De weggewaaide Qans
tevreden te zijn en nu kwam daar
bij nog dat voorval van gisteren.
Door haar gevoel overweldigd, be
groef zij haar gezicht in haar han
den en snikte luide.
Vier jaren zijn voorbijgegaan.
Op een mooien zomeravond zit. An
na voor de deur van hethuis en
leest. Zij is weinig veranderd. Slechts
wat dikker enmooier is zij gewor
den, in bare oogen ligt een peinzende
uitdrukking en om den frisschen
mond zweeft een zwaarmoedige trek.
Reeds lang heeft Anna zich weder
aan het leven in haar geboorteplaats
gewend, maar zij is trots en onge
naakbaar gebléven, en haar moeder
kreeg er een zwaar hoofd in, toen zij
zag, hoe al haar familieleden trouw
den, terwijl geen enkele jonge boeren
zoon uit de omgeving het waagde om
de hand van haar mooie dochter te
komen vragen. Het in zichzelf gekeer
de. zwijgende meisje.deed haar ou
ders, die het geheim van hun kind
niet vermoedden, veel verdriet.
Anna, zei de boerin op een goe
den dag, terwijl zij op den drempel
bleef staan, weet je al, dat George
Huber bij zijn zuster op de bruiloft
komt
Zij had de woorden zonder neven
bedoeling uitgesproken, alsof het een
nieuwtje was van geen bijzonder be
lang. Door den indruk evenwel, dien
het bericht op hare dochter maakte,
was ze verwonderd en verschrikt.
Anna werd doodsbleek en het boek
viel uit haar handen. Ze beheerschte
zich evenwel weer spoedig, raapte
het boek weer op en zeide op onver
schilligen toon, ofschoon zij ook een
licht sidderen van haar stem niet kon
verhinderen
Zoo Blijft hij dan weer hier
Neen, integendeel, hij wil Han-
na en Joseph meenemen. Hij heeft
een mooie betrekking in Mecklenburg.
Ik geloof als opzichter van een land
goed en wil nu zwager en zuster er
mee naar toe nemen. Hij wil maar
drie dagen hier blijven.
Anna was vastbesloten George in
allen gevalle 'te zien. Zij had in de
laatste jaren zooveel heimelijk ver-
'drlet om hem geleden, dat zij, als het
niet anders ging, haar trots op zij
zou zetten. Zij wilde hem met alle
geweld spreken.
Wanneer is die bruiloft vroeg
aij.
Overmorgen.
Goed, dan zullen wij er heen
gaan.
De boerin had al weken lang be
proefd, haar dochter er toe te bewe
gen de bruiloft bij te wonen, maar
'Anna had er niets van willen hoo-
ren, zij was daarom over dezen piot-
selingen ommekeer te zeer verheugd,
om naar de oorzaak er van te vra
gen. ofschoon zij zich die niet ver
klaren kon.
Anna zat in de kerk, achter een
pilaar verborgen, en keek met ver
langende blikken naar de kerkdeur,
waardoor de gasten binnen kwamen.
Daar kwam het jonge bruidspaar, ge
volgd door ouders en broers en zus
ters, en midden tusschen hon eene
gestalte, die boven hen allen uitstak
een jonge man met opvallend
mooie oogen vol uitdrukking, waarin
echter een zweem van zwaarmoedig
heid lag opgesloten,
naar de oude. Eens greep hij hare
gerimpelde, van liet werken harde,
handen en drukte ze 'teeder.
Anna was half van hare zitplaats
opgestaan en keek met kloppend hart
naar den verloren vriend uit haar
jeugd. Toen zij zag met welk een lief
devolle bezorgdheid hij voor zijne
moeder zorgde, kwam het gevoel van
.verlatenheid en eenzaamheid, dat
haar al zoo lang bekropen had, met
zulk een geweld op, dat zij, toen de
algemeene opmerkzaamheid op den
predikant gericht was, onbemerkt
naar buiten sloop. Als door furiën
vervolgd, liep zij het veld in, tot zij
onbewust op de plaats kwam, waar
sich vier jaar geleden die ongelukkige
geschiedenis, die haar heele leven
verbitterde, had afgespeeld. Nu nog
steeg haar het bloed naar de wangen,
als zij daaraan dacht
Zij sloeg de handen voor 't gezicht,
liet zich in het gras neervallen, en
snikte langen tijd als een wanhopige.
Plotseling hoqrde zij naast zich de
takken kraken;- Verschrikt keek zij
'Op. Voor haar stond degene, om wien
hare tranen vloeiden en keek met
ernstige, treurige oogen op haar
neer. Langzaam week het bloed uit
Anna's wangen en zij staarde den
jongen man aan alsof hij een geest
was.
