BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD QROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. FEUILLETON Over den Oceaan Natuurhistorische Wandelingen 25e Jaargang MAANDAG 30 SEPTEMBER 1907 No. 7442 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f8.20 PER 3 MAANDEN ®F 10 CENT PER WEEK. REDACTIE EN ADMINISTRATIE IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND, ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Oud' worden en tevens jong blijlven. ■Iedere vrouw moest uii-t natuurlij- (ken, aangeboren eerzucht, trachten. in den tijfd van. baar grijizen ouderdom, even zoo aantrekikielijlk te Wijven ais ze doit in haar* jeugd placht te zijn. De uiterlijke verschijning, dl© kleeddmg is -een hoofdzaak bij die yïtoiuiw in het al gemeen hoeveel mieer behoorde ze dit te zijn bij' een vrouw op leeftijd! Helt is echter van groot gewicht, diat ze zdich overeenkomstig haren ou derdom kleedt. Het miaaM een pijnlij ken indronk, eene vrouw te zien, die door te jeugdige kleediing en hiet zicht bare gebruik van schoonheidsmidde len de wereld omltrenlt hiar-en oudér- djoan triaichlt te misleiden. (En bij dergelijke dames vindt mm ooik groot endeels dat ze zich. niet slechts weinig passend kleeden, miaiar eveneens belacihiedijike mianier.en heb ben. Zoo aangenaam, het- is, wanneer een oudere dame er is liter in hoofdi eaak de ongetrouwde vrouw bedoeld zich in den kring van jongelui met natuurlijlke vroolijkheid weet te. ge ven, zoo afistootend werkt het, Wan neer ze zich .als een bakvisch gedraagt koket met de oogen speelt, giemiaiakt en over alle® lacht en probeert zich een schilderachtige houding te gevien, waardoor ze zich verbeeldt een recht jeugdigen indruk te miaiken. Met al leen, dat ze absoluut niet staagt,"~ze berooft zichzelf tevens van de waar digheid die haar toekomt en handelt mipstens evenzoo verkeerd als de an dere, die elke poging om er goed uit te zien versmaadt. (Lieve, niet meer jonge dame! Als. ge eens een oude vrouw in eere wilt wor den, zoo mioet ge vooral vermijden, uw haar, dat eenmaal dun en grijis worden moet., achteloos in een klei nen leeiijken wrong te draaien en het laan .die meest ontsierende plaats op 'Uw hoofd vast te steken. Verwaarloos .noch den snit van uwen japon, noch dien zoo goed1 M eedenden kraag en die knoopjes van uwe. handschoenen. Wees niet tevreden oude verschoten bloemen op uiwen hoed te dragen, dienk er aan, noioi.t dl© vodlle scheef en Slecht te binden en verkeer niet in de dwaling dlat, nu ge niet heel jong meer zijit, gei uw toilet kunt veron achtzamen. (Eerlijk gezegd wordt eene vrouw nooit te oud v.oor to ile.t-aang©legen- heden en de fijne onoanstootelijke be staande aantaekikiingsknacht van liet vrouwelijk geslacht met zilveren haar tooi, zal in een smaakvol, al' is het look nok zoo eenvoudig toilet, het beste tot haar recht komen. Een vrouw, die hare geestelijke belangen ver waarloost, terwijl de lichamelijke be langen -hare aandacht minder boeien, die tengevolge van haren ouderdom meent zich aan de geringste étiquette te kunnen onttrekken, voor de gevoe lens van andieren onverschillig wordt en ten korte van eigen gemakzucht egoïstisch wordt, een dergelijke vrouw verspeelt liefde en vriendschap van hare medemenschen. Een goed' middel, vroolijkheid en jeugdig voelen te bewaren, wanneer Üe grijzen haren langzaimeihiand kio- mien is die omgan gmet jonge meisjes, De ouderdom behoeft geen hinder paal te zijn, zufllke firisische j:onge vrienden of vriendinnen te bezitten