BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
QROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6,
88 b Jaargang
r Mipnr luiT iii' -
aa6
99 AUGUSTUS 1908
No. Ï724
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
#1.20 PEB 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
JM HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIÊN DOELTREFFENa
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rabrlek voor Vrouwen
Naj aars costumes. Nieu
we richting in de mode.
Kleuren. Hoeden.
Nu de scholen weer begonnen zijn,
krijgen onze huismoeders de handen
Vol om het toilet harer meisjes en van
jsichzelve zoo spoedig mogelijk in or
de te maken, want na 15 September
kan men reeds gure dagen verwach
ten, zoodat de linnen en katoenen cos
tumes veilig kunnen opgeborgen wor
den. Marine-blauw, bruin en donker
grijze serge zijn de aangewezen stof
fen voor het najaarstoilet, daar dit
Weefsel mits van goede kwaliteit
een regenbui verdragen kan, hetgcxn
Jïien van laken en meer andere weef-
fiels niet kan zeggen.
Voor schoolgaande meisjes is men
ihet spoedigst gereed met een eenvou
dig mantelpakje van blauwe serge of
Cheviot, waarbij ze al naar gelang
Van de weersgesteldheid een katoenen
of flanellen blouse kunnen dragen.
Een ongegameerde vilt/hoed vol
tooid het schoolcostuum.
Onzen dames raad ik aan, er niet
ol te vlug toe over te gaan om haar
Wintor-gaxde-robe in orde te brengen.
Er is in de mode eene ingrijpende ver
andering op til en don is het beter
eens kalm af te wachten, welke mo
dellen opgang maken en zich zoolang
ie behelpen met een bestaand toilet,
dat door eene kleine wijziging voor
het overgangs-seizoen te gebruiken
is. Als ik spreek van eene ingrijpen
de verandering., dan heb ik daarmede
op het oog de zéér nauwe, sleepende
(rokken, en de lange nauwe mouwen.
Deze modellen eischeai 'n onberispelijk
echo one taille, om tot hun recht te ko
men, want de minste afwijking in het
figuur wordt medoogenloos aan het
Jicht gebracht. Het spreekt daarom
vanzelf, dat de nieuwe mode lang niet
voor iedere vrouw geschikt is en men
dus velerlei wijzigingen zal moeten
bedenken, om die afwijkingen te mas
keer en. De nienvve modellen bestaan
hoofdzakelijk uit empire-robes, ro
bes princess©, welke op de heupen ge
drapeerd zijn, en rokken met nauwe
tunica's.
Wat de kleuren der stoffen betreft,
spreekt men reeds van bruin, grijs,
oud-rood en groen, doch de collecties
zijn nog niet geheel compleet. In de
garneeringen valt zeer veel eenheid
op te merken; zoo brengt men bij d©
fijnere weefsels wederom kanten en
broderies in dezelfde kleur, zooals we
dat dezen zomer reeds zagen dragen.
Naast de nieuwe modellen, zal de
blouse zich nog steeds blijven hand
haven, daar het practische wandeltoi
let deze niet kan ontberen. Vele vrou
wen, vooral zij, die om den strijd van
hot bestaan dagelijks „en route" zijn
zullen de nieuwe mode ten spijt bij 't
eenvoudige tailleuv-costuum volhar
den, dat bestaat uit een voetvrijen
rok met half lang jacquet en de een
voudigs blouse. De mantels voor het
komende seizoen zijn half aangeslo
ten ingericht, hetgeen zeer praotisch
is, omdat men er dan verschillende
blouses onder kan dragen. We kun
nen echter ten opzichte der modellen
nog niet in détails treden, want ook
hierover zijn de meeuingen tot nu toe
zéér verschillend. De Fransche mode
tijdschriften kunnen nog niet schei
den van de open mantels, die met
sous-vesten en kanten jabots zijn in
gericht, en sommige gewagen er
zelfs van, dat die mantels in liet a. s.
seizoen met fluvveelen vesten zullen
worden doorgedragen I
Groot© verandering wacht ons we
der ten opzichte van de hoedenmode.
