(taken, kunnen verlustigen. Er is niets
in huis dan porridge en i)k héb bon
ter.
Ja, ze staat al op, gaf Smit vsr-
genoegd ten antwoord. Over een uur
tje kunnen we ontbijten. Laten we
dien lussohentijd aanvullen met hef
e tukje biltong op te peuzelen.
Een helder oogenblik, vervolgde
de andere. Hier is een mes, Leder «ie
Ihelft. Bon appetit. Hetzelfde, zei Smit
kauwend.
Smit., viel Verbeek na eenige mi
nuten zijn rustig kauwenden assistent
onverhoeds op het lijf. je bent 3en
dooie vent.
Wat ben je complimenteus van
morgen, gaf de ander ten antwoord.
Werkt de verlaten toestand van Je
maag soms op je hersens? Heb ik mijn
best niet gedaan? Heb ik geen steen
kolen geklopt, om ook jou ontbijt gaar
te krijgen! Ben ik soms niet je assis
tent in alle opzicihten.
Daarvan spreek ik niet, zei Ver
beek, maar je bent een knul. Ik zeg
je voor het laatst, als je weer bet
Ihart hebt aan je oude vrouw te schrij
ven. hoe we hier leven, worden we
•kwade vrienden. Daar heb je me,
-Godbetert, aan je ma geschreven, dat
je drie weken op den vloer geslapen
(hebt omdat je geen geld had om een
bed te koopen toen je uit Holland
(kwam. Dat je in een hol van een ka
mer woonde zonder meubels. Dat hier
geen familieleven was, en nog meer
jeremiades. En wat was het gevolg?
Dat jou oude vrouw naar de mijn©
Kep. Dat er te Utrecht in de Kerk
straat no. 20 gTootc indaba was van
twee vrouwmenschen, om de arme
jongens terug te laten komen. Dacht
•je dat dit leven mij' ook niet dikwijls
tegenstond? Jia hdb ook menigmaal
met de handen onder het hoofd geze
ten, terwijl ik met moeite de tranen
terughield die me in de oogen kwa
men. Ik heb ook maanden en maan
den gespaard om veertig pond bijeen
te krijgen, en terug te gaan naar mij
ne mama en zusters en het gezellig
kamertje in Utrecht. Maar nooit heb
ik klachten naar huis geschreven.
Wat heb je er aan de menschen 2-
r...rd te maken, zoodat ze zitten bui
len zooals ma schreef en dat je zus
jes vragen: Wat scheelt maatje, is or
iets met Wam?
(Neen man, dat is de manier niet.
Als je verdriet hebt, houd dat -n je
binnenste vertxugen en maak 'am-
pen schoon met een vroolijk gezicht.
Wie naar hier komt. weet tan te vo
ren, dat hij door een zure appel heen
moet bijten. Geen klachten naar de
Dude lui. Dat is achterop, ztf-efeMr'.f
door de wereld slaan zonder tra.iPi
van mama. Later als je iets bent, ver
telt dan eens wat je geleden hebt ui
de eerste jaren na je vertrek. Dan
lachen de menschen en zeggen: hij Is
toah een flinke vent dat hij nooit g&-
klaagd heeft.
Het is niet noodig in je briaven
over AfrLkaansche toestanden op le
Snijden, zooals sommige lui doen,
maar vermijd: alles wat je oude lui
verdriet aandoet en toon je een man.
Goede hemel, wat ben ik weer aan
het doorslaan en wat zit jij te star
oogen Smit? Kom-, ga de porridga ha
fien, dan ontbijten we.
Toen Smit met het ontbijt in een
blauiw geëmailleerd panuietje terug
kwam en met een handigen zwaai
twee dikke dotten pap op het bord van
zijn collega, kletste, zeide de laats.j:
Je gaat er nu op uit om voeis n
voor het lichaam te zoeken,1 maar
een beetje voedsel voor den geest z u
ook niet kwaad zijn, jongen'rif. Je
moet een paar goede boeken iiio&ren-
geai. maar pas op dat ze niet vet Wor
den tusschen al die victualie.
Wat moet het wezen? vroeg de
ander.
Kijk, hier is een lijstje waarop
«en paar werken van Marie Corelli
vermeld staan. Breng die vooral mee.
Dat is iets over spiritisme hoor ik.
