RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
Kaadsels
Raadseloplossingen
Het Horloge.
Brievenbus
DAMRUBR1EK.
(Deze raadsels zijn alle Ingezon
den door Jongens en meisjes, die
„Voor Onze Jeugd" lezen. De na
men der kinderen, die mij vóór
Donderdagmorgen goede oplos
singen zenden, worden ln het
volgend nummer bekend ge
maaktl.
1. (ingezonden door Jansje Velt
huizen).
Hoe heet de bovenste steen van een
huis
2. (Ingezonden door Hubertus
Bank).
Mijn eerste vindt gij bij het water.
Mijn tweede vindt gij in het water
en mijn geheel ook.
Wat ben ik
3. (Ingezonden door Henri Cou-
ilnho).
Zoek uit onderstaanden sin een be
graven plaats
Mijn zusje Llze is te laat gekomen
4. (Ingezonden door Nelly Busé).
Wanneer Is een uil, een uil
5. (Ingezonden door R. Belnema),
Zoek uit onderstaanden zin een be
graven plaats in Rusland
Zeg, Ri, gaat gij mede het eten
haar vader brengen
6. (Ingezonden door Joh". Ploeg).
Ik ben een straat in Haarlem en tel
'17 letters.
3 8 7 14 5 Is een vlsch»
10 11 5 Is een boom.
13 8 9 is een diertje.
1 4 2 14 Is aan elk huis.
Een 6 1112 17 dragen heeren.
15 1 16 is een meisjesnaam.
7.- (Ingezonden door Anton Koo-
tnèn).
Ik ben feitelijk" een huls.
Geen houten, steenen of leemen
kluis,
Nog minder van graniet.
Ik heb wel twintig ramen, even
kleen,
Maar geen ruiten, die men ziet.
Men voert mij bijna overal heen,
En 's nachts ben ik meestal onbe
woond.
Probeer eens, of het raden de moei
te loont.
8. (Ingezonden door Corry Matla)
Plaats onder elkaar s
Iets van het varken.
Een der elementen.
Een hemellichaam.
Iets wat ons kan helpen de richting
"te houden.
Een meisjesnaam.
Nog een meisjesnaam,.
Een soort muziekstuk.
De beginletters vormen van bóven
haar beneden de naam van een stad
tn Noord-Holland.
De eindletters van beneden naar bo
ven evenzoo.
9. (Ingezonden door Bepple Meyer).
Waar zijn de rivieren zonder wa
ter
10. (Ingezonden door Willem Hoo-
gervorst).
Eerst ben ik groen, dan ben ik rood,
en dan teerzwarh
Wat ben ik
De oplossingen van de raadsels der
..Vorige week zijn s
1. Zijlweg.
2. Tien tegen één.
3. De BETuwa is zeer vrtfchtbaar.
4. Geertruidenberg.
- 5. Paddestoel.
6. DRIE.
t. Helder, kelder.
8. O, KArel, riep Jan, ga eens gauw
mee 1
9. In de rivier do IJsel.
10 Hark.
Engeland.
Nijkerk.
Dirk.
Rika.
Inkt.
Koning.
Goede oplossingen kreeg ik deze
week van
Zus Duursma 7.
Annie en Marie van Zutphen 7.
Nanne Nauta 8.
Nico Twisterling 6.
Jan en Roeland van Vendeloo 7.
Cornelia Kuijper 6.
Gretha Kuijper 6.
Piet en Frans Bolle 8.
Harry en Jan Rienstra 9.
Jo en Frans van Egmond 6,
Constant Poppe 4.
Fr lts Poppe 5.
Bekroond .verhaal van Willem Althv
van Geusau.
