minde al niet. Maar op een avond, toen hij haar (hand in die zijne Meld en haar langer in de oogen sag dan' noodig geweest was, verried een blik van haar hem 't geheim, dat zij zoo goed bewaard had, en toen had Sir1 John het onprettige geviel, dat hij in de toekomst verantwoordelijk was voor vreugd en smart, die Betsy in' de to,ekomst zou ondervinden. Dep volgenden dag meed hij haar esn nam gravin Ethels uitnoodiging, met baar uit rijden te gaan, aan, en daar na meed Betsy hem, want zij was .reel Ce trotsdh om te strijden om die liefde van een man. Deze trots deed haai- ook de rrringt mooie kleeding aantrekken, toen zij merkte, dat gravin Ethel zich ter wille van Sir Jahtn bijzonder op smukte, araaar naltuu-rlijk begreep de man, dien zij beminde, deze reden niet Hij dacht alleen, dat ze een zeer slechten smaak had voor klee- diragt, en hoe onberispelijk gekleed gravin E'thel was, toen hij to den Salon brad en de beide maast elkaar zajg zitten. Hij stelde zich Betsy voor als meesteres van zijn vo-ornaam huis, de kleine, onlbeteekenende Bet sy in de plaats zijner deftige moeder, en.... zijn verbeelding liet hem inden steek. DM was onmogelijk. Hij schreed de kamer door en zet te zich naast haar, dichter bij gra vin Ethel dan bij Betsy. Deze be merkte dit, en trok zich nog iets ver der terug, als- wilde zij voor het schelle licht der lamp wijken. Het rozige licht viel vol op gravin Ethels gouden haar. Haar lippen bogen open in het liaar eigen lachje en lieten een rij tanden zien ,die met de paarlen aan haren slanken hals wedijverden, Sir John wendde de oogen niet van haar ge zicht. Hij voelde plotselings dat nu het oogembLLk gekomen Was, om te handle!en' en de familie-traditie te .volgen Nu moest het gebeuren, want morgen was hij misschien1 alweer ge heel onder Betsey's invloed. Gravin Ethel, zed hij, wi'lt ueems mee gaan in den wintertuin, dan zal ik u een orchidee laten zien zóó mooi als u nog nooit gezien hebt. Betsy ging naar buiten op 't ter- wis in den stillen nacht. Haar blek ken zweefden over het park. Wat een wonderlijke vrede daar buiten, waar de nacht hing, en wat een bewe ging in haar ziel l Haar hart klopte van hevige, raaam- looze smiart. Wij zijn geboren, can te lijden; zei ze tot zichzelf. Dat had reeds haar vader haar gef z-egd, en hij had zoo lang geleden, zonder te klagen. Zij herinnerde zich, dat hij den dag voor zijn dood ge zegd had, dat de meraseh grooter moest zijn, dan zijn smart. Nu, zij wilde pogen, grooter dan haar smart te zijn Zij had bemind, en mat het snel begrip, dat de vrouw eigen is, wist ze d!at zij den geliefde verloren had. Zij had nauwelijks gehoopt, hem te .verkrijgen, en toch, eetoge gelukkige dagen lang had. het haar geschenen, alsof zij even noodig was voor Sir Johns geluk als hij voor het hare. Al deze gelukkige droomen waren nu voorbij. Zij had gevonden en verlo ren, datgene, waarnaar haar ziel onbewust gezocht had, jaren, jaren lang. Hij aileen, van al de mannen, die zij ooit ontmoette, had den sleutel tot haar hart bezeten. Hij had haar ziel de liefde leeren kennen, en nu... Maar toch wilde zij zich niet door t loi laten overwinnen Zij besloot, een beroep te kiezen, dat haar geheel to beslag nam en haar leerde verge ten. En vóór alles geen mensck mocht weten, wat zij leed. Uiterlijk zou haar leven hetzelfde blijven. Het groote wondervolle geheim van (haar liefde en halar smiart zou niet door profane lippen ontwijd worden. •En zij -was overtuigd, dat hij nooit vermoed had, wat zij voor ham voel de. Hij had wel de uren, die zij te zanten hadden doorgébratóhit, als een tijd van gezelligera, vriendschappelij- ken omgang beschouwd, en zij was blij, dat hij nooit in haai- oogen had kunnen lezen. Toen Betsy weer in den salon trad, waren Sir' J olin en gravin Ethel ner gens te zien. Reeds wilde zij naar haar kamer gaan, toen ritmeester Edgeiware op haar toetrad. Juffrouw Miniton, zei