Het moet interessant wezen. Wialidce
is er maar een kiind bij. Ze schrijft
behalve over geesten, met wie ze bij
zonder familiaar schijnt te zijn, ook
over absinthdrinkers met wie ze min
der opheeft. Zij schijnen veel opgang
te maken. De boeken bedoel ik. Het
is toch treurig dat men hier zoo moei
lijk Hollandsche literatuur krijgen
kan, en wat men voor goeds krijgt is
zoo ontzettend duur, dat het ontze
financieele krachten te boven gaal Je
•rilt van do bedragen die de boekhan
delaars het leeslustig publiek afzet
ten.
Ja, merkte Smit met een vollen
mond' op, als ik zoo'n boekenwurm
was als jij, zou ik me toch die gren-
zenlooze verkwisting niet zoo erg aan
trekken. Maar je weet ik heb geen
hoogere inspiratie's noodig zooals jij.
Op het oogonblik heb ik de inspiratie
dat het niet kwaad zou zijn mijn toi
let te gaan maken in mijn boudoir.
Ik trek me eenige minuten terug in
(mijn apartementen en wensch je veel
eucces met het restantje porridge, dat
je met zulke verliefde billken aankijkt
alsof je zeggen wilde: ik hoop dat
Smit genoeg heeft. Adieu!
Weldra kondigde het gedreun van
een zware houten kist, die Smit bezig
was van onder zijn bed te trekken aan
dat de oorzaak van dat geraas aan
zijn toilet bezig was en juist wide
Verbeek een aanval op de porridge be
ginnen, toen Smit op zijn kousen, met
(half afgedroog gelaat en natte baren
binnentrad en de zonderlinge vraag
deed:
Wim, leen me je laarzen?
Wat? zeide deze, die turftrap
pers nr. 10 aan jou bevallige onder
danen?
Ja, was het antwoord, ik weet dat
je op groot en voet leeft, maar de zo
len van mijn3 schoenen zijn zóó po
reus, dat me niets anders overblijft
dan jou sigarenkistjes aan te trek
ken. Ze staan onder je bed, netjes ge
poetst. Da laatste weldaad die de weg
geloopen PiMnien ons bewezen heeft.
Nou, neean ze dan maar, gaf zijn
vriend ten antwoord. Maar breng zo
ze onbeschadigd terug. Het zijn mijn
iZondagsche. ik zou nu een beetje
voortmaken als ik jou was, want de
Kaapsdhe trein komt direct en als je
hem mist, zijn we in den aap gelo
geerd.
iNadat Verbeek zijn vriend tot aan
den trein uitgeleide gedaan had, een
'afstand die ongeveer vijftien pas be
droeg, en hem ai de verschrikkingen
had voorgehouden, die hem te wach
ten stonden als hij zonder kaffer te
rug kwam, ging hij naar binnen om
den boel op ruimen.
lAl de borden, kopjes, schoteltjes
niet aanklevende pap wierp hij in een
zinken bekken met water, dat onder
de watertank stond1, oiru ze te laten
weeken, zooals hij het noemde. Dan
kun je de aanhangsels er gemakke
lijk af krijgen weet je. Ais die er aan-
drogen heb je er later een ontzetten-
den last mee, vooral zonder kaffer.
Het zal me benieuwen, mompelde hij
bij zich (zelf, welk exemplaar Smit
(meebrengt. Ik zie nog zijn verblufte
gezicht toen hij den vorigen last gaf
zijne schoenen te poetsen. Een Zam
besi kaffer, die zoo van de kraai komt,
schoenen poetsen! Hij dompelde de
schoenen in oen emmer water en be
gon ze toen met een mesje af te krab
ben.
Het stotm verbaasde gezicht van
Saint., zijn woede en daarnaast de
grijnzende kaffer met de druipende
laars in de eert a en een keukenmes in
de andere hand.
Het was een schilderij. Iets voor de
(PJiegende Blatter.
Ik heb het naar huis geschreven en
volgens mama had Dientje de beste
aller keukenprincessen, gezegd:
Het Ls toch wel erg met dien jon
geheer zoo tusschen die zwartjes te
moeten leven, en dat mevrouw hem
maar terug moest laten komen. Dat
zal nog wel een tijdje duren, Dientje,
voor ik me weer aan je onovertroffen
gebakken aardappeltjes kan vergas
ten. ünfcuissdhen, je bent een goede
ziel.
Ik zal niet vergeten, hoe je me ge
holpen hebt ais ik door het ijs zakte
of bemodderd thuis kwam. Zonder dat
mama het merkte wist je schoon on
dergoed machtig te worden. 02en
ihiaan kraaide er naar. Ook niet toen
je zwager „de rijksveldwachter1' me
•in djeu verboden kersenboom bi)
Blauwkapel snapte en je 's avonds
vrij af vroeg om je zieke zuster te be
zoeken. Met Nieuwjaar zal ik je twee
■pond sturen. Dan kan ik het wel mis
sen.
