BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ff8.20 PER 3 MAANDEN '8F 10 CENT PER WEEK. RubJek voor Vrouwen Het rijke Natuurleven. Op leven en dood. 209 -....r"" ZATEBDAG 1 AUGUSTUS 1908 No. 7700 DE HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. „Zomervacanttö-« Het is een feit, dat de verschillen- IencLe spoorwegmaatschappijen met haar speciale vacantie-kaarten, goedkoope rondreisbiljetten enz. het reizen zeer bevorderd hebben. Families met een bescheiden inko men, die er vroeger niet aan dach ten, bun bloedverwanten elders te gaan bezoeken, hun kinderen uit lo- geeren te zenden of eenlgen tijd bui ten te gaan doorbrengen, omdat de lêïskosten bun financieele draag kracht te boven gingen, maken nu jaarlijks een uitstapje van korter en of longeren tijd. Een en ander wordt trouwens zeer in de hand gewerkt, doordat op bijna alle kantoren en zaken aan bet per soneel een of meer weken vacantie- lijd wordt toegestaan. Men neemt hier of daar eenige ka mers met pension of buurt een op trekje met keuken, alwaar men door eigen personeel' zijn maaltijden kan laten toebereiden. Zéér practisch is 't wanneer men tijdens zijn afwezigheid zijn eigen woning kan verhuren, waardoor wederom in een deel der kosten worden tegemoet gekomen. In Augustus, wanneer de meeste scholen vacantie hebben, wordt er 't drukst gereisd. Het pakken van koffers en man den geeft vooral aan moeders van groote gezinnen veel drukte en hoofd breken. We willen haar hiermede een weinig behulpzaam zijn, vooral nu er geen noemenswaardige nieuwtjes op het gebied der mode te vermelden val len. magazijn» houden nog steeds uitvüfiiuujj en de buitenlandsche mo dekoningen bereiden geheimzinnig da najaar-nouveauté's voor. Moeders van groote gezinnen moe ten er ter besparing van vracht kosten in de eerste plaats op be dacht zijn niet al te zware reiskof fers of kisten te gebruiken. Zij, die in het bezit zijn van solide waschman- den met deksel en hangsloten, aarze len daarom niet, deze voor de reis te gebruiken. Voorzichtigheidshalve kan men ze met zeildoek voeren, opdat ze niet kunnen doorregenen. liet u Bilijkste vraagstuk is: welke, en hoeveel kleeren zal men voor zich en elk kind medenemen? In de allereerste plaats van regen mantels en capes, benevens petten en mutsen; want in Augustus kan men soms veel buiig weer treffen. Verder vuor elk kind, hetzij jongen of meisje, één wollen pakje, en gekleurde of witte blouses, die men overal kan la ten wasschen en waarmede de jeugd er steeds frisch en zindelijk uitziet. Voor de moeders en haar groote meisjes bewijst een tailleur-costuum met voetvrijen rok onschatbare, dien sten, mits men daarbij verschillende blouses heeft; één van sportflanel voor gure dagen, waarop we in ons veranderlijk klimaat steeds moeten rekenen, één of meer witte wasch- blouses en één gekleede blouse van kant of zijde in de kleur van het costuum. Voor warme dagen is uit sluitend de witte blouse geschikt, daar alle gekleurde zijden weefsels van de zon en het transpireeren te lijden hebben en men de kans loopt in één enkelen dag een kustbare blou se te bederven. Een onderrok van lustre of moiré is verder aan te bevolen, want witte rokken zijn spoedig vuil en het was schen en strijken daarvan is vooral in badplaatsen zeer duur, bovendien moet men van wit te veel stuks mee nemen. Gekleede hoeden kan men veilig thuis laten, tenzij men in een mode badplaats vertoeft on met de groote wereld wil meedoen; doch dan moe ten de koffers nog allerlei andere toi letten bevatten, die buiten het cadre van een eenvoudige huismoeder val len. Jonge meisjes hebben