Olympia.
De Secretaris
Grijs Haar
kunnen marcheeren, de bagagedra
gers achter te laten en met hem in
snelle marsdien mee te gaan naar
een bosch, waarin hij wist, dat zich.
ide gorilla's ophielden. Ik stemde toe,
en alleen Blue Ruin bij mij houdend
om een estna buks te dragen ging !k
met den hoofdman op weg. Weldra
waren wij midden in de bosschen,
wier tropischen plantengroei mij dik
wijls verrukte.
Op een dag zaten wij aan het mid
dagmaal. Biluo Ruin keerde juist van
de rivier terug, waar hij water was
igiaan halen en ik zelf was bezig een
conserve bus te openen, toen ik plot
seling een groot rumoer engesohxeeuw
hoorde. Op hetzelfde oogcnblik werd
ik vastgegrepen door een dozijn staal-
Ewarte negers en voor ik geluid kon
geven of schieten bon, lag ik aan
handen en voeten gebonden op den
grond. Dian vernam ik een doordrin
gende kreet en ik zag Blue Ruin wor
stelen met de bandiileten on weldra lag
look lüj gebonden. Ilk vroeg hem de be-
teekenis van zijn beleedigende han
delwijze.
De onbeschofte kerel toonde zich nu
in zijn ware gedaante en zei: Wit
te man slaat hoofdman, hij niet geven
wil zijn geweer; hoofdman dooiden
witte man!
Maar, zei ik, ilk heb je nooit gesla
gen, maar jie veel gegeven en nog
meer beloofd, waarom behandelt gij
mij dan zoo?
De duivelsche neger, zei echter nog
eens hetzelfde en grinnikte. Men leg
de Blue Ruin naast mij.
Wat ik gezegd, master? schreeuw
de hij' met een wanhopige stom; hoofd
man slecht main, hij ons leven heeft;
(wij nu maar den doofd gaan.
Onzin, zei Lk, hij vil alleen pro-
beeren nog meer van mij te krijgen.
Niets kon echter den bronzen reus
troosten. Hij hield maar vol dat wij
veroordeeld waren te sterven.
We moesten intusschen op marsch.
naar het dorp van den hoofdman en
•werden gedurende den geheelen weg
afschuwelijk slecht behandeld. Ze bo
den ons een weinig chickwangie
een vuil afkooksel van den cassava-
wortel, wat ik weigerde te gebruiken.
Na twee dagen honger lijden, kreeg
ik eindelijk wat grove pisang. Geen
enkele nacht had ik behoorlijke rust
en, al was mijn eigen lot slecht ge
noeg, het werd inderdaad ondraaglijk
gemaakt door de wanhopige kreten
en lamentaties van mijn armen trou
wen gezel. Op den derden dag berriik-
tsn wij een aanzienlijk dorp, waar
we werden binnengeleid op een open
plaats, door ©enige bananen om
heind, waar twee of drie ellendige
hutten aan den kant stonden. Het was
heit marktplein. Wij worden in een
hut gestooten en aan een der palen
vastgeknoopt. Na die vermoeiende
marsen en, geleek mij den grond In
'deze lage hut een zacht veer en bed,
waarop ik eens heerlijk zou kunnen
felapen. maar er was geen kans, o«n
maar een halve minuut in te domme-
len, want zoowel bij nacht als bij,
dag, was er een oorverdoovemd ge
schreeuw en lawaai in mijn onmiddel
lijke nabijheid.
Het scheen mij toe, dat de inboorlin
gen iets aan het bouwen waren, wat
ik van mijn hut uit niet kon zien. Ein
delijk op den derden dag. werd ik de>
morgens uitgeleid en zag ik een groo-
te afsluiting, waar in het midden een
platform was aangebracht, genoeg
zaam boven alles uitstekend, om toe
schouwers in staat te stellen te zien,
wat er voorviel. \k zelf mocht op een
oude mierenhoop plaats nemen.
Een groote troep negers was reeds
aanwezig, en toen een muziekkorps
met zijn lawaai begon, kreeg ik een
flauw idéé van wat men met mij zou
beginnen. Een oogenblik daarna
(kwam een zwaarddrager en daarna
volgde de chef zelf. Ondanks mijn el-
lendigen toestand barstte ik in een
luid gelach uit zoo fantastisch had
man zich toegetakeld.
Hij had een ouden hoogen zijden
hoed op, en de jas van. een lakei over
een vuurrood hemd aangetrokken.
Daarbij droeg hij een afgedragen
gestreept linnen broek, waarvan de
pijpen hem voor de helft te kort wa
ren-
Hij nam het zwaard van den dra
ger, klom op de tribune, zette zich
neer op een laag stoeltje, en riep met
een grijnzenden lach
Witte man, jacht maken op go
rilla, gorilla zienwitte man dooden
gorilla.
