w
Wie een kuil graaft
Kleine Jacob.
Haar Thais
ttulfikréet met het getrappel van dé
paarden vermengde.
Eene donkere gestaHf voor de
«met schuim bedekte diers» uce;, rol
de tuBschen hunne hoeven heen en
weer, om daarna door de wielen ge
grepen en als een onkenbare massa
tegen de rotsen geslingerd te worden
de koets hield stil.
Een hall uur later klopte Butler
aan Dickson's halte, een half onmach-
jtigen man met zich meeslepende, dien
hy den verbaascfen bowoner toestiet.
Bindt dezen vast, sprak hij, op
Old Jim duidend, en breng hem naar
1 de gevangenis, het is Old Jim, de
ftraatroover. Zijn medeplichtige ligt
n de Duivelskloof.
v Voor dezen is de strop, die hem
toekomt, reeds klaar, evenals de an
dere zijn lot reeds lang verdiende.
Maar ik heb vandaag voor den
'laatsten keer gereden. Zooveel als
peden kan ik voor mijn loon niet lede
ren dag vragen. copper Tom kon
Vel eens in een anderen vorm op-
vetaan en mijn beul worden.
Daarop legde hij zich te slapen.
Rutier kreeg een premie van de
regeering als loon voor de volbrachte
naad en werd op zijn wensch uit den
.dienst der expeditie-onderneming op
het eervolst ontslagen, met benoua
fijner volle Jaarwedde als pensioen.
TT**- Ik weet eefi goede partij voor Je.
lelde Claude Mornet tot zijn vriend
Marcel, den huzarenluitenant^ die bij
hem op bezoek was.
Wie moet het zijn
-r- Marie O' Miette, twintig Jaar
bud, oudste dochter van de barones
engel
m Épine, schoon als een
krm als een kerkrat.
Dat klinkt niet erg verlokkelijk I
Wacht ik ben nog niet klaar.
Haar opvoeding ls zeer eenvoudig ze
lal dus niet véél hebben af te leeren,
Ibm een charmante vrouw te worden.
Geen vooroordeelen, geen bestudeerde
bozesze heeft oogen, waar men een
geheel leven lang naar kan kijken,
onder moe te worden, en een hart
an goad. Daarbij is haar moeder
weduwe en er blijven haar nog vier
ndere kinderen. Geen schoonmoe-
ler dus, die je vrouw tienmaal ln 't
aar bij zich noodigt onder de nletlg-
te voorwendsels, ook geen schoon
moeder, die je met bezoeken lastig
valt.
En wanneer kan men dit woh-
der zien
Morgen, bij den hoofddienst in
de kerk.
Hij, die zoo sprak, was een elegant
plan van ongeveer vijf en dertig jaar,
ïnet een ernstig, kalm gelaat, hetwelk
ben fraaie, dichte volle baard wat
buder deed schijnen. Claude Mornet
Jwas vast besloten niet te trouwen en
pu hij dat niet wilde, hield hij zich
hu en dan bezig met het eene of an
dere arme meisje uit den kring zijner
kennissen een man te bezorgen. Als
•en zijner vrienden het voornemen te
kennen gaf om een eind te maken
kan zijn vrijgezellenstaat, kon men
'fcr zeker van zijn, dat Claude hem
ben of ander doodarm ding wist te
noemen, dat gelukkig zou zijn. als
men haar tot vrouw nam. En hij koos
juist de armsten, omdat hij overtuigd
Was, dat een man hier de meeste
kans had om dankbaarheid, energie
bn eenvoud te vinden.
Den volgenden morgen spande de
'oude Frederik, het factotum der ba
rones, die kamerdienaar, koetsier en
jiulnier in één persoon was, een zware
tnerrie voor een eenvoudige koets,
toen de kleine O' Mlette's, die reeds
in Zondagsgewaad op de stoep ston
den, plotseling begonnen te juichen.
Bravo I Bravo I Het veulen I
De glazen deur der veranda werd
feopend en Marie O' Miette verscheen
ij de balustrade, gekleed in een wit
te linnen japon, met een eenvoudigen
btrooien hoed op en de geopende para-
S)1 in de hand. De weerschijn van al
it wit deed haar gelaat bleek schij-
hen haar oogen, waarboven zware,
zijde-achtige wimpers prijkten, wa
ren groot, schitterend en schenen
goudgroen als jong mos haar lippen
waren rood en vol, het kastanjebruine
haar krulde een weinig.
Ze liet de parasol verbaasd zinken
en riep
Wat Heeft men hel veulen Ios-
f:elaten Frederik, breng het in den
tal
Freule, dat helpt niets, hij moet
met ons meegaan t Ik ken onze mer
rie die zou geen stap doen, ais haar
jong niet aan haar zijde was I
Voor dat kleine eindje l Het is
immers nauwelijks anderhalf uur
Frederik haalde de schouders op.
