BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Wandelingen
FEUILLETON
25e Jaargang.
MAANDAG 27 JANUARI 1908.
No. 7641
DE ZATERDAGAVOND
SiAARLEM'S DAGBLAD KOST
f120 PER S MAANDEN
OF W CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN;
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT,
Rubriek voor Vrouweo
Modedwiaasliedea.
Het gebied dier iinodle is een zoo on
afzienbaar vald met zoovool -verscïiei-
derdieiiidi van vormen, dlat 't -bijna oao-
moigiöliijik dis, en- grondig op tïuuis te
geraken. Tocih wdld-eai wij op dlit ge
bied een uitstapje <Uoem, teai eindie ee-
mige der dwaasheden, waartoe de mo
de in den loop der tijdien de smaak
der mensahem deed vervallen, te kun-
nen vermelden.
In het algemeen, schijnen die oude
Grieken en. Romeinen als voorbeelden
vam goede en fijne smaak besohio-uiwd
te kunnen worden. Wie de musea met
klassieke bealdlhou w-werken bezook-f,
staat opgetogen over de sierlijke vor
men en lijnen, waarin de, Ofudle Grie
ken bun, gedachten wifeten te vertol
ken. En toch ih ad ook dit voük met
zoo diepen -kunsüzin zijn modediwaas-
hed-en. Om slechts één voorbeeld: te
noemen diient, dlat mem ruim vijlf
honderd jaar voor onze jaartelling
eene vrouw slechte dan voor schoon
hield, wanneer de beide wenkbrau
wen met elkander verbonden waren.
Zelfs nog bij dien aanvang van de
CJiMrtisteliijlke «tijdrekening «verbondwn
de RomeinsChe vrouwen de wenkbrau
wen kunstmatig, om aanspraak op
schoonheid te kunnen maken. v
Het blonde Siaar der Germanen be
viel den Romeinen buitengewoon. Zoo
werd het in Rome een tijdlang d'e mo
de, om zich blond te maken. Hiertoe
begoot men het hoofdhaar met water
en zat vervolgens, om het te bleeken,
uren lang ondier «de gloei ends te hitte
der zon op iiet dak.
Do meer ernstige en ten deel© ont
wikkelde Germanen, die de 'Romeinen
in de heerschappij over West-Europa
opvolgden, stuitten voor ©enigen, tijd
den voortgang dier niodezotlhed'en, die
uit de verwijfde hoofdstad' van -Zuid-
Europa te voorschijn kwamen. Doch
met een verhoogde beschaving ont
stonden ook bij hen de ziekten vaneen
meer verfijnden smaak.
[Een 'kroni-ek van Weemlew van 1336
vemmetldlt, diat de mannen niet alleen
mouwen van tweeërlei stof droegen!,
maar ook diat bet mode «was, de lin
ker veel wijder te hebban dan de
rechter en diat die met vele ellen lint
moest versierd' worden. Ooik was e«en
met goud-, zilverdraad of zijde gebor
duurde borstlap bij mannen in die
mode. De vrouwen daarentegen be
vestigden bet modebeeld in het ba ar.
Even wei was dlit nog niets in verge
lijking met hetgeen men later zag.
Zoo werdi biet zelfs mode, dat de man
nen de kleeTen. zóó nauwsluitend
moesten dragen, dat niemand ze al
leen aan- of uittrekken kon. Zelfs
wend het nog gewoonte, <tat op dien
rug een stuk moest worden uitgesne
den. De schoenen werden op de pun
ten van metalen snavels, die een af
beelding van mensahen of dieren
vormden, voorzien. Doch de vroede
stadsbesturen trokken allengs tegen
deze mcKledwaashedien te velde. Hier
was bat de kostbaarheid en veelvul
digheid ddr kleederen, die wettig be
perkt werden zooals bijv. te Regens-
burg, iwaar men evenwel nog toe
stond, da/t een burgervrouw achttien
rokken mocht dragen, daar was heit
weder de haartooi, diie noodwendig
gereglementeerd moest worden. De
eerste ailgetmeene modewet voor het
Duitsche Rijk weid uitgevaardigd in
het jaar 1542 hierbij werd voor het
geheel© rijk -nauwkeurig bepaald., in
welke kledderen adellijke en burger
vrouwen mochten verschijnen. Al
dus iwerdi de mode een- staatszaak,
doch deze dwang werd- door de wou
wen atlis qen ondliiageHijlk jrulk bey
schouwd.