voldoende aan een panaina-hoed of charlotte van broderie, de kleine meisje en jon gens aan een groote matelot met neer geslagen rand, en de moeders nn-n 'n ongegarneerde toque van fantasie- ctroo in de kleur van haar costuum. Deze toques noemt men ten onrechte: „ongegarneerde hoeden" want ze zijn versierd met een soort van strik of vleugels van hetzelfde stroo als de hoed, en kleeden met een bijpassende voile zeer flatteus. Vele vrouwen hebben in het warme seizoen bezwaar tegen de voiles, om dat de geverfde tule's schadelijk kun nen inwerken op de transpireerende huid. Ze kunnen haar kapsel net en /ordelijk houden met een z.g. „filet front" (een fijn net van geknoopt haar). Men bevestigt het met fijne speldjes onder het nekhaar en rond de kuif, het Is onzichtbaar en houdt niettemin alle korte haren die een kapsel, hij wind zoo licht ontsieren gemakkelijk bijeen. Verder moet men er bij een ver blijf van vier weken voor zorgen,' voor iedereen een extra paar laarzen mee te nemen, benevens de huispantoffels voor hen, die daaraan gewoon zijn. Het bijpakken van een groot aantal boezelaars voor de kinderen verdient allo aanbeveling, opdat zij vrij kun nen spelen zonder angst voor het vuil maken hunner kleeren. Jonge meisje raad ik aan hare schortjes niet te vergeten, ze sparen de voorbaan harer rokken, terwijl een gemakkelijke peignoir door onze vrouwen en meisjes niet mag worden vergeten. Verder mag in geen enkelen koffer een doos met naaigereedschap ont breken. MARIE VAN AMSTEL. Een onzer eigenaardigste zangers is zeker weidde spreeuw. Een nauw keurig waarnemen van zijn lied loont ruimschoots de moeite. Laatst was ik ia de gelegenheid, een als metaal- glanzend mannetje geruimen tijd ach tereen af te luisteren. Het diertje zat op een boomtak heel dicht bij mijn raam én deed zijn best, zooveel mogelijk alle geluiden weer te geven, die het hier en daar had op gevangen. En het was geen zingen, zonder veel lust er in te hebben, neen, ge heel het lichaam was in beweging. Do voeren werden los opgezet, do wiekjes begonnen een saielle op- en neerwaartsche beweging, de kop werd eenigszins schuin opgeheven en het lied nam een aanvang. Verdere beschrijving van het spreeu wengezang is mij onmogelijk. Wij zouden het in noten moeten weerge ven, maar daarvoor is meerdere mu zikale aanleg noodig, dan ik bezit. Toch zou ik op ie eken manier het aldus kunnen weergeven. Doe in een vijzel, hanengekraai, merelgefluit, musschengetjilp, geklep per van den ooievaar, in 't kort ver zamel alle denkbare vogelgeluiden, roer ze dooreen, laat de tonen weer ontsnappen en gij zult den spreeu wenzang zeer nabij komen. Een oorspronkelijk lied heeft ons diertje niet, ten minste geen telkens terugkeerende gelijkluidende wijsjes. Wel herkennen wij den spreeuw di rect als wij hem slechts ééns hebben gehoord, maar het is mij toch ook eens voorgekomen, dat ik meende een jonge lijster te hooren, terwijl in wer kelijkheid mijnheer spreeuw een nieuw figuurtje in zijn zang wilde opnemen. Gewoonlijk zingen zij 's morgens en 's avonds met heel veel animo. Eenigon tijd voor het opzoeken van de rustplaats kunnen wij ze eenzaam op een dakgoot zien zitten in de zoo even beschreven houding. Niet altijd echter zijn zij zoo een zaam bezig. Als in Februari of Maart de sneeuw gaat smelten als hazelaar en els gaan bloeien of reeds in bloei zijn, komen groote zwermen spreeuwen uit Zuid- Europa of Noord-Afrika naar ons toe. Zoo'n spreeuwenzwerm heeft vaak iets van een wolk, zoo dicht vliegen de vogels bijeen, zoo regelmatig be weegt zich de troep. Heel spoedig zoeken zij geschikte nestplaatsen, en