Nu het zoo oud i9, freule, moet
men het veulen vrijheid geven.
Maar dat Is toch belachelijk l
Mama, zeg u toch eens aan Frederik.
dat dit niet kan riep het jonge meis-
Je. Dat zou immers zijn, alsof we on
ze misère luide van de daken ver
kondigden, wanneer we met dit es
corte kwamen aanrukken. Men ziel
dan dadelijk, dat Todelle ons eenig
paard is, neen, neen, werkelijk,
mama, dat vernedert me
weet, dat Claude Mornet sedert acht
dagen thuis is.
De moeder, een kleine dame in het
zwart, die er verdrietig uitzag, strekte
de hand naar de kruk van het por
tier uit
Marie beproefde geen tegenspraak,
en stapto in de koets.
Weldra moest ze met haar zusters
lachen om de capriolen, welke het
veulen langs den weg ten beste gaf.
Toen het rijtuig het pad tusschen de
heggen verliet en verder den straat
weg volgde, werd het dier overmoe
dig, beproefde nu en dan een klein
galopje danste om de merrie heen,
bracht in de rijen der kerkgangers,
die allerlei zijpaden afkwamen, ver
warring en schrik.
Men bleef staan, wees met den vin
ger naar de kleine karavaan en lach
te spottend, en de kleine O' Mlette's
hadden weldra niets meer te praten
en drukten zich verlegen in de kus
sens van het rijtuig.
Claude Mornet en zijn vriend
wachtten op het kerkplein op de
aankomst der baronès. Plotseling stak
de luitenant, het hoofd wal vooruit,
zette grooic oogen op en kreeg cao
lachbui.
Is dat misschien het aristocrati
sche rijtuig vroeg hij eindelijk, ter
wijl hij zenuwachtig zijn kneveltje
opstreek.
Ja, zei Claude, de arme men
sehen werkelijk, het ls de eerste
maal
- BIJ mij is het ook de eerste maal,
dat ik een dergelijken optocht zie,
antwoordde zijn vriend sarcastisch.
Het is toch vandaag geen paarden-
keuring
Claude, die eerst geglimlacht had,
voelde «en hartelijk medelijden in
zijn hart ontwaken. Hij herkende ln
de koets de witU japon r.an het
meisje.
Arm kind I mompelde hli. Hoe
ongelukkig moet ze zich gevoelen l
Frederik vertraagde den gang van
„Todelle", trok zijn deftigste gozlcht,
schreeuwde de groepen landlieden,
die niet spoedig genoeg op zij &tegp.
met zijD stentorstem ,,hop, hup r rac
en bleef toen midden op het vaja püMs-
schen krioelende plein staan.
Het portier van het rijtuig werd
geopend en Marle sprong er vlug uit,
ongeveer tien pas van Claude af. Ze
wa3 vroolijk en zag er allerliefst uit,
als altijdtoen ae het veulen zag en
de spottende gezichten der meoscben,
bemerkte, sloot se voor een ©ogen
blik de oogen, alsof men haar een
pijnlijken slag had toegebracht. Ze
gevoelde het belachelijke van den toe
stand maar het was slechts de «wak-
te van een oogenbllk.
Ze ging zoo staan, dat kaar Jê©0-
der het veulen niet zag.
De barones stapte met n*oelte zit
het rijtuig en schreed, omringd door
haar kinderen, langzaam naar de
kerkdeur, eerbiedig gegroet door
Claude en zijn vriend.
Marie wendde zich tot de belde hee-
ren en zeide opgewekt
,-t- Mama beweert, dat wij een veu
len opfokken. Ik geloof echter, dat wij
het recht verwennen. Wat dunkt gij
er van, Claude
En op ernstlgen toon voegde zij
er bij
—Die arme mama ze ls sedert
het voorjaar recht lijdende. Het gaan
valt haar moeilijk. Ge komt toch spoe
dig bij ons, nietwaar
Haar woorden klonken als een zil
veren klokje. Ze ging achter de ande
ren de kerk binnen.
Braaf meisje I zelde Claude Mor
net. Ik ken tien anderen, die ge
weigerd hadden te komen en honderd
anderen, die gepruild hadden of zich
hadden verzet.
Ze is zeer mooi, zei de officier.
Maar dit genre ls toch wat al te een
voudig voor mij. Een infanterie-offi-
cier zou de rechte partii zijn. Dat
tweetal paarden heeft mij vopr goed
afgekoeld.
Zwijg, bid ik je, zei Claude bijna
heftig. Je verdient niet, gelukkig te
worden I
Hij was zeer ontroerd en bracht de
drie volgende dagen door met in
diep gepeins in de groote hal en in 't
park van zijn slot heen «n weer te
wandelen.
Den vierden dag rolde hij in een
licht wagentje naar Epine. Die bezit
ting was heel klein, 't was de zijvleu
gel van een slot; daarbij behoorde een
klein park, eenige weiden en eenige
akkers. Als er bezoek naderde, kon
men dat al in de verte op een kleinen
heuvel zien, welke eenige honderden
passen van het slot verwijderd was.