II.
Klokslag elf uur 's avonds infor
meerde Willem bij het naaste hoofd
station of de Kaapsche trein op tijd
was, wat bevestigdend werd beant
woord.
•Het was een lange saaie diag ge
weest, zooals alle dagen op het kleine
tuissohenstatkra lang en saai waren,
maar Willem was hieraan gewoon en
bracht den dag grootendeels met lezen
en schrijven door.
Na de siationwerkzaamheden die
(hoofdzakelijk bestonden in het present
izijn bij het telegraaftoestel en het
(driemaal daags laten kruisen van
twee treinen, bleef er nog veel te veel
tijd' over tot slapen, lezen ear dtien
koken, zoo dat die verveling dikwijls
hare intrede deed in deze kleine wo
ning en de jongelui knorrig en geme
lijk werden. Thans echter was het an
ders en was Willam druk in de weer.
Op dit ongewone uur, dat gewone
menschen miat den naam van „het
holle van den nacht" aanduiden, had
(hij de handen vol werk met de eerste
toebereidselen voor het nog later te
volgen feest.
Voordat twee helder brandende lich
ten in de verte het naderen van den
•trein aankondigden, brandden een
groot vuur in het fornuis, wat bij de
reeds heerschende warmte, de tempe
ratuur in de keuken op die eener ma
chinekamer deed gelijken.
Ook tusschen de steen en acht er het
kippenhok, bewees het flikkeren van
vlammen, dat er groote plannen ge-
(maakt worden.
Binnenshuis schitterden de kamers
met groot lichteffect, teweeg gebracht
door vier zelf sdboongeanaakte petro
leumlampen. Alles was tot ontvangst
gereed.
De trein was nog niet geheel tot stil
stand gekomen, toen Verbeek "leeds
twee donkere gestalten bemerkte, die
zich naar de bagage haastten en waar
fin hij Smit en een koffer meende te
herkennen.
Ben jij daar Smit? was zijn
vTaag.
Ja, oude jongen, gejond en wel,
luidde het antwoord.
Heb je kost?
De geheele bagagewagen is vol.
En is dat de kaffer?
Ja.
Uitsüekend, prachtig, bromde
Verbeek vergenoegd. Hier boy, hier
schim, help die kist sjouwen. Eerst
sabenze (werken), straks kun je lala
(slapen).
Toen de kist midden in de kamer
stond', kwam Smit met een bijl aan
dragen. Alle hens aan 't dek, riep hij
•en begon hot deksel los te breken.
Het lijken de vleeschpotten van
Egypte wel, Smatje, die je hebt mee-
gebraoM, merkte zijn vriend op. Wat
zal dat een geld kosten.
We zullen nu eens een echte fuif
houden, Wim, was het antwoord. De
vuren branden goed en in die petro-
leuankist onder je bed heb je sherry.
Dat weet ik. Dus voor den dag 3r
mee.
Als het dan gebeuren moet, dan
moet het maar gebeuren, zei Verbeek
(heengaande.
Toen hij terug kwam met een flesch
sherry en twee glazen, was Smit reeds
druk aan het ontpakken en leverde de
•vloer een tooneel op van de zonder
lingste verwarring.
iStroohulzen, boeken, zaagsel, eieren,
busjes levensmiddelen, tabak, fles-
schen, aardappelen, nieuwe kousen,
een hoed, brood, houtsplinters, kaar
sen, alles kwam in bonte mengeling
onder Smits vlugge vingeren uit de
kist te voorschijn.
Pas op, pas op, schreeuwde Smit,
j'ie trapt me daar bijna mijn geheelen
©ierentoestand in elkaar. Onder dat
zaagsel man, waar je met je sloffen
■instaat, zit het vol met eieren.
Ik moet bekennen, Smit, zeide
Verbeek, terugspringend, je hebt je
goed gehouden. Je hebt mijne stout
ste verwachtingen ver overtroffen.
En kijk eens hier, lachte deze, een
blik ossentong in de hoogte houden
de: Ls dlit geen helder oogenblik?
Dat is het, merkte Verbeek op.
Jammer dat ze zoo zelden voorkomen,
die heldere oogenblikken van jou.
Nurks in den Hout, bromde Smit.
Maar a propos, hoe kreeg je toch
zoo gauw een boy, Smit? Daarvan sta
4k versteld.'
