HAARLEM S DAGBLAD. TWEBDS^.. lm Stadsnieuws Binnenland FEUILLETON Waarom Peter niet naar Zuidwest-Afrika ging. PARIJSCHE BRIEVEN. XXI. Wat verataat men onder een diplo matiek aangelegden persoon? Iemand die het oog steeds, behalve p materieel welzijn, gericht heeft op matschappelijke betrekkingen, waar- veeS gezag verbonden is; daarbij zijn begrippen omtrent recht, billijkheid en eerlijkheid zon- qi Ier veel gewetensbezwaar op zij zet, oodra ze hem hinderlijk zijn in het evredïgen van zijn onverzadelijke (M azucht zoo lang mogelijk verborgen mom ding de gave heeft om zijn erzucht zoo lan gmogelljk verborgen e houden voor het oog zijner mede- lenschen. die hij, menschenkenner, emeenlrjfe voor zich weet te winnen loor een o-oede dosis aangeleerde be- nnelijkheid oppervlakkige welwil- idheid en schijnbare hulpvaardig- leid. In den regel is zoo iemand niet mbekwaam, doch wat hij bereikt, is, jank zij zijn andere gaven, altijd «enige graden hooger dan wat hem in rerhouding tot zijn bekwaamheid rechtens zou toekomen. Intussehen schijnt er nog eenige ge- ichtigheid op aarde te zijn. Althans is er, naar mijn weten, in den loop der eeuwen nog geen enkele staats man geweest, die niet op het laatst tijner dagen min of meer meestal meer en snel in verval is geraakt. Talleyrand Bismarck, Grévy, Cham berlain en honderden anderen zij allen hebben ten slotte moeten inzien, dat men niet zijn leven lang zijn me- Lfig demenschen een masker kan voorhou- lajden. Eén onvaste greep, één ongeluk kige zet en die komt, vroeg of laat, altijd en het is gedaan met de rus- telooze rust der oneerlijke eer. En de jongere generatie, niets voelend voor de haar onverklaarbare referenties van het oudere geslacht, beukt on barmhartig de wankelende pronkze- a|Jtpls aan stukken. 61 Zoo de eigenlijk gezegde staatslie den; degenen, die zich met de staats- poüi-tiek ophouden zoo ook dé diplo- 3( matiek aangelegden, die zich in de leven9poliiiek hebben opgewerkt. Het is maar een klein verschil in tint. De soort van ambt doet er weinig of niets loe, het karakter alles. Jules Claretie is een geboren diplo maat, al is hij „administrateur géné- ral" van de Comédie Frangaise, een kunstinstelling, en al is hij nooit ka merlid of minister geweest; ja, al hij in zijn „Monsieur le rainis- tre" het politiek gedoe over den he kel gehaald. Julesi Claretie zit nu wederom in... laat mij de populaire uitdrukking be- |m zigen,,, de rats. Nu heel erg ook. Er was een geschil tusschen hem «n Emile Mas, een der tooneelrecen- senten van „Comoedia". De administrateur général ontzegde Mas den vrijen toegang den toe gang ook tegen betaling ontzeggen kan slechts in Holland gebeuren! op grond van een absoluut onschul dige opmerking des recensenten. De oorzaak zat dieper: het hinderde Cla retie, dat de criticus schier dagelijks „la maison de Molière" bezocht en al dus kon constateeren, hoe deerlijk het klassieke répertoire werd verwaar loosd. Inmiddels heeft de theater-Cer berus zijn dwaasheid ingezien, en kan Emile Mas nu weder sedert eenigen tijd vrij binnenkomen, telken dage. Het nieuwe geschil van Claretie, dat eigenlijk ouder is, is van ernstiger aard en .brengt nu niet slechts de the aterwereld. doch ook het betrokken ministerie in rep en roer. Octave Mirbeau en Thadée Natanson boden in 1906 hun tooneelstuk „Le Foyer" aan Jules Claretie ter opvoe- 9 ring aan. Deze las het en nam het aan. Ik kan het mij best indenken. Het forsehe talent van Mirbeau en de fijne toets van Natanson het moet goed werk zijn. Na eenigen tijd ver zocht de administrateur den schrij vers, eenige kleine wijzigingen in hun gj stuk te willen aanbrengen. Welwil- ilend voldeden de auteurs aan dat ver zoek. Ze behoefden het niet te doen, doch ze deden het; voor een enkelen keer wilden zij gee® verzet aanteeke- Inen tegen de grilligheid van den rf. machtigen mam BI Het stuk werd gerepeteerd, gerepe teerd... Nieuwe