Ook dezen keer was dit het geval.
Nauwelijks werd de omtrek van den
wagen op de hoogte tegen het heldere
blauw van den hemel zichtbaar, of
de kleine O' Mlette's, die met haar
bonne op het grasperk voor de trap
speelden begonnen te roepen; Visite,
Marion I
Marle liep naar de deur. Ze had
een naainaald ln de hand en witte
draadjes op haar boezelaar van zwart
merinos. Haar ©enigszins droefgees
tig gezicht klaarde op.
Is het een wagen?
Ja, een met twee raderen*
Een appelschimmel?
Ja en een heer met een groo-
ten baard ja neen ik zie hem
duidelijk!
Dan is het meneer Mornet! Vlug
in huis, kinderen, jullie bent niet pre
sentabel 1
Men hoorde vroolijk geroep en een
wildon galop van kleine kindervoet
jes; daarop stormde de schaar langs
de trap voor de bedienden het huis
binnen.
Marle was met het ln een dragelij-
ken toestand brengen van haar zus
jes zoo druk bezig geweest, dat ze
toen do kleinen eindelijk opnieuw
wasschen en gekamd en omgekleed
waren, de salon binnentrad zonder te
bemerken, dat ze haar zwart schortje
nog voor had. Een ontevreden blik
van haar moeder maakte haar op
deze fout opmerkzaam, maar het was
te laat om ze te herstellen. Marie ging
den bezoeker mot oen vroolijk gezicht
tegemoet.
Mama, de kleinen komen dade
lijk, zei ze. Wij zullen zo u alle pre
senteeren, meneer Mornet!
O, laten ze zich maar niet te Yeel
haastenl zei Claude.
Ga, en zeg hun, dat wij hen zul
len roepen, voegde haar moeder erbij.
Thans zouden ze one maar hinderen.
Ben ik ook overbodig?
Integendeel, freule Mario, we
misten u juist, antwoordde Claude
met eenlgszins weifelende stem.
Marie ging de kamer uit en zond
de kinderen naar het park, terwijl ze
hun daarbij op het hart drukte om
niet nn het grasperk te gaan buitelen,
teen -••iu«2UW te maken en oller-
ui.nst «a uc boomen te klimmen. Daar
op keerdo ze naar de salon terug.
Oogenschijnlijk wordt er iets
voorbereid, dacht ze daarbij.
Mevrouw O' Miette, nog bleeker
daïf géW>ördiJK, ^pééia6 ifcöiWaómig
met een vouwbeen ear. beschouwde
door het venster het hmdechap. Clan-
de Mornet, die er anders altijd zoo
kalm uitzag, -4at men hem dikwijls
voor een Engelschman hield, trom
melde met de vingers op de stoelleu
ning en zag er zoo ongelukkig uit, als
iemand, die niet alles beeft, wat hij
wenschi. maar doen kan,
- Laten we voortgaan, beste Clau
de, zei de barones. Marlon zal beslis
sen I
- Over het lot van een mijner bes
te vrienden, vlei Claude haar haastig
in de rede.
De huzarenluitenant?
Neen, Hij, van wlen Ik spreek,
Is vijf en dertig Jaar oud. Hij meen
de zoo ontoegankelijk te zijn voor el
ke gedachte aan een huwelijk, dat hij
er zich mee tevreden stelde zijn vrien
den onder het huwelijks Juk te span
nen, Hij heeft een grooten baard
bet begin van een kaal hoofd...
- O, dat laatste is overdrevenl zei
Marle lachend.
Dit in de rede vallen gaf Claude
moed. Hij vervolgde: Het begin van
een kaal hoofd en een zeer ernstig ge
zicht, zoodat men hem algemeen voor
eau wijze houdu Wat kan men zich
toe hvergissenl Terwijl hij voor zijn
vrienden zocht, koos hij het beste
voor zich zeiven, ls hij betooverd, mee
gesleept door een bevalligheid, een
bekoorlijkheid, een dapperen aard,
isn tegelijk ie hij bang, bang voor een
jong, braaf meisje.
Maria was bleek geworden, doch
draalde niet met het antwoord; Zeg
hem, dat hij verkeerd doet met bang
te zijn.
De visite werd verlengd tot den
avond, Voor 't geopende venster van
de salon stonden de verloofden en za
gen naar het park, dat door de avond
schaduwen mat een blauw waas was
omhuld.
Zeg me eens, Claude, begon Ma
ria, hoe kwam het, dat je Juist dezen
keer tot een besluit kwaamt? Ge kent
mij toch sedert mijn kindsheid en ik
gevoel, dat ge mij niet eerst sedert
gisteren bemint. Wat heeft u genoopt
tot een verklaring?