Toen in het voorjaar de nieuwe mo
dellen hoog van bol en zéér smal van
rand waren, kon men weinig vermoe
den, dat de luimige mode-koningin
reeds zóó spoedig van idéé zou ver
anderen maai- een feit is het, dat
zoowel in Parijs als in Weenen de
hoeden voor liet komend seizoen ge
heel anders zijn. De bollen zijn tame
lijk laag en de randen overdreven
breed men spreekt reeds van hoeden
die 60 c.M. in doorsnee zijn We vra
gen ons daarbij af, hoe het zijn zal, j
wanneer sr zes of meer dames naast
elkander in een tram moeten plaats
nemen, en allen een modernen hoed j
op hebben
Do nieuwe kapsels zijn aan de hoe
den geë ven red igd, d. vv. z-, dat het
haar zéér laag in den nek gekapt
wordt en er zeifs weer hangende krul
len verschijnen, een schoone toekomst
voor kappers en postichcursHet is
levens niet onmogelijk, dat de nieu
we modellen de voorloopers zijn van
de hoeden, die op het voorhoofd ge
dragen worden.
Onze bescheiden meening over dit
alles is, dat -madame mode, op het
oogenblik als 'fc ware met zichzelf in
strijd is. We willen echter nog geen
bepaald oordeel vellen, noch onzen
lezeressen een bepaalden raad geven,
Want de buitenlandsche mode-berich
te© lijken ons daartoe nog te vaag.
CORRESPONDENTIE.
Mej. <te B. Voor uw bruidstoilst
ïaad Ik U zeer zeker een empire jagpn
Einwanneer U een zijden stof 'als
berty of messaline t© kosLbaar vindt,
een mooie voile-stof het aangewe
zen weefsel
De sluier moet aan weerszijden van
het kapsel met een touffe oranje
bloesem bevestigd worden. Een laag
coiffure verdient daartoe alle aanbe
veling.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
In mijn vorig opstel
le bijzonderheden van
schreef ik enke
van een paar plan
ten der lager gelegen gronden, thans
stel ik u voor, een paar kinderen der
duinflora te bekijken.
Een weemoedige trek vertoont zich
op het gelaat van iederen botanist bij
het hooren van het woord „duinflo
ra" vooral de ouderen weten ons t©
vertellen, hoe een tiental jaren gele
den de duinen om Haarlem veel
vruchtbaarder waren, boe de fraaiste
planten volop in iedere duinpan
bloeiden en nu de fraaist© Pi-
rola's, de eigenaardig gevormde Par-
nassia's, de majestueuze Konings
kaarsen, zij alle strijden een zwaren
strijd om het bestaan, zij alle worden
met den ondergang bedreigd. Een ten
toonstelling van de duinflora, eeni-
gen tijd geleden te Bloemend aal ge
houden, liet ons do tegenwoordige el
lende onzer Haarlemsche duinen zien.
De oorzaak Waterarmoede en wa-
terarmoedè alleen. Gkuds, op de Over-
veensche duinen staan de gebouwen,
die de oorzaak zijn van den pl&nten-
ondergang, daarnevens verheft zich
de tonen, die in een opstel van den
heer Thijsse het grafmonument onzer
duinplanten werd genoemd.
Intusschen, de aangevangen verdel
ging is nog geenszins voltooid, heel
wat heesters en kruiden, die op water,
gebrek zijn ingericht, zullen heit wel
uithouden. De lange wortels of wor
telstokken, de viltige of kleine blad 9-
ren, zij zorgen voor voldoende water
opneming of gaan te groote verdam
ping tegen.
