Verschijnt dagelijks, behalve op Zoo- en Feestdagen. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. AGENDA Buitenlandsch Overzicht 26e Jawgaiig, No. 7783 WOENSDAG SEPTEMBER 1908 A HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN PB» DRIB HAANDBNl Voor Haariera 1.29 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente).130 Franco per post door Nederland 1.65 Afzonderlijke nummers 0.02K Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37H de omstreken en banco per post 0.45 ijifgave der Vennootschap Esurens Coster. Bireetear I. C. PEEREBOOIB. Tot de plaatsing van advertentiün en reclames vat) buiten het Arrondissement Haarlem In dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229, ADVERTENT !ÊN» Vsn 1—5 regels 50 Cts,; iedere regel mee? 10 Cts* Bulten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels elke regel meer 0. SS Reclames 30 Cent per regel Bq Abonnement aanzienlijk rabat Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens' zes regels, 25 Cts. per plaatsing 30 Cts, voor 3 plaatsingen k contant Redactie ®sa Administratis^ Groot© Houtstraat 55. Mng^mmunaaii TeSefooanummer der Redactie 600 eo der Administratie Tl4 Drukkerij? Xuite Bnitenspaarss 6. Tektoonoummer 822. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADZIJDEN. EERSTE BLAD. DONDERDAG 10 SEPTEMBER. Groote Kerk: Orgelbespeling, 2—3 DE MAROKKO-POL1TIEK. Men kent den staad van zaken Zooals we die i gisteren schetsten, zouden we 't ook heden moeten doen, wantalles is nog onveranderd Alles niet t minst de gespannen verhouding tusschen Duitschland en de andere mogendheden inzender, heid natuurlijk Frankrijk en Enge land. Toch is er weer een heel klein in cident. Men weet, dat er veel -misbaar ge maakt is over het vertrek van den Duitschen consul naar Fez, waarop Duitschland antwoordde „o, die handelsagent is alleen naar Fez ge gaan om enkele zaken van kooplieden te behandelen.... een consul is im mers geen gezant, hij mist politieke macht...." Dat mooie vertelseltje van de ade laar-onderdanen is niet geloofd in Frankrijk en Engeland lachte men om zoo'n naieviteit En.... wat blijkt nu? Dat de Duitsche consul met Moelay Hafid onderhandeld heeft, en dat de eerste daarbij gewezen heeft op het vele, dat de nieuwe sultan aan Duitschland heeft te danken. Wat zal dit weer een storm ver wekken J..,.. Eigenaardig en merkwaardig al thans in deze omstandigheden is een scheisje in de „Gil Bias", waar van hier een vertaling (van de „Tele graaf') volgt Personen Moelay l-lafid, voor het oogenblik sultan van Marokko. De heer Vassel, consul van Duitschland, die van den keizer de opdracht ge kregen heeft, Moelay Hafid als sultan te erkennen. (Het tooneel speelt na afloop van het officieele onderhoud). Herr Vassel. Wel, is u tevreden De keizer geeft een voorbeeld, dat Europa zich haasten zal te volgen. Erken, dat u alle redenen hebt, hem dankbaar te zijn. Moelay Hafid. Allah alleen is God en Mahomet is zijn profeet. (Hij puft een rookwolk uit). Herr Vassel. Ik beweer het te gendeel niet, ofschoon men daar bij ons anders over denkt. Maar dat is de kwestie niet.... Ge kunt nu, dank zij onzen keizer, de Franschen naar den drommel zenden. Moelay Hafid. Da's waar. (Hij rookt). Is dat wel zeker Herr Vassel. Dat spreekt vanzelf, als men op den steun kan rekenen van Z. M. Wilhelm II. Moelay Hafid. Mijn broeder Azis heeft ook den steun gehad van jouw keizer. Herr Vassel (met een onbestemd gebaar). Oh, dat is al zoo'n héélen tijd geleden Moelay Hafid. De