BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
®F 10 CENT PER WEEK
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Rubriek voor Vrouwen
FEUILLETON
Be opgeheven Vinger
Natuurhistorische
Wandelingen
Het eind van ostvaoger
fïeldar.
25e Jaargang
MAANDAG 29 JÜLI 1907
No. 738S
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND,
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT,
iZomertoil ellen en da Vredes
conferentie. Linnen cos
tumes. Machinale {bor
duursels. Afgepaste ro
bes. Taffetas wandeltoi
lettan.
Mooie zoanertoiletten van zeldzaam
fijne weefsels vervaardigd, sieren
öp zonnige dagen - die dezen zomer
helaas zeldzaam izijn de wande Lw.e-
gen. Vooral in de residentie en op
Scbeverringen merkt men dit ja,ar een
■ongekende tbiletiweeMe op. De vredes
conferentie, die dil jiaar een buiten
gewoon groot aantal vreemdelingen
uit alle oorden der wier el d in Oen
Haag doet samenkomen en waarvoor
■1de gemeenteraad van 's-G-ravenlhage
(het noodig geoordeeld heeft een groot
feest te orgianiiiseeren, dat alles geeft
de vrouwen gelegenheid te over hars
prachtige toiletten te laten bewonde
ren.
Trots het ongunstige weder, hebben
(de groote anode-ateliers en de eerste
Masse confectüsliuiizem dan ook geen
(klagen, terwijl de meeste naaisters
de handen vol'werk (hebben, want di
ners, partijen en andere feestelijkhe
den volgen elkander in de groote we
reld en diplomatieke kringen op. Wie
(dit jaar goedkoop onder dak wil ko
men, moet daarom niet, in Sohevenin-
gen zijn, tenzij men zich aan de luxe
van een mondaine bffflplaats (wil ver
gasten
''Gelukkigerwijze kan men ook voor
weinig geld élégante toiletten beko
men, 'waamiiade men zió'n zeer goed
kan vertoonen; er is slechts een wei
nig tact en goede smaak noodig om
hierin naar behooren te slagen, want
(hedendaagsche industrie maakt reu-
aenvorderingen in het fabriceeren vian
imitaties van al vrat mooi on kost
baar is.
Het linnen wandeltoilet kan in de
eerste plaats aanspraak maken op
éléfgance en nouveauté, terwijl de kos
ten die er mede gemoeid zijn, zeer be
perkt 'kunnen worden.
Wianneer een linnen costuum met
■tlandJborduursel a l'anglaise versierd
is, kost het sommen gelds; wianneer
men zelf borduurt véél, zéér véél tijd.
Doch daar zijin machinale borduur
sels, die zóó prachtvol geïmiteerd
Izijn, dat men ze al van zeer nabij
moet beschouwen om hun juiste waar
de te kunnen schatten. Men brengt de-
ee linnen toiletten zoowel in wit als
in licht blauw, rose, strookleur, mau
ve, licht grijs en zwart; en kleur op
kleur geborduurd.
Voordeelig v,an aanschaffing en niet
minder éléigant kleeden de tussor of
slhiantung japonnen. Dit weefsel, dat
■vroeger slechts in écru gebracht werd
vindt men thans eveneens in bovenge-
noemde nuancen. Voegen we hier
aan toe de afgepaste robes in pongé
en batist, dan heeft men reeds een
uitgebreide keuze. Wat 'het batist be
treft, mioeten we opmerken diat dit
niet meer als vroeger op gekleurd;
transparants gedragen wordt, zoo dat
wit batist zoowel als neteldoek en plu-
metis uitsluitend o,p witte voeringen
gewerkt worden.
Het izfWarte taffetas verheugt zicb
weer meer en meer in de gunst der
mode en wordt zoowel voor costumes
(als voor hoeden en paletots verwerkt.
Élégant en niettemin eenvoud!;
aijn de taffetas toiletten die uit een
voet vrijen gepiooiden rok en bolero
of kleine losse pale tot bestaan.
