AARLEM'S DAGBLAD.
TWEEDE BLAD,
WOENSDAG 9 8EPTEMBES 1908
Politle-honden.
politiehonden hebben bij de "op-
ring van Rosier een goeden in-
ik gemaakt, schrijft 't „Hbld." Zii
chten de vervolgers ten slotte wel
(l bij den gezochte, maar de angst
)r de honden, die Frans immers
•de en zag manoeuvreeren, zal
zeker niet in de laatste plaats
iben opgejaagd. De dieren alle
groote, energieke herdershonden
•aren uitmuntend gedresseerd en
inder gehoorzaam.
'ij herinneren er aan, dat de Ge*
ienteraad van 's-Gravenhage in
voorjaar een bedrag voor een
lef met een zestal politiehonden
leerde. Na bespreking met den
jrzitter der Nederlandsche Politio-
jid-Vereeniging, den beer Kessler,
rd deze bereid gevonden zich te be-
jten met de levering der bedoelde
pden i daartoe werd hij gesteund
j>r twee medeleden, die on zich
jnen, elk een of meer van net zes-
I te dresseeren. Persoonlijk ver-
ad zich bovendien de voorzitter, de
jr M. Kessler, om de agenten, die
jden worden aangewezen, om met
E honden te werken,, daartoe ge-
op te leiden, hun te leeren, elk
H den hem toegewezen hond om
gaan, zulks uit overweging, dat
at in de goede samenwerking van
ad en geleider, tn de juiste behan-
ling van eiken hond, het zwaarte-
pt ligt van de waarde van den po-
pond.
)a eerste dezer politiehonden deed
jongs een langdurig grondig exa-
ïi voor den hoofdcommissaris van
Ütle en den heer J. 0. Gijsbertl
denpijl van Hodenpi& die als
Jkkundig adviseur den heer Ver
eg ter zijde staat,
)eze hond voldeed toen uitstekend
jwerd als eerste politiehond door
Haagsche politie overgenomen.
I dier is „Herta", waarmee achter
Jas Rosier is gewerkt,
terecht werd destijds reeds opge-
jrkt, dat het niet te verwachten ls,
elk oogenhlik melding zal zijn te
(ken van heldendaden van dezen
jitiehond. Ten eerste moet de nieu-
geleider geheel worden ingewijd
jdo lang niet. gemakkelijke kunst,
i den hond te leiden, uit zijn dres-
ir het grootst mogelijke nut te
leken en te zorgen, dat de hond
jt wordt bedorven. Ten tweede
iet de hond zelf gaan gewennen om
p konnis aan te passen aan de uit-
jfenlng van zijn beroep. En ten laat-
vverkt de politiehond veel meer
jventief dan door werkelijk ingrij-
j. De leden van de zwarte bende
perken alras, dat zij minder vel-
izijn. in hunne schuilhoeken, dat
one kunstjes, om de polltiediena-
I te misleiden, niet meer opgaan
dat vluchten, wanneer zij ontdekt
1, eenvoudig onmogelijk wordt. Zij
m dientengevolge het terrein,
ar één of meer politiehonden ar
den, ontwijken zulk een buurt of
k wordt veiliger. De gevallen,
larin een politiehond gelegenheid
rdt gegeven, om van zich te doen
pken 4por een schitterend wapen-
f, zijn minder talrijk dan men wel
denken.
'ij hebben intusschen bij de klop-
rit op Rosier ervaren, dat politie-
aden van groote beteekenis kunnen
0. Krankzinnigengestichten zul-
wei doen er zelf een aan te schaf
te „Tel." heeft een interview met
jdresseurs gehad. Wij ontleenen
jruit het volgende i
te drie honden, die aan het werk
ren, hebben schitterende bewijzen
hun prachtige dressuur gegeven
;men kan den burgemeester van
Jravenhage, die „Hertha" afstond,
den heer Steyns, te Roosendaal,
«eigenaar is van den kranigen
èrmanicus", niet dankbaar genoeg
1, voor hun welwillendheid in de-
let den heer Kessler, die al deze
dagen, met den heer Rothpletz, dag
en nacht in t touw is geweest, had
den wij het volgende Interessante on
derhoud over de verrichtingen der
drie honden.