hij, ik heb juist de verrassende ontdekking ge daan. dat u zingen kunt. Wilt u ons een lied zingen? Ik zing nooit in gezelschap, ant woordde Betsy, ik ben bang, de men- 6Chen te verschrikken. De ritmeester glimlachte. Uw stem kan niet slechter zijn lim.Ti die van juffrouw Hardwicküs; verzekerde hij, en waarschijnlijk is ze beter. Mevrouw Warrington zegt, dot u alleen zingt als er niemand is, dat vind ik heel niet aardig van u, rwarat, als uw stem goed is, is men vertieugd, haar te hooren, en als ze slecht is, is men verheugd over het misnoegen, dat zij anderen bereidt. Ik zing slechts heel ouderwet- sche dingen, zei ze, terwijl zij aan den vleugel ging zitten, en bijna on willekeurig de eerste accoorden van Tostis „Vaarwel" aansloeg. De bridge-spelers zagen cp, toen't iied vol hartstochtelijke smart door de zaal klonk, want Betsy's volle alt stem was altijd mooi, maar heden overtrof zij zichzelf. Toen zij de tweede strophe begon, hadden de br id ge-spelers de kaarten neergelegd en allen keken naar de kleine gestalte aan den vleugel. Waarachtig, riep de jonge War rington, wat een wereld van gevoel kan Betsy Miniton in haar stem leg gen 't verwondert me niet, diat ze altijd zoo vergenoegd en opgeruimd is, als ze alle overtollige gedachten ■op deze wijze kan kwijt raken. Haar stem is te treurig, zei de critische .juffrouw Acton, die zelf zong, zij 'it dan ook zeer slechtik zou niet zooveel gevoel in een lied leggen voor al die menschen, dat past heel niet. Mevrouw Townsend droogt zich zelfs de oogen. Toen de laatste zwaarmoedige to nen van het lied stil waren, en Betsy. zich omwendde, stonden Sir John. en gravin Ethel ndaat haar. U hebt me nooit verteld, dat u zoo zingen kon, zei hij. Betsy lachte. Ik heb ra zelfs niet gezegd, dat ik zingen kon. Zij zag hem niet aan, terwijl zij sprak. Zii dacht, wat hij wel aan gra vin Ethel mocht gezegd hebben to den wintertuin. Haar blik vestigde ze op de beguustigste mededingster. Maar hetzelfde lachje, dat den gan- sdhera avond op haar gelaat was, log om haar lippen, op haar gezicht, dat niets van haar gedachten verred. In Sir Johns houding echter was een lichte aarzeling merkbaar, een soort uitdrukking van onbehaaglijkheid, toen Betsy goeden nacht zei, en zij wist nu, dat haar liefdedroom ten einde was. Den volgenden dajg spaarde Betsy Sir John de onaangename taak, haar van zijn verloving te vertellen. Zij trad op hefm toe ftogn hij juist een automobiel-tochtje melt graivto Ethel zou gaan maken. Ethel heeft mij het nieuws reeds meegedeeld en ik wensck u van hart» geluk, zei ze, en reikte hem glimlar cShend de hand. Sir John zag haar aan. Onder haar zielvolle er ij ze oogen lagen groeven, die hij er te voren nooit had opge merkt zii waren als gruwzame won den, maar de blik, die den zijnen trof, was vast en sterk. Hij poogde eenige woorden te zeggen, maar met de onhandigheid, die mannen in zul ke oogenblijken eigen is, kon hij geen woorden vindenhij mam slechts haar hand en stamelde Ik dank u, juffrouw Minton, o 1 ik d'ank u. Sir John verhaastte zijn huwelijk met gravin Ethel. Zijn vrienden zei den, dat hij vreesde, de kostbalre buit nog te ontgaan- De ironie van 't l)ot wilde, dat Bet sy werd uitgehoodiigd, bruidsjuffor te zij ra. Zij was een van gravin Ethels oudste vriendinnen, en hoewel deze geraden had, dat Betsy eens van Sir John hield, wais zij er zeker van, dat de teleurstelling, die haar verlo ving wellicht gebracht had, lang reeds voorbij was. Zij beoordeelde de menschen vanaf h!aar standpunt. Betsy had te veel van den krijgt mensnatuur van haar vader geërfd, om de uitnoodiging af te slaan. Zij zei zich, dat iets meer of minder smart toch niets beteekende. Al was ze ook in den slag overwonnen, ae wilde 't hoofd hoog houden. Zij had Sir John na zijn verloving slechts zelden gezien. Meerdere we ken Lang was ze met een tante in Italië geweest, en had met groote volharding