Olympia. De Secretaris Grijs Haar kunnen marcheeren, de bagagedra gers achter te laten en met hem in snelle marsdien mee te gaan naar een bosch, waarin hij wist, dat zich. ide gorilla's ophielden. Ik stemde toe, en alleen Blue Ruin bij mij houdend om een estna buks te dragen ging !k met den hoofdman op weg. Weldra waren wij midden in de bosschen, wier tropischen plantengroei mij dik wijls verrukte. Op een dag zaten wij aan het mid dagmaal. Biluo Ruin keerde juist van de rivier terug, waar hij water was igiaan halen en ik zelf was bezig een conserve bus te openen, toen ik plot seling een groot rumoer engesohxeeuw hoorde. Op hetzelfde oogcnblik werd ik vastgegrepen door een dozijn staal- Ewarte negers en voor ik geluid kon geven of schieten bon, lag ik aan handen en voeten gebonden op den grond. Dian vernam ik een doordrin gende kreet en ik zag Blue Ruin wor stelen met de bandiileten on weldra lag look lüj gebonden. Ilk vroeg hem de be- teekenis van zijn beleedigende han delwijze. De onbeschofte kerel toonde zich nu in zijn ware gedaante en zei: Wit te man slaat hoofdman, hij niet geven wil zijn geweer; hoofdman dooiden witte man! Maar, zei ik, ilk heb je nooit gesla gen, maar jie veel gegeven en nog meer beloofd, waarom behandelt gij mij dan zoo? De duivelsche neger, zei echter nog eens hetzelfde en grinnikte. Men leg de Blue Ruin naast mij. Wat ik gezegd, master? schreeuw de hij' met een wanhopige stom; hoofd man slecht main, hij ons leven heeft; (wij nu maar den doofd gaan. Onzin, zei Lk, hij vil alleen pro- beeren nog meer van mij te krijgen. Niets kon echter den bronzen reus troosten. Hij hield maar vol dat wij veroordeeld waren te sterven. We moesten intusschen op marsch. naar het dorp van den hoofdman en •werden gedurende den geheelen weg afschuwelijk slecht behandeld. Ze bo den ons een weinig chickwangie een vuil afkooksel van den cassava- wortel, wat ik weigerde te gebruiken. Na twee dagen honger lijden, kreeg ik eindelijk wat grove pisang. Geen enkele nacht had ik behoorlijke rust en, al was mijn eigen lot slecht ge noeg, het werd inderdaad ondraaglijk gemaakt door de wanhopige kreten en lamentaties van mijn armen trou wen gezel. Op den derden dag berriik- tsn wij een aanzienlijk dorp, waar we werden binnengeleid op een open plaats, door ©enige bananen om heind, waar twee of drie ellendige hutten aan den kant stonden. Het was heit marktplein. Wij worden in een hut gestooten en aan een der palen vastgeknoopt. Na die vermoeiende marsen en, geleek mij den grond In 'deze lage hut een zacht veer en bed, waarop ik eens heerlijk zou kunnen felapen. maar er was geen kans, o«n maar een halve minuut in te domme- len, want zoowel bij nacht als bij, dag, was er een oorverdoovemd ge schreeuw en lawaai in mijn onmiddel lijke nabijheid. Het scheen mij toe, dat de inboorlin gen iets aan het bouwen waren, wat ik van mijn hut uit niet kon zien. Ein delijk op den derden dag. werd ik de> morgens uitgeleid en zag ik een groo- te afsluiting, waar in het midden een platform was aangebracht, genoeg zaam boven alles uitstekend, om toe schouwers in staat te stellen te zien, wat er voorviel. \k zelf mocht op een oude mierenhoop plaats nemen. Een groote troep negers was reeds aanwezig, en toen een muziekkorps met zijn lawaai begon, kreeg ik een flauw idéé van wat men met mij zou beginnen. Een oogenblik daarna (kwam een zwaarddrager en daarna volgde de chef zelf. Ondanks mijn el- lendigen toestand barstte ik in een luid gelach uit zoo fantastisch had man zich toegetakeld. Hij had een ouden hoogen zijden hoed op, en de jas van. een lakei over een vuurrood hemd aangetrokken. Daarbij droeg hij een afgedragen gestreept linnen broek, waarvan de pijpen hem voor de helft te kort wa ren- Hij nam het zwaard van den dra ger, klom op de tribune, zette zich neer op een laag stoeltje, en riep met een grijnzenden lach Witte man, jacht maken op go rilla, gorilla zienwitte man dooden gorilla. Ik kreeg plotseling een onbestemd angstgevoel als bij een naderend on bekend