tijd is niets bij Allah. (Hij rookt). En nu is jouw keizer de éérste met mij te erkennen en Azis in den steek te laten. Herr Vassel. Al wat de keizer doet, doet hij goed. Moelay Hafid. Ja, hij kan alles. (Hij rookt). Hij had destijds ook zijn steun gegeven aan dien ouwen heer... hoe heet-ie ook weer Herr Vassel. lk weet niet wel ken ouden heer u bedoelt. Moelay Hafid. Och, dien ouwen Boeren-sultan met dien hoogen hoed, die eeuwig en altijd zijn pijp rook teO, ja, nou wéét ik het weer, gidi Kruger, den sultan van Trans vaal. Jouw keizer had hen» erkend, hem aangemoedigd, de hand boven 't hoofd gehouden, hem gevleid Herr Vassel (een beetje verlegen), r- Ja, ziet u, dat is Moelay Hafid. Al zoo'n tijd gele den, dat weet ik wel. (Hij rookt zwlj. gend). Herr Vassel (bewonderend). Ach! ach ach 1 schoene Pfeife 1.... Moelay Hafid. En wat is het lot geweest Yan dien ouwen heer, niet dien hoogen hoed (Hij rookt). (Een langdurige stilted Herr Vassel (opstaande om héén te gaan). Wat. moet ik aan kei; Wiuieiro II uit uw naam zeggen Moelay Hafid. Je moet hem eens vragen, hoe „in-den-steek-laten" in het Duitsch heet. FRANKRIJK EN DE MAROKKAAN- SCKE QUAESTIE. De Fransche ministerraad verga derde, onder leiding van den presi dent der Republiek. Minister Pichon deelde den Raad liet onderhoud me de, dat hij had met den Spaanschen gezant, markies Del Muni, en legde het antwoord over van de regeering te Madrid op de Fransche voorstel len betreffende de internationale waarborgen, aan Moulay Hafid te vragen, vóór diens erkenning door de mogendheden. Uit die mededeelingen bleek, dat de onderhandelingen- ge leid hebben tot volkomen overeen stemming tusschen Frankrijk en Spanje over den inhoud der nota, die aan de mogendheden zal worden voorgesteld. DE OORLOG IN OOST MAROKKO. Gisteren meldde een telegram, dat de Franschen in Oost Marokko eene overwinning behaald hebben. De har- ka (krijgsmacht) van de opstandige Mooren bedroeg ongeveer 20.000 man, maar deze is geheel veralagen. 't Waren nu de Franschen, die tot den aanval zijn overgegaan, om daardoor te voorkomen, dat de op standelingen nog versterkt werden door troepen, die op komst waren. De Franschen hebben het gewon nen Wel waren de Mooren veel grooter in aantal, maar hun bewapening was zeer gehandicapt. De kanonnen van de Franschen braakten hun hei en verderving in het Moorenkamp, en wisten zooveel onheil aan te rich ten. dat de Mooren 'net hazenpad ko zen. Van een eigenlijken slag is dan ook geen sprake het kanonvuur hield de Mooreu op zoo'u afstand, dat ze met hun antieke geweren bijna geen kwaad konden doen. Terwijl van de opstandelingen net aantal dooden en gewonden zeer aan zienlijk is, telden de Franschen slechts 21 gewonden, waaronder slechts 3 ernstig. Wat doen de Mooren ook in de kou 1 zou men zoo zeggen. Het is toch een vechten tegen de bierkaai Helaas zijn ook vrouwen ear kinde xen als slachtoffers gevallen, want dezen in het kamp der Mooren aanwezig werden niet door het kanonvuur gespaard. Zullen de Mooren nu den strijd op geven De Franschen hebben weer oen ver sterking van 600 man ontvangen, wel ke zending nog door eenige gevolgd zal worden. LEGERSCHANDALEN. Gisteren meldden we, dat in Rus land legerschandalen ontdekt zijn nu wordt hetzelfde uit Italië be richt. De minister van oorlog heeft eene commissie benoemd, wier taak het za! zijn de ingekomen klachten te onderzoeken van officieren aangaan de onrechtvaardige behandeling, on dervonden in de laatste 30 jaar van sommige hooge