schilderij an en oud» ste den bekeken zij had besloten, haar ongelukkige liefde voor Sir John te vergeten., maar melt een dof, smarte lijk gevoel van onbevredigd verlan gen was zij uitgegaanen zij keeirde terug met knagende smart. Gravin Ethel zou trouwen vein haar woning ih de stad Uit. Sir John gaf de voorkeur aan een rustiger feesit, maar zij wilde liever een schaar gasten om zich verzamelen. Toen Sir John Betsy onder de bruidsjuffers opmerkte, voelde hij als een kwellende greep om zijn hart. Haar kleint vroeger rond gezioht was smal en bijna mager, maar wat zij aan frischheid verloor, had ze aan uitdrukking gewonnen. Haar lichtende oogen verleenden een zeld zame schoonheid 'aam haar gezicht, en om haar lippen was een trek van zachtmoedigheid en geduld, dat al les draagt. Zij had den blik van een mensöh, wiens hart gelouterd is, zoo- als goud in 't vuur gelou/terd wondt en die is waardig bevonden. Gedurende de geheel» trouwplech tigheid docht Sir John aan Betsy en vroeg zich met een beklemd gevoel af, wat haar zoo veranderd kon heb ben. De sohoone brjiid aan zijn zijde nam heden slechts de tweede plaaits in zijn gedachten in. Het oogenbiik van het vertrek voor de reis kwam, en Betsy was op haar post. Het rijtuig dlat de pas gehuw den naar het station zou brengen stond voor de deur. Een verwarring van stemmen klonk, ieder wilde nog vaarwel .zeggen, en nogmaals geluk- wenschen, maar de bruidegom hoor de slechts één stem. Leef wel, zei Betsy met vasie stem, leef wel, ik hoop van harte dat ge uw heele leven gelukkig moogt zijn. .Sir Joim wist, dat deze wensbh, die haiar lippen uitspraken, een ge bed was voor zijn geluk. Hij hield (haar hand vast, als kion hij, die nooit meer loslaten. In dit oogenbiik ver stonden zij elkaar. Heftig drong haar 't bloed maar de wiaugen, en dan werd zij. doodsbleek. Zij onttrok hem izachit haar hand, em de laatste druk van haar vingers was als een lief kozing. Toen liet rijtuig wegreed wierp hij nog een langen blik naar Betsy. Zij stond met de anderen op het bordes en wuifde met de Ihand. Haar lip pen glimlachten tot een laatsten groet, en op haar smal gelaat lag een uitdrukking, die hij ook wel in oor logstijd gezien had op de vermager de gezichten zijner soldaten, wanneer slechts hu ndapper (hart hen op de hopeloos lange, moeilijke marschen ophield. Betsy's glimlach, en alles, wat dit .glimlachje verborg, toonde, welk een zielskracht ziij bezat. Hij wendde het hoofd af en zijn blik viel op zijn jonge vrouw. Zij zag er uit als op den dag, toen hij haar voor 't eerst zag, en plotseling kwam de gedachte bij hem op, dat hij haar nog nooit anders^gezaen had. Altijd; had haar (gelaat dezelfde trotsche schoonheid getoond en haar lippen hetzelfde lachje. Met dezelfde glimlachende uitdrukking, waarmee ze zooeven haar gasten gegroet had, zag zij hem nu aan. Onder, achter dót lachje was een rij pareltanden, anders niets. Het geluk had haar lief heid niet- vermeerderd, dieper ge maakt, en evenmin zou de smart /e kunnen verwoesten, want geluk en smart waren voor haar slechts als een effen watertje, dat zij zonder gevaar kon doorwaden. Alleen zulke vrouwen als Betsv worden door den stroom gegrejaen. Hij vroeg ziich af, wat Betsy nu wel met haar leven zou aanvangen, of zij trouwen zou of... nu, wal zij ook deed, het zou groot en goed zdjn. Zij zou den weg door 't leven vervol gen met dezen blik van geduldig ver dragen. Zij zou.... Het rijtuig hield stil aan het sta tion. De trein rolde yoot. En voor hem begonnen de witte broodsweken. Haar woord gehouden Ach, mevrouw, hebt u toets voor mij te eten Het kostte het trdtscthe, vertroetel de kind dei' weelde veel' moeite die woorden uit te brengen; en de half morsche, (half uitdagende klank zijr ner woorden was ean bewijs, dat zij ne ziel in opstond was tegen de wreekte noodzakelijkheid zich aldus te vernederen. Iets te eten herhaalde de da- me, een vriendelijke