Verschijnt dagelijks, behalve op Zoo- en Feestdagen.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
AGENDA
Buitenlandsch Overzicht
26e Jawgaiig, No. 7783
WOENSDAG SEPTEMBER 1908 A
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PB» DRIB HAANDBNl
Voor Haariera 1.29
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente).130
Franco per post door Nederland 1.65
Afzonderlijke nummers 0.02K
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37H
de omstreken en banco per post 0.45
ijifgave der Vennootschap Esurens Coster. Bireetear I. C. PEEREBOOIB.
Tot de plaatsing van advertentiün en reclames vat) buiten het Arrondissement Haarlem In dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229,
ADVERTENT !ÊN»
Vsn 1—5 regels 50 Cts,; iedere regel mee? 10 Cts* Bulten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels elke regel meer 0. SS Reclames 30 Cent per regel
Bq Abonnement aanzienlijk rabat
Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens' zes regels, 25 Cts. per plaatsing
30 Cts, voor 3 plaatsingen k contant
Redactie ®sa Administratis^ Groot© Houtstraat 55.
Mng^mmunaaii TeSefooanummer der Redactie 600 eo der Administratie Tl4
Drukkerij? Xuite Bnitenspaarss 6. Tektoonoummer 822.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
ZES BLADZIJDEN.
EERSTE BLAD.
DONDERDAG 10 SEPTEMBER.
Groote Kerk: Orgelbespeling, 2—3
DE MAROKKO-POL1TIEK.
Men kent den staad van zaken
Zooals we die i gisteren schetsten,
zouden we 't ook heden moeten doen,
wantalles is nog onveranderd
Alles niet t minst de gespannen
verhouding tusschen Duitschland en
de andere mogendheden inzender,
heid natuurlijk Frankrijk en Enge
land.
Toch is er weer een heel klein in
cident.
Men weet, dat er veel -misbaar ge
maakt is over het vertrek van den
Duitschen consul naar Fez, waarop
Duitschland antwoordde „o, die
handelsagent is alleen naar Fez ge
gaan om enkele zaken van kooplieden
te behandelen.... een consul is im
mers geen gezant, hij mist politieke
macht...."
Dat mooie vertelseltje van de ade
laar-onderdanen is niet geloofd in
Frankrijk en Engeland lachte men
om zoo'n naieviteit
En.... wat blijkt nu?
Dat de Duitsche consul met Moelay
Hafid onderhandeld heeft, en dat de
eerste daarbij gewezen heeft op het
vele, dat de nieuwe sultan aan
Duitschland heeft te danken.
Wat zal dit weer een storm ver
wekken J..,..
Eigenaardig en merkwaardig al
thans in deze omstandigheden is
een scheisje in de „Gil Bias", waar
van hier een vertaling (van de „Tele
graaf') volgt
Personen Moelay l-lafid, voor
het oogenblik sultan van
Marokko.
De heer Vassel, consul
van Duitschland, die van
den keizer de opdracht ge
kregen heeft, Moelay Hafid
als sultan te erkennen.
(Het tooneel speelt na afloop
van het officieele onderhoud).
Herr Vassel. Wel, is u tevreden
De keizer geeft een voorbeeld, dat
Europa zich haasten zal te volgen.
Erken, dat u alle redenen hebt, hem
dankbaar te zijn.
Moelay Hafid. Allah alleen is
God en Mahomet is zijn profeet. (Hij
puft een rookwolk uit).
Herr Vassel. Ik beweer het te
gendeel niet, ofschoon men daar bij
ons anders over denkt. Maar dat is
de kwestie niet.... Ge kunt nu, dank
zij onzen keizer, de Franschen naar
den drommel zenden.
Moelay Hafid. Da's waar. (Hij
rookt). Is dat wel zeker
Herr Vassel. Dat spreekt vanzelf,
als men op den steun kan rekenen
van Z. M. Wilhelm II.
Moelay Hafid. Mijn broeder Azis
heeft ook den steun gehad van jouw
keizer.
Herr Vassel (met een onbestemd
gebaar). Oh, dat is al zoo'n héélen
tijd geleden
Moelay Hafid. De tijd is niets bij
Allah. (Hij rookt). En nu is jouw
keizer de éérste met mij te erkennen
en Azis in den steek te laten.
Herr Vassel. Al wat de keizer
doet, doet hij goed.