ambtenaren van het legerbestuur. Sinds langeu tijd toch heerscht onder het officierskorps een groote mate van verbittering wegens beweerde onloyale haadeiingen van enkele hooggeplaatsten reclames hierover werden eenvoudig ter zijde gelegd. Uit de reeds zeer talrijk ingediende klachten moet o.a. blijken, dat het gebruik van valsche geschriften, om de carrière van dezen of genen te breken, een veel voorkomend middel was, zoodat men de onthulling van groote schandalen vervacht. BOSNIë EN HERZEGOWINA. In den laatsten tijd wordt 't vraag stuk der toekenning eener Grondwet aan de beide Turksche onder Oos- tenrijksch-Hongaarsch bestuur staan de, en door Oostenrijk-Hongarije mi litair bezette provincies weder druk besproken en beschreven. In den boezem der Onafhankelijk- Jieidspartij is een beweging gaande, geleid door den Hongaarschen Rijks dag-afgevaardigde Soma Visontai, strekkende, om deze quaestie in den loop der aanstaande zitting der Hon- gaarsche delegatie te Boeda-Pest, op het tapijt te brengen, en zoo moge lijk af te doen. Het bezoék van Oostenrijksche staatslieden aan de bezette provincies heeft in de Hongaarscne hoofdstad een zekere opwinding veroorzaakt, die ook hierdoor nog vermeerderd wordt, dat de Kroatische coalitie in de bewuste provincies een krachtige agitatie voert, ten doel hebbende de aansluiting van Bosnië en Herzego- wina aan Kroatië. De Hongaarscho minister van Han del, Franz Kossuth, schijnt eveneens S5rrOSiïc3 ïrüur hei drnkhêcld eener grondwet voor de beide Turksche provincies, en Visontai is vast voor nemens, de aangelegenheid in den vorm van een voorstel aan de dele gaties voor te leggen. UIT HET TURKEN LAND. In Bulgarije is het nog niet erg rus- tig. Het „comité voor de oproerig- heid" deelt onder de bevolking gewe- j ren uit, watgevaarlijk speel- i goed is. De Jong-Turksche beweging maakt 't anders best. President Roosevelt heeft dezen hervormers zelfs een brief van gelukwensch gezonden ONEERLIJKE MINISTER. De gewezen Deensehe minister van Justitie heeft zich bij da politie aan gegeven hij heeft negen millioen verduisterd Hij kan evenwel het geld terug be talen. AANSLAG OP ROOSEVELT, 't Gerucht gaat, dat Zaterdag een aanslag op Roosevelt is gepleegd. Een man schoot eenige revolverko gels op het rijtuig van den President-, echter zonder dezen te raken. De dader is gevat. Hoe Frans Rosier weer in zijo cel kwam. (Van onzen bijzonderen verslaggever) Medemblik, Herfstmaand VIII '08. Na de uitvoerige telegrammen, valt er hier uit Medemblik al heel weinig meer te vertellen. De lezers weten nu haarfijn, hoe de al te brutale streek van eten vluch teling om zich in den gestichtstuin zelf te verbergen, hem in den val heeft gebracht. Zijn overmoed is hem noodlottig geworden. Maar, wan neer Rosier, na zich in 't schuurtje onder Opperdoes te hebben aange kleed, niet in handen deT gebroeders Bos ware gevallen, dan had hij een goede kans gehad een eind weg te komen. Van Rosier's houding op dit oo genblik is te vermelden, dat hij na van morgen kalm geweest te zijn, in den middag woest is geworden en naar alles sloeg en trapte, wat in zijn omgeving kwam. Ook het voed sel weigerde hij weer, zoodat de ei tjes met melk er weer aan te pas zullen moeten komen, om hem in het leven te houden. Frans blijft nu zes weken achtereen in zijn oude oei opgesloten. Dan zalj men zien, of hij de oude leefwijze, met een uur luchten, eiken dag, weer zal mogen volgen. De kranige politiehonden „Prins", „Hertha" en „Germanicus" zijn he