Maar eindelijk was de lente daar,
een zoele wind woei over hei geberg
te. en nu opende Walter zijn veneier,
nam zijne viool en begon in de avond
schemering al wat zijn gemoed be
woog, in tonen uit te drukken. Rein
en lieflijk klonken de melodieèn inde
avondstilte en zweefden opwaarts
naar de bergen heen, naar de boom
kruinen, waar de knoppen al zoo
veelbelovend glinsterden.
En terwijl hij zoo speelde, werd er
aan, de overzijde van de straat zacht
en behoedzaam een ander venster ge
opend, en twee menschen luisterden
met een glans in de oogen on met
denkbaarheid in het hart. Maar daar
van had onze eenvoudige vedelaar in
bet minst geen vermoeden.
Hij had zich nooit om zijne buren
bekommerdzelfs de menschen. die
met hem in hetzelfde huis woonden,
ging hij gewoonlijk met oen vluchti-
gen" groet voorhij. Zoo wist hij dan
ook volstrekt niet, dat aan den over
kant sedert den vorigen zomer eene
dame met hare eenige dochter haren
intrek genomen had, de weduwe van
een ambtenaar, aan wie de dokter
het verblijf in de berglucht aanbevo
len had. Moeder en dochter leefden
zeer teruggetrokken.
Scans zag men de moeder voor het
geopende venster zitten, of ook wel
in het naburige woud, waarheen zij
zich in haren rolstoel had döen bren
gen. Later, in den winter, was de
oude vrouiw ziek en bedlegerig gewor
den en had rnen zefis voor haar leven
gevreesd. Maar nu was zij buiten ge
vaar en zoo goed als hersteld.
„Wat de zieke nu bovenal behoeft",
bad de dokter tegen hare dochter ge
zegd, „is blijmoedigheid en opgewekt
heid van geest. Tracht haar dié zoo
veel mogelijk te bezorgen; dat werkt
heilzamer dan alle artsenij."
Dat was in het begin van de lente.
De dochter deed wat in haar vermo
gen was, om hare moeder op te fleu
ren, en alle droeve gedachten van
haar verwijderd te houden. Daar, op
een avond, hoorden zij vol verwonde
ring de heerlijke tonen van de viool.
„Doe toch het venster open, Benhar-
cKne', zei de moeder. „Zoo! En schuif
mijn stoel wat dichterbijAchter het
gerdijn ben ik toch immers verbor
gen
Met gevouwen handen luisterde de
zieke naar de nu eens sterker aar-
zwellende, dan zachter wegsmeltende
tonen. Hare dochter, een slank, blond
meisje, stond achter haren stoel. Zij
kon ongeveer zes-en-twintig jaar zijn.
De ziekte harer moeder had aan haar
gezicht een ernstigen trek gegeven
maar zoodra zij glimlachte, kwam er
zooveel zonnige blijheid over haar ge
laat, dat men aanstonds begreep, hoe
vroolijkheid de eigenlijke grondtoon
van haar karakter was.
„Ach, Bernhardine, hoe mooi
„JaHoe heerlijk klinkt dat door de
stille avondluchtHet zal u goed
doen, die lieflijke muziek te hooren."
„Geloof je ook niet, dat alleen een
goéd mensch zoo spelen kan?"
„Mij dunkt, dat kan wel niet an
ders."
Van nu af besttonden er voor moe
der en dochter geen schoonere uren,
dan di© waarin de musicus zijp kunst
beoefende.
„Weet u wel, moeder, dat u al veel
vroolijker geworden bent?"
„Ja, kind, ik voel mij ook veel op
gewekter eu gelukkiger dan vroeger.
Dat hebben wij werkelijk aan dien
violist te danken."
„Welk eene heerlijke gave Gods Ik
zou wel eens willen weten, of die on
bekende zelf gelukkig is, die met zijn
spel zooveel geluk aan anderen
schenkt
„Musici zijn vaak eigenaardige we
zens. Terwijl zij spelen, gaat hunne
ziel op in hunne kunst; maar dan
komt weer het dagelijksche leven met
al zijne eisclieu en noodeu en drukt
hen neèr."
Alle avonden zat nu de moeder ach
ter heit gordijn en luisterdie naar het
spel, en uts het uitbleef was hjet voor
de vrouwen aLsof dien dag de zon
niet bad geschenen. Eens, dat Walter
lHornscliuii onder het spelen het
(hoofd ophief eai zijn blik toevallig
naar hec geopende venster aan de
jbverzijde dwaalde, ontwaardde hij
tot zijne niet geringe verlegenheid het
Igezicht van eene blonde jonge dame,
die met gespannen aandacht zijn spel
■volgde. Hij wenddie haast:g zijne
pogen af en ging vender. Maar,
vreemd 1 Er moest toch wel iets wer
®en, daar ginds aan den overkant,
dat hem aantrok na korten tijd zag
bij zich genoodzaakt er opnieuw heen
te kijken. Thans zag hij, dat hot
"jónge meisje mat iemand op den ach
tergrond sprak, om dadelijk daarop
hare oogen weer naar hem heen te
wenden. Dat bradht hern ito verwar-
fring. Hij staakte zijn spel. Aan de
overzijde gleed ©ene schaduw van
spijt over hot lieve gezicht, dat aan
stonds daarna verdween.