gevaar. Dadelijk verscheen ööu het eene einde een troep negers, die in hun midden iets voortsleepten, 'dat mij met schrik vervuilde. Men duw de het in de omheining, dfie zicli ter stond weer sloot en nu zag ik, dat het een buitengewoon groote gorilla was; een akelig ondier, brommend en grijnzend en slaande met vreeselijke klauwen. Hij stond daar hijgend en zijn voor uitstekende borst besmeurend met vlokken schuim, toen andermaal de omheining zich opende en mijn arme, trouwe Blue Ruin naar binnen werd geduwd. De kerel riep nog, toen hij mij zag Wat ik gezeg, master, wij gedoed! Toen kroop hij over den grond van angst. De gorilLa zag er vreeselijk bloeddorstig uithij was waar schijnlijk gesard en hongerig. Langzaam keerde hij zich naar Blue Ruin. De chef schaterlachte en ik v.'erd zoo woedend, dat ik mijn polsen bijna brak, om ze van de boeien te bevrijden, en naar de geweren te kun nen grijpen, die men tegen een der hutten had neergezet. De paar patro nen, die ik in mijn vestzak had zitten, zouden him dienst gedaan hebben In het volgend oogenblik liet. dego- r?13a een schril geluid hooren als van een jankenden hond, was met een en kelen sprong bij Blue Ruin, omarmde hem met rijn vreeselijke klauwen en (scheurde hem letterlijk in stukken. Ik keerde mijn. hoofd af Yan dat gruwzame tooneel, doch men vatte mij bij de schouders en vóór het leven den armen Blue Ruin nog verlaten had, werd ik in de arena geduwd, en bevond ik mij tegenover het akelige monster. Men had mijn handen losge maakt an de hoofdman riep grijn zend Witte man jacht maken op goril, la, gorilla niet dooden hemhij go rilla Ik moest alle krachten inspannen, om mijn kalmte te bewaren, toen de aap met zijn klauwen in de lucht slaande, zich andermaal oprichtte. Toen zag ik eercf. met welk een groot, monsterachtig ondier ik den strijd om het leven moest beginnen, Akelig brullend, met wijd opengesper- den muil, sprong de gorilla op mij toe, maar ik ontweek zijn van scherpe nagels voorziene klauwen en wachtte met mijn vuisten gereed, een tweeden aanval af. Vijf minuten had ik tijd, om mijn krachten te herstellentoen wierp het ondier zich met vernieuwde woede op mij en bokste ik mijn vuis ten op zijn borst mét zóóveel kracht, dat het eenige passen achteruit week. Ik zelf gleed uit in het bloed van mijn armen Blue Ruin, en ik waande mij verloren. De gorilla echter brulde niet meer, maar huilde van woede of pijn en ik zag een geel vocht uit zijn akeligen muil vloeien. Hetzelfde oogen blik werd ik aan de linkerzijde onder ribben een gezwel gewaar, als bij iemand, die een miltziekte heeft, en een reddende gedachte vloog me door het hoofd. Mijn hart verstijfde bijna van onbeschrijfbaren afschuw, toen het walgelijk ondier zich voor de der de maal tot den aanval gereed maak te lk kneep mijn van bloed kleverige handen vast te samen en vóór het af schuwelijke monster op mij toe sprong, stootte mijn beide vuisten met volle kracht op het uitwas onder de ribben. De gorilla wankelde terug, sloeg met de klauwen in de lucht, een golf bloed sprong uit zijn geopenden muil en met een akeligen kreet viel hij dood aan mijn voeten. De consternatie door zijn onver- wachten dood veroorzaakt, was zóó verschrikkelijk, dat de negers begon nen te vluchten. Ik verloor geen oogenblik, was mot één enkelen sprong op de tribune bij den chef, greep hem bij de keel met eene hand, eu met de andere zijn eigen zwaard opheffend, kliefde ik hem met één enkelen slag den schedel tot aan de kin. Dan rende ik naar mijn geweren en schoot op den negertroep, die dol van angst een uitweg zocht, om in het houtgewas te ontkomen. Zoozeer had de vrees hen aangegre pen, dat ik naderhand drie dagen in de streek ronddwalende, om op den goeden weg te komen, er geen enkele meer ontmoette. Eindelijk vond ik de rivier, waarin, op de afgesproken plaats de Kroejongens met hunne boo ten lagen, en voer in groote haast naar de factories, waar ik terstond een sl rafexpeditie vormde. Wij vonden hij onze terugkomst op vreeselijke plaats het