RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD Kaadsels Raadseloplossingen Het Horloge. Brievenbus DAMRUBR1EK. (Deze raadsels zijn alle Ingezon den door Jongens en meisjes, die „Voor Onze Jeugd" lezen. De na men der kinderen, die mij vóór Donderdagmorgen goede oplos singen zenden, worden ln het volgend nummer bekend ge maaktl. 1. (ingezonden door Jansje Velt huizen). Hoe heet de bovenste steen van een huis 2. (Ingezonden door Hubertus Bank). Mijn eerste vindt gij bij het water. Mijn tweede vindt gij in het water en mijn geheel ook. Wat ben ik 3. (Ingezonden door Henri Cou- ilnho). Zoek uit onderstaanden sin een be graven plaats Mijn zusje Llze is te laat gekomen 4. (Ingezonden door Nelly Busé). Wanneer Is een uil, een uil 5. (Ingezonden door R. Belnema), Zoek uit onderstaanden zin een be graven plaats in Rusland Zeg, Ri, gaat gij mede het eten haar vader brengen 6. (Ingezonden door Joh". Ploeg). Ik ben een straat in Haarlem en tel '17 letters. 3 8 7 14 5 Is een vlsch» 10 11 5 Is een boom. 13 8 9 is een diertje. 1 4 2 14 Is aan elk huis. Een 6 1112 17 dragen heeren. 15 1 16 is een meisjesnaam. 7.- (Ingezonden door Anton Koo- tnèn). Ik ben feitelijk" een huls. Geen houten, steenen of leemen kluis, Nog minder van graniet. Ik heb wel twintig ramen, even kleen, Maar geen ruiten, die men ziet. Men voert mij bijna overal heen, En 's nachts ben ik meestal onbe woond. Probeer eens, of het raden de moei te loont. 8. (Ingezonden door Corry Matla) Plaats onder elkaar s Iets van het varken. Een der elementen. Een hemellichaam. Iets wat ons kan helpen de richting "te houden. Een meisjesnaam. Nog een meisjesnaam,. Een soort muziekstuk. De beginletters vormen van bóven haar beneden de naam van een stad tn Noord-Holland. De eindletters van beneden naar bo ven evenzoo. 9. (Ingezonden door Bepple Meyer). Waar zijn de rivieren zonder wa ter 10. (Ingezonden door Willem Hoo- gervorst). Eerst ben ik groen, dan ben ik rood, en dan teerzwarh Wat ben ik De oplossingen van de raadsels der ..Vorige week zijn s 1. Zijlweg. 2. Tien tegen één. 3. De BETuwa is zeer vrtfchtbaar. 4. Geertruidenberg. - 5. Paddestoel. 6. DRIE. t. Helder, kelder. 8. O, KArel, riep Jan, ga eens gauw mee 1 9. In de rivier do IJsel. 10 Hark. Engeland. Nijkerk. Dirk. Rika. Inkt. Koning. Goede oplossingen kreeg ik deze week van Zus Duursma 7. Annie en Marie van Zutphen 7. Nanne Nauta 8. Nico Twisterling 6. Jan en Roeland van Vendeloo 7. Cornelia Kuijper 6. Gretha Kuijper 6. Piet en Frans Bolle 8. Harry en Jan Rienstra 9. Jo en Frans van Egmond 6, Constant Poppe 4. Fr lts Poppe 5. Bekroond .verhaal van Willem Althv van Geusau. Den 2den October zou Jacob van Meerlen jarig zijn. O, wat verlangde hij naar dien dag 1 's Avonds in bed lag hij er altijd over te denken. Wat zou hij wel krijgen Een bal, of een inktkoker, of een mooie pennenhou der, of een inktlap, of een zakmes, of een.... Ja, het Kon wel van alles we zen. Nu nog vijf dagen. Hè, wat leken hem die lang toe. Hij had den tijd wel wat willen voortduwen. Laat eens kijken, nog vijf dagen, dat is vijf maal vier 'wintig, is honderd en twintig ir - honderd en twin tig uur Hè, ecu tijd I Maar daar ging de tijd af voor het slapen, dus