minde al niet. Maar op een avond,
toen hij haar (hand in die zijne Meld
en haar langer in de oogen sag dan'
noodig geweest was, verried een blik
van haar hem 't geheim, dat zij zoo
goed bewaard had, en toen had Sir1
John het onprettige geviel, dat hij
in de toekomst verantwoordelijk was
voor vreugd en smart, die Betsy in'
de to,ekomst zou ondervinden. Dep
volgenden dag meed hij haar esn nam
gravin Ethels uitnoodiging, met
baar uit rijden te gaan, aan, en daar
na meed Betsy hem, want zij was
.reel Ce trotsdh om te strijden om die
liefde van een man.
Deze trots deed haai- ook de rrringt
mooie kleeding aantrekken, toen zij
merkte, dat gravin Ethel zich ter
wille van Sir Jahtn bijzonder op
smukte, araaar naltuu-rlijk begreep de
man, dien zij beminde, deze reden
niet Hij dacht alleen, dat ze een
zeer slechten smaak had voor klee-
diragt, en hoe onberispelijk gekleed
gravin E'thel was, toen hij to den
Salon brad en de beide maast elkaar
zajg zitten. Hij stelde zich Betsy voor
als meesteres van zijn vo-ornaam
huis, de kleine, onlbeteekenende Bet
sy in de plaats zijner deftige moeder,
en.... zijn verbeelding liet hem inden
steek. DM was onmogelijk.
Hij schreed de kamer door en zet
te zich naast haar, dichter bij gra
vin Ethel dan bij Betsy. Deze be
merkte dit, en trok zich nog iets ver
der terug, als- wilde zij voor het
schelle licht der lamp wijken.
Het rozige licht viel vol op gravin
Ethels gouden haar.
Haar lippen bogen open in het liaar
eigen lachje en lieten een rij tanden
zien ,die met de paarlen aan haren
slanken hals wedijverden, Sir John
wendde de oogen niet van haar ge
zicht. Hij voelde plotselings dat nu
het oogembLLk gekomen Was, om te
handle!en' en de familie-traditie te
.volgen Nu moest het gebeuren, want
morgen was hij misschien1 alweer ge
heel onder Betsey's invloed.
Gravin Ethel, zed hij, wi'lt ueems
mee gaan in den wintertuin, dan zal
ik u een orchidee laten zien zóó mooi
als u nog nooit gezien hebt.
Betsy ging naar buiten op 't ter-
wis in den stillen nacht. Haar blek
ken zweefden over het park. Wat
een wonderlijke vrede daar buiten,
waar de nacht hing, en wat een bewe
ging in haar ziel l
Haar hart klopte van hevige, raaam-
looze smiart.
Wij zijn geboren, can te lijden;
zei ze tot zichzelf.
Dat had reeds haar vader haar gef
z-egd, en hij had zoo lang geleden,
zonder te klagen. Zij herinnerde zich,
dat hij den dag voor zijn dood ge
zegd had, dat de meraseh grooter
moest zijn, dan zijn smart. Nu, zij
wilde pogen, grooter dan haar smart
te zijn
Zij had bemind, en mat het snel
begrip, dat de vrouw eigen is, wist
ze d!at zij den geliefde verloren had.
Zij had nauwelijks gehoopt, hem te
.verkrijgen, en toch, eetoge gelukkige
dagen lang had. het haar geschenen,
alsof zij even noodig was voor Sir
Johns geluk als hij voor het hare. Al
deze gelukkige droomen waren nu
voorbij. Zij had gevonden en verlo
ren, datgene, waarnaar haar ziel
onbewust gezocht had, jaren, jaren
lang.
Hij aileen, van al de mannen, die
zij ooit ontmoette, had den sleutel tot
haar hart bezeten. Hij had haar ziel
de liefde leeren kennen, en nu...
Maar toch wilde zij zich niet door
t loi laten overwinnen Zij besloot,
een beroep te kiezen, dat haar geheel
to beslag nam en haar leerde verge
ten. En vóór alles geen mensck
mocht weten, wat zij leed. Uiterlijk
zou haar leven hetzelfde blijven.
Het groote wondervolle geheim van
(haar liefde en halar smiart zou niet
door profane lippen ontwijd worden.
•En zij -was overtuigd, dat hij nooit
vermoed had, wat zij voor ham voel
de. Hij had wel de uren, die zij te
zanten hadden doorgébratóhit, als een
tijd van gezelligera, vriendschappelij-
ken omgang beschouwd, en zij was
blij, dat hij nooit in haai- oogen had
kunnen lezen.
Toen Betsy weer in den salon trad,
waren Sir' J olin en gravin Ethel ner
gens te zien. Reeds wilde zij naar
haar kamer gaan, toen ritmeester
Edgeiware op haar toetrad.
