Knut Scbmied en die stalknieoWta uit de knechten-kameren een stak Or een -arm uit en raapte een bijl op, die daar lag; en daarop word de deur dichtgesmeten, alsof de baarlijke dui vel los was. Het duunde zoo eene heele poos, en Per stond met ingehouden adeon te wachten op de dingen, dite komen zouden- Eindelijk zag hij zijne moeder op de stoep komen. heel alleen IEn zag hij goed? had zij niet haar Zondaigscthe muts op, niet alsof zij voorname gasten te ontvangen en in hal huis te noodigan had?Daar ging zij. langzaam naar het drietal toe, en Per hoorde haar zeggen „De boer is niet thuis. Ik hen de wouw." De kerel die halt gekoramandleerd had. groette met de sabel en haalde een papier te voorschijn. Beviel van den genar a-al-k wartti-e nn-eester, oim voor twiee krijgsgevangenen- kwar tier in te ruimen en hunne behoorlij ke aflevering te betuigen. „Ja", aedde de boerin, „dat is zijn régel- Ik zal mijn naamteeken -er on dier zebten." De snorrebaard draaide zich ml naar de andere twee om en snauwde, terwijl hij de sabel opstak „Van nu af hebben jullï'e de vTouiwt hier tie gehoorzamen, -en degenen, die zij, over je zetten zal." De moeder ging nu naar het twee tal toe en gaf e.lk hunner de hand, waarbij zij zei de „Welkom op StenisetihEn ver der „Komt nu binnen en eet wat. Je zult wel nioè en hongerig zijn 1" De beidfe jonge -kemels keken alsof zij het in Keulen hoonden donderen. Maar Per zag dat den éénie^den wit blonde, de tranen over de wangen rolden. De man met de Isabel moest hun eerst, no-g toespreken, vóór zij eindelijk -begrepen, dlat zij- raeê in hei hui-s mochten komen. Zoodra zij er goed en- wel btanem waren, kwam Pe-r uit de schuur aan geslopen, en Kn-ut Schmiied en- de paaindenJknecht kwamen desgelijks uit de knechtenkamer. Zij droegen nog steeds hunne bijlen-, liepen op de tee- ncn en praatten -heel zacht. Knuit begreep er geen steek van. Eu'ltoe lull in biet 'huis te nood'en, alsof het voorname gasten- waren I De ééne, met de sabel, wals een Noor en. bovendien sergeant- Dait was w-at an ders. Maar die twee ZwedenDe bc-erin wist blijkbaar heelemaal niet wat zij deedDat kon gevaarlijk Worden. Er moest, in elk geval bij de deur worden gewaakt. Zoo aan stonds zou er wel bev-el komen oim «aan -te nukken en de torels t'e pak ken en te knevelen. Ook buiten op het erf werd de zaak levendig besproken, en de verbazing: /w.erd al groo-ter en gjroo-ter, naar ge lang de meiden in en uit liepen en ■vertelden. Toen zij bang waren gier weeet oim binnen te komen en dia taf el' te daklken, had moeder Stense-th tolt baar gezegd „Jullie domme ganzen! Dat zijn toch net zoo goed mensehen als wij." En wat de boerin voor hen- had op- fiedischtHet bieste in het huis En wat die aten ook die sergeant alsof zij -in geen acht dagle-n een brok over hunne lippen hadden g,e- Toen er -echter eene naar fruiten ikwain en vertelde, dat de boerin- bo ven in die slaapkamer voor ben bed den had laten spreiden en hun schoon ondergoed van haren man ge geven had en tot hen had gezegd, dat zij naar boven konden gaan en zo/o long slapen ais zij lust hadden, Hoen werd Kn-ut Schmiad zóó woe- idend, dat. hij zijn bijl neersmeet en' vierkant het erf verliet. "Voor Per was het een- lange dag. •Van d,e twee Zweden kreeg hij niets meer te zien. Laat in den avond ech ter stond dé sergeant op, redeneerde lang miert, de boerin en trók toen af, om over e eni ge dagen op dien terug weg noig -eens aan te -komlen. Per moest dus nu zelf gaan slapen, «onder met zijn bijl aefcs te hebben uitgericht. Het was ook ongelooflijk, wat die kerels ©lap-en konden-Ala zij maar niet er op lo'erdien om het heele huishouden te vermoorden, en dan het hazenpad te kieizen.Mluar moeder verzekerde heem, dat dinar geen gevaar voor was. Hij kreeg du» niet eens verlof om Kn-ut te halenen 's nachts op te blijven. Voor alle ze kerheid echter nam hij zijn bijl mee naar bed. Toen hij den volgenden ochtend ontwaakte, hoorde hij buiten i-eimiandi neuriën iïn. eene taal, die hij wiet verstond. Hij keek naar buiten. •Daar stond de ééne Zweed, de grootste van de twee, die« niet