Eindelijk begon George
Juffrouw Anna, zeide hij, met
Jicht sidderende stem, toen wij elkan
der de laatste maal hier ontmoetten
toen ben ik erg erg brutaal
tegen u opgetreden ik ik schaam
me al lang over mijn toenmalig ge
drag en heb mij voorgenomen de eer
ste gelegenheid de beste u om verge
ving te vragen. Ik zag u in de kork,
'doch kon u, toen de dienst afgeloopen
was, niet meer vinden. U wilde mij
zeker ontwijken, maar ik wilde juist
naar u toegaan. lie was toen
buiten mij zelve van drift en had ook
Wel grond daarvoor, ofschoon daar
mee mijn gedrag niet te verontschul
digen is. Wat hebt gij al die jaren
wel van mij gedachtl"
Anna zat nog steeds half opgericht
in het gras. Onder George's toespraak
was zij afwisselend rood en bleek
geworden. Toen hij geëindigd had,
sprong zij op en riep met een door
tranen verstikte stem:
Jij jij vraagt mij om verge
ving jij schaamt je ofschoon
ik mij alleen moest schamen en je
vergeving vragen, omdat ik aanlei
ding gaf tot die woorden, en ik weet
het jij sprak de waarheid, ik ech
ter loogl"
George kon zijn ooren niet geloo-
ven, toen hij deze woorden vernam.
Hij meende niet goed gehoord te heb
ben.
Wat? stamelde hij, u loog? Wat
wilt u daarmee zeggen?'
Dat ik voorgaf je te haten, zoo-
als ik de anderen haatte maar het
was niet waar waarom ik 't- zeide,
weet ik zelf niet alleen denk ik,
omdat ik hun plagerijen en toespe
lingen niet verdragen konl O. George,
als jij eens wist, wat ik in deze vier
jaar geleden heb!
En wederom brak zij in tranen uit.
George voelde zijn hart kloppen.
Diep in zijn binnenste ontwaakte een
gevoel van hoop, dat hij reeds lang
dood en begraven gewaand had.
Toen ik je dien keer zeide, dat
ik heimelijk aan je gedacht heb, be
gon hij met zachte stem en onwille
keurig tot het oude, trouwe „je" terug
keerend, sprak ik slechts de waarheid
maar het is nog zoo, Anna. Vier
jaren, dat is een langen tijd, Anna,
en ik heb mij moeite gegeven je te
vergeten, maar het ging niet, het ge
lukte me niet ofschoon ik geen
hoop meer had, dat mijn liefde zou
beantwoord worden, maar nu, in dit
oogenblik is alles anders geworden
ik durf weder te hopen kijk mij
's aan lieveling, en zeg mij of je niet
een beetje van mij houden kunt!
Anna's mooie oogen begonnen weer
helderder te kijken. Een zalig glim
lachje vloog over haar gezicht, een
seconde draalde zij... toen keek ze
beschroomd tot hem op en in het vol
gend oogenblik schreide zij van
vreugde.
O, lieve, je vermoedt niet, hoe
bitter het mij berouwde, hoe reikhal
zend ik op je terugkeer gewacht heb!
zeide zij en drukte zich nog inniger
aan de borst van den jongen man.
En hoe graag was ik eerder ge
komen, als ik niet gemeend had, dat
mijn aanblik je onverdragelijk zou
zijn, antwoordde George, terwijl hij
teeder in die mooie oogen staarde,
die naar hem opgeslagen waren. Nu
is alles in orde, niet waar? En binnen
vier maanden ben je mijn lieve, klei
ne vrouw!
Arm in arm ging het gelukkige
paar naar huis.
Heb ik het niet altijd gezegd, zei
de boerin tot haar man, terwijl zij
met weemoedigen blik den wagen na
zag, die een half jaar daarna doch
ter en schoonzoon naar het naaste
station bracht, onze Anna was nu een
maal voor iets beters bestemd! Zij
keerden zich van elkander af, om el
kaar hun tranen niet te laten zien.
Een Heldendaad,
(Uit het Engelsch).
I.
Ga nooit buiten uwe rol, welke
uwe rol in dit leven ook moge zijn.
Wanneer gij van nature tot clown
bestemd zijt, probeer dan nooit voor
held to spelen. Luister maar eens,
hoe het met Alfred Smithers ging, die
vijf voet lang was, zandkleurig haar
en een smachtend oog had, met boek
houden vier pond 's weeks verdiende
-O" oJiiijJ. -c-Wo-fOf
het pad der helden voerde.
Soms weet dat toeval je leelijke
parten te spelen.
Emilly Trimmins, dienstmeisje van
beroep en hoogst zenuwachtig van
aard, merkte op een goeden dag, dat
haar brievenbesteller met een andere
jongejlame wandelde. Uit hetgeen
zij zich van de stuiverromans herin
nerde, begreep zij, dat zelfmoord hier
de aangewezen weg was. Met het
greintje verstand, dat nog op de
grens van overgroote zenuwachtig
heid en waanzin lag, bepaalde zij nu
de wijze van zelfmoord.
