BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ff8.20 PER 3 MAANDEN
'8F 10 CENT PER WEEK.
RubJek voor Vrouwen
Het rijke Natuurleven.
Op leven en dood.
209 -....r""
ZATEBDAG 1 AUGUSTUS 1908
No. 7700
DE
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
„Zomervacanttö-«
Het is een feit, dat de verschillen-
IencLe spoorwegmaatschappijen met
haar speciale vacantie-kaarten,
goedkoope rondreisbiljetten enz. het
reizen zeer bevorderd hebben.
Families met een bescheiden inko
men, die er vroeger niet aan dach
ten, bun bloedverwanten elders te
gaan bezoeken, hun kinderen uit lo-
geeren te zenden of eenlgen tijd bui
ten te gaan doorbrengen, omdat de
lêïskosten bun financieele draag
kracht te boven gingen, maken nu
jaarlijks een uitstapje van korter en
of longeren tijd.
Een en ander wordt trouwens zeer
in de hand gewerkt, doordat op bijna
alle kantoren en zaken aan bet per
soneel een of meer weken vacantie-
lijd wordt toegestaan.
Men neemt hier of daar eenige ka
mers met pension of buurt een op
trekje met keuken, alwaar men door
eigen personeel' zijn maaltijden kan
laten toebereiden. Zéér practisch is 't
wanneer men tijdens zijn afwezigheid
zijn eigen woning kan verhuren,
waardoor wederom in een deel der
kosten worden tegemoet gekomen.
In Augustus, wanneer de meeste
scholen vacantie hebben, wordt er 't
drukst gereisd.
Het pakken van koffers en man
den geeft vooral aan moeders van
groote gezinnen veel drukte en hoofd
breken. We willen haar hiermede een
weinig behulpzaam zijn, vooral nu er
geen noemenswaardige nieuwtjes op
het gebied der mode te vermelden val
len.
magazijn» houden nog steeds
uitvüfiiuujj en de buitenlandsche mo
dekoningen bereiden geheimzinnig
da najaar-nouveauté's voor.
Moeders van groote gezinnen moe
ten er ter besparing van vracht
kosten in de eerste plaats op be
dacht zijn niet al te zware reiskof
fers of kisten te gebruiken. Zij, die
in het bezit zijn van solide waschman-
den met deksel en hangsloten, aarze
len daarom niet, deze voor de reis te
gebruiken. Voorzichtigheidshalve kan
men ze met zeildoek voeren, opdat ze
niet kunnen doorregenen.
liet u Bilijkste vraagstuk is: welke,
en hoeveel kleeren zal men voor zich
en elk kind medenemen?
In de allereerste plaats van regen
mantels en capes, benevens petten en
mutsen; want in Augustus kan men
soms veel buiig weer treffen. Verder
vuor elk kind, hetzij jongen of meisje,
één wollen pakje, en gekleurde of
witte blouses, die men overal kan la
ten wasschen en waarmede de jeugd
er steeds frisch en zindelijk uitziet.
Voor de moeders en haar groote
meisjes bewijst een tailleur-costuum
met voetvrijen rok onschatbare, dien
sten, mits men daarbij verschillende
blouses heeft; één van sportflanel
voor gure dagen, waarop we in ons
veranderlijk klimaat steeds moeten
rekenen, één of meer witte wasch-
blouses en één gekleede blouse van
kant of zijde in de kleur van het
costuum. Voor warme dagen is uit
sluitend de witte blouse geschikt,
daar alle gekleurde zijden weefsels
van de zon en het transpireeren te
lijden hebben en men de kans loopt
in één enkelen dag een kustbare blou
se te bederven.
Een onderrok van lustre of moiré
is verder aan te bevolen, want witte
rokken zijn spoedig vuil en het was
schen en strijken daarvan is vooral
in badplaatsen zeer duur, bovendien
moet men van wit te veel stuks mee
nemen.
Gekleede hoeden kan men veilig
thuis laten, tenzij men in een mode
badplaats vertoeft on met de groote
wereld wil meedoen; doch dan moe
ten de koffers nog allerlei andere toi
letten bevatten, die buiten het cadre
van een eenvoudige huismoeder val
len. Jonge meisjes hebben voldoende
aan een panaina-hoed of charlotte
van broderie, de kleine meisje en jon
gens aan een groote matelot met neer
geslagen rand, en de moeders nn-n 'n
ongegarneerde toque van fantasie-
ctroo in de kleur van haar costuum.