zoo héél witbLond was, in- witte hemd»-: mouwen vaders hemd en haal de voor de was-chmeid water udit dierr put. Hij zon-g zijn deuntje- en de meid lachte er bij 1 Per kleedde zich ganw aan, nam Ide bijl 011 ging de trap af. De Zweed kwam naar hem toe. grotette heel be leefd en vroeg of hij de zoon des-hui zes was. Hij praatte zóó da-uk, dat Per niet wist wait er alles op- te ant woorden. Eindelijk, vroeg hern, de Zweed, of hij hem niet een bijl be zorgen kon, .wan-t hij wilde gaarne wat hout hakken, oirn tóch ïefs terug te doen voor het „koluiss)aal goede eten", d'at die boerin en h'aar zoon hern opschepten. Per vond dit wiel wat bedbnike-liijk ja, gevaarlijk zelfs. Maar hij' wil de niet doen alsof hij bang was. „Je -kunt voorloopig déze haler no ■neen", zeide hij, -en gaf den, man zijn bijl. De Zweed dankte, draaide zich om en ging naar de hou 1801101111. Per sloop hem na en, beek naar binnen, en, waarachtig, dlie kon bout hakken zoo goed' alls de beste Per (kwam nu al nader. en dé Zweed lachte en babbelde- en vertel de, en het dlnurde niet langer dan tot het ontbijt, of Per wias er van over tuigd, dat er in Zweden met zoo goe de meuschen waren aks in Noorwe gen in elk geval niet zoo onderhou dend. Hij begon nu naar den ondieren krijgsgevangene uit te -kijken, den wiitblomd-e. Die-zat hu tien op helt heu veltje achter het erf, om-et die eilloboo'- gen op de knieën, en bet gericht o-p de handen, en staa-rde over de rivier. Zoo had hij den ganechen dag al ge zeten. En zoo zat hij ook verder nog vele da-gen. Hij kwam aitoota stil naar binnen, wanneer hij aan liet eten geroepen werd, sprak geen woord en ging evenzoo »til wéér naar buiten. Berst trachtten de .anderen methem een praatje aan te knoopten maar hij deed dan alsof hij er niets van hoorde. Dus lieten, -ze hem verder on gemoeid. De andeire, die, naar zij al spoedig te weten kwamlem, Kalle heette, was al heel gauw met iedereem goede maaltje©, en met hem hadden-ze -aldoor pret en vroolijikheid. Maar ook hij liet ri-cih mot zijnen kamienaad niet verder in. „Die- PeLte is altoos met h-et ver keerde been uit bèd gestapt", zied de hij, Hoe meer tijd er nu overheen «ging, des te meer dacht P-er over Pelle na. Dikwijls -zocht hij in diens nabijheid, werk op en kwam zoo zoetjesaan- in zijne buurt. En op zekeren dag kwam hij- heim zóó na-, dat hij kon zien, hoe Pelle aait. te wieenen. Toen vatte hij moed en- vroeg „Zeg -eens waarom huil je zoo?" Pelle keek op. „Oandat ik niet schrijven kan en ook geen boodschap sturen." Pelle had namelijk heimwee zóó schrikkelijk, dat hij heel niet aan iels au-dlers denken kon-. Het was heem ih- teens op het lijf gevallen, juist toen hij de hoeve be-treden en den ho-od- geur geroken had-, niet als bij' hom Jjhvis. Zoolang hij te velde gestaan en zooveel gebrek geileden had, was liet niet zoo erg m-et he-m geweest. 'Maar to-ein had hij ook telken©, wan neer een van de kameraden naar hui s- -ging, aan zijne mcied'er een- stuik hiou* -kunnen aenden, waarin hij een kruis gesneden had:. Da-t kruis batieekende „Pelle leeft en heeft 't go<ed." Nu ech ter moest zijne moedor, dite thuis met een hoop jonge kinderen opge scheept zat en honger te-ad, wel den ken dat hij dood was em nooit meer zou terug komen. Dit greep Per verbatend in zijn lila-rit. Nog nooit tevoren wias hem in gevallen, dat een Zweed. ooik een,e moeder en een thuis kan hebben, niet als hij zelf. „Ik kan schrijven", zed de hij.. Hij ging in he-t huis, vertelde aan rijnie moeder de g.ansche ge-sóhdiedénp-s en verklaa-rde- dat hij schrijven wou. Zijn móeder vond- dit vergeef scha móei-tewant het zou wél eene on- m-cigelijkliieid blijken, in dezen oor logstijd. een brief heel den langen weg naar Zweden te do.en gaan. Niettemin Tiep zij Pelle bij zich in dé kamer en praatte l:ang met hem -alleen. Per zag dat, 'h-are oogon glin sterden, toen eindelijk dit gesprek, af- geloopeni was. Zij zeide hem, dat- hij toch wel schrijven kon, a-l-s hij wilde. Misschien zou de brief toch w-el' be zorgd 'kun-n-en worden. Daarop gelukte liet hem inderdaad de volgende woorden op een