BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD Wandelingen FEUILLETON 25e Jaargang. MAANDAG 27 JANUARI 1908. No. 7641 DE ZATERDAGAVOND SiAARLEM'S DAGBLAD KOST f120 PER S MAANDEN OF W CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN; ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT, Rubriek voor Vrouweo Modedwiaasliedea. Het gebied dier iinodle is een zoo on afzienbaar vald met zoovool -verscïiei- derdieiiidi van vormen, dlat 't -bijna oao- moigiöliijik dis, en- grondig op tïuuis te geraken. Tocih wdld-eai wij op dlit ge bied een uitstapje <Uoem, teai eindie ee- mige der dwaasheden, waartoe de mo de in den loop der tijdien de smaak der mensahem deed vervallen, te kun- nen vermelden. In het algemeen, schijnen die oude Grieken en. Romeinen als voorbeelden vam goede en fijne smaak besohio-uiwd te kunnen worden. Wie de musea met klassieke bealdlhou w-werken bezook-f, staat opgetogen over de sierlijke vor men en lijnen, waarin de, Ofudle Grie ken bun, gedachten wifeten te vertol ken. En toch ih ad ook dit voük met zoo diepen -kunsüzin zijn modediwaas- hed-en. Om slechts één voorbeeld: te noemen diient, dlat mem ruim vijlf honderd jaar voor onze jaartelling eene vrouw slechte dan voor schoon hield, wanneer de beide wenkbrau wen met elkander verbonden waren. Zelfs nog bij dien aanvang van de CJiMrtisteliijlke «tijdrekening «verbondwn de RomeinsChe vrouwen de wenkbrau wen kunstmatig, om aanspraak op schoonheid te kunnen maken. v Het blonde Siaar der Germanen be viel den Romeinen buitengewoon. Zoo werd het in Rome een tijdlang d'e mo de, om zich blond te maken. Hiertoe begoot men het hoofdhaar met water en zat vervolgens, om het te bleeken, uren lang ondier «de gloei ends te hitte der zon op iiet dak. Do meer ernstige en ten deel© ont wikkelde Germanen, die de 'Romeinen in de heerschappij over West-Europa opvolgden, stuitten voor ©enigen, tijd den voortgang dier niodezotlhed'en, die uit de verwijfde hoofdstad' van -Zuid- Europa te voorschijn kwamen. Doch met een verhoogde beschaving ont stonden ook bij hen de ziekten vaneen meer verfijnden smaak. [Een 'kroni-ek van Weemlew van 1336 vemmetldlt, diat de mannen niet alleen mouwen van tweeërlei stof droegen!, maar ook diat bet mode «was, de lin ker veel wijder te hebban dan de rechter en diat die met vele ellen lint moest versierd' worden. Ooik was e«en met goud-, zilverdraad of zijde gebor duurde borstlap bij mannen in die mode. De vrouwen daarentegen be vestigden bet modebeeld in het ba ar. Even wei was dlit nog niets in verge lijking met hetgeen men later zag. Zoo werdi biet zelfs mode, dat de man nen de kleeTen. zóó nauwsluitend moesten dragen, dat niemand ze al leen aan- of uittrekken kon. Zelfs wend het nog gewoonte, <tat op dien rug een stuk moest worden uitgesne den. De schoenen werden op de pun ten van metalen snavels, die een af beelding van mensahen of dieren vormden, voorzien. Doch de vroede stadsbesturen trokken allengs tegen deze mcKledwaashedien te velde. Hier was bat de kostbaarheid en veelvul digheid ddr kleederen, die wettig be perkt werden zooals bijv. te Regens- burg, iwaar men evenwel nog toe stond, da/t een burgervrouw achttien rokken mocht dragen, daar was heit weder de haartooi, diie noodwendig gereglementeerd moest worden. De eerste ailgetmeene modewet voor het Duitsche Rijk weid uitgevaardigd in het jaar 1542 hierbij werd voor het geheel© rijk -nauwkeurig bepaald., in welke kledderen adellijke en burger vrouwen mochten verschijnen. Al dus iwerdi de mode een- staatszaak, doch deze dwang werd- door de wou wen atlis qen ondliiageHijlk jrulk bey schouwd. 