Moelay Hafid. Ja, hij kan alles.
(Hij rookt). Hij had destijds ook zijn
steun gegeven aan dien ouwen heer...
hoe heet-ie ook weer
Herr Vassel. lk weet niet wel
ken ouden heer u bedoelt.
Moelay Hafid. Och, dien ouwen
Boeren-sultan met dien hoogen hoed,
die eeuwig en altijd zijn pijp rook
teO, ja, nou wéét ik het weer,
gidi Kruger, den sultan van Trans
vaal. Jouw keizer had hen» erkend,
hem aangemoedigd, de hand boven 't
hoofd gehouden, hem gevleid
Herr Vassel (een beetje verlegen),
r- Ja, ziet u, dat is
Moelay Hafid. Al zoo'n tijd gele
den, dat weet ik wel. (Hij rookt zwlj.
gend).
Herr Vassel (bewonderend). Ach!
ach ach 1 schoene Pfeife 1....
Moelay Hafid. En wat is het
lot geweest Yan dien ouwen heer, niet
dien hoogen hoed (Hij rookt).
(Een langdurige stilted
Herr Vassel (opstaande om héén te
gaan). Wat. moet ik aan kei;
Wiuieiro II uit uw naam zeggen
Moelay Hafid. Je moet hem eens
vragen, hoe „in-den-steek-laten" in
het Duitsch heet.
FRANKRIJK EN DE MAROKKAAN-
SCKE QUAESTIE.
De Fransche ministerraad verga
derde, onder leiding van den presi
dent der Republiek. Minister Pichon
deelde den Raad liet onderhoud me
de, dat hij had met den Spaanschen
gezant, markies Del Muni, en legde
het antwoord over van de regeering
te Madrid op de Fransche voorstel
len betreffende de internationale
waarborgen, aan Moulay Hafid te
vragen, vóór diens erkenning door de
mogendheden. Uit die mededeelingen
bleek, dat de onderhandelingen- ge
leid hebben tot volkomen overeen
stemming tusschen Frankrijk en
Spanje over den inhoud der nota, die
aan de mogendheden zal worden
voorgesteld.
DE OORLOG IN OOST MAROKKO.
Gisteren meldde een telegram, dat
de Franschen in Oost Marokko eene
overwinning behaald hebben. De har-
ka (krijgsmacht) van de opstandige
Mooren bedroeg ongeveer 20.000 man,
maar deze is geheel veralagen.
't Waren nu de Franschen, die tot
den aanval zijn overgegaan, om
daardoor te voorkomen, dat de op
standelingen nog versterkt werden
door troepen, die op komst waren.
De Franschen hebben het gewon
nen
Wel waren de Mooren veel grooter
in aantal, maar hun bewapening
was zeer gehandicapt. De kanonnen
van de Franschen braakten hun hei
en verderving in het Moorenkamp,
en wisten zooveel onheil aan te rich
ten. dat de Mooren 'net hazenpad ko
zen. Van een eigenlijken slag is dan
ook geen sprake het kanonvuur
hield de Mooreu op zoo'u afstand, dat
ze met hun antieke geweren bijna
geen kwaad konden doen.
Terwijl van de opstandelingen net
aantal dooden en gewonden zeer aan
zienlijk is, telden de Franschen
slechts 21 gewonden, waaronder
slechts 3 ernstig.
Wat doen de Mooren ook in de
kou 1 zou men zoo zeggen. Het is
toch een vechten tegen de bierkaai
Helaas zijn ook vrouwen ear kinde
xen als slachtoffers gevallen, want
dezen in het kamp der Mooren
aanwezig werden niet door het
kanonvuur gespaard.
Zullen de Mooren nu den strijd op
geven
De Franschen hebben weer oen ver
sterking van 600 man ontvangen, wel
ke zending nog door eenige gevolgd
zal worden.
LEGERSCHANDALEN.
Gisteren meldden we, dat in Rus
land legerschandalen ontdekt zijn
nu wordt hetzelfde uit Italië be
richt.
De minister van oorlog heeft eene
commissie benoemd, wier taak het
za! zijn de ingekomen klachten te
onderzoeken van officieren aangaan
de onrechtvaardige behandeling, on
dervonden in de laatste 30 jaar van
sommige hooge ambtenaren van het
legerbestuur. Sinds langeu tijd toch
heerscht onder het officierskorps een
groote mate van verbittering wegens
beweerde onloyale haadeiingen van
enkele hooggeplaatsten reclames
hierover werden eenvoudig ter zijde
gelegd.