décors werden er ge reed gemaakt. Half Parijs was in ge spannen verwachting... Opeens wer den de repetitiën gestaakt. Afgereden paarden werden er weder voor den dag gehaald. Geen mensch begreep er iets van. Mirbeau en Natanson bleven gedul dig wachten. Vroegen af en toe om inlichtingen. Hoe het er toch mee stond? Claretie scheepte hen af met beloften, verzekeringen, uitvluchten w en voorwendsels. Diplomatieke trucs. Qndieafüiisa"hen vroee die directe van Jflhet Théftire de la Renaissance den.' schrijvers., "of ze asjeblieft hun stuk el mocht doen opvoeren. De auteurs we zen het voorsbei af. Ze zouden nog maar wachten op monsieur Claretie. Dodh monsieur le ministromon sieur Claretie, bedoel ik, deed niets 1 „Le Foyer". Speelde schuile vinkje. Ten slotte raakte het geduld van Octave Mlirbeau uitgeput. Hij vroeg met Mean om uitsluitsel. Antwoord in hot stuk komt een senaatslid:, te vens académdcie® voor, welke persoon er danig tusschen genomen wordt; bij nader inzien vond Claretie de sa tire toch wat te scherp en bovendien oneerbiedig ten opzichte van geaccre diteerde, hoogst voorname instellin gen, als d© Senaat en de Académie Frangaise. Claretie zelf behoort im mers tot dë Académie Frangaise.... Ne touchez pas k la reine! Of de hoeren •iets anders wilden maken van be doelden pers oom Bankier, tevens so cialist; iets van mindere geaccredi- teerdihead..,. Ditmaal gaven de dramaturgen het besliste bescheidneenHtm stuk stond of viel juist met dat senaatslid académicienschap. Zij konden geen tweede en derde verdieping op de plaats doe® blijven, als de eerste er onder werd weggetrokken. Zooals het stuik nu geschreven is, spelen, of schadevergoeding betalen. Een derde weg is er niet. Zóó durft Claretie het niét te doen opvoeren. En de schadevergoeding, die heel hoog zou loopen, zou hij al léén moeten betalen. De Sociétaires bedanken er stichtelijk voor, er liet hunne toe bij te dragen. En terecht Voorheen maakten de sociétaires deel uit van het „comité de lecture", dat liad uit te maken, of een. stuk al dan niet werd aangenomen. Claretie, ge leid door zijn eerzucht en autoriteits gevoel, heeft eenige jaren geleden dat lees comité afgeschaft; de keurings commissie bestaat thans uit hem al léén. Grand-Maïtre dë La Maison de Molière Maar waarom, vraagt een naïeve lezer, is de grootmeester niet eerder mét zijn bezwaren voor den dag ge komen? Vóór de aanneming van het stuk Of, voor liett miiinst, korten tijd daarna? Dan had hij zich althans de groo'e kosten van de nieuwe décors en de repetütïfes, dfiie nu ook voor zijn rekening dreigen te1 komen, bespaard. Zie, waarde lezer, waartoe die eer zucht kan leiden. Als litterator en fijnproever waardeierdie hij,, La Foyer" tfn zeerste. Als iemand van de oudere genera tie, stelidte hij er prijs op, aangezien te worden voor een vooruitstrevende, dis ndleit met den rug gekeerd staat te gen die begrippen der jon geren. Het is diplomatisch, te trachten èn ouderen en jongeren op je hand te hébben. De -opvoering van dat durfstuk .zou hem misschien in moeilijkheden met' hooge regeeringspersonen brengen, maar die opvoering zou hij niiet meer in zijn kwaliteit van administrateur géné ral" der Comédie Frangaise bijwonen. Zoo meende hij althans. Niet dat hij. zich van het openbare leven terugwil trekken. Integendeel. Hij heeft eenvou düg een hem nog begeerlijker betrek king op het oog. Gaston Boissier, de secrétaire per- pétuel" van dé Académie Francaise, is zeer oud .en was lijdendei, zóó dat men binnenkort zijn eande tegemoet zag. Claretie wachtte op Boissier's afsterven dan zou hij het eeuwige secretariaat bemachtigen. Helaas! Gaston, Boissier herstelde en men geeft hem nu nog wel tien jaren le vens. Die onverwachte genezing dreef er Claretie toet de repetities van „Le Foyer" te traineeren en eindelijk te staken. Zoo zou de opvoering toch nog eerst onder de directie van zijn opvol ger après nous le