dat werd dan minder, maar hêt was toch nog lang. Leuk, dat het juist op een Zaterdag viel, dan had hij den heelen middag om do cadeaux te be kijken. Was het maar al Zaterdag I De groote dag kwam 's Ochtends onder het aankleeden herinnerde hij het zich opeens. Wat gek, dat hij er niet aan gedacht had, toen hij wak ker werd 1 Hij haastte zich zóó, dat er een knoop in zijn veter kwam. Dat lastige ding 1 Hij probeerde hem er uit te halen, 't Ging niet. Hè, wat ver velend Juigt, nu hij zóóveel haast had. Maar flink trekken I „Krak 1" zei de veter. O, ellende Nou, hij had geen tijd, om een nieuwe er in te doen. Het moest zóó maar Na veel gehaspel kwam hij einde lijk klaar. Gauw naar beneden 1 Hè, wat leak 1 Zijn bord lag vol met pakje3. Bovenop lag een groot, zwaar ding. Wat zou dat zijn? Eerst werd hij door zijn Pa en Ma gefeliciteerd, en tante die bij hen inwoonde en de oude meid wenschten hem ook hartelijk geluk. Nu de pakjes losknippen Het eer ste, het Sware, was een mooi boek van zijn tante. „Dat is lief van tante. Dank u wel, hoor 1" en hij gaf haar een flinken zoen. Nu het tweede, het was kleiner en vierkant, gauw het papier er af een mooi eikenhouten doosje kwam te voorschijnmet een knipje ging het open. „O, wat mooieen gouden horlo ge I" Wat hij niet had durven hopen, dat had hij gekregen. „Pa, dank u wel, hoor Ik vind het verba zend aardig van u, zoó'n mooi ca deau 1" Hij hield het aan zijn oor wat tikte het leuk. Het volgende pakje was van zijn Ma een mooie gouden ketting, die juist bij zijn horloge paste. „Lieve Ma, dank u wel, hoor 1 Wat een ketting I Prachtig 1" Het laatste was een plak chocolade van Cato, de meld. „Dank je wel, Cato", zei Jacob, „ik vind het erg aardig van je I" Het horloge met den ketting was toch wel het mooiste, vond Jacob. Voor dien dag mocht hij het ook op school aan hebben. Dat was prettig. Gauw zijn boterham eten, want het was al laat. flink doorliep, dan haalde h...i nog wel. „Jongens", vertelde hij onder de pauze, „kijk eens, wat een mooi hor loge. Ik heb het gekregen, omdat ik jarig ben-" „Zoo, wel gefeliciteerd, hoor 1" „Dank je. Vind je het mooi, zeg Kijk, het binnenwerk is ook van goud „Ben je mal, dat is van koper." „Wat zeg je I M'n horloge van ko per 1 Vent, 't Is van zuiver goud I" ,,'t Horloge wel, maar het binnen werk niet, dat moet stevig in elkaar zitten." ..Nou. ja. Maar het lijkt er toch pre cies op." „Maar 't is het daarom niet." „Nou, ik geloof toch, dat het van goud is. Mijn vader zegt, dat Wat zijn vader gezegd had, werd niet vernomen, want de pauze werd afgetikt. Jacob kon ondertusschen zij ne gedachten maar niet bij zijn werk houden. Aldoor moest hij denken aan dat mooie horloge. Zóó zitten, dan kon hij den ketting niet zien. Mis schien zou hij er dan niet zoo aan denken. Wat ging die ochtend lang zaam om. Even kijken, hoe laat het nu al was kwart voor twaalf. Ha, gelukkig nog maar een kwar tiertje. Wat ging die secondewijzer vervelend langzaam vooruit I Nog vijftien, tien, vijf seconden en dan was er weer een minuut voorbij. „Opletten, Van Meerlen 1" zeide de juffrouw, „al ben jo nu jarig, daarom moet je niet maar voortdurend op je horloge kijken." Jacob schrikte. Hè, wat