Maar eindelijk was de lente daar, een zoele wind woei over hei geberg te. en nu opende Walter zijn veneier, nam zijne viool en begon in de avond schemering al wat zijn gemoed be woog, in tonen uit te drukken. Rein en lieflijk klonken de melodieèn inde avondstilte en zweefden opwaarts naar de bergen heen, naar de boom kruinen, waar de knoppen al zoo veelbelovend glinsterden. En terwijl hij zoo speelde, werd er aan, de overzijde van de straat zacht en behoedzaam een ander venster ge opend, en twee menschen luisterden met een glans in de oogen on met denkbaarheid in het hart. Maar daar van had onze eenvoudige vedelaar in bet minst geen vermoeden. Hij had zich nooit om zijne buren bekommerdzelfs de menschen. die met hem in hetzelfde huis woonden, ging hij gewoonlijk met oen vluchti- gen" groet voorhij. Zoo wist hij dan ook volstrekt niet, dat aan den over kant sedert den vorigen zomer eene dame met hare eenige dochter haren intrek genomen had, de weduwe van een ambtenaar, aan wie de dokter het verblijf in de berglucht aanbevo len had. Moeder en dochter leefden zeer teruggetrokken. Scans zag men de moeder voor het geopende venster zitten, of ook wel in het naburige woud, waarheen zij zich in haren rolstoel had döen bren gen. Later, in den winter, was de oude vrouiw ziek en bedlegerig gewor den en had rnen zefis voor haar leven gevreesd. Maar nu was zij buiten ge vaar en zoo goed als hersteld. „Wat de zieke nu bovenal behoeft", bad de dokter tegen hare dochter ge zegd, „is blijmoedigheid en opgewekt heid van geest. Tracht haar dié zoo veel mogelijk te bezorgen; dat werkt heilzamer dan alle artsenij." Dat was in het begin van de lente. De dochter deed wat in haar vermo gen was, om hare moeder op te fleu ren, en alle droeve gedachten van haar verwijderd te houden. Daar, op een avond, hoorden zij vol verwonde ring de heerlijke tonen van de viool. „Doe toch het venster open, Benhar- cKne', zei de moeder. „Zoo! En schuif mijn stoel wat dichterbijAchter het gerdijn ben ik toch immers verbor gen Met gevouwen handen luisterde de zieke naar de nu eens sterker aar- zwellende, dan zachter wegsmeltende tonen. Hare dochter, een slank, blond meisje, stond achter haren stoel. Zij kon ongeveer zes-en-twintig jaar zijn. De ziekte harer moeder had aan haar gezicht een ernstigen trek gegeven maar zoodra zij glimlachte, kwam er zooveel zonnige blijheid over haar ge laat, dat men aanstonds begreep, hoe vroolijkheid de eigenlijke grondtoon van haar karakter was. „Ach, Bernhardine, hoe mooi „JaHoe heerlijk klinkt dat door de stille avondluchtHet zal u goed doen, die lieflijke muziek te hooren." „Geloof je ook niet, dat alleen een goéd mensch zoo spelen kan?" „Mij dunkt, dat kan wel niet an ders." Van nu af besttonden er voor moe der en dochter geen schoonere uren, dan di© waarin de musicus zijp kunst beoefende. „Weet u wel, moeder, dat u al veel vroolijker geworden bent?" „Ja, kind, ik voel mij ook veel op gewekter eu gelukkiger dan vroeger. Dat hebben wij werkelijk aan dien violist te danken." „Welk eene heerlijke gave Gods Ik zou wel eens willen weten, of die on bekende zelf gelukkig is, die met zijn spel zooveel geluk aan anderen schenkt „Musici zijn vaak eigenaardige we zens. Terwijl zij spelen, gaat hunne ziel op in hunne kunst; maar dan komt weer het dagelijksche leven met al zijne eisclieu en noodeu en drukt hen neèr." Alle avonden zat nu de moeder ach ter heit gordijn en luisterdie naar het spel, en uts het uitbleef was hjet voor de vrouwen aLsof dien dag de zon niet bad geschenen. Eens, dat Walter lHornscliuii onder het spelen het (hoofd ophief eai zijn blik toevallig naar hec geopende venster aan de jbverzijde dwaalde, ontwaardde hij tot zijne niet geringe verlegenheid het Igezicht van eene blonde jonge dame, die met gespannen aandacht zijn spel ■volgde. Hij wenddie haast:g zijne pogen af en ging vender. Maar, vreemd 1 Er moest