Wanneer dent je het te -somen Dadelijk. Ik zal zelf naar het kantoor gaan. Vera echter wilde het doen, en Ko- lia riep Gééf heit mij Ik kan hard loo- pen Allen -wfiMfen gaan allen wilden foeenjvliégeu-, één enkele Weef kalm, wetendie diat het verloren moeite was, tóch te haaien. Vera en de telegrafist gingen samen. Vera stapte flink door, alsof, eenmaal het telegram betaald en verzonden, zij dichter bij haar broeder en dus gerus ter van hart zou zijn. Do telegrafist liep langzaam en vu gedachten. Je slaapt!Waarom gmg je mee Laat mij liever alleen gaan Zij liepen voert over -dén groenen boulevard, waar blijde Mnidersteanmen klonken Opeens bleef de tefle(graifist staan, vast besloten, den last die hiem .drukte, af te wentelen. Laten wie een oogenblik op diie bank gaan zittën, VeraIk moet je iets vertellen. Het .meisje zag hem. verrast aan. Ja, begrijp je mij niet? Ik moet met je spreken Wat heb je dan toch? Ik vind het treurig, erg treurig, maar ik mag het niet langer verzwi]- Vera voélde haar slapen kloppen. Een vreeselij'ke gedachte .schoot haar dcor 't, hoofd haar gezicht betrok. Snreek dam De telegrafist zat met gebogen fooofd, de ellebogen op de knieën, een somber glimlachje om de lippen. Zie je, er kan van alles gebou weer voedde hij dat de .ingestudeer de woorden hem ontglipten. Vera voelde haar wangen gloeien', daarna verbleekenhet suisde in haar ooxen. Jelka? Ja?bracht zij nauw hoorbaar uit. Jalantwooirdde de ander treu rig. Hebben ze 'liem gedood Hét klonk nog zachter. Zij hield de handen voor de oogen, als om een slag af te weren. Tot dusver kan niemand dat met zekerheid zeggen. We zullen, moeten onderzoeken. Ik hoorde van een tele gram, waarin gemeld werd, dat wij zware verliezen hebben geleden; maar xk weet niet, of hij er bij was Vera voelde een huivering over haar lichaam .gaan. Hij zag -in wélk een tr-eurigen staat liet meisje verkeerde; t trof hem smartelijk. Je moet niet dadelijk wanhopen, VeraWat kunnen we nu er aan deen Er kwam' iemand voorbij, die hem feeaide, en vroeg wat er aan scheelde. Toen begon het arme kind wanhopig te krijten Ze- hebben Jelfca vermoord Zij vloog op en snelde heen. De te legrafist wilde haar tegenhouden, maar zij ontsnapte hem, doch weldra zocht zij opnieuw steun en liet zich neerzakken op een andere bank, hevig weenendi. O, mamiamama I De voorbijgangers bléven staan, vroegen wat haar overkomen was, nend handgebaar. Ook zijn gezicht getuigde van diepe ontroering, en men begreep wel, dat 'hum liets smartelijks overkomen wa®. Men liet hen met hun droefenis alléén. Na een paar minuten stond Vera op, en door haar neéf gesteund, ver volgde zij wankelend 'haar weg. Velodja deed zijn best haar moed! im te spreken. Mem kon nooit weten! Mis schien w.as 't een© vergissing. Niets was onmogelijk. Het telegram was on- derteekend door zekeren Gromoff. Wie was die Gromoff? Doch hij elk troostwoord schudde Vera bet hoofd en hare oogen vulden tóch met tranen. Plotseling herinnerde zij zich den naam van, den officier, die J-elka's souvenirs had gebracht aeh ja, die heette immers Gromoff Sinds dien dag, toen Jelka vertrok, bad de arme moeder niets anders ge daan da.n denken aan haar zoon. De dagen verliepen', de weken, zij zag niets dan Jelka. Met groote opgewondenheid las zij eiken dag de kranten, die oorlogsbe richten brachtén.. Wanneer de verikoo- pers op straat riepen „Nieuw© ge vechtenvele do oden!kromp zij ineen, met ontsteltenis er aam den kend, dat eik dier arme gesneuvelden een moeder had. In de krant zocht' zij het eerst maar de kolom „Onze verliezen", en diep werd haar hart getroffen door het smartelijk nieuws. Het was vreesedijk voor een moeder om te lezen ial die verhalen van moord en ellende, de duizend verschrikkingen van den oor log. Eu Anna badi, bad voor de ongeluk- tógen. Neen, ondier diie slachtoffers kon Jelka niet zijn Deze gedachte wortelde tóch vastim ha,ar, bleef haar een troost en verlich ting, deed haar tranen van dankbare vreugde vergieten. Maar 's avonds, al leen in haar kamer, de