Raadt ge het niet? zei hij glim
lachend. Daar is het voor ui Hij wees
met de hand naar de weide aan den
linkerkant, waar twet gedaanten,
welker vorm men niet kon onder
scheiden, vroolijk om elkaar heen-
sprongen.
Het veulen I riep ze uit.
En alle drie lachten, ook de baro
nes, ofschoon ze niets gezien had.
(N. v. 't N.)
Het echtpaar Van Dorsten had de
koetjes op 't droge. De zaken waren
meegeloopen en niemand zou het den
eenvoudigen man aanzeggen, als nij
met zijn helder witten voorschoot
achter de toonbank van den „Zoeten
Inval" met een vriendelijk lachje
Ieder wat wils gaf, dat hij voor een
kwart ton niet op zij behoefde te
gaan. *t Was den man hard gevallen,
dat zijn eenige zoon, zijn Jacob, hem
in de zaak niet zon opvolgenwel
was deze thans een gevierd advocaat,
doch veel liever zou hij hem in zijn
vak hebben opgeleid. Moeder de
vrouw meende echter, dat haar veel
belovende knaap voor iets voorna
mere in de wieg was gelegd dan als
eenvoudig, banketbakker het verhe
melte van Jan en alleman te streelen.
Vader had zich steeds tegen het dui
veltje van IJdelheid verzet, dat zich
met den bloei der zaak In moeders
hart genesteld had, doch had ten
laatste moeten toegeven. Met bloe
dend hart zag hij zich zijn steun bij
het stijgen der jaren, zooais hij zich
had voorgesteld, ontvallende knaap
voelde zich tot de studie der rechts
geleerdheid aangetrokken en had
zich thans als advocaat in de plaats
zijner geboorte gevestigd.
't Scheen echter of de gevierde
rechtsgeleerde zich over zijn eenvou
dige oudere schaamdeslechts
schaars overschreed hij den drempel
der ouderlijke woning en nam den
schijn aan, alsof hij den neus op
trok voor het burgerlijke, dat vader
en moeder in doen en laten aan
kleefde.
Op zekeren avond viel hij bij zijn
ouders binnen duidelijk was het hem
aan te zien, dat hij iets op het hart
had. Eindelijk kwam het hooge
woord er uit.... Vader, lk ga naar
Indiö, Ik zal 't u zeggen, 't zal me
zwaar vallen, en ook u zal 't leed
doan, maar Ik kan niet andors. Ik
ben verloofd. Mijn aanstaande Is van
deftige huize, een kolonelsdochter, en
Eugenie is een echt, fijn poppetje. De
familie is nog al trotsch. Ik ga naar
Indië, laat haar daar uitkomen t-n
kan dan in dat land mijn carrière
voortzetten.
Dus, wij zijn 't, die u in den weg
zitten, ik begrijp het al, zei de vader
op bitteren toon, wij zijn te mingij
schaamt u over ons.
Een zenuwachtig trekken dor oog
leden kondigde aan, dat do tranen
niet ver waren. En de zoon, die om
zijn welsprekendheid alom geroemd
werd, kon thans geen woord vinden
op dit verwijt. Zijn burgerlijke ouders
en 't Haagscho nufje, fijn beschaafd,
neen, die kon hij niet samenbrengen.
Maar jongen, als dat het geval
ls, behoef je voor ons niet het vader
land te verlaten en de wijde zee over
ts steken, aldus stoorde zijn moeder
hom ln zijn smartelijke overpeinzin
gen. Je zult van ons geen last heb
ben kom nu en dan, eens in de drie
maanden, zoo eventjes bij ons, als 't
duister gevallen is, dan zullen we al
tevreden zijn. Smeekend -stond ze
naast hem, en innig ontroerd drukte
hij haar in de armen, vader knikte
maar, zooals moeder wilde, was hem
goed. Een kolonel en een koekbak-
kor, neen. dat ging niet samen, O,
Waü Veirwéüschfe hij liét oogenbllk,
waarop zijn trots zijn Jacob voor goed
het banketbakkeirsbuis had uitgewor
pen. Hun zoon was voor hen verlo
ren. onverschillig of hij het vader
land den rug toekeerde of dat hij zich
ln de plaats zijner Inwoning ophield.
De verloofde kolonelsdochter had
terzelfder tijd een even onaangenaam
onderhoud. Haar zusje Nelly vond
den naam Jacob zoo alledaagsch en
plaagde haar met zijn burgerlijke af
komst.
Knorrig antwoordde Eugénle
Wat heb jij nu ln 's hemels naam
met hem en zijn familie te maken I k
trouw hem, jij niet.
Nu trouw jij dan maar met een
Iongen uit een winkel, ik zou Je dan:
;en, gaf het zusje snibbig ten ant
woord.
