NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. INGEZONDEN De Verdwijning vag Gerald Raüibose 34a Jaargang. No. 7204 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en FeestdagaïT. woensdag 19 decembeb 1906 b> HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN: Vnnr H.aripm PER DR,B MAANDBN' yjwfc tSa?" Van 1—5 regels 50 Cts.: iedere regel meer 10 Cis. Buiten het Arrondissement 'ne«edJr in Agent gevestigd is (Wm "dei 7 '~5 "es 30 Ce"< Ffancajpr post door Nederland l£ G0Cto^»Xu£l ^StaSf* zes re8els'25 C,s'P« PIaatsi"ïi Afzonderlijke nummers0.02y, W Ipö P voor 3 plaatsingen 4 contant. Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37 M Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 55. de ("^streken en Iranco per post ,0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Bnitenspaarne 6. Telefoonnummer I22. Abonnementen en Advertentien worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentien en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Pubtlettt Etrangère O. L. DAVBE Co., JOHN F. JONES, Sure., Parijs, 3W Faubourg Montmartre. TW33BDE BLAD. Van ingezonden stukken, gepla&tst ©I niet geplaatst, wordt da kopie den inzender niet teruggegeven, .Voor dien inhoud doze? rubriek stelt do Redacüs zich niet aansprakelijk. 'Mijnheer de Redacteur! "Vergun mij s. -v.. p. een plaatsje in uw veelgelezen blad. Bij voorbaat mijn dank. Na .in de rubriek ,,Om ons Heen" ©enige dagen geleden het artikel Dienstboden-quaestie gelezen te heb ben en bescheiden imijn beurt te heb ben afgewacht, of soms meer deze pennen van deskundigen los kwamen, ben ik daarin zeer teleur gesteld', en voel ik mij geroepen aan betgeen er in mij. omgaat uiting ite geven. De neer J. C. P. zegt ml. dat bij bevreesd was om over een dergelijk artikel te schrijven, ik kan mij dit levendig voorstellen, dat iemand, die hoogst zelden .met dienstboden-personeel in aanraking komt, ook niet veel van bun toestanden kan weten. Maar ik wil dan naast hetgeen de heer J. P. er van zegt, mijn meening plaatsen. 'In de eerste plaats wil ik bespreken cïe humaniteit van de vrouw des hui zes tegenover haar personeel; deze laat mijn inziens nogal veel te wen schen over. Ik wol hier de vele goede diensten niet- 'te na spreken, maar ik durf gerust beweren, dat het gros van de werkgeefsters allesbehalve bun dienstbode behandelen als een huisge noot. Koevele malen gebeurt het niet, dat de dienstbode op da meest harsche wijze wordt toegesproken, niet alleen door de werkgeefster zelve, maar ook door de andere huisgenooten. Welke manieren worden niet aangewend om die dienstbode bij het vertrek naai- een 'anderen dienst, ook al is het om bil lijke redenen, zooveel mogelijk af breuk te doen, men geeft getuigen, maar in vele gevallen zijn deze wel zoo, dat zij altijd aan een maar on derhevig zijn. (Men geeft ze niet slecht, maar de goede hoedanigheden worden er ook stelselmatig in verzwegen. 'Hoe dikwijls gebeurt het niet, dat door de dienstboden bet een of ander wordt gebroken en aanstonds, als de drie maanden om zijn, wordt het van het zuur verdiende geld afgehouden. De heer J. C. P. zegt: zeer stellig de meeste huisvrouwen gunnen hun dienstboden des avonds wel '©enige uurtjes rust. Was dit zoo, dan zou den de dienstboden al reeds een stap verder zijn. (Maar ik geloof, dat ik ■niets te veel zeg, wanneer ik beweer dat het juist het tegendeel is. De meeste dienstboden loop en en werken van den 'vroegen morgen tot den la ten avond, zonder dat een van de huis genooten denkt, dat o.ok de dienstbode geen machine is. En hoe staat het met de voeding'? Ik wil niet zeggen, dat 'deze bij de mees- ten slecht is, maar dat deze ook bij velen te wenschen overlaat, waar