déluge kunnen plaats hebben. Er was nog hoop.. Tot dat de niet makke Mirbeau zijn stem liet hooren en de bom losbarstte... De betrokken minister, tot wien Claretie zich ter zake om heul en hulp wend de, stuurde don wanhopige met een- kluitje in hét riet. Wat nu? De sociétaires zijn meeren- deels hun superieur moe. Zijn heen gaan zouden zij zeker niet betreuren. Quos deus vult perdere, prius de- mentat. Wien de goden verderven wil len, ontneemt zij eerst het verstand. Daar zeilt een diplomaat ten slotte heen. Eerlijk duurt het langst. Al lijkt het dikwijls andersom. Het is maar een kwestie van tijd. En zij die ge- looven, haasten niet. Voor het geval dat Jules Claretie zijn ontslag neemt als administrateur général, wordt Adolphe Brisson ook een diplomatisch aangelegde als zijn opvolger gedoodverfd. In mijn epistel, waarin ik Claretie-Mas be handelde, versleet ik Brisson, -die zich te dier zake, als voorzitter van de „Association professionnele de la critique dramatique et musicale" zeer slapjes gedroeg, voor den schoonzoon van eerstgenoemde. Dat was een (on opzettelijke) vergissing. Brisson is de schoonzoon van wijlen Francis- que Sarcev. Doch hij en Claretie, bei den werken mede aan „Le Temps", aan welk blad de medewerkers, naar directorate verordening, elkander „nulla peine, même légère" mogen aandoen Voeg daarbij den band tus schen een functionnaris en dengene, dien hij bij zijn aftreden liever dan eenig ander tot zijn opvolger benoemd zag.... O, die coulisses! O, die diplomatieke menschjes! OTTO KNAAP. Amsterdamsdie Kont Het einde van een „George" „George" van der Weerden deed zijn voornaam geen oneer aan. Het zou mij niets verwonderen als hij met gla cé-handschoentjes op de wereld geko men was. Want'hoewel zijn allerpril ste jeugd mij vrijwel onbekend was, heb ik hem als zeer jeugdig jong- mensch reeds leeren kennen als een „dandy" Nu wel geen echte Engel- sche Chamberlainistische dandy met een monocle in 't oog en 'n chrysan themum in 't knoopsgat, geen Wiener gigerl met een stok als 'n boomstam knoest, maar als 'n Amsterdamsch deftig, burger opschepper-heertje, met lange, witte nagels, slobkousen, ruit- kostuum, hooge boord, puntschoenen en hoogen hoed. Toen ik hem leerde kennen, vervulde hij vanwege zijn deftigheid, een 2e-rangs bestuursfunc tie in een der vele liefhebberij-tooneel- vereenigingen, waardoor sommige jongelui ontbolsterd werden ten op zichte van het gezelschapsleven, doch anderen door levenswijze bovenstand en middelen naar den kelder gingen, waar kantoor- en winkelbediendetjes met minimale salarissen een suite sloegen, als maakten zij dagelijks een slag aan de Beurs, en zij, vooral wan neer zij het tot de „groene tafel" had den gebracht, op de uitvoeringen, de borst versierd met de teekenen hun ner waardigheid, trotsch rondliepen als pauwen. Daar was onze „George" op zijn plaats, als 2de-secretaris mocht hij het oog laten ëaan over de introduces en de candidaat-leden, wier maatschap pelijke positie qua deftigheid niet van dien aard was, dat zij in Amstel's Club.... thuis behoorden. Niet dat hij zelf nu zoo hoog op de maatschappelijke 'ladder stond, als adjunct-boekhouder aan een deftig Genootschap genoot hij nog geen volle twee rijksdaalders per week, maar.... hij droeg een hoogen hoed en dito boord, en glacé-handschoentjes. En hij kon 't doen. Mama, wier eenig zoontje hij was en die reeds eenige jaren weduwe was, had 'n beste zaak. 