Ik kreeg plotseling een onbestemd
angstgevoel als bij een naderend on
bekend gevaar. Dadelijk verscheen
ööu het eene einde een troep negers,
die in hun midden iets voortsleepten,
'dat mij met schrik vervuilde. Men duw
de het in de omheining, dfie zicli ter
stond weer sloot en nu zag ik, dat het
een buitengewoon groote gorilla was;
een akelig ondier, brommend en
grijnzend en slaande met vreeselijke
klauwen.
Hij stond daar hijgend en zijn voor
uitstekende borst besmeurend met
vlokken schuim, toen andermaal de
omheining zich opende en mijn arme,
trouwe Blue Ruin naar binnen werd
geduwd. De kerel riep nog, toen hij
mij zag
Wat ik gezeg, master, wij gedoed!
Toen kroop hij over den grond van
angst. De gorilLa zag er vreeselijk
bloeddorstig uithij was waar
schijnlijk gesard en hongerig.
Langzaam keerde hij zich naar Blue
Ruin. De chef schaterlachte en ik
v.'erd zoo woedend, dat ik mijn polsen
bijna brak, om ze van de boeien te
bevrijden, en naar de geweren te kun
nen grijpen, die men tegen een der
hutten had neergezet. De paar patro
nen, die ik in mijn vestzak had zitten,
zouden him dienst gedaan hebben
In het volgend oogenblik liet. dego-
r?13a een schril geluid hooren als van
een jankenden hond, was met een en
kelen sprong bij Blue Ruin, omarmde
hem met rijn vreeselijke klauwen en
(scheurde hem letterlijk in stukken.
Ik keerde mijn. hoofd af Yan dat
gruwzame tooneel, doch men vatte mij
bij de schouders en vóór het leven
den armen Blue Ruin nog verlaten
had, werd ik in de arena geduwd, en
bevond ik mij tegenover het akelige
monster. Men had mijn handen losge
maakt an de hoofdman riep grijn
zend
Witte man jacht maken op goril,
la, gorilla niet dooden hemhij go
rilla
Ik moest alle krachten inspannen,
om mijn kalmte te bewaren, toen de
aap met zijn klauwen in de lucht
slaande, zich andermaal oprichtte.
Toen zag ik eercf. met welk een
groot, monsterachtig ondier ik den
strijd om het leven moest beginnen,
Akelig brullend, met wijd opengesper-
den muil, sprong de gorilla op mij
toe, maar ik ontweek zijn van scherpe
nagels voorziene klauwen en wachtte
met mijn vuisten gereed, een tweeden
aanval af. Vijf minuten had ik tijd,
om mijn krachten te herstellentoen
wierp het ondier zich met vernieuwde
woede op mij en bokste ik mijn vuis
ten op zijn borst mét zóóveel kracht,
dat het eenige passen achteruit week.
Ik zelf gleed uit in het bloed van
mijn armen Blue Ruin, en ik waande
mij verloren. De gorilla echter brulde
niet meer, maar huilde van woede of
pijn en ik zag een geel vocht uit zijn
akeligen muil vloeien. Hetzelfde oogen
blik werd ik aan de linkerzijde onder
ribben een gezwel gewaar, als bij
iemand, die een miltziekte heeft, en
een reddende gedachte vloog me door
het hoofd. Mijn hart verstijfde bijna
van onbeschrijfbaren afschuw, toen
het walgelijk ondier zich voor de der
de maal tot den aanval gereed maak
te lk kneep mijn van bloed kleverige
handen vast te samen en vóór het af
schuwelijke monster op mij toe
sprong, stootte mijn beide vuisten
met volle kracht op het uitwas onder
de ribben. De gorilla wankelde terug,
sloeg met de klauwen in de lucht, een
golf bloed sprong uit zijn geopenden
muil en met een akeligen kreet viel hij
dood aan mijn voeten.
De consternatie door zijn onver-
wachten dood veroorzaakt, was zóó
verschrikkelijk, dat de negers begon
nen te vluchten. Ik verloor geen
oogenblik, was mot één enkelen
sprong op de tribune bij den chef,
greep hem bij de keel met eene hand,
eu met de andere zijn eigen zwaard
opheffend, kliefde ik hem met één
enkelen slag den schedel tot aan de
kin.
Dan rende ik naar mijn geweren en
schoot op den negertroep, die dol van
angst een uitweg zocht, om in het
houtgewas te ontkomen.
Zoozeer had de vrees hen aangegre
pen, dat ik naderhand drie dagen in
de streek ronddwalende, om op den
goeden weg te komen, er geen enkele
meer ontmoette. Eindelijk vond ik de
rivier, waarin, op de afgesproken
plaats de Kroejongens met hunne boo
ten lagen, en voer in groote haast
naar de factories, waar ik terstond een
sl rafexpeditie vormde.
Wij vonden hij onze terugkomst op
vreeselijke plaats het geheele dorp
dcor naburige stammen verwoest, mi
later op d'e terugreis al onze bagage
en ivoorhet volle was te verschrikt
om het mede te nemen.