Dat zal ik je uitleggen. Toen ik
in dien Hollandschen winkel al die
spulletjes had gekocht en contant be
taald, was de baas van het zaakje
natuurlijk zoo lekker als kip. Wat zeg
ik, als twee kippen! Dat gaf mij moed
te vragen of hij soms een boy wist
die van standplaats wenschte te ver
anderen, waarop ik bericht kreeg dat,
er dien morgen een kaffer zijne dien-
iten bij hem had gepresenteerd. De
kwestie was nu, diien kaffer uit te
vinden. Een premie van een halve
kroon aan twee andere kaffers uitge
loofd had echter het gewenschte ge
volg en binnen een half uur was hij
klaar om te vertrekken. Toen kreeg
dk sen hoop last met zijn reispas en
was bovendien bang, dat zijn baas me
zou snappen op bof onderhuren van
volk. Zooiets is bij de wei verboden i
Alles liep echter goed af. De kaffsr
(heeft een broek aan en vroeger bij
Engelsche menschen in de keuken ge
werkt.
Hum, bromde Verbeek, dat laat
st» staat me maar half aan. Dat be
duidt zooveel als eten zonder zout.
Morgen zullen we beginnen met herh
af te richten. Heb je nog kennissen in
Johannesburg ontmoet?
Ja, ik kwam Brink tegen. Hat
eerste wat hij zei was: Warempel
wat heb jij daar voor Suezbooten aan
je pooten! zeker van Verbeek!
Die Brink is altijd even kernach
tig, lachte Willam, ik drink op zijn
gezondheid. Prosit! Maak jij nu dat
heldere oogenblik van jou, anders ge
noemd de ossentong, open, Smit, dan
(zall ik eenige eieren bakken vóór w,e
ze fijn gekra.pt hebben.
De geur van gesmolten boter, die
weldra alle vertrekken vervulde,
streelde de reukzenuwen van Smit en
bij verwachtte ieder oogenblik zijn
vriend met een bord heerlijk© spie-
gelcitjes te zien verschijnen, toen deze
plotseling binnenstoof, in zijn hemds
mouwen, met een dampende braad
pan in de eene en een groot mes in de
andere hand. In zijn vaart trapte hij
op de kat, die erbarmelijk begon te
miauwen en met den staart in de
lucht naar de slaapkamer vluchtte.
Alle duivels, schreeuwe Verbeek.
Kijk nu eens hier! Drie eieren had tic
in de pan, en de vierde diie ik open
maak en er in laat vallen, is totaal
bedorven. Het stinkt zeven uur in den
wind en al die zwijnerij is over de
drie andere heen.
Je bent een uilskuiken, gaf zijn
vriend ten antwoord. In plaats van
nu die eieren één voor één, eerst n
een glas en daarna in de pan te doen
bederf je in je stommiteit vier eieren.
Drie, verbeterde Verbeek, het an
der© was al bedorven.
Nu, drie dan, maar je bent een
feestnummer hoor! Eerst trap je er
eenige stuk en daarna bederf je er
drie door zonder overleg aan het bak
ken te gaan. Laat mij nu de zaak
jes eens opknappen. Gooi di© rommel
in de pan maar naar buiten en ga stil
zitten achter dat glas Sherry. Verroer
je niet of anders gebeuren or onge
lukken en hebben we om drie uur nog
geen kost.
Ga je gang Smit, kook, braad
stoof, bak naar hartelust! Ik zal me
er niet mee bemoeien. Ik stel me ach
ter dat glas sherry verdekt op en
wacht met ongeduld op den uitslag
van je kookkunst.
Smit verdween in de keuken en hot
duurde niet lang of successievelijk
verschenen de gerechten op tafel.
Plotseling richtte Verbeek hat
woord tot zijn collega en zeide:
Het gaat zoo niet langer Smit. Ik
Iheb zoo'n idé© dat ik moet gaan trou
were
Dacht ik liet niet, dacht Ik het
niet, dat er ongelukken zouden ge
beuren, was het antwoord. Schei uit
man of ik lach. Gaan trouwen! Een
andermans kind den kost gaan geven!
Engagementsringen! Minnebrieven!
Vrouwmenschèn hierheen sleepen!
Meubels koopen! Hoopen geld uitge
ven! Geen baus meer in je huis! Eten
wat ze j© voorzet! Waar blijf ik dan?
Waar moet Smit, j© assistent, dan
heen? Als jij vrouwmenschen in huis
haalt, vraag ik overplaatsing. Duar-
•meo uit.
Wis heb j© op het oog?
Nog niemand, zei Verbeek, maar
je moet er een voor mij zoeken. Je
kent nogal families met dochters in
Pretoria.