denmorgen alweer naar hun woon plaatsen teruggespoord. Desgelijks deden m'n vakgenooten. Niet ongelijk aan een sprinkhanen- zwerm, die in eens in een bouwland neerstrijkt en 't kaal gegeten hebben de, plots weer verdwijnt, zijn de persbroeders hier gekomen en heen gegaan. Inderdaad, 't land, waar zoo me nig nieuwshalmpje te maaien viel, is glad gesikkeld. Medemblik is weer in zijn gewone doen van ville morte teruggevallen, en enkel de buurvrouwkes hoopen nog saam om elkaar te vertellen, hoe moedig ze wel geweest waren, en dat ze achteraf beschouwd de dapper heid vermeerdert, naar gelang de angstige uren naar een verder ver schiet wijken toch heelemaal niets bang voor 'm waren... Maar we weten toch oen plekje, waar nog prachtkopie te krijgen is, nl. te Opperdoes, waar de helden van den dag Kobus en Pieter Bos wo nen. Dei-halve naar Opper does 1 OPPERDOES, Dinsdagmiddag. Op dit oogenblik zit 'k m'n potlood- punt te sturen oven- een blad van m'n verslaggeverlij k witboek in de gelag kamer van 't stationskoffiehuis te Op perdoes. Wanneer bij geval, geachte lezeres of lezer, uw aardappelhandelaar die voor de winterprovisie niet in dit aardige dorpje woont en uw aardrijkskundig geheugen met het klimmen der jaren wat te zeer gesle ten is, dan dat er de namen van zul ke wereldsteden als Opperdoes in zouden zijn blijven hangen, zoudt ge mischlen nfct al te best weten, waar 't plaatsje lag, indien 'k al niet in m'n telegrammen van vanmorgen op gemeld geheugen wat aangesterkt had. Te nleuwerer opfrlsschlng zij vermeld, dat 't het laatste halte plaatsje ls aan 't lokaaltje Hoorn- Medemblik, juist het een-en-twintlg- ste stationpeUe. waaraan ge 't voor recht hebt, na Amsterdam, halt te houden, indien go, als ik dezen mor gen, in een volhardenden boemel raakt. Voor cijferlievendcn nog dit-, dat do cpoorafstand van Medemblik naar hier zeven minuten bedraagt en een auto er tien minuten over doet. Dit laatste weet 'k zoo precies, omdat een stadgenoot, die hedenmorgen onzen hoofdredacteur naai- de fel in ver maardheid winnende slede Medem blik had getuft, zoo welwillend was over Opperdoes den terugweg te ne men, ten einde mij in m'n nieuw nieuws-jachtveld te kunnen brengen. Toen de auto met zijn reisgezel schap uit m'n gezichtskring verdwe nen was, overviel uie plotseling datj verlaten gevoel, dat je zoo overko men kan, als allo bekenden je ineens van je weg zijn. gegaan. Voor zulk een gemoedstoestand was hier nu nog meer reden, dan an ders. Immers, ik zocht naar Opperdoes en voind een groot weiland, waar bied en daar een ouuboomd huiske heen- stak, weilis mimikreerend onder pui- blauw en hovengevel-groen met gras en blad-eren er om heen heel Opper does een kleuren-gamma uit 't rech- ter-zomnespectum deed schijnen. En Veel wat op een dorp leek, merkte 'k niet. Gelukkig zag 'k een boerenvrouw die me misschien oy weg zou kunnen helpen. „Wel, moeder, wonen hier in de humt de lui, die Rosier gepakt hebben?" „Jaè-wel", mummelt m'n zegsvrouw, „ginter, rechtuut 1" Nu leert de ervaring, dat je tegenover zui-ke buitóiirnenscheiijke topografi sche aanduidingen, altijd een beetjo sceptisch moet zijn, dus herhaalde 'k nog eens nadrukkelijker en kreeg toen ook klaarder bescheid. „En zouden zo in 't dorp zijn", was de nadere \raag. „Jaè, dét kenmeu'e- lijk wei van niet, want ze ben va' middag naar Meemblik gewès om heurlui uut te laten protteleteereu Toen ging 'k maar op goed geluk af, en een gunstig gesternte bracht me voor de nederige woning van Ko bus