'Gelukkig evenwel had men in ons
land ietis op het gebied der mode uit
gevonden, dat aan de censuur .ont
snapt was. Dit was het stijven van
de iWasch, dat omstreeks dien tijd in
gebruik kwam en uit Holland naar
Engeland en elders wend óverige-
bracht. Een Holiandsche dame Van
Klier Plasse genaamd, werd door ko
ran gin Elisabeth van Engeland ials
porfeasores 'in de wasobkunst na^r
Londen beroepen en d'aair niet ai leen
hoog vereerd, maar tevens ihet vijf
pond sterling per lesuur betaald.
Het stijven dor damesrokken was
een voorbereiding voor de crinolines,
die reeds in het begin der XVIIde
eeuw in de mode kwamen. Wie de ei
genlijke «uitvinder hiervan is veten
jwte niet, maar zeker is het dat er
reeds in een geschrift van 1620 geti
teld „ijzer of beugels in het lijf" hef-
I' tig tegen te velde getrokken werd1.
(Een andere mo&edwaaslheid, de
lange krulpruiik, begon de pers te Pa
rijs in het jaar 1770 in een bespotte
lijk daglicht te plaatsen. Dit wia»
ook niet te verwonderen. Somtijds
-toch was deze hoofdtooi zoo hoog, dat
dé dames in de rijtuigen op de knieën
moesten gaan liggen, om den -kost
baren last niét te 'beschadigen. In
1775 zag men bij gelegenheid eener
sledevaart, door Marie Antoinette op
touw gezet, haartooisels, die geheel©
landschappen met bloemperken, wei
den en fonteinen voorstelden. Lode-
•wijk XVI bewerkte «wel den val van
dezen haartooi, doch in plaats van
het haar, kwamen nu de hoedien.
Een hoed, «die een oorlogschip sm et al
zijn itoebeönooren, zijn takels «an bat-
-tarijen voorstelden, word boven- «a|l!-
ion, geroemd!
Later was het keizerin un©
den toon dar mode aangaf en die do
cffliniohnia uit ide rommelkamer, waar
zij in het vergeetboek was geraakt,
weder een poosje aan het licht bracht.
Tegenwoordig betwisten Londen en
Weenen aan Parijs -de heerschappij
der mode ever het sohoone geslacht!
MARIE VAN AMSTE'L.
Natuurhistoriscne
IN EN OM HAARLEM.
geliefde wandfedpHaats van velen lop
v arsChilileinde oogenMalklken van den
dag, maar zeker wel het minst des
(morgens en des voormiddag». Het dis
een mooi gezicht, alle takken en
takjes met rijp bezet, ad missern (wie
er aan die hagelwitte kleur, die alles
zoo wonderschoon- kan doen zijn.
Vanwaar dliie. rijm of rijp. We weten
1 wed, dat het -weer een van die veile
vormen -i«s, waarin -water in den na
tuur voorkomt. Dat is trouwens ootk
[gemakkelijk te bewijzen, want een
beetje v-an die rijp in de warme hand
genomen, smalt ze dadelijk; spoediger
zedfs, dan we verwachtten. Een stuk
je ijs zou lang zoo spoedig niet ge
smolten zijn. Dit komt doordat liet
j,stukje rijm veel losser is opgestapeld
uit ijskristallen, dan een brokje ij».
Hoe die rijm ontstaat? Heel wat wis
selingen en veranderingen zijn daar
voor nood'ig.