Den 2den October zou Jacob van
Meerlen jarig zijn. O, wat verlangde
hij naar dien dag 1 's Avonds in bed
lag hij er altijd over te denken. Wat
zou hij wel krijgen Een bal, of een
inktkoker, of een mooie pennenhou
der, of een inktlap, of een zakmes, of
een.... Ja, het Kon wel van alles we
zen. Nu nog vijf dagen. Hè, wat leken
hem die lang toe. Hij had den tijd
wel wat willen voortduwen. Laat
eens kijken, nog vijf dagen, dat is
vijf maal vier 'wintig, is honderd
en twintig ir - honderd en twin
tig uur Hè, ecu tijd I Maar daar
ging de tijd af voor het slapen, dus
dat werd dan minder, maar hêt was
toch nog lang. Leuk, dat het juist op
een Zaterdag viel, dan had hij den
heelen middag om do cadeaux te be
kijken. Was het maar al Zaterdag I
De groote dag kwam 's Ochtends
onder het aankleeden herinnerde hij
het zich opeens. Wat gek, dat hij er
niet aan gedacht had, toen hij wak
ker werd 1 Hij haastte zich zóó, dat
er een knoop in zijn veter kwam. Dat
lastige ding 1 Hij probeerde hem er
uit te halen, 't Ging niet. Hè, wat ver
velend Juigt, nu hij zóóveel haast
had. Maar flink trekken I „Krak 1" zei
de veter. O, ellende Nou, hij had
geen tijd, om een nieuwe er in te
doen. Het moest zóó maar
Na veel gehaspel kwam hij einde
lijk klaar. Gauw naar beneden 1 Hè,
wat leak 1 Zijn bord lag vol met
pakje3. Bovenop lag een groot, zwaar
ding. Wat zou dat zijn? Eerst werd
hij door zijn Pa en Ma gefeliciteerd,
en tante die bij hen inwoonde
en de oude meid wenschten hem ook
hartelijk geluk.
Nu de pakjes losknippen Het eer
ste, het Sware, was een mooi boek
van zijn tante.
„Dat is lief van tante. Dank u wel,
hoor 1" en hij gaf haar een flinken
zoen.
Nu het tweede, het was kleiner en
vierkant, gauw het papier er af een
mooi eikenhouten doosje kwam te
voorschijnmet een knipje ging het
open.
„O, wat mooieen gouden horlo
ge I" Wat hij niet had durven
hopen, dat had hij gekregen. „Pa,
dank u wel, hoor Ik vind het verba
zend aardig van u, zoó'n mooi ca
deau 1"
Hij hield het aan zijn oor wat tikte
het leuk. Het volgende pakje was van
zijn Ma een mooie gouden ketting,
die juist bij zijn horloge paste.
„Lieve Ma, dank u wel, hoor 1 Wat
een ketting I Prachtig 1"
Het laatste was een plak chocolade
van Cato, de meld.
„Dank je wel, Cato", zei Jacob, „ik
vind het erg aardig van je I"
Het horloge met den ketting was
toch wel het mooiste, vond Jacob.
Voor dien dag mocht hij het ook op
school aan hebben. Dat was prettig.
Gauw zijn boterham eten, want het
was al laat. flink doorliep,
dan haalde h...i nog wel.
„Jongens", vertelde hij onder de
pauze, „kijk eens, wat een mooi hor
loge. Ik heb het gekregen, omdat ik
jarig ben-"
„Zoo, wel gefeliciteerd, hoor 1"
„Dank je. Vind je het mooi, zeg
Kijk, het binnenwerk is ook van
goud
„Ben je mal, dat is van koper."
„Wat zeg je I M'n horloge van ko
per 1 Vent, 't Is van zuiver goud I"
,,'t Horloge wel, maar het binnen
werk niet, dat moet stevig in elkaar
zitten."
..Nou. ja. Maar het lijkt er toch pre
cies op."
„Maar 't is het daarom niet."
„Nou, ik geloof toch, dat het van
goud is. Mijn vader zegt, dat
Wat zijn vader gezegd had, werd
niet vernomen, want de pauze werd
afgetikt. Jacob kon ondertusschen zij
ne gedachten maar niet bij zijn werk
houden. Aldoor moest hij denken aan
dat mooie horloge. Zóó zitten, dan
kon hij den ketting niet zien. Mis
schien zou hij er dan niet zoo aan
denken. Wat ging die ochtend lang
zaam om. Even kijken, hoe laat het
nu al was kwart voor twaalf.
Ha, gelukkig nog maar een kwar
tiertje. Wat ging die secondewijzer
vervelend langzaam vooruit I Nog
vijftien, tien, vijf seconden en dan
was er weer een minuut voorbij.