toch wel iets wer ®en, daar ginds aan den overkant, dat hem aantrok na korten tijd zag bij zich genoodzaakt er opnieuw heen te kijken. Thans zag hij, dat hot "jónge meisje mat iemand op den ach tergrond sprak, om dadelijk daarop hare oogen weer naar hem heen te wenden. Dat bradht hern ito verwar- fring. Hij staakte zijn spel. Aan de overzijde gleed ©ene schaduw van spijt over hot lieve gezicht, dat aan stonds daarna verdween. Met een wonderbaar gevoel sloot dien avond ons „eenzame licht" zijne viool weg. Te weten dat men hem ga desloeg, werkte verlammend, op hem; jwant wat hij in die avonduren gaf, Waren als bekentenissen slechts voor hem zelf in tonen uitgesproken. Hii iwas nu eenmaal eeto zonderling, en (hij wist het. Daaraan was naar zij toe meening niets te veranderen. Het toeval wilde, dat hij de eerst volgende avonden elders spelen moest. Toen hij daarna op zekeren dag op zijne kamer kwam, vond hij ér een fraai en, bloeiendem nozestruik In ©an pot, met bet volgende schrij ven „Zeer geach te Heër, „U zult on kunt niet weten, hoe veel genot u sedert weken met uw ■spel aan een© arme zieke verschaft hebt. Terwijl ik naar uw heerlijk vioolspel mocht luisteren, heb ik het evenwicht mijner ziel herwonnen, is de hoop in mijn gemoed terugge keerd. Daarvoor wilde ik u zoo gaar ne danken. Vergeef aan ©en© oude fvrouw, dat zij zich zoo zonder omwe gen tot u wendt, en neem als een 'klein bewijs harer erkentelijkheid de rozen aan, die dit schrijven vergezel len. Laat spoedig weêr de tonen klin ken, die in mijn hart zulk eene dank bare echo vinden. Met de meeste achting, Matihildë Kleeman." Ontroerd liet Walter Hornschuh fcich op zijne oude sofa neervallen en herlas langzaam den brief. Hij was niet in twijfel waar hij die afzendster /zoeken moieet. Van dien dag af speel de hij bijna iederen avond, en liet vrijelijk zijne ziel zingen in de tonen van zijn instrument. Weken waren sedert verloopen, •toen op zekoren avond ons „eenzame licht iets later dan gewoonlijk huis waarts keerend, eensklaps op straat bleef stilstaan. Uit eene zijstraat hoorde hij eene vrouwestern roepen „Laat mij los 1 Ik heb niets mat u te maken 1" Eh dadelijk daarop een kreet om hulp. In een oogwenk was de musicus ter, plaatse. Hij zag re©ds van verre hoe twee met geheel nuch tere knapen ©ene dame lastig vielen. Haastig trad bij tusschembeiden, en 'toen de aanranders hem daarop te lijf wilden gaan, hief hij zijnen deug- delijken wandelstok op en joeg hen on de vlucht Toen eerst keek hij naar het meis^ je aan zijne zijde. Geen twijfel, het was de blonde, jonge dame, die we ken geleden aan den overkant naai* zijn spet (geluisterd had. Hij moest eerst zijne verlegenheid overwinnen vóór hij tegen haar zeggen kon „Die vlegels 1 Hebben ze u niet al te Beer doen. schrikken Zij schudde slechts ontkennend het hoofd:. Maar hare stem beefde toch, toen zij daarop zeide „Zou u wel zoo goed willien zijnv mij tot aan buis te brengen? "Hij raapte hare paraplui© op, die Kij had laten vallen, en stapte zwij gend naast baar voont, en toen zij hem wilde danken/ schudde hij slechts afwerend het hoofd. Zoo waren zij tot aan haar huis gekomen. Hier reikte zij hem de hand tot afscheid, ©ene zachte, lieve hand, zooals hij er nog nooit eene had mo gen drukken. En terwijl hij hier nog een oogenblik over stond te peinzen, bemerkte hij eensklaps dat hij hare (parapluie nog im de hand hiekL Hij snelde haar na in het huis en haal de haar voor do deur harer woning in. Juist op dlat oogenblik ging de d'eur open ein trad hare moeder op den drempel. Verbaasd keek die oude dam© de twee aan. „O, moederlief, u weet niet hoe ont steld ik ben 1 Twtoe mannen, die mij niet voorbij wilden laten Er Was niemand in de buurt, m'aar toen ik' riep, kwam eensklaps mijnheer mi] ter hulp!" zei het meisje in éénten adem. Hote het kwam, dat ons „eenzame licht" een uur later nog bij de beide tdfames