De lucht was nogal vochtig, veel
waterdamp zweefde «in oaziohtbaren
vorm door de lucht. De temperatuur
daalde en de onzichtbare waiters
damp werd zichtbaar. In -uiterst klei
ne dropjes blijven ze zweven en de
dampkring wordt minder doorschij
nend, "t wordt mistig. De afkoeling
gaat door; de warmte straalt in 'het
heelal uit en welke deelen van de aar
de staan nu aan de grootste afkoe
ling «bloot?
Die uitstraling der warmte Maingr
ten- nauwste samen met de oppervlak
te.
1 Hoe grooter het oppervlak, des te
grooter is het warmteverlies. Om di!t
nauwkeuriger, duidelijker, te begrij
pen, teekenen we op eene tafel 1 c.M.
«De kleine kubus van 1 kub. c.M. daar
onder heeft dus met de buitenlucht
-eene aanrakinjgfeoppeawllakite -^an
slechts 1 c.M.,
I Denken w-e ons niu' een c.M. aan dien
mand van de tafel, dan blijkt ons dla-
del ijk, dat die kub. c.M. met -1 vieitk.
CC.
De dagen beginnen reeds -te len
gen, meer en meer merkt men dlat
des avonds en eveneens des morgens.
•Sommigen beweren, dat men liet meer
des morgens, anderen, dat men het
meer des avonds kan waarnemen. Ik
-geloof, dat het verschil in meening
afhankelijk i!s van de ligging van de
plaats, waar men zich op -dlie tijd
stippen -bevindt, hetzij op bet Oosten,
hetzij op het Westen. Dan komt er
nog bij of de dag v-an waarneming
heider of minder helder -was. Wie
daarover een oordeel wil vellen, moet
eeuige dagen aan een nauwkeurig
waarnemingen doen.
Het is Zondagmorgen, geen wibdlje
te bekennen,, het -is -weer mistig en
daarbij komt, dat 'het een weinig ge
vroren heeft. Gaan «wij den Hout een»
«eiven in, het zal er mooi zijn, wed ik.
«En waarlijk, na de ietwat güadidla
straten getrotseerd te hebben, komen
wdj an den Hout, «eén wel is waarlijk
den zijkant m-e-t de buitenlucht <itn
aanraking komt. Nog grooter wondt
die-ze aanraking, als we een ku'b. ciM.
op een der hoeken, uitkiezen dan bl'ijklt
de aanrakingsoppervlakte wel 3 -c.M.
te zijn. -En nu zoo'n grasblaadje. De
totale inhoud is van een Hink groot
blad nog niet eens een kub. oM. en die
oppervlakte veile 'wierk. c.iM.
En het is dlus nu duidelijk, hoe de
zich verdichtende waterdamp 't eerst
aan «bladeren, haren, dunne takjes
enz. wordt afgezet. Daar toch is de
I afkoeling, het verlies aan warmte 't
'grootst. Aan hoeken en randen van
I steenen, hekpalen enz. valt hetzelfde
op te merken,
j Die gladde beukenstammen bieden
I weinig aaniiiechtiingspunten, die ru
were van de eiken en linden meer en
die dusie takjes het meest.
J Het eene waterdeeltje na het an
dere zet zich af en gaat tengevolge
van de onttrekking van warmte over
j tot lij». IJ'skristalletje voor ijskristal
letje zet zich af, vandaar de losse
structuur en het spoedig smelten in
j ooize hand.
I Als over een uur de zon d'oor die ne-
1 vetlagen weet heen te boren, of lie
ver die temperatuur zoo,veel weet te
veihoogen, dat de lucht al «den wa
terdamp weer kan bevatten, dan trekt
de mist op, de donkere boem/takken
slorpen gretig die warmte op en die ijs
massa's vallen omlaag om den wan
delaar soms gevoelig te treffen.
Dan begint ook de bodem te ont
dooien en de voetpaden worden vuil
en glibberig. Mussohen en meezen
dartelen d'oor het struikgewais, talrij
ke vinken daarnevens.
Kunnen ze nog voedsel vinden, ze
kerlijk wel. Kijk Klein Jantje daar
eens door dat eiken-hakhout sluipen.