geheele dorp dcor naburige stammen verwoest, mi later op d'e terugreis al onze bagage en ivoorhet volle was te verschrikt om het mede te nemen. Daverende bij valsbetuigingen klon ken door de zaal, toen de beroemde zangeres Olympia haar groote aria dor koningin van Golkonda in de feeërie, welke toen in het Gaüté-thiea- ter gegeven werd, had voleind. Deze feeërie bezorgde der directie lederen avond een stampvollen schouwburg en de voornaamste aan trekkelijkheid was juist de aria der koningin, die slechts eenmaal in een prachtige decoratie ten tooneele ver scheen. Gewoonlijk werd deze rol aan een eenvoudige zangeres toevertrouwd, doch van tijd tot tijd verzekerde men zidh de medewerking der beroemde Olympia, die in de muziekwereld be kend en op alLe groote tooneelen van Europa eu Amerika opgetreden was; want stond de naam dar kunsteaar res met vuurroode letters op 't af fiche, dan was des avonds het huis uitverkocht. Olympia was eenvoudig, en braaf ■gebleven, niettegenstaande den naam dien zij gemaakt en 't vermogen, dat zij verworven bad. Zonder dat iemand het vermoedde deed zij veel goeds. Algemeen was de meening, dat zij een voorname dame was, dn© minder uit onoverwinnelijken aandrang het tooneel betreden had', dan tengevolge eerier finanoieele ramp en om haar moeder, die zij aanbad, een onbe zorgd 1 erven te bereiden. Het publiek vergoodde de vermaar de zangeres. Nadat zij haai' groote aria gezon gen had, nam de koningin van Gol konda, die een met edelgesteenten bezaaid kleed droeg, plaats op dén troon en allen-, die in de feeërie op traden, brachten haar hun hulde'. Dit was oen prachtige processie 1 In den edndeloozen stoet van too- neelspelers en figuranten, bevond zich de sohaar van in fluweel en zijde gekleede mot kant getooide, gelaars de en gespoorde lievelingenmet groote vederhoeden op 't hoofddeze figuranten kwamen een voor oen naar voren, groetten de koningin en hogen voor haar. In dezen stoet van haar onbekende personen had Olympfa er ©en opge merkt, die door zijn kalmte ©n def tigheid, door het fiere van zijn hou ding bijzonder van alle anderen zich onderscheidde. In den blik, Welke de iongo man uit zijn zwarte oogen tot haar op hief, las zij een levendige bewonde ring en zonder dat zij het zichzelve wilde bekennen, maakte dit stom huldebetoon indruk op de mooie vrouw. Dien avond in de entre-acte, toen zij uit haar kleedkamer kwam, ont moette" zij de schaar van hovelingen, die de regisseur voor de eerste scène op het tooneel bracht. Wederom trok diat edel gelaat haar aandachtzij maakte den directeur, die naast haar stond, op hem attent en vroeg wie dat was. Dat is ©en airme drommiel, Gha- télain genaamd, was het antwoord, daar zijn alles en alles 150 personen, en ieder ontvangt drie frs. per avond. Wat de directeur niet wist, Was de omstandigheid, dat die arme drom mel een SpaansCh edelman was, met zijn waren naam géheeten Don Juan Rodriguez de Penaflor In Madrid geboren, had hij nog zeer jong zijn mooder verloren en van zijn vader had hij een goede op voeding genoten, zoodat hij de hooge- school van Salamanca bezocht had. Toen zijn dader overleed en hij de eenige erfgenaam van een groot Ver mogen werd, had hij al zijn rechtsge leerde boeken het venster uitgewor pen, om een goed leventje te gaan Ieidén. Genoegens van allerlei aard, ver kwistingen en spel hadden al spoe dig het kapitaal verslonden. Zoo bevond, zioh dun Juan Rjodri- gue'Zj. toen de schoon© dia,gen van Aranjuez uit Waren, zonder eenige hulp zijn vrienden hadden, als al tijd, zich teruggetrokken, naarmate hij aan lager wal geraakt was. De jonge man trachtte zijn lieil te zoeken in het spel en dit nu richtte hem volkomen ten gronde. Tot het uiterste gebracht, besloot hij zijn land te verlaten, opdat, zijn omgeving zich niöt in rijn ellende zou verheugen, en zoo kwam' hij te Parijs. Hij trachtte les in de Spaansohe laai te geven, maar vond geen leer lingen. De nood dwong hem schrïif- werk te vfTri-chten, dat erbarmelijk betaald werdhij schreef adressen, copieerde