Met een wonderbaar gevoel sloot
dien avond ons „eenzame licht" zijne
viool weg. Te weten dat men hem ga
desloeg, werkte verlammend, op hem;
jwant wat hij in die avonduren gaf,
Waren als bekentenissen slechts voor
hem zelf in tonen uitgesproken. Hii
iwas nu eenmaal eeto zonderling, en
(hij wist het. Daaraan was naar zij
toe meening niets te veranderen.
Het toeval wilde, dat hij de eerst
volgende avonden elders spelen
moest. Toen hij daarna op zekeren
dag op zijne kamer kwam, vond hij
ér een fraai en, bloeiendem nozestruik
In ©an pot, met bet volgende schrij
ven
„Zeer geach te Heër,
„U zult on kunt niet weten, hoe
veel genot u sedert weken met uw
■spel aan een© arme zieke verschaft
hebt. Terwijl ik naar uw heerlijk
vioolspel mocht luisteren, heb ik het
evenwicht mijner ziel herwonnen, is
de hoop in mijn gemoed terugge
keerd. Daarvoor wilde ik u zoo gaar
ne danken. Vergeef aan ©en© oude
fvrouw, dat zij zich zoo zonder omwe
gen tot u wendt, en neem als een
'klein bewijs harer erkentelijkheid de
rozen aan, die dit schrijven vergezel
len. Laat spoedig weêr de tonen klin
ken, die in mijn hart zulk eene dank
bare echo vinden.
Met de meeste achting,
Matihildë Kleeman."
Ontroerd liet Walter Hornschuh
fcich op zijne oude sofa neervallen en
herlas langzaam den brief. Hij was
niet in twijfel waar hij die afzendster
/zoeken moieet. Van dien dag af speel
de hij bijna iederen avond, en liet
vrijelijk zijne ziel zingen in de tonen
van zijn instrument.
Weken waren sedert verloopen,
•toen op zekoren avond ons „eenzame
licht iets later dan gewoonlijk huis
waarts keerend, eensklaps op straat
bleef stilstaan. Uit eene zijstraat
hoorde hij eene vrouwestern roepen
„Laat mij los 1 Ik heb niets mat u te
maken 1" Eh dadelijk daarop een
kreet om hulp. In een oogwenk was
de musicus ter, plaatse. Hij zag re©ds
van verre hoe twee met geheel nuch
tere knapen ©ene dame lastig vielen.
Haastig trad bij tusschembeiden, en
'toen de aanranders hem daarop te
lijf wilden gaan, hief hij zijnen deug-
delijken wandelstok op en joeg hen
on de vlucht
Toen eerst keek hij naar het meis^
je aan zijne zijde. Geen twijfel, het
was de blonde, jonge dame, die we
ken geleden aan den overkant naai*
zijn spet (geluisterd had. Hij moest
eerst zijne verlegenheid overwinnen
vóór hij tegen haar zeggen kon
„Die vlegels 1 Hebben ze u niet al te
Beer doen. schrikken
Zij schudde slechts ontkennend het
hoofd:. Maar hare stem beefde toch,
toen zij daarop zeide
„Zou u wel zoo goed willien zijnv
mij tot aan buis te brengen?
"Hij raapte hare paraplui© op, die
Kij had laten vallen, en stapte zwij
gend naast baar voont, en toen zij
hem wilde danken/ schudde hij
slechts afwerend het hoofd.
Zoo waren zij tot aan haar huis
gekomen. Hier reikte zij hem de hand
tot afscheid, ©ene zachte, lieve hand,
zooals hij er nog nooit eene had mo
gen drukken. En terwijl hij hier nog
een oogenblik over stond te peinzen,
bemerkte hij eensklaps dat hij hare
(parapluie nog im de hand hiekL Hij
snelde haar na in het huis en haal
de haar voor do deur harer woning
in. Juist op dlat oogenblik ging de
d'eur open ein trad hare moeder op
den drempel.
Verbaasd keek die oude dam© de
twee aan.
„O, moederlief, u weet niet hoe ont
steld ik ben 1 Twtoe mannen, die
mij niet voorbij wilden laten Er Was
niemand in de buurt, m'aar toen ik'
riep, kwam eensklaps mijnheer mi]
ter hulp!" zei het meisje in éénten
adem.