'n Winkel ge legen in een buurt, die in dien tijd zoo floreerde ,dat alles er even best ging. Mama zelf behoefde er dan ook maar weinig naar om te kijken, er was een chef, die een mooi burger manssalaris verdiende en na afloop, bleef er voldoende over om aan mama's burgerdeftigheid en George's deficit te voldoen. Hij was geboren voor gentleman en nooit zou hij, zoo leek 't mij toe, een burgermannetje worden. Een paar jaar later. De deftigheid is wat gesleten. De buurt waarin de winkel stond, is met reuzenschreden achteruit gegaan. In de zaak wordt nog altijd een goed stuk brood ver diend, maar meer ook niet. Er is niet genoeg om zoonlief geheel te onder houden. liet „deftige" maar weinig betalende baantje aan het „Genoot schap" heeft hij dan ook moeten opge ven en om in aanmerking te kunnen komen voor een maatschappelijke po sitie, waarbij het honorarium in over eenstemming was met de glacétjes, daarvoor ontbrak hem de wetenschap pelijke kennis. Van de nood een deugd makende, werd hij daarom reiziger in artikelen die door caféhouders wor den gesleten, geen slecht beroep, doch waarbij je. om te kunnen verkoopen, zelf ook een goede klant van je clien tèle moet zijn. Dat maakt grof, doet je wel eens vergeten, van je toilet een studie te maken en geeft daarbij, wat voor het geregeld dandy-zijn een groo- te hinderpaal is, ongeregelde verdien sten. Slechts op één punt bleef hij gentle- mannerig. Als dilettant-militair. Toen hij door zijn 25 jaren bij wijlen de schutterij werd ingedeeld, voelde hij aanstonds groote sympathie voor den uniform. Hij was een model-schutter, die er liefhebberij in had, net zooals hij vroeger in de tooneelvereeniging had getoond, een schutter, die geluk kig was, als hij in z'n keurig onder houden uniform, die hem zoo flatteer de, mocht rondloopen, een schutter, die er naar verlangde een „hooge" te worden, opdat de „kaerels" hem 't eerst moesten salueeren, een schutter, enfin, zooals je er niet veel vindt. George werd 'n hooge sergeant. En hij bleef het ook, nadat zijn diensttijd om wa9, want hij hoopte nog eens sergeant-majoor te zullen wordeneen baantje, dat nog iets op leverde ook, wat aan zijn zwakker wordende financiën ten goede zou ko men. In z'n onder-officiers-uniform paradeerde hij door de straten, óók dan, wanneer voor het dragen ervan geen bepaalde noodzaak bestondde strepen waren zijn lust en zijn leven. George pakt eallerlei baantjes aan. Hij behoorde nu tot 't corps der schar relaars, menschen met heerachtige neigingen, niet voldoende onderlegd en met niet voldoende protecties om langs den weg van een vaste betrek king onbezorgd aan den kost te kun nen komen. Hij was reiziger, verte genwoordiger, zetkastelein, ja wat al niet. En als hij niets of weinig te doen had, dan assisteerde hij mooi in de zaak van mama, want 't eindje zou toch wel zijn, dat begon men te be grijpen, dat hij daar en daar alleen zijn kostje zou kunnen verdienen. Toen de chef dan ook overleed, nam hij, gelijk van zelf sprak, diens plaats in. Hij begon nu langzamerhand op te „mïjnheeren". Zijn reizen in dranken had hem in relatie doen komen met 'n burger- juffertje, een knap dingetje, dat ech ter even mooi van gezicht als onbe trouwbaar in liefdesaangelegenheden was Toen George nog meester over zijn tijd was en met haar geënga geerd raakte, ging het een tijd lang goed. doch nauwelijks stond hij alleen in den winkel, die allen dag van 's morgens vroeg tot 's avonds laat Zondags en in de week, geopend was, of zijn Bertha vond 't aardiger meer van haar jonge leven (e genie ten. George had er verdriet van. Eens klaagde hij mij zijn leed, toen ik iets bij hem kocht. Groote tranen biggel den langs zijn wangen. Hij wist, dat iq stom deed. zich zoo te vergooien aan dat meisje, dat toch eigenlijk geen nette huisvrouw voor hem kon zijn. Maar wat doe je er aan, als je het zoo te pakken hebt? Hij was een mensch geworden, de modepop in car- ricatuur, een heer van vroeger, een zwak mensch met groote fouten en gebreken, maar.... een mensch. Misschien was alles wel gesleten en was hij een eerzame middenstander geworden, op wiens reputatie geen smet kleefde, als een groot ongeluk hem niet had getroffen. Zijn mama kwam te overlijden. Dat trok hij zich aan, want hij hield van z'n moeder, misschien nog meer nu, dat hij zoo veel verdriet had om die andere vrouw. De erfenis viel niet mee, en diverse