van den stain der Marios, met
de 'visehvangst een karig en gevaar
lijk stuksken broo-d verdienen.
De zee wemelt hier van haaien en
-wie over boord s'laalt, wordt het
slachtoffer van déze onverzadelijke
v-eelvraten.
Ofschoon -er eigen/Lijk 'geen haven
is, doch alleen de kleine vaartuigen
d-er inwoners aan d© kust kunnen
landen, omdat 't water er zoo ondiep
is, is er toch tamelijk veel verkeer,
daar de provincie Yucatan ©en uitge
breid en uÜiivoerhandel, voornamelijk
in zuidelijke vruchten drijft mot de
Vereenigde Staten en in 't bijzonder
met New-York.
In 't plaatsken Progreso- is het
doodstilalleen wanneer -de stoom
boot -op de roede haar anker uitwerpt
wordt het er le-vendig ook wel 'smo',
gens, als de Imdiaansch© vissche y
met hunne Mein© booten voor d>
-vischyanffs-t in zee gaanof 's avonds
laat, wanneer, na de gloeiende hitte
van den dag, op het Corso de bewo
ners de koel© avondlucht ko-men ge
nieten en hun blik over de bree-de
golf van Mexico laten gaan,
To,en ilc op -een heerlijken Augus-
tusavond van mijne gewone inspec
tie langs dé kust in mijne woning
Was teruggekeerd', verheugd dat ik,
na de vermoeiende bezigheden van
den dag, de verlangde rust kon ne
men, werd ik uit mijne behaaglijk©
droomen opgeschrikt- door eeir woest
geschreeuw, waartusschen muziek
klonk.
Verwonderd over de ongewone
stoornis, stond' ik op en ging naar
hert venster. Be zag eene bonte men-
sohenmassa, schreeuwende mannen,
krijschendie vrouwen, juichend© kin
deren. Tussdhen deze luidruchtig©
menigte werd eiene kar voortgetrok
ken, waarop iets lag wat ik niet kou
ondersc'heid'e-n
Vooraan liepen drie Indianen, di
met hunne muziekinstrumenten he
getier nu juist, op geene harmonisch
wijze begeleidden. De geheele optoch
geleek wel ©enigszins op ©ene brui
loft bij de Maljos, -doch aan -d© kar
z'a,g ik, dat er iets anders aan de
hand mo-est zij-n
Mijn© nieuwsgierigheid was gaande 1
gemaakt. Ik riep mijn knecht en
vroeg hem de oorzaak van dezen
merkwaardigen optocht. i
Dat is El Matador de Tyburo-
tics (d-o -haaien-doe-dier), luitenant.
En is die vormlooze massa op s
den wagen een haai vroeg ik.
Ja, luitenant, biet is de twee
honderdste, -dien de haaiendooder ge.
dood heeft en nu juicht het volk hem
toe.
En -wie is die 'haaiendooder
Don Pedro is een Indiaan hier
uit dé streek, diie zijn geheele leven
aan de vernietiging van deze moord
dadige beesten gewijd heeft.
Ga, Juan, en roep den man hier,
ik wil 'hom leeren kennen.
Spoed'g daarop kwam de Indiaan
binnen. Eén -echt Maijos-typ© Hij
zal tusschen d© veertig en de vijftig
jaar geweest zijn, zijne donkere, dwe
pende oogen gaven aan zijn gezicht
e-en© sympathieke uitdrukking en de
den meer dan gewone eigenschappen
vermoeden.
Een dunne knével omgaf zij-n e lip
pen en als hij sprak, liet hij eene rij-
prachtige- tanden tóen. Hij was ge- i
kleed in een wit linnen, van voren
opengesneden kiel, die -door een gor-
dél werd bijeengehouden, waarin -de -
Navaeha. het twee voet lange dolk-
mes stak, dal de Maijos-Ind'anen al- 1
tijd dragen, in :de hand' hield hij, I
hem heen en weer bewegend, den I
grooten sombrero.
Ik verzocht hem plaats te nemen 1
en nadat ik twee glazen Sherry inge- 1
schonken -en hem een© Havana-ciga- 1
-ret gegeven blad, -die hij- niet begon
te rooken eer ik de mijn© had aange-
stoken, vroeg ik hem bet een en an
der over zijn avontuurlijk leven.
De weinige korte antwoorden, die
ik 'kreeg, wekten mijne belangstel-
ling -hoe langer hoe meer op, zo-odat
ik besloot verdere inlichtingen om-
trent dezen merkwaardigen man in
■te winnen. Ik zal u vertellen, wat ik J
bij stuksk-ens -en brokskens van heem 1
te weten ben gekomen.
Don Pedro was in Progreso gebo
ren, zijn vader was visseher en had
bij zijn moeilijk beroep en een groot
ge-zin, ©en kommervol leven. Van ze
ven kinderen, vijf jongens en twee
meisjes, was Pedro de oudste. Op ©en
dag in het jaar 1848 lagen er twee
Ame-rikaansch© fregatten op d© zee,
die in de havenplaats visch kwamen
laden.
Bij d©n bnvigen. noordenwind waag
den zich maar weinig vnssohers op de
stormachtige zee. Tot deze behoorde
ook Pedro's vader, Want in huis was
de laatste cent uitgegeven, de moe- I
der was ziekelijk en de Mnderen rie
pen om brood. De hoop op eene goe
de betaling 'had den vader, niette-
genstaan.de dien verschrikkelijker! 1
storm, naar d© woeste zee gedreven,
de oudste zoon vergezelde hem dezen j.
keer niet. zooals dat anders in den
regel gebeurde. Want d© vader zeide f
Pedro moest reeds vroeg leeren strijd j
voeren tegen dé vijandelijke elemen
ten, om l-ater, wanneer zijn vader
misschien door een ongeluk aan de
zijnen ontrukt werd-, de steun der
familie te kunnen worden.
To en de v-ader tegen den avon d nog
niet teruggekomen was, zond de mte
der Pedro naar. het strand, om naar j
bem uit te zien. De andére visschers
waren juist aangekomen -een van