BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD $1.20 PER 3 MAANDEN 8F 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Rabrbk voor Vronwen Natuurhistorische Wandelingen De Erfenis van Bill Hooker. 26c Jaargang MAANDAG 4 MEI 1908 No. 7624 DE ZATERDAGAVOND vMttRLEMS DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUtf ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Takt. Het woord takt is in onze spreek taal tegenwoordig schering en inslag, maar het is hiermede als met zoovele andere: een groot gedeelte der men sehen, die het gebruiken, weet zelf niet wat "het daarmede eigenlijk zeg gen wil. Onder takt verstaat men gewoon lijk: het gevoel, dat de ware vrouw is aangeboren voor wat past en wat niet past., dat ons dikwijls in teedere kwesties heter kan leiden, dan de zorgvuldigste opvoeding. In zulke ge vallen zijn goedhartigheid en mede gevoel niet genoeg; juist degenen, die sich daardoor te veel laten beheer- schen, zullen dan vaak geheel ver keerd spreken of handelen. Stel bijv. 't geval,dat wij, een bezoek bij ken nis brengende, daar iemand aantref fen. dien wij in langen tijd niet ge zien hebben, dié misschien mijlen ver van ons verwijderd was; ons hart drijft ons, dadèlijk naar hem toe te ijlen, maar het gevoel van takt ge biedt ons, eerst de vrouw des huizes te begroeten. Als wij vrienden of kennissen opzoe ken, die een droevig verlies geleden hebben, dan zouden wij, indien wij aan de inspraak van ons hart gehoor gaven, met hen treuren, vooral wan neer de afgestorvene ook ons dier baar was; het gevoel van takt echter .zegt ons dat wij onze kalmte moeten bewaren; dat weinig woorden meer troost brengen, krachtiger tot berus ting a&amanen, dan vele, Wij moe ten, zooals zekere schrijver zegt, „om an bij den treurende zijn doch hem niet toespreken." Vele jonge meisjes gevoelen een ze keren schroom, wanneer zij zich in gezelschap van heeren bevinden. Zelfs bij de bijeenkomst van kransjes wordt immers vaak de veel beteeke- nende vraag gesteld: „waarover moet ik op een bal met mijn cavalier spre uken?" Die vraag is moeilijk te beant woorden. vooral omdat voor een ge sprek twee personen noodig zijn. De heer moet het gesprek beginnen en .zorgen, dat het onderwerp de dame ■belang inboezemt. Nu is het even taktloos, met „ja' en „neen" te antwoorden, als al te luidruchtig en mededeelzaam te zijn. Levendig en spraakzaam mag ieder meisje zijn: meestal is het natuurlij ke ook het. meest gepaste. Op één ding moet men echter let ten: spreek nooit te veel over u zelf of over personen, die anderen onbe kend zijn. Over zijn eigen of anderer toilet mag men nooit spreken, omdat men in het laatste geval daardoor aan leiding kan geven tot spot. Loopt het gesprek van oudere menschen over kunst, boeken enz. dan moet een meisje meer toehooren en afwachten, dan meespreken en óordeelen; vraagt men evenwel haar oordeel, dan maj aij door een passend oordeel toonen, dat zij over het besproken onderwerp een eigen meening heeft. Het is intu3- schen beter deze niet te huichelen, waar zij niet bestaat; een vraag op de rechte plaats toont meer verstand en belangstelling dan een ongemotiveerd of voorbarig oordeel. Op reis, waar het toeval ons met zooveel verschillende menschen kennis brengt, moeten wij takt too nen te bezitten. Elke ware vrouw gedraagt zich tegenover ouden van dagen en zieken eerbiedig en bezorgd, tegenover kinderen vriendelijk en on derwijzend (niet schoolmeesterachtig). Hoeveel liefhebbende oudej-s hun kin deren daaromtrent ook kunnen leeren, meestentijds moet men in zulke ge vallen zijn eigen natuur volgen. Wanneer men een geschenk krijgt mag men nooit laten