stuk pa pier- te saneren „Pél-Ie leeft en heeft 't goed." -Qp den 'buitenkant schreef hij- zoo eenigarm-ate leesbaar het 'adires waar die hrief 'heen moest, en moeder Sten- sath zette haar naarnteaken ar op. Toen de sengeanitT'die die krij-g^ge- vanigenen gebi'acht had, weer iberug- kiwiaim, gaf -die boerin hem. den- brief mee en verzocht hom^dienaan-^^n nani, hem haar naaimiteeken te toornen hetze-lMe dat- -mdortijki onder de quitantie stond - n in handen van een Zweedsohen officier te doen kom-en. Van dien- dug af hoorden- rij Pelile somwijlen zingen, en van nu af be gon hij ook aan het werk o-p de boer derij deed tie nem-en. De zomer ging o-p Sbesniseth- zijin ge wonen gang. De boer was reeds sinds langen tijld weer, tfyu-isgetoomen, en IKmit Schmiied had, daar de beide Zweden zoo Üiard wenkten-, weken üianiig o-mdigaliuiaidl en met die handen over eJltoaair kimmen ziften. Later in den herfst kwam de bood schap, -dat er een vvapenisbiilisfanid wias gesloten en dat de -gevangenen zou den uiitlgewóissalid worden. Spoedig dus ikon men den- sergeant verwachten-, idiiie de beide Zweden zou konten- ha len. Daar was (het alsof iKartflie «n Pelile opeens hunne -ro-liLen badder» omge ruild. PeliDe wand! zoo vrool'ijk, -dat. hij den gamschen dag laohte. Daarente gen Met Kalle zijin hoofd hangen en aong geen- enike-l deun-tje mee-r. -Op een- goeden morgen kwam hij met hoer Stenseöh -spraken. Hiji wias het met de iwaschmieöid één© -geworden -zeilde hi|, en vroeg of bij; miociht blij ven. Wel' zeker! Maar Wij- wa-s nu een maal krijgsgevangene en m-oest dus •uifgdteverd wordóru.Of da-air dan (geen mouiw aan te passen was?... Nlu, na veel vijven, en- zessen was het ein de van hert. lied, dat- Kalle trouwde -mót de waschmókT en als vaste knedht op -de Sitensetlhhloeve gebleven is. Pelle daarentegen marchteehde mleit -dien sergeant naar de grens, en toen hij het hek hit gimjg, dien weg op, laclhte ïiij zoo, da-t wijn -mond op-en- isJtlondi van Itet eene o-o-r fat. het an- d!ere. Vele jaren later kwam er op een avond.: in het voorjaar een- pa-ardien- koo-per u-Lt. hert b-uiteniia-nd op de Sten- sethihoeve aan. Bij- was, 2x0:0 vertelde hij), qi) de GmimseteriimJarnM, geweest en h-adl paarden verlüodhit niaa.r Ziwie- dJen. Daar Ih-ij! -zijin- gauMdhen- troep opeens van de hand gezet had, moest hij met de paarden rn-eegaan en ze op eene pta-atls in de nabijheid) van Fa lun aflevierem Hij- bracht een won- dorl'ijlken- groet meq teiruig. O'p- een avond hiaddm zij: in een, -gehucht rust galuo-uden,, en toen was er eene oudie vrouw gekomen -en had gevra-agd of er ondier hen a-ltemiet ook een Noor was. Toen zij daarop een -bevesfliigenid ■antwoord kneeig, had zij dJeu man 1mee in haar bruis genomen- en- item gevraagd of hij -ook eene. hoeve met -name Stenseth lcendie, en of die boerin daar n-og in- lieven was. Oofk da-arop klonk hert antwoord: ja. Nu nam zij' eene J-ijisrt van, den wand, en daarin was aóhrtier glas een- papier, wia'anop stond: Pelle leeft en heeft "It goed'. Bh d-aania had zij gezegd: „Nu wil ik j-e verzoeken, de vrouw van mij te groeten, en ook den Mei- non, jongen, en hun te -zeggen dart Pelle leeft en 't goedbeeft, en dat he-t eene Ziwieedsciue vrouw is, die dlit zegt. Dan zullen ze de boodschap wel begrijpen. Den kleinen jongen, Per Stenseth, heb ilk zelf gekend. Hij' was tachtig jaar oud en las nog zonder bril. Op de bank voor het nieuwe witte huis heeft hij zelf mij1 deze -geschiedenis verteld'. Tantes geheim. In anijn herinnering leeft nog- een figuur uit mijn- jeugd tante- Sybdlle-, -een ouidle vrij-ster-, dochter van een organistt, een bescheiden wezentje, dis bij- liet kleine exfdleel het hoog noodig.e voor haar onderhoud tracht te te verdienen met 'rt houden van een bewaarschooltje'. I'k zi e ha ar -nog in eau crinolin-e-rok en oen- grooten hoed met b-lioemen, op, een s-jaal om de smalle schouders -geworpen, steeds een vri-endertijk glirn-la-chje op de lippen. Zij sprak noodt veel, wist op dien rechten tijd heen -t'e gaan en w:as daarom etetne welkome gajst bij verse hilénidle fa- ndliesi. Ik