Juffrouw Miniton, zei hij, ik heb
juist de verrassende ontdekking ge
daan. dat u zingen kunt. Wilt u ons
een lied zingen?
Ik zing nooit in gezelschap, ant
woordde Betsy, ik ben bang, de men-
6Chen te verschrikken.
De ritmeester glimlachte.
Uw stem kan niet slechter zijn
lim.Ti die van juffrouw Hardwicküs;
verzekerde hij, en waarschijnlijk is
ze beter. Mevrouw Warrington zegt,
dot u alleen zingt als er niemand is,
dat vind ik heel niet aardig van u,
rwarat, als uw stem goed is, is men
vertieugd, haar te hooren, en als ze
slecht is, is men verheugd over het
misnoegen, dat zij anderen bereidt.
Ik zing slechts heel ouderwet-
sche dingen, zei ze, terwijl zij aan
den vleugel ging zitten, en bijna on
willekeurig de eerste accoorden van
Tostis „Vaarwel" aansloeg.
De bridge-spelers zagen cp, toen't
iied vol hartstochtelijke smart door
de zaal klonk, want Betsy's volle alt
stem was altijd mooi, maar heden
overtrof zij zichzelf.
Toen zij de tweede strophe begon,
hadden de br id ge-spelers de kaarten
neergelegd en allen keken naar de
kleine gestalte aan den vleugel.
Waarachtig, riep de jonge War
rington, wat een wereld van gevoel
kan Betsy Miniton in haar stem leg
gen 't verwondert me niet, diat ze
altijd zoo vergenoegd en opgeruimd
is, als ze alle overtollige gedachten
■op deze wijze kan kwijt raken.
Haar stem is te treurig, zei de
critische .juffrouw Acton, die zelf
zong, zij 'it dan ook zeer slechtik
zou niet zooveel gevoel in een lied
leggen voor al die menschen, dat
past heel niet. Mevrouw Townsend
droogt zich zelfs de oogen.
Toen de laatste zwaarmoedige to
nen van het lied stil waren, en Betsy.
zich omwendde, stonden Sir John. en
gravin Ethel ndaat haar.
U hebt me nooit verteld, dat u
zoo zingen kon, zei hij.
Betsy lachte.
Ik heb ra zelfs niet gezegd, dat
ik zingen kon.
Zij zag hem niet aan, terwijl zij
sprak. Zii dacht, wat hij wel aan gra
vin Ethel mocht gezegd hebben to
den wintertuin. Haar blik vestigde
ze op de beguustigste mededingster.
Maar hetzelfde lachje, dat den gan-
sdhera avond op haar gelaat was, log
om haar lippen, op haar gezicht, dat
niets van haar gedachten verred. In
Sir Johns houding echter was een
lichte aarzeling merkbaar, een soort
uitdrukking van onbehaaglijkheid,
toen Betsy goeden nacht zei, en zij
wist nu, dat haar liefdedroom ten
einde was.
Den volgenden dajg spaarde Betsy
Sir John de onaangename taak, haar
van zijn verloving te vertellen. Zij
trad op hefm toe ftogn hij juist een
automobiel-tochtje melt graivto Ethel
zou gaan maken.
Ethel heeft mij het nieuws reeds
meegedeeld en ik wensck u van hart»
geluk, zei ze, en reikte hem glimlar
cShend de hand.
Sir John zag haar aan. Onder haar
zielvolle er ij ze oogen lagen groeven,
die hij er te voren nooit had opge
merkt zii waren als gruwzame won
den, maar de blik, die den zijnen
trof, was vast en sterk. Hij poogde
eenige woorden te zeggen, maar met
de onhandigheid, die mannen in zul
ke oogenblijken eigen is, kon hij
geen woorden vindenhij mam
slechts haar hand en stamelde
Ik dank u, juffrouw Minton, o 1
ik d'ank u.
Sir John verhaastte zijn huwelijk
met gravin Ethel. Zijn vrienden zei
den, dat hij vreesde, de kostbalre buit
nog te ontgaan-
De ironie van 't l)ot wilde, dat Bet
sy werd uitgehoodiigd, bruidsjuffor
te zij ra. Zij was een van gravin Ethels
oudste vriendinnen, en hoewel deze
geraden had, dat Betsy eens van
Sir John hield, wais zij er zeker van,
dat de teleurstelling, die haar verlo
ving wellicht gebracht had, lang
reeds voorbij was. Zij beoordeelde de
menschen vanaf h!aar standpunt.
Betsy had te veel van den krijgt
mensnatuur van haar vader geërfd,
om de uitnoodiging af te slaan. Zij
zei zich, dat iets meer of minder
smart toch niets beteekende. Al was
ze ook in den slag overwonnen, ae
wilde 't hoofd hoog houden.