Deze toques noemt men ten onrechte:
„ongegarneerde hoeden" want ze zijn
versierd met een soort van strik of
vleugels van hetzelfde stroo als de
hoed, en kleeden met een bijpassende
voile zeer flatteus.
Vele vrouwen hebben in het warme
seizoen bezwaar tegen de voiles, om
dat de geverfde tule's schadelijk kun
nen inwerken op de transpireerende
huid. Ze kunnen haar kapsel net en
/ordelijk houden met een z.g. „filet
front" (een fijn net van geknoopt
haar). Men bevestigt het met fijne
speldjes onder het nekhaar en rond
de kuif, het Is onzichtbaar en houdt
niettemin alle korte haren die een
kapsel, hij wind zoo licht ontsieren
gemakkelijk bijeen.
Verder moet men er bij een ver
blijf van vier weken voor zorgen,' voor
iedereen een extra paar laarzen mee
te nemen, benevens de huispantoffels
voor hen, die daaraan gewoon zijn.
Het bijpakken van een groot aantal
boezelaars voor de kinderen verdient
allo aanbeveling, opdat zij vrij kun
nen spelen zonder angst voor het vuil
maken hunner kleeren.
Jonge meisje raad ik aan hare
schortjes niet te vergeten, ze sparen
de voorbaan harer rokken, terwijl
een gemakkelijke peignoir door onze
vrouwen en meisjes niet mag worden
vergeten.
Verder mag in geen enkelen koffer
een doos met naaigereedschap ont
breken.
MARIE VAN AMSTEL.
Een onzer eigenaardigste zangers
is zeker weidde spreeuw. Een nauw
keurig waarnemen van zijn lied loont
ruimschoots de moeite. Laatst was ik
ia de gelegenheid, een als metaal-
glanzend mannetje geruimen tijd ach
tereen af te luisteren.
Het diertje zat op een boomtak heel
dicht bij mijn raam én deed zijn best,
zooveel mogelijk alle geluiden weer
te geven, die het hier en daar had op
gevangen.
En het was geen zingen, zonder
veel lust er in te hebben, neen, ge
heel het lichaam was in beweging.
Do voeren werden los opgezet, do
wiekjes begonnen een saielle op- en
neerwaartsche beweging, de kop werd
eenigszins schuin opgeheven en het
lied nam een aanvang.
Verdere beschrijving van het spreeu
wengezang is mij onmogelijk. Wij
zouden het in noten moeten weerge
ven, maar daarvoor is meerdere mu
zikale aanleg noodig, dan ik bezit.
Toch zou ik op ie eken manier het
aldus kunnen weergeven.
Doe in een vijzel, hanengekraai,
merelgefluit, musschengetjilp, geklep
per van den ooievaar, in 't kort ver
zamel alle denkbare vogelgeluiden,
roer ze dooreen, laat de tonen weer
ontsnappen en gij zult den spreeu
wenzang zeer nabij komen.
Een oorspronkelijk lied heeft ons
diertje niet, ten minste geen telkens
terugkeerende gelijkluidende wijsjes.
Wel herkennen wij den spreeuw di
rect als wij hem slechts ééns hebben
gehoord, maar het is mij toch ook
eens voorgekomen, dat ik meende een
jonge lijster te hooren, terwijl in wer
kelijkheid mijnheer spreeuw een
nieuw figuurtje in zijn zang wilde
opnemen.
Gewoonlijk zingen zij 's morgens en
's avonds met heel veel animo.
Eenigon tijd voor het opzoeken van
de rustplaats kunnen wij ze eenzaam
op een dakgoot zien zitten in de zoo
even beschreven houding.
Niet altijd echter zijn zij zoo een
zaam bezig.
Als in Februari of Maart de sneeuw
gaat smelten als hazelaar en els gaan
bloeien of reeds in bloei zijn, komen
groote zwermen spreeuwen uit Zuid-
Europa of Noord-Afrika naar ons
toe.
Zoo'n spreeuwenzwerm heeft vaak
iets van een wolk, zoo dicht vliegen
de vogels bijeen, zoo regelmatig be
weegt zich de troep.