blijken, dat men zulk een voorwerp reeds bezit of liever iets anders gekregen had. Slechts tegen huisgenooten of intie me vrienden mag men, wanneer naar gevraagd wordt, zich in dien geest uitlaten. Tegenover de dienstboden moet men niet bazig, maar ook niet al te ver trouwelijk zijn. Bij het uitgaan, alleen of in gezel schap, ih de manier van loopen, bij het winkelen, bij de keuze zijner kleederen, bij alles moet men blijk geven van takt. Hoe minder een jong meisje de aandacht op zich vestigt, des te voor namer en taktvoller zal men haar vinden. Laai ons daarom niet alleen den aandrang van het hart volgen, maar ook de stem van het verstand; dan zal het gevoel van takt aan onze ver schijning en onze handelingen een beschaafd „cachet" geven. MARIE VAN AMSTEL. IN EN OM HAARLEM. En dat noemen ze nu het lieve voor jaar; koude, regen, sneeuw, warmte, zonneschijn, onweder, afwisselend alles zelfs op een en denzelfden dag. Blijf daar nu maar goed onder en als 't weer des morgens wat beter be looft te worden, vroeg in den ochtend; tegen acht of negen uur is 't gewoon lijk al lang weer mis. Het is en blijft ons maar een raad sel, hoe de meeste planten en dieren daar nog tegen kunnen. Zie in den vroegen ochtend de plaiïten nat be dauwd, neen, bevroren zelfs, slap zelfs hangen de blaadjes neder en na een paar uurtjes zijn ze weer goed; toch heeft het de vorige week zoo ge vroren, dat van heel wat te ere plan ten de punten der bladeren werkelijk doodgevroren zijn. Zie dien dikbehaar- den hommel zich langzaam van zijn legerstede oprichten. De avond is hem gisteren zeker overvallen, anders had hij voor den nacht wel wat meer be schut plekje kunnen vinden. Ook hij heeft het koud gehad dezen nacht, hij is nog' stijf van de koude, hij zou zoo zeer een zonnetje noodig hebben om de verkleumde ledematen wat te ver- warmen, wat leniger te maken en de natte vlerken te drogen. Hij zal dat moeten doen door een kouden, schra len wind. En wij menschen, hebben wij geen last van dè koude, of liever geen be hoefte aan zonneschijn en zonne warmte, om ons hart te verheffen, ons beter, vroolijker, gelukkiger te doen stemmen. Dat leelijke weer drukt ons ter neder, en meermalen vragen we ons af, of wij onze ei- schen niet te hoog gesteld hebben, of wij van onze voorjaarsdagen niet te veel vragen, 't Is niet om niet. dat er gezegd wordt: „Maart is ons ne gen mooie dagen verschuldigd," en verder „April doet wat hij wil," Het zal dus vroeger ook al wel zoo ge weest zijn, ik kan me ten minste nog herinneren, dat ik met de Paaschva- cantie niet naar huis kon ten gevol ge van groote, overgroote hoeveelheid sneeuw. En als Mei in 't land is, och, dan i9 't weer hetzelfde liedje; het lijkt wel Novemberweer. Dus maar niet langer geklaagd, er maar eens op uit, en wel in de rich ting van Bloemendaal. Spoedig zijn we er en nu wandelen we het park eens in. En dan, ja, zie, dan zeggen we toch: „de lente is in aan tocht, maar volop, neen, volop lente is het nog niet." Zie daar dien prunus pissardi, dien bruinen pruimenboom, hij is zoo goed als uitgebloeid, hij heeft mis schien reeds vrucht gezet en nu pas komen de bladknoppen te voorschijn, nu openen ze zich. Hier en daar zien we de blaadjes reeds te voorschijn ko men en vreemd genoeg, ze zijn niet bruin, maar groen; later eerst worden ze bruin. Dat is daar met dien zwar ten hazelaar toch heel anders; kijk maar eens, hoe mooi gerimpeld, ge plooid die blaadjes in den knop ge zeten hebben. En let eens op, hoelang of dat kleine takje reeds is. En wat is dat daar voor groen? Die dunne, windende grijze takken met die te genoverstaande bladeren, die zijn van de