vrouw van om trent vijf-esra-dertïg jaren, die, hem in den tuin ziende naderen, naar de deur was gekomen en nu een vluch- tigen blik wierp over zijn persoon en houding. O ja^ vriend, kom bannen. Wie is dat, mama? vroeg een klein, -aardig meisje, Vatti zes zo mers, dat uit een binnenkamer kwam. O, een arme mian, die graag iets te eten had, antwoordde die dame. Hier zoo ging zij voort, een igoed gevuld bord op tafel neerzet tend. Ga zitten en (help u zelf. De man deed, wait hem verzocht werd. In een paar woordten is zijne ge schiedenis verteld. Het eendge kind van rijke ouders, Ralph Wemtworth, had to: zijn twintigste jaar in weel de en overvloed geleefd. Hij had met veefl. succes te Oxford zijne graden géhaald, maar toonde geen aanleg voor eenige kunst of eenig beroep, dan voor het genieten van het leven. Een week na de schitterende fees tten, "waarmede zijne meerderjarig- beid was gevierd, was zijn vader, doodelijk door een zonnesteek ge troffen. op straat neergevallen, zijn vrouw ,en kind niets nalatend. En een week daarna volgde zijne moeder haar echtgenoot to het araf; en die vertroetelde, verwende jonge man stond alleen to de wereld zón- dier eeradg fortuinslechts eienige pondien sterling was aliles wait hij bezat. Toen die eerste schok, door diiit zwaar verlies veroorzaakt, voorbij was, deed Ralph -alfle moeite om een betrekking te krijgen, doch overal stootte hij .het hoofd. Toen besloot hij Hastings te verlaten en ver weg te 1 gaan waarheen deerde hem niet. Daags nadat hij dit besluit genomen had, viel zijn oog op een bericht to een dagblad, waarin de wonderbare ontdekking van goud in AusftPalië bescihreven werd. Oogebblikkelijk stond nu zijin be sluit vast. Daarheen zou hij gaan: AI moest hij beginnen onder aan de sociale ladder, .al moest hij. zijn brood verdienen door handenarbeid, het zou dan tenminste zijn verre van hen, die .thans hun hoofd van hem afwendden en hem tot dezen stap gebracht hadden. Hij was sterk en zou kunnen wer ken. En als zijne krachten hem be gaven vóór hij zijn doel bereikt had, och, dan was 'het looik al zoo erg niet; niemiand zou er om geven, niemand zou hem missen. Het loven .scheen h.sm (weinig aanlokkelijk toe; het' had zijne genoegens voor hem verloren; de wrange vrucht van die harde noodza kelijkheid te werken moest thans zijn deel zijn, wellicht voor immer. Bet was in deze stemming, diat hij zijn eerste verzoek om een maaltijd ihad gedaan. Terwijl hij thans zat te eten, daartoe in staat gesteld door de edelmoedige hand .van eene vrAmde- linge, werd hij ontroerd en een zucht, die bijna op eene snik geleek, kwam van zijne lippen. Gevoelt gij; u niet goed? Het zoete, ernstige stemmetje, dat hem in zijn droomerij stoorde, Wekte (hem imiet een .schok. Met harte handtjies samengevouwen op haar schoot en hare ernstige oog jes ,op hem gericht, aait het meisje, iwier tegenwoordigheid hij! geheel had vergeten, ira haar klein schommel- istoeltije, dat zij zachtjes heen era weer wiegde. Haar moeder had voor. .een oogenbiik de barnier verlaten en de man had zich .toen alleen gewaand. Hij .kon eerst niet spreken, doch eindelijk beantwoordde hij haar vraag met een andere: Waarom denkt ge, dat ik niet goed ben, kleintje? Omdat uw gelaat zoo droevig ziet en u nauwelijks iets eet en u zoo even bijna weende, 'antwoordde het meisje, zich voorover buigende en een ernsti- gen blik op hem vestigende. -Zijt gij niet gelukkig? Niet erg, kind, dat is zoo. En weder zuchtte hij. Zijt ge dan een slechte man? Een glimlach je. .trok zich om Ralph's (bleeke lippen, Waarom vnalagt gij! one dat? Omdat moeder zegt, dat de men schen- werkelijk goede menschen (bedoel ik, altijd gelukkig zijn en d at zij zich slechts, spijtig gevoelen, als zij iets verkeerds hebben gedaan. Ik geloof dat uw moeder gelijk heeft, zeïde Ralph zuchtend; en toch ben ik geen slechte man, kleintje: ik ben maar een dwaas. :Ik ben ook