BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
$1.20 PER 3 MAANDEN
8F 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Rabrbk voor Vronwen
Natuurhistorische
Wandelingen
De Erfenis van
Bill Hooker.
26c Jaargang
MAANDAG 4 MEI 1908
No. 7624
DE ZATERDAGAVOND
vMttRLEMS DAGBLAD KOST
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUtf
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Takt.
Het woord takt is in onze spreek
taal tegenwoordig schering en inslag,
maar het is hiermede als met zoovele
andere: een groot gedeelte der men
sehen, die het gebruiken, weet zelf
niet wat "het daarmede eigenlijk zeg
gen wil.
Onder takt verstaat men gewoon
lijk: het gevoel, dat de ware vrouw is
aangeboren voor wat past en wat niet
past., dat ons dikwijls in teedere
kwesties heter kan leiden, dan de
zorgvuldigste opvoeding. In zulke ge
vallen zijn goedhartigheid en mede
gevoel niet genoeg; juist degenen, die
sich daardoor te veel laten beheer-
schen, zullen dan vaak geheel ver
keerd spreken of handelen. Stel bijv.
't geval,dat wij, een bezoek bij ken
nis brengende, daar iemand aantref
fen. dien wij in langen tijd niet ge
zien hebben, dié misschien mijlen ver
van ons verwijderd was; ons hart
drijft ons, dadèlijk naar hem toe te
ijlen, maar het gevoel van takt ge
biedt ons, eerst de vrouw des huizes
te begroeten.
Als wij vrienden of kennissen opzoe
ken, die een droevig verlies geleden
hebben, dan zouden wij, indien wij
aan de inspraak van ons hart gehoor
gaven, met hen treuren, vooral wan
neer de afgestorvene ook ons dier
baar was; het gevoel van takt echter
.zegt ons dat wij onze kalmte moeten
bewaren; dat weinig woorden meer
troost brengen, krachtiger tot berus
ting a&amanen, dan vele, Wij moe
ten, zooals zekere schrijver zegt, „om
an bij den treurende zijn doch hem
niet toespreken."
Vele jonge meisjes gevoelen een ze
keren schroom, wanneer zij zich in
gezelschap van heeren bevinden.
Zelfs bij de bijeenkomst van kransjes
wordt immers vaak de veel beteeke-
nende vraag gesteld: „waarover moet
ik op een bal met mijn cavalier spre
uken?" Die vraag is moeilijk te beant
woorden. vooral omdat voor een ge
sprek twee personen noodig zijn. De
heer moet het gesprek beginnen en
.zorgen, dat het onderwerp de dame
■belang inboezemt.
Nu is het even taktloos, met „ja'
en „neen" te antwoorden, als al te
luidruchtig en mededeelzaam te zijn.
Levendig en spraakzaam mag ieder
meisje zijn: meestal is het natuurlij
ke ook het. meest gepaste.
Op één ding moet men echter let
ten: spreek nooit te veel over u zelf
of over personen, die anderen onbe
kend zijn. Over zijn eigen of anderer
toilet mag men nooit spreken, omdat
men in het laatste geval daardoor aan
leiding kan geven tot spot. Loopt het
gesprek van oudere menschen over
kunst, boeken enz. dan moet een
meisje meer toehooren en afwachten,
dan meespreken en óordeelen; vraagt
men evenwel haar oordeel, dan maj
aij door een passend oordeel toonen,
dat zij over het besproken onderwerp
een eigen meening heeft. Het is intu3-
schen beter deze niet te huichelen,
waar zij niet bestaat; een vraag op de
rechte plaats toont meer verstand en
belangstelling dan een ongemotiveerd
of voorbarig oordeel.
Op reis, waar het toeval ons met
zooveel verschillende menschen
kennis brengt, moeten wij takt too
nen te bezitten. Elke ware vrouw
gedraagt zich tegenover ouden van
dagen en zieken eerbiedig en bezorgd,
tegenover kinderen vriendelijk en on
derwijzend (niet schoolmeesterachtig).
Hoeveel liefhebbende oudej-s hun kin
deren daaromtrent ook kunnen leeren,
meestentijds moet men in zulke ge
vallen zijn eigen natuur volgen.
Wanneer men een geschenk krijgt
mag men nooit laten blijken, dat
men zulk een voorwerp reeds bezit of
liever iets anders gekregen had.