opgaaf van „Onze verliezen" herlezend, verzonk zij in sombere droefenis. Dit aanhoudende dénken aam Jelka maakte haar bijna krankzinniger werd gesproken em zij hoorde niet. men riep (haar en zij antwoordde niet. Mama, heeft ,u 't miet gehoord Dan schrikte zij open betreurde het dat de herinneringen aam' Jelka, zoo goed bewaard in haar .geheugen', in eenstortten als een kaartenhuis. Wat wil je? vroeg zij dan ver- Stro oirl laat mij toch denken. En opnieuw begon zij <all die zalige herinneringen te verzamelen. Zij zag Jelka, héél klein nog, toen hij nauwe lijks kon loop endaarna zag zij hem, te midden van zijn kleine vriendjes, die hean van allerlei dingen vroegen, waarop hij antwoordde als kinderen plegen te doen Ik weet niet. Zij dacht aan den tijd toén hij, éem knaapje nog, ernstig ziek was ge weest, en zij nachten lang gewaakt had, elk zijner bewegingen bespie dend, God smeekemd, dat er een won der mocht gebeuren om hem te gene zen. Daarna was Jélka jongeling gewor den, opgegroeid en in dienst getre den. Kort duurde het, of hij was vaan drig, flink im zijn mooie uniform. Al deze episoden volgden elkander op, in zeker© orde, im de gedlachten dér arm© moederde ©ene herimne- rimg verlevendigde do andere. Dag en dag wachtte zij met kinder lijk ongeduld, tot de post kwamhet smartte haar, .als deze ©enige minuten, ts laat was. Als er geen brief van litean was, muil zij al liét andere onverschillig in ontvangst en vroeg altijd opnieuw: Heb je niets andiea-s? Als dam de brievenbesteller 't 'hoofd schudde met een „neen", ging zij te leurgesteld weer naar binnen. In haar droom zag zij dikwijls den geliefden zoon; dan trad zij 'smor gens uit haar kamer met opgewekt gelaat ©n zei glimlachend tot hare kinderen Ik heb Jelka weer gezien. Dan bracht zij een kalmen dag doorhet verhaal van haren droom, de zalige herinneringen vervulden haar ziel met een wonder geluk, en het lezen van zijn brieven verschafte haar een eigenaardig genot. Maar nu reeds sedert, twee weken leek tante Anna zonderling veront rust zij zocht de stilte en de een zaamheid. Men merkte op, dat zij die gesprekken met hare huis genoot en ontweek en vreesde de dagbladen in te zien. De krantenriep de besteller, binnenkomend,. Tante Anna verschool zich, sloot haar deur en ontweek vooral Vera. Men zou gezegd hebben, dat zij een vreemde was in huis. Mama, waar is u toch? Zij verscheen niet, men vond haar Verscholen in ©en hoekje, alleen met hare gedachten. Wat doet u toch riepen ze dan. O. ik kom, i'k kom dadelijk ant woordde ze en kwaim voor den dag aarzelend als een kind, dat zich schaamt. Vera vroeg aan de meid, wat mama toch scheelde. Ik weet nietMisschien wordt zij ziek. Allen gingen rond met ongeruste gezichten, vroegen wat haar schort te en dachten er het hunne van. Eensklaps Monk uit dé keuken een vreemd© stem, misschien die van tante Anna. Ik weet het.... ik weet wat haar scheelt Deze woorden verborgen ié's onbe kends, iets dat ze niet aan de ande ren wilde zeggen, maar dat haar kwelde, nacht en dag. Als zij zich niet. onttrok aan de blikken harer huisgenooten, bleef zij urren lang zitten zonder tot iemand té spreken. Mama, waar is u Hier is een brief van Jelkariep Vera door het bu*s. Dan klonken uit een boek geluiden, die ook snikken konden zijn. Zij greep gretig naar den brief, op haar gelaat verscheen een glimlach, een kalme glimlach van vreugde, terwijl bare lippen nauw verstaanbaar mom pelden En ik d'achit, dat Jelka niet mepr schreef Telkens herhaalde zij dien zin met droeven glimlach. 