Vraag „Zijt gij tevreden over het
werk uwer honden
Antwoord „Meer dan dat. De hon
den hebben prachtig werk geleverd,
dat bovendien later is gebleken, zeer
betrouwbaar te zijn geweest.
Bij t nagaan van de nadere bijzon
derheden der vlucht, zal men zien,
dat de geheele geschiedenis ran de
ontsnapping, alle gangen van Rosier,
door de honden zijn aangeweEsa, en
deze de directe aanleiding j$n ge
weest, der aanhouding deo1 .^broe
ders Bos. Aan de groot* welwillend
heid van den burgemeester en den
hoofdcommissaris van politie van
Den Haag, is men tn Medemblik zeker
grooten dank verschuldigd.
Vraag i „Waar en hoe gaven de
honden bewijs van hun betrouwbaar
heid
Antwoord>rfteedu terstond,. na
onza aankom&I OP Kondagavona., vrij
hebben toen met „Hertha", den
Haagschen politiehond, en „Prins",
't eigendom van den inspecteur Roth
pletz, op den zolder van de directeurs
woning gewerkt. Dft waarschijnlijk
heid bestond, dat Rosier daar had
vertoefd, gegrond <yi> de vondsten in
uw ver-slag vermeld. 'Jet stond echter
nog in het geheel nle-t vast, dat die
logé Rosier das geweest. Dat nu be
wees „Hertha". Toen haar op den
zolder was lucht gegeven aan de
kleeren (onderbroek) van Rosier, nam
„Hertha" terstond dat spoor op. en
wee® de gevonden voorwerpen aan.
Ten slotte bevestigde zij bij het hoog-
gelegen tuimelraam, waardoor men
meende, dat Rosier het huis had ver
laten, deze meening door ook aanwij
zing te doen Yan de plaats, waar Ro
sier den voet in een luchtgat moet
hebben gezet, om dat tuimelraam te
bereiken."
Vraag„Hoe ia Rosier dan i
1 vlucht uit de directeurswoning
Antwoord„Hij is door het tui
melraam op een balcon, en vandaar
op het uitgebouwd glazen voorpor
taal der voordeur geklommen, van-
1 waar hij op den grond moet zijn ge
sprongen. De wingerd toonde al-
l thans geecr; beschadiging, maar vlak
bij het huis te dier plaatse nam „Her
tha" lucht en voerde mij, (de heer
Kessler. die „Hertha" voerde, spreekt
Red.) in snel tempo naar de schut
ting ter zijde van den tuin. Daar nam
ik den hond meo terug, en bracht
haar weer op het punt van uitgang,
na opnieuw xe hebben lucht gegeven.
Wederom bracht „Hertha" mij ter
stond naar dezelfde plaats. Nu stond
het vast, dat Rosier daar over de
schutting moet zijn gegaan."
Vraag„Daar liep dus de zaak
voor u mis
Antwoord „Weineen I Sen braaf
politiehond staat voor geen schut
ting."
Vraag„Gingen de honden daar
dan over Waar kwamen zij toen T'
Antwoord„Voorafgegaan door
inspecteur Rothpletz, die als goed
dresseur en höndenllefhebber zijne
dieren niet onnoodig in onbekend ge
vaar brengt, gingen „Prins", die nog
steeds op non-actief werd gehouden,
en „Hertha", met hun menschelijk
gevolg over de schutting en kwamen
terecht op een soort tuimje, tegelijk
bleekveld, bezaaid met hoender-, ko
nijn-, kippen- en geitenhokken j ler-
reintjes, zooals de lileine arbeiders
woningen zoo vaak hebben. Daar
ging echter alle spoor verloren, ten
gevolge van het drukke geloop, dat
daar sedert de laatste 24 uur was ge
weest. Wij meenden, dat de zaak
verloren was, toen opeens „Hertha"
weder lucht kreeg in een smal gan
getje, tusschen de woninkjes, en
daardoor naar de straat snelde, met
ongeduld wachtend, tot haar de deur
was ontsloten. Langs de tuinschut
ting volgde zij een vijftigtal meters
het spoor, om dan opeens de straat
over ie steken en schuin over den dijk
naar de haven te snellen. Daar ein
digde het spoor geheel aan den" wa
terkant. 's Nachts te half drie gaven
wij toen den dieren rust.