Uit de reeds zeer talrijk ingediende
klachten moet o.a. blijken, dat het
gebruik van valsche geschriften, om
de carrière van dezen of genen te
breken, een veel voorkomend middel
was, zoodat men de onthulling van
groote schandalen vervacht.
BOSNIë EN HERZEGOWINA.
In den laatsten tijd wordt 't vraag
stuk der toekenning eener Grondwet
aan de beide Turksche onder Oos-
tenrijksch-Hongaarsch bestuur staan
de, en door Oostenrijk-Hongarije mi
litair bezette provincies weder
druk besproken en beschreven.
In den boezem der Onafhankelijk-
Jieidspartij is een beweging gaande,
geleid door den Hongaarschen Rijks
dag-afgevaardigde Soma Visontai,
strekkende, om deze quaestie in den
loop der aanstaande zitting der Hon-
gaarsche delegatie te Boeda-Pest, op
het tapijt te brengen, en zoo moge
lijk af te doen.
Het bezoék van Oostenrijksche
staatslieden aan de bezette provincies
heeft in de Hongaarscne hoofdstad
een zekere opwinding veroorzaakt,
die ook hierdoor nog vermeerderd
wordt, dat de Kroatische coalitie in
de bewuste provincies een krachtige
agitatie voert, ten doel hebbende de
aansluiting van Bosnië en Herzego-
wina aan Kroatië.
De Hongaarscho minister van Han
del, Franz Kossuth, schijnt eveneens
S5rrOSiïc3 ïrüur hei drnkhêcld eener
grondwet voor de beide Turksche
provincies, en Visontai is vast voor
nemens, de aangelegenheid in den
vorm van een voorstel aan de dele
gaties voor te leggen.
UIT HET TURKEN LAND.
In Bulgarije is het nog niet erg rus-
tig. Het „comité voor de oproerig-
heid" deelt onder de bevolking gewe- j
ren uit, watgevaarlijk speel- i
goed is.
De Jong-Turksche beweging maakt
't anders best. President Roosevelt
heeft dezen hervormers zelfs een
brief van gelukwensch gezonden
ONEERLIJKE MINISTER.
De gewezen Deensehe minister van
Justitie heeft zich bij da politie aan
gegeven hij heeft negen millioen
verduisterd
Hij kan evenwel het geld terug be
talen.
AANSLAG OP ROOSEVELT,
't Gerucht gaat, dat Zaterdag een
aanslag op Roosevelt is gepleegd.
Een man schoot eenige revolverko
gels op het rijtuig van den President-,
echter zonder dezen te raken.
De dader is gevat.
Hoe Frans Rosier weer
in zijo cel kwam.
(Van onzen bijzonderen verslaggever)
Medemblik, Herfstmaand VIII '08.
Na de uitvoerige telegrammen,
valt er hier uit Medemblik al heel
weinig meer te vertellen.
De lezers weten nu haarfijn, hoe
de al te brutale streek van eten vluch
teling om zich in den gestichtstuin
zelf te verbergen, hem in den val
heeft gebracht. Zijn overmoed is hem
noodlottig geworden. Maar, wan
neer Rosier, na zich in 't schuurtje
onder Opperdoes te hebben aange
kleed, niet in handen deT gebroeders
Bos ware gevallen, dan had hij een
goede kans gehad een eind weg te
komen.
Van Rosier's houding op dit oo
genblik is te vermelden, dat hij na
van morgen kalm geweest te zijn, in
den middag woest is geworden en
naar alles sloeg en trapte, wat in
zijn omgeving kwam. Ook het voed
sel weigerde hij weer, zoodat de ei
tjes met melk er weer aan te pas
zullen moeten komen, om hem in het
leven te houden.
Frans blijft nu zes weken achtereen
in zijn oude oei opgesloten. Dan zalj
men zien, of hij de oude leefwijze,
met een uur luchten, eiken dag, weer
zal mogen volgen.
De kranige politiehonden „Prins",
„Hertha" en „Germanicus" zijn he
denmorgen alweer naar hun woon
plaatsen teruggespoord.
Desgelijks deden m'n vakgenooten.