'Gelukkig evenwel had men in ons land ietis op het gebied der mode uit gevonden, dat aan de censuur .ont snapt was. Dit was het stijven van de iWasch, dat omstreeks dien tijd in gebruik kwam en uit Holland naar Engeland en elders wend óverige- bracht. Een Holiandsche dame Van Klier Plasse genaamd, werd door ko ran gin Elisabeth van Engeland ials porfeasores 'in de wasobkunst na^r Londen beroepen en d'aair niet ai leen hoog vereerd, maar tevens ihet vijf pond sterling per lesuur betaald. Het stijven dor damesrokken was een voorbereiding voor de crinolines, die reeds in het begin der XVIIde eeuw in de mode kwamen. Wie de ei genlijke «uitvinder hiervan is veten jwte niet, maar zeker is het dat er reeds in een geschrift van 1620 geti teld „ijzer of beugels in het lijf" hef- I' tig tegen te velde getrokken werd1. (Een andere mo&edwaaslheid, de lange krulpruiik, begon de pers te Pa rijs in het jaar 1770 in een bespotte lijk daglicht te plaatsen. Dit wia» ook niet te verwonderen. Somtijds -toch was deze hoofdtooi zoo hoog, dat dé dames in de rijtuigen op de knieën moesten gaan liggen, om den -kost baren last niét te 'beschadigen. In 1775 zag men bij gelegenheid eener sledevaart, door Marie Antoinette op touw gezet, haartooisels, die geheel© landschappen met bloemperken, wei den en fonteinen voorstelden. Lode- •wijk XVI bewerkte «wel den val van dezen haartooi, doch in plaats van het haar, kwamen nu de hoedien. Een hoed, «die een oorlogschip sm et al zijn itoebeönooren, zijn takels «an bat- -tarijen voorstelden, word boven- «a|l!- ion, geroemd! Later was het keizerin un© den toon dar mode aangaf en die do cffliniohnia uit ide rommelkamer, waar zij in het vergeetboek was geraakt, weder een poosje aan het licht bracht. Tegenwoordig betwisten Londen en Weenen aan Parijs -de heerschappij der mode ever het sohoone geslacht! MARIE VAN AMSTE'L. Natuurhistoriscne IN EN OM HAARLEM. geliefde wandfedpHaats van velen lop v arsChilileinde oogenMalklken van den dag, maar zeker wel het minst des (morgens en des voormiddag». Het dis een mooi gezicht, alle takken en takjes met rijp bezet, ad missern (wie er aan die hagelwitte kleur, die alles zoo wonderschoon- kan doen zijn. Vanwaar dliie. rijm of rijp. We weten 1 wed, dat het -weer een van die veile vormen -i«s, waarin -water in den na tuur voorkomt. Dat is trouwens ootk [gemakkelijk te bewijzen, want een beetje v-an die rijp in de warme hand genomen, smalt ze dadelijk; spoediger zedfs, dan we verwachtten. Een stuk je ijs zou lang zoo spoedig niet ge smolten zijn. Dit komt doordat liet j,stukje rijm veel losser is opgestapeld uit ijskristallen, dan een brokje ij». Hoe die rijm ontstaat? Heel wat wis selingen en veranderingen zijn daar voor nood'ig. De lucht was nogal vochtig, veel waterdamp zweefde «in oaziohtbaren vorm door de lucht. De temperatuur daalde en de onzichtbare waiters damp werd zichtbaar. In -uiterst klei ne dropjes blijven ze zweven en de dampkring wordt minder doorschij nend, "t wordt mistig. De afkoeling gaat door; de warmte straalt in 'het heelal uit en welke deelen van de aar de staan nu aan de grootste afkoe ling «bloot? Die uitstraling der warmte Maingr ten- nauwste samen met de oppervlak te. 1 Hoe grooter het oppervlak, des te grooter is het warmteverlies. Om di!t nauwkeuriger, duidelijker, te begrij pen, teekenen we op eene tafel 1 c.M. «De kleine kubus van 1 kub. c.M. daar onder heeft dus met de buitenlucht -eene aanrakinjgfeoppeawllakite -^an slechts 1 c.M., I Denken w-e ons niu' een c.M. aan dien mand van de tafel, dan blijkt ons dla- del ijk, dat die kub. c.M. met -1 vieitk. CC. De dagen beginnen reeds -te len gen, meer en meer merkt men dlat des avonds en eveneens des morgens. •Sommigen beweren, dat