Kent ge dat kleine, vlugge ding?
j Zeker, den naam winterkoning-hebt
ge zeker wed' -eens gehoord.
Maar dat diertje waargenomen, met
eigen oogen aanschouwd', gezien hoe
cat diertje door alle hoeken en gaten
wiet heen te sluipen?
1 -Hier vinidlt het wat eitjes «van vlin
ders, daar ©en potje, daar een insect,
i Het wordt érger voor onze -kil-edne
lieveling als er sneeuw ligt; als alles
al» met een wit laken is bedekt.
Wat voor groen schemert daar tus-
schen dat grijs der eikentakken door?
j Naderbij gekomen blijkt dat brem te
zijn of bezemkruid, de plant, «die hier
en daar in de duinen nog algemeen is,
- maar eerst recht in zijn element zicih
gevoelt op diluviaal zand; in het Gooi,
op de Velirwe, in Drente, Overijsed,
enz.
Er is gewoonlijk maar één tijdstip
in het jaar dat de brem in het oog
valt, d'at is in den bloeitijd. Dan
schittert het goudgeel der struiken
van verrei, en van den trein uit, ziet
menigeen het verlangende blikken
naar die planten uit. De slanke tak
ken lokken zoo tot plukken uit, dlat
j spoedig een bouquetje van eenïge tak
ken in een vaasje prijken. Dat kan
hier in den Hout natuurlijk ntet;
wat daar bloeit en groeit is voor al
len en wee den enkele, die het durft
wagen de takken af te snijden; de
boschwachtera in hun pakje van
lichtgroen (we zouden haast gaan
spreken van beschuttende Meur), zou
den hem spo-ecLig te pakken hebben,
j Dat bezemkruid hebben w-e in Bren-
-te menigmaal zien gebruiken voor
stalbezems en volgens -sommige edhrij-
vers zou de naam der stad Bremen
zelfs v-an brem zijn afgeleid.
zomer en winter groen en wat «de
kleine blaadjes alleen niet kunnen-
doen, d'. i. «voor voldoende voeding
zorgen, daar komt het groen der tak-
ken te hulp.
Wat is er thans weinig te zien van
de primula's en andere vaste planten,,
die hier en daar in het gatzon het
groen in het voorjaar en -den zomer
een weinig breken, en aan den wan
del aar heel wa t afwisseling aanbie- I
den.
Wait -scharrelen die vogeltjes dlaar
in de bladeren. Dat blijven liggen der
bladeren Ls du® niet alleen bevorder
lijk voor de vruchtbaarheid van den
bodem, maar ook lokt dat gedurende
de wintermaanden «heel waf gevleu
geld goedje naar onze bossohen. En
niet minder blijven zoo tal van plan-
tenzaden bewaard voo-r den. bodem,
waarop de plan-ten zelve weiig groei
den.
IHoe groeit dat onderhout welig, wel
zal hier en daar wel eens ingeboet
•moeten worden; wel moeten daardoor
«luier en daar eens wat hooge boomen
vallen, (maar toch levert dat- sijn
waarde ook weer op aan hout of zoudj^
ge denken dat «die zware, kloeke beu
kenstammen niets waard zijn?
De -geheele Hout maakt thans den
indruk van goed onderhouden te wor
den en zal zeker over eenige jaren het
hart in verrukking brengen van de
meest -verstokte mopperaars, die- den
verwaarloosden en vernielden boel
van webeer een natuurwond gelief dien
te noemen.
J. STURING.
VRAGENBUS.
Aan Mej. v. D. te H. »U moet met
het verplanten van uwe geraniun^s
nog eenigen tijd wachten. Het beste
doet u dan wat goede bladaarde bij
den een of anderen bloemist te koo
pen en de planten te verpotten. De
oude wortels als een dik vilt langs
den kant van den pot moeten worden
verwijderd, evenals de oude aarde.