Daverende bij valsbetuigingen klon
ken door de zaal, toen de beroemde
zangeres Olympia haar groote aria
dor koningin van Golkonda in de
feeërie, welke toen in het Gaüté-thiea-
ter gegeven werd, had voleind.
Deze feeërie bezorgde der directie
lederen avond een stampvollen
schouwburg en de voornaamste aan
trekkelijkheid was juist de aria der
koningin, die slechts eenmaal in een
prachtige decoratie ten tooneele ver
scheen.
Gewoonlijk werd deze rol aan een
eenvoudige zangeres toevertrouwd,
doch van tijd tot tijd verzekerde men
zidh de medewerking der beroemde
Olympia, die in de muziekwereld be
kend en op alLe groote tooneelen van
Europa eu Amerika opgetreden was;
want stond de naam dar kunsteaar
res met vuurroode letters op 't af
fiche, dan was des avonds het huis
uitverkocht.
Olympia was eenvoudig, en braaf
■gebleven, niettegenstaande den naam
dien zij gemaakt en 't vermogen, dat
zij verworven bad. Zonder dat
iemand het vermoedde deed zij veel
goeds.
Algemeen was de meening, dat zij
een voorname dame was, dn© minder
uit onoverwinnelijken aandrang het
tooneel betreden had', dan tengevolge
eerier finanoieele ramp en om haar
moeder, die zij aanbad, een onbe
zorgd 1 erven te bereiden.
Het publiek vergoodde de vermaar
de zangeres.
Nadat zij haai' groote aria gezon
gen had, nam de koningin van Gol
konda, die een met edelgesteenten
bezaaid kleed droeg, plaats op dén
troon en allen-, die in de feeërie op
traden, brachten haar hun hulde'.
Dit was oen prachtige processie 1
In den edndeloozen stoet van too-
neelspelers en figuranten, bevond
zich de sohaar van in fluweel en zijde
gekleede mot kant getooide, gelaars
de en gespoorde lievelingenmet
groote vederhoeden op 't hoofddeze
figuranten kwamen een voor oen
naar voren, groetten de koningin en
hogen voor haar.
In dezen stoet van haar onbekende
personen had Olympfa er ©en opge
merkt, die door zijn kalmte ©n def
tigheid, door het fiere van zijn hou
ding bijzonder van alle anderen zich
onderscheidde.
In den blik, Welke de iongo man
uit zijn zwarte oogen tot haar op
hief, las zij een levendige bewonde
ring en zonder dat zij het zichzelve
wilde bekennen, maakte dit stom
huldebetoon indruk op de mooie
vrouw.
Dien avond in de entre-acte, toen
zij uit haar kleedkamer kwam, ont
moette" zij de schaar van hovelingen,
die de regisseur voor de eerste scène
op het tooneel bracht. Wederom trok
diat edel gelaat haar aandachtzij
maakte den directeur, die naast haar
stond, op hem attent en vroeg wie
dat was.
Dat is ©en airme drommiel, Gha-
télain genaamd, was het antwoord,
daar zijn alles en alles 150 personen,
en ieder ontvangt drie frs. per
avond.
Wat de directeur niet wist, Was de
omstandigheid, dat die arme drom
mel een SpaansCh edelman was, met
zijn waren naam géheeten Don Juan
Rodriguez de Penaflor
In Madrid geboren, had hij nog
zeer jong zijn mooder verloren en
van zijn vader had hij een goede op
voeding genoten, zoodat hij de hooge-
school van Salamanca bezocht had.
Toen zijn dader overleed en hij de
eenige erfgenaam van een groot Ver
mogen werd, had hij al zijn rechtsge
leerde boeken het venster uitgewor
pen, om een goed leventje te gaan
Ieidén.
Genoegens van allerlei aard, ver
kwistingen en spel hadden al spoe
dig het kapitaal verslonden.
Zoo bevond, zioh dun Juan Rjodri-
gue'Zj. toen de schoon© dia,gen van
Aranjuez uit Waren, zonder eenige
hulp zijn vrienden hadden, als al
tijd, zich teruggetrokken, naarmate
hij aan lager wal geraakt was.
De jonge man trachtte zijn lieil te
zoeken in het spel en dit nu richtte
hem volkomen ten gronde.
Tot het uiterste gebracht, besloot
hij zijn land te verlaten, opdat, zijn
omgeving zich niöt in rijn ellende
zou verheugen, en zoo kwam' hij te
Parijs.
Hij trachtte les in de Spaansohe
laai te geven, maar vond geen leer
lingen. De nood dwong hem schrïif-
werk te vfTri-chten, dat erbarmelijk
betaald werdhij schreef adressen,
copieerde rollen eai hij modhf dus
van geluk sprekento en hij op zeke
ren dag aan het Théatre d'e la Gal té
als figurant veri tonden werd.
Zijn hooge afkomst verbergend',
had hij een anderen naam aangeno
men, hij deed al 't. mogelijke om zijn
ellende voor een ieder te verbergen.