zat. en het hem zoo wel te moede was toen de oude dame her- ihaaldelijk zijne hand greep en hom mondeling voor het genot, dat hij haar schonk, dankt© Hij zat als be- itooverd en een heimelijke spijt ver vulde zijn© ziel toetn oe torenklok tien uur sloeg en hem tot vertrekken' (aanmaande. Van toen af werd hij: een! geregelde gast hij die weduwe. Het eenzame licht was het uitgaan nabij. Eai toen gebeurde er nog iets an ders. Verandering in hert getmeetntebe- 'stuur had tengevolge, dait het ambt van stedelijk muziekdirecteur weer in eere hersteld werd, en nu was het Walter Hornschuh, dien men met al- Igemeene stemmen voor deze betrek - ■kins' koos. Toen hij op den avond van den das zijner benoeming bij me vrouw Kleemann verscheen, lag er ©en iets als eene plechtige wijding over zijn gelaat, en zoodra de moe der de kamer voor een oogenblik ver baten had, vatte hij de hand der doch ter, idae aan hei venster stond, en zeidie stokkend „Juffrouw Berhardine, ik zou u zo«v;e©l te zeggen hebben 1 Maar liet valt mij zoo moeilijk het .onder woorden te brengen In tanen diait gaat beter dien volgenden Zondag van den toiien laf wil ik het u zeggen, u en de geheele stad nu niet vaar- wed 1" En plotseling was hij verdwe nen. En den volgenden Zondag verkon digde hij het geheim zijns harten. Toen de godsdienstoefening geëin digd was en de schaar der kerkgan gers over het marktplein door de straten van het bergstadje huis waarts keerde, klonk hoog van den toren naar oud gebruik in plechtige schoonheid een Pinksterkoraal, ver over Land en bergen. Jubelend door zes trompetten geblazen bruiste het over de daken der stadIch bete an die Macht der Liebe 1" Aan het geopende venster stond Bernhardine met gevouwen handen, en liane oogen glansden. Toen na verloop van eenige dagen de beide Lerchentaler nieuwsbladen de verloving van mejuffrouw Bern hardine Kleeman met „het eenzame licht" bekend maakten, stond het hoe de stadje er van te kijken- De Brief. Mevrouw Lili zocht met ijver onder de gezonden stalen stof. Haar man had or in toegestemd, dat ze zich een van die ragfijne ja ponhen zou laten maken, die dienen voor gelegenheidstoilet, thans kwam het er op aan, de bij het tee re blond dter jonge vrouw beist passende kleur uit té zoeken. Eindelijk was haar kens gevallen op een stof zoo dun als ©en Meiblaart je, op een soort voilestof. Gauw een klein stukje van het groote staal af gesneden. Een paar regels er bij en alles in een couvert. Zoo Klaar was het. Haar man zat al een poosje alleen in de serre. En de he eren worden zoo gauw on geduldig. Daarom maar fluks Mina gebeld, om het briefje even weg te brengen. Maar Mina komt niet. Een paar minuten verloopen. Mevrouw wordt boos. Zij snelt naar de keuken. Ja, zoo waar, die is weer weggeloopen. Zoo als in d|en laatsten tijd wel meer ge beurde na het eten. Daar moet voor het vervolg een stokje voor gestoken worden. Ja, maar hoe moet het nu gaan met den brief? Die moet bepaald nog weg. Dan kan in drie a vier dagen de stof ontvangen zijn en het toilet in tijds nog afgemaakt worden. En terwijl mevrouw diaaraan denkt, rijpt in haar brein ©en andere ge dachte. Zijzeive zal deen brief op die bus doen. Het is maar even aan den overkant op d©n hoek. Maar, zou liet wiel geraden zijn Het is waar, laat is hjet nog niet. Maar toch zoo alleen, zoo heele- iroaal alleen Haar man zou het ze ker dM naar den zin zijn. En reeds wil zij die heele zaak tot morgen uit stellen. Daar valt haar oog op hiet schortje vam Mina en op het sneeuwwitte, pas gestreken mutsje, de teekenen der di enstbaar hei d. Daar liggen de beidie voorwerpen, precies zooals het meisje ze, voor het is weggeloopen, heeft neergegooid daar liggen ze, alsof ze wilden zeg gen „Neem ons m©eEn snel be sloten griirjrt mevrouw Lili ze. Het schort is voor haar figuur wat te wijd, de einden slaan van achter een goed stuk over elkander hee>n, maar liet mutsje