de dienstbode 'gebruikt wordt om het brood, eten enz. van den vorigen dag op te maken. Nogmaals wil ik zeggen, dat het ge lukkig niet bij allen zoo is. Is het dan ook te verwonderen, dat de goede ver standhouding tusschen dienstboden en huisgenooten voel te wenschen overlaat? Als mien hier nu bij voegt, dat de 'dienstboden dan den geheelen dag door niet een minuut vrij zijn, zelfs nog niet eens onder het middag maal: 'de huisgenooten bedienen en de bel naloopen, is aan de orde van den dag, en zoodoende schiet er voor eigen vrijheid niet veel over. Onder deze omstandigheden kan men dan ook wel nagaan, dat van liet j en leed met de huisgenooten te deel en niet veel overschiet. 'Er is dan ook oen groot verschil te bemerken tus scben dienstbode en arbeider. Op dè eerste plaats de werkdag. ■Als een arbeider werkt van 6 tot 8 dan 'is dit al een flinke arbeidsdag, •maar hoevele dienstboden zijn er niet die in dienst zijn van 6 uur 's morgens tot tien of elf uur 's avonds? Hier komt bij, dat er ook volstrekt geen loonstandaard is, zoodat bij den een dit en den ander dat verdiend wordt. 2e. Is het dienstboden-personeel al tijd onderhevig aan verschillende gril len over Meeding, japonnen donker of licht v-an kleur, boezelaar van ver schillende patronen en zoo dito met mutsen enz. enz. 3e. Wat betreft de wettelijke bescherming, ook op dit ge bied zijn 'de dienstboden stiefmoeder lijk bedeeld. Hier volgt vanzelf uit, dat door de weinige vrijheid 'der dienstboden 'de ontwikkeling ook al lengs op den achtergrond wordt ge schoven ien in vele .'gevallen schiet er haast ge-en tijd over om haar eigen Meeding heel ie houden. Ook de. vrije avonden en Zondagen loopen erg uit een, de een heeft om de drie weken een vrijen Zondag, een ander om de veertien dagen en alle weken een avondje van ;een paar <uur, ook deze avondjes worden in den regel niet be nut voor ontwikkeling,, maar meest om een bezoek te brengen aan fami lie of kennissen. Ik geloof, na deze feiten te hebben opgesomd, dat de heer J. C. P. het met mij ieens zal zijn, dat hij onwetend misschien wel een beetje te optimis tisch over den werkkring der dienst boden heeft geschreven. Ik erken vol mondig de goede bedoelingen van den heer J. C. >P., maar ik geloof, dat er van hetgeen hij beweert, dat er in de. meeste huisgezinnen 's avonds na 7 uur niet veel meer te doen is, ook niet voor een meid alleen, geheel geen grond bestaat, daar In de meeste ge vallen de dagtaak der dienstboden, die voor dag en nacht dienen, begint 's morgens als zij op staan en eindigt als zij zich ter ruste begeven. Hieruit volgt, zooals ik reeds eerder -zeide, dat de ontwikkeling 'Ook veel te wen schen overlaat en het zedelijk moraal op lager peil wondt gebracht. Het ligt dan ook ials van zelf voor de hand, dat de dienstbode zoekt naar nneer vrij heid, en dit ziet men niet alleen hij haar, maar in heel onze samenleving, het geheele mënscfadom- gevoelt den prikkel om vrij te zijn. Zoo komt het dan, 'dat de dienstbode zoekt naar middelen om tot deze vrijheid te ge raken ien al beeft men het nu nog zoo goed 'in een dienst en al leeft men nu ook geheel en al mede met bet gezin, zooals de heer J. C. 