Door het ar rangeer? n van taffetas
rokken in stolle of pli&sé plooien
iwoildJl de voering overbodig; men
(draagt ze op een correct passende on
derrok, die van ondieren met een zeer
ruime volant gegarneerd dient te zijn
om do plooirok den noodigen steun
te geven. Voor slanke figuren ver
dient het plissé-soleil. dat men machi
naal laat bewerken, aanbeveling, ter
wijl zwaardere figuren bij voorkeur
een rokmodel met ten deele ingestiikte
plooien moeten dragen.
Verschillende confiectieihuizen bren
gen dieze toiletten in een ruime keuze
en tot zeer lage prijzen.
Op de hoeden wordt eveneens veel
zwart taffetas gegarneerd.
Voor jonge domos is oen champagne
(kleurige strooihoed mot een groote
GEiLzasser strik van zwarte taffetas ge
garneerd zeer nieuw. Men bezigt hier
voor geen lint diocih taffetas van het
sitiuk. In plaats van een Etlzasser strik
worden deze hoeden ook gegarneerd
met aan weerszijden een groote chou
of roset, de beide rosetten door een
ruime band van taffetas verbonden.
De groote sluiers spelen dit jaar in
de hoedmode een voorname rol. Men
■ziet hoeden waarvan de sluier .als het
ware de voornaamst? garneering uit
maakt. De modellen worden gaande
weg nog groot er maar helaas niet
nhooier- De groote klokmodellen met
nedepgeboigen rand kunnen slechts
door vrouwen met langen, slanken
hals met succès gedragen worden. In
bet tegenovergestelde geval raakt
ideal hoedrand bijna de schouders,
hetgeen vooral van ach ter ?n gezien
een potsierlijk effect te weeg brengt.
Voor kleine meisjes zijn d? witte
(ge/borduurde wasehllioeden ,,up to
date".
Het is allerliefst deze hoeden met
een pompadour zijdien lint om den
(bol en strikken van hetzelfde Lint te
versleren. In plaats van lint kan men
(ook zijde van het stuk verwerken.
MIAlBIE VAN AMSTEL.
(Naar het Engelsch door ,,Rito".)
HOOFDSTUK II.
Daarop zwlegen bedden. Toien Ischoof
de oude notaris zijn stoel achteruit en
opstaande begon hij langzaam de
groote kamier op en meer te loopen.
Met gefronste wenkbrauwen hield hij
zijne oogen steeds op het tapijt geves
tigd.
De blauwe oogen van den jongen
man waren steeds met een zeker soort
angstige levendigheid op hem geves
U weet zeker niet wat dat geheim
ia, mr. Bryantson?
Neen, dat zeide ik u al. Ik ben
nu het hoofd van de firma. Toen mijn
compagnon op zijn sterfbed lag, heeft
hij mij alleen verteld wat in zijn
macht was. Dat er een geheim be
staat. Dat het alleen verteld wordt
aan den oudsten zoon. Dat,, wanneer
er geen direct opvolger is, of wanneer
hij buitenslands vertoeft, het geheim
wordt medegedeeld in een brief, die
IN EN OM HAARLEM.
GLXXIV.
Nog miaiar altijd geen zomer, d. w.
iz. meer warmte, mooier weer; nog
anaar altijd kan men gerust des
avonds zijn demi aantrekken, om zoo
doende een kouvatting te voorkomen.
En diat in Juli, neen, 't is meer dan
erg. Gélukkig daarom de menschen.
die me enen daarvoor een oorzaak
gevonden te hebben, n.l. invloied van
(Mars of Uranus, of een andere pla
neet; zou 't niet beter zijn te zoeken
naar middelen om zulke invloeden te
voorkomen? Middelen dus, om het
weer vast te stellen. Middelen dus,
om van al dat getob, gezeur verlost
te wezen.
Ik veres echter, dat er dan wel een
vredesconferentie voor elke provincie
imiocht zijn, die dan vooraf het weer
vaststelde voior de loopeude maand.
iMaar, scherts ter zljfde; laat men
zich richten naar 't weer, dat is het
beste en de natuuilhlstoricus beschikt
over middelen, om dat volop te doen.
Is het snikheet, dan gaat hij in de
aan onze zorgen wordt toevertrouwd.
Zoo'n blief hebben wij niet ontvan
gen. Wij natuurlijk bedoel daar
mee mijn compagnon en ik veron
derstelden, dat u op de hoogte was ge
bracht., toen u meerderjarig word.