Niet ongelijk aan een sprinkhanen-
zwerm, die in eens in een bouwland
neerstrijkt en 't kaal gegeten hebben
de, plots weer verdwijnt, zijn de
persbroeders hier gekomen en heen
gegaan.
Inderdaad, 't land, waar zoo me
nig nieuwshalmpje te maaien viel, is
glad gesikkeld.
Medemblik is weer in zijn gewone
doen van ville morte teruggevallen,
en enkel de buurvrouwkes hoopen
nog saam om elkaar te vertellen, hoe
moedig ze wel geweest waren, en dat
ze achteraf beschouwd de dapper
heid vermeerdert, naar gelang de
angstige uren naar een verder ver
schiet wijken toch heelemaal niets
bang voor 'm waren...
Maar we weten toch oen plekje,
waar nog prachtkopie te krijgen is,
nl. te Opperdoes, waar de helden
van den dag Kobus en Pieter Bos wo
nen.
Dei-halve naar Opper does 1
OPPERDOES, Dinsdagmiddag.
Op dit oogenblik zit 'k m'n potlood-
punt te sturen oven- een blad van m'n
verslaggeverlij k witboek in de gelag
kamer van 't stationskoffiehuis te Op
perdoes.
Wanneer bij geval, geachte lezeres
of lezer, uw aardappelhandelaar
die voor de winterprovisie niet in
dit aardige dorpje woont en uw
aardrijkskundig geheugen met het
klimmen der jaren wat te zeer gesle
ten is, dan dat er de namen van zul
ke wereldsteden als Opperdoes in
zouden zijn blijven hangen, zoudt ge
mischlen nfct al te best weten, waar
't plaatsje lag, indien 'k al niet in
m'n telegrammen van vanmorgen op
gemeld geheugen wat aangesterkt
had. Te nleuwerer opfrlsschlng zij
vermeld, dat 't het laatste halte
plaatsje ls aan 't lokaaltje Hoorn-
Medemblik, juist het een-en-twintlg-
ste stationpeUe. waaraan ge 't voor
recht hebt, na Amsterdam, halt te
houden, indien go, als ik dezen mor
gen, in een volhardenden boemel
raakt.
Voor cijferlievendcn nog dit-, dat
do cpoorafstand van Medemblik naar
hier zeven minuten bedraagt en een
auto er tien minuten over doet. Dit
laatste weet 'k zoo precies, omdat een
stadgenoot, die hedenmorgen onzen
hoofdredacteur naai- de fel in ver
maardheid winnende slede Medem
blik had getuft, zoo welwillend was
over Opperdoes den terugweg te ne
men, ten einde mij in m'n nieuw
nieuws-jachtveld te kunnen brengen.
Toen de auto met zijn reisgezel
schap uit m'n gezichtskring verdwe
nen was, overviel uie plotseling datj
verlaten gevoel, dat je zoo overko
men kan, als allo bekenden je ineens
van je weg zijn. gegaan.
Voor zulk een gemoedstoestand
was hier nu nog meer reden, dan an
ders.
Immers, ik zocht naar Opperdoes
en voind een groot weiland, waar bied
en daar een ouuboomd huiske heen-
stak, weilis mimikreerend onder pui-
blauw en hovengevel-groen met gras
en blad-eren er om heen heel Opper
does een kleuren-gamma uit 't rech-
ter-zomnespectum deed schijnen. En
Veel wat op een dorp leek, merkte 'k
niet. Gelukkig zag 'k een boerenvrouw
die me misschien oy weg zou kunnen
helpen. „Wel, moeder, wonen hier in
de humt de lui, die Rosier gepakt
hebben?" „Jaè-wel", mummelt m'n
zegsvrouw, „ginter, rechtuut 1" Nu
leert de ervaring, dat je tegenover
zui-ke buitóiirnenscheiijke topografi
sche aanduidingen, altijd een beetjo
sceptisch moet zijn, dus herhaalde 'k
nog eens nadrukkelijker en kreeg
toen ook klaarder bescheid.
„En zouden zo in 't dorp zijn", was
de nadere \raag. „Jaè, dét kenmeu'e-
lijk wei van niet, want ze ben va'
middag naar Meemblik gewès om
heurlui uut te laten protteleteereu
Toen ging 'k maar op goed geluk
af, en een gunstig gesternte bracht
me voor de nederige woning van Ko
bus Bos op 't Noorderpad. „Der stèt
z'n vrouw", lichtte eeu bereidwillig
voorbijganger in. En inderdaad
stonden we voor een aardig boeren-
menschje met 't haar erg a la Cléo,
welk kapsel eoi de opgestroopte mou
wen veel leek op groote-wasch-toilet.