in dien slecht® de oudere persoon zich Naar het Duitsch van Arthur Zapp. Óp een zeereis worden verschil in karakter en maatschappelijke stand snel uitgewas ebt, alle reizigers voe len zich als- 't ware éen groote famik'e en juist de groot econtrasten schijnen zich dan tot elkaar aangetrokken te voelen. Nu is men midden in dé Noondlz.ee. Overal Water. De golven gaan hoe gier, het sichip schommelt heftiger. Maar het weer is helder en mooi, de wind matig en daardo or ziet men op het dlek overal vroolijke, frissche ge zichten, dlie zich verheugen over het prachtige schouwspel, diat hier te ge nieten valt Hoe wonderbaar afwis selend is toch de altijd gelijke zee met haar verschillende lichtschakee- ringienNu ziet zij, er uit al® een reusachtig, groot blinkend schild uit Mank staal vervaardigd. De kapel speelde nog een choraal en ging toen heen. De passagiers staan in kleine groepjes verspreid. De vrouw van niet op hun ouderdom laat voorstaan of door aanmatigende behoeften het jonge volkje sioms in den weg staat, wiaardloor de omgang ondraaglijk, ja ondoenlijk wordt. Er zijn vele andere vrouwen, die een bestendigen, verwij tenden, droeviigen of gekranMen toen aannemen, zoo dra ze met de jeuigd Sa- menkomten ien die in hare jaloersch- hedd steed® en alleen er op bedacht zijin, dat de jongeren haar toch vooral het noodi'ge respect toonen. >Ze klagen voortdurend over de zor geloosheid en de zelfzucht van 't joli gere geslacht en vergeten daarbij1, zelf te geven wiat ze aan beminnelijke (hoffelijkheid en toewijdende zorg van hen verlangen. In ieder jong meisje sluimert een schat van liefde en toe wijding voor een oudere vriendin, ja zelfs voor die vrouw met grijze haren .als deze slechts groot genoeg is van (hart om met de gebreken van de jeugd rekening te houden en geduld te hebben. MARIE VAN AiMSTEL. I'N EN OM HAARLEM. Of het kwam van den oorlogstoe- sftlaud, waarin ons land' verkeerde, den aanval op onze kust, die moest iworden afgeslagen, ik weet het niet, maar zeker is het, dat een onweer staanbaar verlangen me dreef eens 't (Manpad op te zoeken. De wandeling zelve valt nu juiist niet mee, vooral als men heen de Leiidsohe Vaart en terug den Wagenweg neemt. De eerste i® al izeer eentonig, rechtuit., rechtaan, met 'Wiekuig afwisseling, de laatste zwem mend in het stof, da.t zoo af en toe om de tien minuten door de voorbij- snorrende auto's wordt opgejaagd. Viel er m/aiar wiat regen, dan zou de zaak wel wiat opknappen. Daar bevinden we ons op weg, de nieuwe St. Biavq, ,.het roode dorp" lig gen reed® achter ons en spoedig loopt het gehoede gefzeisclhiap als een rij ganzen langs den slootkant, ook al overdekt met stof.- 35n de sloot iis 't narigheid. Alles gaat reeds den win ter toestand tegemoet: pijlsnelkruiid, zwanebloem en meer van die waterplanten beginnen reeds laf te slterven na de zorg voor 't nage slacht volbracht te hebben, eensdeels door ~t leveren van vruchten en zaad anderdeels door het vastleggen van ieen massa reservevoedsel in onder- laardsche deelen. Ook de planten langs den kant ster ven en sterven af. De eenjiarige toch verdwijnen geheel, alleen hebben ze er voor gezorgd, dut een massa zaad neerviel, om dan 't volgende jaar den strijd om het bestaan opnieuw te be ginnen. opnieuw te ontkiemen, te groeien, te bloeien, zaad voort te bren gen en te sterven. De overblijvende, zoioials b.