hierbij gaan zij niet zeer kieskeurig te werk. Een holLe boom, een bloempot, een ruimte on der de dakpannen, kortom, alles wat maar op een holte gelijkt en een ge schikte ligplaats voor de jongen aam biedt is naai' den zin. Zoolang nu het wijfje broedt vliegt het mannetje uit, om voedsel te zoe ken of zit op een naburigen tak te kwinkeleeren. Zijn de jongen uit het. ei gekropen, dan begint de drukte voor het spreeuwenpaar. Voor zingen hebben zij nu niet veel tijd meer. De kleinen kunnen zoo'n vervaarlijk wij den bek openzetten en daarbij zoo geweldig schreeuwen, dat papa of mama zelden merken, dat hun in spanning op prijs wordt gesteld. Stel u zoo'n spreeuw voor. Hoopvol vliegt hij telkens weg, zoekt en vindt bv. een dikke rups. Gauw naar de kleinen, met veronachtzaming van eigen behoefte. Dat zal nu toch voldoening schen ken. Vol vreugde, met snelle wieksla gen vliegt hij naar het nest. De jon gen zien, of hooren hem al gauw. Daar gaan zes of zeven geel xoode val kuilen tegelijk open. Papa of mama weet geen raad. Yerdeelen gaat niet. Ook betwijfel ik liet of ieder op da beurt een portie krijgt. Het eind van de historie is, dat nummer een liet hapje weet te bemachtigen en met gulzige slikbewegingen is de rups in een oogwenk verdwenen. Weg is alle vreugde voor den vinder van het lekkers. Totaal geen voldoening voor zooveel arbeid. De gelukkigen verslin- ider van de rups is wel een oogenblik stil en heeft zich wat teruggetrokken achter in het nest, maar de overigen onverzadigd als zij zijn, schreeuwen uit alle macht en laten dit eerst weg sterven als de ouden reeds lang weer zijn verdwenen. Het gaat met onze spreeuwen even als met de baker van Beets, of liever hier gaat het nog een stapje verder. Genoemde baker oogstte stank voor dank. Onze spreeuwen mogen als be- looning voor do trouwe zorgen zoo spoedig mogelijk de excrementen van het kroost verwijderen en, zich heel weinig aan gezondheidsleer en baete- riëngevaar storend, nemen zij het vrachtje in den bek en dragen bet een eindje weg. Hebt gij het geluk, zoo'n nest dicht in uw nabijheid te hebben en maakt gij gebruik van regenwater, dan is filtreeren hoogst noodzakelijk daar het edele hemelvocht gansch niet zuiver in uw regenput terecht zal komen. De jöngèn vereenigen zich nu tot groote zwermen. Zij strijken neer bij weidend vee, om de insecten die rond vliegen of uit den bodem kruipen te vangen, of in riet en biezen, waar zij den nacht doorbrengen. Tegen November trekken de vogels Zuidelijker en do enkelen, de door den winter overvallen worden, Leiden een kommervol bestaan. H. PEUSSENS. VRAGENBUS. Corn. B. alhier. U vraagt mij, hoe kevers en vlinders gemakkelijk te dooden, te prepareeren en te bewaren zijn. Voor het pijnloos dooden kunnen wij verschillende stoffen gebruiken, alschloroform, zwavelaether, zwa- veligzuur, benzine. Wij nemen nu sen stopflesch. In de groote kurk boren wij een opening, waarin een kleinere kurk past. De onderzijde van de kurk bekleeden wij met een lapje vilt of flanel. (Dit kan bv. aan de randen worden vastge plakt. In de flesch doen wij nu wat zand om de afgescheiden vochten van de te dooden Insecten op te van gen. Wanneer het insect in de flesch is gedaan, sluiten wij deze en, gieten nu door de kleine opening aether of chloroform, waarna wij de kleine kurk in de op3ning steken. Wij laten nu het diertje eenige uren zoo lig gen. Wij steken nu een insectenspeld (te bestellen bij Merkelbach, Amster dam) door het borststuk, als het een vlinder, door een der dekschilden, wanneer het eein kever geldt. Nu leggen wij den vlinder op een spanplankje. Dit is