„Opletten, Van Meerlen 1" zeide de
juffrouw, „al ben jo nu jarig, daarom
moet je niet maar voortdurend op je
horloge kijken."
Jacob schrikte. Hè, wat vervelend,
al die oogen op je te zien gericht! Dat
ging gelukkig gauw voorbij. Tersluiks
keek hij nog even. O, jé De juffrouw
had juist naar hera gekeken.
„Van Meerlen, lcom jij eens voor de
kaart, en zeg me de plaatsen aan de
spoorlijn van Groningen naar Am
sterdam."
Jacob stond op en ging naar de
kaart, waar hij het gevraagde deed.
Wat ging die tijd toch langzaam
voorbij. Terug op zijn plaats geko
men, zag hij, dat het al vijf minuten
over twaalf was.
Die vervelende concierge ook, die
nooit op tijd belde. Ha, daar ging de
bol. Jacob sprong uit de bank en liep
gauw de klas uit. Buiten gekomen,
zette hij het op een loopen. Op de
kerkklok zag hij, dat het pas twaalf
uur was. Wacht, straks zou hij aan
Pa vragen, om zijn horloge even te
verzetten. Vlug liep hij door. Wat was
dat daar voor een oploop Jacob kon
zijne nieuwsgierigheid niet bedwin
gen en ging er gauw naar toe.
„Wat is er te doen vroeg hij aan
één der omstanders.
„O, er is een hond door de tram
overreden."
Ja, daar lag het arme beest, dood,
en badende in zijn bloed. Jacob had
er erg veel medelijden mee. Plotse
ling kwam er een geweldig gedrang.
Een paar agenten wilden de men-
schen, die de straat bijna versperden,
op zij duwen. Jacob kwam heelemaal
in de verdrukking. Hó, was hij er
maar uit Na veel stompen en wrin
gen was hij eindelijk uit het dichtste
gedrang. Toen ging het gemakkelij
ker. Ziezoo, hij was dicht bij huis. Die
arme hond, hij moest er nog altijd
aan denken. Thuis zaten ze al aan
tafel.
„Zoo, Jaap, ben je daar I Wat bleef
je lang weg."
„Ja, ik ben even naar een hond
blijven kijken, die was door een tram
overreden, dat arme beest."
„Hè, dat arme dier 1"
„O ja, Pa. Wilt u even mijn hor-
lo11
De woorden stokten hem in de keel.
Met wijd geopende oogen zag hij zijn
vader aan.
„Wat scheelt er aan vroeg deze.
„M'n horloge... is weg!" stamelde
Jacob.
„Wat zeg je daar, jongenI"
„Maar Jaap!"
„Hoe komt dat?"
„Ik weet het heusch niet. Toen ik
uit school kwam had ik het nog. Ik
heb het nog vergeleken met de kerk
klok. Toen in dat opstootje met die
hond... ja, toen heb ik er niet meer
snaar gekeken."
,,'t Is wat moois," zei zijn vader;
„die nieuwsgierigheid ook altijd van
jou!"
„Gaan jullie zoo meteen maar naar
het advertentie-bureau om het aan te
geven," zei zijn ma.
Jacob keek stil vóór zich. Hij zelf
vond het verschrikkelijk. Dat mooie
horloge! Als het nu eens nooit terug
kwam. Hoe lang zou het dan wel du
ren vóórdat hij een ander kreeg. Mis
schien kreeg hij er wel nooit weer één.
Hij was er nog zoo trótsch op geweest
en nou was 't weg. Was hij ook maar
niet zoo nieuwsgierig geweest om te
gaan kijken. Zou het gestolen zijn of
zou hij het verloren hebben? Als het
nu maar gauw terecht kwam!
's Middags na het eten ging hij met
zijn vader uit, om een advertentie in
de krant, te laten zetten. Onderweg
kwamen ze een mijnheer tegen, en...
Jacob kon zijn oogen haast niet ge-
loovendie had daar waarlijk
precies dezelfde ketting aan, als wel
ke hij gehad had. Jacob liep van zijn
vader weg en ging naar de „mijnheer'
toe.