'P. beweert, dan gaat nog de vrijheid bovenal, men ge voelt zich niet eer op zijn gemak, voor dat de 'deur achter zich is dichtgeval len. En zoodoende beraamt de dienst-1 bode plannen, om meer vrijheid te krijgen. Zij' doet dit op allerhande manderen, zooals dn bet stuk „Om ons Heen" al reeds is aangetoond. Hierbij spelen dan ook de z.g. dagdiensten een groote rol, maar niet alleen van de zijde der dienstbode, maar ook van de zijde der werkgeefster, daar slaap gelegenheid en misschien nog een. ge deelte van den kost zijn uitgesloten! Maar toch geloof dk, dat verreweg het grootste contingent schuilt in de vrijheid van het meisje zelve. En werkelijk, 'de (heer J, C. P. heeft gelijk, dat de zangvereenigingen, dansclubs enz. ook daar het hunne toe bijdragen. En dit zeg dk er dadelijk bij: als bet gaat op een fatsoenlijke manier, gun ik bun ook gaarne, dat zij ook ©enige ikruimkens medep'ikken van den zoo rijk voorzienen maat- scbappelij'ken disch. En wat de heer J. C. P. daarvan zegt, van het stand punt der vrouw des huizes, dat zij liever haar dienstmeisje bij' zich heeft, dit laat zich wel verklaren, maar om twee verschillende redenen eens deels, zooals het in ,,Om ons Heen" staat, dat mevrouw zich afvraagt: hoe krijg ik den anderen morgen het meisje weer In mijn huis? Maar ander zijds ook, omdat, als het meisje des avonds (in de keuken zit, mevrouw over haar kan beschikken zoo lang en dikwijls als zij verkiest. Verder geloof ik, dat deze vrijheid nog één diep gaande oorzaak heeft en wel deze: Het meisje dat voor dag en nacht dient, maakt in den regel een contract voor 3 maandien of minstens 6 weken, zoo- dat als haar de dienst niet aanstaat zij toch nog den 'tijd daar moet blij ven en zoo zij baar dienst opzegt, in enkele gevallen nog bloot staat aan willekeur en .plagerijen van de zijde der huisgenooten. -Gaat zij daarente gen op staand-en voet weg, dan beeft zij kans het reeds verdiende geld te verbeuren, doordat zij zich schuldig ■maakt aan contractbreuk. Nu wat aangaat de quaestie, dat er gebrek zou ■zijn aan dienstboden in de midden klasse. 'Als ©en lalgemeene stelregel kan men aannemen, dat het zich groot voordoen in deze maatschappij een kwaal is van alle rangen en stan den. Ik veronderstel dan ook, dat deze middelklasse zich daaraan schuldig maakt en men er meermalen een dienstbode er op nahoudt, hoewel de Inkomsten het feitelijk niet toelaten. De loonen zullen hier, dit spreekt van zelf, in de eerste plaats ook niet hoog zijn. Op de tweede plaats de voeding zal ook niet. zijn van eerste kwaliteit en in de meeste gevallen 'is verval bui tengesloten, en veelal ziet men dat er in deze diensten nog meer van de- dienstbode wordt gevergd dan inde meer gegoede diensten en daarom kan ik mij Levendig begrijpen, dat de ze minderwaardige diensten vooral in winkels waar ook nog winkelwerk bij komt. zooveel mogelijk geschuwd wor den. En nu beweer ik dat er nog een struikelblok is voor beide partijen* waardoor beide 'doorgaans een minder goeden naam krijgen en wel de be staande verbuurkantoren. Van beide zijden wordt rijp en groen er maar in gestopt en zoo gauw als men het ■meisje in dienst krijgt of, van de zijde der dienstbode, als zij in den dienst! komt, valt bet tegen en wat is het gevolg? De eene geeft de andere de schuld en zoo ontstaat er in den regel j een blaam', welke vele malen mis plaatst is. En zoo gebeurt het, dat beide partijen steeds daarvan de dupe worden. Ik geloof na al Ideze argumenten te hebben opgesomd, niet te veel te zeg gen, wanneer ik beweer, dat ik de positie der dienstboden allesbehalve rooskleurig vind. Maar voor men mij .beschuldigt van te zijn geweest eenzij dig, wil ik ook nog .een kleine be schouwing geven van de dienstbode zelve. Ook bier wil ik op de eerste -plaats zeggen, dat ik de vele goeden niet te na spreek. Maar zooals ieder mensch zijn fouten beeft-, zoo gaat het ook hier. De heer J. C. P. heeft al reeds aangehaald -de minachting der meisjes voor een dienstbode als vrien din of iets diergelijks. Maar zoo gaat het oolc onder de diénstboden. De dienstbode die dient bij den meer gegoeden stand ziet in vele gevallen minachtend op de dienst bode .in -den middenstand, bij winke liers of iets dergelijks. Op de tweede plaats: hoe staat bet metfde werkzaamheden der dienstbo den? Zijn deze van alle goed te noe men? Verschilt de een hier niet ver schrikkelijk met de andere? Hebben dé werkgeefsters soms geen reden tot klachten? Zeer zeker, er zijn honder den voorbeelden te noemen, die an ders konden zijn, en zoo gaat het dan hard tegen hard. Aan de dienstbode ontbreekt wat. Mevrouw is ook niet voor de poes ien zoo gaat de goede ver standhouding in vele gevallen teloor. 