kamperfoelie, de echte wilde, met de tegen den avond geurende bloemen. Geur van jasmijn en kam perfoelie! hoe heerlijk! Daarbij een nachtegalenlied, en... Hé, daar heb je waarlijk ook een „klein Jantje", een winterkoninkje. Die zal ook blij zijn, dat die koude, gure dagen van den winter voorbij zijn; vroolijk sjil pend klinkt ten minste zijn liedje. Wat een stem voor zoo'n klein dier tje! Zie, schu wis hij heelemaal niet, geen oogenblik in rust, 't is een genot zoon diertje een oogenblikje waar te nemen. En dat roodstaartje daar, ijverig vliegt het af en aan om het nestje in orde te maken. Zeker daar bij dat zomerhuisje; heerlijk toch zoo in de vrije natuur; zoo volop tusschen planten en dieren te leven; er zal ook wel wat tegen zijn, maar ik zie dan toch liever op dat jonge groen, met zoo af en toe een gevederde zanger, dan dat ik in de stad tegen de mu ren van mijn overbuur moet kijken, al heeft die zijn ramen ook mooi voor zien van gordijnen, jalouzieën, enz. Die vlier is warempel ook al zoo ver. Geen wonder, kamperfoelie en vlier behooren beide tot dezelfde familie, hebben beide dezelfde soort knoppen, enz. En zie den sering eens. Al meer dan 1 d.M. zijn de jonge takjes lang, en let eens heel even op zoo'n enkel takje in al zijne deelen. Heusch, 't is werkelijk de moeite waard, want de natuur is juist groot in al die kleine details. Herinner u nog eens goed de takjes in den win ter; die van afstand tot afstand aan zwellende takjes en juist, waar de verbreeding het grootst was, twee flinke knoppen tegenover elkaar. Even hooger weer twee knoppen, maar juist een kruis vormend met de vorige. We hebben er toen nog op ge wezen, dat de knoppen zaten in de ok sels der bladeren, zelfs nu nog te zien aan de Litteekens; we wezen aan de bruingroene knopschubben tevens den stand der bladeren aan, en noemden dat een bewijs, dat de knopschubben werkelijk bladeren waren ook. En wat zien we nu, zoo mooi, zoo echt duidelijk overgangen van knopschub ben tot bladeren. De breede gedrongen knopschubben worden langer, de hoofdnerf komt wat meer voor den dag, de top verlengt zich een weinig, ook debladsteel wordt wat langer en zie de bladeren voor ons in nog wel jongen toestand, maar toch zijn ze er, de oudere de jongere nog bescher mend. En daar tusschen in zeker de bloem? Neen, mis; die bloemknoppen zien er heel anders uit, daar zitten geen gewone blaadjes aan. Kijk hier maar. Dat was reeds alles klaar. Gelukkij toch, dat de tuinman die struik van 't voorjaar niet gesnoeid heeft, an ders waren er heel wat bloemtrossen gesneuveld. Het wordt toch heter met die lui. Nu, heel veel nog niet, kijk maar eens naar die forsythia, wat heerlijke gele bloempjes, maar die takstompen, 't is een gruwel. Kijk eens naar die ribes. Al weer diezelf de takstompen. Ge moest toch eens een paar van die struiken zien, waaraan zoo'n schendende hand niet geweest was, dan zoudt ge 't verschil eens kunnen zien. Neem, nu voor u zelf eens kastan je, spitsbladige eschdoorn, of die fijne wilg en let eens op het mooie. Ga eens een boomkruipertje, een kwik staartje, een geelvink, een Vlaamsche gaai na, en ge wordt wat tevredener, en zegt de lente komt, maar lang zaam, dag aan dag wat. J. STURING. VRAGENBUS. Aan mevr. Z. te H. Tomaten zijn de groote bessen van een plant, die tot die beruchte familie der nacht schaden behoort. En daarom meendet u bevreesd te moeten zijn bij het eten daarvan? Er zal in de plant, in stengels en blade ren wel het een of ander giftig alca- loïd aanwezig zijn, want de bladeren ruiken sterk en het sap tast het vel aan ook, maar die groengekleurde deelen komen nooit in de keuken. Om u geheel gerust