Hij bewoonde een dakkamertje en
dineerde voor 15 sous; eoodra zijn
middelen het hem veroorloofden,
kocht hij een nieuwen hoed en in de
hand hield hij een paar handschoe
nen.
Eln pijnlijk deed! het aan, op straat
dien armen duivel mlet de allures van
een dandy te zien, -die zijn ellende
juist openbaarde naarmate hij meer
TX) gin gen -aanwendde om haar te ver
bloemen. Hef ergste was dat ongeluk
Cliatélain ook in moreelen zin dreig
de t.e déclineeranzijn gekrenkte
ijdeüiheid viel hem zwaarder dan hon
ger en gebrek zij veroorzaakte hem
soms hallucinaties.
Zoo had hij een vurig verlangen
naar een stok, welke zijns inziens
nog zou verhoogen wat hoed en hand
schoenen reeds hem verleenden. D'e
slok, waarnaar hij zoozeer haakte,
nam al zijn gedachten in, hij droom
de er van.
Langs de Boulevards wandelend,
had hij in een der magazijnen een
buigzaam Spaansch riet geizien, met
oen rijk gcciseléerdien gouden knop.
Hoe mlenigmaal Quad hij dit pronk
stuk beschouwd, dat vroeger een
bagatel voor hem zou geweest zijn en
waarvan het bezit nu hem de groot
ste vreugde bereiden zou. Eiken dag
ging hij dat magazijn voorbij
oefende de verleidelijk© stok een
magnetiischen invloed o,p h!em uit.
En zoo kwam hij- er toe, aan de
ver leiding to-e te geven, an hij nam
zich voor, "om van de eerste de beste
gelegenheid gebruik .te maken, om
dien stok zich toe te eigenen.
Hij vergat de tradities van zijn
familie, hij zou .het eerste misdrijf
begaan de ongelukkige maar
toen hij de hand uitstrekte naar den
stok en onwillekeurig rondzag of
men hem ook bespiedde, viel zijn
blik op de beroemde Olympia, die
hem strak aanzag, als wildé zij een
groet uitlokken.
Door diie verschijning van zijn
voornemen afgehouden, richtte Cha-
télain zich weder op. Hij bracht de
hond instinctmatig naar den hoed en
hij werd weder de man, die hij vroe
ger geweest was; hij groette de kun
stenares met eera gemakkelijkheid,
.welke een schril contrast vormde met
d'e schamele ld eer en, dié hij droeg.
Doch Olympia verwijderde zich
niet; met een -allerliefst lachje wenk
te zij hem nader te komen en reikte
hem de htond.
Gij aarzelt toch niet mij te na
deren sprak zij met haar sympa
thieke stem sedert gij iederen avond
op hot tooneel mij gröet, moet gij mij
toch kennen 1
öhiatélain bleef Verbijsterd staan.
Mijnheer Chatélain, vervolgde
zij, vergun mij u een dienst te bewij
zen, later kunt gij revanehie nemen 1
Het zij er snel op volgenzoek na
mens mij den theater-agent Robert
op. Hij zal zich met u bezighouden
en u een engagement bezorgen^ dat
beter in .overeenstemming is met het
geen u kan prestoeren..
Zij nam een kaartje en schreef
naam en adres van den theater-
agent er op, waarna zij verdween als
de fee of goede genius, .zonder dat
Chatélain tijd had een woord van
dank te uiten.
Hij bleef een oogenblik met het
kaartje in de hand midden op het
trottoir staan. Ilij meende ui't een
diroom te ontwaken. Maar Olympi'a
kon niet vermoeden aan welke ver
nedering en- smaad zij door haar on
verdachte tusschenkoimst hem had
onttrokken.
Chatélain begaf zich naar dien
agent en vond een welwillende ont
vangst. Niet alleen werd hem een
goed engagement toegezegd, maar hij
kreeg ook een voorschot op rijn toe
komstig salaris. Verrukt verliet Clia
télain den agent, hij kon niét vermoe
den, dat deze slechts de discrete tus-
sdlxenpersoon was, waarvan de wel
dadige kunstenares zich bediende.
Het was niet de eerste maal, dat
zij een hulpbehoevend kunstenaar de
behulpzame hand reikte op deze
wijze.
Cliatélain ging .een café binnen,
nadat hij den agent verlaten had en
zag een courant in. Zijn oog blééf
gevestigd op de volgende woorden
Don Jaime De Penaflor, onlangs
te Cordova oVarleden, heeft een aan
zienlijk vermogen nagelaten, dat jhumeur van den jongen man ontwa-JDie dame dus, dié op een leeftiid se
men op eenige mil li oenen schat Zijn pende hem geheel. komen is, waarop men zijn veriaarda-
noef Juan Rodriguez is tot u-niver-j Het is waar, zedde hij, men heeft gen niet meer viert, kamt heur haar
scel erfgenaam benoemd. Deze heeft u tot mijn secretaris benoemd. De en denkt daarbij aan de gevolgen
eenige jaren geleden Spanje Veria- ©enige hinderpaal is maar, dat ik j van den balavond van gisteren Ou-
geen secretaris noodig hebik heb getwijfeld was zij de koningin van het
nooit een secretaris gehad 1 Ik hebfeest, de medst gevierde, de meest ge
len en men zoekt hem,
Chatélain was als verblind,
spoedde zich naar dén Spaanschen
gezant, waar men het bericht beves
tigde.