Twee dier heesters heb ik speciaal
op liet oog. Beide hebben een kenmer
kende eigenschap gemeen. Zij zijn
zeer lastig te behandelen door de aan
wezigheid van scherpe doornen. Doch
laat ik u den naam noemen. Eén er
van, de Dnindoorn, kent zsker ieder,
nummer twee, de Berberis, ie wat
minder bekend, maar verdient 'toch,
vooral in Augustus nu de bessen rij
pen, wel onze aandacht.
Alleen om deze twee planten zou ik
u een wandeling naar Overveeai aan
bevelen. Verder 'behoeft gij niet te
gaan. Reeds een paar passen voorbij
de school vlak aan den weg ziet gij
de zacht getinte fijnvormige Berberis
bessen.
Ziet, hoe warm de gloed is, waar
mede 'deze vruchtjes zijn over togen,
welk een zachte overgang van de naar
het licht gekeerde roode zijde naai
den geelgroenen onderkant. Wanneer
gij het treft, dat de zon op een rijk-
beladen Berberis 9chijnt, dan staat
gij verstomd over die heerlijke kleu
renpracht. Zelfs de bladeren werken
mee, om het effect te verlioogen. Het
zachte groen van den zomer gaat nu
over in prachtig bruin-rood, do klein
ste blaadjes vertoonen dezelfde kleur
als de bessen., de grootere zijn op liet
oogenblik nog slechts gedeeltelijk ge
kleurd.
Daar staat gij nu t© kijken naar die
rijk-beladen takjes en de lust bekruipt
u enkele stengels af te plukken en mee
te nemen, om ook thuis nog te genie
ten. Maar pas op, de plant is verra
derlijker dan zij schijnt. Gij trekt uw
hand plotseling terug en voor een
oogenblik is de aantrekkelijkheid van
onzen Berberis verdwenen. Onder
ieder vruchttrosje bevindt zich n.l.
een krans van blaadjes en vlak daar
onder, voor den oppervlakkigen waar
nemer onzichtbaar, ziet gij een of
meer vlijmscherpe doornen. Voorzich
tig maar, zij breken betrekkelijk gauw
af, daar het bladdoornen zijn, die in
de plaats staan der steunblaadjos.
Hebt gij ze verwijderd, dan biedt de
plant niets gevaarlijks meer aan. De
bessen zijn geheel onschadelijk en ge-
confijt moeten zij een delicate toespijs
zijn, hoewel ik niet met ondervinding
kan spreken. Wel heb ik ze zoo
versch geproefd. Zij zijn dan nog
meer dorststillend dan bramen en
heel zuur.
In het voorjaar vertoont de plant
eveneens iets eigenaardigs. Op de bla
deren komen dan roestvlekjes voor.
Het zijn de beker sporen van de
streeproest, die in een volgend sta
dium granen aantasten en dan heel
nadeelig zijn. Reeds in de middel
eeuwen wist men, dat er verband be
stond tusschen de roestvlekken op de
bladeren van den Berberis en de
roest op het graaneerst later heeft
men. door nauwkeurige bestudeering
dit verband ingezien.
Op een beel andere wijze dan de
bessen van den Berberis worden de
vruchten van den duindoorn ge
vormd. Hier wordt niet de vrucht-
wand, maar het bloemdek vleezig en
omgeeft het zaad. Men spreekt dan
van een sc-hijnbes. Ook de duindoorn
ls even rijkbeladen als de Berberis. De
vruchten zijn echter niet zoo fraai
getint en daarbij is de plant nog
moeilijker te genaken. Bij de minste
aanraking verwondt gij u. Heel veel
takken zijn namelijk tot puntige door
nen geworden, zij zijn daarbij verba
zend hard en het valt niet te verwon
deren, dat deze heester riet den min
sten last heeft van hazen of konijnen.
Onder het vergrootglas bekeken,
vertoonen takken en bladeren een
menigte zilverachtige schubben, die
de geheele plant dat bekende grijs
achtige aanzien geven.