's Avonds, als het gezin bijeen zat aan de theetafel, en de kinderen haar zocnceii op ie neurau, ïees net, ox zij zich bevrijden wilde van den last, die haar druktedan zag zij rond in de kamer, welke allen omvatte die zij liefhad, als iemand die van een lange reis terugkeert. Alles wat aan Jelka had behoord, liet zij onaangeroerd, èn allen behan delden die voorwerpen met zekeren eerbied. Moeder, wat scheelt u Vroeg Vera, zelve op 't punt, in tranen uit te barsten. Op een avond, voor het inslapen, had zij Vera aan haar bed geroepen en verteld van een vreemden droom, dien zij den vo-rigen nacht had ge had. Er was iets onbegrijpelijks gebeurd; het kon een droom geweest zijn, maar ook een hallucinatie. Zij sliep naast het bed, waarop Jel ka bad geslapen, denkende aan hem. Eensklaps had zij hooren Moppen tegen het venster der aangrenzende kamer. Dat kloppen werd driemaal herhaalddaarna had zij een stem hooren roepen „Moeder Zij was wakker geworden, mee- nend, dat Vera haar riep maar nie mand ziende, had zij de oogen weer gesloten. Plotseling echter hoorde zij •weer„Moeder Toen was zij opgestaan en in de an dere kamer gegaandoor het ven ster zag zij de hooge gestalte van Jelka. IP" stond daar jong, schoon en bloeiend, met de soldatenpet op het hoofd. Zii had hem door het venster toegelachen en kushanden toegewor pen hij had geglimlacht, maar droef en schuldbewust, zooals hij haar had aangezien, toen hij nog klein was. Waarom ben je geen afscheid komen nemen, eer je heenging? had zij gevraagd met zacht verwijt, doch voortgaande met kushandjes geven. Dat komt er niet op aandat is voorbij, en ik ben nu terug, gezond en wel Kom d'an binnen! Maar hij had droevig 'het hoofd ge schud, zooals eerst, met een .schuld bewust lachjé... Op dat oogenblik was zij ontwaakt en Jelka was weg. Hij kwam niet weer. Sinds dien nacht folterde haar de gedachte, bijna zekerheid, dat Jelka dood wasovftftuigd dat dit 't geval was, had zij geen. minuut rust meer. Het vertellen van dien droom aan Vera scheen haar een weinig te ver lichten. En vurig kuste zij de enve loppe met de vreemd© zegels van dien laatsten brief. Hij heeft geen suiker meer... en ook geen sigaretten! Arme Jelka! mompelde zij snikkend. Het treurige geheim, dalt ze tot dusverre zorgvuldig hadden verbor gen voor de oude moeder, drukte dé andere ongelukkigen en omfloerste hun ziel met de schaduwen des doods. Vera hield zich sterk voor haar moederals zij zich niet langer kon inhouden, ging zij in de lcamier, waar d© anderen warendaar schreide zij haar leed uit. Dan wiesch zij hare oogen en keerd© met gedwongen vroolijkheid terug onder de blikken harer moeder. Wanneer tante Elisa, de moeder van Velodja, kwam, probeerde zij de ze uit te leggen, waarom er nog niet geantwoord was op 't verzonden tele gram. Daar is niets vreemds inHet gaat immers zoo raar in den oorlog, vandaag zijn ze hier, morgen daar Zij loog, maar in haar leugen was een oneindig medelijden. Zeker, antwoordde d© tante, daar is iets vreemds in. Als de telegrafist kwam, wisselde hij vóór alles blikken van verstand houding met Vera, en gerustgesteld', wijl do moeder nog niets wist, deed hij heel opgewekt en floot een deuntje. Bijna altijd bleef hij staan voor 't portret van Jelka, ©n zag naar het gelaat, dat ze geen van allen weer zouden aanschouwen. Dat gelaat had iets vreemds, waarvan Volodja dik wijls schrikte. Hij dacht aan zijn wandelingen langs de Wolga met zijn neef. hun visch- en jaebtpartijtjes in de vacan- tie, en hij kon zich niet voorstellen, dat van dat alles nooit meer iets zou gebeuren. Een vriendin van Vera, een mooi meisje met levendige, verstandige oosien, dart. dikwijls bij ben kwam, als Jelka thuis was. werd' diep geschokt, toen Vera hoar toevertrouwde, dat. hij dood waszij voelde nu dot sterker gevoel dan vriendschap haar tot hem had aangetrokken... Stil beschouwde zij het portret van den armen dood© dan ging zij zitten bij d© moeder en lachte haar toe vol deelneming. Ja. het geheim, dart alle zoo goed hadden verborgen voor die moeder, vervulde het 'huis met de schaduwen des doods en drukte met den dag zwaarder. De ©en trachtte den ander toe te spreken met gedwongen vrooliikheid maar men liep voorzilhtig. of er een do-ode in huis was. en als de oogen elkaar ontmoetten, vhlden ze zich m;et tranen. Allen wisten dat er een dag zou komen, waarop het geheim moest onthuld worden, doch on duizend ma ndeken met ongeloofTijd-e inspannine-, trachtten dat ontzettend oogenblik te verschuiven. Dit werd op den duur