was li.aar lievelingsneefze had, mij p-i-ainiospelleu ge'teeird, en wij voeird-en samen dikwijl© de quartre- imains van» baar. vader -uil. Soms las ik haar een door mij gemaakt versje Voor en dan, noemde- ze anij een dich ter. Zoo was het dus „de kunst", die on© verbond en ik ging bijna dage lijks ma. schooltijd maar ha-ar toe. Haar ouiderwietsehe wo-ming had geen geheim voor mij'slechts één deua- hield zij zorgvuldig gesloten en als vroeg: „W-art heeft u in d,alt kamer tje praatte zij -er vlug overheen. Doch daarmee wias mijn nieuwsgie righeid niet bed-w-ongen. Ik plaagdie ha-ar, noein-d'e haar -eeai vrouwelijke Blauwbaard ik -dreigde- eindelijk, dat ik nd-et meer zou komen spelen. O, jongen-, zoo leelïjk zal j-e. niet dolen, aeii zo. Maar zie zóu 't ondórvinJdlein:. Drie dagen blle,ef i'k weg, den vd-erd-en- ech ter zaten we alweer -bij él-kaan-. Ik er gerde mij o-ver mijn toegevendheid, en. begon- opnieuw te vragen, en te dringen. Tante Sybille liet zi-chi miert verbidl- de-n. De dieur bleef gesloten. Maar toen ik bij/zonder heftig begon storm te loopen tegen haar geheim., sprak zij Ieder mensch liieeft. zijne grihe-n, .nd-etwaar En vooral tedere- oude juf f rouw. Kijk eens, miijn- jonigien, ito heb geen hond, geen kat, zelfs gelen toanari-o. Laat, mij d-at ge-noagen- van dat, geheimpje. Kwaad- steekt er niet in. "Nu, aan kwaad dachit ik geen oogenhlifk, doe-h mijn '-speurzin, demp te zij niet met hare woorden. Ik lag op da loe-r en nam mijn oude vrien din -nauwkeurig waar. Toen vielen allcriied dingen mij op. ,™Z, lucht, ging ook dikwijls maar be grafenissen verder toonde zij- gxoote voorliefde voor winkels, waar oude M-aereu te «koop waren. Ten slotte- trok het miijn- aandacht, dat de besteller Christen-san dikwijls- bij avond met een doos naar haar toe g-iing en ook weer' met die -doos het hud-s verliet. Wat bra-chrt d-ie nvan Eens wachtte ik hem o-p en ging met hem mee naar binnenom hen te varrassen. Maar tan-te zei enk-el Zet. dlie doos maar n-óer en kom ze morgen- terug ha-ten-. Ito motet den 'hoed eerst passen-. Bast,, juffrouw, zei Cihrislenken, en lachte- wij-s tegen miij-. Een hoied, tante v-roeg ik. Ja,, -mag een oude juffer zich ook niet meer ra-ooi -ma,toen;? Haar scherts klonk gedvomgten. Laat een-s kijitoen-, zei ito, en- wil de die doos- -grijpen. Doch zij vieerde mij af. Daim-eszuken blijven damesza ken Daarmee hebben jiomgcihieiertj.es mi-ets te maken-. Het geheim bleef geheimtot tante zichzelf verraadde. Besteller Cirristenisen kwam te sterven, en--tan te -trok zich- d-at zee-r aan-. Hij heeft mij zoo dffikwij'ls g.ehol- inen, ik 'kon op hem vertrouwen- zuchrtte zij. Er zijn- toch meer besitelleafs Doch tante Sybille- schudde enikel haar- hoofd. Het is zoo akelig, als men nie mand heeft, op weien m,en zich geheel kan verlaten. Heeft u mij dan miert? J-a, mi-s-sehien heib je gelijk. Ito h-eb mij- -tenminste nog nooit in j.oiu vergist.. Maar ieanla-nd geheel te- ver- trouwen- Ik voelde mij eerlijk glekVenikit. Zooveel -als ChrM.ensen bear ik toch oók waard. Jij bent nog zoo jong! Het geheim wi-lldle er unit. Voorzich tig verkennend gting tante- voort Zou jij iets voor mij willen do en Graag, tante-. Neen, blijf zitten-, zoo gauw- gaat bat niiet. Ik heb iets .gezien, in dé Frteschie sitmat. O, -bij den u-iltdraigor Tante knikte en- fluisrte-rdte I(k helb daar.... een.... hóed ge zien. Koopt u ufwle- hoeden bij uitdra gers, tante Daar zi-en ze toch niet naar uit. 't Is ge-en- hoed- voor mijik bedoek... och alisi Christensen nog leefdie-Die begreep -alles zoo. Wat voor hoed, tante? Ik zal probeeren, of -ito niet even knap ben als Christensen. Een-.... een.... Haar gezicht wórd vuurroodae verborg het in de handen. Ja, tante, als u- 't niet zegt, kan ik u- ïvieit helpen-. En iik d.'eod, of de zaak mij ve-rdeir koud ltet. Ta-nte 'streed eien groorten strijd, hert, d'uurdle laing oer ze sprak. 