Hote het kwam, dat ons „eenzame
licht" een uur later nog bij de beide
tdfames zat. en het hem zoo wel te
moede was toen de oude dame her-
ihaaldelijk zijne hand greep en hom
mondeling voor het genot, dat hij
haar schonk, dankt© Hij zat als be-
itooverd en een heimelijke spijt ver
vulde zijn© ziel toetn oe torenklok
tien uur sloeg en hem tot vertrekken'
(aanmaande. Van toen af werd hij:
een! geregelde gast hij die weduwe.
Het eenzame licht was het uitgaan
nabij.
Eai toen gebeurde er nog iets an
ders.
Verandering in hert getmeetntebe-
'stuur had tengevolge, dait het ambt
van stedelijk muziekdirecteur weer
in eere hersteld werd, en nu was het
Walter Hornschuh, dien men met al-
Igemeene stemmen voor deze betrek -
■kins' koos. Toen hij op den avond van
den das zijner benoeming bij me
vrouw Kleemann verscheen, lag er
©en iets als eene plechtige wijding
over zijn gelaat, en zoodra de moe
der de kamer voor een oogenblik ver
baten had, vatte hij de hand der doch
ter, idae aan hei venster stond, en
zeidie stokkend
„Juffrouw Berhardine, ik zou u
zo«v;e©l te zeggen hebben 1 Maar
liet valt mij zoo moeilijk het
.onder woorden te brengen In
tanen diait gaat beter dien
volgenden Zondag van den toiien
laf wil ik het u zeggen, u en de
geheele stad nu niet vaar-
wed 1" En plotseling was hij verdwe
nen.
En den volgenden Zondag verkon
digde hij het geheim zijns harten.
Toen de godsdienstoefening geëin
digd was en de schaar der kerkgan
gers over het marktplein door de
straten van het bergstadje huis
waarts keerde, klonk hoog van den
toren naar oud gebruik in plechtige
schoonheid een Pinksterkoraal, ver
over Land en bergen. Jubelend door
zes trompetten geblazen bruiste het
over de daken der stadIch bete an
die Macht der Liebe 1"
Aan het geopende venster stond
Bernhardine met gevouwen handen,
en liane oogen glansden.
Toen na verloop van eenige dagen
de beide Lerchentaler nieuwsbladen
de verloving van mejuffrouw Bern
hardine Kleeman met „het eenzame
licht" bekend maakten, stond het hoe
de stadje er van te kijken-
De Brief.
Mevrouw Lili zocht met ijver onder
de gezonden stalen stof.
Haar man had or in toegestemd,
dat ze zich een van die ragfijne ja
ponhen zou laten maken, die dienen
voor gelegenheidstoilet, thans kwam
het er op aan, de bij het tee re blond
dter jonge vrouw beist passende kleur
uit té zoeken.
Eindelijk was haar kens gevallen
op een stof zoo dun als ©en Meiblaart
je, op een soort voilestof. Gauw een
klein stukje van het groote staal af
gesneden. Een paar regels er bij
en alles in een couvert.
Zoo
Klaar was het.
Haar man zat al een poosje alleen
in de serre.
En de he eren worden zoo gauw on
geduldig.
Daarom maar fluks Mina gebeld,
om het briefje even weg te brengen.
Maar Mina komt niet.
Een paar minuten verloopen.
Mevrouw wordt boos.
Zij snelt naar de keuken. Ja, zoo
waar, die is weer weggeloopen. Zoo
als in d|en laatsten tijd wel meer ge
beurde na het eten. Daar moet voor
het vervolg een stokje voor gestoken
worden.
Ja, maar hoe moet het nu gaan met
den brief? Die moet bepaald nog
weg. Dan kan in drie a vier dagen de
stof ontvangen zijn en het toilet in
tijds nog afgemaakt worden.
En terwijl mevrouw diaaraan denkt,
rijpt in haar brein ©en andere ge
dachte. Zijzeive zal deen brief op die
bus doen. Het is maar even aan den
overkant op d©n hoek.
Maar, zou liet wiel geraden zijn
Het is waar, laat is hjet nog niet.
Maar toch zoo alleen, zoo heele-
iroaal alleen Haar man zou het ze
ker dM naar den zin zijn. En reeds
wil zij die heele zaak tot morgen uit
stellen.
Daar valt haar oog op hiet schortje
vam Mina en op het sneeuwwitte, pas
gestreken mutsje, de teekenen der
di enstbaar hei d.
Daar liggen de beidie voorwerpen,
precies zooals het meisje ze, voor het
is weggeloopen, heeft neergegooid
daar liggen ze, alsof ze wilden zeg
gen „Neem ons m©eEn snel be
sloten griirjrt mevrouw Lili ze. Het
schort is voor haar figuur wat te
wijd, de einden slaan van achter een
goed stuk over elkander hee>n, maar
liet mutsje staat op best hoogopge-
maakte haar, alsof hert er voor ge
nui aki is.