Juan Rodriguez wierp nu vreugde
vol de ellendige plunje van Chaté
lain af en koerde naar Spanje terug
om de erfenis te aanvaarden
Een jaar na deze gebeurtenissen
bevond hij zich weder te Parijs, waar
hij een elegant hotel in den Faubourg
Suiot-Honoré bewoonde.
Zijn vorstelijk leven maakte hem
zeer gezien, hij bezat de prachtigste
paarden, bezocht die wedrennen
had een loge in de opera.
De groote zangeres Olympia, uit
Amerika pas- teruggekeerd, zou de
hoofdrol in de opera ,,D© D'ruïde>'
creëeren, door een dier voornaamst©
meesters gecomponeerd. Men kan na
gaan dat Don Juan Rodriguez bij die
voorstelLing tegenwoordig was.
Het was voor Olympia een schette
rend succès, zij bracht de toeschou
wers in verrukking, zoowel door de
macht van haar spel als door het
kweel van haar stem.
Juan IhaJd haar reeds na de eerste
acte e-e-n bouquet met zijn visite
kaartje gezondeneetn étui met een
kostbaar diamanten sieraad was
bijgevoegd.
Bij de tweede voorstelling vroeg
hij vergunning aan haar te worden
voorgesteld en dit geschiedde door
een vriend der zangeres*.
Nauw verscheen hij in de garde
rob© van Olympia, toen deze in hém
den voormaligen figurant 'herkende,
zij verbleekte onder Ihlaar poeder,
doch herstelde zich spoedig en zeide
op vroolijken toon
Markies, ik heb uw bouquet ont
vangen en dank u .daarvoor, doch
vergun mij, uw sieraad terug te ge
ven. Dat is een vorstelijk geschenk,
dat een eenvoudige zangeres ni'et mag
aannemen.
D'e voormalige figu'rant Chlaltélain
bukte, om zijn vroegere wieMoenistor.
de hand te kussen. En 01 ympifei volei-
de. hoe de lippen van Don Juan ©en
oogenblik haar hand drukten.
Ti>.m hij rich ophief, cl i ml ach te hij
en spi-ak op onderdrukten toon tot
de beeldschoone vrouw
Wannéér Olympia mijn geschenk
niét wil aannemen, zoo zal 'Wet wel
licht gravin Rénée de Grandhal be
hagen Wet van markies De Penaflor
als huwelijksgeschenk te accapteeren.
Mnrki'es, g,af zij lachiend ten ant
woord. daar ge mijn géh'eim zoo goed
kent, wil ik geen pogingen aanwen
den om t© ontkennen. Maar sta mij
één dag bedenktijd toe.
Weinige maanden later verbet
Olympia tot spijt van alle kunst
vrienden het toonéél om met Juan
Rooriguez de Penaflor in het huwe
lijk te treden.
Do markiezin zong nooit meer d!an
op weldadigheidsconcerten'.
En de wederzïjdsche hartelijkheid
der echtelieden moest wel nog toene
men, nadat Juan aan zijn echtgenoo-
te verhaalde de gruwzame episode
van den stok met den gouden knop.
Naar het Fransch door B. O. N.
Op zekeren Zomernamiddag wo
Joseph Delorme, een welwillend e
goed mensch, een gevierd en scherp
criticus, m zijn werkkamer, gebogen
ever zijn schrijftafel en als omringd
coor een wal van boaken en documen-
S' *n zijn en regelmatig
schrift een artikel voor een geleerd
tijdschrift af te maken. Van tijd tot
tijd Wield hij even- op om zorgvuldig
zijne aanteekeningen te raadplegen,
en met de uiterste nauwkeurigheid
een of andere wijziging aan te bren
gen.
Geruimen tijd was hij reeds bezig,
teen de oude meid binnentrad enhem
een visitekaartje overhandigde.
Werktuiglijk la(s hij den naam, met
zijn gedachten' nog bijl zijn werk.
Geoffroy Briauimont'? zeide hij.
Die ken ik nieit 1 Wat is dat voor een
mijnheer
Nog jong, drie- of vier-en-twintig
jaar, antwoordde de oude getrouwe^
Een blonde, aardige jongen, zeer knap;
bh ruikt naar de héliotrope. Ik zou
mijnheer willen aanraden hem te ont-
vrngen.
Delorme glimlachte even en ziedde
tceh
Nu, laat hem dam maar binnen
komen.