Op zekeren avond ging zij naar de
Heide en sprong daar ten aanschou-
we van verscheidene mannelijke leeg-
loopers, een zenuwachtige kindermeid
en twee dikhoofdige kinderen, in den
vijver. Hare laatste gedachte, vóór
dat het water zich boven haar sloot,
was „Wie van die mannen zal mij
er weer uithalen
De eesrte leeglooper zeide, dat hij
nog nooit zulk krankzinnigenwerk
had bijgewoond en dat het hoog tijd
voor hem werd, om naar huis te
gaan.
De tweede leeglooper merkte op,
dat er terstond wat gedaan moest
worden.
De derde schreeuwde om hulp.
De vierde zeide, dat de politie nooit
bij de hand was, als men haar noo-
dig had.
De zenuwachtige kindermeid ging
dadelijk op het gras zitten, zette ha
ren hoed af, haakte hare japon los,
waaide zich met een zakdoek en zei
de
O, wat ben ik er naar van ge
worden - i
De twee dikhoofdige kinderen gil
den
Hoe grappig, hoe grappig Laat
zij er weer uitkomen en het nog eens
overdoen
En op dit oogenblik voerde het toe
val, dat, zooals reeds gezegd is,
iemand soms zoo leelijke parten spe
len kan, Alfred Smithers op het too-
neel.
Deze had dikwijls in den vijver ge-
vischt en meende zeker te weten, dat
deze nergens dieper was dan drie
voet. Hij zag een politieagent met een
rol touw onder den arm komen aan-
loopen, hij bemerkte, dat hij publiek
had en werd hierdoor aangevuurd.
Spring er in, van waar je staat,
en verlies niet langer tijd met na
denken schreeuwde de tweede leeg
looper.
Smithers wierp zijn hoed weg en
trok zijne pandjesjas uit.
Dat is eerst moed Dat is een
.man riep de zenuwachtige kinder
meid.
Dit deed de schaal overslaan. Met
eene stentorstem bulderde hij tegen
de twee dikhoofdige kinderen „Ach
teruit daar een totaal noodelooze
kreet, die alleen werd uitgestooten,
om meer effect te maken en sprong
met de voeten vooruit in het water.
Een hevig geplas volgde. Toen dit
bedaarde, zag men Smithers in het
water staandat juist tot aan de
einden van zijn met touwtjes vastge
bonden bretels reikte.
De twee kinderen lagen in een on
bedaarlijke lachbui over het gras te
rollen. Het was een heerlijke middag,
zoo'n mooie vertooning hadden zij na
de laatste pantomime niet meer te
zien gekregen.
Wacht niet tot ze weer boven
komtDuik Dat is wat je te doen
staat riep de tweede leeglooper.
Ilc weet zelf wel wat ik doen
moet, antwoordde Smithers, die dit
eigenlijk niet wist.
Hij deed een stap naar voren en
verdween eensklaps in een vijftien
voet diep gat, waarvan hij, ondanks
zijn visschen in den vijver, nooit iets
geweten had.
Toen hij in het gat naar beneden
zwakte, kwam hij in botsing met Emi
ly Trimmins, die juist naar boven
kwam drijven. Zij hield stil en
klampte zich vast aan al, wat zij
maar van Smithers te pakken kon
krijgen. Deze ging nu woest en drif
tig aan het watertrappen, juist als
een kind, dat op den vloer van de kin
derkamer staat te stampvoeten, om
dat het bij het theedrinken niet met
den koek beginnen mag.
Hij sloeg in den blinde met beide
handen uit en misschien zou het hem
wel gelukt zijn de half verdronken
jonge dame af te schudden, als hij
onder het worstelen niet eensklaps
bemerkt had, dat zij beiden verward
waren geraakt in een touw en aan
elkaar vastgebonden waren.
Hij gaf een laatsten wanhopigen
schop en verloor alle belangstel
ling in.de aardsehe dingen.
Intusschen trok de politieagent, ge
holpen door de leegloopers, uit alle
macht aan het andere eind van het
touw en bracht hij eene verwarde
massa op don oever.
Toen men aan het sorteeren ging,
bleek de eene helft er van van Smi
thers en de andere helft van juffrouw
Trimmins te zijn. Hierna ging men
tot groote voldoening van de in een
oogwenk aangegroeide menigte toe
schouwers met energie tot de behan
deling der schijnbaar Arerdronkenen
óver.
Smithers lcwam spoedig bij, hij
voelde zich ziek, maar roemrijk, en
verzekerde den politieagent, dat hij
weer heelemaal in orde was. Op dat
oogenblik zag hij er niet op zijn voor-
deeligst uit, maar toch voelde hij van-
alle zijden bewonderende blikken op
zich rusten.