Slechts tegen huisgenooten of intie
me vrienden mag men, wanneer
naar gevraagd wordt, zich in dien
geest uitlaten.
Tegenover de dienstboden moet men
niet bazig, maar ook niet al te ver
trouwelijk zijn.
Bij het uitgaan, alleen of in gezel
schap, ih de manier van loopen, bij
het winkelen, bij de keuze zijner
kleederen, bij alles moet men blijk
geven van takt.
Hoe minder een jong meisje de
aandacht op zich vestigt, des te voor
namer en taktvoller zal men haar
vinden.
Laai ons daarom niet alleen den
aandrang van het hart volgen, maar
ook de stem van het verstand; dan
zal het gevoel van takt aan onze ver
schijning en onze handelingen een
beschaafd „cachet" geven.
MARIE VAN AMSTEL.
IN EN OM HAARLEM.
En dat noemen ze nu het lieve voor
jaar; koude, regen, sneeuw, warmte,
zonneschijn, onweder, afwisselend
alles zelfs op een en denzelfden dag.
Blijf daar nu maar goed onder en
als 't weer des morgens wat beter be
looft te worden, vroeg in den ochtend;
tegen acht of negen uur is 't gewoon
lijk al lang weer mis.
Het is en blijft ons maar een raad
sel, hoe de meeste planten en dieren
daar nog tegen kunnen. Zie in den
vroegen ochtend de plaiïten nat be
dauwd, neen, bevroren zelfs, slap
zelfs hangen de blaadjes neder en na
een paar uurtjes zijn ze weer goed;
toch heeft het de vorige week zoo ge
vroren, dat van heel wat te ere plan
ten de punten der bladeren werkelijk
doodgevroren zijn. Zie dien dikbehaar-
den hommel zich langzaam van zijn
legerstede oprichten. De avond is hem
gisteren zeker overvallen, anders had
hij voor den nacht wel wat meer be
schut plekje kunnen vinden. Ook hij
heeft het koud gehad dezen nacht, hij
is nog' stijf van de koude, hij zou zoo
zeer een zonnetje noodig hebben om
de verkleumde ledematen wat te ver-
warmen, wat leniger te maken en de
natte vlerken te drogen. Hij zal dat
moeten doen door een kouden, schra
len wind.
En wij menschen, hebben wij geen
last van dè koude, of liever geen be
hoefte aan zonneschijn en zonne
warmte, om ons hart te verheffen,
ons beter, vroolijker, gelukkiger te
doen stemmen. Dat leelijke weer
drukt ons ter neder, en meermalen
vragen we ons af, of wij onze ei-
schen niet te hoog gesteld hebben,
of wij van onze voorjaarsdagen niet
te veel vragen, 't Is niet om niet. dat
er gezegd wordt: „Maart is ons ne
gen mooie dagen verschuldigd," en
verder „April doet wat hij wil," Het
zal dus vroeger ook al wel zoo ge
weest zijn, ik kan me ten minste nog
herinneren, dat ik met de Paaschva-
cantie niet naar huis kon ten gevol
ge van groote, overgroote hoeveelheid
sneeuw.
En als Mei in 't land is, och, dan
i9 't weer hetzelfde liedje; het lijkt
wel Novemberweer.
Dus maar niet langer geklaagd, er
maar eens op uit, en wel in de rich
ting van Bloemendaal. Spoedig zijn
we er en nu wandelen we het
park eens in. En dan, ja, zie, dan
zeggen we toch: „de lente is in aan
tocht, maar volop, neen, volop lente is
het nog niet."
Zie daar dien prunus pissardi, dien
bruinen pruimenboom, hij is zoo
goed als uitgebloeid, hij heeft mis
schien reeds vrucht gezet en nu pas
komen de bladknoppen te voorschijn,
nu openen ze zich. Hier en daar zien
we de blaadjes reeds te voorschijn ko
men en vreemd genoeg, ze zijn niet
bruin, maar groen; later eerst worden
ze bruin. Dat is daar met dien zwar
ten hazelaar toch heel anders; kijk
maar eens, hoe mooi gerimpeld, ge
plooid die blaadjes in den knop ge
zeten hebben. En let eens op, hoelang
of dat kleine takje reeds is. En wat is
dat daar voor groen? Die dunne,
windende grijze takken met die te
genoverstaande bladeren, die zijn
van de kamperfoelie, de echte wilde,
met de tegen den avond geurende
bloemen. Geur van jasmijn en kam
perfoelie! hoe heerlijk! Daarbij een
nachtegalenlied, en... Hé, daar heb
je waarlijk ook een „klein Jantje",
een winterkoninkje. Die zal ook blij
zijn, dat die koude, gure dagen van
den winter voorbij zijn; vroolijk sjil
pend klinkt ten minste zijn liedje.