Zij had Sir John na zijn verloving
slechts zelden gezien. Meerdere we
ken Lang was ze met een tante in
Italië geweest, en had met groote
volharding schilderij an en oud» ste
den bekeken zij had besloten, haar
ongelukkige liefde voor Sir John te
vergeten., maar melt een dof, smarte
lijk gevoel van onbevredigd verlan
gen was zij uitgegaanen zij keeirde
terug met knagende smart.
Gravin Ethel zou trouwen vein
haar woning ih de stad Uit. Sir John
gaf de voorkeur aan een rustiger
feesit, maar zij wilde liever een
schaar gasten om zich verzamelen.
Toen Sir John Betsy onder de
bruidsjuffers opmerkte, voelde hij
als een kwellende greep om zijn hart.
Haar kleint vroeger rond gezioht
was smal en bijna mager, maar wat
zij aan frischheid verloor, had ze
aan uitdrukking gewonnen. Haar
lichtende oogen verleenden een zeld
zame schoonheid 'aam haar gezicht,
en om haar lippen was een trek van
zachtmoedigheid en geduld, dat al
les draagt. Zij had den blik van een
mensöh, wiens hart gelouterd is, zoo-
als goud in 't vuur gelou/terd wondt
en die is waardig bevonden.
Gedurende de geheel» trouwplech
tigheid docht Sir John aan Betsy en
vroeg zich met een beklemd gevoel
af, wat haar zoo veranderd kon heb
ben. De sohoone brjiid aan zijn zijde
nam heden slechts de tweede plaaits
in zijn gedachten in.
Het oogenbiik van het vertrek voor
de reis kwam, en Betsy was op haar
post. Het rijtuig dlat de pas gehuw
den naar het station zou brengen
stond voor de deur. Een verwarring
van stemmen klonk, ieder wilde nog
vaarwel .zeggen, en nogmaals geluk-
wenschen, maar de bruidegom hoor
de slechts één stem.
Leef wel, zei Betsy met vasie
stem, leef wel, ik hoop van harte dat
ge uw heele leven gelukkig moogt
zijn.
.Sir Joim wist, dat deze wensbh,
die haiar lippen uitspraken, een ge
bed was voor zijn geluk. Hij hield
(haar hand vast, als kion hij, die nooit
meer loslaten. In dit oogenbiik ver
stonden zij elkaar. Heftig drong haar
't bloed maar de wiaugen, en dan
werd zij. doodsbleek. Zij onttrok hem
izachit haar hand, em de laatste druk
van haar vingers was als een lief
kozing.
Toen liet rijtuig wegreed wierp hij
nog een langen blik naar Betsy. Zij
stond met de anderen op het bordes
en wuifde met de Ihand. Haar lip
pen glimlachten tot een laatsten
groet, en op haar smal gelaat lag een
uitdrukking, die hij ook wel in oor
logstijd gezien had op de vermager
de gezichten zijner soldaten, wanneer
slechts hu ndapper (hart hen op de
hopeloos lange, moeilijke marschen
ophield.
Betsy's glimlach, en alles, wat dit
.glimlachje verborg, toonde, welk een
zielskracht ziij bezat.
Hij wendde het hoofd af en zijn
blik viel op zijn jonge vrouw. Zij zag
er uit als op den dag, toen hij haar
voor 't eerst zag, en plotseling kwam
de gedachte bij hem op, dat hij haar
nog nooit anders^gezaen had.
Altijd; had haar (gelaat dezelfde
trotsche schoonheid getoond en haar
lippen hetzelfde lachje. Met dezelfde
glimlachende uitdrukking, waarmee
ze zooeven haar gasten gegroet had,
zag zij hem nu aan. Onder, achter
dót lachje was een rij pareltanden,
anders niets. Het geluk had haar lief
heid niet- vermeerderd, dieper ge
maakt, en evenmin zou de smart /e
kunnen verwoesten, want geluk en
smart waren voor haar slechts als
een effen watertje, dat zij zonder
gevaar kon doorwaden.
Alleen zulke vrouwen als Betsv
worden door den stroom gegrejaen.
Hij vroeg ziich af, wat Betsy nu
wel met haar leven zou aanvangen,
of zij trouwen zou of... nu, wal zij
ook deed, het zou groot en goed zdjn.
Zij zou den weg door 't leven vervol
gen met dezen blik van geduldig ver
dragen. Zij zou....
Het rijtuig hield stil aan het sta
tion. De trein rolde yoot.
En voor hem begonnen de witte
broodsweken.
Haar woord gehouden
Ach, mevrouw, hebt u toets voor
mij te eten
Het kostte het trdtscthe, vertroetel
de kind dei' weelde veel' moeite die
woorden uit te brengen; en de half
morsche, (half uitdagende klank zijr
ner woorden was ean bewijs, dat zij
ne ziel in opstond was tegen de
wreekte noodzakelijkheid zich aldus
te vernederen.