vervelend, al die oogen op je te zien gericht! Dat ging gelukkig gauw voorbij. Tersluiks keek hij nog even. O, jé De juffrouw had juist naar hera gekeken. „Van Meerlen, lcom jij eens voor de kaart, en zeg me de plaatsen aan de spoorlijn van Groningen naar Am sterdam." Jacob stond op en ging naar de kaart, waar hij het gevraagde deed. Wat ging die tijd toch langzaam voorbij. Terug op zijn plaats geko men, zag hij, dat het al vijf minuten over twaalf was. Die vervelende concierge ook, die nooit op tijd belde. Ha, daar ging de bol. Jacob sprong uit de bank en liep gauw de klas uit. Buiten gekomen, zette hij het op een loopen. Op de kerkklok zag hij, dat het pas twaalf uur was. Wacht, straks zou hij aan Pa vragen, om zijn horloge even te verzetten. Vlug liep hij door. Wat was dat daar voor een oploop Jacob kon zijne nieuwsgierigheid niet bedwin gen en ging er gauw naar toe. „Wat is er te doen vroeg hij aan één der omstanders. „O, er is een hond door de tram overreden." Ja, daar lag het arme beest, dood, en badende in zijn bloed. Jacob had er erg veel medelijden mee. Plotse ling kwam er een geweldig gedrang. Een paar agenten wilden de men- schen, die de straat bijna versperden, op zij duwen. Jacob kwam heelemaal in de verdrukking. Hó, was hij er maar uit Na veel stompen en wrin gen was hij eindelijk uit het dichtste gedrang. Toen ging het gemakkelij ker. Ziezoo, hij was dicht bij huis. Die arme hond, hij moest er nog altijd aan denken. Thuis zaten ze al aan tafel. „Zoo, Jaap, ben je daar I Wat bleef je lang weg." „Ja, ik ben even naar een hond blijven kijken, die was door een tram overreden, dat arme beest." „Hè, dat arme dier 1" „O ja, Pa. Wilt u even mijn hor- lo11 De woorden stokten hem in de keel. Met wijd geopende oogen zag hij zijn vader aan. „Wat scheelt er aan vroeg deze. „M'n horloge... is weg!" stamelde Jacob. „Wat zeg je daar, jongenI" „Maar Jaap!" „Hoe komt dat?" „Ik weet het heusch niet. Toen ik uit school kwam had ik het nog. Ik heb het nog vergeleken met de kerk klok. Toen in dat opstootje met die hond... ja, toen heb ik er niet meer snaar gekeken." ,,'t Is wat moois," zei zijn vader; „die nieuwsgierigheid ook altijd van jou!" „Gaan jullie zoo meteen maar naar het advertentie-bureau om het aan te geven," zei zijn ma. Jacob keek stil vóór zich. Hij zelf vond het verschrikkelijk. Dat mooie horloge! Als het nu eens nooit terug kwam. Hoe lang zou het dan wel du ren vóórdat hij een ander kreeg. Mis schien kreeg hij er wel nooit weer één. Hij was er nog zoo trótsch op geweest en nou was 't weg. Was hij ook maar niet zoo nieuwsgierig geweest om te gaan kijken. Zou het gestolen zijn of zou hij het verloren hebben? Als het nu maar gauw terecht kwam! 's Middags na het eten ging hij met zijn vader uit, om een advertentie in de krant, te laten zetten. Onderweg kwamen ze een mijnheer tegen, en... Jacob kon zijn oogen haast niet ge- loovendie had daar waarlijk precies dezelfde ketting aan, als wel ke hij gehad had. Jacob liep van zijn vader weg en ging naar de „mijnheer' toe. „Mijnheer, u hebt mijn ketting aan!" riep hij hem toe. „Zoo, jongetje, denk je dat? Ik ge loof toch dat je je vergist, hoor". „Mijnheer, u hebt 'm gestoken. Geef 'm terug! Geef 'm terug!!" schreeuwde Jacob, buiten zich zeiven. „Wil je wel eens heel gauw maken dat je wegkomt, kwajongen!