't Is icen hooge hee-renhoed, jon gen Maar tante U walt- t'och natelt) met ©en- kaoh-elpijp gaan lo-o-pen Zij adiean.de met ano'eite, streed eeai- laartsten strijd en verzamelde einde lijk al haar krachten. Ikik verzamel ze. Wat? öudie ho-o-ge hoeden.... Veubazd-ng maakte- m-ij niet sprake loos, -i-nrtegi&ndieelik gaf 1-urtd'e m-ijn vexwoudeanng te toemnien. U verzaunelt 'hooge hoeden. Och-, nu zul je mij zelker uit lach an, niet? zei th-anrte, hiu-i-lterig. Uiltl-aclien. Neen, daartoe -is hert geval te emsti-g, sprak ik wij®. Wat doet u -er mee Ndlert©; 't is enkel voor p-MEfiar. Dat zegt elke verzamelaar, die zijne jnande heeft.. Hoe ben-t u op hért i-dée geko men? Ik wetet het eigenlijk niet. Maiar het kan Zijn.... Ik heb vroeger eens een heer gekend, die aan de Opera wias-. Hij- droeg altijd hoo'ge- hoedleai. Wij waren bijna vrienden. Maar hij i(s la-ter vertrokken, ver weg*,.. Met deze weinige woorden open baarde de oude vrijster mij de te- léur-gesteildie- liefde, harer jeugdL SeiderU vervolgde zij aanzeilend, moest ik ad-tijd. aan 'hem denton, a,ls -ik zulito' hoeden zag.... Zij bloo-si- d'e Ik heb er een gekocht en- later nog e.en, en omdat nieuwe mij te duur waren, kocht ik oude hoe den- Eindelijk dacht i'k daarbij nau welijks meer aan mijn vriend, enkel aan de ho-eden. zelf. Om nieuwe gaf ik nietma ar de ouden-En- Clhris- t-enseni bra-chrt ze mij altijd in zijn doos Zoo ver had. zij gebiecht. Maar nu beving haar een hevige angst. Als je mij verraadt.... Ik stelde haai- genist eai dacht na. Waarom zo-u tanrte Sybille geen- oudle hoede-ni miogen verzamelen,? Zoo goed! als een/ ahd&r geld uitgaf voor oude meubels of schilderijen E-an hoed! ïs toch ook kunstwerk. Ik kreeg waar lijk lust, zelf e-on ve-raamalin-g van- cylhrdeits aan te leggen. Tarnt e keek mij nog altijd bevreesd 8 an.-. Nilétw-aar, jij zu'lrt biet weten to waardeenen, dat ik je .mijn gehei'm to-everrtrouw Nu j-a-.... maar zie een©als- Christerusen n-og leefde, zoui ilk van uw liefhebberij nooit iets vernomen hebben. Om mijnentwil noemt u mij niet in vertrouwen. U geneert u, een voudig om zelf de mooie oude kachel pijpen te gaan Icoopen, -en nu moet ik in plaats van Chri-gtensen gaan, Is 't niet zoo? Roerend' was hert te zién, hóe tante Siibylle hulpeloos 't hoofd booTg. Ja, zoo is 'i. Als jij zoo goed),wal de zijn N-u begrijp ik ook, wat u. in dlart Rlauwbaardkamertje bewiaart en nu moet ito zc zien ook. Tante kon ni'et weigeren. Een- zegevierend gee'oei doortrilde mij, ito en1 zij d;en sleutel -in het stot omdraaide. En toen ja, tóen zag ik, w-atnielt velen zullen gezien hebbeai; een al lerwonderlijkst kabinet van hoog-e doppen, in de m-eest vari-earende vor men en, alle mogelijke graden van verval. Langs de wanden, dier kamer op prijkten- ze; heed on gedeukt, hoog en laag, breed e,n smal gerand, ruw of glad, glanzend of dof zelfs een bruine, een grijze en t-wee witte wa ren er bij, arisLobra-ten onder de ple bejers Tante Sybille wierp mij smeekend-e blikken toe. 't Was echter miert, moo- dlitg, ik- lachte niet; de zaak overweil- d-igdte. on,iji; ze was- t.e vreemd, -te nieuw, te verrassend. Men mag zeg gen wat men wil ik zag met eer bied van dan een en hoed naa.r den and-eren. Ik nam er -een van de pl'nnik om. hem- nader te beschouwen. Tus- scben voeringleder en bol ontdekte ik -een briefj e, waa.ro-p stond-, wanneer en bij w-i-en zij hem gekocht bad. Ik kreeg -respect voor die methodII- •sohe wij-ze van dóen. Dien a,vond had -tante een waardig" plaatsvervanger van don be-'steller Christensen gevonden. Ik h-eb tante Sybille's collectie naar behoor en verrijkt. Hoeden wintols met glimmende nieu-we hoofdideks-eis ging ik vol minacht-ig voorbijmaar er was in de stad geen uitdragier, wiens voorraad ik ni'ét doorsnuffel de.