Je moet niet vergeten, antwoord
de Eugénle blozend, dat ik mij met
Jacob verloofde, voor lk dat wist, en
dan... ik ben dol op hem. Hij is vree-
selijk knap, door en door braaf, en
ls erg op mij verliefd. En met zijn
ouders behoef ik niet om te gaan,
zei hij. zelf. Die nemen daar ook ge
noegen mee. Op de bruiloft komen
zij niet eens, de burgermenschen zou
den zich er niet op hun gemak gevoe
len. Juist kwam Marle, de oudste
dochter des kolonels binnen.
- Ik vind het sen rare manier om
zoo over je ouders te spreken. Vindt
je 't vernederend met hen kennis te
maken, dan zou lk Jacob ook niet ge
nomen hebben, viel zij ln.
't Is Jacob, die 't zoo wil, 't ls de
stand, die 't voorschrijft, stamelde
Eugénle, die zich tegen haar oudste
zuster niet opgewassen wist en een
eind aan het onverkwikkelijk gesprek
wilde maken.
't Huwelijk tusschen mr. Jacob van
Dorsten en mej. Eugénie Wilde werd
met den meesten luister gesloten, nar
tuurlijk zonder dat de banketbakker
en zijn wederhelft eein uitnoodiging
tot de schitter einde partij ontvangen
hadden. Nu onze bruidegom zich om
geven en gecomplimenteerd zag door
al wat Den Haag aan voornaams en
aanzienlijks bevatte, scheen de af
staand tusschen hem en zijn burgerlij
ke ouders nog grooter geworden. Wat
een figuur zouden die eenvoudige 'le
den in zulk een schitterenden kring
maken I
Na de huwelijksreis naar Rome en
Napels, waarop onze Jacob reeds ge
legenheid had op te merken, dat zijn
vrouwtje wel wat sentimenteel was
en bij de minste gelegenheid haar
tranen te voorschijn wist te roepen,
als zijn meening van de hare afweek,
betrok het echtpaar een sierlijke wo
ning.
Wonder, dat hij vroeger daar niets
van bemerkt had I 't Vrouwtje, dat
thuis haar minste nukken en grillen
zag ingewilligd, haalde zich al spoe
dig in het hoofd dat haar man koe
ler werd, en klaagde zelfs over ver-
waarloozing.
Haöt je mjj ook getrouwd, als ik
een doodgewoon burgermeisje ge
weest was, Jacob, in plaats van een
koionelsdochter? vroeg ze hem menig
maal, hem uitvorschend aanziende.
- Dat zou misschien voor ons bei
den beter geweest zijn, antwoordde
onze echtgenoot, reeds een maand oa
zijn huwelijk. Zeker, hij beminde
zijn vrouw teeder, doch kon geen ge
luk smaken bij de gedachte aan het
leed, dat hij aan zijn brave, goedhar
tige ouders berokkend had.
't Vrouwtje omgaf zich door weelde
en streefde er naar met de groote
wereld In alle opzichten mee te doeu;
of haar echtgenoot haar met nadruk
er op wees, dat stand-ophouden niet
meebracht zich toiletten aan te schaf
fen, die slechts den hoogsten adel
pasten, of hij haar onder het oog
bracht, dat die voortdurende partij
en schatten verslonden, t baatte niet;
't teere, fijne poppetje kon zich geen
leven zonder deze genietingen voor
stellen.
Op zekeren avond kwam zij haar
ouders en zusjes weder uitnoodigen
tot een avondfeest. Haar zuster Marie
geleidde haar huiswaarts. Maar
Eugénie, vindt Jacob maar goed, dat
je altijd jou familie vraagt? Laatst op
je verjaardag ook al, en dan zijn
oudere....
Laat zijn oudere met rust, snib
de zij.
Als Jij zijn vader en moeder niet
wilt ontvangen, zou lk er voor bedan
ken, voor jou familie mijn huls te
openen, gaf Marie ten antwoord.
Dat ze op je bruiloft niet geweest
zijn, was schandelijk, maar Ik geloof
dat aan die oudjes een dienst gedaan
werd door hen thuis te laten. Ik voor
mij had liever al die vreemden thuis
gelaten, maar enfin, dat ls nu een
maal zoo. Maar nu ls 't anders, nu
inviteert Jacob in zijn eigen huls, en
nu zou Ik 't schande vinden, als zij
er niet bij waren. Ik vond t niets
mooi van je, dot je geen toenadering
tusschen ie man en zijn ouders tracht
te bewerken.
De groote moeilijkheid was bij
ons huwelijk, en die zijn wij te bo
ven gekomen, nu zou 't toch te gek
zijin van meoning te veranderen. Nu
hinderen wij elkander ton minste niet.