rollen eai hij modhf dus van geluk sprekento en hij op zeke ren dag aan het Théatre d'e la Gal té als figurant veri tonden werd. Zijn hooge afkomst verbergend', had hij een anderen naam aangeno men, hij deed al 't. mogelijke om zijn ellende voor een ieder te verbergen. Hij bewoonde een dakkamertje en dineerde voor 15 sous; eoodra zijn middelen het hem veroorloofden, kocht hij een nieuwen hoed en in de hand hield hij een paar handschoe nen. Eln pijnlijk deed! het aan, op straat dien armen duivel mlet de allures van een dandy te zien, -die zijn ellende juist openbaarde naarmate hij meer TX) gin gen -aanwendde om haar te ver bloemen. Hef ergste was dat ongeluk Cliatélain ook in moreelen zin dreig de t.e déclineeranzijn gekrenkte ijdeüiheid viel hem zwaarder dan hon ger en gebrek zij veroorzaakte hem soms hallucinaties. Zoo had hij een vurig verlangen naar een stok, welke zijns inziens nog zou verhoogen wat hoed en hand schoenen reeds hem verleenden. D'e slok, waarnaar hij zoozeer haakte, nam al zijn gedachten in, hij droom de er van. Langs de Boulevards wandelend, had hij in een der magazijnen een buigzaam Spaansch riet geizien, met oen rijk gcciseléerdien gouden knop. Hoe mlenigmaal Quad hij dit pronk stuk beschouwd, dat vroeger een bagatel voor hem zou geweest zijn en waarvan het bezit nu hem de groot ste vreugde bereiden zou. Eiken dag ging hij dat magazijn voorbij oefende de verleidelijk© stok een magnetiischen invloed o,p h!em uit. En zoo kwam hij- er toe, aan de ver leiding to-e te geven, an hij nam zich voor, "om van de eerste de beste gelegenheid gebruik .te maken, om dien stok zich toe te eigenen. Hij vergat de tradities van zijn familie, hij zou .het eerste misdrijf begaan de ongelukkige maar toen hij de hand uitstrekte naar den stok en onwillekeurig rondzag of men hem ook bespiedde, viel zijn blik op de beroemde Olympia, die hem strak aanzag, als wildé zij een groet uitlokken. Door diie verschijning van zijn voornemen afgehouden, richtte Cha- télain zich weder op. Hij bracht de hond instinctmatig naar den hoed en hij werd weder de man, die hij vroe ger geweest was; hij groette de kun stenares met eera gemakkelijkheid, .welke een schril contrast vormde met d'e schamele ld eer en, dié hij droeg. Doch Olympia verwijderde zich niet; met een -allerliefst lachje wenk te zij hem nader te komen en reikte hem de htond. Gij aarzelt toch niet mij te na deren sprak zij met haar sympa thieke stem sedert gij iederen avond op hot tooneel mij gröet, moet gij mij toch kennen 1 öhiatélain bleef Verbijsterd staan. Mijnheer Chatélain, vervolgde zij, vergun mij u een dienst te bewij zen, later kunt gij revanehie nemen 1 Het zij er snel op volgenzoek na mens mij den theater-agent Robert op. Hij zal zich met u bezighouden en u een engagement bezorgen^ dat beter in .overeenstemming is met het geen u kan prestoeren.. Zij nam een kaartje en schreef naam en adres van den theater- agent er op, waarna zij verdween als de fee of goede genius, .zonder dat Chatélain tijd had een woord van dank te uiten. Hij bleef een oogenblik met het kaartje in de hand midden op het trottoir staan. Ilij meende ui't een diroom te ontwaken. Maar Olympi'a kon niet vermoeden aan welke ver nedering en- smaad zij door haar on verdachte tusschenkoimst hem had onttrokken. Chatélain begaf zich naar dien agent en vond een welwillende ont vangst. Niet alleen werd hem een goed engagement toegezegd, maar hij kreeg ook een voorschot op rijn toe komstig salaris. Verrukt verliet Clia télain den agent, hij kon niét vermoe den, dat deze slechts de discrete tus- sdlxenpersoon was, waarvan de wel dadige kunstenares zich bediende. Het was niet de eerste maal, dat zij een hulpbehoevend kunstenaar de behulpzame hand reikte op deze wijze. Cliatélain ging .een café binnen, nadat hij den agent verlaten had en zag een courant in. Zijn oog blééf gevestigd op de volgende woorden Don Jaime De Penaflor, onlangs te Cordova oVarleden, heeft een aan zienlijk vermogen nagelaten, dat jhumeur van den jongen