'Hoeveel onverschilligheid zien wij niet bij menige dienstbode voor het goed harer meesteres en dit is ver keerd. Denk er steeds om, dat arbeid, beleid en kennis steeds hand aan hand behooren te gaan en dat, al is de toestand ongunstig, dit rooit aan bet goed zijns meesters gewroken mag worden, op welke manier ook. 'Dit neemt niet weg, dat 'het mee analen in vele huisgezinnen de spuigaten uit loopt en de voorbeelden zien wij dan ook al reeds, dat trots de geringe ont wikkeling 'en demoralisatie het vrou welijke geslacht ook zoo hier en daar reeds grijpt naar bet wapen der vak organisatie. Er bestaat reeds een dienstbodenbond met verschillende af- deelingen en een eigen orgaan. Ik hoop hiermede aan het verlan gen van den heer J. C. P. voldaan te hebben, en verblijf, nogmaals dan kend voor de verleende plaatsruimte. J. G. v. K. M. de R Hiermede vraag ik U een plaatsje ih uw 'blad, en wel naar aanleiding van wiat U schreef over' de dienstbo den-quaestie. In de eerste plaats -moet ik U zeg gen, dat .dé schrijver hierin zeer du:- delijlk beeft aangetoond, heel weinig op de hoogte te zijn met den toestand der dienstbode, vandaar dan ook, dat i;k mij geroepen, gevoel te trachten naar aanleiding van eenige punten dit ©enigszins duidelijker weer te ge ven. In de eerste plaats dlan waar U spreekt over een tekort aan dienstbo den, en wel juist in die middenklasse. Hiermede bedoelt U zeker winkeliers e. a. U schrijft dit toe aan het mindere Icon enz., en weliswaar kan dit oeni-gszins als oorzaak diénen, maar er is ook nog een andere oorzaak in deze, en dlat is een van die vele treu rige dingen, 'liet standsgevoel dat er heers ebt ook onder de dienstboden. Het meisje in diénst van een villa bewoner gevoelt zich zooveel voorna mer dan haar lotgenoot in winkel of iets dergelijks. Zij kan, ai is 'zij ook in werkelijk heid precies dezelfde loonslamn, zich zoo moeilijk met dezen vere enigen. Wel is het ook met 'dén economi- schen toestand over 't .algemeen beter gesteld bij haar, di'e dienen Jhj wat men zoo .in dien regel n-oeant, den. ech ten rijkdom. Meestal wordt daar ook ai wat meer geld betaald, en kam het daar dus ook zijn oorzaak in vinden maar "hier hieerscM ook in groote mate standsgevoel, helaas het groote struikelblok in de arbeidersMasse. Verder wordt in uw stukje gespro ken O-ver die verhouding van dienst bode en mevrouw, m daarbij bet ver schil in de verhouding van arbeider en patroon; volgens mijn meaning bedoelt U, dat de dienstbode, die al tijd leeft in hétzelfde huis van haar meester, to-cb wél in nauwere ver standhouding met ben aal leven, dan de arbeider en zijn patroon. U spreekt over humaniteit len huise lijk verkeer van dienstbode en me vrouw, en liet is dan ook zeker waar, dat een meisj e alles weet wat er voor valt in het huis baars meesters, maar nu de vraag, of zij wel werkelijk deelt in alles, in vreugd en leed, en dan moet ik hij ervaring dit zeggenal leven wij ook altijd in hetzelfde huis nacht en dag, al weten wij - affiles wat ev om ons heen .gebeurt, als er leed is of vtreugd, dam. zullen wij. dit zeker te weten komen, daar wie dan meestal veel meer werkzaamheden, hebben, te verrichten' dan gewoonlijk. Zie, zoo zijn