staat op best hoogopge- maakte haar, alsof hert er voor ge nui aki is. En nu, zonder zich verdier te be denken, waagt mievrouw den korten gang in het schemerdonker. Ieder, die haar nu tegenkomt, ziet in haar nsLerts anders dan een dienst bare geest en voor zoo een is uitgaan om dezen tijd niets bijzonders. Glimlachend over zichzelve en haar verkleeding waagt zij zich op straat. De prikkel, dien het kleine avon tuur haar geef&r is haar gansch niet onaangenaam. Alles loopt of het gesmeerd is. Niemand komt haar in den weg, alleen op het trottoir siaan een paar jongelui, die haar een aardigheid zeggen. Nu nog de breed© straat over. Daar, om den hoek, wtenkt hlaar reeds de grijze brievenbus tegen. Daarheen nog slechts en alles is ge wonnen. Maar wacht eens Zoo in de haast whn helt dichtvou wen. Als het dunne, lapje stof in de gauwigheid eens weggewaaid was ais dJe brief met de bestelling oems zonder staal door de firma ontvan gen werd. De adem stokt dei jonge vrouw, ter wijl'zij daaraan denkt, in de keel. Voorzichtig trekt zij den brief uit den zak en betast hem onderzoekend. Maar hoe zou men zulk een dun lapje tusschen hot papier van enve loppe en brief heen hebben kunnen voelen Thans vlamt bet gaslicht op v"an de eerst aangestoken larttaarn. Wel licht gaat het zoo. En onderzoekend houdt miejvrouw Lili het briefje tegen hert licht. Maar op deze manier is ook niets te ontdekken. Ja, dan blijft er niets anders over dan den brief nogmaals <t© openen. Hij is .gelukkig mlaareven dichtgeplakt en de gom kan nauwe lijks droog zijn. En mevrouw Lili Itreedt in de schaduw vlan een por tiek, om met bevende vingers en met behulp van een haarspeld den om slag van het couvert met de grootste voorzichtigheid los be maken. Het gelukt boven verwachting. Maar op dit oogenblik gebeurt iets, en dat is tegen alle verwachting in. Een breede, stevige hand omvat eensklaps bet teedter handje van me vrouw Lili en een barsche stem roept Ho, juffie, hoe heet je? M'evrouw Lili is doodelijk ver schrikt. Eien agent, een diender, die haair na aan verlangt te wet/en Wat mioiet ze zeggen Mevrouw Hardt Onmogelijkdat klopt niet met sellout en mutsje. Dus Ja, dan blijft er niets anders over.... Mogelijk zal het haar uiit dien brand helpen. Bo vendien, zoo slim zal hdt toch wel niet zijn zij heeft toch niets gedaan. En terwijl zij moeite doet zich goed te houden, stamelen haar bevend© lippen Mina de Lange, dienstbode bij den heer Hardt, predikant Zoo. En wat beduidt dat dan met dien brief Wien behoort die Al den heel en tijd heb ik staan te kijken, wat je toch met dien britef stondt uit te voeren De brief Die is van mij 1 Zoo. Nu, dat zullen! we d'an da delijk eens zien. En met groot vertoom Vouwde hij het blad papier open, waaruit hlet. dunne Lapje stof wegfladldlerde. Zij ving het pp. Hij las echter door, las ook de ohdertaekeningLili Hardt en bet briefhoofd Ds. Hardt, predi kant. Wel, Wel, dat is merkwaardig Behoort hij u, de brief? Dan, ©en blik in mevrouw Lili's oogen, die groot© schrik verrieden en oen echt menschel ijk gevoel van er barmen maakte zich van den man der wet meester. Nu, ja, voegde hij er bij op zach- 'teren toon, er uitgenomen heb je eigenlijk niets, hert was alleen maar zoo'n beetje nieuwsgierigheid, niet waar, zus, -wat En hij waagde het, haiar even on'dter d© kin te strijken. Mevrouw Lili was woedend. In een oogenblik bad de man een tik op zijn vingers. Kijk, kijk, zoo slagvaardig Dat zou ik anders maar latenWant eigenlijk, als ik bet geen zonde vond vam zoo'n lief -snoetje.... Genoeg, zeg ik je. Doe wat je plicht is. Maar je opmerkingen kan je voor je houden. En, vóór alles, raak me niet meer aan. Dat kon je duur te staan komen 1 Ja Nu, stel je maar gerust, hoor kind, sprak de geweldige hoonla chend het was anders maar aardig heid. Mevrouw Lili had klaarblijkelijk toch indruk op hem gemaaktwat meer wil zeggen, zij kon van een