men liet meer des morgens, anderen, dat men het meer des avonds kan waarnemen. Ik -geloof, dat het verschil in meening afhankelijk i!s van de ligging van de plaats, waar men zich op -dlie tijd stippen -bevindt, hetzij op bet Oosten, hetzij op het Westen. Dan komt er nog bij of de dag v-an waarneming heider of minder helder -was. Wie daarover een oordeel wil vellen, moet eeuige dagen aan een nauwkeurig waarnemingen doen. Het is Zondagmorgen, geen wibdlje te bekennen,, het -is -weer mistig en daarbij komt, dat 'het een weinig ge vroren heeft. Gaan «wij den Hout een» «eiven in, het zal er mooi zijn, wed ik. «En waarlijk, na de ietwat güadidla straten getrotseerd te hebben, komen wdj an den Hout, «eén wel is waarlijk den zijkant m-e-t de buitenlucht <itn aanraking komt. Nog grooter wondt die-ze aanraking, als we een ku'b. ciM. op een der hoeken, uitkiezen dan bl'ijklt de aanrakingsoppervlakte wel 3 -c.M. te zijn. -En nu zoo'n grasblaadje. De totale inhoud is van een Hink groot blad nog niet eens een kub. oM. en die oppervlakte veile 'wierk. c.iM. En het is dlus nu duidelijk, hoe de zich verdichtende waterdamp 't eerst aan «bladeren, haren, dunne takjes enz. wordt afgezet. Daar toch is de I afkoeling, het verlies aan warmte 't 'grootst. Aan hoeken en randen van I steenen, hekpalen enz. valt hetzelfde op te merken, j Die gladde beukenstammen bieden I weinig aaniiiechtiingspunten, die ru were van de eiken en linden meer en die dusie takjes het meest. J Het eene waterdeeltje na het an dere zet zich af en gaat tengevolge van de onttrekking van warmte over j tot lij». IJ'skristalletje voor ijskristal letje zet zich af, vandaar de losse structuur en het spoedig smelten in j ooize hand. I Als over een uur de zon d'oor die ne- 1 vetlagen weet heen te boren, of lie ver die temperatuur zoo,veel weet te veihoogen, dat de lucht al «den wa terdamp weer kan bevatten, dan trekt de mist op, de donkere boem/takken slorpen gretig die warmte op en die ijs massa's vallen omlaag om den wan delaar soms gevoelig te treffen. Dan begint ook de bodem te ont dooien en de voetpaden worden vuil en glibberig. Mussohen en meezen dartelen d'oor het struikgewais, talrij ke vinken daarnevens. Kunnen ze nog voedsel vinden, ze kerlijk wel. Kijk Klein Jantje daar eens door dat eiken-hakhout sluipen. Kent ge dat kleine, vlugge ding? j Zeker, den naam winterkoning-hebt ge zeker wed' -eens gehoord. Maar dat diertje waargenomen, met eigen oogen aanschouwd', gezien hoe cat diertje door alle hoeken en gaten wiet heen te sluipen? 1 -Hier vinidlt het wat eitjes «van vlin ders, daar ©en potje, daar een insect, i Het wordt érger voor onze -kil-edne lieveling als er sneeuw ligt; als alles al» met een wit laken is bedekt. Wat voor groen schemert daar tus- schen dat grijs der eikentakken door? j Naderbij gekomen blijkt dat brem te zijn of bezemkruid, de plant, «die hier en daar in de duinen nog algemeen is, - maar eerst recht in zijn element zicih gevoelt op diluviaal zand; in het Gooi, op de Velirwe, in Drente, Overijsed, enz. Er is gewoonlijk maar één tijdstip in het jaar dat de brem in het oog valt, d'at is in den bloeitijd. Dan schittert het goudgeel der struiken van verrei, en van den trein uit, ziet menigeen het verlangende blikken naar die planten uit. De slanke tak ken lokken zoo tot plukken uit, dlat j spoedig een bouquetje van eenïge tak ken in een vaasje prijken. Dat kan hier in den Hout natuurlijk ntet; wat daar bloeit en groeit is voor al len en wee den enkele, die het durft wagen de takken af te snijden; de boschwachtera in hun pakje van lichtgroen (we zouden haast gaan spreken van beschuttende Meur), zou den hem spo-ecLig te pakken