bijna ondra gelijk er beerschte een doffe 'stem ming in huis ieder voelde, dat hij zoo niet langer kon voortleven. Steeds kwelde hen de vrees, d!at moei- dër het vreeselijlce nieuws zou verne men unit de bladen. Daarom lazen ze, zoodra een krant in huis kwam, da- dlelijk het oorlogsnieuws, en eerst als ze wigten, dat er geen enkel bericht instond, dat achterdocht kon wek ken, brachten ze haar de krant, met luchtig, voldaan air. En eiken dag werd in dat huis de toestand vreeselijker en pijnlijker; steeds dreigde een catastrofe, een onafwendbare rampde stilte werd dieper, d© houding der 'huisgenooten raadsel achtiger. Elk hart, sloeg banger, als er ge scheld werd of een vreemde stem werd vernomenelke klokslag deed hen. opschrikken elk klein geruisch van buiten. Gedurende den dag wachtten ze met ongeduld den avond, en 's nachts beidden ze vol verlangen de zonde 11.b,7 11CII «luv. clj., en de nacht door zijn geheimzinnige schaduwen en geluiden. Vera voor al was bang voor het duisteralles verontrustte haar, elk geluid deed haar opschrikken en vragenIs u 't mama? Maar niemand antwoordde. Alles was stil, onheilspellend stil; alleen tikte in een hoek de klok van Jelka, wier slagen somher klonken. Die Mok had ook zoo hard getikt, toen hij er nog was. Dikwijls had hij eu* naar ge luisterd, als hij niet kon slapen. Vera weende over het lot van haar broeder. Soms ook werd zij vertroost door zoete herinneringen dan zag zij hem voor zich, vroolijk, vol le ven, opgewekt. Zij zag hem als kind, wanneer ze samen speelden, zongen of elkaar verhaaltjes deden. Al wat ze zich herinnerde, stond zoo helder en Maar voor haar; 't was of ze het schuifelen zijner voe ten, zijn zilveren Mnderlach. vernam. Mama slaapt u vroeg Vera, ontwakend uit haar droom. Maar niemand antwoordde alleen de klok van Jelka, die Vera in dat oogenblik had vergeten, begon forsch' te tikken, als moest ze verloren tijd inhalen. Tik-tak tik-t&k En die tijd verliep en voerde Jelka steeds verder weg, steeds verder!.... De vondst van de parel Wat een vlucht Dé man hield plotseling stil, trok zijn! hoed dieper over zijn oogen en zijn jas dichter om zich heen. Wat een vluchtmompcflde hij nogmaals, toen de zware ophaalbrug weer gesloten werd, en de menschen- miassa er overheen stroomde. Nog een minuut en hij zou mij gezien hébben, zooals ik er thans uit zie Dick Witteris wierp een wanihiopigen blik op zijn soheefgeloopera laarzen -- dat onfeilbare bewijs van armoede. De man door wien liij niet herkend wild© worden, w,as reeds voorbij ge snéld, maar nog bleef de indruk, dien hij gemaakt had:, lievendig. Hij zag er zoo netjes gekleed, beschaafd én wel gedaan uit. Zou George, zij.n broeder George, nog bij zijn vader thuis wo nen, of zou hij met Ethel Deeson ge trouwd zijn? Wat zou er gebeurd zijn in id/ie jaren, dat hij, de banneling, de uitigeworpene van de familie, in den vreemde had doorgebracht Plotseling deed een gedachte hem stilstaan.. Zijn vaal gelaat werd nog bleeker dan het reeds was. D© verrassing, zoo plotseling aan de zij dé van zijn broeder te staan'had zijn opmerkingsvermogen verlamd. Maar nu bedacht hij plotseling, dat hij iets bijzonders aan George gezien had! Eén rouwband! Dat beduidde hét verlies van een familielid, waar mede hij: zeer mauw verhonden was. Was hert zijn vader geweest of Ethel Indien zijn vader dood w>as, zou die hem ,den zwerver, dan vergiffenis hebben geschonken voor de misdaad, de misdaad; die hij nooit had bedre ven Al de oudé bittere gedachtén kwa men hem weer in den tón, gedachten die ham roekeloos hadden gemaakt, en die hem er toe gebracht hadden weer in Engeland t© komen met geen andier bezit dan een paar eenzame schuilplaatsen. Van de toekomrts wist' hi j if ets en ze was hem onverschillig. Hij was verloren en kans op redding bestond voor hem miiét. Hij was thans over d© brug gegaan en sloeg instinctmatig dé richting van Bermomdsey in. De straten waren hem bekenidi; daar wanen di> winkels', die aan zijn vader toebehoorden. Een daarvan was een koffiehuis. Daar