Bravo riep een oude heer.
Een waar koor van bravo's volgde,
waarmede de politieagent en de dok
ter, die met Emily Trimmins bezig
was, met vuur instemden. O, het was
schoon, het was heerlijk l
Prachtig gedaan, mijnheer zei
de de politieagent. De manier,
waarop gij, toen gij in het gat sprong
om haar op te halen, het eind van
het touw wist te grijpen, was bewon
derenswaardig. En gij moet wel erg
kalm van aard en behendig met uwe
handen zijn, want ik wed, dat zij
heel wat moeite gaf, toen gij haar
vast kreeg.
Ja, weet u, mijnheer, antwoord
de Smither3 gemoedelijk zij was
haar hoofd heelemaal kwijt.
En toch hebt gij het touw twee
maal om u zelf heen gewonden, het
onder haar armen weten te krijgen
en een stevigen knoop in gelegd Op
het droge had het niet vlugger ge
daan kunnen worden, laat staan in
bet water en dan nog gehinderd door
zooverre hersteld, dat zij rijp. was
voor vervoer in eene vigelanté met
een politieagent op den hok.
Zij zag er niet mooi uithaar kap
sel was losgegaan en er was iets met
haar neus gebeurd. Men veronder
stelde, dat zij dien bij het in het wa
ter springen gestooten had. Alfred
Smithers herinnerde zich wel, dat hij
in het eerste stadium der worsteling
tegen iets aan geschopt had, maar
achtte het niet der moeite waard ver
meld te worden. Hij volgde den goe
den raad om een slok brandewijn te
nemen en werd eveneens naar huis
gereden. De omstanders juichten.
Juffrouw Smithers was eene vrouw
van geestkracht en stopte Smithers
in minder dan geen tijd in bed met
een warme kruik aan de voeten en
een stoomenden ketel rum en water
aan het hoofd. Zij schreef tevens een
briefje aan de heeren Garson en Begg
om te zeggen, dat haar man den
volgenden dag niet zooals gewoonlijk j
op het kantoor zou kunnen komen.
Zij wierp de geschiedenis over den
rechter tuinmuur naar juffrouw War-
boys en over den linkermuur naar de
weduwe van wijlen Charles Push.
Binnen twintig minuten was het
verhaal in de geheele straat bekend,
en daarbij niet ingekrompen.
Er heerschte groote opgewonden
heid en uit drie verschillende huizen
kwamen uitnoodigingen om een kopje
thee te komen drinken en bood men
juffrouw Smithers liefderijke hulp
aan. Twee der uitnoodigingen nam
zij aan, in het derde huis hoopte zij
den volgenden dag te komen en zij
zou zeer verplicht zijn, als men haar
wat notemuskaat wilde geven, want
na zco'n koud had moest een inwen-
dige gloeiing teweeg gebracht wor
den. anders zou de kou er niet uit
gaan en de patiënt die flinke kerel
had zes maal moeten duiken, vóór
dat hij de vrouw kon vinden jam
merlijk omkomen. De courantenbe
richten zouden in eene lijst gezet wor-j
den en de medaille onder eene gla
zen stolp op den schoorsteenmantel
komen.
Smithers lag boven met een gevoel,
alsof zijn hoofd een groote klomp
deeg was, waar een band stoom door
heen gedreven werd, maar toch aan
gedaan door de uitstekende rum en
de voldoening, die hij van zijne held
haftigheid gemaakt had. Spoedig viel
hij in slaap.
Den volgenden dag bereikte zijne
glorie het toppunt, toen er een ge
schenk kwam van de moeder van
Emily Trimminseen doosje, van
buiten met kleine schelpjes en, stukjes
spiegelglas opgelegd, van binnen met
rose satijn gevoerd. Op een reepje pa
pier, dat het vergezelde, stond ge
schreven
„Een blijk van dankbaarheid
„eener moeder aan den levens-
redder harer dochter."
Over de couranten kon men over
het geheel nogal tevreden zijn al
leen de „Times" was niet erg goed
ingelicht, want die had maar twee
regels van de halve^kolom van het lo
cale blaadje.
De magistraat diende juffrouw
Trimmins een strenge berisping toe,
en droeg haar aan de zorg van hare
moeder op. Hij zeide, dat de leegloo
pers geen mannen waren hij wees
op den onverschrokken moed, kalmte
en met behendigheid gepaarde kracht
van Alfred Smithers, een man, op
wien Engeland met recht trotsch
mocht zijn.
In den loop van diezelfde week
zwoer de brievenbesteller de andere
jonge dame af en had er eene plech
tige verzoening plaats tusschen hem
en Emily Trimmins.