hebben, j Dat bezemkruid hebben w-e in Bren- -te menigmaal zien gebruiken voor stalbezems en volgens -sommige edhrij- vers zou de naam der stad Bremen zelfs v-an brem zijn afgeleid. zomer en winter groen en wat «de kleine blaadjes alleen niet kunnen- doen, d'. i. «voor voldoende voeding zorgen, daar komt het groen der tak- ken te hulp. Wat is er thans weinig te zien van de primula's en andere vaste planten,, die hier en daar in het gatzon het groen in het voorjaar en -den zomer een weinig breken, en aan den wan del aar heel wa t afwisseling aanbie- I den. Wait -scharrelen die vogeltjes dlaar in de bladeren. Dat blijven liggen der bladeren Ls du® niet alleen bevorder lijk voor de vruchtbaarheid van den bodem, maar ook lokt dat gedurende de wintermaanden «heel waf gevleu geld goedje naar onze bossohen. En niet minder blijven zoo tal van plan- tenzaden bewaard voo-r den. bodem, waarop de plan-ten zelve weiig groei den. IHoe groeit dat onderhout welig, wel zal hier en daar wel eens ingeboet •moeten worden; wel moeten daardoor «luier en daar eens wat hooge boomen vallen, (maar toch levert dat- sijn waarde ook weer op aan hout of zoudj^ ge denken dat «die zware, kloeke beu kenstammen niets waard zijn? De -geheele Hout maakt thans den indruk van goed onderhouden te wor den en zal zeker over eenige jaren het hart in verrukking brengen van de meest -verstokte mopperaars, die- den verwaarloosden en vernielden boel van webeer een natuurwond gelief dien te noemen. J. STURING. VRAGENBUS. Aan Mej. v. D. te H. »U moet met het verplanten van uwe geraniun^s nog eenigen tijd wachten. Het beste doet u dan wat goede bladaarde bij den een of anderen bloemist te koo pen en de planten te verpotten. De oude wortels als een dik vilt langs den kant van den pot moeten worden verwijderd, evenals de oude aarde. De oude planten snijdt men tevens flink in én als men deze operatie be gin Ma-art uitvoert," dan -hebben d'e planten zich -met Mei reeds voldoende hersteld. J. STURING. Pelle leeft en heeft 't goed Door HANS AANRUD. Den steilen heuvel af, Langs den dorpsweg naar Stenseth, kwamen drie mannen aangestapt. Zij hadden •ransel® op den rug «u droegen eene sooitt vaai uniform, die echter zoo ge havend en bestoven wast dat men niet meer kon zien, waaruit zij ge- maakt was. Twee gingen voorop. Die waren jong en hadden baardelooze gezichten en lang glad haar, dut hij den eenen heel witblond was. De derde, die achterliep, was ouder en donker der, droeg kort haar en een grooten snorrebaa-rd, had een lang© sabel op zijde en een pistool in den gordel. Den linkerarm droeg hij in een ver band. Toen het drietal- de hoeve naderde, sprong de oudere man vooruit, maak te het hek open trotk de sabel en marcheerde in stramme houding tot midden op het erf. Hier komman- tieerde hij halt, dat het zoo daverde, wierp een grimmigen blik achter zich en ontmoette twee paar schuchtere oogen, die bedeesd tusschen de ge bouwen rondkeken. Il-et was juist óp het micMag-schaft- het zonnewaas tusschen de véle" oudé huizen hing een fijne geur van vers-ch gedroogd- hooi. Nu moe.t ik vooraf z-cggén, diat dlit alles gebeurde vóór ongeveer hon derd jaren. Waarschijnlijk aag het er- dus in die streek cenigszins aniders uit, dan nu. De rivier stroomde dos- tijijs .even breed en blank door het dal als heden; maar de gladde straat weg was er toen nog niet, enkel een smal pad, dat berg op berg af van de eene hoeve naar de andere liep, met hekken'aan in- en uitgang. Het oude hoofdgebouw op Stenseth staat ook nu nog even muurvast als honderd jaar geleden; maar er is eien nieuw, witgekalkt woonhuis bij gebouwd, en de stallen en schuren, die destijds alle op zichzelf