kon hij zijn honger stillen en misschien vernemen Ten laatste bereikte hij hét smalle huisje met d© onooglijke gelagkamer. Hij stootte de deur open. Hij gevoelde tóch min of meer getroffen, toen hij daar op het bekende bankje bij de deur plaats nam. Wat zou zijn vader, die zoo trotsch was op zijn ouden, adellijken naam daar wel van hebben gezegd En Ethel, die lieve Ethel, <le vrouw, idle hij eens bemind' had en die van kindsbeen af in weelde was opgevoed Hoe afheerig zou zij van zoo iets zijn geweest. Met neergeslagen oogen had hij1 de spijskaart, gevraagd. Een keLLnerin naderd© hom en hij bestelde op een •harden, ruwen toon. Toen hij het meisje aanzag, deinsde hij terug, tril lende van aandoening. Was hij gek? Droomdé hij En toch,, toen hij haar bewegingen gade sloeg, wist hij dat geen vergissing mogelijk was. Hert was Ethel Deeson. Meneer Witteris Dé advokaat riep den naam luide uit van haar verwondering. U herkent me zéker niet merkt© Dick mat op. Ja, nu wél-antwoordde mr. Be vis, doend© alsof hij niet opmerkte, hoe schamel zijn bezoeker er uit zag. U bent gekomen naar aanleiding van het overlijden van uw vader? Hij is dus dood Dé jongeman bedekte het. gelaat mét de handen. Heeft-hij m© niet vergeven? Mr. Bevis kuchte eens. D© oude Wititieuis was een van' zijn eerst© cliënten geweest, maar van diens beide zoons had hij alrtijid een voorliefde gehad" voor den jongste, vooir Dick. Meneer Wittériis1 dis ©enige maan den geileden gestorven, zei de hij. Toen het op het eind© liep, werd zijn excentriciteit hoe langer hoe erger. Ik begrijp u, antwoordde Dick kort. En George is thans een' man'van vermogen) Ju-'stMr. Bévis schoof zijn stoei naderbij,. Maar toich niert in die mat© als u misschien' -denkt. De geheel© zaak is een mysterie. Hebt u mijn advertentie gezien Dick schudde het hoofidL Ah, dan is het gelukkig, dat u mij bent komen opzoeken, al kan ;k u weinig hoop geven. Het tésta.nïent van uw vader was zeer buitengewoon. Hij was volkomen gezond, natuurlijk gezond, maar excentriek. Dick Witteris begreep den zijdeling- schen wenk. Om kort té gaans vervolgde die advokaat, in de laatste jaren gaf mijn cliënt tóch meer en meer over aan zijn liefhebberij om zeldzame edel© stoe- nen te verzamelen. De verkooping daarvftn na zijn dood is een© gebeur - tra,'a g-oTv-o-o-c-t waoip liiod-o-roio-Ti over sprak. Er werden zéér hooge prijizen besteed. Maar het mooiste stuk van de collectie heeft blijkbaar nog niet het daglicht gezien. Het was een parel. Een parel U bedoelt toch niet Een somber© schaiduw -gleed over het gelaat van den jongen man, en' de heer Bévis merkte dat spoedig genoeg op. Hij zag den andër ernstig aan. Niet d© steen, waardoor de deoneenighéiid tusscbem u en uw vader is ontstaan Dl© is nooit weer gevonden. Maar ik ben er volkomen van overtuigd -intusschan, dat u on schuldig waart aan 'den diefstal. Dat heb ik ook. aan meneer Witteris ge zegd. Dick sloeg een blik vol dankbaar heid op den man tégenover hem. Dank u, -antwoordde hij oprecht. Maar om nu op den parel terug te komen,. Die zal to-eibehooreu aam dengene van zijn zonen, die hem vindt en binnen zes maanden den' dood van meneér Witteris aan dén executeur- testamentair bewijst, dat -de parel in derdaad in zijn bezit is. „De parel zal gevonden w-orden met de andere eigen dommen", zoo luidt woordelijk de laatste zinsnede van het testament. Onbegrijpelijk mompelde Dick peinzend. En hij is nog steed-s zoek Ja. Over enkele dagen zullen de zes maanden vooahij zijn. D© parel zal gevonden worden met de andere eigen dommen. Ik vermoed, dart hét be duidt, d'at hij daarin verstopt is. Ntet lalle-en die collectie steenen van uw va der is verkocht, doch ook alle effec ten. Uw broeder heeft die alle opge kocht, doch wat betreft den parefl, zonder succès. Witteris zuchtte. Een ergerlijke 'grap, zei,de hij. Mijn vader wist dat ik niet in' staat zou zijn he>m in mijn hezlit te krijgen. Hij had' hem even goed rechtstreéks aan George kunnen vermaken. Dat schijnt zoo, mompelde mr. Bevis, en