een blokje hout, waarin een gleuf is gestoken, iets breeder en dieper dan het vlinder lichaam dik is. De vleugels bedekken wij nu met reepjes papier, die aan de einden worden vastgestoken. Zoo la ten wij het geheel nu op gen droge plaats staan. Inspuiten met arsenig- zure natron is een uitstekend bederf werend middel. Zoo brengen wij nu het insect in do doos, en steken de speld vast in de kurkplaat (ook bij Merkelbach te ver krijgen), een naam er bij staat heel aardig. In de doos zetten wij een doosje met kamfer, eveneens om bederf to gen te gaan. Kevers mosten ook ingespoten wor den, maar zijn verder veel eenvoudi ger te bewerken. H. PEUSENS. Een der meest gevreesde straatroo- vers was Copper Tom, wien het bij lederen strooptocht niet alleen geluk te, den verwachten bult te bemachti gen, maar ook om telkens uit de han den der op hem loerendo politie te blijven. Vrees kende C pper Tom niet, zelfs niet voor den dood, die hem reeds mdbrmalen door een wolgemlk- ten kogel zijne waarschuwing had toegezonden. Zijn gezicht was leelijk als de nacht. Het drukte tegelijkertijd haat, woe de, vreugde en verachting uit, eene volmaakte misvorming, en verwekte angst en schrik bij allen, die hem zagen. Copper Tom, zoon van een farmer, was als jongen van twaalf jaar zij nen vader, die hem met een flinke tuchtiging bedreigd had, ontloopen en had diens beste geweer, een hoop kruit en lood, proviand en een vuur slag meegenomen. Hij wilde Galitin, de het dichtst bij de farm gelegen stad, opzoeken,, maar moest daartoe me.erdere dagen door liet natuurwond trekken. Men zegt, dat hij Galitin nooit gezien heeft en eigenlijk nooit meer uit het bosch te voorschijn is ge komen. Of hij schuld had aan den kort na zijn vlucht gepleegden moord op twee personen, is nog onbekend. Er liep namelijk door het natuur- woud de weg van Galitin naar Helena en op zekeren morgen kwam in eerst genoemde plaats het ledige rijtuig met twee paarden van een rijken heer terug, dat er den vorigen dag ver trokken was met koetsier en eige naar. Van de twee inzittenden werd nooit meer iets vernomen. Sinds dien tijd herhaalden zich der gelijke schrikwekkende gebeurtenis sen meermalen, waarom iedereen slechts met angst en vrees voor zijn leven het woud betrad. Ten laatste vereenigden zich de bewoners van de stad met de farmers, doorkruisten 't woud en doorzochten het tot in zijn donkerste schuilhoeken, teneinde den misdadiger onschadelijk te maken er was evenwel geen spoor van hem te vinden. Copper Tom zat gedurende deze jacht rustig in het huis zijns vaders, waar hij bij zijn terugkeer weer lief devol ontvangen was. Hij was te New-York, Philadelphia en Boston geweest en had er veel geld ver diend zijn principaal verlangde zijn spoedigen terugkeer. Zoo ongeveer luidde het verhaal, dat hij opdischte omtrent hetgeen hij gedurende zijne afwezigheid uitge voerd had. En wat hij zeide moest waar zijn, want hij gaf aan alle zijne huisgenooten, zijne ouders, broeders en zusters, kostbare geschenken en geld. Eenige dagen later had Tom weer het vaderlijk huis verlaten. Acht dagen later meenden eenige naburige farmers hem, niettegen staande zijn vermomming, te herken nen als hoofd eener rooversbende, die hen aanviel, en sinds dien tijd heette het in de gelieele streek, zoo gauw een moord of geweldpleging bekend werd, dat Copper Tom de moordenaar dat Copper Tom de roover was. In het jaar 1867 verscheen Copper Tom weer met eenige getrouwen op zijn geboortegrond, Montane. Hij zet te de met hem bevriende Indianen, die hem reeds meermalen bij zijn on dernemingen ter zijde gestaan had den, tot