Wat een stem voor zoo'n klein dier
tje! Zie, schu wis hij heelemaal niet,
geen oogenblik in rust, 't is een genot
zoon diertje een oogenblikje waar te
nemen. En dat roodstaartje daar,
ijverig vliegt het af en aan om het
nestje in orde te maken. Zeker daar
bij dat zomerhuisje; heerlijk toch zoo
in de vrije natuur; zoo volop tusschen
planten en dieren te leven; er zal ook
wel wat tegen zijn, maar ik zie dan
toch liever op dat jonge groen, met
zoo af en toe een gevederde zanger,
dan dat ik in de stad tegen de mu
ren van mijn overbuur moet kijken, al
heeft die zijn ramen ook mooi voor
zien van gordijnen, jalouzieën, enz.
Die vlier is warempel ook al zoo ver.
Geen wonder, kamperfoelie en vlier
behooren beide tot dezelfde familie,
hebben beide dezelfde soort knoppen,
enz. En zie den sering eens. Al meer
dan 1 d.M. zijn de jonge takjes lang,
en let eens heel even op zoo'n enkel
takje in al zijne deelen.
Heusch, 't is werkelijk de moeite
waard, want de natuur is juist groot
in al die kleine details. Herinner u
nog eens goed de takjes in den win
ter; die van afstand tot afstand aan
zwellende takjes en juist, waar de
verbreeding het grootst was, twee
flinke knoppen tegenover elkaar.
Even hooger weer twee knoppen,
maar juist een kruis vormend met de
vorige. We hebben er toen nog op ge
wezen, dat de knoppen zaten in de ok
sels der bladeren, zelfs nu nog te zien
aan de Litteekens; we wezen aan de
bruingroene knopschubben tevens den
stand der bladeren aan, en noemden
dat een bewijs, dat de knopschubben
werkelijk bladeren waren ook. En
wat zien we nu, zoo mooi, zoo echt
duidelijk overgangen van knopschub
ben tot bladeren. De breede gedrongen
knopschubben worden langer, de
hoofdnerf komt wat meer voor den
dag, de top verlengt zich een weinig,
ook debladsteel wordt wat langer en
zie de bladeren voor ons in nog wel
jongen toestand, maar toch zijn ze
er, de oudere de jongere nog bescher
mend. En daar tusschen in zeker de
bloem?
Neen, mis; die bloemknoppen zien
er heel anders uit, daar zitten geen
gewone blaadjes aan. Kijk hier maar.
Dat was reeds alles klaar. Gelukkij
toch, dat de tuinman die struik van
't voorjaar niet gesnoeid heeft, an
ders waren er heel wat bloemtrossen
gesneuveld. Het wordt toch heter met
die lui. Nu, heel veel nog niet, kijk
maar eens naar die forsythia, wat
heerlijke gele bloempjes, maar die
takstompen, 't is een gruwel. Kijk
eens naar die ribes. Al weer diezelf
de takstompen.
Ge moest toch eens een paar van
die struiken zien, waaraan zoo'n
schendende hand niet geweest was,
dan zoudt ge 't verschil eens kunnen
zien.
Neem, nu voor u zelf eens kastan
je, spitsbladige eschdoorn, of die fijne
wilg en let eens op het mooie. Ga
eens een boomkruipertje, een kwik
staartje, een geelvink, een Vlaamsche
gaai na, en ge wordt wat tevredener,
en zegt de lente komt, maar lang
zaam, dag aan dag wat.
J. STURING.
VRAGENBUS.
Aan mevr. Z. te H. Tomaten zijn
de groote bessen van een plant, die
tot die beruchte familie der nacht
schaden behoort.
En daarom meendet u bevreesd te
moeten zijn bij het eten daarvan? Er
zal in de plant, in stengels en blade
ren wel het een of ander giftig alca-
loïd aanwezig zijn, want de bladeren
ruiken sterk en het sap tast het vel
aan ook, maar die groengekleurde
deelen komen nooit in de keuken. Om
u geheel gerust te stellen, vertel ik
u meteen, dat onze bekende aardappel
ook een lid van die familie is en wel
één zeer na verwant aan de tomaat.