Neen, d'r maai was nog niet thuis
uit Medemblik, maar Pieter, die in
den „Tempel" een lachwekkend hy.
perbolisme voor de eenvoudige boe
renwoningen woonde wel. Maar die
kon nou wel op 't land wezen, omdat
ze deu heelen dag nog geen slag had-
Kiau uitgevoerd, zoo druk als ze 't
toch hadden met 't al maar weer ver
tellen van de gebeurtenissen op den
spoordijk.
Een der kleine bengels, die den
„vreemden ininsch" al van 't begin
van zijn omzwervingen door Opper
does, ondanks 't verbod in de Sta
kingswetten-1903, „hinderlijk" had
den gevolgd en nu 't gangetje langs
Kobus' huis in aangroeiende kara
vaan belegerden, werd naar Nieltje-
buur gestuurd om Pieters huidige
vindplaats op te sporen. Maar Pie
ter had 't ai in den neus gekregen,
dat ze 'm „uutvraogen" kwamen en
dies stond hij voor me, nog wat
verlegen met de gewichtige positie
van plotseling tot held gepromoveer
den boerenzoon.
Pieter Bos, een tamelijk tengere 34-
ja-rige, naar t uiterlijk een alle-
daagscli wezen uit den boerenarbei-
dersstand, maakt nu niet dadelijk
den indruk van zoo verschrikkelijk
parmantig te zijn. Zijn portret is
spoedig gesclietst. Zongebrand gezicht
met kalm-grijze oogen, waaronder de
wang-jukken scherp teekenen. 't Ver
dere van 's mans gezicht, was in
voortdurende deining van links naar
rechts en van rechts, naar links. Denk
nu niet, lezer, dat dit een zenuwach
tige beweging was. Do oorzaak schuil
de eonyoudig in een zeker kruid, dat
gij en ik liever in den vorm yan si
gaar of pijp-inihoud zoudt gebruiken.
Enfin, de man had z'n pruimpje wel
verdiend na den avond van gisteren.
Als 't verdere van Pieters voorkomen
u nog belang inboezemt, dan vertel 'k
er bij. dat de bovenlip knevelloos was
en de kaken een kort-gemaaid stoppel
veld droegen.
Verder bad hij een pet en een
bruin pilowpak, terwijl een paar
klompen 'k geloof, dat H zijn Zom-
dagsch waren vanwege 't fotografee
ren zijn entourage voltooiden.
't Begin van m'n interview was
nret zoo heel gemakkelijk. We ston
den daar zoo in 't tuintje me
aantal Opperdoezers om ons heen,
daar die toch niet moe worden tel
kens en telkens weer 't heldenstuk te
hooren vertellen. En ze leefden er
zoo ia moe. dal 't telkens waa-Zee
die dat niet, en heeft-ie 't ook niet
daarover gehad?" Daarbij kwam nog
's mans gouwspraak, waarin je eerst
een beetje thuis raken moest, door te
later herhalen en nog eens te herha
len doch toen ging 'i ook vlotter.
WAT PIETER BOS VERTELDE.
'k Lei al in mien bed, aldus ving
Pieter aan, toe 'k om ne'n ure tege
de schoitinge hoore klaoppe. 't Waos
van de burremèster, die liet vraoge
o' me oi> den oitkèk wilde ga' om te
koike o' Frans nèt hiertoe kaom. Ze
hadde al ien hieleboel uut 't dorp e'-
vraogd, maor niemand dorstte. En
toe ben ik e' me broer Kaobus 'egaon.
't Was toe tien ure...
Toen vertelde hij over de eerste ge
beurtenissen op den spoordijk. Hoe
Frans, nog in ondergoed, langs den
dijk was gekomen, en hoe ze toen al
•dadelijk er op af warcai gegaan
maar Rosier was toen plotseling ver
dwenen. Later bleek t ,dat hij in hot
„boetje" (schuurtje) zat. Toen hadden
ze hem ineens weer gezien, al maai
been en weer loopend op 't land van
Klaas Groote, blijkbaar bevreesd
voor de koeion, die daar liepen. Do
vluchteling had toen, behalve de gis
teren vermelde kleeren, een jekker
los over de schouders, en een paai*
veel te groote lage schoenen aan zijn
voeten. Bovendien had hij zich van
een stuk zakkengoed een das om den
hals gedraaid.