vijandelijkheden tegenover zijne landslieden aan, opdat de door hem beraamde straatrooverijen op hunne rekening zouden komen. In dienst der expeditie-onderneming te Galilin stond een oude grijze kdet- siea, James Butler genaamd, waarvan het wonderbaarlijke verhaal ging, dat hij nog nooit eenig door hem te ver voeren stuk goed door berooving ver loren had, ofschoon de weg van Gali tin naar Helena door straatroovers steeds onveilig werd gemaakt. Hij reed zijn vierspannig zomer- rijtuig, of zijn tilbury in den winter, reeds dertig jaren dagelijks, en legde zijn zeventig Engelsche mijlen steeds binnen den bepaalden tijd af, of schoon de rijweg door de meest woes te streken, langs gevaarlijke afgron den, door stroomende wateren, door donkere kloven en reusachtige bos- schen voerde Niettegenstaande dat alles mocht James Butler zich gerust de gelukkig ste der koetsiers noemen, die op tijd wist aan te komen en elke berooving wist te ontgaan. Maar indien nu toch het noodlot op hem loerde Het zal zoo wat zes uur in den mor gen geweest zijn, toen Butler op zeke ren dag met zijn voertuig voor de deur van het expeditiebureel reed, om do verschillende ijl- en vrachtgoede ren, benevens de reizigers, op te la den. Het weer was guur, en men kon op een onaangenamen dag rekenen. Butler had reeds vijf minuten ge wacht of iemand aan de deur zou ko men, maar niemand verscheen. Toen hij daarop naar binnen keek, zag hij van den bok af, dat de chef der on derneming hem wenkte, om binnen te komen. De chef sloot de deur achter zich en sprak schier fluisterend - Butler, wij hebben vandaag 14.000 dollars in baar geld te vervoe ren. - Best, antwoordde Butler, Ik heb reeds meer te vervoeren gehad, en al les Is, God zij dank, prompt en secuur op zijne bestemming gekomen. Ja.... maar.... fluisterde de chef hem verder toe. M. Warnisch is ziek en er is op het oogenblik geen conducteur beschikbaar. Ha, sprak Butler nadenkend, ter wijl hij zijn revolver opnam en aan den hals hing, dan zal ik beiden in één persoon zijn, conducteur eo koet sier. Ik had dit antwoord van u ver wacht, Butler, hernam de chef. Er is evenwel nog iets gewichtigs te beden ken. Bij deze woorden legde hij zijn mond aan Butler's oor. Copper Tom en zijn kameraad Old Jim maken de wegen weer on veilig. Ik hoorde zooeven nQg van een aanval op een koopman uit Crass Trees. Butler liet een langgerekt gefluit hooren, zijne hand had do revolver gevatbij deze mededeeling liet hij haar los. Hij had reeds te veel van Copper Tom's schanddaden gehoord, om hem. niet te kennen en in het eerste oogenblik niet eenigszins te ontstellen. Dan laat ge toch het geld nog hier Dat kan ik niet, hernam de chef besluiteloos. Er is spoedige bestelling bevolen. Het geld moet heden weg, met of zonder conducteur, voegde hij er daarop met vastere stem bij. Wat denkt gij, Butler, wilt gij het meene men en beproeven het ter plaatse te brengen Butler lachte. Zeker, mijnheer, zal ik het mee nemen, dat is nu eenmaal mijn plicht. Laat de 1-ist onder den hok vastma ken en leen mij uw revolver, want ik kon er soms twee noodig hebben. Onder deze woorden nam hij de revolver van den chef van den lesse naar en stak hem in de schacht zijner rechter laars. Of ik het veilig ter plaatse zal brengen, dat is nog de vraag, omdat deze honden van str&atroovers in ieder geval pogen mij te berooven. Door de geuite gevoelens van ver knochtheid aangenaam aangedaan, drukte de chef Butler warm de hand en klopte hem dankbaar op de schou ders. Daarop werd de deur van de be- ambtenkamer geopend, de ijzeren geldkist werd onder den bok beves tigd en Butler besteeg