Aan den Heer K. te H. Het kan
zeer goed zijn, dat u reeds een vlinder
gezien hebt; volgens beschrijving is
het waarschijnlijk de groote of kleine
vos geweest. De meeste toch blijven
in den poptoestand den winter over
en hier of daar op een beschut plek
je gekoesterd door de zonnewarmte
zal het dier zijn uitgekomen, zich er
zeer zeker over verbazend, dat wij
hier eind April nog winter hebben.
Die vroege vlindertjes echter worden
de stammoeders voor het vlinderheir,
dat zich bij gunstig weer in den zo
mer kan ontwikkelen. Zij leggen eit
jes; daaruit ontstaan rupsjes, die al
etende aangroeien, zich verpoppen en
een tweede generatie voortbrengen,
veel grooter in aantal dan de eerste.
J. STURING.
door WILH. STELLJES.
Voor San Geronimo, een kleine
bergstad in Texas, was een feestdag
aangebroken. Het was de 16e Juli, en
daar Bill Hooker op dezen dag op
gehangen zou worden, had de direc
tie van de in de buurt gelegen koper
mijn, altijd op haar qui vive, als het
zaken doen betrof, dezen dag ook tot
betaaldag voor do mijnwerkers ge
maakt. l)e beide kroegen in San Ge
ronimo behoorden eveneens aan de
mijnbouwmaatschappij, en dus was
den mannen de besta gelegenheid ge
schonken om het juist ontvangen loon;
onmiddellijk in een dier twee kroegen
welke tegenover het kantoor der di
rectie lagen, weer tegen niets anders
in te wisselen. Op dien dag zou toch
niemand van de mijnwerkers naar be
neden zijn gegaan, want allen meen
den het aan de eer van Bill Hooker
verplicht te zijn, hem op zijn laatsten
gang tot geleide te dienen.
Dat Bill den dood aan de galg wer
kelijk verdiend had, daaraan twijfel
de sedert den dag, waarop het von
nis was geveld, niemand meer. Wel
iswaar hadden de juryleden een hee-
j len dag noodig gehad om over het
vonnis te beraadslagen, maar ten slot
te waren ze het toch eens geworden.
Bill Hooker had een middel gevon
den, waardoor het smelten van het
kopererts meer winst opleverde, en
dat middel voor nauwelijks het hon
derdste deel van hetgeen het waard
was, aan de mijndirectie verkocht.
Met een zak vol blinkende goudstuk
ken was hij direct uit het kantoor
naar de tegenoverliggende kroeg ge
gaan en had alle aanwezigen uitge-
noodigd om op zijn kosten eens flink
te drinken. Allen hadden aan die uit-
noodiging voldaan op één na. Deze
man was het slachtoffer geworden.
Zooals de eene gentleman den
anderen noodigde ik hem uit om op
mijn welzijn te drinken,, verklaarde
Biil Hooker bij zijn verdediging. Maar
toen hij zelfs een onnoozele sigaar
weigerde aan te nemen, dacht ik, hij
zak en moet wat nemen en toen wierp
ik hern de whiskyflesch naar het
hoofd
Ongelukkig woog deze flesch met
haar inhoud ongeveer tien pond en
verbrijzende den schedel van den
man als een eierschaal.
De voornaamste kwestie, waarover
de gezworenen zoo lang hadden moe
ten delibereeren, was deze geweest
is het ongemotiveerde weigeren, om
aan een vriendelijke uitnoodiging om
te drinken te voldoen, een voldoende
reden om iemand met de flesch te
werpen? De meerderheid der juryle
den beantwoordde deze vraag beves
tigend, tot eindelijk de roode Jim, die
een wrok tegen Bill Hooker koester
de, omdat hij gedurende het vrij drin
ken toevallig niet in de kroeg was ge
weest, opmerkte, dat de man, dien
Bill tevergeefrs tot drinken had uit-
genoodigd, blind en doofstom was ge
weest. Toen was de beraadslaging da
delijk uit en twee minuten later sprak
de voorzitter der jury het „schuldig"
uit.