En nu, zonder zich verdier te be
denken, waagt mievrouw den korten
gang in het schemerdonker.
Ieder, die haar nu tegenkomt, ziet
in haar nsLerts anders dan een dienst
bare geest en voor zoo een is uitgaan
om dezen tijd niets bijzonders.
Glimlachend over zichzelve en haar
verkleeding waagt zij zich op straat.
De prikkel, dien het kleine avon
tuur haar geef&r is haar gansch niet
onaangenaam.
Alles loopt of het gesmeerd is.
Niemand komt haar in den weg,
alleen op het trottoir siaan een paar
jongelui, die haar een aardigheid
zeggen. Nu nog de breed© straat
over.
Daar, om den hoek, wtenkt hlaar
reeds de grijze brievenbus tegen.
Daarheen nog slechts en alles is ge
wonnen.
Maar wacht eens
Zoo in de haast whn helt dichtvou
wen. Als het dunne, lapje stof in de
gauwigheid eens weggewaaid was
ais dJe brief met de bestelling oems
zonder staal door de firma ontvan
gen werd.
De adem stokt dei jonge vrouw, ter
wijl'zij daaraan denkt, in de keel.
Voorzichtig trekt zij den brief uit
den zak en betast hem onderzoekend.
Maar hoe zou men zulk een dun
lapje tusschen hot papier van enve
loppe en brief heen hebben kunnen
voelen
Thans vlamt bet gaslicht op v"an
de eerst aangestoken larttaarn. Wel
licht gaat het zoo. En onderzoekend
houdt miejvrouw Lili het briefje tegen
hert licht.
Maar op deze manier is ook niets
te ontdekken. Ja, dan blijft er niets
anders over dan den brief nogmaals
<t© openen. Hij is .gelukkig mlaareven
dichtgeplakt en de gom kan nauwe
lijks droog zijn. En mevrouw Lili
Itreedt in de schaduw vlan een por
tiek, om met bevende vingers en met
behulp van een haarspeld den om
slag van het couvert met de grootste
voorzichtigheid los be maken.
Het gelukt boven verwachting.
Maar op dit oogenblik gebeurt iets,
en dat is tegen alle verwachting in.
Een breede, stevige hand omvat
eensklaps bet teedter handje van me
vrouw Lili en een barsche stem
roept
Ho, juffie, hoe heet je?
M'evrouw Lili is doodelijk ver
schrikt. Eien agent, een diender, die
haair na aan verlangt te wet/en Wat
mioiet ze zeggen Mevrouw Hardt
Onmogelijkdat klopt niet met
sellout en mutsje. Dus Ja, dan blijft
er niets anders over.... Mogelijk zal
het haar uiit dien brand helpen. Bo
vendien, zoo slim zal hdt toch wel
niet zijn zij heeft toch niets gedaan.
En terwijl zij moeite doet zich goed
te houden, stamelen haar bevend©
lippen
Mina de Lange, dienstbode bij
den heer Hardt, predikant
Zoo. En wat beduidt dat dan met
dien brief Wien behoort die Al
den heel en tijd heb ik staan te kijken,
wat je toch met dien britef stondt uit
te voeren
De brief Die is van mij 1
Zoo. Nu, dat zullen! we d'an da
delijk eens zien.
En met groot vertoom Vouwde hij
het blad papier open, waaruit hlet.
dunne Lapje stof wegfladldlerde. Zij
ving het pp. Hij las echter door, las
ook de ohdertaekeningLili Hardt
en bet briefhoofd Ds. Hardt, predi
kant.
Wel, Wel, dat is merkwaardig
Behoort hij u, de brief?
Dan, ©en blik in mevrouw Lili's
oogen, die groot© schrik verrieden en
oen echt menschel ijk gevoel van er
barmen maakte zich van den man der
wet meester.
Nu, ja, voegde hij er bij op zach-
'teren toon, er uitgenomen heb je
eigenlijk niets, hert was alleen maar
zoo'n beetje nieuwsgierigheid, niet
waar, zus, -wat
En hij waagde het, haiar even on'dter
d© kin te strijken.
Mevrouw Lili was woedend.
In een oogenblik bad de man een
tik op zijn vingers.
Kijk, kijk, zoo slagvaardig Dat
zou ik anders maar latenWant
eigenlijk, als ik bet geen zonde vond
vam zoo'n lief -snoetje....
Genoeg, zeg ik je. Doe wat je
plicht is. Maar je opmerkingen kan
je voor je houden. En, vóór alles,
raak me niet meer aan. Dat kon je
duur te staan komen 1
Ja Nu, stel je maar gerust, hoor
kind, sprak de geweldige hoonla
chend het was anders maar aardig
heid.