|v. die girooie brandnetel hier en andere heb ben in den grond weer van die over blijvende deelen, wortelstokken, enz., waaruit ze het volgende voorjaar met kracht kunnen opgroeien. Kijk, die brandnetels eens vol rup sen zitten. Die behaarde dieren zijn zeker ontsnapt aan den scherpen blik idler vogel® of wat ook kan zijtn, de vo gels lustten ze niet. Nog hier en daar enkele blaadjes verorberd, dan wordt het ook tijd voor haar om te verpop pen en na de wedergeboorte komt den consul met haar dochter zijn in- tusschen verschenen. Emanuel Mar tini maakt"\le dames opmerkzaam op loet mooie schouwspel en reciteert een paar .melancholieke verzen, die op diaf toon cel betrekking hebben. Niet ver daarvan a.f staat Miss Hi|- lyard in gezelschap van hlaar ge trouwen cavalier, luitenant von Mag- dewifz. How wonderful, how delii'cions. roept de Amerikaansche, geheel door het prachtig schouwspel meege sleept. Niet waar, juffrouw, zegt de lui tenant, die er alles behalve frisch' uitziet en in stilte naar het ontbijt verlangt. Kolossaal mooi die zee Nu komt ook Miss Blechsmifh. in gezelschap van den enorm grooten heer Riasch naar boven. De Duttsch- Amertkaahsche heeft zich op haar Zond'agsch aangekleed. Een stijve, ruisffhend'e zijden japon omgeeft ha re ietwat magere gestalte. Om den hals en bedde armen draagt zij fonke lende sieraden. In haar ooren schit teren overdreven groote diamanten en bijna aan ieder,en vinger draagt zij minstens twee ringen. De schommelende bewegingen van het schip ontlokken haar lulde kre ten en zii houdt met krampachtiger greep haar geleider vast. daaruit ons tij'geT vlindertje met zijn geel-wit, zacht donzige vlerkjes. Zie, daar op dat weideland is het echter nog zoo lekker groen; nu h,et igras opnieuw is uitgeloopen, 's nachts gedrenkt door den overvLoedigen dauw, overdag verwarmd door 'i lie ve najaarszooretj e, dat ons de maand September zoo overheerlijk maakt.Hoe (Moeit die m)alv,a daar nog; kaasjes kruid zeiden we vroeger om de eigen aardige platronde vruchtjes, diie in zoo talrijke sectoren uiteen vallen. 'Ein die kieviten daar. zes, zeven... nog Wel een tiental en dat zoo vlak bij de stad. Zijn die nog niet weg? Wel neen. ze zijn niet zoo kouwelijk als andere trekvogels en blijven nog graag wat, waar ze geboren werden, vooral als 't zonnetje, ons najaars- zounetje, blijft volhouden. Miaar ook eindelijk vertrekken zij, om reeds vroeg iin het voorjaar hier iwaer op 't appel te zijn. De Schouwtjesbrug voorbij vinden we een tweede complex huizen groo- ter dan het vorige en weinig zien we danigs den weg, dat onze aandacht trekt. Jla, toch;, bij' een van de laatste, thans - en misschien al' langer onbe woond, vinden we een wildle flora voor en binnien 't hekje zooals dat bij een wat vruchtbare grond zoo dik wijls gebeuren kan. Waar het zaïad .altijd zoo dikwijls vandaan komt? 'Och, dlat zit in het zand', of wordt op (honderden wijzen meegevoerd en aan gebracht. (Zie een® wat groote melden, zaad en nog eens zaadl Wat een zwaluw tong, neen zegt een ander, 't is winde. Maar bij nader toezien bemerkt die laatste toch,, dat winde wel zulke bla deren. wel zulke windende stengels (heeft, maar dat dan verder de over- •eenlkoimjst ophoudt. Die vruchten lij ken Wat vorm en grootte betreft vol komen ,op die van de boekweit. Maar in plaat® van grijsachtig zijn ze dofzwart. En zoo waar, hier langs den weg het kleine kaasjeskruid en vol vrucht. Of ook dat plantje soms met de voetzool-en medegaal, wie weet het? Langs den waterkant.is die iris uitgebloeid, maar nergens zijn de „varkentjes' te vinden, d. w. z. de rijpe vruchten. Het riet begint de bruine kleur reeds te