En de jonge mian trad binnen. Het
signalement was nauwkeurig. Boven
dien had de jonge man een vroolijk
en onbezorgd uiterlijk. Heel vrij
moedig reikte hij den criticus zijn
fijn gehandschoende hand en zeide
boudweg
Ik stel u uw secretaris voor,
waarde meester.
Wat zegt u? vroeg Delorme,
uiterst verbaasd.
Ja, uw .secretaris Misschien ver
wondert u dat een weinig? Toch is
het zoo, lees u dit maar eens 1
En de jonge man haalde een verze
gelde enveloppe uit zijn portefeuille.
Het was een brief van den directeur
van het blad, waaraan Delorme ver
bonden was, en waarin dezen verzocht
werd Geoffroy Briaumont welwillend
te ontvangen, daar hij was aanbevo
len door den hertog van Omonvrille,
den gTootsten aandeelhouder van het
blad. Deze jonge Briaumont-, die zeer
rijk was en tot nu toe niets had uit
gevoerd, had zelf vijftig aandeelen ge
nomen, onder voorwaarde, dat men
hem een of andere betrekking bij de
redactie zou geven en dat men hem
de rente van zijn geld zou uitkeeren m
den vorm van honorarium. En de di
recteur voegde even een vertrouwelijk
post-scriptum bij
Niet wetende, wat ik met den
jongen man moet aanvangen, daar hij
geen bijzonderen atinleg bezit, heb
ben wij hem maar tot uw secretaris
bc-noemd. Gij zult ons zeer verplich
ten, als gij hem eenige uren per dag
weet bezig te houden, al ware het al
leen maar met kleinigheden
Joseph Delorme fronste eerst het
voorhoofd; maar toen scheen de zaak
hem toch wel aardig toe en het goede
niets voor u te doen.
Dat is nu juist zoo heel erg niet, J
zeide Briaumont.
Welnu, ga zitten en laten
een oogenblik praten, stelde de criti
cus voor, die pleizier in het geval be
gon te krijgen. Kent ge wat Griekscli
e 1 Latijn
-Neen, waarde meestér. Ik ben
modern opgevoed.
Ah zijt gij dan misschien inge
nieur
Hmneen. Maar ik rijd te
paard en ik kan fietsen. Ik scherm
uitstekend. Ik heb een diploma als
chauffeur ik mag in Parijs rijden.
Dat is nuttig, dat 's zeer nuttig,
maar niet voor mijn werkzaamheden!
Gij kent onze- taal toch ten minste
goed
Zeker, ik spreek haar zeer goed...
maar ik moet bekennen, dat ik met
de taalregels wel eens overhoop lig.
Ai 1 Schrijft ge een mooie hand
O, neen Ik krabbel als een keu
kenmeid
Beiden begonnen te lachen.
Dat zal niet gemakkelijk gaan,
zeide Delorme. En toch wilt ge vol
strekt mijn secretaris worden
Zeker zeide de jonge man open
hartig. Gij kunt u niet voorstellen,
welkeen grooten dienst gij1 mij daar
mede bewijst. Gij moét wetenik be
min Odette, een bekoorlijk jongmeis
je. Wij zijn reeds acht maanden ver
loofd. Maar haar ouders zullen niet.
in ons huwelijk toestemmen, voor dat
tic een góéde positie gevonden heb.
Daar ik voor niet heel veel deug, heb
ilc tot nu toe vergeefs gezocht. Einde
lijk heb ilc dit middel bedacht. Als gij
mij afwijst, is het gedaan met mijn
schoone plannen.
Neemt gij mij echter aan, dan zal
mijn aanstaande schoonvader, die al
les, wat u schrijft, met liefde leest,
zochte.
Terwijl vele jonge meisjes als muur-
1 bloempjes langs de wanden zaten te
we wachten op den reddenden engel, die
-iti.- ..i-7?.. i
haar bevrijden zou, vloog zij van den
ecnen arm naar den anderen.
Plotseling schrikt zij op met een
luiden gil, staart naar haar lokken,
dan in den spiegel, dan weer naar
haar hoofd. Geen twijfel mogelijk.
Tussc'hen de gouden of bruine of
zwarte haren ligt er daar eene, die te
gen de overige sterk afsteekt, die
grauw-wit tusschen de dikke lokken
ligt te grijnzen.