Bos op 't Noorderpad. „Der stèt z'n vrouw", lichtte eeu bereidwillig voorbijganger in. En inderdaad stonden we voor een aardig boeren- menschje met 't haar erg a la Cléo, welk kapsel eoi de opgestroopte mou wen veel leek op groote-wasch-toilet. Neen, d'r maai was nog niet thuis uit Medemblik, maar Pieter, die in den „Tempel" een lachwekkend hy. perbolisme voor de eenvoudige boe renwoningen woonde wel. Maar die kon nou wel op 't land wezen, omdat ze deu heelen dag nog geen slag had- Kiau uitgevoerd, zoo druk als ze 't toch hadden met 't al maar weer ver tellen van de gebeurtenissen op den spoordijk. Een der kleine bengels, die den „vreemden ininsch" al van 't begin van zijn omzwervingen door Opper does, ondanks 't verbod in de Sta kingswetten-1903, „hinderlijk" had den gevolgd en nu 't gangetje langs Kobus' huis in aangroeiende kara vaan belegerden, werd naar Nieltje- buur gestuurd om Pieters huidige vindplaats op te sporen. Maar Pie ter had 't ai in den neus gekregen, dat ze 'm „uutvraogen" kwamen en dies stond hij voor me, nog wat verlegen met de gewichtige positie van plotseling tot held gepromoveer den boerenzoon. Pieter Bos, een tamelijk tengere 34- ja-rige, naar t uiterlijk een alle- daagscli wezen uit den boerenarbei- dersstand, maakt nu niet dadelijk den indruk van zoo verschrikkelijk parmantig te zijn. Zijn portret is spoedig gesclietst. Zongebrand gezicht met kalm-grijze oogen, waaronder de wang-jukken scherp teekenen. 't Ver dere van 's mans gezicht, was in voortdurende deining van links naar rechts en van rechts, naar links. Denk nu niet, lezer, dat dit een zenuwach tige beweging was. Do oorzaak schuil de eonyoudig in een zeker kruid, dat gij en ik liever in den vorm yan si gaar of pijp-inihoud zoudt gebruiken. Enfin, de man had z'n pruimpje wel verdiend na den avond van gisteren. Als 't verdere van Pieters voorkomen u nog belang inboezemt, dan vertel 'k er bij. dat de bovenlip knevelloos was en de kaken een kort-gemaaid stoppel veld droegen. Verder bad hij een pet en een bruin pilowpak, terwijl een paar klompen 'k geloof, dat H zijn Zom- dagsch waren vanwege 't fotografee ren zijn entourage voltooiden. 't Begin van m'n interview was nret zoo heel gemakkelijk. We ston den daar zoo in 't tuintje me aantal Opperdoezers om ons heen, daar die toch niet moe worden tel kens en telkens weer 't heldenstuk te hooren vertellen. En ze leefden er zoo ia moe. dal 't telkens waa-Zee die dat niet, en heeft-ie 't ook niet daarover gehad?" Daarbij kwam nog 's mans gouwspraak, waarin je eerst een beetje thuis raken moest, door te later herhalen en nog eens te herha len doch toen ging 'i ook vlotter. WAT PIETER BOS VERTELDE. 'k Lei al in mien bed, aldus ving Pieter aan, toe 'k om ne'n ure tege de schoitinge hoore klaoppe. 't Waos van de burremèster, die liet vraoge o' me oi> den oitkèk wilde ga' om te koike o' Frans nèt hiertoe kaom. Ze hadde al ien hieleboel uut 't dorp e'- vraogd, maor niemand dorstte. En toe ben ik e' me broer Kaobus 'egaon. 