De oude planten snijdt men tevens
flink in én als men deze operatie be
gin Ma-art uitvoert," dan -hebben d'e
planten zich -met Mei reeds voldoende
hersteld.
J. STURING.
Pelle leeft en heeft 't goed
Door
HANS AANRUD.
Den steilen heuvel af, Langs den
dorpsweg naar Stenseth, kwamen
drie mannen aangestapt. Zij hadden
•ransel® op den rug «u droegen eene
sooitt vaai uniform, die echter zoo ge
havend en bestoven wast dat men
niet meer kon zien, waaruit zij ge-
maakt was.
Twee gingen voorop. Die waren
jong en hadden baardelooze gezichten
en lang glad haar, dut hij den
eenen heel witblond was. De derde,
die achterliep, was ouder en donker
der, droeg kort haar en een grooten
snorrebaa-rd, had een lang© sabel op
zijde en een pistool in den gordel.
Den linkerarm droeg hij in een ver
band.
Toen het drietal- de hoeve naderde,
sprong de oudere man vooruit, maak
te het hek open trotk de sabel en
marcheerde in stramme houding tot
midden op het erf. Hier komman-
tieerde hij halt, dat het zoo daverde,
wierp een grimmigen blik achter zich
en ontmoette twee paar schuchtere
oogen, die bedeesd tusschen de ge
bouwen rondkeken.
Il-et was juist óp het micMag-schaft-
het zonnewaas tusschen de véle" oudé
huizen hing een fijne geur van vers-ch
gedroogd- hooi.
Nu moe.t ik vooraf z-cggén, diat dlit
alles gebeurde vóór ongeveer hon
derd jaren. Waarschijnlijk aag het er-
dus in die streek cenigszins aniders
uit, dan nu. De rivier stroomde dos-
tijijs .even breed en blank door het
dal als heden; maar de gladde straat
weg was er toen nog niet, enkel
een smal pad, dat berg op berg af
van de eene hoeve naar de andere
liep, met hekken'aan in- en uitgang.
Het oude hoofdgebouw op Stenseth
staat ook nu nog even muurvast als
honderd jaar geleden; maar er is
eien nieuw, witgekalkt woonhuis bij
gebouwd, en de stallen en schuren,
die destijds alle op zichzelf stonden,
zijn onder één dak vereenigd. Korb
om, het ganse he gedoe is opgeknapt
en wat mem noemt gemoderniseerd'.
Op het oogenblik, dat he; drietai
zoo halt maakte, begon er een "hond
binnen in de gang te bLaffen, en het
lkoofd van een jongen kwam om de
half open deur van de ho-utschuur te
voorschijn gluren. Het verdween ech
ter wéér, zóó gauw, alsof het zich
had gebrand.
Dat hoofd was van Per, den zoon
van den boer op Stenseth. Hij was
elf jaar oud.
Er bestond overigens wel reden
•toe, dat Per zijn hoofd zoo gauw
weêr terugtrok. Hij had namelijk dórt
bezoek verwacht, maar eerst over
eenige dagm en inderdaad o«p een
heal anidere manier,
Eene week geledon was er van den
genoraal-kw artiermeester denzelf
den., die in den vorigen horfst met
zijn gevolg .eens op Stenseth in
nachtkwartier gelegen- had een ijl
bode in het dal gekomen, met het bo-
vel aan den boer, om zich gereed te
houden tot het inkwartieren vam
Zweedsche krijgsgevangenen. Aan,
anderen was hevel gegeven tot het
leveren van proviand aan het leger.
Naar Stenseth- zouden krijgsgevange
nen komen, omdat Stenseth vroeger
reedis «een paard, en andere benoo-
digdibeden opgebracht had.