-' riep de „mijnheer", en ziende dat Jacob hem van zijn ketting wilde ontrooven, gaf hij hem een slag met zijn rotting. „Wou je me voor een dief uitma ken?" „Dief! Leelijke dief!!" Jacob wist niet meer wat hij zeide. De „mijnheer", blijkbaar erg boos, ging verder. Jacob liep huilende terug naar zijn vader, die hem riep. „Pa, die gemeens vent daar, die heeft m'n horloge gestolen, laten we hem bij de politie aangevenl" „Foei, jongen!" zei zijn vader, „wat een taall 't Is in het geheel niet zeker, dat die mijnheer de dief is, want als dieven Iets gestolen hebben, dragen ze hst meestal niet zóó, dat iedereen het zien kan. En dan, je moet je niet zoo uitlaten tegen oudere personen, dan jij bent. Dat is erg onbeleefd." Jacob kalmeerde een beetje, toen hij dat hoorde, en liep rustig voort naast zijn vader naax het advertentie-bu reau. Daar vertelde zijn pa het geval en de beambte beloofde een adverten tie te zullen plaatsen. Toen ze thuis kwamen, vertelde Ja cob wat er gebeurd was. „Was 't een dikke mijnheer, Jaap", vroeg zijn moeder, „en had hij een snor met opgedraaide punten?" „Hoe weet u dat, Ma?" vroeg Jacob verbaasd. „Wel jongen, toen Lk die ketting kocht, was die mijnheer ook in den winkel, en die ketting beviel hem zóó, dat hij er precies zoo een kooht. Dat is dus de oorzaak van het misver stand." Jacob lachte even om het malle fi guur, dat hij had geslagen, maar toen kwam toch zijn verdriet weer boven. Na het avondeten, toen Jacob zijn huiswerk maakte, riep zijn vader op eens: „Kijk eens, Jaap, wat ik hier lees!' In een oogwenk was Jacob bij zijn Pa. Deze las vóór uit de krant: Gevonden voorwerpen. Een dameshandschoen, een pan toffel, een mof, een manchet knoop, een gouden horloge met ketting...! Jacob sprong op van verrukking. Zijn horloge teruggevonden! Wat ge lukkig, dat het een eerlijko vinder wr geweest, die het dadelijk aange geven had! „Kom, Jaap, we gaan dadelijk naar het politie-bureaul" riep zijn vader. Jacob was al klaar. Hij wilde voor- ui tloopen, maar zijn'vader hield hem terug. Bij het bureau vroegen ze naar het horloge. „Kunt u me ook zeggen, hoe het er uit ziet, en waar en wanneer het ver loren is?" vroeg de beambte. „'t Is een horloge met geslepen glasrand en- bloemenflguren op de achterzijde, gekocht bij Broutier. Met een schakelketting van half goud en half niëllé. Verloren van middag tus- schen twaalf uur en half één in de Dinkelstraat," zei Jacob zljn*vader. De beambte ging naar achteren om het te halen. „Dat komt uit," zei hij, toen hij weer weer terugkwam, „hier is het". En hij reikte het horloge over aan Jacob, die het dankbaar in ontvangst nam. Zorgvuldig borg hij het op in zijn zijzakje. Daarop gingen ze gauw naar huis. „Kijk 's ma, ik heb het!" riep Jacob, het horloge in de hoogte houdend. „O, dat is leuk, jongen. Wees er nu maar goed voorzichtig mee, hoor!" „Ja zeker, Ma. En wilt u aan mijn kiel een knoopje maken en in mijn zij zakje een knoopsgat, dan kan ik het vastmaken, zoodat het er niet uit kan vallen." „Ja, dat is goed." Jacob bewaarde het horlog nu zorg vuldig en had er later