Vraag „Een welverdiende rust I
Hadt u toen de zaak opgegevenT
Antwoord i „Neen. Maar wiJ wil
den om 5 uur bij daglicht met fris-
sche honden onze pogingen opnieuw
beginnen. Toen juist bleek de be-
(louwbaarheid van „Hertha's" speur
zin zij nam in den tuin der direc
teurswoning en wederom verder op
1' de straat hetzelfde spoor, tot aan de
haven.
Vraag „Onze verslaggever ls toen
's morgens ook met u mede geweest
op het oude spoor, dat reeds vóór 4
dagen door Rosier was gemaakt, bij
zijne ontvluchting. Dacht u werke
lijk, dat dit oude spoor nog zou kun
nen worden gevonden
Antwoord „Neen, wij twijfelden
daaraan sterk, anders waren wij ze-
i kor daar begonnen met het werk.
Maar de stoutste verwachtingen wer-
den overtroffen. Ongeveer op de plek
gebracht, waar Rosier over het hek
was gevluoht, ham „Hertha" inder
daad spoor op. „Hertha" werd ook
nu wederom gebruikt, omdat zij
door haar voorafgaand werk het best
lucht van den vluchteling zou kun
nen herkennen terwijl „Prins", met
i het indrukwekkend voorkomen, in
j handen van inspecteur Rothpletz,
haar op den voet volgde, om ingeval
van nooc zijne hulp te verleenen en
J de arrestatie te kunnen uitvoeren,
I die natuurlijk niet door den heer
Kessler, als burger, kon geschieden.
„Prins" had bovendien dw taak, om
de al te nieuwsgierige burgerij op r
een afstand tv houden en deed dit i
Iveel afdoender dan tien politieman- i
I nen. Onder geleide van den huis- t
meester voerde nu „Hertha" ons niet j
naar de haven, die men steeds had
t verondersteld, dat door Rosier was
overgezwommen, maar naar een zij-
- uitgang, vanwaar het in voilo vaart
over weiland raar de straat en aan
de andere zijae in bouwland voerde.
r Daar stuitte hei spoor op bebouwde
kerfjes, aan eene breede vaart. Te on-
jgeveer 7 uur eindigden wij."
Vraag „Is u nu wel zeker, dat de
door u bedoelde „opgenomen sporen"
ook inderdaud juist waren Hos1
weet u dat V Konden de honden u
niet cup een geheel verkeerd spoor
hebben gebracht
Antwoord„Wij zien, daar wij
onze honden in hunne eigenaardig
heden dooi en door kennen, omdat
wij hunne opvoedig hebben gegeven,
aan de wijze, waarop de hond werkt,
of hij zeker is van zijne zaak of niet.
De leek merkt dat niet opook zal
elk dresseur, hoewel hij meer oog
heeft op het werken, toch eerst goed
een hond in zijn'werken begrijpen,
als hij den hond eerst heeft bestu
deerd en lang met hem gewerkt."
Vraag „Dus een stellig bewijs
ontbrak u
Antwoord „Tot Maandagmorgen
ontbrak ons het voor derden over
tuigend bewijswij echter waren
overtuigd. Maar Maandagavond
kwam, op verzoek van u, ook de be
kend© „Germanicus", van den heer
Steyns, uit Rosendaalde eigenaar
kon den hond niet zelf vergezellen,
maar daar ik (de lieer Kessler
spreekt. Red.) „Gerinanicus" goed
ken en reeds vroeger met hem heb
gewerkt, had de heer Steyns geen
bezwaar, hem mij toe te vertrouwen.
„Germanicus" nu werd, ter oontröle..
op al êe bovengemelde sporen ge
bracht en werkte die volkomen op
dezelfde wijze uit ö!b „Hertha" op
dezelfde plaatsen het spoor verlie
zend. Daarbij was intusschen ook ge
bleken, dat Rosier op een der werf
jes, waarheen alle honden ons had
den gevoerd, een boezelaar had weg-
gonomen, die was terug gevonden op
den zolder van de directeurswoning.