wel eens dwaas, en een beetje slecht ook, zei het meisje met een ernstig gezicht. Hebt u er geen spijt van, dat u zoo dwaas was? Werkelijk, kind, zei de jonge man met onvrijwillige ernst. Maar zeg mij eens, ging hij verder belangstellend in haar ongekunsteld gebabbel, wat doet gij diam? Ik vertel dan aan moeder, hoe bedroefd ik ben; en dan kust zij' mij en dJan gevoel rik mij beter. Hebt u niet een moeder of vrienden om u te kussen? Neen, kleine. Mijne moeder is dood en vrienden heb ik niet. Het ktod dacht een oogenbiik raa. Maar diat is te eng! riep het uit. Maar zult ira beter worden, als ik u kus? In die ongekunstelde woorden lag üets eenvoudigs 'era (toch. zoo treffends; diat het hart van den daklcwozen mian ontroerde afis nog raoodt te voraera ien, zich voorover buigend, izeide hij, (aan gedaan: Ja, dat denk ik wel. Ik ben er ze ker van. Welnu, dan zal ik u kussen. En, .ion 'haar stoeltje opstaande, stapte het meisje naar hem toe en drukte een warmen kus op zijn voor hoofd. Nu zult ge dus nooit meer dwaas zijn, nietwaar? vroeg zij. Ja, i'k zal er mijn best voor doen! was liet ernstige antwoord. God ze- gene u, kleine"! Hoe gaarne zou ik vriendinnetjes willen hebben als gijl Ik zal uw vriendin zijn, zei het kind; ,ik zal altijd- van ra (houden. Wacht eens een oogenbiik... d'k zal ra iets geven. iZiji huppelde de kamer uit en keerde 'een paar minuten daarna met een klein pakje to de hand terug. Ziehier, zei ae-, het op zijne knie openende, terwijl Wieratworth haar over de goudblonde lokken streelde. Papa heeft mij .een (tajd geleden van dleze kaarten niet mijn portret erop gegeven en lik mag er mee doen wat ik wil. Hij schreef er ook mijn naam \op Maud Evelyn Granger. Ik zal er ra -een geven en als u er op kijkt, dan nioet u maar eens aan mij- denken, cüat ik raw vriendinnetje ben en hoop, dat het ra goed zal gaan. Maar zal je moeder dat wel goed vinden, vroeg Ralph. O, ja! Ik heb het haar juist ge vraagd Ik zei haar, dat ik u iets wil de ge.ven om ra gelukkig te maken en zij zeidie: ,,:HJeel goed; lieveling." Nu hebt u dus een vriendin, niet waar? Ja, zei de jonge man, haar zacht (handje in de zijne nemend. En als ik iweer eens iterug zou komen en u zou viertellen, dat ik werkelijk gelukkig ben geiwieest en niet dwaas meer, zult ge me dan nog eem kusje ge\en? Jia, dat zal ik, antwoordde de kleine. Ik dank u hartelijk, mevrouw; voor uwe gastvrijheid, zeide Ralph eenige minuten later hoffelijk bui gend, wamt de zoete hartelijkheid van hei kleine kind had hem nieuw leven geschonken en hij gevoelde zich niet langer als een Impel ooze landlooper. Vaarwel! Hij' drukte de hand van de kleine (Maud nogmaals, nam zijn hoed af voor zijne weldoenster en verliet het (huis. Vijf jaren zijn verloopen; Ralph Went/worth werkte nog steeds als een gewoon mijnwerker, doch wend gere kend onder de heikwaamstem en de trouwsten. Eiken avond; als zijn wenk geëindigd' was, wandelde hij naar een afgelegen plekje, haalde een klein pakjie uit zijn zak, en Mikte lang en ernstig op het portret, dat het bevatte. Een van zijn makkers had eens zij ne nieuwsgierigheid bevredigd door hem te volgen en w-as achter h,em geslopen, op het oogenbiik, dat hij het kleine souvenir eerMedig naar de lippen bracht len mompelde: „Mijne lieve redster, u heb ik mijn levens geluk te dJanken." Maar de blik in Ralph's oogen, toen hij zich omkeer de en den onbeschaamde ontdekte, waarschuwde deze, dat het niet goed zou zijn het te wogen, meer te -weien te komen. Wemtworth leefde als een kluize naar; zijn leven scheen niet benijdens waard. Maar hij bad een doel voor bogen, waarvan zij toets wisten; een doel, tot bereiking waarvan elke stui ver van zijn zuur verdiend loon, alle kraclht van- zijn Leven werd gewijd. Ofschoon schijnbaar voor de bui tenwereld verloren, wias Ralph toch mliie-t geheel vergeten. Op zekeren dag ontving hij een dikken brief, in groo te, met