we dan deelgenoot© van alles, maar of we werkelijk deel- genoote zijn in alles, neen dat niet, daarvoor bestaat er -tusschen dienst bode en mevrouw .een te groote af stand. De eene heeft siecthts te beve len, de .ander© heeft die bevelen maar gedwee op te volgen, komt zij daarbij eenigszins in verzet, - welnu, dan ver stoort zij: de orde, en is dus geen .echte dienstbode meer. Daarbij zou ik verschillende feiten •aan kunnen balen, waaraan wij dui delijk kunnen waarnemen, boe de verhouding is, bijv.: De familie zit aan tafel, de dienstbode wordt gebeld, er wordt een levendig gesprek ge voerd, ©ebter zoodra de dienstbode in de kamer komt, wordt dat gestaakt of doorgezet in Fransoh of Engelsch. Zie is dat niet 'treffend? En zoo zou ik er nog zoovele kunnen noemen, maai' omdat dk zelf -dienstbode ben, en dus ook -al bitter weinig tij d voor mij zelve kan besteden, moet ik .wat kort zijn. Verder: 0. ik weet-, wat een mevrouw van haar dienstbode ver langt en dat is vooral ontwikkeling en beschaving en 'humanitedtsgevoel. •Zoo'n meisje geniet dam de voor keur. Maar zouden de mevrouwen zidh wel eens hebben afgevraagd hoe bet komt, dat haar dienstmeisje niet genoeg aan die eigenschappen kaxi voldoen? Ik ban mij onmogelijk in denken, dat liefde en dwang één kam zijn. Wij, dienstboden, die ons steeds schikken moeten en buigen voor onze mevrouwen, hoe ongerijmd soms dat wij dit altijd zouden moeten doen met liefde en toewijding! Is 't niet een bit tere spot? En waar zij dus niet leven met en voor elkaar, daar kan het ook niet an ders of de diénstbode gevoelt zich dan pas gelukkig, zoodra de deur achter haar gesloten is en zij wat vrij kan ademen, en waar u spreekt, over de humaniteit als wij na een langen dag va.n 12 uur, 's avonds een paar uur rust genieten, daar is, volgens mijn meening geen sprake van hum an i- teitsgevoel, doch -alleen sprake van iets meer of minder dwang. Zelfs in dien u veel verlangt, geef mevrouw uw dienstbode gelegenheid om zidh te ontwikkelen, neem haai' op in uw huiselijken kring, behandel haar zoo als u zelf behandeld zoudt willen zijn. als -mensch, ongetwijfeld zal zij u' meer genegen zijn, zal zij hare betrek king niet beschouwen als een noodza kelijke voorwaarde om te leven, maar als een prettige werkkring, zij zal er h'aar tehuis vlnd'en, waar ieder mensch behoefte aan heeft. Maar o! ik weet hoe ver wij nog afstaan van zulk een verhouding, de mevrouwen zullen daar niet zoo gemakkelijk toe over kunnen gaan, 't zal hun nog als iets onmogelijks toeschijnen wellicht, maar laten zij dan vooral bedenken, dat onmogelijk liefde gevonden kan worden, daar waar dwang en over- 'heersching nog gehandhaafd woidt. U dankend voor de ruimte, M. BLANKERT. M. de R. Naar aanleiding van uw ,,Om Ons Heen" in bet numimer van 10 Decem ber, verzoekt onderge toekende U be leefd eenige plaatsruimte af te staan om, al ben ook ik geen deskundige in zake de Diensthoit'encuaestie, te trachten een beetje meer licht te bren gen in ,,-het vraagstuk van den dag". Met belangstelling heb ik het arti kel gelezen en ben tot de conclusie gekomen, dat daarin „spijkers met koppen worden geslagen." Wat nv: echter bevreemdt is dit Waarom vreest de bieer J. C. P., dat hem, bij bet. beschrijven der Dienst- bodenqüa-estie, ook. liet verzoek zaï worden gedaan, i'ets over de Mevrou- wenquaestie te schrijven Gevoelt hij zich op dat terrein heelema.