Mevrouw Lili had klaarblijkelijk
toch indruk op hem gemaaktwat
meer wil zeggen, zij kon van een ver
overing spreken, die haar nut kon
hebben. Iritusschen, op dit oogenblik
bad zij geen oog voor den komischen
kant, of voor 't. nut, dart. haar der©
omstandigheid kon afwerpen. Zij
wou maar weg, weg tot eiken parijs.
Mfaar zoover was bert vooreerst nog
niet 1
Het zou Wat «noods worden 1
bromde de agent goedgemutst, als de
dienstmeisjes de brieven- maar gin
gen openbreken van hun mevrouwen 1
Nu gauw maar het briefje weer toe-
plakken, zus. Waar heb je dat stukje
stof? Het zal bat japonnetje wel we
zen, dlat je mevrouw besteld heeft, hert
zit nu ai vol gaatjes dat goed ze
mag zich wel toedekken als e© het
aan heeft, anders vat bert mensch kou,
wat jij
En hij (iiaan het vernietende dietost-
mleisjie het staaltje uit de bevende
vingers, maakte den brief wteer in
orde, en wierp hem iin de bus.
Kom, dan gaan we, zei hij, alsL
of het vanizelf sprak, dat hij zijn
nieuwe bekende vergezelde.
Om opzien te veinmijden, schikte
mevrouw Lili zich. Stom, met gebo
gen hoofd, schreed zij naast den man
voort. Zij hoonde, dlat hij haar ©en
paar aardigheden zei, en dat hij haar
vröeg, Zondag met hem uit te gaan.
Zij gaf geen antwoord.
En toen zij aan den tuin voor haar
huis gekomen was, ademde rij vrij
er, als van een last verlost. Zonder
oen woord van afscheid wipt© zij
maar binnen.
Je hoort nog wel wat van me
riep de agen/t Waart achterna.
Dat wa's ©en mooie historie, waar
in zij daar verzeild wias gehaakt
Bijna gevangen genomen 1 En slechts
haar niet onknap gteiaat en de ver
liefdheid van den man- der wet Wad
den haar gered. En nu die laatste
woorden nog, wat hadden die te be
duiden Kon ze toch maar alles on
gedaan maken Wat was haar toch
ingevallen, om zich zoo te verkleeden?
En toornig wierp zij muts en schort
in d© keuken. Het meisje was er nog
altijd niet. Zoo'n straatmadelief
Maar morgen, dan zou er Wat voor
naar opzitten
En de „morgen" kwam maar hij
bracht geen straf voor de lang uit-'
gebleven Mina. Want, eigenlijk ge
zegd, was men blij:, dat men hlaar
had. Etn na al de doorgestane opwin
ding, Waarvan mlevroorw Lili miet
ge'en woord aan Waar man nepte,
voelde zij zich heel ellendig. Zij' was
niet ziek. maar toch leed zij; en zij
I-e-ed in stilte.
In huis bekommerde zij zich totaal
oan niets, ©n alles rustte nu op MPha's
breede schouders. Haar man was er
wanhopig onder.
Hij zocht de oorzaak van dezen
stand van zaken op te sporen, maar
mevrouw Lili zweeg.
Hij wilde zijn vrouw afleiding ge
ven, wandelen met haar, maar zwij
gend sloeg zij alles af.
De japonstof kwam. Zij keek er niet
n'aar om. Zij werd bewerkt. Hert was
een wolk, e<en gedacht, dit nieuwe
kleed. Zij zei er geen) woord van. Ter
neergeslagen liep zij in huis ronid.
Toen op ©en dag, werd bij den pre
dikant een agent aangediend
Verwonderd liet hij ham in zijin
studeerkamer komen. En daar ste
vende de man recht op zijn doel af.
Hij bemind© het dienstmeisje, of wat
zij anders in huis wezen mocht. Mi
na de Lange, en, als eerlijk man,
kwam hij nu eens met dominee over
d© zaak praten.
Dat was zeker alles goed en wel
en dominee kon ©en eerlijke verkee-
ring slechts prijzen. Maar ook hij
was een eerlijk man en, als zoodanig
moest hij den ander ©r opmerkzaam
op maken, dat Mina zeker wel flink
en vlijtig was, maar of ze wel dege
lijk was, dat was een tweede. Zebep
"nogal veel uit en....
Toen moest de man der openbare
veiligheid hartelijk ladltenhij wist
•wel beter. Sedert veertien dagen, bad
hij toet huis gadegeslagen „zij" had
zich nog geen enkele maal laten zien,
nioch bij cüag, nooh bij avond.
De dominee vond dat zonderling.
Maar verliefden zijn allemaal blind.
En schokschouderend liep de heer
HJardt n-aar d© electrische schel.
Prrr... klonk het door het huis. Een
deur werd niat heel zaahrt open
en dichtgemaaktMina stond in de
kamer.
Dominee maakte een aanmoedigend
gebaar en dacht nu niet anders of
hij zou een vurige liefdesverklaring
hooren afsteken.