zaken moesten nu aanstonds worden afgerekend.... Ik wist van deze verandering, en zijn positie niets af, toen ik op zekeren dag den winkel gesloten vond. Een paar weken later sprak George mij op straat aan. Ik kon m'n oogen niet gelooven. Dat iemand in zoo'n kor ten tijd zoo in uiterlijk kon dalen, leek mij haast onmogelijk. Een kaal zwart pak waar het vet afglom, een boord, die meer zwart dan wit was, ongepoetste schoenen met verdachte openingen, en scheeve hakken, 'n af geratelde broek, gedeukte hoed en 'n ongeschoren gezicht. Was dat de dan dy van vroeger, de 2e-secretaris van Amstels Clubmet z'n hoogzij- den hoed en glacétjes? Weer klaagde hij z'n leed. Hoe hij stomp en suf ge worden was, toen hem die groote slag had getroffen, hoe hij nog maar veertien dagen na dien in den winkel had gewoond en hij toen was afge zakt..'.. Beleefdheidshalve moest ik vragen, wat hij nu uitvoerde. Aarze lend kwam het antwoord er uit. Hij zwierf. Een paar nachten had hij al op straat geslapen. Een oude kennis liet hem van tijd tot tijd kleine werk zaamheden verrichten. Daarmee ver diende hij dan een maaltje in „de Gouden Bal", en een logies in een volkslogement. Maar nooit wist hij of hij den volgenden dag weer zoo lukkig zou zijn. Wat was het moeilijk een „betrekking" te krijgen. Het Le ger des Heils wilde hem naar Cana da sturen. Daar zou 't dan toch wel heen moeten, want beter was 't in elk' geval dan „Veenhuizen"..-... George, is Amsterdammer gebleven. Zijn kleeding is nu toonbaar-burger lijk. Hij is colporteur en getrouwd met de buffetjuffrouw. George, die nu geen George meer is en in wiens woordenboek het woord deftigheid, dat zoo vet gedrukt stond, is ge schrapt. H. HENNING Jr. Militaire Zaken. In verband met de op handen zijn de benoeming van den luitenant-ko lonel W. F. K. Bischoff van Heems- kerek tot kolonel, wordt de luit-kol. M. W. de Vries, van het 10e reg. inf. alhier, met ingang van 23 dezer gede tacheerd bij den inspecteur der infan terie, ten einde later aan genoemden opper-officier te worden toegevoegd. VERGADERING van den Raad der gemeente Haarlem op Woensdag 25 Maart 1908, des na middags te 11/2 uur, in de Staten zaal (Prinsenhof). De volgende zaken zullen aan de or de worden gesteld 1. Beëediging en installatie nieuw inkomend lid. 2. Mededeelingen en ingekomen stukken. Proces-verbaal opneming boeken en kas Ontvanger. Verzoekschrift G. J. Burger, eervol ontslag leeraar gymnasium. 3. Vergadering met gesloten deuren. 4. Voorstel B. en W.W. goedkeuring rekening en verantwoording dienst 1907 en begrooting dienst 1908, 2e Douche-badhuis. 5. Id. id. aankoop perceel bij de Am- sterdamsche Poort. 6. Id. id. id. id. Kruisstraat No. 45/47 met achterliggend perceel. 7. Id. id. beschikbaarstelling gelden bouw oververhitters enz. gemeente- lichtfabrieken 8. Id. id. id. id. deskundige voor lichting Commissie van Bijstand in het beheer en het onderhoud van den Hout en de plantsoenen. 9. Id. id. opzegging vergunning plaatsing wachthuisje E. N. E. T. 10. Id. id. intrekking Raadsbesluit van 6 Maart 1889 No. 22. 11. Id. id. gebruik lokalen Doelen voor cursus opleiding examen voor verkorten dienstplicht. 12. Id. id. verzoekschrift W. van Dijk e. a., verbetering bestrating Scho- terweg. 13. Id. id. id. Commissie museum Kunstnijverheid, afwijking art. 7, la Bouwverordening, bouw loods en af dak. 14. Id. id. id. Haarlemsche Var- kensslagerij-vereeniging, wijziging be palingen gebruik Openbaar Slacht huis. 15. Id. id. id. Vereeniging tot ver fraaiing van Haarlem en omliggende gemeenten en tot bevordering van het vreemdelingenverkeer, gebruik straat- steenen van geringer klankgehalte. 16. Id. id. oprichting school voor zwakzinnigen 17. Id. id. onbewoonbaarverklaring perceelen De Witstraat Nos. 9, 11 en 13 en Minnebroedersteeg No. 15. 18. Id. id. id. id. Minnebroedersteeg Nos. 4, 6, 8, 18, 24 en 26. 19. Benoeming lid Commissie art. 166 gemeentewet. 