't Hinderde Eugénie, het dartele,
onbezorgde vrouwtje niet weinig, dat
zij op deze wijze aan het bestaan ha-
rer schoonouders herinnerd werd. Ze
begreep wol, dat haar man hen nu en
dan opzocht, maar ze vroeg hein er
nooit naarzij had met hen niet
noodisr. En Jacob? Bij heim was lang
zamerhand een soort van trots ontr
staan zijn gevoel van hoogheid Liet
niet toe, dat zijn vrouw, of wie ook,
laag neerzag op zijn oudere. Sedert
zijn huwelijk was zijn liefde en ach
ting voor hen toegenomen, in dat zich
vrijwillig terugtrekken zag hij iets
edels. De aanmatigende toon, dien
zijn schoonvader tegen hem aan
sloeg, beviel hem volstrekt niet. Zijn
schoonmama was een echte dame,
doch geon echte vrouw, zooals zijn
hartelijk moedertje. En Marle, hfj
begreep niet, dat dit verstandige, ge
voelvolle meisje de dochter van zulks
merischen was I Tusschen het meis
je en haar schoonbroeder was allengs
een hechte vriendschap ontstaan. Ook
Eugénio voelde den zachten invloed
van Marle' verstandig optreden, bij
wijlen kwe .1 er een sterk verlangen
bij haar op ,te zijn, wat Marie van
haar verlangde.
D«n echtelingen werd een zooaï ge
boren. Ook Jacobs ouders ontvingen
de tijding van deze heuglijke gebeur
tenis, Marie zelve zou de brengster
zijn. Ze stapte haastig door, weldra
stond zs voor de banketbakkerij,
moedig opende zij de deur.
- Dag juffrouw Van Dorsten, zei
ze, lk kom u een blijde boodschap
hréngen. Ik feliciteer u met uw klein
zoon. Ik ben Eugénie's zuster Jacobs
schoonzuster, voegde zij er bij.
- Jacob, hoor je 't? Onze jongen
heeft een zoon. Ik zou wel naar hem
toe willen. Och Heer, wat ben ik ge
lukkig. Aldus rammelend liep de goe
de ziel naar haar man.
Blijkbaar nam deze de zaak kal
mer op.
Maar ben je dan niet blij
Blij? waarom zou ik blij zijn?
't Kind gaat me niet aan. Hij zal la
ter niets met zijn grootouders te ma
ken willen hebben.
Marle werd bewogen door het leed,
dat door deze ruwe woorden heen-
schemerde.
Neen maar, voegde zij den oude
hartelijk toe, hij zal zeker weten,
wie zijn grootoudere zijn, ik zal hem
van u vertellen.
- 't Is beter, dat hij niets van ons
hoort, zei de moeder, later, als hij
groot is, don is '4 maar heter, dat hij
't niet weet.
Er lag een stille berusting in haar
toon, het gevolg van veel lijden en
strijden.
Wil u mij een plezier deen, juf
frouw van Dorsten, zei Marie met
een zak muisjes, jongansimiisjes,
weet uik zou zoo gtraag willen, dat
kleinzoon morgenochtend 'n zak
muisjes aan mama gaf, uit uw naam.
De oude man schudde het hoofd
*t getuigt van uw goed. hart, juf
fie, maar zijn mama zal 't niet goed
vinden.
- Dat neem lk op mij. U maakt u
een verkeerde voorstelling van Eugé
nie, 't is een aardig vrouwtje.
Ja, dat weten we, stemde moeder
toe, Jacob prijst haar steeds als hij
hier komt, en hij bezoekt ons meer
dan vóór zijn trouwen.
Dat valt me mee. 't Is een dom
heid van allebei. *t Zijn anders beste
menschen, maar Eugénie is nog wat
kinderachtig. Ze Is mooi èn wat be
dorven, maar een kwaad hart heeft
ze niet, en 't zal niet Jang meer du
ren, of ze komt u vragen haar eens te
komen bezoeken.
De hemel geve 't, zei Van Dor
sten en hij haastte zich een goedge-
vulden zak muisjes te halen.
't Was schoonmama niets naar den
zin, dat de jonggeborene den burger
lijken naam van Jacob zou dragen,
naar grootvader van Dorsten. Marie
had ook hier de hand in gehad, 't Ge
lukkige moedertje had zonder het
minste bezwaar haar voorstel gevolgd
vooral toon Maria haar schoonoudere
als degelijke, oprechte en hartelijke
lieden had afgeschilderd. Wat was zij
gelukkig met haar kleinen schat. Als
hij later ook er~r meisje leerde ken
nen, die een \erwijdering tusschen
hem en zijn moeder bracht, 0, thans
voelde ze, wat die goede oudj03 gele
den hadden door hun trots en dwaas
heid. Een groot medelijden voelde zij
in zich opkomen, een groot verlangen
om het gedane onrecht weder goed te
maken. Haar zoon moest den naam
zijns grootvaders dragen en haar
schoonmoeder moest hem ten doop
houden. Kleine Jacob had de klove ge
dempt, die de ouders van hun kind
scheidde, 't Kostte Marie heel wat wel
sprekendheid de oudjes daartoe over
te halen, doch alle bezwaren wist zij
te ontzenuwen. Moeder van Dorsten
hield den jongen wereldburger ten
doop I Des avonds had de banketbak
ker een lang onderhoud met zijn
zoon, den advocaat, waarvan de slot
som was. dat hij dezen als zijn on
wrikbaar voornemen mededeelde de
zaak te verkoopen en een aardig
huisje in Zeist of daar ergens te koo-
pen. Ze hadden nu toch de koetjes op
't droge.