man ontwa-JDie dame dus, dié op een leeftiid se men op eenige mil li oenen schat Zijn pende hem geheel. komen is, waarop men zijn veriaarda- noef Juan Rodriguez is tot u-niver-j Het is waar, zedde hij, men heeft gen niet meer viert, kamt heur haar scel erfgenaam benoemd. Deze heeft u tot mijn secretaris benoemd. De en denkt daarbij aan de gevolgen eenige jaren geleden Spanje Veria- ©enige hinderpaal is maar, dat ik j van den balavond van gisteren Ou- geen secretaris noodig hebik heb getwijfeld was zij de koningin van het nooit een secretaris gehad 1 Ik hebfeest, de medst gevierde, de meest ge len en men zoekt hem, Chatélain was als verblind, spoedde zich naar dén Spaanschen gezant, waar men het bericht beves tigde. Juan Rodriguez wierp nu vreugde vol de ellendige plunje van Chaté lain af en koerde naar Spanje terug om de erfenis te aanvaarden Een jaar na deze gebeurtenissen bevond hij zich weder te Parijs, waar hij een elegant hotel in den Faubourg Suiot-Honoré bewoonde. Zijn vorstelijk leven maakte hem zeer gezien, hij bezat de prachtigste paarden, bezocht die wedrennen had een loge in de opera. De groote zangeres Olympia, uit Amerika pas- teruggekeerd, zou de hoofdrol in de opera ,,D© D'ruïde>' creëeren, door een dier voornaamst© meesters gecomponeerd. Men kan na gaan dat Don Juan Rodriguez bij die voorstelLing tegenwoordig was. Het was voor Olympia een schette rend succès, zij bracht de toeschou wers in verrukking, zoowel door de macht van haar spel als door het kweel van haar stem. Juan IhaJd haar reeds na de eerste acte e-e-n bouquet met zijn visite kaartje gezondeneetn étui met een kostbaar diamanten sieraad was bijgevoegd. Bij de tweede voorstelling vroeg hij vergunning aan haar te worden voorgesteld en dit geschiedde door een vriend der zangeres*. Nauw verscheen hij in de garde rob© van Olympia, toen deze in hém den voormaligen figurant 'herkende, zij verbleekte onder Ihlaar poeder, doch herstelde zich spoedig en zeide op vroolijken toon Markies, ik heb uw bouquet ont vangen en dank u .daarvoor, doch vergun mij, uw sieraad terug te ge ven. Dat is een vorstelijk geschenk, dat een eenvoudige zangeres ni'et mag aannemen. D'e voormalige figu'rant Chlaltélain bukte, om zijn vroegere wieMoenistor. de hand te kussen. En 01 ympifei volei- de. hoe de lippen van Don Juan ©en oogenblik haar hand drukten. Ti>.m hij rich ophief, cl i ml ach te hij en spi-ak op onderdrukten toon tot de beeldschoone vrouw Wannéér Olympia mijn geschenk niét wil aannemen, zoo zal 'Wet wel licht gravin Rénée de Grandhal be hagen Wet van markies De Penaflor als huwelijksgeschenk te accapteeren. Mnrki'es, g,af zij lachiend ten ant woord. daar ge mijn géh'eim zoo goed kent, wil ik geen pogingen aanwen den om t© ontkennen. Maar sta mij één dag bedenktijd toe. Weinige maanden later verbet Olympia tot spijt van alle kunst vrienden het toonéél om met Juan Rooriguez de Penaflor in het huwe lijk te treden. Do markiezin zong nooit meer d!an op weldadigheidsconcerten'. En de wederzïjdsche hartelijkheid der echtelieden moest wel nog toene men, nadat Juan aan zijn echtgenoo- te verhaalde de gruwzame episode van den stok met den gouden knop. Naar het Fransch door B. O. N. Op zekeren Zomernamiddag wo Joseph Delorme, een welwillend e goed mensch, een gevierd en scherp criticus, m zijn werkkamer, gebogen ever zijn schrijftafel en als omringd coor een wal van boaken en documen- S' *n zijn en regelmatig schrift een artikel voor een geleerd tijdschrift af te maken. Van tijd tot tijd Wield hij even- op om zorgvuldig zijne aanteekeningen te raadplegen, en met de uiterste nauwkeurigheid een of andere wijziging aan te bren gen. Geruimen tijd was hij reeds bezig, teen de oude meid binnentrad enhem een visitekaartje overhandigde. Werktuiglijk la(s hij den naam, met zijn gedachten' nog bijl zijn werk. Geoffroy Briauimont'? zeide hij. Die ken ik nieit 1 Wat is dat voor een mijnheer Nog jong, drie- of vier-en-twintig jaar, antwoordde de oude getrouwe^ Een blonde, aardige jongen, zeer