20. Aanbeveling Gezondheidscom missie, benoeming lid. 21. Voorstel B. en W.W. benoeming deskundige schatting huurwaarden sterken drank. 22. Voordracht id. benoeming on derwijzer school No. 5. RIJKS CENTR. MIDDELBARE TECH NISCHE SCHOOL. Het Alaar t-mimmer van biet. Tijd schrift de<r Maatschappij van Nijver heid bevat onder heit, officieel gedeelte een voorstel vatix het hoofd'beisituiiiir aan dë départementen en donateurs der Maatschappij om a'eh te wenden tot do Koningin met het. volgende odVes Geeft eerbiedig te kennen de Maatschappij van Nijverheid dolt zij, nïet Uwe Majesteit de dringende behoefte erkennende aan opleiding van technische p- zdchtoers, en \vaardeerende dat ten tweeden male een stap is gedaan om dem achterstand in dit op zicht van Nederland bij naburige landen te doen -rpliond'en, noch tans niét met onvéadeeddle instem ming hééft kennis genomen van. het voornemen (belichaamd in het oorspronkelijk art. 137 van het vijfde hoofdstuk deT Staats begroting voor 1908), betreffende die"middelbaar technische oplei ding in den vorm van subsidiee- ring der te reopganiseeren kweek school voor Machinisten te Am sterdam dat zij dit voorstel evenals het op 2 Mei 1904 ingediend ontwerp van wet tot stichting van ee<n rijks centrale middelbare techni sche school te Haarlem minder geschikt acht tot bereiking van het doel dat aan centraliseermg hier zeer overwegendie nadeelen verbonden zijn. terwijl de vestiging van b.v. eenvijftal Meinere inrichtingen, doelmatig verspreid over het land, verre de voorkeur verdient met het oog op de geldelijke om standigheden deer leerlingen en van hun verzorgers, met het oog op de eischem van practische op leiding en met het oog op ge- wenschte splitsing van de oplei ding voor werkbazen en opzich ters, die in verschillende deelen van. het land aan verschillende edschen moeten voldoen. Het lid der Maatschappij, de heer H. Eimo van Gelder, directeur van de Machinistenschool te Amsterdam, raadt in een afzonderlijke nota zijne medeleden aan, bovengenoemd voor stel niet aan te namen, omdat centra lisatie niet in de bedoeling van het vooi-stel van minister Rink heeft ge lagen. „Laat", zegt de heer Van Gelder, „da Maatschappij van liane zijde de eerste en thans alleen mogelijke stap van de Regeering, in (te richting van het zoo zeer geweruschbe en hoog noo- dige Middelbaar Technisch onderwijs met alle kracht steunen. Is earei die eerste stap gedaan, dan kunnen met meer succes de volgende stappen ge daan worden. Wil men wachten tot ©en» algemeone organisatie, dan wordt alles op die lang© baan gescho ven en er is dringend behoefte aan Middelbaar Technisch onderwijs, aoo- ate ik reeds van 1896 af heb gevoeld on gewemsclit." HOFBERICHTEN. H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins, met gevolg, namen Zaterdag deel aan het diner hij H. M. de Ko ningin-Moeder, die tevens alle genoo- digden aan tafel had: jhr. Van Kar- nebeek, oud-Minister van Buitenland- sche Zaken en mevr. Van Karnebeek; baron Schimmelpenninck van d. Oije van Nijenbeek, oud-Commissaris der Koningin ip Utrecht; schout-bij-nacht Hoekwater, chef van den Marinestaf; graaf en gravin Van Rechteren Lim- purg. HOOG BEZOEK. De Erfgroothertogin van Luxem burg wordt heden-, Maandagavond met den trein van 8 uur 37 in Den Haag verwacht. MSRPLEGING VAN KRANKZINNI GEN. Als een staaltje boe het thans ge steld is met de gelegenheid: tot ver pleging vain krankzinnigen, moge het volgende (Bienen De burgemeester eener gemtoente in Noord-Holland verzond cteze week telegrammen aan de besturen of di recteuren van vijftien krankzinnigen gestichten in ons land', met dringend verzoek twee lijders voor rekening) zijner gemeente op to neme®. Slechts één antwoord luidde gunstig, in alle andere gestichten was geen plaats. Ja, in één gesticht Icon één patiënt worddn verpleegd, maar de tweede niet. („N. R. Ct.") TENTOONSTELLING ROODE KRUIS EN