Ik zou je danken, was het ant
woord. Ik zou later de schuld van al
les krijgen. Als jij op mijn aanraden
een of ander dametje dat ldeve ge
zichtjes tegen je trekt, ©en vaste aan
stelling geeft, bon ik de man die jou
in de moeilijkheid heb gebracht.
Dan schrijf ik naar Holland en
vraag je zuster, besloot Verbeek.
Ga je gang, dan schrijf ik ook
naar Holland, zeg dat iik j© alles heb
afgeraden, en wasch mijn handen in
onschuld.
Kijk nu eens hier, vervolgde
Smit. Ais je verliefd wordt is het wat
anders. Daar kun je niets tegen doen,
Als het ongeluik je vervolgt en je in
aanraking brengt met meisjes, dl©
applicatie maken voor een anderen
naam, zijn er twee gevallen mogelijk.
Je wordt verliefd, of je wordt niet
verliefd. In het eerste geval moet je
trouwen en in het tweede retireer je
met rotten link®, maar om zonder
aanleiding-die aanraking te zoeken en
da kwade kansen loopen verliefd te
worden, zooals jij wilt doen, Ls te
gok.
Ik heb gezegd.
Je woorden zijn waard overdacht
te worden, bekende Verbeek, maar als
je trouwt mislukken je spiegeleieren
niet!
Veel erger, was het antwoord.
Dan misluk je zelf.
Het is alsof je uit ondervinding
spreekt, lachte Verheek.
Dat niet direct, maar wol indi
rect. Ia was 'twee en twintig in Hol
land verleden jaar, en viel door de
mand...
Op een roeipartijtje in den mane
schijn verloor ik mijn hoofd en hart.
Een lief kindje. Achttien jaar, mooie
oogen, lief snoetje, waterlelies, ma
neschijn, stilte, alleen, al die zaken
plotseling gecombineerd waren me te
machtig. Ik zwichtte, beken-de alles,
wend geaccepteerd en gezoend en
daar stond ik. Den volgenden morgen
zat ik in groote vertwijfeling aan
mijn stekelig haar te trekken. H)oe
dat ik door alles heengezeild ben, is
mij een raadsel. Het is een bof.
Een tweede luitenant, groote sabel,
vergulde kmoopen, danspartijen, ik
onverschillig, doode-pietaehtig, kreeg
mijn woord terug.
Gelukkig. Eerste tijd berrd ge
voel van binnen. Toen naar Afrika
eieren bakken en treurige brieven
naar huis.
Tsju, wat zijn die pickles scherp. Je
krijgt er tranen van in de oogen!
Dat schijnt zoo, zeide Verheek.
Goeden nadhft.
(Nederland).
De wrakende godin.
Naar het Engelseh.
„Kom s. v. p. nog binnen een week.
G. Seymour."
Ik zond dit dringend teleg-ram aan
mijn peet, Sir Hugh Beal en zijn doch
ter Sheila, van uit mijn bungalow in
Chautapori in Britsch-Indië.
De Beals en ik stonden op het punt
om naar Engeland scheep te gaan.
Voor het eind van die reis was ik van
plan om Sheila om haar hand te vra
gen. Ik was dientengevolge verlan
gend om haar eens haar toekomstig
tehuis te laten zien, en erg bezorgd,
dat zij dit deel van hun reisprogram
zouden laten vallen.
Mijn telegram had succes. Sir Hugh
beloofde binnen ©en week te komen.
Dienzelfden avond kwam de nieuwe'
assistent, dien- ik verwachtte.
Bob Danvers was een knappe jonge
man met een paar vrijmoedige, blau
we oogen en van een flinke, zes voet
hooge gestalte.
Ik hoop, dat je je> niet te veel van
Indië hebt voorgesteld, waarschuwde
ik hem. Je moet weten, dat het wel
eens weken achtereen gebeurt, dat:e
geen Europeaan ziet.
O, dat zal wennen, antwoordde
hij vroolijk. Ik ben niet zoo heel gauw
teleurgesteld.
Onze naaste buur is die Crosbie.
met wien je van Bombay naar hier
reisde.
Ja, dat vertelde hij mij, ant
woordde hij. Het leek me een heel
aardige kerel.
Een oogenblik aarzelde ik, of ik mijn
metgezel voor genoemden Crosbic zou
waarschuwen. Maar hij' sprak heel
onverschillig over hem. Crosbie was
er blijkbaar niet in geslaagd hem te
„betooveren" door zijn onweerstaan
baar innemende manieren. Ik besloot
om di© kwestie rnaar te laten rusten.