Iets te eten herhaalde de da-
me, een vriendelijke vrouw van om
trent vijf-esra-dertïg jaren, die, hem
in den tuin ziende naderen, naar de
deur was gekomen en nu een vluch-
tigen blik wierp over zijn persoon en
houding.
O ja^ vriend, kom bannen.
Wie is dat, mama? vroeg een
klein, -aardig meisje, Vatti zes zo
mers, dat uit een binnenkamer
kwam.
O, een arme mian, die graag iets
te eten had, antwoordde die dame.
Hier zoo ging zij voort, een
igoed gevuld bord op tafel neerzet
tend. Ga zitten en (help u zelf.
De man deed, wait hem verzocht
werd.
In een paar woordten is zijne ge
schiedenis verteld. Het eendge kind
van rijke ouders, Ralph Wemtworth,
had to: zijn twintigste jaar in weel
de en overvloed geleefd. Hij had met
veefl. succes te Oxford zijne graden
géhaald, maar toonde geen aanleg
voor eenige kunst of eenig beroep,
dan voor het genieten van het leven.
Een week na de schitterende fees
tten, "waarmede zijne meerderjarig-
beid was gevierd, was zijn vader,
doodelijk door een zonnesteek ge
troffen. op straat neergevallen, zijn
vrouw ,en kind niets nalatend.
En een week daarna volgde zijne
moeder haar echtgenoot to het araf;
en die vertroetelde, verwende jonge
man stond alleen to de wereld zón-
dier eeradg fortuinslechts eienige
pondien sterling was aliles wait hij
bezat.
Toen die eerste schok, door diiit
zwaar verlies veroorzaakt, voorbij
was, deed Ralph -alfle moeite om een
betrekking te krijgen, doch overal
stootte hij .het hoofd. Toen besloot hij
Hastings te verlaten en ver weg te
1 gaan waarheen deerde hem niet.
Daags nadat hij dit besluit genomen
had, viel zijn oog op een bericht to
een dagblad, waarin de wonderbare
ontdekking van goud in AusftPalië
bescihreven werd.
Oogebblikkelijk stond nu zijin be
sluit vast. Daarheen zou hij gaan:
AI moest hij beginnen onder aan de
sociale ladder, .al moest hij. zijn
brood verdienen door handenarbeid,
het zou dan tenminste zijn verre van
hen, die .thans hun hoofd van hem
afwendden en hem tot dezen stap
gebracht hadden.
Hij was sterk en zou kunnen wer
ken. En als zijne krachten hem be
gaven vóór hij zijn doel bereikt had,
och, dan was 'het looik al zoo erg niet;
niemiand zou er om geven, niemand
zou hem missen. Het loven .scheen h.sm
(weinig aanlokkelijk toe; het' had zijne
genoegens voor hem verloren; de
wrange vrucht van die harde noodza
kelijkheid te werken moest thans zijn
deel zijn, wellicht voor immer.
Bet was in deze stemming, diat hij
zijn eerste verzoek om een maaltijd
ihad gedaan. Terwijl hij thans zat te
eten, daartoe in staat gesteld door de
edelmoedige hand .van eene vrAmde-
linge, werd hij ontroerd en een zucht,
die bijna op eene snik geleek, kwam
van zijne lippen.
Gevoelt gij; u niet goed?
Het zoete, ernstige stemmetje, dat
hem in zijn droomerij stoorde, Wekte
(hem imiet een .schok.
Met harte handtjies samengevouwen
op haar schoot en hare ernstige oog
jes ,op hem gericht, aait het meisje,
iwier tegenwoordigheid hij! geheel had
vergeten, ira haar klein schommel-
istoeltije, dat zij zachtjes heen era weer
wiegde. Haar moeder had voor. .een
oogenbiik de barnier verlaten en de
man had zich .toen alleen gewaand.
Hij .kon eerst niet spreken, doch
eindelijk beantwoordde hij haar
vraag met een andere:
Waarom denkt ge, dat ik niet
goed ben, kleintje?
Omdat uw gelaat zoo droevig ziet
en u nauwelijks iets eet en u zoo even
bijna weende, 'antwoordde het meisje,
zich voorover buigende en een ernsti-
gen blik op hem vestigende.
-Zijt gij niet gelukkig?
Niet erg, kind, dat is zoo.
En weder zuchtte hij.
Zijt ge dan een slechte man?
Een glimlach je. .trok zich om Ralph's
(bleeke lippen,
Waarom vnalagt gij! one dat?
Omdat moeder zegt, dat de men
schen- werkelijk goede menschen
(bedoel ik, altijd gelukkig zijn en d at
zij zich slechts, spijtig gevoelen, als
zij iets verkeerds hebben gedaan.
Ik geloof dat uw moeder gelijk
heeft, zeïde Ralph zuchtend; en toch
ben ik geen slechte man, kleintje: ik
ben maar een dwaas.