De jonge man keek snel, bijna ont
steld op. Toen vielen zijn oogen op de
papieren voor hem.
Toen ik meerderjarig werd, her
haalde hij. Is is dat de gieiwoonte
Ik meen van wel, als er maar één
zoon is. En als die zoon, zooals u, zoo
herhaaldelijk /afwezig is, dan was er
des te meer reden om het te doen.
Ja, zei de jonge graaf ernstig.
Het had beslist moeten gebeuren.
Maar in dit speciale geval is het niet
gebeurd. Denkt u, dat het een belang
rijk geheim is Ik bedoel, dat het
.weten er van mij vrijer, gelukki
ger
Benjamin Bryantson bleef plotse
ling staan voor den grooten open
haard. Hij keek peinzend naar de
vlammende blokken en vandaar naar
liet jonge, ernstige gelaat van den
nieuwen opvolger.
Dat kan ik u onmogelijk zeg
gen, antwoordde hij. Ik weet alleen,
dat het ontsluieren van het geheim
gebiedend noodzakelijk was. Dat, voor
zoover ik weet, het nooit over het
hoofd gezien is dan op dit oogen-
blik.
I/ord Edensore stond ongeduldig van
vroege morgenuren, of des avonds;
regent he terg, geen nood, ook dan is
er VO'OT hem .genoeg waar te neanen,
■en hij1 .wapent zich met regenjas, of
schoon hij andiers ook niet bang is
voor een buitje.
Vooruit dus! 't Is in den namiddag,
nlog een uurtje en we beginnen reeids
te (bemerken, dat de lichtsterkte af
neemt. Spoedig hebben we het Kolkje
bereikt, met langzamen tred; betreden
we de mulle duinhelling; daar zijn
iwe op den top. Wat een heerlijk ver
gezicht. Hoe dor ds hier alles. Geluk
kig, dat de meeste- grassen wortel
stokken hebben en dan gedurende den
zomertijd heel wat droogte kunnen
doorstaan.
'Daar stoot en we tegen den spoor
baan. W*e slaan links af en de schut
ne duinlhelh/ng brengt ons snel naar
'de laagte. We zijn verplicht dioor de
palen heneden, de vaart wat te ver
minderen en dat is goed ook, want
anders zou het kunnen gebeuren, dat
iwe ons aan 't eind niet konden hou
den en een .minder gewen scht bad
■zou het gevolg wezen. Onder de via
duct d'oor. Een eigenaardige geur
vertelt ,ons, dat Lier heel wat tihijra
moet groeien en tegen de duinhelling
opziend, bemerken we van die plek
ken met een donker roodachtig tintje,
de topjes der kleine heestertjes, waar
'bloemen en schutbladen .die kleur ver
tonnen. Daar dat geel is afkomstig
fvan. het adhte walstroo; die rood-
paarse vlinderbloempges zijn van het
stalkruid, daar die bleeke ©tengels van
een bremraapsoort, een woekerplant
dus.
'Spoedig zijn we aan 't eind van 't
kan/aal, waardoor het zand vervoerd
Wordt en brenigt de wat stijgende we;
o,ns weldra in de duinen. Dit wegge
tje, nu eens omzoomd door denne-
Iboschjes, dan weer door kale duinen,
■elders door riet, biedt ons een schoon
duinlandschap aan. Vleien we ons
hier eenige oogenlblikken neer, dan
irien we spoedig hier en daar, als we
ons stil houden, konijnen te voor
schijn komen. De grootste drukte is
voorbij en de aardige springers ko
men voor den dag, om den ganschen
nacht zooiwat etende door te. brengen;
want ze hebben van die schrale loost
hier heal wat noodig.
(En als er dn de nabijheid van het
hol niet wat struikgewassen of braam-
bosdhjes voorkomen, dan brengen ze
het grootste gedeelte van den dag sla
pende door. Hé, zie dat aantal aan
groeien, hoe eigenaardig hippen ze,
-eerst voorzichtig, don brutaler op dat
vlakke kommetje af, waar wat gras
en minder m-alsohe kruiden worden
gegeten. We houden ons stil en of
schoon ze anders nogal sclhuiw zijn,
laat. onze aanwezigheid ben thans
koud.