REDDINGSWEZEN. (18—28 Juni te 's-Gravenhage.) Men deelt mede, dat, behalve, zoo als reeds vroeger is medegedeeld van de zijde van vele corporatiên en parti culieren, die inzendingen voor bo vengenoemde tentoonstelling hebbes toegezegd, de commissie van voorbe reiding ook op andere wijze vele blij ken van belangstelling in haar ar beid ondervindt. Zoo heeft het hoofd comité van het Roode Kruis eene bij drage van f 500 toegezegd. De plaatse lijke comité's ook te Haarlem en Vel- sen, stellen óf eene geldelijke bijdra ge óf medailles tor beschikking. Ver der werd een geldelijke bijdrage door de Vereeniging „Eerste Hulp bij On gelukken" te Rotterdam toegezegd, be nevens medailles door de Zuld-Hol- landsche Vereeniging „Het Groene Kruis", door het hoofdbestuur van de Nederlandschc Maatschappij tot be vordering der Geneeskunde en door de Maatschappij tot redding vaö drenkelingen te Amsterdam. Zij, die nog wenschen bij te dragen of inzendingen te doen, kunnen, in verband met de te treffen voorberei dende maatregelen, zooals indeeleö der plaatsruimte, samenstellen van den catalogus, zich alsnog vervoegen bij den secretaris der commissie te 's-Gravenhage (Javastraat 209). TWEEDE KAMER. NOODWET BLIJVEND GEDEELTE. Eindverslag is uitgebracht omtrent het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 Februari 1908 tot voorloo- pige vaststelling van het VHTste hoofdstuk der Staatsbegrootïng voor het dienstjaar 1908 en tijdelijke nade re regelen ter uitvoering van de ar tikelen 108 en 109 der Miütiewet 1901. Naar aanleiding van de verklaring, in de Memorie van Antwoord, dat de Regeering zorg zal dragen, dat bij de openbare beraadslaging volledige ge gevens kunnen worden verstrekt, spreekt de Commissie van Rappor teurs het vertrouwen uit, dat onder die gegevens ook zal zijn begrepen een opgaaf hoevelen van degenen, die zich als vrijwilligers hebben aangemeld, behooren tot de lichting 1907, hoeve len tot oudere lichtingen. Verbaal door W. HARB. 41 Er waren honderden schepen, die naar vreemde landen zeilden, en mis schien waren er ook wel bij, die naar Zuidwest-Afrika gingen naar de He tero's en Hoitentotten. Hoe moest ik het nu aanleggen, dat men mij" mee- lam Ik had er natuurlijk geen flauw fermoeden van, hoe men het moest ioen. Eindelijk verzamelde ik al mijn moed en vroeg aan een man, die even als ik tegen de borstwering der kade stond te luieren, wat men moest doen opdat men meegenomen werd naar Zuidwest-Afrika om tegen de zwar- JPen te vechten. De man scheen mij jvelïswaar niet tot het scheepsvolk te ■Béhooren. dat hier overal de overhand had, maar het verheugde mij toch, dat hij bereidwillig op mijn vraag inging. Je bent hier zeker vreemd, lands man vroeg hij mij met een eigenaar dig loerenden blik van onderen op, die mij niet beviel. Ik vertelde hem, waar ik vandaan kwam en wat mijn begeerte was. Hij knikte onderwijl herhaaldelijk. Dan ben ie juist aan 't rechte adres gekomen, antwoordde hij en vatte mij onder den arm. Kom maar mee, ik zal je wel terecht helpen. Zulke kerels, als jij bent, kunnen we goed gebrui ken. Mijn nieuwe vriend, die met alles goed op de hoogte was, bracht mij eerst door de drukte langs de haven en vervolgens door verscheidene boch tige straten, tot wij voor een klein lo gement kwamen. Hier vinden we allerlei men schen, die een goed stuk van de we reld gezien hebben, zei mijn geleider. Er zijn er ook bij, die reeds diarginds in Zuidwest-Afrika waren. Louter oude zeerobben en geen een er onder, die niet reeds de linie gepasseerd is. Wij traden binnen en zagen ons spoedig omringd door een aantal ste vige, voor een deel eenigszins verloo- pen uitziende kerels, die mij als een ouden kennis begroetten. Zij namen mij in hun midden, en ik moest hun bescheid doen, ofschoon ik aan de scherpe dranken niet gewoon was en dus niet veel verdragen kon. Mijn nieuwe kennissen waren overal mee bij geweest, konden alles