toch kan ik nauwelijks aan die opvatting vast houden. De heer Murton, de bankier, de oudst© vriend van uw vader, is executeur-testamen- tair. In vertrouwen gezegd', het totale vermogen van uw vader is ontzaglijk tegengevallen. Waar kan dl© rest ge bleven zijn, zoo ze niet is te vindemi in die waarde van dien verborgen parél Dick stond op. Ja, zeid© hij. Maar George zal Cheml wél in handen krijgen. Het zal nllet de eerste zijn. Bevis wierp een blik op dén man, waaruit mlaar ,al te duidelijk bleek, dat bij begrepen had. Maar u, mijn waarde heer, zeide hij, toen Dick aanstalten maakte om heen te gaan. U bent toch, naar ik vertrouw ook niet van 'alle middelen ontbloot Neen, antwoordde Dick, ik kan nog wel een paar dagen leven, en dan De advocaat stond op en 1-egde zijn bezoeker -de hand op dien schouder. Kom, zeiide hij, het is nutteloos het verleden te betreuren. Ik zal een leening met u sluiten, tot u in staat bent weer zelf wat te verdienen. Laat voor reen oogenblik uw trots varen, neém dit van me aam. Een bankbiljet werd Dick in de han den -gestopt. Eenige ©ogenblikken la ter verliet hij ïnet elastischen tred het kantoor. Hij had een gevóél -alsof de parel zelf hem was geschonken. Dick Witteris Iteip langzaam langs het smalle trottoir. Een edindeJooze stroom van mannen, vrouwen en meisjes botste ieder oogenblik tegen bem aan, maar hij bleef zijn hllik ge vestigd houiden lap liet derderangs, ca fé, dat hij den voriigen dag had be zocht. Hij was een veranderd wezen' Sommige oogenbliMien kon hij nau welijks geiooven, dart het waar was, maar een blik o-p zijn sjofel© kleeding en vooral! ©p zijn schoenen bevestigd© lvetmi telkens opnieuw, dat het waar was. De ontvangst, dié hem in het kan toor van mr. Bevis was ten deel ge vallen, had zijn zelf-respect weer doen wakker Worden en daarmede tevens die oude, allies beheer,schende liefde voor Ethel Deeson. Waarom moest zij zoo leven terwijl haar familie rijk was Haar huwelijk mét George was toch destijds eetni uitgemaakte zaak ge weest. Zijn wachten weUd éindelijk be loond hert persoontje, -dat hij, zocht verscheen plotseling, maar eveni spoe dig was ze in de naiar -h/ms spoedende menii-gt© opgenomen. Verschrikt snelde hij in hare •rich ting. Ethel Hét meisje -wendde zich om, toen hij zijne hand op haar arm 'legde. Een uitdrwMcing van schrik lag op haar gelaat. Dick Haar schrik ging over in blijdschap. D'ick, ben jij het? Hoe héb je mij gevonden 'Dli© vraag is gemakkelijk genoeg te beantwoorden, zedd© hij iop teéde- neh toon, door d-en Mank van -haar stem ontroerd. Ik heb hiér drie dagen geleden gegeten -en ik herken dé j e da- dieüijik, maar ik was zo o verlegen. Ik herinner het mij niet, zei het meisje nadenkend. Neen, pat merkte ik. Ik ging naar Bevis, den advocaat, en Vernam daar. dat mijn vader d-ood is. Hij nam mij in betrekking én redde mij daardoor' uit die ©heuide. Maar Ethel, jij zelf Hij leidde hlaar een- stille zijstraat in. Zij sloieg 'dé oogen neer ondier zijn bewon'derenden blik. Hij nam haar arm. Hunn© oogen ontmoetten elkander. Weet je nog wél, stamelde het meisje, -dat je vader jou beschuldigde d© parel gestolen te hebben, en je ont erfde? Ik meende toen;, dat ilc van Géorge hield. Hij vroeg mij -altijd zijn vrouw te 'worden. Maar ik ontdekte spoedig mijn dwaling. Ik meende wel dadelijk, dut -men je ten onrechte ver dacht, en later was ik er van' over tuigd. Vroeger scheen het altijd, dat George zoo slecht bij kas wa®, ging, zij voort, maar allerlei kleinigheden, din gen dli-e -eén man waarschijnlijk niet zou hebben opgamlerkt, zeiden mij, dat -zijne omstandigheden veranderd waren. Ik zocht je vader op en zeide hiem, da,t men je verkeerd beoordeéld had', maar hij wilde niet luisteren. Hert was zijn wen-sch, dat ik met George zou 'brouwen, doch ik wilde niet. Dat was jaren geleden-, ik heb'je vader niert weer gezien. Toen mrij.n va-, dér geruïneerd werd en -stierf, hole],den d© attenties van je broer op. En dat is alles, eSmdli-gd© zij haar verhaal. Ik woig-ord-o do. huiLp -v-a.il Tnïjrn. onm en besloot mijn eigen brood te verdie nen. Ik ben- kellnerin geworden, om dat dik voor weinig anders -geschikt ben. Dick had met kloppend hiart geduis terd!. J© geloofde dus, dat ik onschul dig was riep hij uit. Had ik dat maan" geweten I Lieveling, we zijn bedden arm, maar behoeft dat ons ge luk -in den weg te staan? Wil je niet mij trouwen, zo-odra mijn positie ver beterd is Het meisje zag hém met schitteren de ooigen aan -en hij sloot haar ami vaster in -den zijne. En to-en de spreuk „Li-efde is blindin letterlijke- tee-; passing -brengend©, botsten ze tegen: een korten, dikken -heer, die juist dieri hoek om kwam. Pardon, zeide Diok. Doch dn het volgende oogenblik zag hij den- aangesprokene verschrikt aan. Deze, op zijn beurt, nam hem vol ver bazing van hét hoofd tot de voeten op. Wel liieve hemel, Ethel, ben- jij het? En mijnheer Witteris, Dick Wit teris, geloof ik? Ja, oom, -antwoordde het meisje, met neergeslagen oogen. Merkwaardig, zeddé de oudeheer zeer opgewonden. Jelui moet met me. terugkeer en. Hij riep eén hansom aan, en stond er op, dat de jo-ngelua daarin zouden plaats nemen. Gedurende -dén rit naar zijn woning sprak hij bijna ge-en woord. In zijn we el-der ig ingericht© studeer kamer aangekomen-, haalde h-ij1 een groote enveloppe te voorschijn. Ilc was op het punt je op té zoe ken, Ethel, -mérkte hij ten laatste op. Maar op Dick had ik niet gerekend. Hij heeft gehoord van den parel, die zijn vader heeft nagelaten aan den gen© van zijn zoons, die h-aar zes' maanddn na zijn dood ontdekte. Als executeur werd' deze enveloppe mij na gelaten, o-m op -den vastgesteldën dag te openen. Ik meende, dat zij dé mid delen 'bevatte, noodig om dé panel in handen te krijgen. De vastgestelde tijd is verloopen, een uur gel-ed-en héb ik de enveloppe géopenid. Luister. Mijnheer Murton zette zijn lorgnet op en- las „Beste William „Wees zoo goed, hert ingesloten© „in lieder geval aan je nichitjie „Eth-eü. Deeson te overhandigen. „Zij is in betrekking bij Dickson, „in Bermondsey. Dart koffiehuis is „mijn -eigendom-, zooals j© weet. „Zij is mijn zoon Dick in -alles „trouw gebleven en gelooft, dat „hij onscbuldlig is.Bevis is, vreemd „genoeg, van diezelfde opinie. Do „zaak is nimmer opgehelderd, „maar wié-de parel ook gestolen „heeft, ik vergeef hem. „Wanneer Dick nog leeft, en dat „hoop ik, zal hij met Ethel trou- „w-en, wanit zi j zal niemand an- „ders aannemen, dat is zeker, en „dan zal hij -een parel van groote „waarde bezitten. JOHN WITTEBIS." Mijn vader heeft mij v-ergeiven,, fluisterde Dick, ontroerd. En is die parel ingesloten vroeg Ethel. Niefé-n, wel 20.000 pond in bank noten. Jij bént de parel! Ethel staande Dick aan -en wilerp tóch met ©en lichten kreet in zijne ar men. De haaleodooder vas Progreio In 't jaar 1839 werd mij, toen ik als jong cavalei'ie-off icier dn 'het Mexicaansoh leger diende, het com mando opgedragen over eene Meine afdeelin.ff gendarmerie, -die in de on beduidende havenstad Progreso, aan het noordelijke punt van het schier eiland Yucatan, in .garnizoen lag. Progreso bestaat slechts nit ©eni ge honderden huizen en wat arme visschershutten wier bewoners, In dianen van den stain der Marios, met de 'visehvangst een karig en gevaar lijk stuksken broo-d verdienen. De zee wemelt hier van haaien en -wie over boord s'laalt, wordt het slachtoffer van déze onverzadelijke v-eelvraten. Ofschoon -er eigen/Lijk 'geen haven is, doch alleen de kleine vaartuigen d-er inwoners aan d© kust kunnen landen, omdat 't water er zoo ondiep is, is er toch tamelijk veel verkeer, daar de provincie Yucatan ©en uitge breid en uÜiivoerhandel, voornamelijk in zuidelijke vruchten drijft mot de Vereenigde Staten en in 't bijzonder met New-York. In 't plaatsken Progreso- is het doodstilalleen wanneer -de stoom boot -op de roede haar anker uitwerpt wordt het er le-vendig ook wel 'smo', gens, als de Imdiaansch© vissche y met hunne Mein© booten voor d> -vischyanffs-t in zee gaanof 's avonds laat, wanneer, na de gloeiende hitte van den