-al niet thuis Ik ben er van overtuigd, en velen met rnij, dat bij het beschrijven van dergelijke quaesties bet de bedoeling van den heer J. C. P. is, verbetering in bestaande toestanden te brengen. Is dit zoo, dan mag de heer P. geen taalt te zwaar vallen dat te volbren gen. Ik voor mij -geloof, dat nimmer in deze iets ten goede gedaan kan worden zonder ook de Me vr ouwen- quaestie ter sprake te brengen. Van zelf noodig ik dan den heer J. C. P. ook uit, daarover eens een Om Ons Heen te schrijven. Zooals ik reeds boven zeide. wor den in genoemd artikel spijkers met koppen geslagen. Ik vraag- echter alle Haarlem- sche Mevrouwen eens eerlijk op te biechten omtrent de waarheid van onderstaande aanhaling. Feuilleton. (Naar bét ©neeteoh va» Guy Theme). 19) Toen ik Weer weggaing vroeg xk aan den portier of bij Mir. Ruthbom© ge zien bad, en bij antwoordde, dat hij nog niet was teruggekeerd. Zoo ging bet de beide volgende diagen ook, toen de portier in overleg anet den. buis- eigenaar besloot iaën inspecteur van politie te waarschuwen. Veel meer belangrijks werd. er in dat interview niet gezegd, behalve nog éen dinig. Dat was, dat Mr. Rath- bone zich op den avond van zijn ver dwijnen in avondtoilet had gekleed. Zijn avondMeeren waren niet in zijn ;gardéax>be aanwezig, en «hni morgen- kle eren, die hij aan 't ontbijt gedra gen bad, waren neitjés weggelegd om doior Mrs. Baker te worden afgebor steld. Dait scheen er onbetwistbaar op te wijzen, dat de -advocaat er niet over gedacht had dien avond niet thuis te komen. Daarbii was de zaak tot nu toé ge bleven, Hoe langer 'het. duurde eer er iets ontdekt werd, dat eenig licht bracht in deze duistere zaak, dies te meer koortsachtige opwinding kwam ar ondier het publiek. Ratbbonie had weinig bloedverwanten, maar veel vrienden. Zijn ©lenig overgebleven bloedverwant scheen een oom te zijn, een broer van zijn moeder, die pre dikant te Bex© ter was. Deze geeste lijke werd geïnterviewd, en zei, dat hij 'gewoonlijk om de drie weken een brief van zijn neef kreeg maai' de laatste brief behelsde niets bijzonders en hij begreep er evenmin iets van. als iemand anders. Moor zoover was het publiek met deze quaestie op de hoogte. Maai- in gezelschapskringen, waar de verba zing en spanning niet minder groot was. was veel meer bekend- dan de buitenwereld vermoedde. Reeds ©enigen tijd lang had ieder een de 'steeds aangroeiende intimi teit opgemerkt tusschen den verloren man en Miss Ma/rjorie Poole, die ver loofd was met den beroemden geleer de, Sir William Gouldesbrough. Hoe ver het al was gekomen tusschen dat jonge paar was niet bekend, maar op het «ogenblik van RathbOne's verdwij nen werd algemeen geloofd, dat Miss Pool© op het punt stond Sir William af te schrijven ter wille van zijn jon gen mededinger. Zoo werd i-n d'e clubs en de salons over de quaestie van den dag ge sproken. Tegenwoordig blijft niets meer ver buigen en iedereen is op de hoogte van 'de omstandigheden ©ener gravin zoowel als van -een stfaatvientster. De gravin mag misschien haar geheim een beetje langer bewaren, maar dat is ook het eenige verschil. Op den vijftienden of zestienden dag na het geheim publiceerde daar om ©en sensationeel morgenblad een speciaal airtdfeel, dat beweerd© een gieheed nieuw licht op de zaak te werpen. Als verklaringen over het. privé- en intieme leven van iemand niet van slechten smaak getuigen, dan was dit artikel zeker geschreven met inacht neming van het fijn gevoel der be trokken personen en met een duide- Qijke poging om de -gevoelens van -an deren niet te kwetsen. Maar zooa'ls onderaan in 'dit artikel beweerd werd, de geheele zaak was van zoo groot belang geworden, dat hlet de plicht was van een courant om alle feiten daarop betrekking hebbende, wereld1- 'kundig te maken, zondiex' uit vrees of uit. goedhartigheid iemand te ont zien. Diit artikel, dat groote sensatie maakte was in hoofdzaak van den- volgenden inhoud. Éen jonge, zeer bekoorlijke dame. die in ide hoogste kringen verkeerde, ten