Heel spoedig zoeken zij geschikte
nestplaatsen, en hierbij gaan zij niet
zeer kieskeurig te werk. Een holLe
boom, een bloempot, een ruimte on
der de dakpannen, kortom, alles wat
maar op een holte gelijkt en een ge
schikte ligplaats voor de jongen aam
biedt is naai' den zin.
Zoolang nu het wijfje broedt vliegt
het mannetje uit, om voedsel te zoe
ken of zit op een naburigen tak te
kwinkeleeren. Zijn de jongen uit het.
ei gekropen, dan begint de drukte
voor het spreeuwenpaar. Voor zingen
hebben zij nu niet veel tijd meer. De
kleinen kunnen zoo'n vervaarlijk wij
den bek openzetten en daarbij zoo
geweldig schreeuwen, dat papa of
mama zelden merken, dat hun in
spanning op prijs wordt gesteld.
Stel u zoo'n spreeuw voor. Hoopvol
vliegt hij telkens weg, zoekt en vindt
bv. een dikke rups. Gauw naar de
kleinen, met veronachtzaming van
eigen behoefte.
Dat zal nu toch voldoening schen
ken. Vol vreugde, met snelle wieksla
gen vliegt hij naar het nest. De jon
gen zien, of hooren hem al gauw.
Daar gaan zes of zeven geel xoode val
kuilen tegelijk open. Papa of mama
weet geen raad. Yerdeelen gaat niet.
Ook betwijfel ik liet of ieder op da
beurt een portie krijgt. Het eind van
de historie is, dat nummer een liet
hapje weet te bemachtigen en met
gulzige slikbewegingen is de rups in
een oogwenk verdwenen. Weg is alle
vreugde voor den vinder van het
lekkers. Totaal geen voldoening voor
zooveel arbeid. De gelukkigen verslin-
ider van de rups is wel een oogenblik
stil en heeft zich wat teruggetrokken
achter in het nest, maar de overigen
onverzadigd als zij zijn, schreeuwen
uit alle macht en laten dit eerst weg
sterven als de ouden reeds lang weer
zijn verdwenen.
Het gaat met onze spreeuwen even
als met de baker van Beets, of liever
hier gaat het nog een stapje verder.
Genoemde baker oogstte stank voor
dank. Onze spreeuwen mogen als be-
looning voor do trouwe zorgen zoo
spoedig mogelijk de excrementen van
het kroost verwijderen en, zich heel
weinig aan gezondheidsleer en baete-
riëngevaar storend, nemen zij het
vrachtje in den bek en dragen bet
een eindje weg.
Hebt gij het geluk, zoo'n nest dicht
in uw nabijheid te hebben en maakt
gij gebruik van regenwater, dan is
filtreeren hoogst noodzakelijk daar
het edele hemelvocht gansch niet
zuiver in uw regenput terecht zal
komen.
De jöngèn vereenigen zich nu tot
groote zwermen. Zij strijken neer bij
weidend vee, om de insecten die rond
vliegen of uit den bodem kruipen te
vangen, of in riet en biezen, waar zij
den nacht doorbrengen.
Tegen November trekken de vogels
Zuidelijker en do enkelen, de door
den winter overvallen worden, Leiden
een kommervol bestaan.
H. PEUSSENS.
VRAGENBUS.
Corn. B. alhier. U vraagt mij, hoe
kevers en vlinders gemakkelijk te
dooden, te prepareeren en te bewaren
zijn.
Voor het pijnloos dooden kunnen
wij verschillende stoffen gebruiken,
alschloroform, zwavelaether, zwa-
veligzuur, benzine.
Wij nemen nu sen stopflesch. In de
groote kurk boren wij een opening,
waarin een kleinere kurk past. De
onderzijde van de kurk bekleeden wij
met een lapje vilt of flanel. (Dit kan
bv. aan de randen worden vastge
plakt. In de flesch doen wij nu wat
zand om de afgescheiden vochten
van de te dooden Insecten op te van
gen. Wanneer het insect in de flesch
is gedaan, sluiten wij deze en, gieten
nu door de kleine opening aether of
chloroform, waarna wij de kleine
kurk in de op3ning steken. Wij laten
nu het diertje eenige uren zoo lig
gen. Wij steken nu een insectenspeld
(te bestellen bij Merkelbach, Amster
dam) door het borststuk, als het een
vlinder, door een der dekschilden,
wanneer het eein kever geldt.