Doch niets van dit alles.
De agent bleef onbeweeglijk.
Nu vroeg dominee eindelijk.
En ook Mima schieen te verwachten
'd'at er iets gebeuren zooi'. Maar de
politieman lachite ©en beetje ven-
legion.
Nu, ho© Web ik helt nu viimgein
delijk de heer des huizes aan. Ik
dacht, dat je het meisje Iiefhadt, dat
zei je toch zooeven. Of wil je mis
schien niet haar alleen spreken?
En weder maakte hij een aanmoe
digend gebaar, terwijl hij naar de
deur liep.
Doch de agent werd nu nog meer
verlegen.
Neem me niet kwalijk, dominee,
zei hij eindelijk, die bedoel ik heele-
maal niet
Wat een vlegel riep Mina ver
ontwaardigd, terwijl ze in ©en oogen
blik de kamer uit was.
In de gang ontmoette zij juist haar
meesteres. Én huilend stamelde zij
©eniige onsamenhangende woorden.
Mevrouw Lili kon er geen, touw aan
vastmaken. Di.e urine mevrouw Ld',
ze is toch al zoo zenuwachtig, zoo
aangegrepen, en nu nog zoo'n scène
Zij moet toch eens aan haar man
vragen, wat er eigenlijk gebeurd is.
En met loome schreden, toch gra
cieus treedt zij, gekleed in haarhuis
japon met lusteren schortje voor, m
de kamer van haar echtgenoot.
Maar zoodra zij den agent ont
waart, slaakt zij een gil, en hulpe
loos staren haar blauwe oogen voor
zich uit.
De agent ©chtor stapt flerm op Waar
toe, grijpt haar stevig bij de .hand en
zegt
Die is het, diie ik liefhebik ge-
doof zij heeft or redds lang op ge
wacht,, dat ik zou komen en mij»
thart uitspreken."
De dominee begjrijpt er geen jota
van. Zal hij lachen of iets heel Lee-
lijks zeggen, wat ©en dominee niet
past? Hij is spoedig tot het eerste
besloten. Hij treedt op den man toe,
en zegt. niet onvriendelijk
Dat moet een misverstand zijn.
Want dez© dame kunt gij en, ook;
geen andier, meer hebben. Dat is
mijn vrouw
Nu is de beurt aan den agent om
verbluft te zijn. Maar nadere verkla
ringen worden Wem niet ge-geven, en
hij maakt dus dat hij wegkomt.
Dominee opent hom zelf de dpur,
want Mina Na dit affront Ze zou
■in staat zijn zich te wreken.
Dan komt het eindelijk tof een ver
klaring tusschen de beidie echtelie
den. Mevrouw Lili is wat blij, dat zij
van Waar geheim .af is. Nooit, zelfs al
kon z© er alle schatten der wereld'
mee verdienen, zal zij zich weer ver
kleeden.
Het Naaistertje.
Er leefde eens een arme kleine
naaister, in de spaarzame Parij-
sche lucht opgewassen, als een bloem
in een kamer en een linde in een
stadjsplantsoenze hebben te veel
lucht om te sterven en te weinig om
Ie leven. Op straat komt men ze nooit
tegen, want ze naait zooveel cos-
ituumls voor andere meaxschen, dat ze
geen tijd heeft-, om zelf eens een lucht
je te scheppen.
Prompt oim 6 uur is ze op de been,
zet haar koffie en brengt eerst de
slaapkamer aan kant; dan de beide
ontvangkamers en den naaiwinkel.
Om 7 uur gaat zie aan den slag. Een
uur later komen ze uit Clichy, Leval-
lois, Puteaux, en de overige Parijsche
voorsteden, een half dozijn jonge
meisjes, allemaal levenslustige hup-
sche dingen. Eer de hoed afgezet ^'s,
't haar wat opgestreken, de schorten
gekregen zijn, de scharen voor den
dag gehaald en de noodige woordjes
gewisseld, is het 9 uur geworden.
Maar dan aan 't werk
De dunne gele vingers steken in,
trekken uit breken naalden blij
ven steken met de draden, die ook
a! afbreken.
't Wil van morgen niks, roept
een jong nest.
Geduld, Lucie, geduld! antwoordt
„madame".
'k Ben woedend, roept een zes
tienjarige schoone, die schaar is zoo
bot als ik weet niet wat, 't geeft me
niks, al knip ik nog zoo hard Waar
i« m'n garen Wie heeft het weg
genomen
KilingelingEen reiziger. Nog een.
Neen, ik heb niets noodigLaat
mc in 's hemels naam met rust, smeekt
madame, 'k Heb 't zoo verschrikkelijk
druk
Werkelijk is alles bij haar aan het
werk, handen en hoofd. Terwijl ze met
Istevige hand de smeeïge stof plet, re
kent ze voor de twintigste maal uit.
of ze aanstaanden Zaterdag met de
uitbetaling wel komen kan.