Op den bepaalden tijd kwamen de
Beals aan. Ik had Sheila in geen
j,-,ren gezien. Op het eerste gteeiiclu
bemerkte ik, dat zij mooier was dan
ooit. Sir Hugh was uitstekend gehu
meurd en alles beloofde een goed
feuccès.
Ik zou gaarne eens overal een
kijkje willen nernen, zei Sheila den
volgenden morgen op de haar eigen
lieve, eenigszins gebiedende manier.
Ik moet u waarschuwen, dat ik een
onvermoeid wandelaarster ben.
Bedoelt u, dat u de factorij wilt
gaan zien vroeg ik.
Zeker, bevestigde zij, terwijl ha-
i blauwe oogen schitterden.
En ik wandelde met haar door de
geheele bezitting.
Den volgenden dag speelden Dan
vers en zij tennis. Ik kon niet weg.
Den derden dag vroeg Sheila, of er
nog meer bijzonderheden waren te
bewonderen.
U moet nog naar onz© grootste
bezienswaardigheid, zei ik. De Hin-
(doe-Tempel.
Breng me daar morgen heen, be
val zij.
Maar nogmaals dwongen zaken me
om mij door Danvers te laten vervan
gen. Met z'n drieën werd de expeditie
's middags ondernomen.
Dien avond, toen wij op de veranda
zaten, liep het gesprek over den
Tempel en de vermaarde Hiindoe-godin
daarbinnen.
Een enorm, afzichtelijk monster
beweerde Danvers.
Maar, Gerald, zei Slieila tegen
mij. Wat een juweelen diamanten
paarlen safieren Het beeld schitter-
di letterlijk van edelgesteenten!
Het volk hier in den omtrek
koestert er den diepsten eerbied voor,
zei ilk. Men kan zich niet voorstellen,
welk een fabelachtige somimen het er
voor heeft uitgegeven.
Wat mij verbaast, inerkto Shetila
op, is de gewoonte, om het gebouw
dag en nacht open te laten. Ik had
gedacht, dat het een talrijke wacht
zou hebben. Veronderstel, dat mijn
heer Danvers het in zijn hoofd kreeg
om de godin van een pattrien hals
snoer te berooven, zou dan de aarde
zich openen en hem verzwelgen
Haar zilveren Ia oh weerklonk bij
haar eigen dwaze veronderstelling.
O, de inboorlingen, de Hindoes,
zijn van te grooten eerbied voor het
beeld vervuld, dan dat het eenig ge
vaar zou kunnen loopen, zei ik, haar
verstrooidheid niet bemerkende.
Ja, maar menschen van een an
dere kaste bracht zij in Qiet mid
den.
Ook van hen is niets te vreezen,
zeide ik. Het geheele district is zich
wel bewust van de vreeselijke straf
De straf? riepen zij en Danvc-rs
gelijktijdig.
Nauwelijks waren de woorden over
rnijn lippen gekomen, of mijn oppas
ser kwam met de boodschap, dat een
boer den sahib Seymour wilde spre
ken.
In den salon vond ik Herbert Cros
bie. Zijn zonderling voorkomen viel
mij direct op. Zijn oogen waren ge
zwollen en met bloed beloop-en.
Zijn hoofd hing op zijn borst en hij
wankelde door het vertrek. Hij was
zwaar beschonken. Ik deinsde vol
walging terug.
Ik heb een schuldbekentenis van
dien jongen hond, Danvers, sprak hij
met dubbelen toog. Ik weet niet wat
hij wil met zijn -eeuwig uitstellen. Ik
moet hem spreken.
Mijnheer Crosbie, zei ik koel, ik
heb op het oogenblik be>zoek van
vrienden, en u kunt onmogelijk Dan
vers spreken. Maar als u een bood
schap achter laat, zal ik er voor zor
gen, dot hij die ontvangt.
Hij keek -een weinig bevreesd bij
mijn besliste manier van optreden.
De duivel hale hembarstte hij
uit. Zeg hem dan, dat ik deze schuld
betaald wil hebben. Morgen is beslist
d laatste dag.
IR zal het hem zeggen, zei ik, erg
dankbaar, toen ik bemerkte, dat hij
van plan was zonder veel rumoer f
tegenstribbelen te vertrekken.
Ik keerde naar de veranda terug,
terwijl ik mij zelf ernstige verwijten
deed. Ik had Danvers moeten waar
schuwen. Hij had Dlijkbaar schipbreuic
geleden op dezelfde klip, waarvoor ik
had gevreesd.
Ik voegde mij weer bij mijn gast,
met de verklaring op de lippen
„iemand voor zaken 1" Maar wat ik
teen zag, deed mij de woorden terug
houden.