^ Afgedragen hoeden stegen in prijs door mijn navra-ag. In. den eer sten tijd aocht ik voorwendsels om den koapli-edon mijn behoefte naar vóór-historische hoofddeksels te ver- Maren. Ik sprak va.n Ikomedie sp-elen, grapjas uithalen op sohoo-lmaar weldra -schacherde ito zonder om-wo gen in oude hoeden en bracht ze iin de doos van Cliristeaisen bij tutnite Sybil la. Samen voTScliten wij dlan naair dam verrnoedeiijk&m geboo-rtadatum van tot. exemplaar, om -diien op het, brief je te zetten„1842—1846". „Nia 1850". „Vermoedelijk 1835". Door mijn krachtdadige hulp groei de bat hooge h-oeden-musauim aan tort ongekenden bloei. Maar, helaas, ik, rampzalige, moest haar een. der hardste slagen van haar 1-even toe brengen. Natuurlijk was e,en- vrouw de oorzaak, al was die vrouw dep- tijd© n-qg maar vijftien jaar. Ingeborg heertrt-e zij, en ik leerde haar op het ijs toenn-eca. I-k had een geweldig me dedinger in een jongen uit ide hoog st© gymna&iumk lasse. Doch ik h-ad gezworen Ingeborg's Frith,jof te wor- aen, an ge,en middel liet ik onbe proefd- dassen, dia 'haar -moestem verh.lnn.den, pralines, die akeligste ro mans uit leeshibliothe-k-efn -eu, va-rz-eai, waarin ik haar „verbeven schoon heid"' bezong. Maar tegen «en hoqgste klaföteer-jon- -gen is hert zwaar concu-rreoren. En zoo kwam ik er toa. Op een zwartan dag, toen alles er van afhing,, of zei zich door mij naar huis zou laten- brengen-, lokrte ik haar met het voor uitzicht, haar oen geheim' mede te da-elen. Ja, tante Sybille, toen verried ik u voo-r ij-dele m-eisjesgunst. Nauw wias het geschied, of wroe ging sloeg haar klauwen in mijn, rite]Ik bezwoer Ingeborg, het stil zwijgen te bewaren doch kan iemand, drtie zelf ndlert trou-w wias*, trouw van anderen verlangen? De furiën van het berouw Vervolg den mij. Ik kocht eiken dag oude horden, zocht dte onmogelijkste mo de-lien op en bood ze -tante aan met. de<-moedigen blik. De arane ziieil ©traaide van geluk', .tot op Kensh avc-inid, toen Lk haar kwam bulten oan naair gewoonte het feest bij oni> mee te maken. Ik vond blaar in tranen. Dm haar -heen la-gen -aill-erleii pakken, d'ite d-en vqrm van ofgte-kin-oitit-e .kegel© hadden. Sommi-gan -wa-ren geopend en wat kwam er ulit 'liet geteché-urde pa-piiler te voorschijn? De eene. cylinderhoed na den anderen. Ito werd duizeligtaritle sbilcte. I11 mijin VeaUieganiliëid naan ilk eien der dliingen- op, e&u kolossaal bouiwi- -stukler in- lag een. briefje „DteEiem- hoed droqg Ha-nrniba-l arts gepensiion- ne.crd luiteauan t-gieneraal-. Een .tweeden nam ik op, een aikelig p: odukt, rood geverfd en met h-ame- -v-eeren beplakt. BLn-n-en in stond „Mait dezen -hoed begroettie hert In dianen-opperhoofd' de Wi-tte Dab den wereldreiziger Coluimbus bij zijn- aan komst in Amerika." Zoo ging het voort, 't een/e al dlwa- zer dian h,et and-ere. Ik had w'ert met (tartte e«n de urntje willen meehuilen, Mijn schaamte was -groo-ter dan mijn ©m-ari. Verii-i'etigd stond ito voor haar. T-aaxte Zij ,w|eukite fla-uw -d'ait ilk zou zwij- Igeni, eni dit was mij o-p dlit oogetnbliik. ook hteft li'e-Me. Ik ove-rtwoog, of ito "voor haar op de tonteën. zou vartlien en om Vergeving vrag-en, of zoo moge lijk oen grapje er van maken.... Daar sprak .zij m-et bevende stem-: Ito heb -je: -zóó vertrouwd, en nu heb je mij -tócih venrad'en! Ik trachtte een tuchtigen toon aan te ©laan.. -- Och, tan tie, va-rraideair? Dart toa-n mer. leigenlijto niet zeggen. Kijk eens, ik heb alleen.... Er .werd -gebeld en iunrte ging d,e kamer uit. On-d-eirw-ijl werd ik aaugegrepeüV door he:ii;ge woede. O, a-ls alk dac-hlt aan Ingeborg.... aan. die..., v-rouw Tante kw.am weer binnen, ver moeid, gelaten. Zij droeg ean pak, dart op de vorige leteik maar zij weien de niet .meer zij was -a;l geoefend in hol lijden-, Zoo gaat hert nu dan geheel-en middag, sprak zij zacht, d-e heele stao -neemt ean loopj-e met mij. Dat haa jte mij' moeten- spur-en, jongen 1 Chrilstensen zou- mij dat niet hebben aangedaan. Ja, Christensen beminde ook gieci: slang Ik wilde'tan-te aii'esi betoenne i, maar zij lui-storde ni-at. Dus moest 'k heeur gaan en tihu-is zeggen, dait tante o-n- g&steld was en. ntet kwam. Voor mij schi'trterden d-e kaarsjes dien Kersi- avoncl -niet -met 2>1 ijldien- gü,ans Een paar dagen daarna vroeg ik de- vrouw Ingeborg op stralat reken- schap. E-n wat kwam er voor den dag? Met koiel-wreeidten- gliimillach3tee'- de ze mij mede, dat entoel en alleen eeu jongen u-it de «ernst® M-ass-e op haar -gunst mocht bogen. "Zij hiad h.eel taevaililig -en zondett'' er bij t® dier-iken onlangs aan. menleer Buschr maim zoo heette, mijn medemin naar de historie van die- hooge hciecl-en verteld', en z® haddien s'airici er erg, om igeTia-clie-n-. Of hij, miert ande ren- er over gesproken had', wist zij .