„Mijnheer, u hebt mijn ketting aan!"
riep hij hem toe.
„Zoo, jongetje, denk je dat? Ik ge
loof toch dat je je vergist, hoor".
„Mijnheer, u hebt 'm gestoken. Geef
'm terug! Geef 'm terug!!" schreeuwde
Jacob, buiten zich zeiven.
„Wil je wel eens heel gauw maken
dat je wegkomt, kwajongen!-' riep de
„mijnheer", en ziende dat Jacob hem
van zijn ketting wilde ontrooven, gaf
hij hem een slag met zijn rotting.
„Wou je me voor een dief uitma
ken?"
„Dief! Leelijke dief!!" Jacob wist
niet meer wat hij zeide.
De „mijnheer", blijkbaar erg boos,
ging verder. Jacob liep huilende terug
naar zijn vader, die hem riep.
„Pa, die gemeens vent daar, die
heeft m'n horloge gestolen, laten we
hem bij de politie aangevenl"
„Foei, jongen!" zei zijn vader, „wat
een taall 't Is in het geheel niet zeker,
dat die mijnheer de dief is, want als
dieven Iets gestolen hebben, dragen
ze hst meestal niet zóó, dat iedereen
het zien kan. En dan, je moet je niet
zoo uitlaten tegen oudere personen,
dan jij bent. Dat is erg onbeleefd."
Jacob kalmeerde een beetje, toen hij
dat hoorde, en liep rustig voort naast
zijn vader naax het advertentie-bu
reau. Daar vertelde zijn pa het geval
en de beambte beloofde een adverten
tie te zullen plaatsen.
Toen ze thuis kwamen, vertelde Ja
cob wat er gebeurd was.
„Was 't een dikke mijnheer, Jaap",
vroeg zijn moeder, „en had hij een
snor met opgedraaide punten?"
„Hoe weet u dat, Ma?" vroeg Jacob
verbaasd.
„Wel jongen, toen Lk die ketting
kocht, was die mijnheer ook in den
winkel, en die ketting beviel hem zóó,
dat hij er precies zoo een kooht. Dat
is dus de oorzaak van het misver
stand."
Jacob lachte even om het malle fi
guur, dat hij had geslagen, maar toen
kwam toch zijn verdriet weer boven.
Na het avondeten, toen Jacob zijn
huiswerk maakte, riep zijn vader op
eens:
„Kijk eens, Jaap, wat ik hier lees!'
In een oogwenk was Jacob bij zijn
Pa. Deze las vóór uit de krant:
Gevonden voorwerpen.
Een dameshandschoen, een pan
toffel, een mof, een manchet
knoop, een gouden horloge met
ketting...!
Jacob sprong op van verrukking.
Zijn horloge teruggevonden! Wat ge
lukkig, dat het een eerlijko vinder
wr geweest, die het dadelijk aange
geven had!
„Kom, Jaap, we gaan dadelijk naar
het politie-bureaul" riep zijn vader.
Jacob was al klaar. Hij wilde voor-
ui tloopen, maar zijn'vader hield hem
terug. Bij het bureau vroegen ze naar
het horloge.
„Kunt u me ook zeggen, hoe het er
uit ziet, en waar en wanneer het ver
loren is?" vroeg de beambte.
„'t Is een horloge met geslepen
glasrand en- bloemenflguren op de
achterzijde, gekocht bij Broutier. Met
een schakelketting van half goud en
half niëllé. Verloren van middag tus-
schen twaalf uur en half één in de
Dinkelstraat," zei Jacob zljn*vader.
De beambte ging naar achteren om
het te halen.
„Dat komt uit," zei hij, toen hij weer
weer terugkwam, „hier is het".
En hij reikte het horloge over aan
Jacob, die het dankbaar in ontvangst
nam. Zorgvuldig borg hij het op in
zijn zijzakje. Daarop gingen ze gauw
naar huis.
„Kijk 's ma, ik heb het!" riep Jacob,
het horloge in de hoogte houdend.
„O, dat is leuk, jongen. Wees er nu
maar goed voorzichtig mee, hoor!"