te stellen, vertel ik u meteen, dat onze bekende aardappel ook een lid van die familie is en wel één zeer na verwant aan de tomaat. Aan den Heer K. te H. Het kan zeer goed zijn, dat u reeds een vlinder gezien hebt; volgens beschrijving is het waarschijnlijk de groote of kleine vos geweest. De meeste toch blijven in den poptoestand den winter over en hier of daar op een beschut plek je gekoesterd door de zonnewarmte zal het dier zijn uitgekomen, zich er zeer zeker over verbazend, dat wij hier eind April nog winter hebben. Die vroege vlindertjes echter worden de stammoeders voor het vlinderheir, dat zich bij gunstig weer in den zo mer kan ontwikkelen. Zij leggen eit jes; daaruit ontstaan rupsjes, die al etende aangroeien, zich verpoppen en een tweede generatie voortbrengen, veel grooter in aantal dan de eerste. J. STURING. door WILH. STELLJES. Voor San Geronimo, een kleine bergstad in Texas, was een feestdag aangebroken. Het was de 16e Juli, en daar Bill Hooker op dezen dag op gehangen zou worden, had de direc tie van de in de buurt gelegen koper mijn, altijd op haar qui vive, als het zaken doen betrof, dezen dag ook tot betaaldag voor do mijnwerkers ge maakt. l)e beide kroegen in San Ge ronimo behoorden eveneens aan de mijnbouwmaatschappij, en dus was den mannen de besta gelegenheid ge schonken om het juist ontvangen loon; onmiddellijk in een dier twee kroegen welke tegenover het kantoor der di rectie lagen, weer tegen niets anders in te wisselen. Op dien dag zou toch niemand van de mijnwerkers naar be neden zijn gegaan, want allen meen den het aan de eer van Bill Hooker verplicht te zijn, hem op zijn laatsten gang tot geleide te dienen. Dat Bill den dood aan de galg wer kelijk verdiend had, daaraan twijfel de sedert den dag, waarop het von nis was geveld, niemand meer. Wel iswaar hadden de juryleden een hee- j len dag noodig gehad om over het vonnis te beraadslagen, maar ten slot te waren ze het toch eens geworden. Bill Hooker had een middel gevon den, waardoor het smelten van het kopererts meer winst opleverde, en dat middel voor nauwelijks het hon derdste deel van hetgeen het waard was, aan de mijndirectie verkocht. Met een zak vol blinkende goudstuk ken was hij direct uit het kantoor naar de tegenoverliggende kroeg ge gaan en had alle aanwezigen uitge- noodigd om op zijn kosten eens flink te drinken. Allen hadden aan die uit- noodiging voldaan op één na. Deze man was het slachtoffer geworden. Zooals de eene gentleman den anderen noodigde ik hem uit om op mijn welzijn te drinken,, verklaarde Biil Hooker bij zijn verdediging. Maar toen hij zelfs een onnoozele sigaar weigerde aan te nemen, dacht ik, hij zak en moet wat nemen en toen wierp ik hern de whiskyflesch naar het hoofd Ongelukkig woog deze flesch met haar inhoud ongeveer tien pond en verbrijzende den schedel van den man als een eierschaal. De voornaamste kwestie, waarover de gezworenen zoo lang hadden moe ten delibereeren, was deze geweest is het ongemotiveerde weigeren, om aan een vriendelijke uitnoodiging om te drinken te voldoen, een voldoende reden om iemand met de flesch te werpen? De meerderheid der juryle den beantwoordde deze vraag beves tigend, tot eindelijk de roode Jim, die een wrok tegen Bill Hooker koester de, omdat hij gedurende het vrij drin ken toevallig niet in de kroeg was ge weest, opmerkte, dat de man, dien Bill tevergeefrs tot drinken had uit- genoodigd, blind en doofstom was ge weest. Toen was de beraadslaging da delijk uit en twee minuten later sprak de voorzitter der jury het „schuldig" uit. Dus wachtte den bewoners van San Geronimo eon feestdag in dubbelen zin. Reeds sedert het