De bode had ook brieven medege
bracht v-an hen. die bij het Leger
waren. Onder dezen was ook Per's
oc-m. Hij schreef dat hét hem goed
ging. Met Zweden was hij tot dusver
nog niet slaags geweestmaar de
mondkost weid schraal. Onlangs
hadden zij, 'twintig man sterk, op
veldwacht gestaan, drie dagen en
nachten aan één stuk, on den laat
ste n dag hadden zij geen brok eten
onder den neus gezien. Daarop had
den zij elk een paar maten haver
gekregen. Die hadden zij met groote
steenen wat (klein gewreven, een
fijnmalen was het nu juist ndet go-
weest, en het meel Itaddeai zij met
water tot een paar groote klompen
bijeengekneed, daarna vuur aange
maakt en die klompen er op gelegd.
Maar zij hadden enkel den reuk er
van genotenwant op hetzelfde
oogenblik was or alarm geblazen
en tijen zij terug kwamien, was het
heele baksel verkoold geweest.
Toen Per's vader dit gelezen had,
krabde hij ziich achter het oor en liep
een poosje in gedachten heen en
weer. Daarop zeide hij plotseling
„Zij deugen tot niete, aLs zij honger,
moeten lijden''.
En vervolgens gingen hij en moe
der in den kelder en pakten allerlei
eetwTa-rai op een paard. Hij wilde
daarmee oostwaarts naar de grens
trekken, opdat de meryschen uit zijnd
gemeente zich ten minste eens be
hoorlijk den buik vol zouden kunnen
eten. Hei paard wilde hij aan den
generaal-kwartiermeester laten, zeade
hij, want die had hem den vorigemi
herfst gezegd, dat er ook giebrek aan
paarden was.
Den volgenden dag' was er veel ge
praat over de Zweden, die naar Sten
seth zoudien komen hoe "afschuwe
lijk en gevaarlijk die waren, en hoe
niet meer alleen in den zomerstai ie
slapen. En met al zijn vragen kon
Per -niet uiit zijne moeder krijgen,
wat. er mi eigenlijk met dlie kerels
begonnen inoes-t wordenof hij em
Knut Schmied, de veeknecht, hen in,
de houtschuur sluiten en met. Knut's
buks neerschieten zouden, zooals het
in den ouden tijd met de Schotten
was gebeurd, dan wél, of zij hen
buiten aan een boom zouden binden
en eenvoudig laten verhongeren-.
Knut geloofde namelijk, dat zij met
op d-en rug geknevelde handen eni
groote ijzeren hooien aan de voeten,
zouden aankomenen hij nam zich
voor, aan de houtschuur eene deur
met e'en stevigen grendel te maken,
IZGodat die kerels niet zouden kunnen
probeeren -te ontsnappen. Veiligheids
halve. ook had hij zijn eigen en Per's
1 hakbijl geslepen en een vobsrnklom
geolied, om die buiten voor de deur
ie plaatsen, wanneer hij en Per de
wacht hielden.
Maar, kijk daar waren zij nu
reeds en niet eens in boeien En
Per stond in de open houtschuur en
kon niet eens meer in het hui» ko
men Gelukkig was er onder den
eenen muur van de schuur oen gat,
juist groot genoeg dat hij or nog door
heen kon kruipen
Hij pakte zijn bijl, kroop naar bui
ten en vluchtte ijlings naar eene
andere schuur, waar een grendel op
de deur was. Hier bleef hij staan emi
hield door een gat in de deur uit
kijk.
De drie waren nog blijven staan,
waar zij halt gemaakt hadden. Per
zag hoe er in het buis eene algemee-
ne opschudding ontstond. De meiden
keken uit de vensters en deinsden
verschrikt terug; eai ginds gluurden
Naar het DultscY.
12).
De oude vrouw, die hem bediende,
bracht ihein een «stuik la-m-svléeech en
een glas bier; hij at en dronk, ver-
(kle-eiddei rzacih vlug en snélde bo'o ver
genoegd, heen, of hij naar een feest
®ing.
Ben ik niet een even groote
dwaas als Gottfried? vroeg hij zich
zelf af. Neen, want ik weet ten minste,
iets van mijn godin af, ooik interes
seer ik mij alleen maar voor h-aar,
van liefde is bij mij geen sprake.