verliezen, en. dat wollige, donzige te krijgen, doordat depluisjes uitgroeien'. Hier en dlaar staat de smalbladige duikelaar, maar nergehs vinden wij „sigaren"; de kal moe© vertoont oOik in 't geheel niet meer de .eigenaardige bdoedkolven. Daar bij. den oiprtt van de eleotrische (train vinden we nog wat moois, n.l. de luzerne een soort klaver met mooie bloempjes en niet minder mooie sllak- kenihiui'Svormiig opgerolde peulen. Een enkel bosje papavers geeft vol op zaad zoodat het ons niet behoeft te verwonderen, ais tal van roodie (bloemen den volgenden zomer den dijk versieren. Langs den slootkant, waar de berm ithians breeder wordt, begint een en kele berenklauw nog weer in bloed te komen. Voorbij' den Zandvoortschen straat weg met ai de opslagplaatsen van mest, zand:, aarde, schelpen, srteenen, enz. ©nz. vinden we tal van planten volop in vrucht staan en gereed tot verspreiding; bier is het de vlasbek met zijtn 2 kleppag doosjes, daar de zwarte nachtschade met trossen bes sen, waaraan we de zaden bij tien duizenden zouden kunnen tellen; el- Mijnheer Rasch', zei ze, je moet mij je arm geven, andters val ik en breek mijn Plotseling houdt zii al blozend ver schrikt op en herinnert zich, dat het woord „been," niét in de woordenlijst van een Amerikaansche dame mag voorkomen. De grondeigenaar biedt dadelijk ga lant zijn arm aan. Maar, waarde juffrouwNa tuurlijk, met het grootste genoegen,. Vlak bij dit fwfeetal staat een ta melijk ongelijk paar een heer van ruim veertig jaar, klein en vrij cor pulent,. Dat is de Oost-Pruisische fa brikant, de heer Kalluweit. De dame, die in zijn gezelschap is, overtreft hem in grootte meer dian een half hoofd, zij is nog jong. Haar oogen schitteren vroolijk, en haar knappe gelaatstrekken hebben steeds een opgewekte uitdrukking. Zij komt uit Weenen en redst haar echtgenoot na, die in New-York een goed gesa larieerde betrekking als kapelmeester heeft gekregen. De heer Kalluweit ls vol bewonde ring voor de onmetelijke zee Zijn gevoelens geven zich lucht lil een Ach, hoe schoon De jonge vrouw naast hem heeft echter veel meer aandacht voor de 'kleine, menschel ijk» eomedie, die ders weer melden, brandnetels en dis tels, de beminnaars van humusrijke plaatsen. Wiat verder vertelt die plan tengroei oms, dat de bodem laag veen is en de kleine waterkippetjes, die heel lustig in die Lèidsche vaart rond zwemmen vinden zeker in de boscbjes aan den overkant schuilplaatsen en voedsel genoeg. (Daar zijn we bij: 't Manpad, waar we ev.en van den weg afgaan om op den tuin van een onzer kennissen al lerlei bol- en knolgewassen in oogen- séhouiw -te nemen. Een eigenaardig ge zicht leveren de herfsttijioozen op: een kale grond en daarboven uitko mendie die zacht lila of wit gekleurde bloemen en geen enkel groen hlad. Langs den sitoffdgen Wagenweg rep pen we ons voort om eindelijk nog wat te toeven op Bosch en Vaart. J. STURING. VRlAGENBUS. Aan den Heer v. K. te H. Zooials ik reeds vermoedde is de spoordijk, van den Jansweg af, zicht baar, in hoofdzaak geheel bezet met melden. U.zult aan die planten, die tot de ganzevoetacihitigien behooren, niet veel anders dan vruchten vinden. A ia n A. v. L. te H. Ik begrijp uwe vraag niet al tebest. Onder zui- ger® Vjefcsltiaoit men gewoonlijk te krachtige, geile scheuten en zitten die nu aan uwe stamrozen, dan kan het zijn, dat die op den stam zitten, of uit den grond komen. In beide geval len hadden die reeds lang verwijderd moeten zijn.Jin den kroon daarentegen zijn het juist goede krachtige