De bloemen zijn niet zeer beïarig-
rijk. Ik maak mij sterk, dat het mee-
rendeel der Haarlemsche wandelaars
zich geen duindoornbloemen kan
voorstellen, hoe vaak hun onderda
nen in het voorjaar ook in onzachte
aanraking met dezen gedoornden
vriend zijn gekomen.
De plant is tweehuizig, dat wil
zeggen, op de eene plant komen man
nelijke, op de andera vrouwelijke
bloemen voor, maar noch de eerste,
noch de laatste vallen 6oor kleur of
reuk op. Zij zijn verbazend klein en
eenigszins groenachtig.
De mannelijke bloemen hebben vier
meeldraden, de vrouwelijke één
stempel. Zoodra zij bloeien, hoop ik
u er op te wijzen. Voorloopig verge
noeg ik er mij mee, met te zeggen,
dat de duindoorn om de scherpe door
nen wel voor bescherming der helm-
planten dient en dat de onderaard-
sche deeleu uitstekend het duinzand
vastleggen.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Mejuffrouw S. K., Haarlem. De
Clivia's moeten voor een goed ver
licht venster staan, ofschoon de zon
niet te veel op de bladeren mag
schijnen, daar dit gele vlekken ver
oorzaakt. De plant moet iederen dag
i een weinig water hebben en in een
j goed gedraineerden pot staan. De
bladeren moeten nu en dan met lauw
water afgesponsd worden. Komen de
I jonge bloemknoppen te voorschijn,
I dan veel licht en zorgvuldig gieten,
i De gewpiisc.hte kamer-temperatuur is
j dan pl.m. 60 graden F.
I Nieuwe exemplaren kunnen wor-
den verkregen door een deel van den
wortelstok, waarop de jonge plant
staat, van de groote plant af te snij-
I den en dit jonge deel in een anderen
pot te plaatsen. Wanneer deze jonge
i plant flink gaat groeien, wordt ze
verpot en moet dan evenals de oude
plant, staan in een mengsel van ge
wone zwarte aarde, veel blad aarde
en wat zand. Bemesting met slappe
koemest doet de plant snel groeien.
Het afsnijden der jonge spruiten moet
geschieden, als de plant wqrdt ver
pot, dus niet tijdens den bloei.
Den Heer W. II. V. T., te Haarlem
mermeer. Van den Rijkslandbouw-
leeraar ontving ik het volgend ant
woord
ln antwoord op uw schrijven van
22 Augustus bericht ik u, dat ter ver
betering van weiland, waarop wilde
zuring voorkomt, doelmatige ontwa
tering en flinke bemesting kunnen
worden aangewend.
E. J., te Haarlem. Paddestoelen
zijn vvuchtlichamen van een draad
vormige plant, die omdat zij geen
groene kleurstof bevat, parasieteert
op humus of rottende stoffen. Deze
witte draden, myceluim genaamd,
bevinden zich in uw tuin.
Hebt u misschien verleden jaar te
veel bladeren opgehoopt De jonge
paddestoelen, voor zij sporen leve
ren, verwijderen, veel zon en goede
bemesting kunnen wel verbetering
aanbrengen.
H. PEUSENS.
De üochter van zijn
Overste.
In gedachten verzonkenreed kapi
tein Wintermayer zijn compagnie
vooruit- Het was de eerste veldoefe-
nïng onder het commaudo van den
nu juist niet gemakkelijk uitzienden
nieuwen kolonelWintermayer
vormde met zijn compagnie de voor
hoede van het regiment eene op
dracht, die de vroegere, nu gepen-
sionneerde kolonel, wiens gunsteling
hij geweest was, hem in jaren niet
gegeven had.
Ja, dat was een prettige tijd ge
weest 1 Wintermayer vergeleek dien
met de toekomst, die nu onheilspel
lend voor hem lag en droevige ge
dachten kwamen bij hem op.