zijne hooge zitplaats. Slechts een passagier, eene oude vrouw, die op de eerste halte afgezet moest worden, steeg in onder lustig zweepgeknal trokken de paarden aan. Het vermoeden, vandaag een kou den, regen ach ti gen dag voor zich te hebben, bleek ongegrond. De zon brak door de wolken) zij straalde spoedig een heerlijke warmte uit, waarin het Butler aangenaam te moe de werd. Om tien uur had hij reeds twintig mijlen afgelegd, met versche paarden voor den wagen, waarvan de eenige passagier uitgestegen was. - Copper Tom of een zijner vakge- nooten zal mij zekerlijk niet in de Dulvelskloof ontmoeten en heb ik de ze maar eerst bereikt, sprak Butler tot zichzelf, dan ben ik op een ge deelte van den weg, waar ik wel eens zou willen zient wie mij daar zou aanhoudenwant indien hij niet eerst schiet, rijdt ieder ervaren voer man hem het onderste boven. Wij zullen, deze kleine zeven mijlen in acht en twintig minuten afleggen, dat is zeker. Hij trok de teugels onwillekeurig iets strakker aan. Intusschen was de middag reeds voor een groot gedeelte verstreken en de tweede halte bereikt, waar weer van paarden verwisseld werd. Butler gebruikte zijn middagmaal, bestaande uit vleesch, brood en zwar te koffie. Toen hij weer op zijn hooge zit plaats op den bok wilde terugkeeren, teneinde verder to rijden, stond de posthouder der halte van zijn bank op en naderde den wagen. - Zeg eens, Butler, daar ginder aan den wegwijzer wacht u een oude man op, die gaarne wilde meerijden. Voor nauwelijks twee uur was hij hier. Vergeet niet, dat ge hem goed in 't oog houdt. En de eenvoudige landbouwer wees op de twee pistolen, die hij tusschen den band zQner broek had gestoken, ten einde op zijne waarschuwing na druk te leggen. Butler knikte met het voorhoofd. Dank u, Jonny, ik zal mijne oogen goed open houden, daarop kunt ge rekenen. De versche paarden vlogen over den weg en de ledige postkoets rolde hen na. Dat is zeker, Old Jim, mompelde Butler in zichzelf, .toen zijne geoefen de oogen den krommen weg langs zochten. Dé oude schoft wil zich van mij laten rijden, ten einde dadelijk bij de hand te zfjn, als Copper Tom mij aanvalt. Oho, mijn vriend, ik ruik lont. Hij knarste met de tan den van opwinding. Welaan, sprak hij na eenige minuten, ja, hij zal mee rijden. Weer had hij eenige mijlen afge legd, toen hij in do schaduw van een grooten den, die dicht bij den wfeg stond, den aangekondigden passagier zag staan. Toen de ratelende koets nader kwam, keek hem de voetganger aan en kwam hem tegen. Hallo, koetsier. Wilt ge een ar men bedelaar een genoegen doen en hem een eindweegs meenemen Ik kan niet verder, ik ben te oud gewor den voor voetreizen en te arm om de vracht te betalen. Wilt ge mij mee nemen Onder het spreken draafde de oude naast het rijtuig voort. Volgens zijn uiterlijk moest hij arm zijn, dat kon men wel zien, want zijne kleeding be stond van het hoofd tot de voeten slechts uit lompen. Hij moest ook zeer oud zijn, want de plooien zijner huid, de witte lokken van het haar, sloten iedere vermomming uitzij waren te natuurlijk. Half spottend, half met medelijden vervuld, maar niettegenstaande dat, het gevaar duchtend, hield Butler de teugels iii en sprak tot den oude Ja, maar snel en kom maar hier bij mij zitten. Ik moet probeeren mijn uur rust weer in te halen. Waarheen wilt gij De oude had aan zijn linkerhand plaats genomen en antwoordde Naar Dicksons. Een zweepslag en de paarden lie pen weer in vluggen draf verder. Butler observeerde gedurende den rit zijn reisgezel nauwkeurig en greep daarbij onwillekeurig naar zijn pistool- Koud weer voor een Meidag, be