knap; bh ruikt naar de héliotrope. Ik zou mijnheer willen aanraden hem te ont- vrngen. Delorme glimlachte even en ziedde tceh Nu, laat hem dam maar binnen komen. En de jonge mian trad binnen. Het signalement was nauwkeurig. Boven dien had de jonge man een vroolijk en onbezorgd uiterlijk. Heel vrij moedig reikte hij den criticus zijn fijn gehandschoende hand en zeide boudweg Ik stel u uw secretaris voor, waarde meester. Wat zegt u? vroeg Delorme, uiterst verbaasd. Ja, uw .secretaris Misschien ver wondert u dat een weinig? Toch is het zoo, lees u dit maar eens 1 En de jonge man haalde een verze gelde enveloppe uit zijn portefeuille. Het was een brief van den directeur van het blad, waaraan Delorme ver bonden was, en waarin dezen verzocht werd Geoffroy Briaumont welwillend te ontvangen, daar hij was aanbevo len door den hertog van Omonvrille, den gTootsten aandeelhouder van het blad. Deze jonge Briaumont-, die zeer rijk was en tot nu toe niets had uit gevoerd, had zelf vijftig aandeelen ge nomen, onder voorwaarde, dat men hem een of andere betrekking bij de redactie zou geven en dat men hem de rente van zijn geld zou uitkeeren m den vorm van honorarium. En de di recteur voegde even een vertrouwelijk post-scriptum bij Niet wetende, wat ik met den jongen man moet aanvangen, daar hij geen bijzonderen atinleg bezit, heb ben wij hem maar tot uw secretaris bc-noemd. Gij zult ons zeer verplich ten, als gij hem eenige uren per dag weet bezig te houden, al ware het al leen maar met kleinigheden Joseph Delorme fronste eerst het voorhoofd; maar toen scheen de zaak hem toch wel aardig toe en het goede niets voor u te doen. Dat is nu juist zoo heel erg niet, J zeide Briaumont. Welnu, ga zitten en laten een oogenblik praten, stelde de criti cus voor, die pleizier in het geval be gon te krijgen. Kent ge wat Griekscli e 1 Latijn -Neen, waarde meestér. Ik ben modern opgevoed. Ah zijt gij dan misschien inge nieur Hmneen. Maar ik rijd te paard en ik kan fietsen. Ik scherm uitstekend. Ik heb een diploma als chauffeur ik mag in Parijs rijden. Dat is nuttig, dat 's zeer nuttig, maar niet voor mijn werkzaamheden! Gij kent onze- taal toch ten minste goed Zeker, ik spreek haar zeer goed... maar ik moet bekennen, dat ik met de taalregels wel eens overhoop lig. Ai 1 Schrijft ge een mooie hand O, neen Ik krabbel als een keu kenmeid Beiden begonnen te lachen. Dat zal niet gemakkelijk gaan, zeide Delorme. En toch wilt ge vol strekt mijn secretaris worden Zeker zeide de jonge man open hartig. Gij kunt u niet voorstellen, welkeen grooten dienst gij1 mij daar mede bewijst. Gij moét wetenik be min Odette, een bekoorlijk jongmeis je. Wij zijn reeds acht maanden ver loofd. Maar haar ouders zullen niet. in ons huwelijk toestemmen, voor dat tic een góéde positie gevonden heb. Daar ik voor niet heel veel deug, heb ilc tot nu toe vergeefs gezocht. Einde lijk heb ilc dit middel bedacht. Als gij mij afwijst, is het gedaan met mijn schoone plannen. Neemt gij mij echter aan, dan zal mijn aanstaande schoonvader, die al les, wat u schrijft, met liefde leest, zochte. Terwijl vele jonge meisjes als muur- 1 bloempjes langs de wanden zaten te we wachten op den reddenden engel, die -iti.- ..i-7?.. i haar bevrijden zou, vloog zij van den ecnen arm naar den anderen. Plotseling schrikt zij op met een luiden gil, staart naar haar lokken, dan in den spiegel, dan weer naar haar hoofd. Geen twijfel mogelijk. Tussc'hen de gouden of bruine of zwarte haren ligt er daar eene, die te gen de overige sterk afsteekt, die grauw-wit tusschen de dikke lokken ligt te grijnzen. Naar gelang de smaak van den schrijver velschillend is, en het ka rakter der geschilderde vrouw, zal ook de uitwerking van deze ontdekking heel verschillend zijn. De een zal aan 't we enen gaan, de andere zal haastig de witte haar uitrukken en wegwer pen, een derde Maar wat het ook zij, een gevoel van weemoed zal niemand onzer kun- ren onderdrukken, als hij op zijn hoofd de eerste bode ontdekt van den naderenden ouderdom. Onwillekeu rig werpt men dan een blik achter waarts op de vervlogen jaren, den tijd der jeugd, en een vraag komt. in ons op, die wij zoo niet uitspreken, dan tccli voelen, de vraag: „Waarom moeten wij grijs worden Ja, waarom? 