Toen de kolonel zijn „welver
diend" pensioen had gekregen, had
ook Wintermayer wel graag den
dienst willen verlaten maar dit
dadelijk na het vertrek van den ko
lonel te doen, kwam hem voor als
eene lafheid de soldaten-eer gebood
hem, het tenminste met den nieuwen
kolonel te probeeren.
Ook nu dacht Wintermayer over
dit alles na en vond, dat hij den tijd
nog wel had, om zich op zijn land.
goed aan den Rijn terug ie trekken.
Zoo ln gedachten verzonken, had
hij reeds eenige uren gereden. Achter
hem marcheerde de compagnie en op
1 1500 schreden afstand daarvan volg
de het regiment. Plotseling deed een
verrassend gezicht hem uit zijn rnij-
inering opschrikken. Welk eene be-
weging op den kam Yan gindschen
neuvel 1
j Hier duist iets op het lijkt wel
i een hoofd, dat over den kam ziet,
j nu daar een dan weer op een an
dere plaats de heuvel is door den
vijand bezetde slag kan beginnen 1
ik zal de stelling van den vijand
nauwkeurig opnemen, vóór ik het
vuur open denkt Wintermayer.
Hij geeft zijn paard de sporen en
draaft den heuvel op Wintermayer
heeft den heuvel half bestegen. Daar
dreunt de hoefslag van een ander
paard achter hem. Het komt steeds
nader, een stofwolk omhult het
heel. Hij keert den vijand op den
heuvel den rug toe, zonder hem ver
der met een blik te verwaardigen
want hij vermoedt een veel gevaar
lijker „vijand"Hij rijdt nu op de
stofwolk toe en hierin herkent hij
den strengen, den nieuwen kolonel.
Tegemoet rijden 1 melding ma-
kon 1 overlegt Wintermayer, de kolo
nel kan dan zelf beslissen, of en wan
neer de vijand moet worden aange
vallen dat is nog het beste 1
Nu hebben ze elkaar bereikt.
Overste, ik ben op den vijand
gestooten. De compagnie zal 't vuur
dadelijk openen.
Is u op den vijand gestooten,
kapitein vroeg de kolonel, zonder
eene zekere verbazing te verbergen.
Tot uwen dienst, overste De
vijand heeft dezen heuvel aan den
anderen kant bezet.
Zelfbewust keert Wintermayer
zich om, om den kolonel den vijand
te wijzen.
Lieve hemel, wat is dat
Bè, bè, bèèè, klinkt het gemoe-
delijk van den heuvel....
Wat kapitein Wintermayer voor
den vijand heeft gehouden, ontpopt
zich als eene vreedzame kudde scha
pen.
Met moeite onderdrukte de kolonel
zijn lachen.
Nu, kapitein
Ik heb, overstevan de verte
uit.... do beweging op' den kamp van
den heuvel.... ik geloofde, dat het de
v:jand moest zijn.
Dan is u zeker wal bijziende,
kapitein
Ja wel, overste 1Dat wil zeg
gen, ik ben wat verziende.
Nu, dan hadt u dezen vijand
toch moeten herkennen 1 Waar is
naar uwe meening het regiment op
het oogenblik
Het regiment marcheert op vijf
tien honderd schreden afstands van
mijn compagnie.
U vergist zich, kapitein Het
regiment is reeds op den terugweg.
U heeft met de compagnie een geheel
verkeerden weg ingeslagen er moest
eene nieuwe voorhoede vooruit ge
stuurd worden. Een halve mijl van
hier werd het gevecht gevoerd. Waar
is uwe compagnie dan eigenlijk
Ja, de compagnie Wintermayer
zoekt en zoekt, zijn vaandel is ech
ter in den geheelen omtrek niet te
ontdekken.
De compagnie was roo juist nog
achter me. Ik ben vooruit gereden, ik
wilde op verkenning uit.
En toen heeft u vergeten de
compagnie een bevel te geven Ik
heb de compagnie aan den vijver aan
den anderen kant van den heuvel
halt laten makennaar uwe bevelen
moesten ze nu midden in den vijver
zijn.