bevende hand beschreven en velop. In de eenzaamheid van zijne celach tige kamer opende hij hem en zijne bleeke wangen kleurden, zijn blik was verrast; hij scheen als in extase. Toen gingen nog tien jaren voorbij. (Be schitterend verlichte ontvangst- salon van de prachtige villa van me vrouw Remington in Belgravia was vol gasten, toen de gastvrouw snel naar voren trad om een toeuw-komer te verwelkomen een aardig meisje ion twintig jaar, dat, vergezeld door een heer, waarschijnlijk haar vader, binnentrad'. Goeden avond, mijn lieve Mand! riep zij uit, haar de hand drukkend. Ik heb heerlijk nieuws voor je en ook voor alle andere jonge dames, die van avond' .hier komen! vervolgde zij» mlet een vro olijk lachje. Ik zal van avond onder mijne gasten niemand minder hebben dan mijnheer Wemt worth, dien elegamtera jongen man ik noem hem jong, want hij is pas vijf en dertig die zich zoo vele lau weren verworven heeft in het Parle ment van een der Engelsche koloniën ik herinner me niet meer welke. Hij is een knappe mian, zeggen ze, en onmetelijk rijk hij bezit mijnen. Hij is mlaar voor kort hier e>n, ik heb liern hedien-avond uitgenoodigd. Ik zal je aan hem voorstellen. Ha, ha, zei Marad lachend. Daarna ging zij1 naar een ander deel van de kamer. Een half uur later kwam er eendge beweging aan de deur en de gasten waren vol verwachting. Marad; die juist over den ingang 9tond, zag een slank, elegant (neer binnen treden. Het volgende oogenbiik overzag hij het gezelschap en hunne oogen ont moetten elkaar. Was liet verbeelding of was het werkelijkheid? Was het een uitdrukking van verbazing, van blijd schap bijna; die in zijne sohoone oo gen flikkerde? Mand was zeker, dat zij' hem- nooit te voren had, gezien, en, toch kwaara er over (haar een gevoel vaai een ihalif-weirgeten herinnering. Zich dit gevoed niet kunnende ver- Miaren; wendde, zij' zich om; om een beer, die haar ten dans vroeg, te ant woorden, terwijl de nieuwe gast ra-an verschillende dames werd voorge steld. Twintig minuten later toen Maud niet haar partneT stond te praten, be reikte mevrouw Remington's stem haar oor. Mijn lieve Maud, mijnheer Wierat- wortüi wenscht aan u voorgesteld te worden. Een verzoek om den wigenden dans volgde de voorstelling, daarna een. promenade en- toen, voor zij 't zelf goed -wist, had zij mijnheer Wiemt- wortih alle overige dansen op haar kaart toegezegd. Zijine geanimeerde, 'afwisselende, onderhoudende conversatie had tege lijkertijd ieen zekeren ondergrond van diep gevoel, dat zelfs zijn allerge woonste woorden een vreemdsoortige aantrekkelijkheid gaf en het hart van bet scltoone meisje deed trillen. Het scheen alsof ier traöschen hen een vriendschapsband bestond, een band die na langen tijd weder opleefde en hechter scheen te worden na elk woord dat (hij sprak en haar een ge voel schonk vóór den avond ten einde liep, alsof hij al jaren een vriend ge weest was een beminde vriend eerder dan een vreemdeling, dien zij voor het eerst ontmoette. Wentworth vernam in den loop -van hun gesprek, dat miss Granger den winter in de stad doorbracht, waar zij bij eenige familieleden logeerde. Hij: vroeg haar verlof om haar te ko men bezoeken, wat zij. -toestond;. Hij bracht haar dikwijls een be zoek en eindelijk, oip een avond; zei Ihij in den loop van een lang en ern stig gesprek Miss Granger, van het oogenbiik onzer kennismaking af re-ed's, heb ik u eene geschiedenis willen vertellen. Laat mij ze u thans mededeeden. Zijne stoel dichter naar haar toe schuivend, begon Ralph Wentworth een verhaal, waarvan het grootste gedeelte den lezers reeds bekend is. Terwijl Maud's vader, die behaaglijk in een leuningstoel gezeten, herhaal delijk uitroepen van verrassing deed, vertelde Wentworth verder Op zekeren dag ontving diie jon ge man een brief, waarin hem werd meegedeeld, dat hij van een verren bloedverwant 5000 pond sterling had geërfd. Dat geld, gevoegd bij hetgeen