stonden, zijn onder één dak vereenigd. Korb om, het ganse he gedoe is opgeknapt en wat mem noemt gemoderniseerd'. Op het oogenblik, dat he; drietai zoo halt maakte, begon er een "hond binnen in de gang te bLaffen, en het lkoofd van een jongen kwam om de half open deur van de ho-utschuur te voorschijn gluren. Het verdween ech ter wéér, zóó gauw, alsof het zich had gebrand. Dat hoofd was van Per, den zoon van den boer op Stenseth. Hij was elf jaar oud. Er bestond overigens wel reden •toe, dat Per zijn hoofd zoo gauw weêr terugtrok. Hij had namelijk dórt bezoek verwacht, maar eerst over eenige dagm en inderdaad o«p een heal anidere manier, Eene week geledon was er van den genoraal-kw artiermeester denzelf den., die in den vorigen horfst met zijn gevolg .eens op Stenseth in nachtkwartier gelegen- had een ijl bode in het dal gekomen, met het bo- vel aan den boer, om zich gereed te houden tot het inkwartieren vam Zweedsche krijgsgevangenen. Aan, anderen was hevel gegeven tot het leveren van proviand aan het leger. Naar Stenseth- zouden krijgsgevange nen komen, omdat Stenseth vroeger reedis «een paard, en andere benoo- digdibeden opgebracht had. De bode had ook brieven medege bracht v-an hen. die bij het Leger waren. Onder dezen was ook Per's oc-m. Hij schreef dat hét hem goed ging. Met Zweden was hij tot dusver nog niet slaags geweestmaar de mondkost weid schraal. Onlangs hadden zij, 'twintig man sterk, op veldwacht gestaan, drie dagen en nachten aan één stuk, on den laat ste n dag hadden zij geen brok eten onder den neus gezien. Daarop had den zij elk een paar maten haver gekregen. Die hadden zij met groote steenen wat (klein gewreven, een fijnmalen was het nu juist ndet go- weest, en het meel Itaddeai zij met water tot een paar groote klompen bijeengekneed, daarna vuur aange maakt en die klompen er op gelegd. Maar zij hadden enkel den reuk er van genotenwant op hetzelfde oogenblik was or alarm geblazen en tijen zij terug kwamien, was het heele baksel verkoold geweest. Toen Per's vader dit gelezen had, krabde hij ziich achter het oor en liep een poosje in gedachten heen en weer. Daarop zeide hij plotseling „Zij deugen tot niete, aLs zij honger, moeten lijden''. En vervolgens gingen hij en moe der in den kelder en pakten allerlei eetwTa-rai op een paard. Hij wilde daarmee oostwaarts naar de grens trekken, opdat de meryschen uit zijnd gemeente zich ten minste eens be hoorlijk den buik vol zouden kunnen eten. Hei paard wilde hij aan den generaal-kwartiermeester laten, zeade hij, want die had hem den vorigemi herfst gezegd, dat er ook giebrek aan paarden was. Den volgenden dag' was er veel ge praat over de Zweden, die naar Sten seth zoudien komen hoe "afschuwe lijk en gevaarlijk die waren, en hoe niet meer alleen in den zomerstai ie slapen. En met al zijn vragen kon Per -niet uiit zijne moeder krijgen, wat. er mi eigenlijk met dlie kerels begonnen inoes-t wordenof hij em Knut Schmied, de veeknecht, hen in, de houtschuur sluiten en met. Knut's buks neerschieten zouden, zooals het in den ouden tijd met de Schotten was gebeurd, dan wél, of zij hen buiten aan een boom zouden binden en eenvoudig laten verhongeren-. Knut geloofde namelijk, dat zij met op d-en rug geknevelde handen eni groote ijzeren hooien aan de voeten, zouden aankomenen hij nam zich voor, aan de houtschuur eene deur met e'en stevigen grendel te maken, IZGodat die kerels niet zouden kunnen probeeren -te ontsnappen. Veiligheids halve. ook had hij zijn eigen en Per's 1 hakbijl geslepen en een vobsrnklom geolied, om die buiten voor de deur ie plaatsen, wanneer hij en Per de wacht hielden. Maar, kijk daar waren zij nu reeds en niet eens in boeien