ver overing spreken, die haar nut kon hebben. Iritusschen, op dit oogenblik bad zij geen oog voor den komischen kant, of voor 't. nut, dart. haar der© omstandigheid kon afwerpen. Zij wou maar weg, weg tot eiken parijs. Mfaar zoover was bert vooreerst nog niet 1 Het zou Wat «noods worden 1 bromde de agent goedgemutst, als de dienstmeisjes de brieven- maar gin gen openbreken van hun mevrouwen 1 Nu gauw maar het briefje weer toe- plakken, zus. Waar heb je dat stukje stof? Het zal bat japonnetje wel we zen, dlat je mevrouw besteld heeft, hert zit nu ai vol gaatjes dat goed ze mag zich wel toedekken als e© het aan heeft, anders vat bert mensch kou, wat jij En hij (iiaan het vernietende dietost- mleisjie het staaltje uit de bevende vingers, maakte den brief wteer in orde, en wierp hem iin de bus. Kom, dan gaan we, zei hij, alsL of het vanizelf sprak, dat hij zijn nieuwe bekende vergezelde. Om opzien te veinmijden, schikte mevrouw Lili zich. Stom, met gebo gen hoofd, schreed zij naast den man voort. Zij hoonde, dlat hij haar ©en paar aardigheden zei, en dat hij haar vröeg, Zondag met hem uit te gaan. Zij gaf geen antwoord. En toen zij aan den tuin voor haar huis gekomen was, ademde rij vrij er, als van een last verlost. Zonder oen woord van afscheid wipt© zij maar binnen. Je hoort nog wel wat van me riep de agen/t Waart achterna. Dat wa's ©en mooie historie, waar in zij daar verzeild wias gehaakt Bijna gevangen genomen 1 En slechts haar niet onknap gteiaat en de ver liefdheid van den man- der wet Wad den haar gered. En nu die laatste woorden nog, wat hadden die te be duiden Kon ze toch maar alles on gedaan maken Wat was haar toch ingevallen, om zich zoo te verkleeden? En toornig wierp zij muts en schort in d© keuken. Het meisje was er nog altijd niet. Zoo'n straatmadelief Maar morgen, dan zou er Wat voor naar opzitten En de „morgen" kwam maar hij bracht geen straf voor de lang uit-' gebleven Mina. Want, eigenlijk ge zegd, was men blij:, dat men hlaar had. Etn na al de doorgestane opwin ding, Waarvan mlevroorw Lili miet ge'en woord aan Waar man nepte, voelde zij zich heel ellendig. Zij' was niet ziek. maar toch leed zij; en zij I-e-ed in stilte. In huis bekommerde zij zich totaal oan niets, ©n alles rustte nu op MPha's breede schouders. Haar man was er wanhopig onder. Hij zocht de oorzaak van dezen stand van zaken op te sporen, maar mevrouw Lili zweeg. Hij wilde zijn vrouw afleiding ge ven, wandelen met haar, maar zwij gend sloeg zij alles af. De japonstof kwam. Zij keek er niet n'aar om. Zij werd bewerkt. Hert was een wolk, e<en gedacht, dit nieuwe kleed. Zij zei er geen) woord van. Ter neergeslagen liep zij in huis ronid. Toen op ©en dag, werd bij den pre dikant een agent aangediend Verwonderd liet hij ham in zijin studeerkamer komen. En daar ste vende de man recht op zijn doel af. Hij bemind© het dienstmeisje, of wat zij anders in huis wezen mocht. Mi na de Lange, en, als eerlijk man, kwam hij nu eens met dominee over d© zaak praten. Dat was zeker alles goed en wel en dominee kon ©en eerlijke verkee- ring slechts prijzen. Maar ook hij was een eerlijk man en, als zoodanig moest hij den ander ©r opmerkzaam op maken, dat Mina zeker wel flink en vlijtig was, maar of ze wel dege lijk was, dat was een tweede. Zebep "nogal veel uit en.... Toen moest de man der openbare veiligheid hartelijk ladltenhij wist •wel beter. Sedert veertien dagen, bad hij toet huis gadegeslagen „zij" had zich nog geen enkele maal laten zien, nioch bij cüag, nooh bij avond. De dominee vond dat zonderling. Maar verliefden zijn allemaal blind. En schokschouderend liep de heer HJardt n-aar d© electrische schel. Prrr... klonk het door het huis. Een deur werd niat heel zaahrt open en dichtgemaaktMina stond in de kamer. Dominee maakte een aanmoedigend gebaar en dacht nu niet anders of hij zou een vurige liefdesverklaring hooren afsteken. Doch niets van