„Ja zeker, Ma. En wilt u aan mijn
kiel een knoopje maken en in mijn
zij zakje een knoopsgat, dan kan ik
het vastmaken, zoodat het er niet uit
kan vallen."
„Ja, dat is goed."
Jacob bewaarde het horlog nu zorg
vuldig en had er later nog veel ple
zier van.
(Brieven aan de Redactie van
de Kinder-Afdeeling moeten
gezonden worden aan Mej.
M. C. van Doorn, Wagen
weg 88, Haarlem).
JAN en ROELAND VAN V. Als
je mij een raadsel zendt om te plaat
sen, moet je er altijd het antwoord
bijzetten. Stuur het de volgende week
dus nog maar eens in, en dan met het
antwoord er onder.
NICO T. Wat een heerlijke dag
is het de vorige Dinsdag geweest,
Nico I Kan dat kleine zusje al wat
praten, en mochten jelui ook mee
smuilen van al dat lekkers Kan
Herman al goed een geheimpje be
waren Doe hem mijn groeten maar 1
Begint de tand al mooi op te schieten?
NANNE N. Wat heb je een prach
tig weer getroffen in het Bloemen-
daalsche bosch. Je hebt zeker veel
pleizier gehad Ik kan me best be
grijpen, dat je liever buiten speelt,
dan raadsels maken, als 't zoo warm
is. Dat bewaar je dan maar voor de
regenachtige dagen, die we ook nog
wei zullen krijgen! Heb je al woordjes
gevonden 't Is een prettige wed
strijd, vind je niet
W. A. VAN G. Ik ben blij, dat hel
spel je zoo goed bevalt. Je begint het
zeker al goed te leeren I Valt de nieu
we wedstrijd je nogal mee
FRITS en CONSTANT P. Wel,
heb Je een mooie verzameling blade
ren gevonden En wat doe je er rnr
mee, drogen of nateekenen De brie}
van Constant zag er nu keurig ult?
Flink zoo l
JOH. F. Hoe is het Dinsdag ge
gaan Vond je het prettig, of viel het
niet mee Schrijf mij er maar eens
wat over. Vind je den nieuwen wed
strijd prettig Leuk, dat je je prijs
zoo mooi vindt
MARIE en ANNIE VAN Z. Wel
bedankt voor je prachtige kaart Ik
ben erg verlangend te hooren, hoe je
lui den optocht gevonden hebt, en of
Je alles goed hebt kunnen zien. Was.
het even mooi, als de vorige keer
Ik ben blij, dat je mijn boek mooi
vindt. Ik heb dus goed geraden, dat
het niet te jongensachtig zou zijn!
ZUS D. Hoe is het met den stij
ven nek Ben je weer heelemaal be
ter En heb je veel pleizier in Alk
maar Wat is het toch heerlijk, dat
het weer met alle uitstapjes zoo mee
werkt I Ik hoop, dat het al dien tijd,
dat Ie uit logeeren zult zijn, even
mooi zal blijven I
HUBERTUS B. Je nicht ln Indlé
zal hst zeker wel grappig vinden, om
een paar van de briefjes in onze „Za
terdagavond" te lezen I Je zult nu ze
ker wel een heelen stapel hebben, al8
je ze allemaal bewaartJa, ik heb
vroeger ook wel quatre-mains van
Diabelli gespeeld, vind je dat niet
leuk En begin je het al goed te lee
ren Ik kijk dikwijls naar het portret
van jou en je hondje jullie staan er
ook zoo prachtig op met Je tweeën 1
Dag, Hubertus, veel groeten.
GRETHA en CORRY K. - Dat viel
mee, hè, dat er toch nog boeken voor
jullie waren I Had je dat wel ge
dacht Loopt het kleine nichtje al
Dat is vlug, hoor 1 Hoe oud is ze nu
precies Ik vind het heel goed, dat
jullie aan den nieuwen wedstrijd mee
doen. Het raadsel is goed, als je een
beetje geduld hebt, zal ik het plaat-
JOHANNA VAN L. Wat wilde ja
me nog over den wedstrijd vragen
Schrijf het maar op, dan zal ik je op
al die vragen antwoorden.