Hij trok -krachtig aan den ijzeren
ring hoorde den schrillen klank van-
de be-1 en spoedig daarop de lompe
stappen der oude vrouw, die kswam
oni de deur voor hem te openen.
-- Dr. Rolling, zei de oude vrouw,
den ,arts naar de woonkamer voor
gaande.
Wilburg zat bij den haaTd, zijne
kleindochter met een handwerk be
zig tegenover hem.
Het verheugt mij, dat u zoo vlug
aa.ii mijn verzoek gevolg geeft, dok
ter, zei de oud© .man tot den arte.
Ik heb, zooals van zelf spreekt,
niet langer 'gewacht met hile-r «te ko
men dan noodzakelijk was. U zou mij
zeer veel genoegen doen,, als u mijn
diensten als arts eenvoudig als
vri,enid'scha,psdiiensteai beschouwen
wilt. Op uw ja.re-n heeft de niensch
telkens het bezoek van een artls noo-
dig. Wieos zoo vriendelijk mij als uw
vriend zoowel als uw medicus itebe-
sc'houswein, opdat -ik u altijd, als heit
n-oodig mocht zijn, «kan bezoeken, zon
der dia1', er oo't van een honorarium
tussclven ons sprake is.
De oude man kéék Rolling door
dringend aan.
- - Ik heb geen recht op uw groot
moedigheid, zei hij, niet eens het
recht van dien hollen klank, dien de
wereld vriendschap noemt. U heeft
niets van mij tc verwachten. Mijn
testament, dat een bestemming geeft
aan mijn verzamelingen, hét eenige,
wat ik te vermaken heb, Ls al sinds
tien jaar in orde, en niets zou mij
kunnen bewegen het te veranderen, al
was het maar om iemand een legaat
var vijf pond te vermaken. U ziet
dus. dat er niets bij Ce winnen is,
door goed te zijn tegenover mij.
- - Grootvader vermaande Lucie
met haar zachte, ernstige stem.
Het spijt mij, dat u mij zulke
lage drijfveeren toeschrijft, ik behoef
er geen geheim van te maken, wat
de ware reden is, waarom ik u mijn
d-'ensten aanbied zonder daarvoor
vergelding te willen ontvangen. Er is
bier in dL'it stadskwartier geen- enkele,
familie, waarbij ik van de beslomme
ringen en moeiten van den dag
graag dikwijls een avond zou uitrus
ten Nadat ik mijn dagelijksc'hc be-
roenshezigheden vervuld heb, houd' ik
mij meestal met -ernstige sin-die of
met -mijn viool bezig. Over liet. alge
meen bevalt die levenswijze mij wel,
uil een nu en dan voel ik mij bijzon
der eenzaam. Staat u mij toe zoo nu
en dan hier eenige uren door te bren
gen misbruik zal ik van uwe toe
stemming niet maken en tegelijk
ecu oogje houden op uw gezondheids
toestand.
- - Wat u daar zegt, klinkt goed en
mooi, maar hei verbaast mij toch
niet. Waarschijnlijk denkt u aan
mijn kleindochter en beschouwt haar
aïi iemand, die veel geld te wachten
heeft. Baar geld bezit ik niet en in
de waarde van mijn verzamelingen
vergil* ik mij misschien. In elk geval
doei, u verstandig Lucie als reeds ver
zegd te besohouwen-
- Grootvader herhaalde het mees
je met iets verwijtends in haar stem,
terwijl een hooge blos haar wangen
kleunde.
- Het is altijd het beste om open
hartig en zender omwegen te zeggen,
wat men denkt, kind.
U -wil in mij juist een man zien,
die met hebzuchtige plannen 'hier
komt, mij.nlheer Wilburg, zeide Dr.
Rolling, opstaande. Onder deze- ojm-
,slo ndligheden Ls het maar beter, dat-
ik bceinga. Er zijn genoeg artsen
hier in de buurt, die u gaarne van-
dienst zulten zijn-.
IIo, ho-, niet zoo haastig, dekter,
verzocht Wilburg. Het was li eel em aal
mijn bedoeling niiet u te béleedigeu.