„iel, ....«Oir AO Willi (10 .hlolf hom cr° o vragen, a-Us lk daarop gesteld wias. Ze zouden elkaar toch dien dag nog ontmoeten. Ik bedanliftie-ilk bdb-oefde niets moer te wasten. Bu-schmann had. he-t rond- .gobaizui'-nd, ,en de h-ee-le srt-ad had als Kersrttgrap .taint® 'Sybille- ee-n o-u-d.en hoogen Ihaed voar 'hiaiair verzameling gc-s'tuuird!. Ik was vo-o,r m-ijin z-wiakheïd zwaar gestraft en uo:g nrert sport be loond-. Ik dééd mijn best tante,'s- vertrou wen it® beir.vviihnen. Z-ij wias good je gens m-iji, -doch die oud® vriendschap kwam wi'e-t -tteru-g. Zij had ook op straat miert meer hiaar oude lia-cihj-e. Als iemand ©poltltenld 'v;o'l d-e'elnemii-n-ginanr Laar ho-edeniciollll-ecitlile inf-oirmaierdle, w:ci-p ze blom sllcchts ,een half wóe- mo-edigen-, half strengen bli'k toe. Men liet h-aa-r spqadliig met rust.i)k zelf heb het nooilt meer -gewaagd' haar een ouden hoed: te brengen, al maakten de uitdragers mij op pracht-exemplaren opmieikizaium. Vel-e j:a,ren, toen «ik die- stad' lang -verlaten- had, ontving lilk ooJk kort vóór Ke.rstm-fe he-ni'cht, dat zij haar vrcedlznaan aardse he leven- beëindigd had. Uk wias -bij hare begrafenis tegen woordig iep, ook bij do lezing vah. haar rtestairaienltl. Ho'e- gering li-are beziiitfin- gei'i ook igew-étept waren, zij had art hare vrienden en vemvant'en he- d'a ch-t. Jk ertdo ide holedenverzameOrtn-g'. Was 't een zachte wraak of liaJd zij de hoop gevoed, dait ito hert Leg-aart in haar geest waa-rde-er-en zou.? Ito wioeit. het niietwol weet ito, dart bet geen kleinigheid is, 97 antieke g'a-lia- ihoc-fdldietosols te oiwen-. Wie- deinkjen mocht, dialt ik tot .t-an-te Sybille's la chende erfgenamen heb bchooild:, dlie vergist Bi-ch in elk opzicht- Na 't Sooper. Naar he-t Enigefloch van Tb. YOUGM1G. Lorton -B-elil en' -ito iiiebben ongeveer' tweei j'aa-r sam-en gewoond. Hij is die gevierde tenor, diie steeds vooruitge gaan i-s enf-cu z-ijn groot succes tie Londen- h-eeft. •Hij moest de mooiste van y-ede- mboie sorti aiug-ön li'n &ir Bdlgar Ebwood-'-s n-ie-uw oratori-um-. Ik ben in een- an der -baroteip, waar van vooruit tomen en sucoos geen spra-ke is; maar Uk sla er mij' door. ■Op een imtididlag ziait ito thuis, toen Rose, onze-dienstmiaa«gd, een-telegram binnen bra-chit. Itet luidde. „Thornton y-ounig"i, 'Hatford (Court. Auito- oingeihilk. moeit mijin pa-rtij Jzim-gen- vanavond), Edward Baill. Lorto-n Bel." Ik win&ef möjini oogen- uit, of ilk goed wakker was. Wart een ezelachtige dwaasheid! Ik, die de s-irapelisrte bal lade niet bij die piano- kon zi-n-gen; die zelfs geen- wijs toon houden bij he-t flui ten net zooveel beigri.p had van voor dracht als een toiud van- drie jaar, en wiens smaak het best bevredigd fwepd1 dóór een operette, dik... ik... -Het was tie onmin nig! Ik reaunieernie mijn gevoelens in. een hainteliijlkie. ver- wenscii-ing aan 'it adres van Lort au Bedil. Toen dacht ilk even 11a en begreep da-t het zaak. was, na,air een ivoorn-aa® agentschap te ga,an en te vragen- om een voo-rn-amen zanger, dte de taak kon overnemen. (Maar ilk weert ize-llf niet wat mij dtreetf, -ie-ts anidleirs tie (dtoem, En' (dat ■was: tmijn rokcos-tuum voo-r den d'ag halen, een- omgas-lagen boord op zo-e ken die hoor dte, duinik-t mij,, hij- een zango-r, en mij, Qieel n-efj-es te. sche ren-. Toen verzocht ik Rose, tlie® met 'bo- teitliianiimen te brengen, en spiegel, eieren dlat was, meende ito, goed voor de keel; ails- nnen voor een pu.