En Per stond in de open houtschuur en kon niet eens meer in het hui» ko men Gelukkig was er onder den eenen muur van de schuur oen gat, juist groot genoeg dat hij or nog door heen kon kruipen Hij pakte zijn bijl, kroop naar bui ten en vluchtte ijlings naar eene andere schuur, waar een grendel op de deur was. Hier bleef hij staan emi hield door een gat in de deur uit kijk. De drie waren nog blijven staan, waar zij halt gemaakt hadden. Per zag hoe er in het buis eene algemee- ne opschudding ontstond. De meiden keken uit de vensters en deinsden verschrikt terug; eai ginds gluurden Naar het DultscY. 12). De oude vrouw, die hem bediende, bracht ihein een «stuik la-m-svléeech en een glas bier; hij at en dronk, ver- (kle-eiddei rzacih vlug en snélde bo'o ver genoegd, heen, of hij naar een feest ®ing. Ben ik niet een even groote dwaas als Gottfried? vroeg hij zich zelf af. Neen, want ik weet ten minste, iets van mijn godin af, ooik interes seer ik mij alleen maar voor h-aar, van liefde is bij mij geen sprake. Hij trok -krachtig aan den ijzeren ring hoorde den schrillen klank van- de be-1 en spoedig daarop de lompe stappen der oude vrouw, die kswam oni de deur voor hem te openen. -- Dr. Rolling, zei de oude vrouw, den ,arts naar de woonkamer voor gaande. Wilburg zat bij den haaTd, zijne kleindochter met een handwerk be zig tegenover hem. Het verheugt mij, dat u zoo vlug aa.ii mijn verzoek gevolg geeft, dok ter, zei de oud© .man tot den arte. Ik heb, zooals van zelf spreekt, niet langer 'gewacht met hile-r «te ko men dan noodzakelijk was. U zou mij zeer veel genoegen doen,, als u mijn diensten als arts eenvoudig als vri,enid'scha,psdiiensteai beschouwen wilt. Op uw ja.re-n heeft de niensch telkens het bezoek van een artls noo- dig. Wieos zoo vriendelijk mij als uw vriend zoowel als uw medicus itebe- sc'houswein, opdat -ik u altijd, als heit n-oodig mocht zijn, «kan bezoeken, zon der dia1', er oo't van een honorarium tussclven ons sprake is. De oude man kéék Rolling door dringend aan. - - Ik heb geen recht op uw groot moedigheid, zei hij, niet eens het recht van dien hollen klank, dien de wereld vriendschap noemt. U heeft niets van mij tc verwachten. Mijn testament, dat een bestemming geeft aan mijn verzamelingen, hét eenige, wat ik te vermaken heb, Ls al sinds tien jaar in orde, en niets zou mij kunnen bewegen het te veranderen, al was het maar om iemand een legaat var vijf pond te vermaken. U ziet dus. dat er niets bij Ce winnen is, door goed te zijn tegenover mij. - - Grootvader vermaande Lucie met haar zachte, ernstige stem. Het spijt mij, dat u mij zulke lage drijfveeren toeschrijft, ik behoef er geen geheim van te maken, wat de ware reden is, waarom ik u mijn d-'ensten aanbied zonder daarvoor vergelding te willen ontvangen. Er is bier in dL'it stadskwartier geen- enkele, familie, waarbij ik van de beslomme ringen en moeiten van den dag graag dikwijls een avond zou uitrus ten Nadat ik mijn dagelijksc'hc be- roenshezigheden vervuld heb, houd' ik mij meestal met -ernstige sin-die of met -mijn viool bezig. Over liet. alge meen bevalt die levenswijze mij wel, uil een nu en dan voel ik mij bijzon der eenzaam. Staat u mij toe zoo nu en dan hier eenige uren door te bren gen misbruik zal ik van uwe toe stemming niet maken en tegelijk ecu oogje houden op uw gezondheids toestand. - - Wat u daar zegt, klinkt goed en mooi, maar hei verbaast mij toch niet. Waarschijnlijk denkt u aan mijn kleindochter en beschouwt haar aïi iemand, die veel geld te wachten heeft. Baar geld bezit ik niet en in de waarde van mijn verzamelingen vergil* ik mij misschien. In elk geval doei, u verstandig Lucie als reeds ver zegd te