dit alles. De agent bleef onbeweeglijk. Nu vroeg dominee eindelijk. En ook Mima schieen te verwachten 'd'at er iets gebeuren zooi'. Maar de politieman lachite ©en beetje ven- legion. Nu, ho© Web ik helt nu viimgein delijk de heer des huizes aan. Ik dacht, dat je het meisje Iiefhadt, dat zei je toch zooeven. Of wil je mis schien niet haar alleen spreken? En weder maakte hij een aanmoe digend gebaar, terwijl hij naar de deur liep. Doch de agent werd nu nog meer verlegen. Neem me niet kwalijk, dominee, zei hij eindelijk, die bedoel ik heele- maal niet Wat een vlegel riep Mina ver ontwaardigd, terwijl ze in ©en oogen blik de kamer uit was. In de gang ontmoette zij juist haar meesteres. Én huilend stamelde zij ©eniige onsamenhangende woorden. Mevrouw Lili kon er geen, touw aan vastmaken. Di.e urine mevrouw Ld', ze is toch al zoo zenuwachtig, zoo aangegrepen, en nu nog zoo'n scène Zij moet toch eens aan haar man vragen, wat er eigenlijk gebeurd is. En met loome schreden, toch gra cieus treedt zij, gekleed in haarhuis japon met lusteren schortje voor, m de kamer van haar echtgenoot. Maar zoodra zij den agent ont waart, slaakt zij een gil, en hulpe loos staren haar blauwe oogen voor zich uit. De agent ©chtor stapt flerm op Waar toe, grijpt haar stevig bij de .hand en zegt Die is het, diie ik liefhebik ge- doof zij heeft or redds lang op ge wacht,, dat ik zou komen en mij» thart uitspreken." De dominee begjrijpt er geen jota van. Zal hij lachen of iets heel Lee- lijks zeggen, wat ©en dominee niet past? Hij is spoedig tot het eerste besloten. Hij treedt op den man toe, en zegt. niet onvriendelijk Dat moet een misverstand zijn. Want dez© dame kunt gij en, ook; geen andier, meer hebben. Dat is mijn vrouw Nu is de beurt aan den agent om verbluft te zijn. Maar nadere verkla ringen worden Wem niet ge-geven, en hij maakt dus dat hij wegkomt. Dominee opent hom zelf de dpur, want Mina Na dit affront Ze zou ■in staat zijn zich te wreken. Dan komt het eindelijk tof een ver klaring tusschen de beidie echtelie den. Mevrouw Lili is wat blij, dat zij van Waar geheim .af is. Nooit, zelfs al kon z© er alle schatten der wereld' mee verdienen, zal zij zich weer ver kleeden. Het Naaistertje. Er leefde eens een arme kleine naaister, in de spaarzame Parij- sche lucht opgewassen, als een bloem in een kamer en een linde in een stadjsplantsoenze hebben te veel lucht om te sterven en te weinig om Ie leven. Op straat komt men ze nooit tegen, want ze naait zooveel cos- ituumls voor andere meaxschen, dat ze geen tijd heeft-, om zelf eens een lucht je te scheppen. Prompt oim 6 uur is ze op de been, zet haar koffie en brengt eerst de slaapkamer aan kant; dan de beide ontvangkamers en den naaiwinkel. Om 7 uur gaat zie aan den slag. Een uur later komen ze uit Clichy, Leval- lois, Puteaux, en de overige Parijsche voorsteden, een half dozijn jonge meisjes, allemaal levenslustige hup- sche dingen. Eer de hoed afgezet ^'s, 't haar wat opgestreken, de schorten gekregen zijn, de scharen voor den dag gehaald en de noodige woordjes gewisseld, is het 9 uur geworden. Maar dan aan 't werk De dunne gele vingers steken in, trekken uit breken naalden blij ven steken met de draden, die ook a! afbreken. 't Wil van morgen niks, roept een jong nest. Geduld, Lucie, geduld! antwoordt „madame". 'k Ben woedend, roept een zes tienjarige schoone, die schaar is zoo bot als ik weet niet wat, 't geeft me niks, al knip ik nog zoo hard Waar i« m'n garen Wie heeft het weg genomen KilingelingEen reiziger. Nog een. Neen, ik heb niets noodigLaat mc in 's hemels naam met rust, smeekt madame, 'k Heb 't zoo verschrikkelijk druk Werkelijk is alles bij haar aan het werk, handen en hoofd. Terwijl ze met Istevige hand de smeeïge stof plet, re kent ze voor de twintigste maal uit. of ze aanstaanden Zaterdag met de uitbetaling wel komen kan. Ze moet afrekenen met: den gros sier, haar meisjes, het