in die vijf jaren was opgespaard, werd besteed voor den aankoop van een stuk land, dat het begin was van zijn fortuin. Stap voor stap klom hij de levens- ladder weder op, totdat hij eindelijk -stond in de Parlements-zalen vau h*i land, dat hij als het zijne had aange nomen, thans beschikkende over rijk dom, invloed, vrienden, en, beter dan dat alles, over een zuiver en eerlijk verleden. Hij keerde, terug naar zijn geboor teland. om haar te vinden, die al die jaren zijne goede engel was geweest. Misschien had zij den man verge ten, voor wien haar zoete, kinderlij ke deelneming een talisman en ze gen is geweest, want hij had haar zijn naam niet gezegd; maar ieitszei- de hem, dat hij haar weèr zou vin den. Maud, vervolgde hij, hare he iende hand in de zijne nemende, ge durende al die jaren heb ik die on schuldige 'kus van een warm, getrof fen kinderhart op mijn voorhoofd ge voeld, -als een troost voor een een zaam leven. Strijd met mij zelf heb ik veel gehad, doch dat lieve, kleine gelaat was altijd bij me. Ik kon niet in die zuivere ooigen zien en dan slecht doenOp den d'ag, toen haar handje mij den weg naar een beter leven wees, beloofde zij, dat zij steeds van mij zou blijven houden-, era dat zij, wanneer ik terugkwam en haar kon zeggen, dat i'k getracht had mijn plicht te doen, een goed en nuttig man te zijn, mij weder een kus zou geven. Ik heb mijn woord gehouden ik heb er naar gestreefd de dwaas heid der jeugd van mij af te werpen. En nu, zal de vrouw ook houden de belofte van het kind? Mauid kon niet antwoorden. Zij dacht aan vele jaren terug en tracht te zich elk woord van dat merkwaar dige onderhoud te binnen te bren gen. Zij begreep nu dat vreemdsoor tig gevoel, dat over haar kwam, toen zij voor het eerst kennis met hem maakte. Maud's vader was ondertusschen opgestaan en terwijl ihij beider hand greep, zeide hij met een van aandoe ning bevende stem - Kinderen, uwe harten boonera.bij edkaai'. Ik ,geef u mijn zegen. W-eest gelukkig En Wentworth las in de oogen van hiet meisje haar antwoord'.... Op het particulier kantoor van Ralph Weratworth's weelderige wo ning hangt een prachtig uitgevoerde copie van de foto, die hij zoo lang had geliefkoosd, terwijl hij zijn leven lang op zijn hart draagt, fn een gou den medaillon gesloten, de beeltenis van dat zoete kimde rgetaait, diat, tot hem opgericht bij dien eersten kus van dee-In earning era verfcroutw-era, het keerpunt was in zijn leven het on- dlerpand van een eervolle en geQrakiki- ge toekomst. Amerikaanse!) Een oude spreekwijze, die zeker is uitgevonden door den een of anderen ouden knorrepot, luidtEr zijn drie dingen, die men nooit iemand moet toevertrouwenzijn geweer, zijn vrouw en zijn hond. En tegenwoordig kan men er nog een vierde bijvoegen, namelijk zijn automobiel. En werkelijk is de eigenaar per soonlijk geheel veranitbvoordelijk voor zijn machinehij draagt een moreele verantwoordelijkheid, zou- men kun nen zeggen, voor wat Ihieit onderhoud, den goeden garag, de besturing van zijn ma-chtoe aangaat. Als miera er goed! over nadenkt, zal men begrijpen, dat deze verschillende verantwoordelijkheden vöor den eige naar alle waarde verliezen, als niet hij zelf, of zijn chauffeur, waarvoor hij instaat, aan het stuurrad zit. Hij, die een auto leent, neemit haar slechts in wezen, niet in naam, dus vrij platonisch op zich; in werkelijk heid blijft alle verantwoordelijkheid, wat er ook gebeurt, rusten op hem, die zijn machine -afstond. Een lasti ge, gevaarlijke poisitae voor allebei. Het moest heusch een regel zijn in het automobilisme, rijn machine nooit en aan niemand uit te leen-en. Door zich hier ni-et aan te houdlen, hadden twee beer en elkaar bijna ge dood. Ziehier hoe dit zich toedroeg. Het voorval speelt zich af op een rnooien weg, waar liet malsclie jonge lentegroen zijn schaduw aan geeft. Beiden getroffen door een panne", vlak in eikaars buurt, nemén twee toeristen elkaar eepst eens even van ter zijde op, en schijnen dan aanstal ten te maken het reparatiewerk te be ginnen Po-merel. 