JAN en FRANS G. Wel, dat za«
me Vrijdag en Zondag een getrommel
geven Sla er maar flink op los, hoorl
Ik geef je niet gauw raad om te
trommelen, maar nu mag het dan
toch 1 Ja zeker, Frans mag ook mee
doen aan den wedstrijd 1 Zoek maar
vlijtig woordjes 1
SIMON en LEO H. Zouden jullie
de boeken, die je nog altijd te leen
hebt, eens terug willen brengen An
dere kinderen wachten er op.
JO en FRANS VAN E. Dat was
een flinke, lange brielf Nee, ik zag nu
wei, dat jo me niet in den steek laat 1
Wat leuk, dat je me zooveel over den
tocht naar Zaandam vertelde Durf
de jij wel over de kettingbrug te loo
pen Dat Is heusch nog een gevaar
lijk werkje I En Jo flink aardbeien
gegeten Dat is ook al een goed ding 1
Nee, je mag bij den wedstrijd niet
twee maal een zelfde woord opnoe
men, ook al heeft het een andere be-
teekenis. Zijn er verder ook woorden
bij het muziekstuk Als ik dat weef
kan lk den titel misschien wel voor jr
vertalen.
M. C. VAN DOORN.
Er kwamen gasten, wij zwegen.
Twee dagen daarna werd ik in het
huis der weduwe Grosberger bij eene
oude dame geroepen. Dit bezoek
bracht mij ook met de huisvrouw in
aanraking, en weldra vertelde zij mij
de verlegenheid waarin zij verkeerde.
Een kunsthandelaar wilde schilder
stukken uit de nalatenschap van den
professor koopen, en ik zou als een
zijner voormalige leerlingen de waar
de er van zeggen. Ik wees het echter
af, en beloofde een vriend te brengen^
die het als zijn grootste vreugde ach
ten zou de echtgenoot» van zijn leer-
aar een dienst te kunnen bewijzen.
Binnen een kwartier waB ik bij Ray
mond.
Hoor eens vriend, u moet morgen
in een huis komen, om oude schilder-
rijen to schatten."
Ik ben geen schatter, zoek een
anderen."
Als echter dat huls van Grosber
ger is?
Raymond werd rood tot achter do
'ooren.
Dan, ja waarlijk dan is het wat
anders.
Ik verhaalde hom nu de aangelegen
heid, en den volgenden dag, toen Ik
mijn patlente bezocht, was Raymond
mijn begeleider.
De dag was gelukkig reeds ver ge
vorderd, zoodat op ons bellen Rosa
(zelf verscheen in een net huiskleed.
Ik stolde haar den nieuwen kunst
kenner en ouden scholier voor.
Mama, professor Raymond heeft
de goedheid ons te bezoeken.
Ik ging mijn plicht waarnemen.
Raymond ging naar het atelier van
den overleden Grosberger. Men be
schouwde de schilderijen, sprak over
haar papa en oprechte tranen rolden
over Rosa's wangen. Dit maakte haar
in Raymond's oogen nog bekoorlijker.
Het deed hom genoegen, bij de jonge
dame en haar moeder geen gemaakt
heid en stijfheid te vinden, en daar
om had hij" ook den moed, toen mama
even naar de keuken moest gaan, op
zijn ongeluk in do laatste teekenles te
zinspelen. Hij raakte maar even deze
geschiedenis aan om te zien of bij er
ook iets van wist, Zij lachte.
Papa heeft mij alles verteld.
Nu, wat heeft u toen van mij ge
dacht en denkt u wellicht nog Yan
mij?
Hij heeft mij ook medegedeeld,
■dat u den tekst onder de teekening
niet geleverd had.
U is dus niet boos op mij, juf-
ifrouw? En gelooft u, dat ik in die 12
jaren nog dikwijls dat engelenkopje
ge teekend heb?
Hij zag haar vragend aan, een liefe
lijke blos bedekte haar gelaat.
Juffrouw Rosa? zult gij neen zeg
gen, als ik uw hand vraag?
Morgen zal ik u antwoord ge
ven. In haar oogen welden tranen op.
Den volgenden middag kwam Ray
mond op mijne kamer. Ik ried zijne
gedachten.