Aan het andere eind van de veran
da, zat Sir Hugh met zijn gelaat naar
mij toegekeerd; het vurig puntje van
ziin sigaar doorboorde de duisternis.
Dicht bij het eind, waar ik was
binnengekomen, zaten Danvers en
Sheila "in hare witte japon. Het was
bun houding, die mij ontstelde. Hun
gesprek was in een gefluister overge
gaan en heel vertrouwelijk. Toen ik
voorbijging, lieten twee handen, die
in elkaar hadden gelegen elkaar haas-
lig los.
Op dat oogenblik wist ik, dat wat
een gerekt verblijf in Indië, bals,
harddraverijen, de genoegens van de
vroolijk© militaire stations', niet had
den kunnen doen, binnen een week,
it' mijn afgelegen bungalow, was
vt lbracht
ii.
Dien avond, nadat Sir Hugh en
Sheila zich in hun kamers hadden te
ruggetrokken, herinnerden mijn ver
warde hersenen zich Crosbie's bezoek.
Die dronken 'schurk van een Cros
bie was hier vanavond, Danvers, zei
ik, hij vroeg om jou te spreken. Ik
wist niet, dat jij met hem bevriend
was.
Ik keek op. Het gelaat van mijn as
sistent was zoo wit als een doek ge
worden.
Hij- wil, dat je een schuldbekente-I
nis, die hij op jou heeft, morgen op
zijn laatst betaalt. Vervolgde ik.
In andere omstandigheden zou ik
medelijden hebben gekregen met liet
doocllsbleeke gelaat en de bevende lip
pen van den jongen hij was bijna
r«og een jongen. Dien avond gevoelde
ik echter niets van dat.
Hij deed geen enkele poging 0111
een woord tot zelfverdediging ,te zeg
gen.
Zooals men zich zal kunnen voor
stellen, deed ik dien nacht gieen oog
dicht. Tustschen twee en drie uur
hoorde ik een sluipenden stap op het
erf. Ik stond op, nam mijn geweer en
keek rond. De maan scheen helder,
maar ik bespeurde niets. Ik sloop naar
Danvers' kamer om te weten te komen
of hij soms dit geruisch had veroor
zaakt. Het licht der maan viel in een
breeden straal tusschen de gordijnen
in het Vertrek. Bij dit licht kon ik
zien, dat het bed niet beslapen was.
Waar was Danvers?
Ongerust sloop ik op de teenen de
trap af en opende de voordeur. De
bungalow stond op een kleine verhe
venheid. Ik kon den witten, bochtigeu
weg zien, welke zich als een gekron
keld zilveren lint in het maanlicht
uitstrekte.
Ik wilde juist in huis terugkeeren,
toen de gedachte aan Sheila's spotten-
d: vraag mij te binnen schoot
Veronderstel, bijvoorbeeld, dat
mijnheer Danvers het in zijn hoofd
kreeg om de godin van de paarten
halssnoer te berooven, zou dan de
aarde zich openen en hem verzwel
gen?
Terzelfder tijd kwam mij Danvers'
bleek, ontsteld, gelaat voor den geest
toen ik hem Crosbie's bezoek mede
deelde en den wanhopigen blik inzi
blauwe oogen.
Op dat oogenblik kreeg ik plots
ling een. ingeving.
Ik stond, waar ik was, verlamd, at
den grond genageld, terwijl een hu,
vering van vrees mij door de lede
ve er. Het volgende oogenblik vlo<
ik naar de stallen De kwestie was,
ik nog op tijd zou zijn.
Een paard zadelen en er opspringe
was het werk van enkele secondei
Ik -drukte mijn knieën krampachti
tegen de zijden van het dier en galoj
peer de den weg op.
Het hoefgetrappel werd herhaald
malen door echo's weerkaatst, toe
wij door het stille inboorlingendoï
vlogen, dat daar in het maanlicht la
te slapen. Het zweet parelde mij 0
het voorhoofd. I'k poogde het imet b;
vende hand weg te vegen. Ilc zetU
mijn hijgend paard tot het uiterst]
aan, toen ik den steilen weg naar de:
Hindoe-Tempel opklauterde. Toe
sprong ik op den grond, en half loc
pend, half strompelend, ging ik d
steenen trappen op, die naar dei
voorhof leidden.
De maan scheen vlak op do deur
Deze stond op een kier. Ik sirompeld
naar binnen. Het gebouw was klein
het inwendige eenvoudig, behalve d>
groote merkwaardigheid, het enorm»
beeld, half vrouw, half beest, me
zwellenden romp, stompen van ar
men, en snoeren van glinsterende
schitterende juweelen om den hals
Het stond naar de deur gekeerd.