merkte de aangekomene huiverend. De wind steekt weer geducht op. Ja, koud is het, maar daar gin der in de Dulvelskloof zal het warmer worden I Dat geloof ik wel, viel de reis gezel den koelbloedigen Butler in de rede, terwijl deze zijne paarden tot meer spoed aanzette. De stijging van den weg was be reikt en de weg voerde al dalend langs de zich steil verheffende rotsen, die hem eerst gedeeltelijk, weldra ge heel, aan beide zijden insloten. Nog een poosje, en dc kloof was bereikt. De koets schommelde tengevolge van dezen snellen rit op hare sterke veeren. Old Jim moest zich met beide handen aan zijne zitplaats vastklem men, wilde hij niet ter aarde geslagen worden. Dit was het, hetgeen Butler bereiken wilde en hij lachte grimmig, toen hij de onzekere positie van den anderen zag. - Maar koetsier, gij rijdt om den duivel te snel 1 schreeuwde de oude baanstrocper, zonder dat Butler hem gedurende dezen vreeselijken snellen rit verstaan kon. De paarden vlogen over den weg, de hoefijzers kletterden op den rotsigen bodem, de vensters der koets rinkelden luid en zooals deze op hare veeren heen en weer ge slingerd werd, zoo wierp zij ook Butler's reisgenoot met harde schok ken van links naar rechts. - Houd stil, koetsier, ik moet af stijgen, dicht voor de kloof houd stil gij zult toch stilhouden, schreeuwde hij steeds opnieuw. Butler beet zich op de lippen. De granieten muur der Duivels- kloof bevond zich juist voor hem, en de rijweg, die steeds sterker daalde, verdween bij de invallende duisternis in de stilte van het open graf, slechts een smallen weg openlatend, die nau welijks voldoende ruimte voor den wagen aanbood. Het geraas van den vallenden berg stroom diep beneden in den afgrond rechts, klonk als eene waarschuwing naar boven en de grauwe nevel, die langs de rotsen optrok, hechtte zich nat en koel aan de beide reizigers. - Ik kan en wil niet stilhouden I Met dezë woorden sloeg Butler met de zweep op de paarden in, die snuivend en dampend op de Duivelskloof toe- renden. En terzelfdertijd zagen zij In het midden der vreeswekkende kloof, daar, waar zich van de eene zijde van den weg eene vooruitstekende rots be vond, en aan de andere zijde een stel le, onberekenbare diepte gaapte, .een man zwijgend wachten. Copper Tom loerde op een prooi. Butler's reisgenoot stiet een kreet uit en wilde reeds zijn hand van zijn zitplaats loslaten en naar zijn borst brengen, toen Butler zich plotseling tot hem wendde en hem zijn revolver voor het hoofd zette, terwijl hij hem toeschreeuwde Weg met die hand 1 Roert ge u nog eenmaal, dan zijdt ge een kind des doods. Ik heb u herkend, Old JJm. Ge kunt James Butler niet misleiden. Weg niet die hand 1 De hand van den sidderenden boef viel neer, zijn gezicht werd asch- grauw, zijne oogen staarden vol ver twijfeling recht uit. Ondertusschen waren zij Copper Tom met bliksemsnelheid genaderd. Een oogenblik zag deze naar de aan komenden en in het halfdonker werd hij den ongelukkigen toestand van zijn medeplichtige, van wien de eigen lijke uitvoering van het plan afhing, gewaar. Hij zag het vermetele, ernstige ge zicht van Butler, hij zag de paarden In razenden loop op zich toekomen en eensklaps keert hij zich met een door dringenden angstkreet om en vlucht. Zou hij nog het einde der kloof berei ken kunnen, dan kon hij vluchten kon hij slechts een plekje vinden waar hij kon uitwijken en hij was gered, maar te vergeefs. Nader en nader klonken de met ijzer beslagen hoeven der paarden steeds kleiner werd zijn voorsprong, tot zich op eenmaal een vreeseliibc

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 11