nog veel ple zier van. (Brieven aan de Redactie van de Kinder-Afdeeling moeten gezonden worden aan Mej. M. C. van Doorn, Wagen weg 88, Haarlem). JAN en ROELAND VAN V. Als je mij een raadsel zendt om te plaat sen, moet je er altijd het antwoord bijzetten. Stuur het de volgende week dus nog maar eens in, en dan met het antwoord er onder. NICO T. Wat een heerlijke dag is het de vorige Dinsdag geweest, Nico I Kan dat kleine zusje al wat praten, en mochten jelui ook mee smuilen van al dat lekkers Kan Herman al goed een geheimpje be waren Doe hem mijn groeten maar 1 Begint de tand al mooi op te schieten? NANNE N. Wat heb je een prach tig weer getroffen in het Bloemen- daalsche bosch. Je hebt zeker veel pleizier gehad Ik kan me best be grijpen, dat je liever buiten speelt, dan raadsels maken, als 't zoo warm is. Dat bewaar je dan maar voor de regenachtige dagen, die we ook nog wei zullen krijgen! Heb je al woordjes gevonden 't Is een prettige wed strijd, vind je niet W. A. VAN G. Ik ben blij, dat hel spel je zoo goed bevalt. Je begint het zeker al goed te leeren I Valt de nieu we wedstrijd je nogal mee FRITS en CONSTANT P. Wel, heb Je een mooie verzameling blade ren gevonden En wat doe je er rnr mee, drogen of nateekenen De brie} van Constant zag er nu keurig ult? Flink zoo l JOH. F. Hoe is het Dinsdag ge gaan Vond je het prettig, of viel het niet mee Schrijf mij er maar eens wat over. Vind je den nieuwen wed strijd prettig Leuk, dat je je prijs zoo mooi vindt MARIE en ANNIE VAN Z. Wel bedankt voor je prachtige kaart Ik ben erg verlangend te hooren, hoe je lui den optocht gevonden hebt, en of Je alles goed hebt kunnen zien. Was. het even mooi, als de vorige keer Ik ben blij, dat je mijn boek mooi vindt. Ik heb dus goed geraden, dat het niet te jongensachtig zou zijn! ZUS D. Hoe is het met den stij ven nek Ben je weer heelemaal be ter En heb je veel pleizier in Alk maar Wat is het toch heerlijk, dat het weer met alle uitstapjes zoo mee werkt I Ik hoop, dat het al dien tijd, dat Ie uit logeeren zult zijn, even mooi zal blijven I HUBERTUS B. Je nicht ln Indlé zal hst zeker wel grappig vinden, om een paar van de briefjes in onze „Za terdagavond" te lezen I Je zult nu ze ker wel een heelen stapel hebben, al8 je ze allemaal bewaartJa, ik heb vroeger ook wel quatre-mains van Diabelli gespeeld, vind je dat niet leuk En begin je het al goed te lee ren Ik kijk dikwijls naar het portret van jou en je hondje jullie staan er ook zoo prachtig op met Je tweeën 1 Dag, Hubertus, veel groeten. GRETHA en CORRY K. - Dat viel mee, hè, dat er toch nog boeken voor jullie waren I Had je dat wel ge dacht Loopt het kleine nichtje al Dat is vlug, hoor 1 Hoe oud is ze nu precies Ik vind het heel goed, dat jullie aan den nieuwen wedstrijd mee doen. Het raadsel is goed, als je een beetje geduld hebt, zal ik het plaat- JOHANNA VAN L. Wat wilde ja me nog over den wedstrijd vragen Schrijf het maar op, dan zal ik je op al die vragen antwoorden. JAN en FRANS G. Wel, dat za« me Vrijdag en Zondag een getrommel geven Sla er maar flink op los, hoorl Ik geef je niet gauw raad om te trommelen, maar nu mag het dan toch 1 Ja zeker, Frans mag ook mee doen aan den wedstrijd 1 Zoek