Hé, gaat u ons verlaten, juist nu
we elkander hebben leeren kennen, en
kleine Jacob dan? zei Eugénie aar
zelend.
- 't Is Juist voor kleinen Jacob, her
vatte Van Dorsten met eenvoudige op
rechtheid. 't Is voor den knaap be
ter, dat hij geen grootvader heeft, die
koekebakker ls. al Is in mijn oog de
eene mensch net zoo goed als de an
der.
Nu, vader en mooder, zei Eugé
nie, gij moogt wel een huisje bul
ten nemen, maar het mag niet te klein
zijn, want eiken zomer komen we bij
u logeeren em dan brengen wij klei
nen Jacob mee. (U. Ct.)
De wind huilde woedend om 't klei
ne witte huis, dat eenzaam boven op
een hoog duin aan de Zeeuwsche kust
stond, en Hélène leunde haar mooi
kopje tegen de ramen em keek melan
choliek naar buiten, 't Vergezicht zou
een schildersoog verrukt hebben,
maar zij had er meer dan genoeg
van. Och, hoe verlangde ze soms te
rug naar haar jonge-meisjeslevem in
Den Haag.
Zij was getrouwd uit liefde em op
vier-em-twintighonderd gulden per
jaar. En du was ze terecht gekomen
in een omgeving van menschen, éie
haar verfijning niet begrepen, em
haar goede manleren niet achtten, en
wat 't ergste was haar man voel
de zich thuis bij al hun vreeselijke
buren. Hij ging op Ln zijn groote
bloemkweekerij, was een man van
weinig woorden, en Hélène vermoed
de niet, hoe trotsch haar „reus" was
op zijn fijn vrouwtje, hoe gelukkig in
zijn eertijds kil huis. dat zij zoo heer
lijk gezellig en vroolijk gemaakt had,
sinds den gezegen den dag van hun
huwelijk.
't Mooie penduletje een van de
vele huwelljks-cadeau's sloeg 4
uur, en ln haar gedachten zag ze nu
„thuis" in Den Haag haar moeder
thee zetten met 't zilveren servies,
zag ze Jeanne's profiel scherp getee-
kend tegen de witkanten gordijnen,
in 't schijnsel van een staande lomp...
Hu, wat woei 't. Ze keerde zich om,
en ging lui liggen in een stoel bij hot
haardje. Toen do deur openvloog em
Jan binnentrad, sprong ze op met
schitterende oogen en rose wangen.
Hé, ik sliep haast, zei ze. litf'
had ook niets beters te doen. Wat ben I
je laat. Heb je de brieven uit Don
Haag?
Hij zocht in z'n zak, terwijl eeaj
glimlach zijn sympathiek, frisch ge
zicht verhelderde.
Hier, zei hij, haar lachend een 1
pak toeduwend, allemaal voor
jou, kleintje. Wat *n weer, hè? Is de
thee klaar Dat zal 6maken. Nee. 1
nee, ik zal zelf wel nemen. Lees jij
maar.
Al drinkend keek hij naar haar,
zooals ze op den grond zat (een van
haar geliefkoosde houdingen), haar
brieven verslindend. Wat 'n kind
leek ze en wat was ze nog een kind
in veel opzichtenEn toch zoo'n be
koorlijke, mooie vrouw, een vrouw 1
met een willetje, als 't er op aan- 1
kwam, zijn vrouw. Hij verwonderde
zich daar dikwijls over. al was hij te 1
nuchter aangelegd om dit te uiten.
Hoe makem ze 't? vroeg hij.
O goed, zei ze verstrooid.
Maar, ze verlangen erg me te zien...
Zoo. Maar ik kan m'n vrouwtje
niet missen, hoor.... Zeg, kindje, ik
moet er weer op uit, iemand spreken
in de stad vanavond.
Ga je wéér uit? O Jan...
Ze beet op haar lippen.
Wat Eenzaam Laat den hond
dan bij je binnenkomen, zei hij luch
tig. Ik kom zoo gauw mogelijk tr>. 1
rug. Dag, vrouwtje.
Zij hoorde zijn stap zich verwijde-
ren langs 't voetpad, dat landwaarts
leidde. Ze was weer alleen met den
wind. Laat den hond dan bij je
binnenkomen. O, o, hoe kon hij dat
zeggen. Hoe verlangde ze naar -huis;
dètar was ze nooit eenzaam geweest.