aanbreken van den dag bevond pater José zich in de cel van den veroordeelde en las zijn Spaansch-Latijnsche gebeden. Bill was weliswaar geen Spanjaard, maar daar de methodistenprediker der stad tegelijk kassier der mijnbouwmaat schappij was en wegens den betaal dag heden niet komen kon, had de goedhartige pater zich met zijn ver vanging bij den veroordeelde belast. Bill Hooker bekommerde zich om den pater even weinig, als hij zich om den methodistenprediker bekommerd zou hebbenonder vloeken en kreunen probeerde hij de nieuwe, hooge laar zen aan te trekken, die expres voor deze gelegenheid waren gemaakt. Juist toen sheriff Bradfoot zijn ambtsvertrek wilde verlaten om te zien, of de werklieden met het oprich ten van de galg klaar waren geko men, kwam het kleine meisje van den postmeester hij hem binnen en overhandigde hem een brief. Hij was geadresseerd aan Bill Hooker in San Geronimo. Niet met zichzelven eens, of het wel de moeite waard was den man, die over een uur niet meer tot de le venden zou behooren, nog met eenige aardsche aangelegenheid bezig te hou den, draaide de sheriff den brief om en om. Eindelijk nam hij haastig een besluit, hij opende den brief en las den inhoud. Bij zijn lectuur werd zijn buitendien reeds rood gezicht voort durend rooder. Daar zou iemand nu toch door van streek rakenriep hij met dreunende stem en begon nog maals te lezen. Do brief kwam van een advocaat in een stad in 't Noorden. Deze deelde den adressant daarin mede, dat hij hem de zeer droevige mededeeling moest doen van het overlijden van zijn oom, den honorabelen burger Agamemnon Prillipps. Tegelijk nam hij de vrijheid den zeer geëerden heer Bill Hooker de onder deze omstan digheden altijd eenigszins vertroos tende mededeeling te doen toekomen, dat genoemde heer Agamemnon Pril lipps, zijn waarden neef Bill Hooker tot zijn universeelen erfgenaam had benoemd door hem alle roerende en onroerende goederen, geschat op on geveer negenhonderd duizend dollars, bij testament te vermaken. Mocht me neer Bill Hooker niet meer in leven zijn, dan weren diens kinderen erf genamen, mochten dezen niet aanwe zig zijn, dan viel de erfenis ten deel aan meneer Markus Tucker, een an deren neef van den overledene. Met zoo mogelijk nog sterker ge moedsbeweging had de sheriff den brief voor de tweede maal gelezen than9 liet hij de hand met den brief zinken en begon ingespannen na te denken. Zijn dik, rood hoofd werd bij dit ongewone werk bijna nog eens zoo dik en rood als gewoonlijk. Bill Hooker een millionair En die zou in het verloop van het volgende uur op gehangen worden Zou hij hem deze blijde of veeleer bedroevende tijding nog brengen? Mocht hij ze verzwij gen Daarbij kwam nog, dat Bill's neef, Markus Tucker, dien hij bitter haatte, na zijn dood de erfenis zou aanvaarden, daar Bill geen kinderen had. Met. steeds grooter inspanning dacht de sheriff na, tot hij eindelijk, toen zijn dik, rood hoofd van het ongewo ne werk dreigde te barsten, een uit- weg gevonden scheen te hebben, want hij sprong op, trok het horloge uit den zak, keek er op, en vloog toen, zoo snel hij kon, naar de cel van den veroordeelde. Neem rnc niet kwalijk, pater José, zei hij bij 't binnenkomen, maar zoudt ge mij niet een nogenblik met Bill alleen willen laten Ik heb nog een persoonlijke aangelegenheid met hem te bespreken. Zwijgend maakte de oude priester een buiging en ging de deur uit. Bill, begon de sheriff met een van opgewondenheid trillende stem, ter wijl hij den veroordeelde bij den arm pakte en hem naar 't uiterste hoekje Aran de cel trok. Bill, heb je lust om in 't leven te blijven Met half dichtgeknepen oogen keek Bill