't Is gemakkelijker ge vraagd dan geantwoord. Waarom worden we eigenlijk oud? Waarom kunnen we niet eeuwig jong blijven Omdat het altijd zoo was en wel steeds zoo blijven zal Ja, dat is een bittere maar tegelijk troostrijke waarheidmaar mag het ook een verklaring heeten Zeker niet 1 Een poging, om een wetenschappe lijke verklaring te geven van het grij zen van het haar, kon natuurlijk i, V, Uil lii-i I1U.CII, UdbUUlilJ (X zoodra hij weet, dat ik uw secretaris eerst toen worden gedaan, toen de bor en eiken dag eenige uren met u werlc, binnen vier-en-twintig uren zijn toestemming geven. Aan u zal ik mijn geluk verschuldigd zijn. Ach, waarde meester, als gij1 eens wiet, hoe lief, hoe mooi, hoe- verrukkelijk Odiett.e is, zendt ge niet aarzelen, om Ilc aarzel niet langer, mijn vriend, zeide Delorme op vaderlijken mi'skroskoop zoodanig vervolmaakt was, dat er ook de fijnere constructie van het haar mede kón belstudeerd word'en. Want het haar, dat voor het ongewapende oog gelijkt op een mas sieven draad, bestaat in werkelijkheid uit drie deelen de kern van binnen, een dekliuidje van buiten en daar tus- sohen een menigte kleine kleur toon. Ilc ben blij, dat ik u dezen dienstlichaampjes, die aan de haren de kan bewijzen. Gij zijt mijn secretaris. Alleen weet ik niet, wat ik u zal moeten laten doen. Wilt gij, dat ik uw bibliotheek in orde houd? En in een opwelling van ij ver'strek te Briaumont zoo wild de hand uit naar een grooten stapel boeken, dat zij allen op den grond vielen. - O, neen 1 neen 1 Kom niet aan mijn boekenzeide Delorme ver schrikt. Alleen door de manier, waar op gij ze aanraakt, jaagt ge mij een sclirik op het lijf. Ga h'ever een wan deling maken in het bosch. Het is mooi weer. Als ik in uw plaats was, deed lilk 't dadelijk. Dank u. Het is nog te vroeg. Ik mocht mijn aanstaanden schoonvader eens ontmoeten. En als hij. mij zag rondslenteren, hoe zou hii dan geloo"- ven, dat ik uw secretaris ben Dat is waarHoe laat kunt ge mij zonder hinder verlaten? Tegen vier uur. Nog een groot uur. Als ge do krant 'eens gingt lezen Ik houd niet van lezen. Daar krijg ik slaap van. Welnu, doe clan .een dutje, daar in dien gemakkelijken stoel. En met een fijn lachje voegde hij er bij Onderwijl zal ik, als u het goed kunt vinden, mijn artikel afmaken. Over dag slapen bezorgt me maagpijn. Dan doet ge hot natuurlijk niet. Als ge eens een sigaret gingit rooken in den salon, hiernaast En als uw meid rne ziet En als mijn aanstaande schoonvader, die mij kent en wel wat wantrouwend ;s, uw dienstbode eens ging uithooren? Neen, het is heter, dat ik bij u blijf. Is u dat onaangenaam? Hoe kunt u dat denken Het ergste is maar, dat ik moet werken. Ja, dat is vervelend, .ziedde Briau mont, omdatgij zijt zoo goed'voor mij, dat, als uw artikel niet zoo veel haast had, ik u nog iets zou wille i vragen"! Ik zal u misschien te veel- eischend toeschijnen Dat nu juist niet 1 Doch zeg eens wat ge wilt. Welnu, mijn verloofde en mijn moeder zijn naar de badplaats. Daar ik zoovéél van Odette houd, heb 'k slechts één verlangen, haar dadelijk vertellen, dat ik eindelijk de betrek king gesvonden heb, waarvan ons ge luk afhangt. Ge moet haar schrijven 1 Juist. Maar zulk een brief is zeer gewichtig voor ons. Hij zal in de fa milie-archieven bewaard blijven. Daarom zou ik willen, dat liet een mcoie brief was in fraai proza, een soort meesterstukleesbaar en zon der taalfouten! En Briaumont eindigde met een glimlach Slechts gij zijt in staat zooiets oor mij te schrijven 1 Delorme barstte dn lachen uit, waarop de jonge man verheugd uit riep Wilt u het doen Welk een ge luk 1 Schrijf dan dadelijk En, zoowel om er een einde aan ie maken als omdat hij vermaak schepte in deze komische en zonderlinge om- Veering van rollen, zette Joseph De lorme zich aan het werk om met de