't Is hier net een terrein voor dat
goedje. Wat heuvelachtig, met vlakke
gedeelten, waar ze van verre vijan
den kunnen zien naderen, hoscihjes
,en hooger gras hier en daar om in
iweg te kruipen en een grondje, dat
hun veroorlooft om naar hartelust te
graven. Ziet ge daar telkens dat zand
te voorschijn konten, daar is er eentje
(bezig een nieuw hol, een nieuwe gang
te graven. Miet de voorpoot en wordt
(het izand loagekrabd. (met de
achterpooten naar achteren gewerkt
ien ,zoo eindelijk buiten het hol ge
bracht.
zijn stoel op.
Ik ben niet bijgeloovig, zei hij.
Ilt geloof niet aan
Plotseling scheen, zijn stem hem te
begeven. Een blik van afschuw en on-
uitsprekelijken schrik sprak uit zijn
oogen. Hij bleef (staren op een schil
derij aan den wand van de biblio
theek.
De oude notaris, verbaasd over dit
plotseling stilzwijgen, keek le-eijst den
jengen man aan en toen naar de
schilderij, die hem zooveel schrik had
aangejaagd.
Deze stelde een soort van dor land
schap voor. Op den voorgrond was
een breede steenen inrijpoort en
daarvoor stond de figuur van een
ridder. De kunstenaar had aan het ge
laat een bijna demonische uitdruk-
tag gegeven. Doodelijke, duivelach
tige haat sprak uit de ingezonken
oogen. Dreigend keken zij iedereen
aan van het stille linnen uit. Metéén
opgeheven arm stond hij daarde
vrijde mouw van zijn mantel wajs te
ruggevallen en liet een magere arm
zien, een bruine, vleefcchlooze hand,
eni dat, wat den nieuwen lord
Edensore aan het schrikken had ge
bracht, een vinger. Een opgeheven
wijsvinger.
Mijn God hij bewoogIk zag
het, fluisterde hij zenuwachtig.
Toen wendde hij zich- tot den no
taris.
Wonder is het ni-et, dat de wind
daar spoedig ,vat op krijgt en korrel
tje voor korreltje doet verstuiven. Dat
is voor de duinen en andere woeste
grionden dan ook wel het grootst?
kwaad, dat die dieren aanrichten. Ze
worden echter n'og .heel wat schade
lijker, als de mensch beproeft die
gronden in cultuur te brengen door
aan/planting van bosschen.
(Dat jlonge goedje groeit in die dorre
gronden al slecht en Langzaam en
Ihet konijn lust graag wat jong frisch
igroen niet alleen, maar als Let nijpt
dn den winter ontschorst hij m enigen
tak vooral van Ih-at één- en tweejarig
hiakhout. Zdie, hier kunnen we nog
duidelijk dé sporen van de tanden
izien. Een eigenlijke boschbewoner is
hij niet, maar voor j'onge bösschen is
Let een zeer schadelijk dier. Hoe jam
mer, dat zoo vaak nog bet jagershart
in tweestrijd komt met dat van den
Ihoutteeler. Heel vaak zegeviert dan
nog het eerste. En waar eenmaal wat
(konijnen zijn, hebben ze zich bij een
iweinig bescherming spoedig tot een
hoeveelheid ontwikkeld, die nog al
groot is. Een paartje kan hij matige
berekening per jaar ongeveer een 70
nakomelingen hebben, daar de neg
niet volwassen jongen al spoedig me-
delhelpen tot die vermeerdering, Heeft
izijn neef, de haas, nog al wat t? lij
den van vocht en vooral in den win
ter van de koude, bij ons konijn is
diat niet zoo. In het warme hol voelt
het dier zich behaaglijk en lekker;
Ook de jongen, ofschoon ze veel hulp-
loeboevender zijn dan de jonge Lazen,
izijn daar goed beschermd, terwijl in
regenachtige tij/den heel wat jonge
hazen omkomen. -En ook voor de
imeeste vijanden zijn ze daarbinnen
veilig, vooral voor die onder de vo
gels. Wlaar veel konijnen zijin, ko
men, behalve Lier in de duinen, ook
■al spoedig -vossen voor. Groote en
kleine .wezels maken overal jacht op
onzen langoor.