Toen de magistraat had - uitgespro
ken, stonden er reeds verscheidenen
van Smithers' vrienden te wachten,
om het genot te smaken hem de hand
te drukken, geluk te wenschen en zoo
al meer.
En op dien avond ging de rnan, op
wien Engeland trotsch mocht zijn,
zeer moeilijk en zeer beschonken
naar huis.
II.
Den volgenden morgen vertelde Al
fred Smithers onder het nuttigen van
zijn eenvoudig ontbijt, bestaande uit
een kop thee en twee leverpillen, aan
zijne vrouw, dat het niet zoozeer de
drank als wel reactie was geweest.
Zij antwoordde daarop, dat hij geen
reactie had behoeven in te nemen.
Voor dezen keer zou zij het nog door
de vingers zien, omdat zij wist, hoe
hij was als hij niet verleid werd.
Maar geen strijkijzer zou meer in
staat zijn nog iets van dien hoed te
recht te brengen.
Er volgden nog wel meer couran
tenberichten, waaronder zelfs een op
velijnpapier, maar Smithers merkte
toch bitter op, dat men het op een
goedkoopje scheen te doen. Eindelijk
kwam echter de medaille, door den
burgemeester geschonken uit naam
van eenige weinige vrienden en ver
eerders. Het was eene zilveren en
eene heel groote. Zij werd op den
schoorsteenmantel gezet, en aan ieder
die haar maar zien wilde, getoond.
Maar eindelijk stierf de algemeene
opgewondenheid weg. Smithers' glo
rie begon te tanen zijne vrouw liet
soms twee heele dagen voorbijgaan,
zonder over de heldendaad te spreken
en hij zag dit met verbeten woede
aan. Toen hij merkte, dat de buren
eindelijk ook genoeg begonnen ta krij
gen van zijne eeuwige verhalen over
drenkelingen, die hij op het tapijt
bracht, om op het onderwerp van de
ongelukkige Emily Trimmins te ao-
men, steeg hij 's Zaterdags op zijne
fiets, stak de medaille in zijn zak en
reed weg om nieuwe velden te zoeken.
Een klein gehoor en eene gelagkamer
waren hem voldoende. Waar de raen-
sehen, op het oogenblik, dat Smithers
zijne flets tegen den paardentrog zet
te, ook over spraken, geen vijf minu
ten later zaten zij naar hem t9 luis
teren.
Toen ik eens op de Heide was,
begon hij dan, had een meisje de
dwaasheid in een twinlig voet diep
water te springen. En wat deed ik
toén Wel, ik wachtte, totdat het wa
ter opborrelde en dook er toen in.
Het ellendige was alleen maar de
sterke stroom van het waterenz.
Dan haaldé hijzijn medaille voor
den dag en liet die de ronde doen.
gelden als „baas in zijn eigen huis",
zooals hij het noemde en begon zich
met allerlei huishoudelijke zaken te
bemoeien, waar hij niets geen ver
stand van had, en maakte zich een
voudig belachelijk. Aan de keuken
meid vertelde hij, dat zijn wil wet
was, waarop zij direct den dienst op-
zeide, op grond, dat zij alles kon ver
dragen, behalve grootschlieid. Tegen
zijne vrouw was hij ruw en beweerde
hij, dat zij door een ferme hand ge
leid moest worden en zij zeide hem
ronduit, dat zij blij was, als zij des
morgens zijn rug zag, wanneer hij
naar het kantoor ging, want hij was
in huis nog lastiger dan een kooi
vol apen.
Tot nu toe was hij zoo. verstandig
geweest op het kantoor geen helden
daden te probeeren. Hij was een goed
boekhouder, dat wist hij, en hij had
eene goede betrekking dat wist hij
ook op een dag echter, toen zijn
geest in hooger sferen verkeerde,
maakte hij een klein foutje, waarme
de een groote som gemoeid was en
de som kwam op den verkeerden kant
van het boek en veroorzaakte groote
verwarring.
Al spoedig zeide mijnheer Peter
Begg
Zend Smithers hier.
De klerk, die hem ging halen, zeide
tegen hem
Je krijgt er van langs, hoor
En hierop begon alle heldhaftigheid
die in Smithers was, op te borrelen
en over te koken, en hij meende ver
ontwaardigd, dat het waarschijnlijk
andersom zou gaan.
Kijk eens hier, zeide mijnheer
Begg. Hoe kom je zoo'n ezelachtige
fout te maken, Smithers
Smithers was nu bepaald kokend.
-- Wees zoo goed te begrijpen, dat
er uitdrukkingen zijn, die ik mij door
geen man ter wereld Jaat zeggen.
Mijnheer Begg keek Smithers na
denkend over zijn bril heen aan en
zuchtte.
Maak dat je weg komt, zeide hij;
morgen zal ik verder met je spreken,
misschien ben je dan nuchter. Ga
heen.