maar vlijtig woordjes 1 SIMON en LEO H. Zouden jullie de boeken, die je nog altijd te leen hebt, eens terug willen brengen An dere kinderen wachten er op. JO en FRANS VAN E. Dat was een flinke, lange brielf Nee, ik zag nu wei, dat jo me niet in den steek laat 1 Wat leuk, dat je me zooveel over den tocht naar Zaandam vertelde Durf de jij wel over de kettingbrug te loo pen Dat Is heusch nog een gevaar lijk werkje I En Jo flink aardbeien gegeten Dat is ook al een goed ding 1 Nee, je mag bij den wedstrijd niet twee maal een zelfde woord opnoe men, ook al heeft het een andere be- teekenis. Zijn er verder ook woorden bij het muziekstuk Als ik dat weef kan lk den titel misschien wel voor jr vertalen. M. C. VAN DOORN. Er kwamen gasten, wij zwegen. Twee dagen daarna werd ik in het huis der weduwe Grosberger bij eene oude dame geroepen. Dit bezoek bracht mij ook met de huisvrouw in aanraking, en weldra vertelde zij mij de verlegenheid waarin zij verkeerde. Een kunsthandelaar wilde schilder stukken uit de nalatenschap van den professor koopen, en ik zou als een zijner voormalige leerlingen de waar de er van zeggen. Ik wees het echter af, en beloofde een vriend te brengen^ die het als zijn grootste vreugde ach ten zou de echtgenoot» van zijn leer- aar een dienst te kunnen bewijzen. Binnen een kwartier waB ik bij Ray mond. Hoor eens vriend, u moet morgen in een huis komen, om oude schilder- rijen to schatten." Ik ben geen schatter, zoek een anderen." Als echter dat huls van Grosber ger is? Raymond werd rood tot achter do 'ooren. Dan, ja waarlijk dan is het wat anders. Ik verhaalde hom nu de aangelegen heid, en den volgenden dag, toen Ik mijn patlente bezocht, was Raymond mijn begeleider. De dag was gelukkig reeds ver ge vorderd, zoodat op ons bellen Rosa (zelf verscheen in een net huiskleed. Ik stolde haar den nieuwen kunst kenner en ouden scholier voor. Mama, professor Raymond heeft de goedheid ons te bezoeken. Ik ging mijn plicht waarnemen. Raymond ging naar het atelier van den overleden Grosberger. Men be schouwde de schilderijen, sprak over haar papa en oprechte tranen rolden over Rosa's wangen. Dit maakte haar in Raymond's oogen nog bekoorlijker. Het deed hom genoegen, bij de jonge dame en haar moeder geen gemaakt heid en stijfheid te vinden, en daar om had hij" ook den moed, toen mama even naar de keuken moest gaan, op zijn ongeluk in do laatste teekenles te zinspelen. Hij raakte maar even deze geschiedenis aan om te zien of bij er ook iets van wist, Zij lachte. Papa heeft mij alles verteld. Nu, wat heeft u toen van mij ge dacht en denkt u wellicht nog Yan mij? Hij heeft mij ook medegedeeld, ■dat u den tekst onder de teekening niet geleverd had. U is dus niet boos op mij, juf- ifrouw? En gelooft u, dat ik in die 12 jaren nog dikwijls dat engelenkopje ge teekend heb? Hij zag haar vragend aan, een liefe lijke blos bedekte haar gelaat. Juffrouw Rosa? zult gij neen zeg gen, als ik uw hand vraag? Morgen zal ik u antwoord ge ven. In haar oogen welden tranen op. Den volgenden middag kwam Ray mond op mijne kamer. Ik ried zijne gedachten. Nu, hebt ge goede schilderijen gevonden? Vriend, de allerschoonste. Rosa! Rosal Zij is een verstandig meisje, maar