'Daar kuchte oen van ons, en luis
terend richten ize zich op. Een be
speurt onraad, ja, duidelijk, hij klopt
imet de pooten tegen den grond en
weg zijn ze. Worden ze achtervolgd,,
dan kunnen ze veel beter dan de haas
nog Jhaken .slaan", d. w. z. in zig-
zagsgewijze richting ontvluchten om
eindelijk in 't hol aan te komen.
Behalve door de grootte: het konijn
wordt meestal niet zwaarder dan 2-
KG., onderscheidt hij zich nog
dioor de meer blauwgrij-ze, wollige
ondervacht van do haas.
Kijk, daar ligt zoowaar nog een
schedel ook en kunnen we dus op ons
gemak alle waarnemingen voltooien
E-en paar beitels boven, on een paar
beneden; krom, tot onder de kiezen
loopend somis, wat zijn ze nog scherp;
iin de bovenkaak achter de voorst'?
nog een tweede paar, veel kleiner;
verder g-een hoektanden, ?n dwars
geplooide kiezen, wat wijst op een
ivoor- ,en aclhterwaartisclbe beweging
Ider kaak. Vandaar dan ook die ei
genaardig knabbelende bewoging der
dieren bij het afbijten, zoowel als bij
Let kauwen. Ook de gewiohtsknobbel
van de bovenkaak laten geen andere
beweging toe.
De sterke ontwikkeling van het tus-
sohankaaksbeen staat weer in ver
band met die van de snijtanden, die
voortdurend doorgroeien en afslijten
(door se'hoeve plaatsing, of het weg
vallen van den er tegenovergeplaat-
»t?n tand ophoudt.
iDan ontstaan de olifantstanden,
en het dier sterft den hongerdood.
Maar ikom, het wordt later, de zon
Is reeds onder, vie storen nog een-
imaal dia springers en gaan naar
huis.
J. STURING.
VRAGENiBUS.
Aan mevr. v. D. te H. Uwe be
gonia's zullen te veel in de zon staan
en dan veibranden de hoog in den
grond liggende wortels gemakkelijk,
ik raad u daarom aan de aard? tus-
schen de planten met een dun laagje
turf&tro'oisel te bestrooien. Dat is te
vens een middel om het uitdrogen
van d?ai .grond te voorkomen.
Aan mej. L. te -H. De beste
ftijtd voor plukken van grassen voor
win te itbou quetten is reeds voorbij.
Dat moet geschietden voor of in 't be
gin der zaad vorming. En die is aJ
lang aflgeloopen. Misschien komt hier
en daar nog wat voor, maar als ze bij
eenig drogen beginn en te ruien, is het
maar beter ze dadelijk weg te werpen.
lE/nkele zijn er nog wel, zoodat niet
alle hooip vloer bij is. De volgende
vveek zal ik er een artikeltje aan wij.
(den.
J. STURING.
Heeft u iets gezien
Neen, mylord.
De jonge man streek met zijn hand
over de oogen. Toen kwam hij weer
bij de tafel staan, met zijn rug naar
de schilderij gekeerd.
Het moet verbeelding zijn ge
weest, natuurlijk maar het wa9
afschuwelijkftreoies of de hand
leefde en
Het is een vreemde schilderij
zei de oude notaris. Natuurlijk kent
u de geschiedenis daarvan
Nee....n ten minjste, ik heb er
natuurlijk wel van gehoord. Maar ik
ben haaT vergeten.
Vergeten zei Mr. Bryantison vol
verbazing. Niemand van het huis
Edensore kan die schilderij en haar
beteekenis werkelijk vergelen
Mijn geheugen is nooit weer zoo
goed geweest sinds die die koorts,
waarvan ik u vertelde toen ik on
der de Zoeloe's terecht was gieko
men.
De oude notaris knikte.
Ja ja, natuurlijk. Dat is de
reden. Ik was dat vergeten. U heeft
todh zeker wel gehoord, dat die fi
guur niet naar een levend model was
geschilderd.