:Ik ben ook wel eens dwaas, en
een beetje slecht ook, zei het meisje
met een ernstig gezicht. Hebt u er
geen spijt van, dat u zoo dwaas was?
Werkelijk, kind, zei de jonge man
met onvrijwillige ernst. Maar zeg mij
eens, ging hij verder belangstellend
in haar ongekunsteld gebabbel, wat
doet gij diam?
Ik vertel dan aan moeder, hoe
bedroefd ik ben; en dan kust zij' mij
en dJan gevoel rik mij beter. Hebt u
niet een moeder of vrienden om u te
kussen?
Neen, kleine. Mijne moeder is
dood en vrienden heb ik niet.
Het ktod dacht een oogenbiik raa.
Maar diat is te eng! riep het uit.
Maar zult ira beter worden, als ik u
kus?
In die ongekunstelde woorden lag
üets eenvoudigs 'era (toch. zoo treffends;
diat het hart van den daklcwozen mian
ontroerde afis nog raoodt te voraera ien,
zich voorover buigend, izeide hij, (aan
gedaan:
Ja, dat denk ik wel. Ik ben er ze
ker van.
Welnu, dan zal ik u kussen.
En, .ion 'haar stoeltje opstaande,
stapte het meisje naar hem toe en
drukte een warmen kus op zijn voor
hoofd.
Nu zult ge dus nooit meer dwaas
zijn, nietwaar? vroeg zij.
Ja, i'k zal er mijn best voor doen!
was liet ernstige antwoord. God ze-
gene u, kleine"! Hoe gaarne zou ik
vriendinnetjes willen hebben als gijl
Ik zal uw vriendin zijn, zei het
kind; ,ik zal altijd- van ra (houden.
Wacht eens een oogenbiik... d'k zal ra
iets geven. iZiji huppelde de kamer uit
en keerde 'een paar minuten daarna
met een klein pakje to de hand terug.
Ziehier, zei ae-, het op zijne knie
openende, terwijl Wieratworth haar
over de goudblonde lokken streelde.
Papa heeft mij .een (tajd geleden van
dleze kaarten niet mijn portret erop
gegeven en lik mag er mee doen wat
ik wil. Hij schreef er ook mijn naam
\op Maud Evelyn Granger. Ik zal er
ra -een geven en als u er op kijkt, dan
nioet u maar eens aan mij- denken,
cüat ik raw vriendinnetje ben en hoop,
dat het ra goed zal gaan.
Maar zal je moeder dat wel goed
vinden, vroeg Ralph.
O, ja! Ik heb het haar juist ge
vraagd Ik zei haar, dat ik u iets wil
de ge.ven om ra gelukkig te maken
en zij zeidie:
,,:HJeel goed; lieveling." Nu hebt u
dus een vriendin, niet waar?
Ja, zei de jonge man, haar zacht
(handje in de zijne nemend. En als ik
iweer eens iterug zou komen en u zou
viertellen, dat ik werkelijk gelukkig
ben geiwieest en niet dwaas meer, zult
ge me dan nog eem kusje ge\en?
Jia, dat zal ik, antwoordde de
kleine.
Ik dank u hartelijk, mevrouw;
voor uwe gastvrijheid, zeide Ralph
eenige minuten later hoffelijk bui
gend, wamt de zoete hartelijkheid van
hei kleine kind had hem nieuw leven
geschonken en hij gevoelde zich niet
langer als een Impel ooze landlooper.
Vaarwel!
Hij' drukte de hand van de kleine
(Maud nogmaals, nam zijn hoed af
voor zijne weldoenster en verliet het
(huis.
Vijf jaren zijn verloopen; Ralph
Went/worth werkte nog steeds als een
gewoon mijnwerker, doch wend gere
kend onder de heikwaamstem en de
trouwsten. Eiken avond; als zijn wenk
geëindigd' was, wandelde hij naar een
afgelegen plekje, haalde een klein
pakjie uit zijn zak, en Mikte lang en
ernstig op het portret, dat het bevatte.
Een van zijn makkers had eens zij
ne nieuwsgierigheid bevredigd door
hem te volgen en w-as achter h,em
geslopen, op het oogenbiik, dat hij
het kleine souvenir eerMedig naar de
lippen bracht len mompelde: „Mijne
lieve redster, u heb ik mijn levens
geluk te dJanken." Maar de blik in
Ralph's oogen, toen hij zich omkeer
de en den onbeschaamde ontdekte,
waarschuwde deze, dat het niet goed
zou zijn het te wogen, meer te -weien
te komen.
Wemtworth leefde als een kluize
naar; zijn leven scheen niet benijdens
waard. Maar hij bad een doel voor
bogen, waarvan zij toets wisten; een
doel, tot bereiking waarvan elke stui
ver van zijn zuur verdiend loon, alle
kraclht van- zijn Leven werd gewijd.