niet schoon. Zeg wat ge wilt. Deo gratias! Vivat, nu krijg lk ook uw schoon ste landschap. Ja, dat zult ge hebben. Hij leeft thans gelukkig met zijne Rosa en schildert aan mijn stuk. Het is een Rijnlandschap bij zonsonder gang. Ik hoop dat het spoedig in mijn kamer prijkt. (N. Br.) VREEMD ARBEIDERS IN DU1TSCHLAND. Volgens den regeoringsassessor dr. Bodenstein te Essen, zijn op het oo- genblik in Duitschland 600.000 vreem de arbeiders. Daarvan zijn er 36.000 werkzaam in den landbouw, 240.000 in de industrie. Onder die vreemde arbeiders zijn 80.000 Nederlandera Verantwoordelijke redacteuren: H. E. Lantinga, G. E. Visse, G. H. B. Tollenaar. Oplossingen in te zenden aan den heer II. E. Lantinga, Barendsestr. 41. DAMCLUB HAARLEM. Probleem no. 58. ingezonden door den heer C. v. Oort. Zwart WIT: 29 33 34 37 88 47 49 en dam op 45. ZWART: 2 6 8 9 10 11 12 17 19 20 21 36, dam op 1, 4 en 35. De oplossing van Probleem no. Si is 17 - 11, 29 - 24, 49 - 44, 20 - 14, 14 1. Inzender den heer J. L. Velde, Overveen. Goed opgelost door de heeren: F. M. v. d. Werf, Th. S. Germans, C. Serodüü, R. C. Broekmeijer, J. F. Spanjaard en G. P. Heek, allen te Haarlem. W. C. Faas, Overveen. I. J. Oostwouder, Haarlemmermeer (Vijfhuizen). W. A. Z. en H. L. Jr., D. Ruhrort. W. H. de Klerk, BloemendaaL IETS OVER KATTEN. Terwijl er van den hond thans meer dan honderd rassen voorkomen, zijn er van katten maar weinig rassen. De afwijkingen tusschen de verschillen de rassen bestaan eigenlijk alleen in de verscheidenheid van haar soort en kleur. De lichaamsbouw verschilt maar zeer weinig. Op het eiland Man komt evenwel een kattensoort voor, die geen staart heeft. De ruggegraat eindigt in een knobbeltje, waar haren omheen geplaatst zijn. Ook hebben deze katten aebterpooten, die in verhouding tot de andere lichaams deelen te groot zijn, waardoor zij in staat worden gesteld nog beter dan andere katten te kunnen klimmen en springen. Men heeft meer dan eens gezegd, dat in Oost-Azië en op de Australische eilanden ook zulke kat ten voorkomen en in Japan en op Sumatra. De oorzaken van het afwezig zijn van den staart worden gezocht in plaatselijke omstandigheden, waar ieder en alles zich ten slotte meer of minder bij gaat aanpassen. Waar schijnlijk bleek, dat bij den strijd om het bestaan op het eiland Man, staart hinderlijk was voor de katten en moeder natuur was daarom zoo vriendelijk, daarin op deze afdoende wijze te voorzien. Men moet de huiskattan wel onder scheiden van de wilde katten; deze zijn veel gedrongener dan de eersten en behalve dat ook grooter en haar staart is sterker. Verwilderde huis katten beschouwt men meestal als ge lijk aan wilde katten, wat toch zeer foutief is. De stammoeder van al de huiskatten (dus al de rassen daarvan) i3 de Nubische kat, zoowel van langharige als de gewone. Van de langharige katten is de Angorasoort de meest gezochte. Het is een mooi dier, wel iets op een leeuwtje gelijkend met de neerhan gende manen. Vooral zijn gezocht zil verkleurige en witte exemplaren, waarna volgen blauwe, zwarte, grau we en isabellakleurige dieren. Hoog chat wordt door kattenvrienden de driekleurige Angorakat, die den naam draagt van Trikolore. Men heeft wei