takken, die' bij goede behandeling heel wat kunnen geven. Waarvoor verplanting .zou dienen, begrijp ik niiet. J. STURING. Circus Tragedie. Die circustent leek een groot, grau wig, veeioogig monster met haar booglichten, die her en der reeds te gloeien hingen. Voor den tentingang 'kwetterden de opkoopers om de tent holdien straatjongens hoen en weer of gluurden met uitpuilende oogen door de scheurtjes van 't tentdoek, 't Was pa® zeven uur en eerst om acht uur; aou de voorstelling weer beginnen. Eeb rijzig, blond man schlo'of schuch ter busschen de sjacherende opkoo pers door en ging daarna de circus tent binnen. De portier begrootte hem met 'n ..goên avond" en tikte even aan zijn gegalonneerde pot. Zeg, John, is miss Ella er al? vroeg de heer daarop aan dien por tier. Neem, meneer, nog niet, maar kan ik u soms van dienst zijn Graag, kerel, wil je dit briefje aan mijn aanstaande geven Zeker, meneer. Kan ik er van op aan, dat jei miss Ella den brief vóór den aan vang van de voorstelling geeft Jawel, meneer De heer gaf den portier een fooitje en verdween. Haastig bewoog hij zich' door den couloir naar den uitgang, 't Was als wilde hij niét graag gezien wordem Onderweg ontmoette hij nog den directeur, die altijd een uur vóór het begin van de voorstelling in het circus present was. De twee he er en negeerden elkaar stroef. Toch bleef de directeur even staan en keek dén andier nat Toen deze in het dohker verdween, brom de hij zich vlak in haar nabijheid afspeelt. Zij geeft den naast haar sfiaandlen oen vriendsch appelijken stoot in dé ribben en fhristert hem toe Zie toch eens, mijnheer Kallu weit, die twee schijnen het met el kaar eens te zijn Een curieus paar, vindt u niet? Hij lijkt op dien reus Goliath en zij zoo mager. Hoort u wel, zij tuitioyeeren elkaar al. Om acht uur gaat do gong, die de passagiers voor liet ontbijt na,ar de eetzaal roept. De heer Muller is de eerste, die aan tafel plaats neemt. In grooten haast verorbert hij enorme quantitedten van de warme ham met eieren, die bij de koffie en thee voor gezet worden. Waarschijnlijk heeft hij zich voor genomen de stoomboot-maatschappij niets te schenken. Ook ide overigen spreken de goed toebereide spijzen flink aan, waarjtoe de door de zon verbrande kapitein het voorbeeld geeft. Slechts éen ontbreekt aan het oyerigen® voltallige gezel schap. Consul Habermann, dié de afwezig heid van den scheepsdokter Kohier opmerkt, wendlt zich met een vraag daarnaar tot den kapitein, die vlak naast de vtouw van den consul zat. Is er misschien iemand1 ziek'aan boord, kapitein Wat moet die weer hiser? In het portiershokje vond de direc teur een hoop brieven, die voor helm gekomen waren meest aanvragen om vrijbi-ljetten. Hij las de brieven ving door en begon toen met blauw potlood aanteekeningen te maken fin de avondbladen. Zoo verliep ohgeveeir een half uur. In de lange, nog bijkans duistere gang klonk 't luid dichtslaan van deuren', het gjeluid van voetstappen er 't gefrou-frou van zijden rokken. De portier gtond op en nam den brief, dien hij in een der loketten had' gelegd1. Voor wie is die vroeg de direc teur. Voor miss Ella, antwoordde John aarzelend. John, ik heb je immers gezegd, dat de brieven voor d"e artisten hun niet vóór hun optreden gegeven mo gen worden. Dat maakt hen maar ze nuwachtig of onrustig bij het werk. Jawel, meneecr! De heer, die de zen brief bracht, heeft echter ver zocht hem miss Ella vóór 't begin der voorstelling te geven. Zoo, zoo, heeft dat zoo'n haast 1 't. Schijnt