Dus wachtte den bewoners van San
Geronimo eon feestdag in dubbelen
zin. Reeds sedert het aanbreken van
den dag bevond pater José zich in de
cel van den veroordeelde en las zijn
Spaansch-Latijnsche gebeden. Bill
was weliswaar geen Spanjaard, maar
daar de methodistenprediker der stad
tegelijk kassier der mijnbouwmaat
schappij was en wegens den betaal
dag heden niet komen kon, had de
goedhartige pater zich met zijn ver
vanging bij den veroordeelde belast.
Bill Hooker bekommerde zich om den
pater even weinig, als hij zich om den
methodistenprediker bekommerd zou
hebbenonder vloeken en kreunen
probeerde hij de nieuwe, hooge laar
zen aan te trekken, die expres voor
deze gelegenheid waren gemaakt.
Juist toen sheriff Bradfoot zijn
ambtsvertrek wilde verlaten om te
zien, of de werklieden met het oprich
ten van de galg klaar waren geko
men, kwam het kleine meisje van
den postmeester hij hem binnen en
overhandigde hem een brief. Hij was
geadresseerd aan Bill Hooker in San
Geronimo.
Niet met zichzelven eens, of het
wel de moeite waard was den man,
die over een uur niet meer tot de le
venden zou behooren, nog met eenige
aardsche aangelegenheid bezig te hou
den, draaide de sheriff den brief om
en om. Eindelijk nam hij haastig een
besluit, hij opende den brief en las
den inhoud. Bij zijn lectuur werd zijn
buitendien reeds rood gezicht voort
durend rooder. Daar zou iemand nu
toch door van streek rakenriep hij
met dreunende stem en begon nog
maals te lezen.
Do brief kwam van een advocaat in
een stad in 't Noorden. Deze deelde
den adressant daarin mede, dat hij
hem de zeer droevige mededeeling
moest doen van het overlijden van
zijn oom, den honorabelen burger
Agamemnon Prillipps. Tegelijk nam
hij de vrijheid den zeer geëerden heer
Bill Hooker de onder deze omstan
digheden altijd eenigszins vertroos
tende mededeeling te doen toekomen,
dat genoemde heer Agamemnon Pril
lipps, zijn waarden neef Bill Hooker
tot zijn universeelen erfgenaam had
benoemd door hem alle roerende en
onroerende goederen, geschat op on
geveer negenhonderd duizend dollars,
bij testament te vermaken. Mocht me
neer Bill Hooker niet meer in leven
zijn, dan weren diens kinderen erf
genamen, mochten dezen niet aanwe
zig zijn, dan viel de erfenis ten deel
aan meneer Markus Tucker, een an
deren neef van den overledene.
Met zoo mogelijk nog sterker ge
moedsbeweging had de sheriff den
brief voor de tweede maal gelezen
than9 liet hij de hand met den brief
zinken en begon ingespannen na te
denken. Zijn dik, rood hoofd werd bij
dit ongewone werk bijna nog eens
zoo dik en rood als gewoonlijk. Bill
Hooker een millionair En die zou in
het verloop van het volgende uur op
gehangen worden Zou hij hem deze
blijde of veeleer bedroevende tijding
nog brengen? Mocht hij ze verzwij
gen Daarbij kwam nog, dat Bill's
neef, Markus Tucker, dien hij bitter
haatte, na zijn dood de erfenis zou
aanvaarden, daar Bill geen kinderen
had.
Met. steeds grooter inspanning dacht
de sheriff na, tot hij eindelijk, toen
zijn dik, rood hoofd van het ongewo
ne werk dreigde te barsten, een uit-
weg gevonden scheen te hebben, want
hij sprong op, trok het horloge uit
den zak, keek er op, en vloog toen,
zoo snel hij kon, naar de cel van den
veroordeelde.
Neem rnc niet kwalijk, pater
José, zei hij bij 't binnenkomen, maar
zoudt ge mij niet een nogenblik met
Bill alleen willen laten Ik heb nog
een persoonlijke aangelegenheid met
hem te bespreken.
Zwijgend maakte de oude priester
een buiging en ging de deur uit.
Bill, begon de sheriff met een van
opgewondenheid trillende stem, ter
wijl hij den veroordeelde bij den arm
pakte en hem naar 't uiterste hoekje
Aran de cel trok. Bill, heb je lust om
in 't leven te blijven
Met half dichtgeknepen oogen keek
Bill Hooker den sheriff verrast en
loerend aandaarop boog hij zich
heel bedaard voorover, trok de laars
van zijn rechtervoet en stak er de
hand in om naar een spijker te voe
len, dat hem in den voet stak.