Ofschoon schijnbaar voor de bui
tenwereld verloren, wias Ralph toch
mliie-t geheel vergeten. Op zekeren dag
ontving hij een dikken brief, in groo
te, met bevende hand beschreven en
velop.
In de eenzaamheid van zijne celach
tige kamer opende hij hem en zijne
bleeke wangen kleurden, zijn blik was
verrast; hij scheen als in extase.
Toen gingen nog tien jaren voorbij.
(Be schitterend verlichte ontvangst-
salon van de prachtige villa van me
vrouw Remington in Belgravia was
vol gasten, toen de gastvrouw snel
naar voren trad om een toeuw-komer
te verwelkomen een aardig meisje
ion twintig jaar, dat, vergezeld door
een heer, waarschijnlijk haar vader,
binnentrad'.
Goeden avond, mijn lieve Mand!
riep zij uit, haar de hand drukkend.
Ik heb heerlijk nieuws voor je en
ook voor alle andere jonge dames, die
van avond' .hier komen! vervolgde zij»
mlet een vro olijk lachje. Ik zal van
avond onder mijne gasten niemand
minder hebben dan mijnheer Wemt
worth, dien elegamtera jongen man
ik noem hem jong, want hij is pas
vijf en dertig die zich zoo vele lau
weren verworven heeft in het Parle
ment van een der Engelsche koloniën
ik herinner me niet meer welke.
Hij is een knappe mian, zeggen ze,
en onmetelijk rijk hij bezit mijnen.
Hij is mlaar voor kort hier e>n, ik heb
liern hedien-avond uitgenoodigd. Ik
zal je aan hem voorstellen.
Ha, ha, zei Marad lachend.
Daarna ging zij1 naar een ander
deel van de kamer.
Een half uur later kwam er eendge
beweging aan de deur en de gasten
waren vol verwachting. Marad; die
juist over den ingang 9tond, zag een
slank, elegant (neer binnen treden.
Het volgende oogenbiik overzag hij
het gezelschap en hunne oogen ont
moetten elkaar. Was liet verbeelding
of was het werkelijkheid? Was het een
uitdrukking van verbazing, van blijd
schap bijna; die in zijne sohoone oo
gen flikkerde? Mand was zeker, dat
zij' hem- nooit te voren had, gezien, en,
toch kwaara er over (haar een gevoel
vaai een ihalif-weirgeten herinnering.
Zich dit gevoed niet kunnende ver-
Miaren; wendde, zij' zich om; om een
beer, die haar ten dans vroeg, te ant
woorden, terwijl de nieuwe gast ra-an
verschillende dames werd voorge
steld.
Twintig minuten later toen Maud
niet haar partneT stond te praten, be
reikte mevrouw Remington's stem
haar oor.
Mijn lieve Maud, mijnheer Wierat-
wortüi wenscht aan u voorgesteld te
worden.
Een verzoek om den wigenden dans
volgde de voorstelling, daarna een.
promenade en- toen, voor zij 't zelf
goed -wist, had zij mijnheer Wiemt-
wortih alle overige dansen op haar
kaart toegezegd.
Zijine geanimeerde, 'afwisselende,
onderhoudende conversatie had tege
lijkertijd ieen zekeren ondergrond van
diep gevoel, dat zelfs zijn allerge
woonste woorden een vreemdsoortige
aantrekkelijkheid gaf en het hart van
bet scltoone meisje deed trillen.
Het scheen alsof ier traöschen hen een
vriendschapsband bestond, een band
die na langen tijd weder opleefde en
hechter scheen te worden na elk
woord dat (hij sprak en haar een ge
voel schonk vóór den avond ten einde
liep, alsof hij al jaren een vriend ge
weest was een beminde vriend
eerder dan een vreemdeling, dien zij
voor het eerst ontmoette.
Wentworth vernam in den loop -van
hun gesprek, dat miss Granger den
winter in de stad doorbracht, waar
zij bij eenige familieleden logeerde.
Hij: vroeg haar verlof om haar te ko
men bezoeken, wat zij. -toestond;.
Hij bracht haar dikwijls een be
zoek en eindelijk, oip een avond; zei
Ihij in den loop van een lang en ern
stig gesprek
Miss Granger, van het oogenbiik
onzer kennismaking af re-ed's, heb ik
u eene geschiedenis willen vertellen.
Laat mij ze u thans mededeeden.
Zijne stoel dichter naar haar toe
schuivend, begon Ralph Wentworth
een verhaal, waarvan het grootste
gedeelte den lezers reeds bekend is.
Terwijl Maud's vader, die behaaglijk
in een leuningstoel gezeten, herhaal
delijk uitroepen van verrassing deed,
vertelde Wentworth verder
Op zekeren dag ontving diie jon
ge man een brief, waarin hem werd
meegedeeld, dat hij van een verren
bloedverwant 5000 pond sterling had
geërfd.