Daarmede was feitelijk nu ook de
juistheid aldaar en hier bewezen.
„Hertha", wier voet reeds eenlge
te voren wat pijnlijk was ge
worden door eene kleine verwon
ding, kreeg nu rust, en „Prins" en
„Germanicus" werden belast met hei
zoeken in den avond van 7 Septem
ber.
Uw verslaggever zal wel reeds de
bijzonderheden hebben vermeld hoe
Rosier werd gezien en door ons, op
hei alarmsignaal der beambten aan
gesneld, in snellen gang vervolgd
hei oversteken van het water, enz.
Ook, hoe het kranige werk van „Ger-
manieus", voor wien wij, dresseurs,
bewondering hebben en die bijna
even zeker speurhond is als de Haag
sche „Hertha", door de inmiddels te
hulp geroepen „Hertha", die nu wat
uitgerust was, werd overgenomen,
met het bekende resultaat."
Vraag „Hoe komt het toch, dat u
„Hertha" van het spoor hebt afgeno
men, toen zij Rosier in de richting
Opperdoes over het koolland wilde
volgen Zij toonde toch, door haar
vrij willigen, sprong over het hek in
dat land, en haar werk, daar, dat zij
daar wat meende te vinden."
Antwoord „Dat is te wijten aan
de houding van een deel van het pu
bliek in het algemeen, en een samen
loop van omstandigheden hier in het
bijzonder. Voortdurend drongen ont
zettende monschenmassa's om ons
heen, en had „Prins" werk, orn door
dreigementen genoeg ruim baan te
maken. Dat dringen maakte de hon
den zeer zenuwachtig, zoodat het
werk onrustig werd. Daarbij" kwam,
dat „Hertha" nog In het bijzonder
werd afgeleid door naderende boo
ten toen besloten wij eerst naar het
gesticht terug te keeren, om opnieuw
daar in den tuin het spoor op te
nemen, en tevens daar nog eerst het
terrein af te zoeken. Een ongerust
landman hield ons nog op, met het
verzoek, tot onderzoek zijner schuur,
waarin hij meende, dat Rosier kon
zijn,-omdat een der ramen was ver
broken. Daar trad „Prins" onver
vaard binnen, ei. berichtte, dat er
geen spoor of schaduw van oen in
breker was te vinden, noch in hei
hooi, noch op de vliering.
Rosier, die door onze achtervolging
door het koolland was gedreven, ont
kwam dus aan bot lot, ook door de
honden, die zoo trouw aan zijn hielen
hadden gehangen, te worden ingere
kend, door in handen te vallen van
de in hinderlaag liggende Opperdoe-
sers.
Het zou voor de brave viervoeters
zeker aardiger zijn geweesi., indien
de houding van het publiek hun .op
het laatste oogenölik niet die glorie
had ontnomen. Maar, dat zij on
schatbaar werk van hooge waarde
hebben geleverd, dat ligt klaar voor
ieder, die den gang van zaken heeft
gevolgd."
Stadsnieuws
Bo; d van Ned Onderwijzers
i De afdeellng Haarlem van den Bond
van Nederlandseho Onderwijzers had
Dinsdagavond in do Veieeniging een
openbare vergadering belegd, die
behalve door een 250 onderwijzers em
onderwijzevaasen werd bijgewoond
door verschillende autoriteiten, ouder
wie wij opmerkten de heer en Mr.
Thiol (wethouder van onderwijs), De
Break en Dr. Kruseman (wethouder)
Dr. v. Cl. Berg, Levert, Modoc, Grave-
stein, Middelkoop, Schram, (raadale-
j dan), P. H. v. d. Ley (directeur der
Rijkskweekschool en voorzitter van de
plaatselijke commissie van toezicht op
het Lager Onderwijs) en F. Netscher
(wethouder van onderwijs der ge
meente Velsen).
Deze aanwezigen, inzonderheid de
autoriteiten, werden door den voorzit
ter, den lieer Bouraa, welkom gehee-
ten.