Wat scheelt er bij je aan, Sam
Bradfoot? Is de warmte je misschien
naar je dikke hoofd gestegen? vroeg
hij lachend, toen hij het spijkertje ge
vonden en met de vingers omgebogen
had. Of is je Mat Quillam's whisky
-vanmorgen niet goed bekomen?
Houd je mond, Billzei de she
riff en voegde er eenigszins onlogisch
bijbeantwoord mij liever een vraag;
heb je een oom in Jersey
ZekerDe oude Agamemnion
Prillipps in Yorktown in Jersey is de
broer van mijn moeder. Een oude
vrek en half gek er bij.
Agamemnon Prillipps is dood,
zei de sheriff en beproefde tevergeefs
zijn kwabbig gezicht een uitdrukking
van deelneming te doen aannemen,
maar jou, mijn jongen, heeft hij tot
erfgenaam benoemd.
Heb ik je zoo pas niet gezegd, dat
hij volslagen gek was riep Bill Hoo
ker lachend. Hoeveel is het, Sam
Bijna een millioen dollars
Waarom is de oude gek niet min
stens zes maanden eerder gestorven
riep Bill op een toon van leedwezen.
Als je zonder kinderen na te la
ten overdeden mocht zijn, komt de
mooie erfenis aan je neef Markus
Tucker, Bill, vervolgde de sheriff
zonder op Bill's opmerkingen te let
ten.
Aan dezen dubbel en drievoudig
gestreepten, scheeloogigen schurk
schold Bill verontwaardigd. Luister
<>ens, sheriff Bradfoot, zou het r.iet
mogelijk zijn, dat de terechtstelling
ten minste eenige weken werd uitge
steld? Ik zou de heele stad vrijhou
den, zoolang er geld is. Eten en drin
ken mag ieder, zooveel en zoo lang
hij wilWat zeg je er van
't Gaat helaas niet, Billantwoord
de de sheriff met nadruk, maar hij
gaf tegelijk den veroordeelde een lis
tig knipoogje.
Voor den dag met je plan, Sain
Bradfootriep Bill Hooker. Wat wou
je voorstellen?
De sheriff zweeg een oogeniblik,
daarop bracht hij zijn mond heel
dicht aan het oor van den veroordeel
de en fluisterde
Zweer mij, dat je met mij deelen
zult de heele erfenis Zweer mij
dat, en ik maak den strop zoodanig
vast, dat je niet kunt smoren. Later
gaan we samen naar Yorktown en
aanvaarden de erfenisZweer je mij
dat?
Wat een vraag Natuurlijk wil
ik datzei Bill met een vergenoegd
lachje.
Zweer dan beval de sheriff en
zei den veroordeelde een eedsformu-
lier voor, dat gaten in 't papier zou
branden, als we 't hier wilden herha
len. Bill Hooker sprak precies na, wat
hem werd voorgezegd.
Ziezoo, fluisterde Bradfoot, toen
hij klaar was, nu ga ik heen om den
strop te halen en om den lijkschou
wer van den hals te schuiven. Hij is
immers meestal beschonken, maar ik
zal hem vandaag nog een flinke do
sis van Mat Quillams driester-whisky
ingeven, dan zal hij voor vandaag wel
genoeg hebben.
Een half uur later kwam hij met
den strop in de hand terug, zijn voor
hoofd was met zweet bedekt en vuur
rood van hef snelle loopen.
- Ziezoo, hijgde hij bijna adem
loos, de dokter is klaar voor vandaag.
Hij heeft zooveel ingenomen, dat hij.
weldra een windmolen voor een ko
nijntje zal aanzien. Den braven Mae-
dougal, die gaarne voor heul zou wil
len spelen, heb ik gezegd, dat je1 den
laatsten wensch hadt uitgesproken,
dat de strop je hier in de cel om den
hals mocht worden gelegd. Gauw dus,
de jas uitZe zijn daarginds juist
met de uitbetaling begonnen. Ik had
weliswaar zoo half en half beloofd,
met de voorstelling te wachten, tot
allen hun loon hadden gebeurd, maar
onder de gegeven omstandigheden ia
het misschien maar beter, dut we de
zaak onder ons en voor weinig toe
schouwers zoo spoedig afmaken, als
eenigszins mogelijk is.