Dat geld, gevoegd bij hetgeen in
die vijf jaren was opgespaard, werd
besteed voor den aankoop van een
stuk land, dat het begin was van zijn
fortuin.
Stap voor stap klom hij de levens-
ladder weder op, totdat hij eindelijk
-stond in de Parlements-zalen vau h*i
land, dat hij als het zijne had aange
nomen, thans beschikkende over rijk
dom, invloed, vrienden, en, beter dan
dat alles, over een zuiver en eerlijk
verleden.
Hij keerde, terug naar zijn geboor
teland. om haar te vinden, die al die
jaren zijne goede engel was geweest.
Misschien had zij den man verge
ten, voor wien haar zoete, kinderlij
ke deelneming een talisman en ze
gen is geweest, want hij had haar
zijn naam niet gezegd; maar ieitszei-
de hem, dat hij haar weèr zou vin
den. Maud, vervolgde hij, hare he
iende hand in de zijne nemende, ge
durende al die jaren heb ik die on
schuldige 'kus van een warm, getrof
fen kinderhart op mijn voorhoofd ge
voeld, -als een troost voor een een
zaam leven. Strijd met mij zelf heb
ik veel gehad, doch dat lieve, kleine
gelaat was altijd bij me. Ik kon niet
in die zuivere ooigen zien en dan
slecht doenOp den d'ag, toen haar
handje mij den weg naar een beter
leven wees, beloofde zij, dat zij steeds
van mij zou blijven houden-, era dat
zij, wanneer ik terugkwam en haar
kon zeggen, dat i'k getracht had mijn
plicht te doen, een goed en nuttig
man te zijn, mij weder een kus zou
geven. Ik heb mijn woord gehouden
ik heb er naar gestreefd de dwaas
heid der jeugd van mij af te werpen.
En nu, zal de vrouw ook houden de
belofte van het kind?
Mauid kon niet antwoorden. Zij
dacht aan vele jaren terug en tracht
te zich elk woord van dat merkwaar
dige onderhoud te binnen te bren
gen. Zij begreep nu dat vreemdsoor
tig gevoel, dat over haar kwam, toen
zij voor het eerst kennis met hem
maakte.
Maud's vader was ondertusschen
opgestaan en terwijl ihij beider hand
greep, zeide hij met een van aandoe
ning bevende stem
- Kinderen, uwe harten boonera.bij
edkaai'. Ik ,geef u mijn zegen. W-eest
gelukkig
En Wentworth las in de oogen van
hiet meisje haar antwoord'....
Op het particulier kantoor van
Ralph Weratworth's weelderige wo
ning hangt een prachtig uitgevoerde
copie van de foto, die hij zoo lang
had geliefkoosd, terwijl hij zijn leven
lang op zijn hart draagt, fn een gou
den medaillon gesloten, de beeltenis
van dat zoete kimde rgetaait, diat, tot
hem opgericht bij dien eersten kus
van dee-In earning era verfcroutw-era, het
keerpunt was in zijn leven het on-
dlerpand van een eervolle en geQrakiki-
ge toekomst.
Amerikaanse!)
Een oude spreekwijze, die zeker is
uitgevonden door den een of anderen
ouden knorrepot, luidtEr zijn drie
dingen, die men nooit iemand moet
toevertrouwenzijn geweer, zijn
vrouw en zijn hond.
En tegenwoordig kan men er nog
een vierde bijvoegen, namelijk zijn
automobiel.
En werkelijk is de eigenaar per
soonlijk geheel veranitbvoordelijk voor
zijn machinehij draagt een moreele
verantwoordelijkheid, zou- men kun
nen zeggen, voor wat Ihieit onderhoud,
den goeden garag, de besturing van
zijn ma-chtoe aangaat.
Als miera er goed! over nadenkt, zal
men begrijpen, dat deze verschillende
verantwoordelijkheden vöor den eige
naar alle waarde verliezen, als niet
hij zelf, of zijn chauffeur, waarvoor
hij instaat, aan het stuurrad zit.
Hij, die een auto leent, neemit haar
slechts in wezen, niet in naam, dus
vrij platonisch op zich; in werkelijk
heid blijft alle verantwoordelijkheid,
wat er ook gebeurt, rusten op hem,
die zijn machine -afstond. Een lasti
ge, gevaarlijke poisitae voor allebei.
Het moest heusch een regel zijn in
het automobilisme, rijn machine
nooit en aan niemand uit te leen-en.
Door zich hier ni-et aan te houdlen,
hadden twee beer en elkaar bijna ge
dood.
Ziehier hoe dit zich toedroeg.
Het voorval speelt zich af op een
rnooien weg, waar liet malsclie jonge
lentegroen zijn schaduw aan geeft.