35 jaar, mager, zenuw achtig, zeer levendig gezicht. C o 1 i b o i s. Veel haar, mooi, sterk gebit, hij heeft zijn 40 jaren niet van zekere gezetheid weien te vrijwaren. Na een nauwgezet, oordeelkundig onderzoek heeft Colibois spoedig de oorzaak van liet kwaad gevonden. Maar Pomerel staat aarzelend wat te morrelen aan zijn machine en maakt den indruk er toets van te we ten. Colibois kijkt wantrouwend naar zijra buurauan, die verlegen met het geval schijnt. „Heeft u het nog niet gevonden, mijnheer? In uw plaats zou ik de bougies eens nakijken, die wel vuil kunnen zijn. Pomerel, een kloek besluit nemend': „Och, mijnheer, ik wil u lieiver da delijk zeggen, dat ik geen zier ver stand heb van reparaties. De anato mie vara de machine is mij totaal onbekend en als er ietfc niet gaat, zooals mij vandaag voor het eerst overkomt-, dan weet ik absoluut niet wat aan te vangen." Colibois „Hoe is 't mogelijk En u bestuurt een machineU gaat op weg zonder chauffeur, en stelt zoo doende u en anderen aan de ergste ongevallen blootNeem me niet kwalijk, mijnheer, maar het komt mij voor, dat u onwaardig is een machi ne te besturen, zooals die waarvan- u de gevaarlijke eigenaar is." Pomerel. „Maar om te beginnen ben ik er heelemajal de eigenaar niet vara. Ik heb haar geleend van mijn ouden vriend CanoneIk had een boodschap waar baast bij was; zijn chauffeur wals niet bij de hand, hij zelf was verhinderd mee te gaan Hij weet, dat ik een wij vaste hand heb, dat ik al eens gereden heb.... en fin, hij vond het goedIk heb eeni ge lessen in het besture-n genomen lid gaat me nogal goed af. Ma-ar ik heb geen tijd gehad- de organen vian het diertje te bestudeer enen in een geval als dit Colibo-i's, die zich tot verontwaardi ging- opwindt „In een geval als dit, mijnheer, kon de onvoorzichtige vriend, die u zoo lichtvaardig zijn vertrouwen heeft geschonken, wel eens spijt heb ben dat vertrouwen zoo slecni ge plaatst te hebben." Pomerel„Mijnheer Colibois, die nacterbij is getreden, en dadelijk ontdekt heeft, wat de oor zaak van het kwaad is „Mijnheer, ik spreek tot u, zooals ik spreken moet. Maar wacht, laat ik -eerst uw bougies even schoonma ken.... Ik dacht het wel.... Eenquaes- tie van tien minuten.... Ik heb ze da delijk schoongemaakt.een regelen der remmen, anders niet... (Hij werkt). Ziezoo, zoo dadelijk kunit ra weer ver der gaanMaar eerst moet ik u even- -zeggen, wat ik op mijn hart h-eb(Overeind komend) Hoor eens even, mijnheer Welk idéé hebt ge van de miachaaiische kracht van een auto, en van de verantwoordelijkheid van dengeen, die haar bestuurt? U schijnt te den-ken, dat het een on schuldig stuk speelgoed is in handen van een zorgeloos kind.... Weet udan niet, dat dit mooie instrument van den vooruitgang, slecht bestuurd, slecht onderhouden, slecht voorzien, een instrument van den dood kan worden Dat er, om het volkomen meester te zijn, een volmaakte kennis, een goed voorbereide opleiding, een heldere geest, een juiste hand, een geoefend oog noodig is?En dat durft u, die slechts de koelbloedig heid en de pedanterie heeft, zoo een monster te besturen, zonder iets te kennen van zijn grillen, van zijn kracht, vara zijn wederspannigheden, van de soms zoo wonderlijke onre gelmatigheden in zijn gang en van de verborgen storingen, die hem tot stil stand brengen Neem u in acht, mijn heer het monster zal' u nog eens ver morzelen en God getVe, dat het slechts u vermorzeltHet zijn slechte chauf feurs, zo-oaTs u, die onze zaak bena- dieel'en Pomerel: „Maar, mijnheer!Ik ben leerling geweest van de poly technische school, mijnheer Colibois „Prettig voor de polytech nische school, mijnheerU is goed om een huurkoetsje te rijden, meer niet 1" Pomerel, buiten zich zelf„Mijn-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 2