Toen ik, nog steeds strompelende,
binnenkwam, trof een geluid mijn
nor, een geluid zoo verschrikkelijk
dat het 't bloed in mijn aderen deec
stollen. Het verbrak plotseling de in
lrukwekkende stilte, het was als het
gernkel en gekners van tal v.o kete-
nm maar steeds luider wordende,
tot het zijn hoogtepunt ber:-:© en
toe 1 plotseling awieeg. De atmosfeer
scheen le trillen toen het geluid h«fr
raik'c- Dit was veroorzaakt d <>r o-n
mei scbc-lijk wegen de sehro »uw
van se-) sterken man in zijn d -ds-
angst. Met een heeschen uitroep:
Groote God! viel ik in zwijm.
Ik weet niet iioelaëg ik op den vloer
van den tempel heb gelegen; tot de
koude der vloertegels tot op mijn
beendoren was doorgedrongen. (Mei
het aanbreken van den dag kwam ik
weer tof mezelf. Vol vrees en nieuws
gierigheid tegel ijkertijld, naderds ik
de godin en mijn blik vestigde zich
met weerzin o-p een ijzingwekkend
schouwspel. De jonge Danvers was
letterlijk gespitst aan haar borst.
Zijn onbezonnsn hand had had zich
uitgestrekt om een halssnoer weg te
nemen, en snel en wrekend waren
van ach-ter de armlooze stompen
•twee reusachtige stalen vorken te
voorschijn geschoten en hadden hem
in hunne doodelijke omhelzing gegre
pen. Eén had zijn hart doorgestoken.
Toen ik den ongelukkige nog zag,
maakte zich een plotseling schrik van
mij meester. Deze ontheiliging van j
hunnen afgod, zou, indien zij ontdekt j
werd, cis Hindoebe-volkang in waan
zin doen uitbarsten. In bevende haast
verliet ilc het gebouw, zocht en kocht
een aantal koelies om, en 't geheim
maakten wij alle sporen van het vrse-
selijk nachtelijk voorval weg. Ik reed
naar huis met het doode lichaam van j
den jongen dwars voor mij op het za
del.
Uk zei den beid! end an diat hij een
ongeluk had' gehad, en vertelde zoo- 1
iets ook aan de Beals.
Een ongeluk wat voor een on
geluk, riep Sar Hugh ontsteld uit.
Ik antwoordde: 't Is beter om
niet verder te vragen. Toen viel Shei
la, die tot nog toe zwijgend hald: toe- I
geluisterd, bewusteloos op den. grond.
Den volgenden dag las ik de lijk
rede boven het graf van den jongen
Danver. Sheila, versuft en met droge
oogen. legde haar krans van witte
bloemen op de kist.
(Zoodra ik een plaatsvervanger had
gekregen op d'e factory voeren wij
naar Engeland. Voor het rinde der I
reis had' Sheila beloofd mijn -vrouw te
(worden.
Ik houd van jou meer dan van
eenig ander. Gerald, antwoordde zij
met aandoenlijke teederhead. Ja. als
je wilt, zal ik met je trouwen. Toen,
zachtjes. (Hij je weet wel de ar
me meneer Dan/vers -zei dat j© voor
hean gedurende zijn kort veriblijf in
Indië als een andere broeder was ge- I
vreest.
ZAKEN DOEN.
Een Parijsoh schilder, die op den
goeden /weg is naam te maken had
aan een kunsrtjkooper, wdens handel
blijkbaar voorspoedig ging een schil
derij ten verkoop toevertrouwd, en
daarbij een behoorlijken minimum
prijs vastgesteld zoo iets van frs.
1000. Na meerdere malen van den
kunstkooper i© hebben vernomen, dat
er zich geen kooper voordeed, had de
schilder ten slotte toegestemd zijn
werk voor iets minder dan dat mi
nimum af te staan. Kort daarna later
kwam de artist in aanraking met een
bekend collectionneur, die hem ver
telde, dat hij een schilderij van hem
had, dat hij al eenigen tijd geleden
van den handelaar had gekocht. En
nu kwam het uit, dat de verzamelaar
•aan dezen het dubtbeüe had betaald
van den door den schilder gestelden
minimum-prijs, ©n wel op een oogen
blik, dat deze van dien braven koop
man bericht had ontvangen dat zijn
schilderij voor het minimum onver
koopbaar was.
IMen m-oet in Parijs zijn, de stad,
waar oen cosmopolitischo handels
geest de goed© trouw en de eerlijk
heid van den koopmansstand besmet,