Nu leggen wij den vlinder op een
spanplankje. Dit is een blokje hout,
waarin een gleuf is gestoken, iets
breeder en dieper dan het vlinder
lichaam dik is. De vleugels bedekken
wij nu met reepjes papier, die aan de
einden worden vastgestoken. Zoo la
ten wij het geheel nu op gen droge
plaats staan. Inspuiten met arsenig-
zure natron is een uitstekend bederf
werend middel.
Zoo brengen wij nu het insect in do
doos, en steken de speld vast in de
kurkplaat (ook bij Merkelbach te ver
krijgen), een naam er bij staat heel
aardig.
In de doos zetten wij een doosje
met kamfer, eveneens om bederf to
gen te gaan.
Kevers mosten ook ingespoten wor
den, maar zijn verder veel eenvoudi
ger te bewerken.
H. PEUSENS.
Een der meest gevreesde straatroo-
vers was Copper Tom, wien het bij
lederen strooptocht niet alleen geluk
te, den verwachten bult te bemachti
gen, maar ook om telkens uit de han
den der op hem loerendo politie te
blijven. Vrees kende C pper Tom
niet, zelfs niet voor den dood, die hem
reeds mdbrmalen door een wolgemlk-
ten kogel zijne waarschuwing had
toegezonden.
Zijn gezicht was leelijk als de
nacht.
Het drukte tegelijkertijd haat, woe
de, vreugde en verachting uit, eene
volmaakte misvorming, en verwekte
angst en schrik bij allen, die hem
zagen.
Copper Tom, zoon van een farmer,
was als jongen van twaalf jaar zij
nen vader, die hem met een flinke
tuchtiging bedreigd had, ontloopen
en had diens beste geweer, een hoop
kruit en lood, proviand en een vuur
slag meegenomen. Hij wilde Galitin,
de het dichtst bij de farm gelegen
stad, opzoeken,, maar moest daartoe
me.erdere dagen door liet natuurwond
trekken. Men zegt, dat hij Galitin
nooit gezien heeft en eigenlijk nooit
meer uit het bosch te voorschijn is ge
komen.
Of hij schuld had aan den kort na
zijn vlucht gepleegden moord op twee
personen, is nog onbekend.
Er liep namelijk door het natuur-
woud de weg van Galitin naar Helena
en op zekeren morgen kwam in eerst
genoemde plaats het ledige rijtuig
met twee paarden van een rijken heer
terug, dat er den vorigen dag ver
trokken was met koetsier en eige
naar. Van de twee inzittenden werd
nooit meer iets vernomen.
Sinds dien tijd herhaalden zich der
gelijke schrikwekkende gebeurtenis
sen meermalen, waarom iedereen
slechts met angst en vrees voor zijn
leven het woud betrad. Ten laatste
vereenigden zich de bewoners van de
stad met de farmers, doorkruisten 't
woud en doorzochten het tot in zijn
donkerste schuilhoeken, teneinde den
misdadiger onschadelijk te maken
er was evenwel geen spoor van hem
te vinden.
Copper Tom zat gedurende deze
jacht rustig in het huis zijns vaders,
waar hij bij zijn terugkeer weer lief
devol ontvangen was. Hij was te
New-York, Philadelphia en Boston
geweest en had er veel geld ver
diend zijn principaal verlangde zijn
spoedigen terugkeer.
Zoo ongeveer luidde het verhaal,
dat hij opdischte omtrent hetgeen hij
gedurende zijne afwezigheid uitge
voerd had. En wat hij zeide moest
waar zijn, want hij gaf aan alle zijne
huisgenooten, zijne ouders, broeders
en zusters, kostbare geschenken en
geld. Eenige dagen later had Tom
weer het vaderlijk huis verlaten.
Acht dagen later meenden eenige
naburige farmers hem, niettegen
staande zijn vermomming, te herken
nen als hoofd eener rooversbende, die
hen aanviel, en sinds dien tijd heette
het in de gelieele streek, zoo gauw
een moord of geweldpleging bekend
werd, dat Copper Tom de moordenaar
dat Copper Tom de roover was.
In het jaar 1867 verscheen Copper
Tom weer met eenige getrouwen op
zijn geboortegrond, Montane. Hij zet
te de met hem bevriende Indianen,
die hem reeds meermalen bij zijn on
dernemingen ter zijde gestaan had
den, tot vijandelijkheden tegenover
zijne landslieden aan, opdat de door
hem beraamde straatrooverijen op
hunne rekening zouden komen.