Wintermayer wist zich hierover
niet to verantwoorden. Hij had de
compagnie bevolen „Den straatweg
volgen, steeds maar rechtuit 1" Ze
zouden dan echter midden in den
vijver zijn terecht gekomen.
De kolonel zag den kapitein mede
lijdend aandaarna zei hij kalm
Keer nu ook terug. De fouten,
die ge vandaag ingaan hebt, zullen
morgen bij het rapport besproken
worden.
Ilij salueerde èn reed weg.
Wintermayer stond het angstzweet
op zijn voorhoofd. Dat was de onge
lukkigste dag van zijn militaire le
ven.
Onder het rijden kwam Winter
mayer echter weer wat tot kalmta
De zon was reeds aan het dalen, toen
hij voor de kazerne aankwam. Hij
verheugde zich er al op, straks in de
cantine wat te kunnen drinken, want
de dorst kwelde hem geducht.
Voor de deur van de kazerne zag
hij nu juist hiet tot zijn genoegen
den „kolonel".
Is de compagnie reeds terugge
keerd, kapitein
Ik denk het wel, overste.
Wat beteekent dat nu U moet
uwe manschappen zelf naar huis
brengen U gaf toch bevel om in te
rukken
Neen, overste. Mijn plaatsver
vanger, luitenant Schneider, moest
toch begrijpenHij is overigens
gewend, zelfstandig op te treden en
zal wel langs een korteren weg de
compagnie in de kazerne gebracht
hebben.
Neen, helaas, kapitein 1 Luite
nant Schneider had van mij het be
vel, om aan den vijver te wachten
op verdere bevelen. Hij zal daar nog
wel steeds wachten 1 Rij daarom te
rug en breng de compagnie in de
kazerne 1
Dat ook nog. De drukken
de hitte en den langen weg nog eens
heen en terug 1 En wat zou luitenant
Schneider van zijn kapitein denken
Wintermayer schikte zich in het
onvermijdelijke en reed terug.
Het was laat ln den namiddag,
toen hij eindelijk met zijn compagnie
bij de kazerne aankwam. Een geluk
de „gestrenge" stond niet voor de
kazerne anders was er misschien
weer eene andere onaangename ver
rassing geweest
Na een verkwikkend slaapje verliet
Wintermayer tegen den avond zijne
kamer. Hij was niet meer te herken
nen 1 De dienst lag achter hemde
compagniezorgen waren in de ka
zerne gebleven. Nu was hij vrij
en weer de gemoedelijke kapitein
Wintermayer van vroeger, de gezel
lige causeur, de lieveling der dames
Nu een eindje wandelen. Indien
ik den overste nu maar niet ontmoet!
dacht- Wintermayer.
Uit een winkel kwam een jong
meisje. Z.e kwam Wintermayer, die
alle schoonheden van het stadje van
gezicht kende, onbekend voor. Een
nieuwe verschijning
Wintermayer volgde haar, ging-
haar vervolgens voorbij, om haar bij
een der volgende lantaarns, waar liij
bleef staan, te laten passeeren.
Wintermayer was gewoonweg ver
rukt. Een bijzonder aardige verschij
ning. Dat openhartige, lieve gezicht
je, die sierlijke gestalte in eenvoudi
ge, voorname kleeding I Was dat niet
het lang gezochte ideaal
Wintermayer besloot deze schoone
weer te volgen.
Natuurlijk met de onschuldigste
bedoeling. Ze verhaastte haren slap
klaarblijkelijk vond ze het onaan
genaam, zoo alleen door dit stille ge
deelte der stad te gaan.
Wintermayer besloot haar aan te
spreken.
Zoo alleen, juffrouw, i:i deze
eenzame straat Mag ik u begelei
den
De stem klonk buitengewoon goed
hartig, vertrouwenwekkend.
Heel openhartig antwoordde ze
daarom
Indien u me vergezellen wilt,
meneer de majoor, ver is het niet
meer.