't Was toe tien ure... Toen vertelde hij over de eerste ge beurtenissen op den spoordijk. Hoe Frans, nog in ondergoed, langs den dijk was gekomen, en hoe ze toen al •dadelijk er op af warcai gegaan maar Rosier was toen plotseling ver dwenen. Later bleek t ,dat hij in hot „boetje" (schuurtje) zat. Toen hadden ze hem ineens weer gezien, al maai been en weer loopend op 't land van Klaas Groote, blijkbaar bevreesd voor de koeion, die daar liepen. Do vluchteling had toen, behalve de gis teren vermelde kleeren, een jekker los over de schouders, en een paai* veel te groote lage schoenen aan zijn voeten. Bovendien had hij zich van een stuk zakkengoed een das om den hals gedraaid. „Kèk dèr is-tiehad Kobus zijn broer in 't oor gefluisterd en deze eenige oogeublikken later„Noe is t-ie op den spoordiekToen vlogen we als leeuwen'op hem af, meneer", betoogde Pieter, en wees hoe Rosier, nadat zij hem aangeroepen hadden, met zijn klauwer (een soort hark) een gebaar maakte alsof hij een go- weer aanlegde. „Maor we wazze vast niet bang, ook al riep-t-ie „Stao of 'k schiet 1" Toon volgde de korte jacht. Als een beschonken e achterover tuimelend, zakte Frans te haJver lijf in de sloot, maar hij wilde toch nog een klap ge ven met zijn hark. De broers waren, hem echter te vlug af. Kobus, die eerst een gewoon latje bij zich had, greep een draagstok, (waarmee 't zaad wordt gedragen) van een meter of vier lengte en ging Rosier daarmee te lijf. Hij raakte hem echter niet, want de stok kwam met een geweldi gen slag vlak achter Rosier in het water terecht. Pieter was iatusschen over een dichtbij zijnd vlondertje over de sloot gegaan en viel Rosier van dien kant met zijn hooivork aan. Toen riep Pieter „Wie beai jij, ben jij Frons? waarop de man in de sloot met een vloek: dat zeg 'k nooit; 'k ben een patiënt 1" „O, dan ben jij die beruchte Frans, versta je dat 1" had Pieter uitgeroe pen. Frans vloekte daarop weer, waarop Kobus hem toebeet: „Als je nou je mond niet houdt, dan haal 'k 't (hij hl3ld hem zijn geopend zakmes voor) er zoo door...." In deze positie, steeds half in het water staand, en ontwapend, kon de vluchteling niet veel meer doen. En toen hij dan 't mes links zag flikke ren, rechts de punten van de hooi vork op zijn keel gericht werden 'k Zal goed richten, had Pieter gedacht en de laatste hem daarbij nog met de linkerband in den strot pakte, beet Rosier hen toe„Wanneer ik in mijn volste kracht was, dan worstel de ik jelui alle twee in de sloot, al waren 't er drie zoo als julliemaar 'k ben nou moe, 'k heb in vijf 1) da gen niks te vrof te zgehad en dan weetje hoe 't met je gesteld is!' die nachten gezeten. Medemblik was in rep en roer. Jij ken goed schuil- vink spelen!" Frans antwoordde daarop: ,,'k Heb in hoeken en holen schuil gezeten, maar waar zal 'k maar niet zegge!" Hij werd nu heel spraakzaam, klaagde erg over de kou, die hij geleden had, bevestigde twee dagen lang in de directeurswo ning geweest te zijn en vertelde over z'n ontvluchting, dat ze hem nog had den vast willen pakken, maar voegde hij er met een lachje aan toe: „Fran- sie was weg!" Hij had nog gezien dat een zijner makkers een verpleger zulk een slag gaf, dat deze lang uit achterover viel. Toen, doelende op 't overklimmen van 't hek in den Noordertuin, op welk oogenblik hij enkel nog maar een onderbroek aan had, zei hij spijtig: ,,'k Bleef van ach ter met m'n broek aan een punt ha ken. Toen was 'k gesjochte, want ik had loeu niks meer aan!" Zoo oploopend was het drietal een timmermansknecht Putting uit Op perdoes achterop gekomen, die heel verbaasd keek, zooals hij nu in het tuintje bij Bos vertelde, over den man met z'n vreemdsoortig gewapend ge leide. „Hé jullie 'm Piet", riep hij al uit de verte, „hóu 'm dan, laat dat kr... niet gaan!" Al was ie nog zoo sterk, los laat 'lt hem nooit meer, gaf Kobüs tot be scheid. Dat vertoornde den gesnapte. „Jullie motte nou zoo'n lef niet hebbe", barstte hij uit, „want as 'lt in m'n kracht stong, dan kon 'k jul lie