't Allereerst werd het woord ge
voerd door den heer Th. M. Ketelaar
(lid der Tweede Kamer en schoolop
ziener in het arrondissement Hilver
sum), die de quoestie van
DB GEHUWDE ONDERWIJZERES
behandelde.
Verschillende gemeenten hebben
aldus ving de spreker aan
getracht verordeningen vast te stel
len, om de gehuwde onderwijzeres uit
de school te bannen. De bewoordin
gen der wet zijn echter zoo duidelijk,
dat het nog niet gelukt is, dit te be
werken. Steeds hebben Gedeputeerde
Staten of anders toch de Kroon zoo'n
verordening vernietigd. De wet wil,
dat e 1 k ontslag opzlchzelf wordt
behandeld en door den Raad wordt
beoordeeld, en wil geen bepaald feit
gesteld zien, als argument voor hot
ontslag.
Maar, nu hebben de voorstanders
van het ontslag der gehuwde onder
wijzeres ik bewonder hun sleeht-
geplaatste slimheid l een nieuw
middel gevonden om hun doel te be
reiken. De Raad van Rotterdam heeft
getracht bij wijze van een motie een
verordening ln het leven te roepen. In
deze motie werd door den Raad de
wansehelijklieid uitgesproken, dat het
in het ailgemeen dat ls erg alge
meen I wenschelljk ls, dat de on
derwijzeres bij haar huwelijk ontsla
gen wordt, 't Gevolg ls geweest, dat
B. en W. voorstelden drie gehuwde
onderwijzeressen te ontslaan, welk
voorstel door don Raad werd aange
nomen. Misschien wordt iai deze nog
een beslissing van de Regeering uit
gelokt, want er is vernietiging van
dit Raadsbesluit gevraagd.
Ook Haarlem tracht de gehuwde on
derwijzeressen uit de school te ban
nen. Zou het Haarlemsche Gemeente
bestuur er in geslaagd zijn, de too-
verforniule te vinden, om de wet te
ontduiken
Dat dit in Haarlem gekomen is,
heeft mij verwonderd. Haarlem de
historische veste. We herinneren ons
Kenau Hasselaar (gelach-) en nu
waardeert men in Haarlem de vrouw
zoo weinig, dat men haar bij haar hu
welijk wil ontslaan. Men aan wel
zien, dat de man, die deze bepaling
ontworpen heeft, geen Haarlemmer ls.
(Gelach).
De quaesiie is van twee kanten te
beschouwen. Ie. Moet de gehuwde on
derwijzeres in de school toegelaten
worden, en 2e. Is het onder de tegen
woordige wetsbepalingen in den haak
dait de gehuwde onderwijzeres uit de
school wordt gebannen?
Spieker ging de toelichting van het
Rotterdainsche Raadsvoorstel uitvoe
rig en critisch na. De hoofdzaak van
deze oritiek was, dat spreker meent,
dat de gehuwde onderwijzeres in de
school niet minder is, dan de onge
huwde. Integendeel is bet hem in zijn
practijk èn als onderwijzer èn als
schoolopziener herhaaldelijk geble
ken, dat sommige onderwijzeressen
n a haar huwelijk beter voor de school
en voor de kinderen waren, dan daar-
Ik heb den grootsten haat tegen al
die verordeningen en moties aldus
vervolgde de heer Ketelaar dat on
voorwaardelijk wordt aangenomen,
dat de onderwijzeres na haar huwe
lijk niet meer voor de school deugt.
O, ik ontken niet, dat sommige on
derwijzeressen na hun huwelijk min-
d3r geschikt zijn, maar daarom be
hoeft men n'et alle gehuwde onder
wijzeressen te ontslaan. Ik zou er
niets tegen hebben, als een Gemeen
tebestuur kwam met een voorstel om
een gehuwde onderwijzeres te ont
slaan, omdat ze minder geschikt is.
Maar, dat kan en moet bij
eiken onderwijzer en elke onderwijze
res, gehuwd of niet gehuwd, geschie
den. Komt echter zoo n Gemeentebe
stuur met zoo'n voorstel, dan zal ik
.ecsrst onderzoeken, of liet juist is, dat
die gehuwde onderwijzeres minder ge.
schikt is, geheel afgescheiden van de
vraag, of zij gehuwd of ongehuwd ia.