Wat bedoelt u
De kunstenaar wals een vriend
van een uwer voorvaderen, en lo
geerde hier met eenige andere uitge-
lt ten jongelui. Men had een wedden-
Wanneer ik er nu nog over denk,
hoe ik een -jaar of twintig geleiden,
■em diefstal mlet moord heb helpen
.organiseeren", zooals Raders lief
noemde, 'heb ik er dan berouw over?
Ik ,geloof hat niet.
Heldar's moeder i© dood'. Betsy heeft
Dick maar een half jaar overleefd. Ik
kan die geschiedenis dus nu wel ver
tellen.
Dick iHeidar was een vriend eai col
lega van Raders en mij. Vriend en
collega is in diezen wel zooavat het
zelfde, al zijn collega's waren zijn
vrienden. Ten minste tot hij ontvan
ger op Wleringen werd.
Eigenlijk had ik geen recht om op
hem neer te zien, zooals ik later deed.
Ik heb 't ook gekend, dat verblijf op
een afgelegen eiland, met niemand
om mee om te gaan, en die lange
avonden op je kamer, met 't eeuwige
tikken van de hangklok en 't eeuwige
gehuil van den wind. Op een eiland
waait het altijd, isdhijnt het. E|eu
droog en saai menscih kan leven in
/een grijze atmosfeer, die alle kleur
-oplsiorpt. 'Maar Leaniaind als Helldiar,
die behoefte had aan beweging, aan
int'ellectueele spanning, komt dan in
©en gevaarlijke periode. Er zijn maar
heel weinig menschen, die genoeg in
zich zelf vinden om geestelijk te le
ven. Dat een ontwikkeld mensch zich
niet behoeft te vervelen, is een even
groote dwaling als de meeste andere
•preekwoorden en „algemeene opi
nies".
Nu is er <een middel, om je eendgs-
izins wakker te houden, dat is de
drank. Wie daartoe zijn toevlucht
neemt, is (binnen een paar maanden
Verloren. Er is verbazend weinig tijd
noiodiig'om een heel mensch enleven te
bederven.
Heldar was al .knapjes op weg, toen
bij overgeplaatst werd naar vlak in
onze buurt. Raders en ik zaten toen
te Amsterdam, natuurlijk hadden we
al geboord, wat er van Dick gewor
den was. Iemands slechte eigen
schappen zijn ongeveer tienmaal zoo
isnel bekend als zijn goede.
We brachten hem direct een bezoek,
ien vonden, wat er 'nog van Dick was
overgebleven.
Ben jij dat? vroeg Raders.
Ja en neen, zei Dick, terwijl hij
een flesch dn de kast zette.
Amice, zed Raders, we kennen
elkaar te goed, om elkaar niet rond
uit de waahheid te zeggen. Als we
niet altijd goede vrienden geweest
waren, zou 't me niet kunnen schelen
dat jij verkiest, een beest van je zelf
maken. Maar nu en hij naim be
daard de flesch uit de kast en smeet
ze het raam uit.
Jo wou ons uitschelden ga Je
gang.
•Ik zie wel in dot je gelijk hebt,
maar.
Komaan, oude jongen, Dan geef
je bij dezen J-an en mij je woord, dat
je nooit meer drank gebruikt.
Ik kan niet, kerel.
Komaan, je bent vroeger altijd
een flinke vent geweest, als je wil,
kun je wel.
iDick gaf waarachtig de belofte, en
't ging een paar weken goed.
Toen kwam er een meisje. Op do
grens busscben *t kwade en goede in
een man staat nu eenmaal altijd een
vrouw, 't Schijnt maar een enkel
scherp woord geweest te rijn, wat ze
tegen hem zeide Dick heeft 't ons
nooit verteld.
Natuurlijk, wat je 't diepste voelt,
vertel je niet. Maar ik vermoed het.
Een vrouw maig fijngevoeliger zijn
dan een man 't is mogelijk. Maar
scherper ns ize altijd.
In ieder geval, toen we weer eens
bij Dick kwamen, zat hij te borrelen
of bij' den verloren tijd wilde inha
len
Jongelui, zei hij, ik begrijp best,
dat je me een verschrikkelijk standje
rwliit schoppen. Ik heb er gieem be
zwaar tegen, maar ik verzeker je, diat
't je niets ztil helpen".