Wie was gelukkiger dan onze Win
termayer „Majoor" had ze hem ge
noemd 1 O, die lieve onschuld
Majoor 1 Zou ik er dan zoo oud uit
zien dacht hij.
Zwijgend gingen ze eenigen lijd
naast elkander voort. Wintermayer,
die anders nooit verlegen was tegen
over dames, vond eerst laat iets, om
er een gesprek over aan te knoopen.
U is hier zeker vreemd, juf
frouw
Voorloopig wel, we zijn hier
nog maar eenige dagen.
En bevalt het u hier goed
Tot nu toe heel goed 1
Zijn uwe ouders hier komen wo
nen
Ik heb alleen nog maar een
vader mijne moeder is reeds lang
dood. Ik ben juist uit het pension ge
komen.
En dus volleerd nu
Hoe u het wil noemen, meneer
de majoor.
Weer dat „majoor", dacht Winter
mayer, niet aangenaam hierdoor ge
stemd.
Weer eene pauze in het gesprek.
Blijft u hiér voor goed in deze
stad wonen, juffrouw
Ik denk het wel, meneer de
majoor. Het moet hier heel gezellig
zijn, niet
O zeker I Het groole garnizoen
reeds dat brengt al heel wat le
ven aan. In den winter volgt de eene
uitspanning op de andere. Rijdt u
ook schaatsen, juffrouw
Natuurlijk U toch ook
Zeker, en doet u ook aan fiets-
rijden
-Nog nietpapa vond het lot nu
toe niet goed. Maar u rijdt zeker wel
fiets
Nog niet, maar ik wil het gaan
leeren. En u, juffrouw, u niet
Wanneer papa het goed .vindt,
zeker 1
Nu, dan zullen we maar hopen,
dat uw papa ér in toestemt.
Papa is niet zoo streng en lk
kan hem er misschien toe overhalen.
Dat wil ik gelooven I Overigens
ben ik helaas nog geen majoor, juf
frouw, maar kapitein
Neem u me niet kwalijk, kapi
tein I Indien papa wist, dat ik nog
zulk eene vergissing beging 1
Een soldatenkind I dacht Winter
mayer. Daarop hernam hij
-- In het pension heeft u zeker
geen gelegenheid gehad met militai
ren in aanraking te komen I
Neen, in 't geheel niet.
Onderwijl waren ze voor een groot
huis gekomen het bakvischje scheen
hier te wonen.
Wintermayer was nog niet vol
daan. Hij was nog met haar naam
en stand onbekend. En dan.... wan
neer en hoe elkaar weer te zien
Het meisje scheen zijn gedachte té
raden, ze kwam aan zijne wenscheü
op de gelukkigste wijze tegemoet.
Wil u mee naai* binnen gaan.
kapitein? Papa is zelf een m'Iitair
en zal u zeker graag leeren kennen.
Al te vriendelijk, juffrouw, -r-
Wanneer het echter niet wat te laat
in den avond is.
O, dat is niets, komt u maar
mee.
Ze gingen de stoep op.
Neemt u me niet kwalijk, juf
frouw dat ik mc nog niet voorstelde.
Mijn naam is Wintermayer.
Zeer aangenaam, kapitein.
Een dienstbare geest opende de
deur en liet de jonge juffrouw en
haren beschermer binnen. Het meisje
bracht hem in de ontvangkamer, ver
zocht hem plaats te nemen en verliet
den dapperen Wintermayer.
Dez.' zag eens in de kamer rond,
die een zeer voornamen indruk maak
te, en dacht er over na, waarmede
hij den straks verschijnende „papa"
zou aanspreken. Naar de omgeving
te oordeelen, bezat deze „papa" ver.
mogen. Het dochtertje zoo tegemoet-
komend misschien, misschien
Duizend gedachten doorkruiste^
zijn brein. De ongelukkige oefening
van vandaag schoot hem ook weer te
binnen. Is het dan werkelijk de moei
te waard, nog eenige jaren onder
den nieuwen strengen kolonel te die
nen Wachtte hem niet een gelukkig
leven ver van deze stad, ver van
het militaire leven noemde hij niet
een klein landgoed zijn eigen, een
landgoed, waar alleen eene meesteres
ontbrak. En deze kleine, zou ze niet
eene allerliefste vrouw worden Mis
schien, nvsschien
Het meisje kwam weer binnen.