„Kèk dèr is-tiehad Kobus zijn
broer in 't oor gefluisterd en deze
eenige oogeublikken later„Noe is
t-ie op den spoordiekToen vlogen
we als leeuwen'op hem af, meneer",
betoogde Pieter, en wees hoe Rosier,
nadat zij hem aangeroepen hadden,
met zijn klauwer (een soort hark)
een gebaar maakte alsof hij een go-
weer aanlegde. „Maor we wazze vast
niet bang, ook al riep-t-ie „Stao of 'k
schiet 1"
Toon volgde de korte jacht. Als een
beschonken e achterover tuimelend,
zakte Frans te haJver lijf in de sloot,
maar hij wilde toch nog een klap ge
ven met zijn hark. De broers waren,
hem echter te vlug af. Kobus, die eerst
een gewoon latje bij zich had, greep
een draagstok, (waarmee 't zaad
wordt gedragen) van een meter of
vier lengte en ging Rosier daarmee
te lijf. Hij raakte hem echter niet,
want de stok kwam met een geweldi
gen slag vlak achter Rosier in het
water terecht.
Pieter was iatusschen over een
dichtbij zijnd vlondertje over de sloot
gegaan en viel Rosier van dien kant
met zijn hooivork aan. Toen riep
Pieter „Wie beai jij, ben jij Frons?
waarop de man in de sloot met een
vloek: dat zeg 'k nooit; 'k ben
een patiënt 1"
„O, dan ben jij die beruchte Frans,
versta je dat 1" had Pieter uitgeroe
pen. Frans vloekte daarop weer,
waarop Kobus hem toebeet: „Als je
nou je mond niet houdt, dan haal 'k
't (hij hl3ld hem zijn geopend zakmes
voor) er zoo door...."
In deze positie, steeds half in het
water staand, en ontwapend, kon de
vluchteling niet veel meer doen. En
toen hij dan 't mes links zag flikke
ren, rechts de punten van de hooi
vork op zijn keel gericht werden 'k
Zal goed richten, had Pieter gedacht
en de laatste hem daarbij nog met
de linkerband in den strot pakte,
beet Rosier hen toe„Wanneer ik in
mijn volste kracht was, dan worstel
de ik jelui alle twee in de sloot, al
waren 't er drie zoo als julliemaar
'k ben nou moe, 'k heb in vijf 1) da
gen niks te vrof te zgehad
en dan weetje hoe 't met je gesteld is!'
die nachten gezeten. Medemblik was
in rep en roer. Jij ken goed schuil-
vink spelen!" Frans antwoordde
daarop: ,,'k Heb in hoeken en holen
schuil gezeten, maar waar zal 'k
maar niet zegge!" Hij werd nu heel
spraakzaam, klaagde erg over de
kou, die hij geleden had, bevestigde
twee dagen lang in de directeurswo
ning geweest te zijn en vertelde over
z'n ontvluchting, dat ze hem nog had
den vast willen pakken, maar voegde
hij er met een lachje aan toe: „Fran-
sie was weg!" Hij had nog gezien
dat een zijner makkers een verpleger
zulk een slag gaf, dat deze lang uit
achterover viel. Toen, doelende op
't overklimmen van 't hek in den
Noordertuin, op welk oogenblik hij
enkel nog maar een onderbroek aan
had, zei hij spijtig: ,,'k Bleef van ach
ter met m'n broek aan een punt ha
ken. Toen was 'k gesjochte, want ik
had loeu niks meer aan!"
Zoo oploopend was het drietal een
timmermansknecht Putting uit Op
perdoes achterop gekomen, die heel
verbaasd keek, zooals hij nu in het
tuintje bij Bos vertelde, over den man
met z'n vreemdsoortig gewapend ge
leide. „Hé jullie 'm Piet", riep hij al
uit de verte, „hóu 'm dan, laat dat
kr... niet gaan!"
Al was ie nog zoo sterk, los laat
'lt hem nooit meer, gaf Kobüs tot be
scheid. Dat vertoornde den gesnapte.