Nu, hebt ge goede schilderijen
gevonden?
Vriend, de allerschoonste. Rosa!
Rosal
Zij is een verstandig meisje,
maar niet schoon.
Zeg wat ge wilt. Deo gratias!
Vivat, nu krijg lk ook uw schoon
ste landschap.
Ja, dat zult ge hebben.
Hij leeft thans gelukkig met zijne
Rosa en schildert aan mijn stuk. Het
is een Rijnlandschap bij zonsonder
gang. Ik hoop dat het spoedig in mijn
kamer prijkt.
(N. Br.)
VREEMD ARBEIDERS IN
DU1TSCHLAND.
Volgens den regeoringsassessor dr.
Bodenstein te Essen, zijn op het oo-
genblik in Duitschland 600.000 vreem
de arbeiders. Daarvan zijn er 36.000
werkzaam in den landbouw, 240.000
in de industrie. Onder die vreemde
arbeiders zijn 80.000 Nederlandera
Verantwoordelijke redacteuren: H.
E. Lantinga, G. E. Visse, G. H. B.
Tollenaar.
Oplossingen in te zenden aan den
heer II. E. Lantinga, Barendsestr. 41.
DAMCLUB HAARLEM.
Probleem no. 58.
ingezonden door den heer C. v. Oort.
Zwart
WIT: 29 33 34 37 88 47 49 en dam op
45.
ZWART: 2 6 8 9 10 11 12 17 19 20 21
36, dam op 1, 4 en 35.
De oplossing van Probleem no. Si
is 17 - 11, 29 - 24, 49 - 44, 20 - 14, 14
1. Inzender den heer J. L. Velde,
Overveen.
Goed opgelost door de heeren:
F. M. v. d. Werf, Th. S. Germans,
C. Serodüü, R. C. Broekmeijer, J. F.
Spanjaard en G. P. Heek, allen te
Haarlem.
W. C. Faas, Overveen.
I. J. Oostwouder, Haarlemmermeer
(Vijfhuizen).
W. A. Z. en H. L. Jr., D. Ruhrort.
W. H. de Klerk, BloemendaaL
IETS OVER KATTEN.
Terwijl er van den hond thans meer
dan honderd rassen voorkomen, zijn
er van katten maar weinig rassen. De
afwijkingen tusschen de verschillen
de rassen bestaan eigenlijk alleen in
de verscheidenheid van haar soort en
kleur. De lichaamsbouw verschilt
maar zeer weinig. Op het eiland Man
komt evenwel een kattensoort voor,
die geen staart heeft. De ruggegraat
eindigt in een knobbeltje, waar haren
omheen geplaatst zijn. Ook hebben
deze katten aebterpooten, die
in verhouding tot de andere lichaams
deelen te groot zijn, waardoor zij in
staat worden gesteld nog beter dan
andere katten te kunnen klimmen en
springen. Men heeft meer dan eens
gezegd, dat in Oost-Azië en op de
Australische eilanden ook zulke kat
ten voorkomen en in Japan en op
Sumatra.
De oorzaken van het afwezig zijn
van den staart worden gezocht in
plaatselijke omstandigheden, waar
ieder en alles zich ten slotte meer of
minder bij gaat aanpassen. Waar
schijnlijk bleek, dat bij den strijd om
het bestaan op het eiland Man,
staart hinderlijk was voor de katten
en moeder natuur was daarom zoo
vriendelijk, daarin op deze afdoende
wijze te voorzien.
Men moet de huiskattan wel onder
scheiden van de wilde katten; deze
zijn veel gedrongener dan de eersten
en behalve dat ook grooter en haar
staart is sterker. Verwilderde huis
katten beschouwt men meestal als ge
lijk aan wilde katten, wat toch zeer
foutief is. De stammoeder van al de
huiskatten (dus al de rassen daarvan)
i3 de Nubische kat, zoowel van
langharige als de gewone.