In dienst der expeditie-onderneming
te Galilin stond een oude grijze kdet-
siea, James Butler genaamd, waarvan
het wonderbaarlijke verhaal ging, dat
hij nog nooit eenig door hem te ver
voeren stuk goed door berooving ver
loren had, ofschoon de weg van Gali
tin naar Helena door straatroovers
steeds onveilig werd gemaakt.
Hij reed zijn vierspannig zomer-
rijtuig, of zijn tilbury in den winter,
reeds dertig jaren dagelijks, en legde
zijn zeventig Engelsche mijlen steeds
binnen den bepaalden tijd af, of
schoon de rijweg door de meest woes
te streken, langs gevaarlijke afgron
den, door stroomende wateren, door
donkere kloven en reusachtige bos-
schen voerde
Niettegenstaande dat alles mocht
James Butler zich gerust de gelukkig
ste der koetsiers noemen, die op tijd
wist aan te komen en elke berooving
wist te ontgaan. Maar indien nu toch
het noodlot op hem loerde
Het zal zoo wat zes uur in den mor
gen geweest zijn, toen Butler op zeke
ren dag met zijn voertuig voor de
deur van het expeditiebureel reed, om
do verschillende ijl- en vrachtgoede
ren, benevens de reizigers, op te la
den. Het weer was guur, en men kon
op een onaangenamen dag rekenen.
Butler had reeds vijf minuten ge
wacht of iemand aan de deur zou ko
men, maar niemand verscheen. Toen
hij daarop naar binnen keek, zag hij
van den bok af, dat de chef der on
derneming hem wenkte, om binnen te
komen.
De chef sloot de deur achter zich
en sprak schier fluisterend
- Butler, wij hebben vandaag
14.000 dollars in baar geld te vervoe
ren.
- Best, antwoordde Butler, Ik heb
reeds meer te vervoeren gehad, en al
les Is, God zij dank, prompt en secuur
op zijne bestemming gekomen.
Ja.... maar.... fluisterde de chef
hem verder toe. M. Warnisch is
ziek en er is op het oogenblik geen
conducteur beschikbaar.
Ha, sprak Butler nadenkend, ter
wijl hij zijn revolver opnam en aan
den hals hing, dan zal ik beiden in
één persoon zijn, conducteur eo koet
sier.
Ik had dit antwoord van u ver
wacht, Butler, hernam de chef. Er is
evenwel nog iets gewichtigs te beden
ken.
Bij deze woorden legde hij zijn
mond aan Butler's oor.
Copper Tom en zijn kameraad
Old Jim maken de wegen weer on
veilig. Ik hoorde zooeven nQg van
een aanval op een koopman uit Crass
Trees.
Butler liet een langgerekt gefluit
hooren, zijne hand had do revolver
gevatbij deze mededeeling liet hij
haar los. Hij had reeds te veel van
Copper Tom's schanddaden gehoord,
om hem. niet te kennen en in het
eerste oogenblik niet eenigszins te
ontstellen.
Dan laat ge toch het geld nog
hier
Dat kan ik niet, hernam de chef
besluiteloos. Er is spoedige bestelling
bevolen. Het geld moet heden weg,
met of zonder conducteur, voegde hij
er daarop met vastere stem bij. Wat
denkt gij, Butler, wilt gij het meene
men en beproeven het ter plaatse te
brengen
Butler lachte.
Zeker, mijnheer, zal ik het mee
nemen, dat is nu eenmaal mijn plicht.
Laat de 1-ist onder den hok vastma
ken en leen mij uw revolver, want ik
kon er soms twee noodig hebben.
Onder deze woorden nam hij de
revolver van den chef van den lesse
naar en stak hem in de schacht zijner
rechter laars.
Of ik het veilig ter plaatse zal
brengen, dat is nog de vraag, omdat
deze honden van str&atroovers in
ieder geval pogen mij te berooven.
Door de geuite gevoelens van ver
knochtheid aangenaam aangedaan,
drukte de chef Butler warm de hand
en klopte hem dankbaar op de schou
ders. Daarop werd de deur van de be-
ambtenkamer geopend, de ijzeren
geldkist werd onder den bok beves
tigd en Butler besteeg zijne hooge
zitplaats.