Smithers ging en dien avond vroeg
hij aan zijne vrouw, hoe zij over
Klondike dacht.
Ik zou er niet graag iets mee te
doen willen hebben. Waarom
Ik heb vandaag woorden gehad
met Peter Begg. Ik had natuurlijk ge
lijk, maar scheen iets te zeggen, dat
hem hinderde. Ik weet niet hoe het af
zal loopen, ik heb zoo goed als be
loofd, morgen nog eens bij hem te
komen, maar misschien zullen wij
het niet weer eens kunnen worden.
En je weet hoe het gaat, als öf de
oudste compagnon, öf de boekhouder
zijn onslag moet nemen.
Al wat je te doen hebt, is je ex
cuses te maken en te vragen, of ze je
weer willen aannemen je kunt zoo'n
goede betrekking niet laten loopen.
Dat weet ik nog zoo niet, alle
dag hetzelfde vervelend geschrijf,
merkte Smithers melancholiek op. En
waartoe leidt het Tot niets. Als wij
naar Klondike gingen, dan zou Ik
nog eens een slag kunnen slaan.
Je gaat naar geen Klondike, zei
de juffrouw Smithers.
Dat zou jivsfc het rechte leven
voor mij zijn. Ik ben een man van
actie. Het boekhouden doe ik heel
goed, maar avonturen en gevaren,
dat is, dat ik hebben moet. Weet je
nog wel, wat de magistraat zeide,
toen....
Ik weet nog alleen, dat j'e dien
avond stomdronken waart.
Je weet niets antwoordde Smi
thers, en daar hij dit antwoord zelf
wel wat vaag vond, voegde hij er bij
en je geeft ook om niets de boven
ste knoop is al vier dagen van mijn
vest af.
Je hebt toch een tong in je
mond om er om te vragen, is het
niet Geef hier en zanik niet langer.
Smithers voelde echter een groot
gebrek aan heldenmoed, toen zijne
vrouw hem midden in den nacht wak
ker schudde en zeide, dat hij naar
beneden moest, omclat er een inbreker
in huis was.
In het holle van den nacht is de
menscbelijke levenskracht 't zwakst.
Daar hij na deze stoornis den slaap
niet meer had kunnen vatten, zaten
zij den volgenden morgen al vroeg
aan het ontbijt. Juffrouw Smithers
keek erg vroolijk. Alfred Smithers
erg verlegen.
Je begrijpt niet, hoe het gebeurd
is, zeide hij smeekend.
Ik begrijp alleen maar, dat mijn
arme lenden nog pijn doen van het
lachen. „Draai de deur zoo zacht als
je kunt op slot", zeide je, „en geef
geen kik, want", zeide je, „als hij
weet" dat wij hem gehoord hebben, i
vermoord hij ons allebei." Hé, bij
dag klinkt het nog komieker dan des
nachts
En hierover werd Smithers zelfs
niet boos hij glimlachte slechts som
ber en verlegen.
Zoo is het niet gebeurd, zeide
hij, het was alles een vergissing en
geen gebrek aan moed. Ik sliep nog
half en zeide toen, dat je een rat ge
hoord had en dat het maar een scha
duw was geweest in plaats van een
man, en toen je mij'door de kier van
het luik liet kijken en ik het nog
zag, dat die man zijn been door het
benedenraam naar binnen haalde,
toen dacht ik, dat het een inbreker
van beroep was, en dat zijn gevaar
lijke lui, want die schieten iedereen
dood, politie of wien ook, om alle be
wijs tegen zich te vernietigen. Wat
had ik daar ongewapend tegen kun
nen doen
Inbrekers van beroep brengen
het huis niet in opschudding door
een raam open te schuiven, die doen
dat voorzichtiger. Je hebt ook maar
gezien, dat ik gelijk had, dat het
maar een landlooper was met eene
leege maag en dat hij dadelijk bij
het minste gerucht zou wegloopen.
Ja, zeide Smithers, dat deed hij;
ilc wou net het bed uitstappen en je
naar beneden volgen, maar vóór dat
jij de trap half af waart, liep hij al
weg. Gelukkig had hij geen tijd om
veel mee te nemen Van het koude
vleeseh, dat hij uit de kast gehaald
had, heeft hij niet veel overgelaten
de flesch bier heeft hij in de haast
omgegooid en gebroken. Het eenige
wdt hij eigenlijk heeft meegenomen,
is demedaille.
Wat Dat is jammer Wat zul
len wij die missen met dat mooie op
schrift „Voor ridderlijkheid en
moed u geschonken door eenige weini-
thers." Je hadt het dadelijk moeten
aangeven nu helpt het niet meer,
want ze ligt waarschijnlijk al in dé
smeltkroes.