Hooker den sheriff verrast en loerend aandaarop boog hij zich heel bedaard voorover, trok de laars van zijn rechtervoet en stak er de hand in om naar een spijker te voe len, dat hem in den voet stak. Wat scheelt er bij je aan, Sam Bradfoot? Is de warmte je misschien naar je dikke hoofd gestegen? vroeg hij lachend, toen hij het spijkertje ge vonden en met de vingers omgebogen had. Of is je Mat Quillam's whisky -vanmorgen niet goed bekomen? Houd je mond, Billzei de she riff en voegde er eenigszins onlogisch bijbeantwoord mij liever een vraag; heb je een oom in Jersey ZekerDe oude Agamemnion Prillipps in Yorktown in Jersey is de broer van mijn moeder. Een oude vrek en half gek er bij. Agamemnon Prillipps is dood, zei de sheriff en beproefde tevergeefs zijn kwabbig gezicht een uitdrukking van deelneming te doen aannemen, maar jou, mijn jongen, heeft hij tot erfgenaam benoemd. Heb ik je zoo pas niet gezegd, dat hij volslagen gek was riep Bill Hoo ker lachend. Hoeveel is het, Sam Bijna een millioen dollars Waarom is de oude gek niet min stens zes maanden eerder gestorven riep Bill op een toon van leedwezen. Als je zonder kinderen na te la ten overdeden mocht zijn, komt de mooie erfenis aan je neef Markus Tucker, Bill, vervolgde de sheriff zonder op Bill's opmerkingen te let ten. Aan dezen dubbel en drievoudig gestreepten, scheeloogigen schurk schold Bill verontwaardigd. Luister <>ens, sheriff Bradfoot, zou het r.iet mogelijk zijn, dat de terechtstelling ten minste eenige weken werd uitge steld? Ik zou de heele stad vrijhou den, zoolang er geld is. Eten en drin ken mag ieder, zooveel en zoo lang hij wilWat zeg je er van 't Gaat helaas niet, Billantwoord de de sheriff met nadruk, maar hij gaf tegelijk den veroordeelde een lis tig knipoogje. Voor den dag met je plan, Sain Bradfootriep Bill Hooker. Wat wou je voorstellen? De sheriff zweeg een oogeniblik, daarop bracht hij zijn mond heel dicht aan het oor van den veroordeel de en fluisterde Zweer mij, dat je met mij deelen zult de heele erfenis Zweer mij dat, en ik maak den strop zoodanig vast, dat je niet kunt smoren. Later gaan we samen naar Yorktown en aanvaarden de erfenisZweer je mij dat? Wat een vraag Natuurlijk wil ik datzei Bill met een vergenoegd lachje. Zweer dan beval de sheriff en zei den veroordeelde een eedsformu- lier voor, dat gaten in 't papier zou branden, als we 't hier wilden herha len. Bill Hooker sprak precies na, wat hem werd voorgezegd. Ziezoo, fluisterde Bradfoot, toen hij klaar was, nu ga ik heen om den strop te halen en om den lijkschou wer van den hals te schuiven. Hij is immers meestal beschonken, maar ik zal hem vandaag nog een flinke do sis van Mat Quillams driester-whisky ingeven, dan zal hij voor vandaag wel genoeg hebben. Een half uur later kwam hij met den strop in de hand terug, zijn voor hoofd was met zweet bedekt en vuur rood van hef snelle loopen. - Ziezoo, hijgde hij bijna adem loos, de dokter is klaar voor vandaag. Hij heeft zooveel ingenomen, dat hij. weldra een windmolen voor een ko nijntje zal aanzien. Den braven Mae- dougal, die gaarne voor heul zou wil len spelen, heb ik gezegd, dat je1 den laatsten wensch hadt uitgesproken, dat de strop je hier in de cel om den hals mocht worden gelegd. Gauw dus, de jas uitZe zijn daarginds juist met de uitbetaling begonnen. Ik had weliswaar zoo half en half beloofd, met de voorstelling te wachten, tot allen hun loon hadden gebeurd, maar onder de gegeven omstandigheden ia het misschien maar beter, dut we de zaak onder ons en voor weinig toe schouwers zoo spoedig afmaken, als eenigszins mogelijk is. De sheriff nam het touw, maakte 't eerst onder de