- bfliieto van een paar dud-z-end -menscih-ein mioeit zingen, k-an «een go-efdl gesmeer de (toe-ell veel dlo-en. Ik widxte ge-en e®. ikel huilpmkljdlel verzuimen. ilk dronk haastig thee en. bestelde een cab. Eerst naar den apotheker Sin, Ox ford -Street, dan na-ar den imuzielkhain- die-I in Pontrtand! Streef, of als dli-e- sHoieai- is, ih Regent -sfireet, en dan naar de Edwa-rdi Halll! Br stapte, binnen bijl den apotheker. Wd-lt u mlji rwat pasitafll-es gev<ai voor im-ijn keert? Weiltke sooirtt? Dat/kwam e® niet o-p- -aian. Pk kocht een fltescfinj-e met. tolei-n® rondte dinge tjes vooir e-en slhdlKliing, en. ik eou- er ■graag vijif vo-o-r gegeven heto- (ben, ais ito -zeker vviais, dlat ze bdelpeai. Weer stapit® ik dn 't rijtuig en« be zocht. een paar muiztekwinkets 0111 de partituur vian inert oratorium. Die was ndeit te knijfgen; aJilie be-scbtiiklbare exe-mpil-airen iwaren- in hert conicertige- bo-uw. Dat -was akelig; wanit ilk had heit dliing todix wert eiven wiKLen door zien, om te werten wart er in stond. In een der winkels vertelden ae mij, dart die- inhoud! was imeeidgedeteildl i® die „,/Mornainig Posf'.Iik kocfi-t die krant! met de bedoe'liiing;, het overzicht daar te Hezen en -zoo eenigi idee- ite krijgen van die- fdhamatische b-eteekeni© miji nier partij 1. Docili, ito- vond zeven partdji- en .voor m>a,miensteimimen, waarvan e-lk de niijai-e h-ad. kunnen zijin; ik gaf het dus op. Eng dbamaöis-ch, dJaclhlt: ito, bdhoefde mten o-oto niet te izijin in -een orafariuml, gezongen in nok'. In dte Eldward Hall wend' ilto ze,er beleefd ontvangen dlooT den oompo- niisrt. Meneer Thornton Young, geloof iik? Ik boog. -Ilk lliieb -een telegram -gehad van meneer Lo-rion (BeiE-, dlie -sieint, diat u vanavond- zijn partij wilt ovememteax, en -dat -w,e> o-ris mogen feldoilteeren met uw bereidlvvilJiLgheoid.. Ik glhmlliacihte 'heel -nederig an be dacht in-wendig, hoe «lediit (ik Lorton iBeiid nog kende. Het werk ,iis u 'zeker «bekend? vler- ivou/g'dê de. graote, man. Volkomen, antwoordde alk. De lezer weer, -dat dit een volmaak te leugien was, en ik heb daavoor geen verontisch-utldigiiig in te -bnenigenii. Ito bloosde nitet leens bij- dien eersten- ei- genllijlke gro-oten Qieugen -van, miijn -le- ven. En morahsten 'hebben gedijde na dien eaa-srtten stap vond Ik mijl bereid tot -meer. Kent ,u meneer 'Greileda;, d-en 'ba riton? v-roeig ,'Sdr -Edgar. ilk 'had die ear niet. Wij! werdten aan elkaar voorgesteld. Dadelijk had ito esen bekled aan drien- mieneer Gne-Irteda niet 'aij'n zeifbawuSt air, zijn grooitien neus en. rijen helsche- ndeuiwisg-ieriigheid! -Hij zei, dat hij no-oit eerdar ihet ge noegen had gehad m-et mij rte ringen. Ik nam mij: voor;, dat hij: het ook góen tvvóede keer z-ou hebben-. Waar lik- v-roqger geweest wa-a? Ön- foianJeterde hij-. -Parij'a -Het was de tweede, valschlieid1 in twee -minuten. Bij fwdJemt? O, aan die Opera, antwoordde ik ludbtig. W-at ik daar- -zoaiig? Nu begon -liet mij te vervedien; miijtn ■vindingsvermogen was uitgepuit u-ai dirite ieugen-s, e-n Ik wist maar één- mia- nier om. van den- vervelenden .toerei-af !te tornen. Dat wa©: g.rotf te wo-rdlen-. Daarom vroeg, ik (hem zoo omgemla» na'erd mogedijik of hij nood-t nijfdttigl ^vas geiwe-est -op rijm- voo-r gast n-dh|L vam -wage zijn groo-ten neus. ■Ik m-aakite mij- natuurlijk een doods v-ijiuud, mlaar ito heivirijddie unij( vairi een druk, door art die leugens mij; op- getegd. •Wij- bökl-otmimc-n (hJet podium, ien toen Ik jn-ijin plaats innam, hoorde ik een- oudle dlame- op de ee-rste rij v-an de stalles oen -airudene, die izdken' dóóf was, totelsdhreeuwien: Niet izoo- -dlik -aü® de- meeste He- iDlorsl iHet was een iMieinighieiLdi, maai' helt bracht imiij uit mijn evenwicht. Toen Ik blikte oip die tal van duize-nd-en ge- zi-ahten- in gespannen vervvaahUL-nig (be-efde -Ik van angst. Ik tiad een ge voel!, dat -ze op m'ijin vooriio-ofd -toon den. tezen, a-l's in el-eetrisdh® realame* rtetiters; „Bedrieger". Ik tastte, naar mijn hoofd-, en wend eenligszinls verlicht, toen ik -er niieta bijlzondors voelde. Daar kroeg ik -een nieuwen söhiok. 'Een- paar rijien van hot orkest af za ten ide meisjes Cavan-aigh met Ih-a.afr vieren; -ze toeken mij verbaasd aan, en- ik daabt dat die negenjarige- Martel: het best eens in haar hoofd kon krij gen, mij te vr a/gen< wat ik daar deed. Wat deden -de- men-sdhien tocth -met negentjairige kiujdene®- op -zulke uffit- voorin-geni -Ik vermoed d|e wa%elijlke ndeu-ws- gim%lieid van meneer Greflileda en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 12