Louvre, de leveranciers voor de huishouding, de gasfabriek en het belastingkantoor. Juist eergisteren heeft ze een vriend e lijken maanbrief ontvangen, nu op rcod papier, nog vinniger dan op groen „Bovengenoemde belastingschul- „dige wordt aangemaand binnen „drie dagen te betalen; zoo niet, „dun zien we ons gedwongen, tot „dwangmaatregelen over te „gaan." Betalen betalen altijd betalen O, die eeuwige stormloop op de armza lige beurs van de weduwe, die in de kast te sluimeren ligt. Als zij toen maar eens voor de verandering aan cLt beurt kwam, om betaald te wor den Zij denkt aan al liet uitstaande geld, aan de vijftien cosituums, die z; al maanden geleden heeft afgele verd, en die zeker wel betaald zullen worden, maar pas over een jaar mis schien, als men er eens aan denkt aan al die andere costuums, die in de paskamer klaar hangen en die nog veel langer op de afrekening zullen moeten wachten. Ze overlegt, welko van hare boule vardklanien het wel 't minst kwalijk zou nemen, als ze haar rekening in zond. In gedachten keert en wendt zij bij haar arbeid den kwellenden maan brief om en omdie drie woord en „betaal uw rekening" poogt zij in be leefder vorm om te zetten, zoo onge veer Zeer geachte mevrouw, wan neer het u mogelijk zou zijn, van avond mijn kleine rekening van verle den winter te vereffenen, zoudt umij oneindig verplichten. Ik wend mij tot u omdat ik weet. dat u zulk een goed hart bezit; daarom kwam ook uw naam mij het eerst in het hoofd.... Als ze den brief in 't net heeft opge schreven, laat ze hèm nog een paar uur op tafel liggen. Wie weet, mis schien heeft wel de een of andere dame, die komt passen, Idéé om te komen betalen. In den namiddag volgt de eene be zoekster de ander. Telkenn als er een rijtuig voor de deur stilhoudt, komen d' jonge meisjeskoppen nieuwsgierig voor het venster gluren. Madame, 't is de rijke dame van de Itulie-boulevard. Madame, 't is do actrice van het Bouf f e-theeater. Zonder een woord te spreken en miet een blik vol verachting, of wel vol jeugdige uitgelatenheid en levenslust past de bezoekster haar costuumin den spiegel monstert ze den snit, on derzoekt met angstigen blik alle on derdo elen Hier sluit het niet genoegMoet j> veranderen En het naaistertje komt en gaat, ze is de vriendelijkheid in persoon, zet een vroolijk gezicht, vergeet de druk kende zorgen en doet haar best de futiele wenschen van overdreven vrou welijke ijdelheid te voorkomen. Denkt u, dat deze stof bij mijn huidskleur past vraagt een dame. Uitstekend. En dez© kleur; ik vind 't blauw zoo koud? Maar 't is immers zomer. Zouden wij niet liever rood ne men Dat neemt m'n kleur wat weg. Als bet naaistertje in haar beide ruime ontvangkamers, wier gedwon gen luxe zoo bitter afsteekt miet de werkelijkheid, weder -alleen is, besluit zi; haar brief aan die goede mevroui D» la Fussade te c-nden. Drie weken later. Mevrouw De la Fasrade, die oprei is geweest, vindt bij haar thuiskoms onder vele ander© paperassen ook dei brief van haar naaister, dien mei haar niet nagestuurd heeft. Ze loest hem in haar rijtuig en ze er con boos gezicht bij, want als j< midden in den zomer een rekening thuas krijgt, is dat een heel onaauge name zaak. Bij haar eerste bezoek dat precies de rijke dame geldt, geef ze lucht aan haar slecht humeur: Weet je al, liefste, dat onze naai ster niet meer solide is Zoo Ja, verbeeld je, daar krijg ik zoi juist een rekening van haar Onmogelijk 't Is toch heusch waar Dan heeft, ze zeker haar klanteg verlorenze heeft zeker geen aftrek meer. De laartste maal heb ik het al opgemerkt, dat haar stoffen niet meer gloednieuw waren. Kijk eens hier, m'n waarde, we zijn te goed eigenlijk. We zijn zoo menschlievend, door kleine huizen te laten werken, maar heusch, ze bedie nen je niet zoo als 't behoort.... Juist. Ik ga den volgenden keer naar de bekende firma John, 't ijs wel wat duurder, maar het is alles