dag, op het Corso de bewo ners de koel© avondlucht ko-men ge nieten en hun blik over de bree-de golf van Mexico laten gaan, To,en ilc op -een heerlijken Augus- tusavond van mijne gewone inspec tie langs dé kust in mijne woning Was teruggekeerd', verheugd dat ik, na de vermoeiende bezigheden van den dag, de verlangde rust kon ne men, werd ik uit mijne behaaglijk© droomen opgeschrikt- door eeir woest geschreeuw, waartusschen muziek klonk. Verwonderd over de ongewone stoornis, stond' ik op en ging naar hert venster. Be zag eene bonte men- sohenmassa, schreeuwende mannen, krijschendie vrouwen, juichend© kin deren. Tussdhen deze luidruchtig© menigte werd eiene kar voortgetrok ken, waarop iets lag wat ik niet kou ondersc'heid'e-n Vooraan liepen drie Indianen, di met hunne muziekinstrumenten he getier nu juist, op geene harmonisch wijze begeleidden. De geheele optoch geleek wel ©enigszins op ©ene brui loft bij de Maljos, -doch aan -d© kar z'a,g ik, dat er iets anders aan de hand mo-est zij-n Mijn© nieuwsgierigheid was gaande 1 gemaakt. Ik riep mijn knecht en vroeg hem de oorzaak van dezen merkwaardigen optocht. i Dat is El Matador de Tyburo- tics (d-o -haaien-doe-dier), luitenant. En is die vormlooze massa op s den wagen een haai vroeg ik. Ja, luitenant, biet is de twee honderdste, -dien de haaiendooder ge. dood heeft en nu juicht het volk hem toe. En -wie is die 'haaiendooder Don Pedro is een Indiaan hier uit dé streek, diie zijn geheele leven aan de vernietiging van deze moord dadige beesten gewijd heeft. Ga, Juan, en roep den man hier, ik wil 'hom leeren kennen. Spoed'g daarop kwam de Indiaan binnen. Eén -echt Maijos-typ© Hij zal tusschen d© veertig en de vijftig jaar geweest zijn, zijne donkere, dwe pende oogen gaven aan zijn gezicht e-en© sympathieke uitdrukking en de den meer dan gewone eigenschappen vermoeden. Een dunne knével omgaf zij-n e lip pen en als hij sprak, liet hij eene rij- prachtige- tanden tóen. Hij was ge- i kleed in een wit linnen, van voren opengesneden kiel, die -door een gor- dél werd bijeengehouden, waarin -de - Navaeha. het twee voet lange dolk- mes stak, dal de Maijos-Ind'anen al- 1 tijd dragen, in :de hand' hield hij, I hem heen en weer bewegend, den I grooten sombrero. Ik verzocht hem plaats te nemen 1 en nadat ik twee glazen Sherry inge- 1 schonken -en hem een© Havana-ciga- 1 -ret gegeven blad, -die hij- niet begon te rooken eer ik de mijn© had aange- stoken, vroeg ik hem bet een en an der over zijn avontuurlijk leven. De weinige korte antwoorden, die ik 'kreeg, wekten mijne belangstel- ling -hoe langer hoe meer op, zo-odat ik besloot verdere inlichtingen om- trent dezen merkwaardigen man in ■te winnen. Ik zal u vertellen, wat ik J bij stuksk-ens -en brokskens van heem 1 te weten ben gekomen. Don Pedro was in Progreso gebo ren, zijn vader was visseher en had bij zijn moeilijk beroep en een groot ge-zin, ©en kommervol leven. Van ze ven kinderen, vijf jongens en twee meisjes, was Pedro de oudste. Op ©en dag in het jaar 1848 lagen er twee Ame-rikaansch© fregatten op d© zee, die in de havenplaats visch kwamen laden. Bij d©n bnvigen. noordenwind waag den zich maar weinig vnssohers op de stormachtige zee. Tot deze behoorde ook Pedro's vader, Want in huis was de laatste cent uitgegeven, de moe- I der was ziekelijk en de Mnderen rie pen om brood. De hoop op eene goe de betaling 'had den vader, niette- genstaan.de dien verschrikkelijker! 1 storm, naar d© woeste zee gedreven, de oudste zoon vergezelde hem dezen j. keer niet. zooals dat anders in den regel gebeurde. Want d© vader zeide f Pedro moest reeds vroeg leeren strijd j voeren tegen dé vijandelijke elemen ten, om l-ater, wanneer zijn vader misschien door een ongeluk aan de zijnen ontrukt werd-, de steun der familie te kunnen worden. To en de v-ader tegen den avon d nog niet teruggekomen was, zond de mte der Pedro naar. het strand, om naar j bem uit te zien. De andére visschers waren juist aangekomen -een van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 12