De sheriff nam het touw, maakte 't
eerst onder de op den rug vastgebon
den armen vast, legde daarop een
losse strik om den hals en knoopte ze
met een vuistdikke» knoop onder 't
oor. Toen hij klaar was werd Bill
de jas weer overgeworpen en Brad
foot trok hem de zwarte kap over 't
hoofd.
Ziezoo, zei hij, nu zou ik den. eed
nog wel eens weer van je willen hoo-
ren, Bill
Daarop zal je lang kunnen waeh-
I ten, Sam Bradfoot, antwoordde Bil!
Hooker knorrig; ik heb me straks
reeds bijna de tong er aan verbrand.
Maar ik houd mijn woord, daarop
kun je je verlaten. Wat Bill Hooker
eenmaal belooft, dat houdt hij
Ik vertrouw je, Bill, antwoordde
de sheriff. Maar luister nu eens. Ik
zeg niet, dat de plof door het valluik
je geen pijn zal doen. Ik geloof zelfs,
.dat je de beenderen behoorlijk door
elkaar geschud zullen worden, maar
breken zal er niets. Je behoeft je
straks maar te houden, alsof je dood
bent begrepen
Zeker
Goed. Ik ga nu heen om den pa
ter en Teddy Macdougal te halen.
Hoeden af, meneeren riep she
riff Bradfoot vijf minuten latear, toen
Bill Hooker, wiens voeten thans ook
waren gebonden, op de door een
krijtstreep aangeduide plek van het
valluik was geschoven.
Alle aanwezigen namen, voor zoo
ver ze er een hadden, hun hoofddek
sel af.
Bradfoot gaf den beul het afge
sproken teeken. Teddy Macdougal
sneed met één beweging het strakge
spannen dunne touw door, hetwelk'fc
valKik v>?h!"H, vi.an.p d? d°lin-
quet stond, en met een hevigen ruk
vloog het zware lichaam van den man
ongeveer drie meter naar beneden.
1 Den nek gebroken, niet waar,
dokter? vroeg tien minuten later
Bradfoot aan den dokter, die door
hem met driester-whisky voorbereid
was.
Totaal weg zoo dood als een
pier, sheriff, antwoordde de dokter
met een dikke tong. En zoo werd het
in het proces-verbaal gezet.
Als het lichaam niet wordt opge
vraagd, zend het dan aan mij, Brad
foot, zei de dokter nog tot den she
riff, wat deze ook beloofde.
Maar den volgenden morgen deelde
hij den dokter mede, dat hij het lijk
van Bill, die altijd een brave jongen
was geweest-, op eigen kosten had la
ten begraven.
Ik kon het niet over mijn hart
krijgen, een man, die altijd mijn
vriend is geweest, aan uw ontleedmes
over te leveren, dokter. Even goede
vrienden rr om
De beiden schudden elkaar de hand,
dronken op eikaars welzijn een ste
vig glas driester-whisky en daarmee
was de zaak afgedaan.
Den lGen Juli had de terechtstelling
plaats gehad. Den 31en van die maand
liet Bradfoot zijn plaatsvervanger bq
zich komen.
Ge moet mij voor eenige weken
vervangen, mr. Dolan, zei hij, de
zoon van mijn eenige zuster is van
nacht hij mij gekomen. De arme jon
gen heeft malaria in ergen graad op
gedaan nu wil ik hem naar zijn
woonplaats brengen, waar hij stellig
zal genezen. De drommelsche jongen
kost me een heele hand vol geld.
maar zijn moeder zou het mij nooit
vergelen, wanneer ik haar zieken
jongen niet thuis bracht.
Denzelfden avond reed hij met zijn
rijtuigje met één paard naar het sta
tion. Naast hem zat ziin zieke neef,
tot aan de ooren in dilckë dekens ge
huld, ofschoon het weer zoo warra
was, dat men eieren in het zand van
den rijweg had kunnen koken.
Tien dagen hadden de twee noodig
om Yorktown te bereiken, terwijl de
reis anders slechts ongeveer vijf da
gen duurde. Maar ze moesten lang
zaam reizen, ofschoon in weerwil van
de voorzorgsmaatregelen, welke Brad
foot bij de terechtstelling had geno
men, het gansche lichaam van den
delinquent een zoodanigen schok had
gekregen, dat hij nu nog herhaalde
lijk luid schreeuwde van pijn.
Toen de twee eindelijk het doel van
hun tocht hadden bereikt, bracht
Bradfoot zijn makker in een goed lo-