Beiden getroffen door een panne",
vlak in eikaars buurt, nemén twee
toeristen elkaar eepst eens even van
ter zijde op, en schijnen dan aanstal
ten te maken het reparatiewerk te be
ginnen
Po-merel. 35 jaar, mager, zenuw
achtig, zeer levendig gezicht.
C o 1 i b o i s. Veel haar, mooi, sterk
gebit, hij heeft zijn 40 jaren niet van
zekere gezetheid weien te vrijwaren.
Na een nauwgezet, oordeelkundig
onderzoek heeft Colibois spoedig de
oorzaak van liet kwaad gevonden.
Maar Pomerel staat aarzelend wat
te morrelen aan zijn machine en
maakt den indruk er toets van te we
ten.
Colibois kijkt wantrouwend naar
zijra buurauan, die verlegen met het
geval schijnt.
„Heeft u het nog niet gevonden,
mijnheer? In uw plaats zou ik de
bougies eens nakijken, die wel vuil
kunnen zijn.
Pomerel, een kloek besluit nemend':
„Och, mijnheer, ik wil u lieiver da
delijk zeggen, dat ik geen zier ver
stand heb van reparaties. De anato
mie vara de machine is mij totaal
onbekend en als er ietfc niet gaat,
zooals mij vandaag voor het eerst
overkomt-, dan weet ik absoluut niet
wat aan te vangen."
Colibois „Hoe is 't mogelijk En
u bestuurt een machineU gaat
op weg zonder chauffeur, en stelt zoo
doende u en anderen aan de ergste
ongevallen blootNeem me niet
kwalijk, mijnheer, maar het komt mij
voor, dat u onwaardig is een machi
ne te besturen, zooals die waarvan- u
de gevaarlijke eigenaar is."
Pomerel. „Maar om te beginnen
ben ik er heelemajal de eigenaar niet
vara. Ik heb haar geleend van mijn
ouden vriend CanoneIk had een
boodschap waar baast bij was; zijn
chauffeur wals niet bij de hand, hij
zelf was verhinderd mee te gaan
Hij weet, dat ik een wij vaste hand
heb, dat ik al eens gereden heb.... en
fin, hij vond het goedIk heb eeni
ge lessen in het besture-n genomen
lid gaat me nogal goed af. Ma-ar ik
heb geen tijd gehad- de organen vian
het diertje te bestudeer enen in
een geval als dit
Colibo-i's, die zich tot verontwaardi
ging- opwindt
„In een geval als dit, mijnheer,
kon de onvoorzichtige vriend, die u
zoo lichtvaardig zijn vertrouwen
heeft geschonken, wel eens spijt heb
ben dat vertrouwen zoo slecni ge
plaatst te hebben."
Pomerel„Mijnheer
Colibois, die nacterbij is getreden,
en dadelijk ontdekt heeft, wat de oor
zaak van het kwaad is
„Mijnheer, ik spreek tot u, zooals
ik spreken moet. Maar wacht, laat ik
-eerst uw bougies even schoonma
ken.... Ik dacht het wel.... Eenquaes-
tie van tien minuten.... Ik heb ze da
delijk schoongemaakt.een regelen
der remmen, anders niet... (Hij werkt).
Ziezoo, zoo dadelijk kunit ra weer ver
der gaanMaar eerst moet ik u
even- -zeggen, wat ik op mijn hart
h-eb(Overeind komend) Hoor eens
even, mijnheer Welk idéé hebt ge
van de miachaaiische kracht van een
auto, en van de verantwoordelijkheid
van dengeen, die haar bestuurt? U
schijnt te den-ken, dat het een on
schuldig stuk speelgoed is in handen
van een zorgeloos kind.... Weet udan
niet, dat dit mooie instrument van
den vooruitgang, slecht bestuurd,
slecht onderhouden, slecht voorzien,
een instrument van den dood kan
worden Dat er, om het volkomen
meester te zijn, een volmaakte kennis,
een goed voorbereide opleiding, een
heldere geest, een juiste hand, een
geoefend oog noodig is?En dat
durft u, die slechts de koelbloedig
heid en de pedanterie heeft, zoo een
monster te besturen, zonder iets te
kennen van zijn grillen, van zijn
kracht, vara zijn wederspannigheden,
van de soms zoo wonderlijke onre
gelmatigheden in zijn gang en van de
verborgen storingen, die hem tot stil
stand brengen Neem u in acht, mijn
heer het monster zal' u nog eens ver
morzelen en God getVe, dat het slechts
u vermorzeltHet zijn slechte chauf
feurs, zo-oaTs u, die onze zaak bena-
dieel'en
Pomerel: „Maar, mijnheer!Ik
ben leerling geweest van de poly
technische school, mijnheer
Colibois „Prettig voor de polytech
nische school, mijnheerU is goed om
een huurkoetsje te rijden, meer
niet 1"
Pomerel, buiten zich zelf„Mijn-