Naar gelang de smaak van den
schrijver velschillend is, en het ka
rakter der geschilderde vrouw, zal ook
de uitwerking van deze ontdekking
heel verschillend zijn. De een zal aan
't we enen gaan, de andere zal haastig
de witte haar uitrukken en wegwer
pen, een derde
Maar wat het ook zij, een gevoel
van weemoed zal niemand onzer kun-
ren onderdrukken, als hij op zijn
hoofd de eerste bode ontdekt van den
naderenden ouderdom. Onwillekeu
rig werpt men dan een blik achter
waarts op de vervlogen jaren, den tijd
der jeugd, en een vraag komt. in ons
op, die wij zoo niet uitspreken, dan
tccli voelen, de vraag: „Waarom
moeten wij grijs worden
Ja, waarom? 't Is gemakkelijker ge
vraagd dan geantwoord. Waarom
worden we eigenlijk oud? Waarom
kunnen we niet eeuwig jong blijven
Omdat het altijd zoo was en wel steeds
zoo blijven zal
Ja, dat is een bittere maar tegelijk
troostrijke waarheidmaar mag het
ook een verklaring heeten
Zeker niet 1
Een poging, om een wetenschappe
lijke verklaring te geven van het grij
zen van het haar, kon natuurlijk
i, V, Uil lii-i I1U.CII, UdbUUlilJ (X
zoodra hij weet, dat ik uw secretaris eerst toen worden gedaan, toen de
bor en eiken dag eenige uren met u
werlc, binnen vier-en-twintig uren zijn
toestemming geven. Aan u zal ik mijn
geluk verschuldigd zijn. Ach, waarde
meester, als gij1 eens wiet, hoe lief,
hoe mooi, hoe- verrukkelijk Odiett.e is,
zendt ge niet aarzelen, om
Ilc aarzel niet langer, mijn
vriend, zeide Delorme op vaderlijken
mi'skroskoop zoodanig vervolmaakt
was, dat er ook de fijnere constructie
van het haar mede kón belstudeerd
word'en. Want het haar, dat voor het
ongewapende oog gelijkt op een mas
sieven draad, bestaat in werkelijkheid
uit drie deelen de kern van binnen,
een dekliuidje van buiten en daar tus-
sohen een menigte kleine kleur
toon. Ilc ben blij, dat ik u dezen dienstlichaampjes, die aan de haren de
kan bewijzen. Gij zijt mijn secretaris.
Alleen weet ik niet, wat ik u zal
moeten laten doen.
Wilt gij, dat ik uw bibliotheek in
orde houd?
En in een opwelling van ij ver'strek
te Briaumont zoo wild de hand uit
naar een grooten stapel boeken, dat
zij allen op den grond vielen.
- O, neen 1 neen 1 Kom niet aan
mijn boekenzeide Delorme ver
schrikt. Alleen door de manier, waar
op gij ze aanraakt, jaagt ge mij een
sclirik op het lijf. Ga h'ever een wan
deling maken in het bosch. Het is
mooi weer. Als ik in uw plaats was,
deed lilk 't dadelijk.
Dank u. Het is nog te vroeg. Ik
mocht mijn aanstaanden schoonvader
eens ontmoeten. En als hij. mij zag
rondslenteren, hoe zou hii dan geloo"-
ven, dat ik uw secretaris ben
Dat is waarHoe laat kunt ge
mij zonder hinder verlaten?
Tegen vier uur.
Nog een groot uur. Als ge do
krant 'eens gingt lezen
Ik houd niet van lezen. Daar
krijg ik slaap van.
Welnu, doe clan .een dutje, daar
in dien gemakkelijken stoel.
En met een fijn lachje voegde hij
er bij
Onderwijl zal ik, als u het goed
kunt vinden, mijn artikel afmaken.
Over dag slapen bezorgt me
maagpijn.
Dan doet ge hot natuurlijk niet.
Als ge eens een sigaret gingit rooken
in den salon, hiernaast
En als uw meid rne ziet En als
mijn aanstaande schoonvader, die
mij kent en wel wat wantrouwend ;s,
uw dienstbode eens ging uithooren?
Neen, het is heter, dat ik bij u blijf.
Is u dat onaangenaam?
Hoe kunt u dat denken Het
ergste is maar, dat ik moet werken.
Ja, dat is vervelend, .ziedde Briau
mont, omdatgij zijt zoo goed'voor
mij, dat, als uw artikel niet zoo veel
haast had, ik u nog iets zou wille i
vragen"! Ik zal u misschien te veel-
eischend toeschijnen
Dat nu juist niet 1 Doch zeg eens
wat ge wilt.
Welnu, mijn verloofde en mijn
moeder zijn naar de badplaats. Daar
ik zoovéél van Odette houd, heb 'k
slechts één verlangen, haar dadelijk
vertellen, dat ik eindelijk de betrek
king gesvonden heb, waarvan ons ge
luk afhangt.
Ge moet haar schrijven 1
Juist. Maar zulk een brief is zeer
gewichtig voor ons. Hij zal in de fa
milie-archieven bewaard blijven.
Daarom zou ik willen, dat liet een
mcoie brief was in fraai proza, een
soort meesterstukleesbaar en zon
der taalfouten!