Ze moet afrekenen met: den gros
sier, haar meisjes, het Louvre, de
leveranciers voor de huishouding, de
gasfabriek en het belastingkantoor.
Juist eergisteren heeft ze een vriend e
lijken maanbrief ontvangen, nu op
rcod papier, nog vinniger dan op
groen
„Bovengenoemde belastingschul-
„dige wordt aangemaand binnen
„drie dagen te betalen; zoo niet,
„dun zien we ons gedwongen, tot
„dwangmaatregelen over te
„gaan."
Betalen betalen altijd betalen O,
die eeuwige stormloop op de armza
lige beurs van de weduwe, die in de
kast te sluimeren ligt. Als zij toen
maar eens voor de verandering aan
cLt beurt kwam, om betaald te wor
den Zij denkt aan al liet uitstaande
geld, aan de vijftien cosituums, die
z; al maanden geleden heeft afgele
verd, en die zeker wel betaald zullen
worden, maar pas over een jaar mis
schien, als men er eens aan denkt
aan al die andere costuums, die in de
paskamer klaar hangen en die nog
veel langer op de afrekening zullen
moeten wachten.
Ze overlegt, welko van hare boule
vardklanien het wel 't minst kwalijk
zou nemen, als ze haar rekening in
zond.
In gedachten keert en wendt zij bij
haar arbeid den kwellenden maan
brief om en omdie drie woord en
„betaal uw rekening" poogt zij in be
leefder vorm om te zetten, zoo onge
veer Zeer geachte mevrouw, wan
neer het u mogelijk zou zijn, van
avond mijn kleine rekening van verle
den winter te vereffenen, zoudt umij
oneindig verplichten. Ik wend mij tot
u omdat ik weet. dat u zulk een goed
hart bezit; daarom kwam ook uw
naam mij het eerst in het hoofd....
Als ze den brief in 't net heeft opge
schreven, laat ze hèm nog een paar
uur op tafel liggen. Wie weet, mis
schien heeft wel de een of andere
dame, die komt passen, Idéé om te
komen betalen.
In den namiddag volgt de eene be
zoekster de ander. Telkenn als er een
rijtuig voor de deur stilhoudt, komen
d' jonge meisjeskoppen nieuwsgierig
voor het venster gluren.
Madame, 't is de rijke dame van
de Itulie-boulevard.
Madame, 't is do actrice van het
Bouf f e-theeater.
Zonder een woord te spreken en miet
een blik vol verachting, of wel vol
jeugdige uitgelatenheid en levenslust
past de bezoekster haar costuumin
den spiegel monstert ze den snit, on
derzoekt met angstigen blik alle on
derdo elen
Hier sluit het niet genoegMoet
j> veranderen
En het naaistertje komt en gaat, ze
is de vriendelijkheid in persoon, zet
een vroolijk gezicht, vergeet de druk
kende zorgen en doet haar best de
futiele wenschen van overdreven vrou
welijke ijdelheid te voorkomen.
Denkt u, dat deze stof bij mijn
huidskleur past vraagt een dame.
Uitstekend.
En dez© kleur; ik vind 't blauw
zoo koud?
Maar 't is immers zomer.
Zouden wij niet liever rood ne
men Dat neemt m'n kleur wat weg.
Als bet naaistertje in haar beide
ruime ontvangkamers, wier gedwon
gen luxe zoo bitter afsteekt miet de
werkelijkheid, weder -alleen is, besluit
zi; haar brief aan die goede mevroui
D» la Fussade te c-nden.
Drie weken later.
Mevrouw De la Fasrade, die oprei
is geweest, vindt bij haar thuiskoms
onder vele ander© paperassen ook dei
brief van haar naaister, dien mei
haar niet nagestuurd heeft.
Ze loest hem in haar rijtuig en ze
er con boos gezicht bij, want als j<
midden in den zomer een rekening
thuas krijgt, is dat een heel onaauge
name zaak. Bij haar eerste bezoek
dat precies de rijke dame geldt, geef
ze lucht aan haar slecht humeur:
Weet je al, liefste, dat onze naai
ster niet meer solide is
Zoo
Ja, verbeeld je, daar krijg ik zoi
juist een rekening van haar
Onmogelijk
't Is toch heusch waar
Dan heeft, ze zeker haar klanteg
verlorenze heeft zeker geen aftrek
meer. De laartste maal heb ik het al
opgemerkt, dat haar stoffen niet meer
gloednieuw waren.
Kijk eens hier, m'n waarde, we
zijn te goed eigenlijk. We zijn zoo
menschlievend, door kleine huizen te
laten werken, maar heusch, ze bedie
nen je niet zoo als 't behoort....
Juist. Ik ga den volgenden keer
naar de bekende firma John, 't ijs wel
wat duurder, maar het is alles even
elegant.