meneer. Nu je houdt den brief maar kalmpjes hier. Dat soort briefje® zijn enkel goed om de geadresseerden van hun werk af te Leiden. Hij is zeker van dien heer, die zoo pas wegging 1 John, je laat den brief maar hiér tot na de voorstelling Jawel, meneer. Als miss Ella er naar vraagt, zeg je maar, dat er niets is gekomen-, be grepen Ja, meneer. Kort daarna verscheen in de deuT van het portiershokje een hoofd vol goudblonde lokken en blauwe, glinste rende oogen. Is er geen brief voor mij geko men, John Neem Heelemaal niets Ik zei immers neen- Miss EM a zuchtte en spoedde ziéh daarop naar haar kleedkamer, al waar zij de gaslampen aanstak. 'n Poosje daarna werd op die deur van haar kleedkamer geklopt, 't was haar kamenier. Heeft u mij noodig? Neen;, nu nog niet. Kom over een kwartiertje maar terug. Nu wil ik liever alleen zijn. De kamenier verdween, en Ella ging languit liggen op de sofa, die zoo te genover den spiegel stond, dat dé paardrijdster zich in 't gpigelgdas kon bewonderen. Op 't oogenblik volelldie zij daar ech ter in 't geheel geen lust toe. Droomeriig staarde zij naar een der wamden, die met verscheidene foto's was behangen. Jazij wilde hem vergeven. Toen zij hedien door de stad reed, had haar bli kim ,'t voorbijgaan den zijnen ont moet. Zij had hem echter niiet aan moedigend toegewenkt. Dat was on billijk. Miss Ella voelde er nu berouw over dat zij zoo harteloos was geweest. Zoo groot was toch zijn misdaad niiet. Ja! zij wilde hem vergeven, en daarmede zou alles vergeten zijn en weer goed en mooi wordep als in vroeger dagen. El'la voelde zich d'o-or dJit besluit zoo opgelucht, dat zij dadelijk van de sofa wipte en om haar kameni w belde. Welk costuum zal ik Vandaag nemen zei ze overmoedig en liet haar blik gaan over een rij kteediug- siukken, die aam kapstokken tegen den muur der kleedkamer hingen. U moest het blauwe maar ne men, juffrouw. De zeeman, die in het bewustzijn van zijn verantwoordelijkheid voo7 zooveel honderden menscheriHeven© iets waardigs, afgemetens em voor zichtigs heeft, spijt het daarop geen voldoend antwoord te kunnen geven. Daar komt de late gast zelf. Er ligt iets haastigs in ziin wezen. Uit zijn trekken spreekt zekere vroolijke op gewondenheid en een dluii lelijk zicht bare voldoening. Dadelijk gaat ihïi achter den stoel van den kapitein staan, die vragend naar hem opkijkt en fluistert hem eenige woorden in het oor. De kapitein kijkt verbaasd op. Dnairop worden zijn ernstige trek ken door een glimlach veriielderd Hij doet. een wedervraag, dé arts antwoordt en gaat op zijn plaats aan tafel zitten. Consul Habejraiamm wendt rich tot den kapitein Zou het niét onbescheiden zijn te vraigen De kapitem laat. dén vragende niet uitspreken. Bereidwillig buigt hij zich achter den rug van de cchtge- noote des consuls om en fluistert hem het antwoord toe. Op het goedhartige gelaat van den ouden heer komt een uitdrukking van verbaring en medegevoel Zegt u niet, dat de menschen - Vind jf> Waarom juist het blau we Och, ik weet niet precies, maar. De kamehier kreeg een kleur... Maar ik ken iemand, die altijd zegt, dat blauw u het best kleedt. - Zoo, ik geloof echter, dat hét nieuwe maar zal aanitrekken. Dan 'kunnen wij meteen zien, wet hij daarvan zegt. Dit moest immers bewaard blij ven tot uw benefiet? Wat kan mij dat eigenlijk sche'- len Laten wij 't vanavond maar nemen. Ik ben overtuigd, dat 't gele costuum mij evengoed kleedt als het blauwe. Pak het maar uit F Het costuum werd uitgepakt en El- la haastte zich-, het