Ik hield het voor mij'n plicht u te zeg
gen, onder welke voorwaarde ik uw
aanbod aanneem. U weet nu, dat ilk
geen gjeld heb na te latenas u in
weerwil daarvan toch van plan m-ij
zonder eenige schadeloosstelling uw
medische hullp te verleenen, eh
weh-scht u toch zoo nu en dian een
avond bij ons door te brengen?
Ja, mijnheer Wilburg.
Goed, dit 'huis staat van heden
af voor u open. Als iets- in onze le
venswijze u vreemd toeschijnt, breek
u daarover het hoofd niet. Eens zal
u alles te weten konten. Wees intus-
sclren voor Lucie, een broeder, en als
u kunt voor mij een zoon. Ik heb u
al gezegd, dat uw stem en gelaat mij
bevallen, ik ga nog verder en voeg
er bij, dat uw getheele persoon mij
bevalt.
-- Vriendelijk dank voor uw wel
willende woorden. Nu wij het op zoo
vriendschappelijk© wijze eens zijn gé
wordén, mag i'k zeker wel aan mijn
onderzoek -als arts beginnen.
-- Vandaag niot. Komt u liever
morgen -terug, als u> tijd hoeft. Van
oogenblikkelijk gevaar is bij mij nog
geen sprake. Ik voel -alleen, diait de
roderen- van mijn mechanisme moei
lijker beg-Lluien te loop en. Laten wij
dezen avond geheel aan. onze nieuwe
vriendschap wijden.
-• Met genoegen. Ik zal morgen
ochtend -te (tien uiur bij u zijn.
Het iwias Dr. Rolling oen bij'zonder
aangename gewaarwording in dezen
tooveikring opgenomen te zijn. Mis
schien was het geheimzinnige waas,
dat Lucie voor hem zoo bijzonder
aantrekkelijk maakte, zoodat zijn ge
dachten zich voortdurend met haar
bezighielden.
Geef ons een kopje thee, kind,
zeide Wilburg to't zijn kleindochter,
en Lucie haastte 'zich aan dfiien wensch
gevolg te geven.
De oude man praatte levendig en
ongedwongen, vertelde van zijn moei
lijkheden om een bestaan, te schep
pen, van zijn geestdrift voor de kunst,
maar geen w-oord over zijm huiselijk
leven.
Dr. Rolling dacht aan den verstoe
ten zoon, dio zijn vader niet meer
waard wa® dan een dier uitgesneden
figuren aan zijn ledikant. Wat had
die zoon misdreven?
U sprak zooeven over uw viool,
dokter, zei Lucie, nadat er ©en pauze
in heit gesprek was gekomen. Ik mag
zoo graag viool hooren spelen.
--Werkelijk? zei Dr. Rolling ver
rukt. Dan zal ik haai' den volgenden
keer meebrengen en
--Neen, neen, doe dat niet. viel
Wilburg hem in de rede. Als 'k u
hoorde vioolspelen, zou ik minder
vertrouwen in uw kennis als arts
krijgen.
O, in dat ge-vaL zal ik u natuur
lijk niet met mijn muziek lastig val
len. Ik hoopte alleen met mijn viool
spel juffrouw Lucie wat gnnot te kun
nen verschaffer*
- Ja, ja, Lucie houdt van alles,
w-aar ik een tegenzin in heb. Nu als
jeblieft geen tranen, kind, je weet,
dat ik daarvan meer dan van iets
ander? een afkeer heb.
Dr. Rolling kwam tusschenbenden
door van zijn jeugd te vertellen, en
leiddfe daardoor de aandacht van
Lucie af.
Om bij den oude-n man hot gewon
nen terrein met weer te< verliezen,
nam hij heel spoedig afscheid.
HOOFDSTUK IV.
Den volgenden morgen om tien
uur Mond Dr. Rolling weer voor da
zware ijzeren poort en een paar mi
nuten later in de woonkamer van
Dankmar Wilburg.
(Wordt vervolgd).