Ja., en wij moeten maar nooit
weer over deze geschiedenis spreken,
want men zou mijn gedrag stellig ver-
keerd uitleggen.
O, maar ik moet het aan juf
frouw Push vertellen, die zal zich
slap lachen, als ik aan het gedeelte
kom, dat ik jou laarzen aantrok, om
dat die meer kraken, en dat jij je
hoofd onder de dekens verstoptet.
Doe dat toch nietIs het je nu
nog niet genoeg, dat ilc mijn médail
le verloren heb
Nu, ik zal er niet meer over
spreken, als jij vóór vanavond je ex
cuses bij Peter Begg maakt en Klon
dike uit je hoofd zet.
Klondike was maar een grap en
met een beetje takt, watnemen en
geven van partijen, zullen Peter en ik
weer beste maatjes worden.
Onderweg bedacht Smithers met
angst, dat het inderdaad takt ver-
eischen zou, om mijnheer Begg in een
goed humeur te brengen.
Hij. deed zijn best, en toen hij ten
slotte zeide Ik was niet geheel
mijzelf, anders zou ik nooit op zoo'n
manier tot u gesproken hebben, ant
woordde mijnheer Begg vol belang-
Je waart dus dronken
Niet zoozeer dronken als wel
verdoofd. Ik had erge kiespijn gehad
en daarvoor wat laudanum ingeno
men. Dat heeft mij van streek ge
maakt, en u begrijpt, als ik mijzelf
Avas geweest
Genoeg, zeide mijnheer Begg, we
zullen dan maar doen alsof er niets
gebeurd is maar één raad wil ik je
toch geven: Als je weer eens kiespijn
hebt, neemt dan öf Avat minder öf een
heele boel laudanum in Ga nu maar
aan je werk.
Aldus triomfeerde talct
Juffrouw Smithers hield woord en
hare beide buurvrouwen hebben de
vermakelijke geschiedenis nooit ver
nomen. Smithei-s is Aveer tot zijn na
tuurlijke rol terug gekeerd, de cou-
rantberichten zijn A-ervangen door
een chromo, die juist in die lijst pas
te, en geluk en vrede heerschte
alom.
DE WEGGEWAAIDE GANS.
Drie maanden lang had ze voor de
extra uitgave gespaard, want een kan
toorklerk met vijf-en-veertig gulden
traktement kan zijn vrouw niet veel
huishondgeld geven en al weet ze het
nog zoo zuinig te plooien en te bedis
selen, er blijft toch niet veel voor ex
traatjes over. Haar man had haar
eens a'erteld, dat op zijn verjaardag,
die op den 4den December viel, er bij
hem thuis altijd een gans op tafel
kwam. Sinds zijn ouders gestorven
waren en hij alleen op de wereld
stond, had hij die attentie, hij hield
zoo van ganzenbout, gemist.
Van dat oogenblik liep zijne atouw
met net plan rond hem op zijn ver
jaardag met een lekkere gebraden
gans te verrassen. lederen ochtend
lei ze een stuiver op zij, en toen het
daags vóór zijn verjaardag was, had
ze vijf gulden op drie stuivers na bij
elkaar. Ze ging naar de markt en
lcAvam weldra met een lekkere zware
gans thuis. Ze had gezorgd, dat het
een goede was, want ze Avilde niet,
dat liet gebraad minder was dan hij
vroeger thuis gewoon Avas te krijgen.
Ze had nog een-en-tAvintig stuivers
overgehouden en besloot met dit geld
het diner nog wat uit te breiden..
Toen ze thuis kwam, was haar eer
ste werk de gans in veiligheid te
brengen, 't moest een verrassing blij
ven. Ze sloot alles, wat ze voor zijn
a'erjaringsdiner gekocht had, achter
slot en hing de gans buiten het ven
ster. Haar man kwam eerst 's avonds
thuis, don Avaren de gordijnen al
neergelaten. Telkens als ze dien dag
voorbij het raam kwam, bewonderde
zij de gans, het was een prachtexem
plaar.
Zij wou, dat het al Zondag was.
Toen 's avonds mijnheer Rooyhoed
thuis kwam, gebruikten ze onder
vroolijke scherts het avondeten. Ze
waren beiden opgeruimd van hu
meur, menschen, die zich door zorgen
niet ontmoedigen lieten.
Wordt daar niet geklopt, zeide
hij eensklaps.
Zijn vrouw lachte. Ze had het al
lang gehoord. Het was de gans, die,
door den wind heen en weer geschud,
tegen het raam tikte.
Het verjaringsmannetje komt ze
ker vragen, of het kind zoet geweest
is, lachte ze.'
Ja, dat gebeurde vroeger, zuchtte
mijnheer Rooyhoed, toen moedertje
nog leefde, maar tegenwoordig met
den slechten tijd
Wacht het nou eerst eens af, zei
het jonge vrouwtje, en vond 't toch
beter hem 'naar de andere kamer te
tronen.