die een korten tijd verloofd was met een der bekendste gel-eerden van zijn tijd, was in den luatsten tijd veel gezien in gezelschap van den verdwe nen jongen man. In1 gezelschapskrin gen praatte men er ovtecr, -dat dit niets mieer óf minder zou beteekenen dan dat de jonge dame zich vergist had' bij haar eerste verloving en nu van .plan was idiie af te maken. Welke gevolgen had dit bericht in de dagen daarop werd het. of schoon het noodt gedrukt stond, alge meen bekend, wie de hoofdpersonen waren in dit. liefdesdrama. Iedereen sprak over de bekoorlijke dochter van den ouden Sir Frederick Poole en van Lady Poole van Cuirzon Street en over Sir William Gouldesbrough, den beroemden geleerde. Toen het artikel pas bekend werd, zei iedereen: O, nu zal alles opgehel derd worden Maar na ©enige dagen begon men ih te zi-en. -dat die nieuwe feiten weinig lichit over het geheim wierpen, en al leen efcn .mogelijk motief voor den zelfmoord van Mr. Gerald Rathb'one vaststelden. En toen v.ro-eg men zich nog eens af of Mr. Rathhone werkelijk liefde had opgevat vooir Miss Poole. en of zij (hem misschien geen weder liefde kon schenken of dat zij zich met haar ©erewoord aan Sir William Gouldesbrough gebonden achtte. Ma,aA' wannieer. waap en hoe had hij zich- dan van kant gemaakt? En op die vraag wist men absoluut geen antwoord te geven. HOOFDSTUK VIII. De i' i d d e r 1 ij k e Baronet. Lady Poole en -haai* dochter woon den nu al veertien dagen lang in het groote Palace Hótel te Brighton. Marjorie, die gebleel terneergesla gen was door het verschrikkelijk ge heim, waarin zij gewikkeld was en die terueschrok moor het scherpe licht, dat op haar particulier leven viel, had haar .moeder overgehaald Londen te verlaten. Er was een stormachtig tooneel voorgevallen tusschen de oude dame en haar dochter, toen Marjorie den dag na haar bekentenis aan Gouldes brough Laidy Poole de waarheid ver telde. In haai* woede en opgewondenheid had de oude vrouw bittere en ver schrikkelijke dingen tegen haar doch ter gezegd. Voor een o ogenblik was zij van een vriendelijke, zich gemak kelijk bewegende vrouw van d'e we reld veranderd in een woedende feeks. Marjorie was -van verbazing en schrik inééngekrompen, toen die boo ze woordenstroom zich over 'haar hoofd -ontlastte. En eindelijk had zij 't. niet langer kunnen dragen, zij was bewusteloos inééngezonken. Toch waren er in dit geval wel ver ontschuldigingen voor cte moeder te vinden. Zij was een vrouw van de wereld voor 't uiterlijk goed en vrien delijk, maaa* zuiver materialistisch. De hoop van haai" leven scheen ver vuld te zullen wooxïen, toen haar dochter zich verloofde met Sir Wil liam. Het feit dat dit engagement nu verbroken werd, w-as een hevige mis rekening. en dat eien jonger en wei nig invloedrijk man uit een wc- reldsch oogpunt beschouwd, nu het hart van Marjorie gewonnen had, ,w-as haar een groote tegenvaller. AP haar moeite -scheen vergeefs. Het doel 'van haar leven zoopas be reikt en waairover zij zich zoo ver heugd had, werd haar plotseling weer ontnomen- Maar toen Marjorie -weer bijgeR0. -men was en de doctor geroepen om. haar te behandelen na een heftige nuwaandoening, was haar moeder we ei' de vriéndelijke en liefhebbend© moeder van altijd. Laxly Poole was geschrokken var» haar eigen heftigheid en had d'iep be rouw over hetgeen zij gezegd had. Zij' verzorgde en verpleegde het meisj o op de meest moederlijke wijze. En zonder voor Marjorie verborgen te houden, dat haar besluit een groot© slag voor haar was. zed ze, dat zij bereid was zich in hlet onvermijdelij ke te schikken en -al haar plannen voor de toekomst te veranderen. (Wordt, vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 5