en wisten alles. Ze vertelden de vreeselijkste ge schiedenissen van hun reizen 'n d» oude en de nieuwe wereld en wislerf mij hun vrij leven zoo aanlo kiel ijk te schilderen dat ik hoe langer hoe meer zin kreeg om de wonder n var de vreemde landen te leeren kao'/on Daarbij schonken ze mij voort Jorem' in, zoodat het hoofd mij in de wm raakte en ik niet helder meer kon den ken. Zooveel herinner ik mij nog, dat men mij, beloofde den volgenden dag al het noodige voor mij in orde te zul len maken. Op eens lag er een spel kaarten op tafel en men noodigde mij uit om mee te spelen. In 't eerst wilde ik niet, maar weldra liet ik mij toch verleiden en won den eenen thaler na den an deren. Mijn geluk deed mij ook het laatste restje van mijn bezinning ver liezen. Ik dronk verder, tot ik in een toestand kwam, waarvan mij ook niet het geringste in de herinnering is ge bleven. Ik ontwaakte uit een zware verdooving op een bank onder den blooten hemel op een mij geheel onbe kende plaats. Mijn hoofd was ver ward en zwaar en mijn ledematen den mij piin Efen poosje was ik ril in staat klaar te denken, maar in-n ik in de grijze morgenschemering m t vrij wat moeite overeind was geko men en naar mijn geldbeurs tastte, kwam ik snel tot de verpletter*nde ontdekkins, dat mijn zakken volko men leeg waren. Zelfs mijn horloge hadden de s chelmen mij afgenomen. Verpl.aats u eens in mijn toestand, meneer Triemer. Zonder geldmidde len zat ik eenzaam en verpletterd in de onbekende, groote stad. Wat hielp het, dat ik een politie-agent mijn leed klaagde en op het politiebureau een verklaring aflegdeik wist immers nauwelijks de gezichten der personen, die mij beroofd hadden, nauwkeurig te beschrijven, en den naam van het hol, waar wij gezeten hadden, had ik natuurlijk weer vergeten. Ik heb van' mijn gespaarde geeltjes nooit een te ruggezien. Dat is een fatale geschiedenis, beste Peter, beklaagde ik hem. Maar neem me niet kwalijk, je was toch ook ongelooflijk lichtzinnig en vergeet achtig. De lust om naar Afrika te gaan was er bij mij hu voor goed uit. Het ging mij als PeteT in den vreemde ik kreeg heimwee naar de brave men schen in mijn woonplaats en naar mijn pikzwart beroep. Ja, oom Kóper had gelijk gekregen met zijn verma ning ga niet in den vreemde, Peter, want daar halen ze je het vel over de ooren en laten je zoo kaal als een rat zitten. Ze zijn daar geslepener dan jij. Zoo was het nu precies uitgekomen en ik wist niet, wat ik moest beginnen. Geld had ik niet om de terugreis te doen en ik schaamde m(j ook om in zoo'n toestand weer thuis te komen. Er bleef mij niets anders over dan werk te zoeken, waar ik het maar kon vinden. Dat is echter niet zoo gemak kelijk, als men het zich voorstelt, bes te meneer, en bij mijn eerste pogingen werd ik overal afgewezen. Maar het toeval kwam mij te hulp. Toen ik zoo treurig en verlaten tusschen de boo-1 men der plantsoenen rondwandelde, deed ik een vondst. Het was een brie- ventasch met geld er in, veel geld. Be^ vend van schrik en vreugde, nam ih haar op. De bankbiljetten welke er In' waren, dansten mij voor de oogen, zoodat ik ze nauwelijks kon tellen- Achthonderd mark was het bedrag; veel meer dan ik ooit had bezeten, voor mij een onmetelijke schat. Haas tig verborg ik de tasch en liep weg van de plaats, waar ik de vondst had gedaan. Het was een zware verzoeking voor mij, meneer Triemer, en wil mij niet beter maken dan ik ben de demon van het geld nam mijn zinnen op dat oogenblik zoodanig ge vangen, dat ik het gevoel voor recht en onrecht verloor. De hemel meent het goed met je, zei ik tot mij zelveri, terwijl ik door de straten liep; hij schenkt je alles terug, wat meh je heeft ontroofd, en nog meer. Hij, die het geld verloor, is stellig een rijk man, die het wel kan missen. Pak toe. Peter, het is alles van jou, en nie mand heeft bet gezien. (Slot vohart).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 9