Papa komt dadelijk hij ver
heugt zich er zéér op, mijn bescher
mer ie leeren kennen.
Reed£ werd de deur van de naast
gelegen kamer geopend. Wintermayer
deed een schrede voorwaarts, zette
zijn vriendelijkst gezicht en wilde
juist zijn mond open doen, toen
toen hij tegenover den „gestrenge"
van vanmiddag stond, tegenover zlju
nieuwen kolonel
Overste, ik was zoo vrijik
verzoek u
Heel goed, mijn beste Winter
mayer. 't Is eéiï aardig toeval Het
doet mij pleizier u bij me te zien.
Mijn dochtertje heeft in u een bege
leider gevonden ik dank u daar
voor
Daarbij gaf hij Wintermayer een
hand.
Nu was het dochtertje verrast.
Kent u den kapitein Kent u
papa
Wij kennen, elkaar, mijn kind,
en ik hoop, dat we elkaar nog beter
leeren kennen. Eéne oefening is im-'
mers niet beslissend, beste Winter-
macyr, een ieder heeft zoo eens zijn
ongeluksdag
U is wel goed, overste. Ik was
vandaag' verbazend ongelukkig
Het bewustzijn, voor het eerst voor
een nieuwen kolonel op te treden,
heeft zijn invloed te sterk op me la
ten gelden.
Er komen rustiger dagen, beste
Wintermayer Ga zitten Elsa,
waar zijn de sigaren
Elsa ging ze halen.
Dc goede Wintermayer had werke
lijk itulruk op haar gemaakt. Een
mooie man, niet meer in de eerste
jeugd misschien had zij hem er te
liever om. Zoo goedig, zoo vertrou
wenwekkend.
-rr- U woont hier reeds lang, Win
termayer, en zult mij zeker wel over
het een en ander willen inlichten.
Uit een egoïstisch oogpunt komt uw
bezoek mij zeer gelegen.
Elsa verscheen met het sigaren
kistje.
U blijft den avond hier toch
doorbreilgen, beste Wintermayer
Overste, deze goedheid, ik weet
niet, waarmee ik die verdien.
Och wat Hier is yuur. Wil
je aan de huishoudster zeggen, dat
we een gast hebben voor liet souper,
ElsaHeel eenvoudig, beste Winter
mayer, wij zullen er geen drukte van
maken.
Elsa ging de kamer uit en tusschen
de beide heeren ontwikkelde zicii
weldra een levendig gesprek. Winter
mayer zag in den kolonel al heel
gauw niet meer den „gestrenge" de
vriendelijke toon, welken deze aan
sloeg, deed hem bijzonder goed en
weldra spraken ze met elkaar als
twee elkaar sedert jaren kennende
krijgsmakkers.
Wintermayer kon zijn overste veel
van het gezellige leven in de stad
vertellen, en de overste leerde in zijn
gast een ervaren man kennen, die de
zeldzame eigenschap had van ware
innerlijke beschaving. Over het mil{-'
talre leven sprekend, vertelde Win--
termayer, dat hij geloofde zijn „hoog-
sten vang" te hebben bereikt, eöl
daarom ér aan dacht de militair?
looi»baan vaarwel te zeggen.
Zijn klein landgoed aan den Rijn
wachtte op zijn eigenaar eneen?
eigenares.
Wintermayer voelde zich eerst recht
op dreef, toen Elsa ook aan hot ge
sprek deel nam. Het meisje wist oni
derhoudend mee te praten, zoodat