Maar enfin, ik wil ze toch beta
len.
Doch als vijf diagen later het coupé-
tje van mevrouw stil houdt voor de
kleine trap, leidend naar de ontvang
kamer van het naaistertje, koiht de
ccncierge haar te gem oei
De naaister woont niet meer hier.
Is ze aan den haal
Vokstrekt niet. ze heeft niks om
aan den haal te gaannou nog
mooier.
Wat is er dan met haar
Nu, ze is faillietalles is ver
kocht
DE ZON IN DE SLAAPKAMERS.
"Van oudsher bestaat in: vele fami
lies het gebruik om de kleerem sn bed
den van personen, die ziek geweest of
gestorven zijn, in de zon te leggen.
Zij (luchten dam beter en de otniaau-
'gename reuk, diem zdj sours hebben,
verdwijnt eerder," zegt men gewoon
lijk. Dat dit werkelijk zoo is, bewijst
de volgende eenvoudige proef, waar
bij van twee flesschen, beide gevuld
met slecht riekende gassen, de een©
in de zon, de andere in 't donker ge-
<zet wordt. Bij de eerste zal na ©eni
gen tijd de onaangename reuk ge
heel verdwenen zijn, terwijl hij bij
de laatste eerder erger dan minder
geworden is. Dat de zon werkelijk isen
desinfecteerende werking uitoefent, is
eerst door prof. Esm-arch, in! Kiel,
door talrijke wetenschappelijke on
derzoekingen bewezen. Hij infecteer
de Mieeren, bedden, (meubels en wasch
goed met de meest verschillende ziek
tekiemen, stelde zie toen aan het (zon
licht bloot en onderzocht telkens na
verloop van een nur, of e.n hoeveel
bacteriën nog aanwezig waren. De
resultaten waren zeer .gunstig. Niet
lalleen laan de oppervlakte der voor
werpen. maar ook binnen in waren
de choleribacillen al heel spoedig ge
dood. Ook de (kiemen van typhus,
miltvuur, longontsteking, tuberculose
■en andere infectieziekten werden, of-
scbokm niet zoo snel, door de zonne-
istralen vernietigd. In de zVn bezit
ten wij dus een uitstekend, niets kos
tend dasinfectiemidded, waarmee in
het dagelijksch leven nog veel te wei
nig rekening wordt .gehouden. Niet
'alleen bij ziekte- en sterfgevallen*
maar bijna overal kunnen, zonder dat
we 't weten, allerlei ziektekiemen
voorkomen. Stellen we dus onze
./kleerem, onlze bedden en ons wiasch-
goed af en toe aam, de zon bloot, dan
verminderen we hierdoor de kans om
door. een besmettelijke ziekte aange
tast te worden. Gok de slaapkamers
beschutte men niet angstvallig voor
het doordringen van elk zonnestraal
tje. Liever geen gordijnen en tapijten,
dan dat men er de zon om buitan slui
ten moet. Groote aanbeveling ver
dient het ten slotte nog om sponsen,
waschlappen, tanden- en nagelbors
tels, die zoo gemakkelijk tot kweek
plaatsan van bacteriën kunnen wor
den, 's morgeus, nadat ze schoonge
maakt zijn, op de vensterbank aan
hot zonlicht bloot te stellen. Zoowel
onfrisscih© reuk -als bacteriën moeten
dan verdwijnen.
HOE GENERAAL BOOTH ZOO JONG
BLIJFT.
'Generaal Booth, de 79-jarige, heeft
wser, redevoeringen, houdende, eeu
langen tocht door Engeland ge
maakt. Een verslaggever heeft hem
onderweg gevraagd, wat hij deed om
zoo jong te blijven.
Met een. verstandig ingericht leven
te leiden, zei de generaal, kan men
zijn leven verlengen. De menschen
noemen mij oud, maar dat spreek ik
tegen. Ilk beu 79 jaar jong. In alle ge
val voel iik me niet ouxl, on ik denk
m/og heel wart jaren te loven. Alls de
zen tocht afïgeloopen is trek ik Cana
da en d'e Voreenigde Staten door, en
dan mk>et ik naar Berlijn. Wat het ge
heim van mijn sterkte is? Ziellier ee
nige levensregelen:
Vermijd dingen t© doen, waaronder
uw geweten uw geest aftobt. Vele
menschen hebben ©en gebroken ge
zondheid en worden vroeg oud door
een slecht geweten.
Doe uw best vroolijk te zijn. In een
oud mensch is vroolijkheid een tee-
ken der jeugd.
'Eet niet meer dan noodig is; gezond
voedsel en geen vergiftige lekkernij
en. Slaap geregeld een zeker aantal
uren in hiet etmaal, meen niet dlat
imien verzuimde nachtrust kan inha
len.
Ais gij ongetrouwd, zijt en het be-