Raders en ik putten al onze argu
menten en onze getheele collectie
scheldwoorden uit, maar we hadden
toen en later niet 't minste succes.
(Dick was binnen een week weer vrij
wel een beest. Ik moet bekennen, dat
ik hem boen liet schieten. Raders
niet; (die had, ondanks zijn ruwheid;
lidieeën over verantwoordelijkheid
iroor je medemenschen en dergelijke.
't Was een paar maanden later,
half twee 's nachts zoo wat, en ik'
was juist klaar met werken, toen Ra
iders mijn kamer binnentrad.
Jan, je moet dadelijk mee naar
Heklar. Kleed je maar aan.
Dick heeft zich voor den kop ge
schoten. Vermoedelijk een tekort m
de kas. We hebben wat goed te ma
ken. jongen. Ik schoot dadelijk mijn
(jas aan, en we gingen op pad.
We moeten overleggen wat we
kunnen doen, rwe moeten zorgen, dat
Dick's moeder nooit hoort, wat hij ge
daan heeft, 't Zou haar dood zijn, ze
hield afgodisch veel van hem.
■Betsy, iz'n Imeisje, vertelde hoe ze
een schot gehoord had, hoe ze naar
(beneden gesneld was, en Dick aan ta
fel Vond izitten, in rijn gewone hou
ding, maar met den revolver in de
schap uitgeschreven om in den kortst
mogelijken tijd een schilderij te ma
ken. De détails weet ik er niet zoo
heel goed van, maar ik meen, dat de
"weddenschap te middernacht werd uit
geschreven, en dat de bewuste kunste
naar er op inging. Zij sloten hem op
inden toren in de zoogenaamde werk
kamer van den slotheer. Toen zij den
volgenden middag kwamen om te
kijken, hoe het werk gevorderd was,
vonden zij die schilderij. De kunste
naar zat er voor op een stoel met
penseel en palet nog in de hand ge
klemd. Hij was dood.
De jonge graaf huiverde.
Een spookachtige geschiedenis,
zei hijj ten minste als 't waar is. Ik
herinner mij, dat ei aan getwijfeld
werd.
O, neen het is waar daar is geen
twijfel aan. U weet, dat dit huis ge
bouwd is op de bouwvallen van een
oud slot. De legende gaat, dat de
geest van een gestorven ridder
waarschijnlijk van den slotheer zelf
wel voor dat portret poseerde.
Het is trouwens bijna onmogelijk, dat
een kunstenaar zoo'n allerhatelijkst
en duivelachtig gelaat zou hebben ge-
phantaseerd.
Ja; maar de vinger de opge
heven vinger. Wat beteekent dat.
Ja zei de oude notaris. Dat is t
nu juitet. Misschien heeft die ringer
iets met het portret te maken. Dat
kan ik niet zeggen. Ik weet alleen, dat
ik het een afschuwelijke schilderij
vind. Als ik hier meester was, da»
zou ik het al lang hebben weg laten
nemén.
De jonge graaf keek met een blik
van instemming op.
Natuurlijk, waarom niet? Ik ben
het cmet u eens, het is afschuwelijk. Ik
zal uw raad opvolgen. Ik
Begrijp mij goed, mylord I Ik
geef u geen raad. Ik zei alleen wat ik
zelf zou doen. Maar die schilderij mag
niet woTden weggenomen. Zij werd
daar opgehangen, om een belofte aan
den overleden artiest te vervullen.
Zij moet hier blijven.
Waarom?
Mylord, u weet merkwaardig
weinig van de geschiedenis van het
Huis Edensore, als u onbekend is, dat
groote rampen uw familie zullen tref
fen, wanneer zij wordt weggenomen,
wat niet zal ophouden, totdat zij
sr is teruggebracht. Ik zou u ra
den er maar buiten te blijvem
Ik zei u reeds, dat ik niet bij'ge-
loovig ben.
Dat is zoo, mylord, en dadelijk
daarop was u herig ontsteld, omdat
de vinger bewoog.
Dat moet verbeelding geweest
rijn. Of of misschien wel eem
schaduw, die door het venster viel.
(Wordt vervolgd).