Slechts een passagier, eene oude
vrouw, die op de eerste halte afgezet
moest worden, steeg in onder lustig
zweepgeknal trokken de paarden
aan.
Het vermoeden, vandaag een kou
den, regen ach ti gen dag voor zich te
hebben, bleek ongegrond. De zon
brak door de wolken) zij straalde
spoedig een heerlijke warmte uit,
waarin het Butler aangenaam te moe
de werd. Om tien uur had hij reeds
twintig mijlen afgelegd, met versche
paarden voor den wagen, waarvan de
eenige passagier uitgestegen was.
- Copper Tom of een zijner vakge-
nooten zal mij zekerlijk niet in de
Dulvelskloof ontmoeten en heb ik de
ze maar eerst bereikt, sprak Butler
tot zichzelf, dan ben ik op een ge
deelte van den weg, waar ik wel eens
zou willen zient wie mij daar zou
aanhoudenwant indien hij niet
eerst schiet, rijdt ieder ervaren voer
man hem het onderste boven. Wij
zullen, deze kleine zeven mijlen in
acht en twintig minuten afleggen, dat
is zeker.
Hij trok de teugels onwillekeurig
iets strakker aan.
Intusschen was de middag reeds
voor een groot gedeelte verstreken en
de tweede halte bereikt, waar weer
van paarden verwisseld werd.
Butler gebruikte zijn middagmaal,
bestaande uit vleesch, brood en zwar
te koffie.
Toen hij weer op zijn hooge zit
plaats op den bok wilde terugkeeren,
teneinde verder to rijden, stond de
posthouder der halte van zijn bank op
en naderde den wagen.
- Zeg eens, Butler, daar ginder
aan den wegwijzer wacht u een oude
man op, die gaarne wilde meerijden.
Voor nauwelijks twee uur was hij
hier. Vergeet niet, dat ge hem goed
in 't oog houdt.
En de eenvoudige landbouwer wees
op de twee pistolen, die hij tusschen
den band zQner broek had gestoken,
ten einde op zijne waarschuwing na
druk te leggen.
Butler knikte met het voorhoofd.
Dank u, Jonny, ik zal mijne
oogen goed open houden, daarop
kunt ge rekenen.
De versche paarden vlogen over den
weg en de ledige postkoets rolde hen
na.
Dat is zeker, Old Jim, mompelde
Butler in zichzelf, .toen zijne geoefen
de oogen den krommen weg langs
zochten. Dé oude schoft wil zich van
mij laten rijden, ten einde dadelijk
bij de hand te zfjn, als Copper Tom
mij aanvalt. Oho, mijn vriend, ik
ruik lont. Hij knarste met de tan
den van opwinding. Welaan, sprak
hij na eenige minuten, ja, hij zal mee
rijden.
Weer had hij eenige mijlen afge
legd, toen hij in do schaduw van een
grooten den, die dicht bij den wfeg
stond, den aangekondigden passagier
zag staan. Toen de ratelende koets
nader kwam, keek hem de voetganger
aan en kwam hem tegen.
Hallo, koetsier. Wilt ge een ar
men bedelaar een genoegen doen en
hem een eindweegs meenemen Ik
kan niet verder, ik ben te oud gewor
den voor voetreizen en te arm om de
vracht te betalen. Wilt ge mij mee
nemen
Onder het spreken draafde de oude
naast het rijtuig voort. Volgens zijn
uiterlijk moest hij arm zijn, dat kon
men wel zien, want zijne kleeding be
stond van het hoofd tot de voeten
slechts uit lompen. Hij moest ook zeer
oud zijn, want de plooien zijner huid,
de witte lokken van het haar, sloten
iedere vermomming uitzij waren te
natuurlijk.
Half spottend, half met medelijden
vervuld, maar niettegenstaande dat,
het gevaar duchtend, hield Butler de
teugels iii en sprak tot den oude
Ja, maar snel en kom maar hier
bij mij zitten. Ik moet probeeren mijn
uur rust weer in te halen. Waarheen
wilt gij
De oude had aan zijn linkerhand
plaats genomen en antwoordde
Naar Dicksons.
Een zweepslag en de paarden lie
pen weer in vluggen draf verder.