's Nachts ontaardde de wind in een
hevigen storm. Huilend loeide hij
langs de straten, dakpannen werden
af geslierd, schoorsteenen neergewor
pen. Maar hoe de storm "ook razen
mocht, het echtpaar Rooyhoéd sliep
den slaap der rechtvaardigen. Hij
sliep altijd erg arast, en zij dezen keer
bijzonder leklcër, omdat ze droomde
van de gans, waarmee ze hem ver
rassen zou.
Intusschen raasde de storm voort,
ook toen de dag begon aan te breken.
Meneer Rooyhoed Avas al opgestaan
en stond, in de keuken zijn schoenen
te poetsen, toen juffrouw Rooyhoed
ontsteld bij hem kwam ze had, voor
't eerst sinds ze getrouwd waren,
haar tijd verslapen.
Haar eerste gedachte had de gans
gegolden. Ze was naar het venster
gegaan enwas toen naar haar
man geloopen, denkend dat hij haar
eens foppen wilde.
Henri riep ze.
Nu, wat is er
Ach ja, je hebt 'm weggestopt.
Ik begrijp je niet. Wat wegge
stopt
Wel.... wel, ik had 'm toch aan
't raam gehangen
Toen ging ze weer de kamer in,
stiet het raam open en keek naar bui
ten. 't Was nog te donker om wat te
zien..
Wat moet dat toch beteelcenen
Maalt liever mijn boterham klaar, ik
moet direct weg.
ju, ja, ik zar net direct doen
maar zeg me dan, waar jo hem ge
laten hebt
Maar Avat wil je dan toch riep
hij ontstemd uit. Waar praat je
toch over
Ik wou je verrassen, Henri, op
je verjaardag. Ik avou je, je....
Nou
Een gans geven en nou is die
weg
Zij begon te schreien.
Maar ik weet van geen gans af,
zei hij nu met zooveel oprechtheid,
dat ze niet twijfelen kon aan de waar
heid.
Dus is ie Aveg klaagde ze, aan
dit touwtje had ik hem gehangen.
Hoe kun je zoo dom zijn, zei hij
nu, spijtig over de gans, aan terug
krijgen is niet te denken. Had me er
nu maar liever nieLs van gezegd, dan
had ik er ook geen spijt van gehad.
Ontstemd ging hij naar zijn kan
toor, voor het eerst sinds ze getrouwd
waren.
Op de eerste verdieping naast hen
woonde de advocaat Berger, bij wien
Rooyhoed op het kantoor was. Hij
was dien nacht vrij' laat thuis geko
men en had zijn hoed in den storm
verspeeld. Zijn vrouw, die om 't nood
weer was opgebleven, was alles be
halve in haar schik, dat hij zoo laat
thuis kwam.
Hij yond het veilig, maar zoo gauw
mogelijk in bed te kruipen en liet
den storm zoo hard waaien als hij
Avilde. 's Morgens kwam mevrouw
niet aan het ontbijt, omdat ze hoofd
pijn had. Hij kende dit en wist, dat
dit 's middags Avel heter zou zijn.
Toen hij weg Avas, ging mevrouw
Berger ontbijten, ze Avas nog altijd
uit haar humeur over zijn late thuis
komst. Mistroostig liet ze haar blik
uit het venster dAvalen en sprong
eensklaps op.
Wat Avas dat In een hoek van het
balkon lag iets, het bleek een rnooie
a'ette gans te zijn.
Die goede man, zei ze, daar heeft
hij me nou weer, zooals hij dat zoo
dikAvijls doet, willen verrassen.
Ja, ze was hoos op hem en daarom
legde hij de gans er stilletjes neer! En
dan liet ze hem nog zonder morgen
groet heengaan. Ze zou het goed met
hem maken als hij terug kwam, en de
gans vandaag nog laten braden.
De keukenmeid werd geroepen, ook
zij A'ond m'nheer „te - goed" en al
gauw pruttelde de gans in de pan.
Toen meneer Berger klokslag vijf
uur thuis kwam, werd hij zeer har
telijk ontvangen.
- Beste man, hen je niet meer
boos Neen Ach je bent veel be
ter dan ik. Maar kom nu, het gebraad
is zoo klaar.
Hij laat zich deze ontvangst als een
pacha Avelgevallen en neemt aan ta
fel plaats. Hij was niet gewoon aan
tafel veel te zeggen, en zijn vrouw,
vandaag vooral zeer inschikkelijk ge
stemd, zweeg ook, maar nam hem
aandachtig waar. Wat kon hij zich
toch goed houden, hij deed net of hij
van den prins geen kwaad wist.
Nu ventje, hoe smaakt het?
Uitstekend.
Je'verstaat het werkelijk ink'oo-