„Jullie motte nou zoo'n lef niet
hebbe", barstte hij uit, „want as 'lt
in m'n kracht stong, dan kon 'k jul
lie alle drie wel an; 'k zou jullie in
de gracht slingeren. „Wie is die
man", informeerde hij nu en toen
men den naam genoemd had, gromde
hij wat, maar werd toch dra veel
kalmer. Hij vertelde, blijkbaar niet
zonder welgevallen, dien avond tus
schen Medemblik en den Spoordijk
vijf grachten te hebben overgezwom
men.
Waarschijnlijk was hij bang voor 't
volk te Medemblik, want toen e rkort
daarop twee personen voorbijgingen,
vroeg hij hen: „Zeg, menschen, jullie
vertelt toch niks in de stad, daar
hebben ze niks mee noodig". Ook
droigde hij, niet voort te zullen gaan,
als zijn geleiders hem door Medem
blik brachten. Pieter beloofde toen,
dat ze achter de katholieke kerk en
langs den Groenensingel naar het
gesticht zouden gaan.
„Dat vind ik goed", was zijn ant
woord.
Eigenaardig genoeg verzekerde
Rosier nog niet krankzinnig te zijn.
„Denk jullie, dat ik gek ben?" vroeg
hij. En antwoordde zelf dadelijk:
Net zoo miu als een van jullie drieën!
Daarom wilde hij 't gesticht uit. ,,'k
Wil uit dat krot vandaan," zei hij
met nadruk, ,,'k Wil naar Leeuwar
den. 'k heb 18 jaar op de plank (18
jaren straftijd) en in Medemblik
schiet 't niks op; in Leeuwarden
schiet 't eiken dag op!" Toen in een
neerslachtige bui: ,,'k Wou dat jul
lie me maar dood gemaakt hadden!
Maak me maar dood; 'k geef om het
leven niks meer!" Neen, had Kobus
gezegd, „we maken je zoo maar niet
dood." En Pieter had er sarcastisch
bijgevoegd: „We magge geen mensch
vermoorde. Als jij niks doet, zulle we
Nou goef 'k me genadig aan jullie fc jou. niks doen; maar, dreigde hij, as
over...." ja begint op te spele, d#n is hooi
vork en mes je lot. En as je nou
Kobus hem vast pakkende in do
schouders en Pieter zijn hals klem
mende tusschen zijn fiksche werk
manshanden als in een schroef,
trokken hem nu uit 't water op het
weiland.
Daarbij ging een van Frans' schoe
nen verloren. Hij weigerde nu voort
te loopen, als hij niets aan zijn bloote
voet kreeg.
Pieter gaf hem daarom zijn
klomp, zoodat hij zelf op één klomp
en één kous den weg naar 't gesticht
moest afleggen. Onze zegsman ver
trouwde den gevneesden vluchteling
niet en zei daarom: „'k Zal je handen
vastbinden."
„As je dat doet, verzette Rosier
zich, loop ik geen pas meer." Toen
lieten ze hem maar ongebonden,
doch pakten hem extra sterk beet,
hun wapens op hem gericht houdend.
Onderwijl waren ze op den weg naar
Medemblik gekomen. Kobus had al
dadelijk gevraagd: „Waar beb-ie al
1) Rosier blijkt den tel kwijt te zijn:
hij is maar vier tfagen in vrijheid ge-
kalm blijft, brengen we je knappies
thuis."
„Dat vind 'k goed", had Rosier
weer geantwoord.
Toen was Frans weer wat opge
monterd en begon hij zelfs te schert
sen. „D'r zal voor jullie wel een
•vaatje bier overschieten" grapte hij.
„Dan hoop 'k", oolijkte Pieter terug,
dat jij er dan bij bent, dan zullen we
't met z'n drieën leeg drinken!"
Op dit oogenblik was het viertal bij
den hoofdingang van 't gesticht ge
komen. De portier keek of hij mal
was, toen hij Rosier zoo voor zich
zag. Hij deed de hekken open en liep
op een draf naar den directeur: „In
den tuin pakte een veldwachter hem
beat, gelijk we reeds seinden. Frans
trapte toén achteruit en schreeuwde:
„Deze twee hebben me gepakt en
hebben me beloofd tot de deuren te
brengen, dat moeten ze doen ook!"
Daarna weigerde hij een woord
meer te spreken. Hij liet zich gewil
lig in de wachtkamer brengen, waar
de directeur, geneesheeren eoi verple
gers met een hoezee binnenstormden.