Al de mooie japonnen, die zij met
had gebracht, hingen ongebruikt in
de kleerkast. Thuis bewonderden ze
haar, als ze mooi was aangekleed
hier keek niemand naai' haar. Wat
gaf Jan om kleeren.
Zuchtend wilde zo de brieven van j
huis wegbergen, toen haar oog weer
viel op 't postcriptum van den brief
van haar zustor Jeanne Och Leni,
was je maar hier.
Wel, waarom zou ze niet gaan?
Kon ze er niet eens een weekje uit?
Best, Jan zou haar niet missen. Die
had z'n bloemen, en z'n bollen, en z'n
hond en z'n pijp.
Onder een plotselingen aandrang I
handelend, zocht ze boot- en trein- I
uren op, krabbelde haastig naar huis
dat ze al den volgenden dag kwam,
en liet haar briefje, door den knecht
onmiddellijk naar het nabij zijnde
postkantoortje brengen. Toen vloog ze
naar boven, stak al de lichten in de
slaapkamer aan en haalde in een 1
oogwenk de kleerkast overhoop.
Toen Jan vroeger thuiskomend dan
hij gedacht had, Hélène boven ging
zoeken, vond hij de heele slaapkamer
in wanorde. Overal glinsterde 't licht
ln zijden en gazen stoffeneen zach-
te violengeur kwam hem tegemoet en
voor den spiegel stond zijn vrouw,
zoo mooi en lief in een avondtoilet,
dat do woorden hem in de keel stok
ten hij was nooit een vlug prater.
Ik ben m'n mooie japonnen aan
't passen^ zei ze, haar glimlachend 1
gezichtje naar hem opgeheven, ik
geloof niet, dat jij de helft er nog van
gezien hebt.
Nee, dat geloof ik -ook niet, er
kende hij nederigze zijn te mooi
en te fijn voor hier, liefste, net als jij
zelf, denk ik wel 9ens. En ga je nu
groote toiletvoorstelliiig geven? Je
ziet er allerliefst uit, juffrouw IJdel
heid.
Ik pas ze, omdat ik ze gauw
moet dragen, zei ze, haar hoofd bui
gend. Niet hier, maar thuis.
Hij zag slechts haar rug, en even
zwoeg hij.
Ik dacht, dat dit je „thuis" was,
zei hij toen zacht.
Ik heb wat verandering noff""
barstte ze uit, en ze verlam
naar me. Vindt je 't erg? Ik p -
gen.
O, is alles al geregeld? vroeg nij. J
Ja, ik wist niet, wanneer je
thuis kwam. Niet boos zijn, hoor, ik j
kom gauw terug. Maar als je wist.,.,
Ik begrijp 't, zei hij langzaam.
Ne9n, ik ben niet boos. Waarom
zou ik Ik wil jou vóór alles geluk
kig zien.
Zij sloeg een paar zachte armen om
zijn hals, maar Jan bleef héél stil
dien avond. Bn telkens als zij plan-
nen maakte van wat ze doen zou
thuis, dan voelde hij wat zijn huls
zou Eijn zonder haar. En hij had ge
loofd, dat ze hier gelukkig zou zijn.
Ze was dol van blijdschap, nu ze
wegging van dit huis en... van hem.
Den volgenden dag ging Hélène
„naar huis".
De reis scheen haar eindeloos, zoo
groot was haar v>rlangen. En ze was
zeer verbaasd, niemand aan t sta
tion te vindenhaar brief was zeker
niet terecht gekomen.
Wat zouden ze blij zijn, haar plot
seling te zien.
Een haar onbekende meid opende
de deur.
Ik hen mevrouw Vervenen's
dochter, zei Hélène dadelijk. Ze» 1
•n'r koffer daar maar. Waar ls de fa^ 1
milie
In de tuinkamer, mevrouw.
En even later stond zij, «en visioen j
van stialend geluk op den drempel,
en hoorde uit vier monden den ver»
rasten uitroepLeni.
Zo keek ze allen aan, haar lieve, j
grijze, deftige moeder, en Jeanne
haar lmap volwas zusje, en de kinde
ren, die haer grooter leken uan vóór
ze wegging.
Hebt u m'n brief niet gekregen?
vroeg ze, toen Z9 een zekere spanning 1
op de gezichten meende te bespeuren.
O n^a, alles ia best, moeder, maak
u niet ongerust. Maar ik verlangde
zoo, ik ben zoo'n eeuw weg geweest.
Drie maanden maar, liefje, zei
mevrouw Vervenen.
Maar ze was nog geen twee dagen
ln de oude omgevings toen ze al be-
merkte, dat ('t was hard 't zich be be-
kennen) Z9 er heel best aan gewend
waren haar te missen, dat dit huis
hóar huls niet meer was.
En toen ze op den vierden dag na
haar komst een brief van Jan zat te
lezen een brief, waarin hij schreef,
dat alles best ging, en dat h'J hoopte, I
dat ze 't prettig had, en dat ze nog
maar een beetje blijven moest, als ze