aan te trekken zij werd daarbij door de meid gehol pen. Toen ze klaar was, wierp ze een tevreden blik in den spiegel. Zoo zal ik hem wel bevallen, dien armen jongen. Be geloof, dat ik er nooit beter heb uütgezi en dan van avond. Daarna stak zij een bloem in het haar en begaf zich', een korten man- te'. luchtig over den schouder gewor pen, naar de zadelplaats. Het nummer vóór het hare was af- igeloopen. De bel van den regisseur klonk. Juffrouw Ella reed het circus binnen, naar alle zijden groetend, ter wijl zij den knop van haar karwats Loketjes aan de lippen bracht, en zoo den toeschouwers kushandje© toe wierp. Nauwelijks was zij ond'er den bijval van een geestdriftig en tromv publiek eenmaal de manége rondgereden, toen aller oogen van haar afgewend werden en op een jongen man ge richt, die tot dusver op de eerste rij slalles gezleten had, maar nu wasop- gefstaan. Slechits een oogenblik staarden al len hem in vreeselijke ontsteltenis aan. Toen klonk er een enkele schrille kreet, overstemd door een harden knal. De jonge man stortte met bloedend voorhoofd voorover in het zand' der manége. Ella lag op de sofa in haar kleedka mer. Haar betraand gelaat Verborg zij ir. de kussens,.terwijl haar geheele tengere lichaam trilde ais in kram pen. Buiten was een opgewonden men- schenmassa saamgeschoold. Men hoorde roepen, schreeuwen, verward dooreen. Eindelijk werd alles stil', bijna doodstil. Ilet pieheele circus was blijkbaar ontvolkt. Die stilte wekte Ella's aandacht. Nu was de gelegenheid gunstig om on opgemerkt door de lange, donkere gong op straat te komen. En wat dan Ja, dan zouden in de eenzaamheid thuis de vreeselijke cogenblikken komen onophoudelijk zou zij het lieve, bloedig» gelaat voor ocgen hebben. Zij moest, echter weg van hier. Ella stond met krachtsinspanning op en wierp haar mantel om. Met opge stoken kraag snelde zij, gevolgd door haar kamenier, naar den uitgang. Toen zij dc portiersloge voorbij kwam, trad de oude John diep bui gend naar haar toe. Zijn knieën knikten en zijn stem beefde terwijl hij sprak Ik heb een brief voor u, juf frouw Een brief vroeg Ella verstrooid. Wanneer is die gekomen Kort vóór de voorstelling, ant woordde de portier onrustig. Vóór de voorstelling? Waarom heb je hem dan niet dadelijk gege ven Ik durfde niet. Meneer de direc teur heeft streng bevolen, dat vóór de voorstelling geen brieven aan de artis ten mogen worden afgegeven. Hij meent, dat ze daardoor van hun werk worden afgeleid. arm rijn vraagt hij. De kapitein knikt. Doodarm. Russische jodlen, 'die uit hun vaderland verdreven zijn. De man is handwerksman, zij hebben bovendien nog vier kinderen er Is gebrek aan liet- allprnoodlgste. De con ml zit een oogenblik pein zend voor zich heen te kijken. Datt komt er plotseling eem vroolijke uit drukking op zijn gelaat en met eJen haastige vraag wendt hij zich tot! dén kapitem Deze knikt. ZekerGaarne Ik héb er niets tegen. De .consul sta'at o,p en tikt me<t zijff mes tegen zijn hord. Aller oogien kij ken hem vol nieuwsgierigheid aan. Waarde medepassagiers, begint de joviale, oude heer, die reeds bij allen in dén smaak valt. Geachte dia mes en heeren Mij valt het voor recht te beurt u een blijde boodlschap te brengen, dié u allen zeker zeer interesseeren zal. Wij hebben een' naeuwen passagier gekregen. De spreker hield glimlachend opi, om de algemeene verbazing tijd tJo laten rich te uiten. Een nieuwen passagier? Hoe is dat mogelijk? Midden op de zee? (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 1