uiterste zorg een brief te schrijven vcor zijn jongen secretaris Voor feuilleton- en romanschrijvers is het een geliefd thema, het eerste grijze haartje. Gewoonlijk wordt de ontdekking van dat haartje op hart roerende wijze geschilderd. Zoowat op de volgende manier Een vrouw zit in haar ochtendjapon voor den spiegel en is bezig heur lang haar te kammen. Lang moet het al tijd zijn, dat hoort nu eenmaal zoo; of het blond dan wel zwart of vuur rood is, id-at hangt af van de persoon lijke liefhebberij van den schrijver. kleur geven, welke wij waarnemen. Het mikroskopiscb onderzoek heeft uitgemaakt, dat in de zoogenaamde grijze haren dn'e kleurlidiaampjes ont breken1. Maar nu is het ide vraag, hoe dis lcleurliohaampjes uit de haren ver- el wijnen Vroeger meende men, 'dat met het stijgen der jaren het lichaam het ver mogen verliest om nieuwe kleur- l'chaampjes voort te brengen. Aan gezien het haar van den wortel uit opgroeit en aan de spits afslijt, zou deze verklaring desnoods aannemelijk geacht kunnen worden voor het geval vancalgeheel vergrijzen der haren. Zeker is zij Van toepassing op die menschen, die van hun geboorte if witharig zijn. Hiér heeft men te doen met een aangeboren lichaamsgebrek. Maar geheel bevredigend vras deze verklaring toch niet, daar zij in te genspraak is met het feit, dat ook het bestaande haar grijs wordt en niet enkel het nieuw-groeiende. Men trachtte deze moeilijkheid op te lossen door te heweren, dat in de haarkern gapingen ontstaan, waarin d: lucht binnendringt; en dit zou dan de oorzaak van het grijzen zijn. Maar het verdwijnen der kleur- lichaampjes uit die haren is daarmede nog niet verklaard. In het jaar 1901 heeft de bekende natuurvonscher Metchnikoff aan de geleerde wereld van Londen een stu die voorgelegd, waarin voor het grij zen der haren een geheel nieuwe ver klaring aan de hand wordt gedaan. Om deze te begrijpen, dient eens kleine uitweiding vooraf te gaan. Het mensaheliik bloed bevat behal ve de vloeibare bestanddeelen ook vaste elemented, waarvan een deelde roode, een ander deel, veel kleiner m aantal, maar grooter in omvang, de witte bloedlicliaarnpjes genoemd wor den. Deze laatste hebben de leigen- sChap, hun gestalte te kunnen veran deren en zich zelfstandig te bewegen. De meergenoemde geleerde heeft reeds vóór langen tijd aangetoond, dat deze soort bloedlichaampjes in staat zijn. (>m kleine lichaampjos, bijv. bacillen, omklemmen, in zich op te nemen en te verteren, waarom men ze ook wel „eetcellen" genoemd heeft. Nu heeft Metchnikoff aangetoond, dat zioh in grijzende haren talrijke dergelijke eetcellen bevinden, die de kleurkorreltjes in zich opnemen en verteren. In gekleurde haren daaren tegen worden die cellen niet aange troffen. Volgens deze verklaring bestaat dus het grijzen van het haar niet in ge brek aan geschiktheid om kleurstof te vermen, maar deze kleurstof wordt, zr-odra zij ontstaat, door de eetcellen verteerd. Deze hypothese geeft ook een verkla ring van het niet zoo zelden voorko mende maar tot nu toe onopgehelder de geval, dat iemand plotseling grijs wordt, soms in één nacht. Geweldige gemoedsbewegingen, als schrik of vrees, kunnen zulke veranderingen te weeg brengen. De geleerde deelt mede, dat hij in d* gelegenheid was, een dergelijk ge val te onderzoeken en dat hij. daarbij geconstateerd heeft, dat een plotseling teestroomen van eetcellen naar de haren plaats vond en die eetcellen te vens een buitengewone werkzaam heid ontwikkelden. Daarmede is dus een van die won derbare gevallen, welke vroeger zoo sterk op der menjschen verbeelding!n- Werkten, verklaard, dat wil zeggeu het zuiver mechanisme. Onopgelost blijft nog steeds de wisselwerking tus- schen de gewaarwording van rle ziel er de verandering in het lichaam. De oplossing van dit vraagstuk voert ons on een terrein, dat frols ontleedkunde er- mïskroskoop heden toch nog even denker is alls voor duizend jaar, op liet terrein van de samenwerking tu!s- schen ziel en lichaam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 2