alle drie wel an; 'k zou jullie in de gracht slingeren. „Wie is die man", informeerde hij nu en toen men den naam genoemd had, gromde hij wat, maar werd toch dra veel kalmer. Hij vertelde, blijkbaar niet zonder welgevallen, dien avond tus schen Medemblik en den Spoordijk vijf grachten te hebben overgezwom men. Waarschijnlijk was hij bang voor 't volk te Medemblik, want toen e rkort daarop twee personen voorbijgingen, vroeg hij hen: „Zeg, menschen, jullie vertelt toch niks in de stad, daar hebben ze niks mee noodig". Ook droigde hij, niet voort te zullen gaan, als zijn geleiders hem door Medem blik brachten. Pieter beloofde toen, dat ze achter de katholieke kerk en langs den Groenensingel naar het gesticht zouden gaan. „Dat vind ik goed", was zijn ant woord. Eigenaardig genoeg verzekerde Rosier nog niet krankzinnig te zijn. „Denk jullie, dat ik gek ben?" vroeg hij. En antwoordde zelf dadelijk: Net zoo miu als een van jullie drieën! Daarom wilde hij 't gesticht uit. ,,'k Wil uit dat krot vandaan," zei hij met nadruk, ,,'k Wil naar Leeuwar den. 'k heb 18 jaar op de plank (18 jaren straftijd) en in Medemblik schiet 't niks op; in Leeuwarden schiet 't eiken dag op!" Toen in een neerslachtige bui: ,,'k Wou dat jul lie me maar dood gemaakt hadden! Maak me maar dood; 'k geef om het leven niks meer!" Neen, had Kobus gezegd, „we maken je zoo maar niet dood." En Pieter had er sarcastisch bijgevoegd: „We magge geen mensch vermoorde. Als jij niks doet, zulle we Nou goef 'k me genadig aan jullie fc jou. niks doen; maar, dreigde hij, as over...." ja begint op te spele, d#n is hooi vork en mes je lot. En as je nou Kobus hem vast pakkende in do schouders en Pieter zijn hals klem mende tusschen zijn fiksche werk manshanden als in een schroef, trokken hem nu uit 't water op het weiland. Daarbij ging een van Frans' schoe nen verloren. Hij weigerde nu voort te loopen, als hij niets aan zijn bloote voet kreeg. Pieter gaf hem daarom zijn klomp, zoodat hij zelf op één klomp en één kous den weg naar 't gesticht moest afleggen. Onze zegsman ver trouwde den gevneesden vluchteling niet en zei daarom: „'k Zal je handen vastbinden." „As je dat doet, verzette Rosier zich, loop ik geen pas meer." Toen lieten ze hem maar ongebonden, doch pakten hem extra sterk beet, hun wapens op hem gericht houdend. Onderwijl waren ze op den weg naar Medemblik gekomen. Kobus had al dadelijk gevraagd: „Waar beb-ie al 1) Rosier blijkt den tel kwijt te zijn: hij is maar vier tfagen in vrijheid ge- kalm blijft, brengen we je knappies thuis." „Dat vind 'k goed", had Rosier weer geantwoord. Toen was Frans weer wat opge monterd en begon hij zelfs te schert sen. „D'r zal voor jullie wel een •vaatje bier overschieten" grapte hij. „Dan hoop 'k", oolijkte Pieter terug, dat jij er dan bij bent, dan zullen we 't met z'n drieën leeg drinken!" Op dit oogenblik was het viertal bij den hoofdingang van 't gesticht ge komen. De portier keek of hij mal was, toen hij Rosier zoo voor zich zag. Hij deed de hekken open en liep op een draf naar den directeur: „In den tuin pakte een veldwachter hem beat, gelijk we reeds seinden. Frans trapte toén achteruit en schreeuwde: „Deze twee hebben me gepakt en hebben me beloofd tot de deuren te brengen, dat moeten ze doen ook!" Daarna weigerde hij een woord meer te spreken. Hij liet zich gewil lig in de wachtkamer brengen, waar de directeur, geneesheeren eoi verple gers met een hoezee binnenstormden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 1