op den rug vastgebon den armen vast, legde daarop een losse strik om den hals en knoopte ze met een vuistdikke» knoop onder 't oor. Toen hij klaar was werd Bill de jas weer overgeworpen en Brad foot trok hem de zwarte kap over 't hoofd. Ziezoo, zei hij, nu zou ik den. eed nog wel eens weer van je willen hoo- ren, Bill Daarop zal je lang kunnen waeh- I ten, Sam Bradfoot, antwoordde Bil! Hooker knorrig; ik heb me straks reeds bijna de tong er aan verbrand. Maar ik houd mijn woord, daarop kun je je verlaten. Wat Bill Hooker eenmaal belooft, dat houdt hij Ik vertrouw je, Bill, antwoordde de sheriff. Maar luister nu eens. Ik zeg niet, dat de plof door het valluik je geen pijn zal doen. Ik geloof zelfs, .dat je de beenderen behoorlijk door elkaar geschud zullen worden, maar breken zal er niets. Je behoeft je straks maar te houden, alsof je dood bent begrepen Zeker Goed. Ik ga nu heen om den pa ter en Teddy Macdougal te halen. Hoeden af, meneeren riep she riff Bradfoot vijf minuten latear, toen Bill Hooker, wiens voeten thans ook waren gebonden, op de door een krijtstreep aangeduide plek van het valluik was geschoven. Alle aanwezigen namen, voor zoo ver ze er een hadden, hun hoofddek sel af. Bradfoot gaf den beul het afge sproken teeken. Teddy Macdougal sneed met één beweging het strakge spannen dunne touw door, hetwelk'fc valKik v>?h!"H, vi.an.p d? d°lin- quet stond, en met een hevigen ruk vloog het zware lichaam van den man ongeveer drie meter naar beneden. 1 Den nek gebroken, niet waar, dokter? vroeg tien minuten later Bradfoot aan den dokter, die door hem met driester-whisky voorbereid was. Totaal weg zoo dood als een pier, sheriff, antwoordde de dokter met een dikke tong. En zoo werd het in het proces-verbaal gezet. Als het lichaam niet wordt opge vraagd, zend het dan aan mij, Brad foot, zei de dokter nog tot den she riff, wat deze ook beloofde. Maar den volgenden morgen deelde hij den dokter mede, dat hij het lijk van Bill, die altijd een brave jongen was geweest-, op eigen kosten had la ten begraven. Ik kon het niet over mijn hart krijgen, een man, die altijd mijn vriend is geweest, aan uw ontleedmes over te leveren, dokter. Even goede vrienden rr om De beiden schudden elkaar de hand, dronken op eikaars welzijn een ste vig glas driester-whisky en daarmee was de zaak afgedaan. Den lGen Juli had de terechtstelling plaats gehad. Den 31en van die maand liet Bradfoot zijn plaatsvervanger bq zich komen. Ge moet mij voor eenige weken vervangen, mr. Dolan, zei hij, de zoon van mijn eenige zuster is van nacht hij mij gekomen. De arme jon gen heeft malaria in ergen graad op gedaan nu wil ik hem naar zijn woonplaats brengen, waar hij stellig zal genezen. De drommelsche jongen kost me een heele hand vol geld. maar zijn moeder zou het mij nooit vergelen, wanneer ik haar zieken jongen niet thuis bracht. Denzelfden avond reed hij met zijn rijtuigje met één paard naar het sta tion. Naast hem zat ziin zieke neef, tot aan de ooren in dilckë dekens ge huld, ofschoon het weer zoo warra was, dat men eieren in het zand van den rijweg had kunnen koken. Tien dagen hadden de twee noodig om Yorktown te bereiken, terwijl de reis anders slechts ongeveer vijf da gen duurde. Maar ze moesten lang zaam reizen, ofschoon in weerwil van de voorzorgsmaatregelen, welke Brad foot bij de terechtstelling had geno men, het gansche lichaam van den delinquent een zoodanigen schok had gekregen, dat hij nu nog herhaalde lijk luid schreeuwde van pijn. Toen de twee eindelijk het doel van hun tocht hadden bereikt, bracht Bradfoot zijn makker in een goed lo-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 13