Butler observeerde gedurende den
rit zijn reisgezel nauwkeurig en
greep daarbij onwillekeurig naar zijn
pistool-
Koud weer voor een Meidag, be
merkte de aangekomene huiverend.
De wind steekt weer geducht op.
Ja, koud is het, maar daar gin
der in de Dulvelskloof zal het warmer
worden I
Dat geloof ik wel, viel de reis
gezel den koelbloedigen Butler in de
rede, terwijl deze zijne paarden tot
meer spoed aanzette.
De stijging van den weg was be
reikt en de weg voerde al dalend
langs de zich steil verheffende rotsen,
die hem eerst gedeeltelijk, weldra ge
heel, aan beide zijden insloten. Nog
een poosje, en dc kloof was bereikt.
De koets schommelde tengevolge
van dezen snellen rit op hare sterke
veeren. Old Jim moest zich met beide
handen aan zijne zitplaats vastklem
men, wilde hij niet ter aarde geslagen
worden. Dit was het, hetgeen Butler
bereiken wilde en hij lachte grimmig,
toen hij de onzekere positie van den
anderen zag.
- Maar koetsier, gij rijdt om den
duivel te snel 1 schreeuwde de oude
baanstrocper, zonder dat Butler hem
gedurende dezen vreeselijken snellen
rit verstaan kon. De paarden vlogen
over den weg, de hoefijzers kletterden
op den rotsigen bodem, de vensters
der koets rinkelden luid en zooals
deze op hare veeren heen en weer ge
slingerd werd, zoo wierp zij ook
Butler's reisgenoot met harde schok
ken van links naar rechts.
- Houd stil, koetsier, ik moet af
stijgen, dicht voor de kloof houd
stil gij zult toch stilhouden,
schreeuwde hij steeds opnieuw.
Butler beet zich op de lippen.
De granieten muur der Duivels-
kloof bevond zich juist voor hem, en
de rijweg, die steeds sterker daalde,
verdween bij de invallende duisternis
in de stilte van het open graf, slechts
een smallen weg openlatend, die nau
welijks voldoende ruimte voor den
wagen aanbood.
Het geraas van den vallenden berg
stroom diep beneden in den afgrond
rechts, klonk als eene waarschuwing
naar boven en de grauwe nevel, die
langs de rotsen optrok, hechtte zich
nat en koel aan de beide reizigers.
- Ik kan en wil niet stilhouden I
Met dezë woorden sloeg Butler met de
zweep op de paarden in, die snuivend
en dampend op de Duivelskloof toe-
renden.
En terzelfdertijd zagen zij In het
midden der vreeswekkende kloof,
daar, waar zich van de eene zijde van
den weg eene vooruitstekende rots be
vond, en aan de andere zijde een stel
le, onberekenbare diepte gaapte, .een
man zwijgend wachten.
Copper Tom loerde op een prooi.
Butler's reisgenoot stiet een kreet
uit en wilde reeds zijn hand van zijn
zitplaats loslaten en naar zijn borst
brengen, toen Butler zich plotseling
tot hem wendde en hem zijn revolver
voor het hoofd zette, terwijl hij hem
toeschreeuwde
Weg met die hand 1 Roert ge u
nog eenmaal, dan zijdt ge een kind
des doods. Ik heb u herkend, Old JJm.
Ge kunt James Butler niet misleiden.
Weg niet die hand 1
De hand van den sidderenden boef
viel neer, zijn gezicht werd asch-
grauw, zijne oogen staarden vol ver
twijfeling recht uit.
Ondertusschen waren zij Copper
Tom met bliksemsnelheid genaderd.
Een oogenblik zag deze naar de aan
komenden en in het halfdonker werd
hij den ongelukkigen toestand van
zijn medeplichtige, van wien de eigen
lijke uitvoering van het plan afhing,
gewaar.
Hij zag het vermetele, ernstige ge
zicht van Butler, hij zag de paarden
In razenden loop op zich toekomen en
eensklaps keert hij zich met een door
dringenden angstkreet om en vlucht.
Zou hij nog het einde der kloof berei
ken kunnen, dan kon hij vluchten
kon hij slechts een plekje vinden waar
hij kon uitwijken en hij was gered,
maar te vergeefs.
Nader en nader klonken de met
ijzer beslagen hoeven der paarden
steeds kleiner werd zijn voorsprong,
tot zich op eenmaal een vreeseliibc