proeven genomen met het fokken van nieuwe eoortep katten, doch de resultaten daarvan zijn wei nig bevredigend. Onze huiskat is korthorig. De kleur varieert tusschen wit en zwart, waar éénkleurigen bij zijn en ge- vlekten. Paringen tusschen deze kat ten en de wilde heeft men vaak opge merkt. In Engeland Irok voor een paar jaar vooral de aandacht een witte kat met blauwe oogen. De zwartgestreepte Cypruskat heeft zwar te ballen aan de pooten, en zwarte zolen aan de achterpooten. De Kart- h&userkat heeft ook zwarte voetzolen, voorts zwarte lippen en is langharig, .welk haar al de kleuren kan hebben tusschen grauw en blauw. De Spaan- sche kat heeft vleeschkleurige lippen en voetzolen, het haar zit in groote vlokken op het dier; de kleur is wit en zwart óf roodachtig. De Siamee- sche kat is wit, heeït een donkeren staart, terwijl de voorste gedeelten van de pooten dik zijn en zwart van kleur. De Chineesche katten hebben lang haar en hangooren. En zijn er nog vele variëteiten. DE BIECHT VAN EEN SLECHTE ZIEL. In een Chicago'sche krant stond on langs de volgende comische adverten tie: „Een absoluut onbekwaam, tame lijk karakterloos persoon, 6 voet hoog, mager als een talhout, bovendien pokdalig, zoekt een betrekkiDg. Ik ben 19 jaar oud, sle er echter uit 25, heb nauwelijks lager onderwijs ge- aioten, daarentegen 22 verschillende beroepen uitgeoefend; en dat in den den loop van 5 jaar. Uit handelskan toren en ministerieels bureaux, uit de kantoren van advocaten en uit boe renschuren heeft men mij gegooid, omdat ik nergens voor deugde. Geheel afgezien daarvan, dat ik niets kan en niets ken, heb lk ook niets uitge zonderd mijn slechte eigenschappen: Ik rook namelijk, speel en drink. Ik ben dus tamelijk aan lager wal ge raakt, ben dat, wat uien een mislukt leven noemt, en geloof niet, dat ie mand eenig bijzonder belang in mij zal stellen. Mocht echter iemand zijn, dLe het met mij wil wagen, dan verzoek ik om inzencL'ng van zijn adres. Ik aal a«e dan aan hem voor» ntellen. Ik persoonlijk kon .-bet slecht* een ieder afraden!" Amerika is het land der paradoxen. Do man ontving eenige honderden brieven, en niet alleen van mansche*. die hom een betrekking aanboden. Bij de vijftig vrouwen en meisjes schre ven hem, dat een man, die zoo open hartig en oerlijk voor zijn yebreken en zwakhede nuitkwam, „a gvod fel low" moest zijn, en dat ze liever met hem door het leven wilden gaan, -dan met een nog zoo vlijtigen, eerzuchti- braven Hendrik, die het hart niet op do rechte plaats had. GOED BEVALLEN. Den ï2en April werd Chelsea, een stad van 36000 inwoners, in den staat Massachusetts, door brand verwoest- Dat gaf natuurlijk een ontzettend ver warden toestand; en er waren wel heldere, klare koppen voodig, om de ongelukkige bevolhing er weer boven op 'Je helpen. Veiligheidshalve besloot, daarom bet rfadsbostuc.?, voor den tijd van een maand zJlen alcoholver koop te vt.rbieö*-c. Die maatregel werkte uitnemend» De stad bevond zich er zóó goed bij, dat de gemeenteraad nu voor goed al le vergunningen beeft ingetrokken en het verbod gehandhaafd heeft. En dat bij menschen, die zóó ln d«( zorgen zittenl (De Vaan)-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 15