Van de langharige katten is de
Angorasoort de meest gezochte. Het
is een mooi dier, wel iets op een
leeuwtje gelijkend met de neerhan
gende manen. Vooral zijn gezocht zil
verkleurige en witte exemplaren,
waarna volgen blauwe, zwarte, grau
we en isabellakleurige dieren. Hoog
chat wordt door kattenvrienden de
driekleurige Angorakat, die den
naam draagt van Trikolore. Men
heeft wei proeven genomen met het
fokken van nieuwe eoortep katten,
doch de resultaten daarvan zijn wei
nig bevredigend.
Onze huiskat is korthorig. De
kleur varieert tusschen wit en zwart,
waar éénkleurigen bij zijn en ge-
vlekten. Paringen tusschen deze kat
ten en de wilde heeft men vaak opge
merkt. In Engeland Irok voor een
paar jaar vooral de aandacht een
witte kat met blauwe oogen. De
zwartgestreepte Cypruskat heeft zwar
te ballen aan de pooten, en zwarte
zolen aan de achterpooten. De Kart-
h&userkat heeft ook zwarte voetzolen,
voorts zwarte lippen en is langharig,
.welk haar al de kleuren kan hebben
tusschen grauw en blauw. De Spaan-
sche kat heeft vleeschkleurige lippen
en voetzolen, het haar zit in groote
vlokken op het dier; de kleur is wit
en zwart óf roodachtig. De Siamee-
sche kat is wit, heeït een donkeren
staart, terwijl de voorste gedeelten
van de pooten dik zijn en zwart van
kleur. De Chineesche katten hebben
lang haar en hangooren. En zijn er
nog vele variëteiten.
DE BIECHT VAN EEN SLECHTE
ZIEL.
In een Chicago'sche krant stond on
langs de volgende comische adverten
tie:
„Een absoluut onbekwaam, tame
lijk karakterloos persoon, 6 voet hoog,
mager als een talhout, bovendien
pokdalig, zoekt een betrekkiDg. Ik
ben 19 jaar oud, sle er echter uit
25, heb nauwelijks lager onderwijs ge-
aioten, daarentegen 22 verschillende
beroepen uitgeoefend; en dat in den
den loop van 5 jaar. Uit handelskan
toren en ministerieels bureaux, uit de
kantoren van advocaten en uit boe
renschuren heeft men mij gegooid,
omdat ik nergens voor deugde. Geheel
afgezien daarvan, dat ik niets kan en
niets ken, heb lk ook niets uitge
zonderd mijn slechte eigenschappen:
Ik rook namelijk, speel en drink. Ik
ben dus tamelijk aan lager wal ge
raakt, ben dat, wat uien een mislukt
leven noemt, en geloof niet, dat ie
mand eenig bijzonder belang in mij
zal stellen. Mocht echter iemand
zijn, dLe het met mij wil wagen, dan
verzoek ik om inzencL'ng van zijn
adres. Ik aal a«e dan aan hem voor»
ntellen. Ik persoonlijk kon .-bet slecht*
een ieder afraden!"
Amerika is het land der paradoxen.
Do man ontving eenige honderden
brieven, en niet alleen van mansche*.
die hom een betrekking aanboden. Bij
de vijftig vrouwen en meisjes schre
ven hem, dat een man, die zoo open
hartig en oerlijk voor zijn yebreken
en zwakhede nuitkwam, „a gvod fel
low" moest zijn, en dat ze liever met
hem door het leven wilden gaan, -dan
met een nog zoo vlijtigen, eerzuchti-
braven Hendrik, die het hart niet op
do rechte plaats had.
GOED BEVALLEN.
Den ï2en April werd Chelsea, een
stad van 36000 inwoners, in den staat
Massachusetts, door brand verwoest-
Dat gaf natuurlijk een ontzettend ver
warden toestand; en er waren wel
heldere, klare koppen voodig, om de
ongelukkige bevolhing er weer boven
op 'Je helpen. Veiligheidshalve besloot,
daarom bet rfadsbostuc.?, voor den
tijd van een maand zJlen alcoholver
koop te vt.rbieö*-c.
Die maatregel werkte uitnemend»
De stad bevond zich er zóó goed bij,
dat de gemeenteraad nu voor goed al
le vergunningen beeft ingetrokken en
het verbod gehandhaafd heeft.
En dat bij menschen, die zóó ln d«(
zorgen zittenl
(De Vaan)-