En Briaumont eindigde met een
glimlach
Slechts gij zijt in staat zooiets
oor mij te schrijven 1
Delorme barstte dn lachen uit,
waarop de jonge man verheugd uit
riep
Wilt u het doen Welk een ge
luk 1 Schrijf dan dadelijk
En, zoowel om er een einde aan ie
maken als omdat hij vermaak schepte
in deze komische en zonderlinge om-
Veering van rollen, zette Joseph De
lorme zich aan het werk om met de
uiterste zorg een brief te schrijven
vcor zijn jongen secretaris
Voor feuilleton- en romanschrijvers
is het een geliefd thema, het eerste
grijze haartje. Gewoonlijk wordt de
ontdekking van dat haartje op hart
roerende wijze geschilderd. Zoowat op
de volgende manier
Een vrouw zit in haar ochtendjapon
voor den spiegel en is bezig heur lang
haar te kammen. Lang moet het al
tijd zijn, dat hoort nu eenmaal zoo;
of het blond dan wel zwart of vuur
rood is, id-at hangt af van de persoon
lijke liefhebberij van den schrijver.
kleur geven, welke wij waarnemen.
Het mikroskopiscb onderzoek heeft
uitgemaakt, dat in de zoogenaamde
grijze haren dn'e kleurlidiaampjes ont
breken1.
Maar nu is het ide vraag, hoe dis
lcleurliohaampjes uit de haren ver-
el wijnen
Vroeger meende men, 'dat met het
stijgen der jaren het lichaam het ver
mogen verliest om nieuwe kleur-
l'chaampjes voort te brengen. Aan
gezien het haar van den wortel uit
opgroeit en aan de spits afslijt, zou
deze verklaring desnoods aannemelijk
geacht kunnen worden voor het geval
vancalgeheel vergrijzen der haren.
Zeker is zij Van toepassing op die
menschen, die van hun geboorte if
witharig zijn. Hiér heeft men te doen
met een aangeboren lichaamsgebrek.
Maar geheel bevredigend vras deze
verklaring toch niet, daar zij in te
genspraak is met het feit, dat ook het
bestaande haar grijs wordt en niet
enkel het nieuw-groeiende.
Men trachtte deze moeilijkheid op
te lossen door te heweren, dat in de
haarkern gapingen ontstaan, waarin
d: lucht binnendringt; en dit zou
dan de oorzaak van het grijzen zijn.
Maar het verdwijnen der kleur-
lichaampjes uit die haren is daarmede
nog niet verklaard.
In het jaar 1901 heeft de bekende
natuurvonscher Metchnikoff aan de
geleerde wereld van Londen een stu
die voorgelegd, waarin voor het grij
zen der haren een geheel nieuwe ver
klaring aan de hand wordt gedaan.
Om deze te begrijpen, dient eens
kleine uitweiding vooraf te gaan.
Het mensaheliik bloed bevat behal
ve de vloeibare bestanddeelen ook
vaste elemented, waarvan een deelde
roode, een ander deel, veel kleiner m
aantal, maar grooter in omvang, de
witte bloedlicliaarnpjes genoemd wor
den. Deze laatste hebben de leigen-
sChap, hun gestalte te kunnen veran
deren en zich zelfstandig te bewegen.
De meergenoemde geleerde heeft reeds
vóór langen tijd aangetoond, dat deze
soort bloedlichaampjes in staat zijn.
(>m kleine lichaampjos, bijv. bacillen,
omklemmen, in zich op te nemen
en te verteren, waarom men ze ook
wel „eetcellen" genoemd heeft.
Nu heeft Metchnikoff aangetoond,
dat zioh in grijzende haren talrijke
dergelijke eetcellen bevinden, die de
kleurkorreltjes in zich opnemen en
verteren. In gekleurde haren daaren
tegen worden die cellen niet aange
troffen.
Volgens deze verklaring bestaat dus
het grijzen van het haar niet in ge
brek aan geschiktheid om kleurstof te
vermen, maar deze kleurstof wordt,
zr-odra zij ontstaat, door de eetcellen
verteerd.
Deze hypothese geeft ook een verkla
ring van het niet zoo zelden voorko
mende maar tot nu toe onopgehelder
de geval, dat iemand plotseling grijs
wordt, soms in één nacht. Geweldige
gemoedsbewegingen, als schrik of
vrees, kunnen zulke veranderingen te
weeg brengen.
De geleerde deelt mede, dat hij in
d* gelegenheid was, een dergelijk ge
val te onderzoeken en dat hij. daarbij
geconstateerd heeft, dat een plotseling
teestroomen van eetcellen naar de
haren plaats vond en die eetcellen te
vens een buitengewone werkzaam
heid ontwikkelden.
Daarmede is dus een van die won
derbare gevallen, welke vroeger zoo
sterk op der menjschen verbeelding!n-
Werkten, verklaard, dat wil zeggeu
het zuiver mechanisme. Onopgelost
blijft nog steeds de wisselwerking tus-
schen de gewaarwording van rle ziel
er de verandering in het lichaam. De
oplossing van dit vraagstuk voert ons
on een terrein, dat frols ontleedkunde
er- mïskroskoop heden toch nog even
denker is alls voor duizend jaar, op
liet terrein van de samenwerking tu!s-
schen ziel en lichaam.