besohouwen- - Grootvader herhaalde het mees je met iets verwijtends in haar stem, terwijl een hooge blos haar wangen kleunde. - Het is altijd het beste om open hartig en zender omwegen te zeggen, wat men denkt, kind. U -wil in mij juist een man zien, die met hebzuchtige plannen 'hier komt, mij.nlheer Wilburg, zeide Dr. Rolling, opstaande. Onder deze- ojm- ,slo ndligheden Ls het maar beter, dat- ik bceinga. Er zijn genoeg artsen hier in de buurt, die u gaarne van- dienst zulten zijn-. IIo, ho-, niet zoo haastig, dekter, verzocht Wilburg. Het was li eel em aal mijn bedoeling niiet u te béleedigeu. Ik hield het voor mij'n plicht u te zeg gen, onder welke voorwaarde ik uw aanbod aanneem. U weet nu, dat ilk geen gjeld heb na te latenas u in weerwil daarvan toch van plan m-ij zonder eenige schadeloosstelling uw medische hullp te verleenen, eh weh-scht u toch zoo nu en dian een avond bij ons door te brengen? Ja, mijnheer Wilburg. Goed, dit 'huis staat van heden af voor u open. Als iets- in onze le venswijze u vreemd toeschijnt, breek u daarover het hoofd niet. Eens zal u alles te weten konten. Wees intus- sclren voor Lucie, een broeder, en als u kunt voor mij een zoon. Ik heb u al gezegd, dat uw stem en gelaat mij bevallen, ik ga nog verder en voeg er bij, dat uw getheele persoon mij bevalt. -- Vriendelijk dank voor uw wel willende woorden. Nu wij het op zoo vriendschappelijk© wijze eens zijn gé wordén, mag i'k zeker wel aan mijn onderzoek -als arts beginnen. -- Vandaag niot. Komt u liever morgen -terug, als u> tijd hoeft. Van oogenblikkelijk gevaar is bij mij nog geen sprake. Ik voel -alleen, diait de roderen- van mijn mechanisme moei lijker beg-Lluien te loop en. Laten wij dezen avond geheel aan. onze nieuwe vriendschap wijden. -• Met genoegen. Ik zal morgen ochtend -te (tien uiur bij u zijn. Het iwias Dr. Rolling oen bij'zonder aangename gewaarwording in dezen tooveikring opgenomen te zijn. Mis schien was het geheimzinnige waas, dat Lucie voor hem zoo bijzonder aantrekkelijk maakte, zoodat zijn ge dachten zich voortdurend met haar bezighielden. Geef ons een kopje thee, kind, zeide Wilburg to't zijn kleindochter, en Lucie haastte 'zich aan dfiien wensch gevolg te geven. De oude man praatte levendig en ongedwongen, vertelde van zijn moei lijkheden om een bestaan, te schep pen, van zijn geestdrift voor de kunst, maar geen w-oord over zijm huiselijk leven. Dr. Rolling dacht aan den verstoe ten zoon, dio zijn vader niet meer waard wa® dan een dier uitgesneden figuren aan zijn ledikant. Wat had die zoon misdreven? U sprak zooeven over uw viool, dokter, zei Lucie, nadat er ©en pauze in heit gesprek was gekomen. Ik mag zoo graag viool hooren spelen. --Werkelijk? zei Dr. Rolling ver rukt. Dan zal ik haai' den volgenden keer meebrengen en --Neen, neen, doe dat niet. viel Wilburg hem in de rede. Als 'k u hoorde vioolspelen, zou ik minder vertrouwen in uw kennis als arts krijgen. O, in dat ge-vaL zal ik u natuur lijk niet met mijn muziek lastig val len. Ik hoopte alleen met mijn viool spel juffrouw Lucie wat gnnot te kun nen verschaffer* - Ja, ja, Lucie houdt van alles, w-aar ik een tegenzin in heb. Nu als jeblieft geen tranen, kind, je weet, dat ik daarvan meer dan van iets ander? een afkeer heb. Dr. Rolling kwam tusschenbenden door van zijn jeugd te vertellen, en leiddfe daardoor de aandacht van Lucie af. Om bij den oude-n man hot gewon nen terrein met weer te< verliezen, nam hij heel spoedig afscheid. HOOFDSTUK IV. Den volgenden morgen om tien uur Mond Dr. Rolling weer voor da zware ijzeren poort en een paar mi nuten later in de woonkamer van Dankmar Wilburg. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 11