even elegant. Maar enfin, ik wil ze toch beta len. Doch als vijf diagen later het coupé- tje van mevrouw stil houdt voor de kleine trap, leidend naar de ontvang kamer van het naaistertje, koiht de ccncierge haar te gem oei De naaister woont niet meer hier. Is ze aan den haal Vokstrekt niet. ze heeft niks om aan den haal te gaannou nog mooier. Wat is er dan met haar Nu, ze is faillietalles is ver kocht DE ZON IN DE SLAAPKAMERS. "Van oudsher bestaat in: vele fami lies het gebruik om de kleerem sn bed den van personen, die ziek geweest of gestorven zijn, in de zon te leggen. Zij (luchten dam beter en de otniaau- 'gename reuk, diem zdj sours hebben, verdwijnt eerder," zegt men gewoon lijk. Dat dit werkelijk zoo is, bewijst de volgende eenvoudige proef, waar bij van twee flesschen, beide gevuld met slecht riekende gassen, de een© in de zon, de andere in 't donker ge- <zet wordt. Bij de eerste zal na ©eni gen tijd de onaangename reuk ge heel verdwenen zijn, terwijl hij bij de laatste eerder erger dan minder geworden is. Dat de zon werkelijk isen desinfecteerende werking uitoefent, is eerst door prof. Esm-arch, in! Kiel, door talrijke wetenschappelijke on derzoekingen bewezen. Hij infecteer de Mieeren, bedden, (meubels en wasch goed met de meest verschillende ziek tekiemen, stelde zie toen aan het (zon licht bloot en onderzocht telkens na verloop van een nur, of e.n hoeveel bacteriën nog aanwezig waren. De resultaten waren zeer .gunstig. Niet lalleen laan de oppervlakte der voor werpen. maar ook binnen in waren de choleribacillen al heel spoedig ge dood. Ook de (kiemen van typhus, miltvuur, longontsteking, tuberculose ■en andere infectieziekten werden, of- scbokm niet zoo snel, door de zonne- istralen vernietigd. In de zVn bezit ten wij dus een uitstekend, niets kos tend dasinfectiemidded, waarmee in het dagelijksch leven nog veel te wei nig rekening wordt .gehouden. Niet 'alleen bij ziekte- en sterfgevallen* maar bijna overal kunnen, zonder dat we 't weten, allerlei ziektekiemen voorkomen. Stellen we dus onze ./kleerem, onlze bedden en ons wiasch- goed af en toe aam, de zon bloot, dan verminderen we hierdoor de kans om door. een besmettelijke ziekte aange tast te worden. Gok de slaapkamers beschutte men niet angstvallig voor het doordringen van elk zonnestraal tje. Liever geen gordijnen en tapijten, dan dat men er de zon om buitan slui ten moet. Groote aanbeveling ver dient het ten slotte nog om sponsen, waschlappen, tanden- en nagelbors tels, die zoo gemakkelijk tot kweek plaatsan van bacteriën kunnen wor den, 's morgeus, nadat ze schoonge maakt zijn, op de vensterbank aan hot zonlicht bloot te stellen. Zoowel onfrisscih© reuk -als bacteriën moeten dan verdwijnen. HOE GENERAAL BOOTH ZOO JONG BLIJFT. 'Generaal Booth, de 79-jarige, heeft wser, redevoeringen, houdende, eeu langen tocht door Engeland ge maakt. Een verslaggever heeft hem onderweg gevraagd, wat hij deed om zoo jong te blijven. Met een. verstandig ingericht leven te leiden, zei de generaal, kan men zijn leven verlengen. De menschen noemen mij oud, maar dat spreek ik tegen. Ilk beu 79 jaar jong. In alle ge val voel iik me niet ouxl, on ik denk m/og heel wart jaren te loven. Alls de zen tocht afïgeloopen is trek ik Cana da en d'e Voreenigde Staten door, en dan mk>et ik naar Berlijn. Wat het ge heim van mijn sterkte is? Ziellier ee nige levensregelen: Vermijd dingen t© doen, waaronder uw geweten uw geest aftobt. Vele menschen hebben ©en gebroken ge zondheid en worden vroeg oud door een slecht geweten. Doe uw best vroolijk te zijn. In een oud mensch is vroolijkheid een tee- ken der jeugd. 'Eet niet meer dan noodig is; gezond voedsel en geen vergiftige lekkernij en. Slaap geregeld een zeker aantal uren in hiet etmaal, meen niet dlat imien verzuimde nachtrust kan inha len. Ais gij ongetrouwd, zijt en het be-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 2