De voorstanders van het ontslag ko
men met allerlei fabeltje®. Do gehuw
de onderwijzeres kan geen goed on
derwijs geven, als thuis een kind ziek
ligt. Volkoman waar, maar de man?
Als de vader een ziek kind heeft, xaj
hij het geheele hoofd bij zijn werk
hebben Dit argument is dus niets
minder dan een beschuldiging aan de
vaders. De gehuwde onderwijzeres
heeft huiselijke zorgen en daardoor
lijdt het onderwijs. Heeft de vader
geen huiselijke zorgen
De gehuwde onderwijzeres ver waar»
loost haar huishouden. Men onder»
zoekt niet eerst, hoe de huiselijke om,
standigheden zijn of het huishouden
wordt waargenomen door een zuster,
enz. Bovendien zijn de huiselijke zor»
gen van de moeder veel verminderd
en vergemakkelijkt; denkt aan de
naaimachines, aan de geconserveerde
groenten. (Gclaoli.)
Er is onder de vrouw een streven
om zich te emancipeeron. Welnu, dat
zal men niet tegengaan door alle po
gingen, oin hot de gehuwde vrouw
moeilijk te makon. (Applaus).
Spreker concludeert dus, dat het
niet geweuscht ia de gehuwde onder
wijzeressen uit de school te banueu.
Dit is onder de tegenwoordige wets
bepalingen ook niet geoorloofd.
Heeft het Ministerie-Kuyper 1901—
1905 't niet duidelijk uitgesproken,
door bepalingen te maken voor liet
verlof van gehuwde onderwijzeressen?
De wet kent de ouderwijzere® het
recht toe onderwijs te geven, en er
wordt geen bepaling bijgevoegd, dat
zij deze bevoegdheden verliest bij
haar huwelijk.
Dat de gemeentebesturen nu trach
ten de gehuwde onderwijzeres aan
den kant te zetten, is niet in den
haak. De gemeentebesturen willen
dan lioogere autoriteiten zijn dan de
Rijkswetgever.
Wil men, wil de Haariemsehe Ge
meenteraad, de gehuwde onderwijze
res ontslaan, dan moet hij den Rijks-
wetgever verzoeken de wet te wijzi
gen.
Zooals het Haarlemsche Gemeente
bestuur de verordening nu heeft ont
worpen, is zij ook in strijd met de
wet. 't Artikel is wel heel knap gere
digeerd, maar or staat toch eigen
lijk niets anders in, dan dat de ge
huwde onderwijzeres ontslagen moet
worden.
We hopen van harte, dat Gedepu
teerde Staten van Noord-IIolland zul
len wedgeren deze verordening goed te
keuren. Maar, 't moet niet uoodig zijn
dat Ged. Staten er aan te pas komen,
de Haarlemsche Raad moet de veror
dening niet goedkeuren. Laat de
Raad toch zoo'n zonderlinge bepa
ling niet goedkeuren, Haarlem is al
genoeg berucht door z'n Haarlem-
schetn Frans. (Gelach en applaus).
Hierna besprak de heer- J. J. La-
mers (lid vun het Hoofdbestuur van
den Bondl do
SALARISREGELING.
Spreker schetste eorst de hoogst
moeilijke taak van den onderwijzer,
waarom het noodzakelijk is, dat hij
zóo'n salaris ontvangt, dat hij be
hoorlijk kan leven.
Helaas, hebben de onderwijzers
nog veel te klagen. Er moeten nog
vele verhoogingen komen, wil het ge-
wenschte bereikt svorden.
De wet-Rink heeft der gemeenten
de geldmiddelen verschaft om de
jaarwedden van do onderwijzers te
verbeteren. Nu zeggen B. en W. wel,
dat de gemeente niet verplicht is,
dat meerdere geld voor de onderwij
zers te besteden, zoodat het een goed
heid is. Dit acht spreker onjuist, op
de gom een teil ligt de zedelijke en mo-
reele verplichting, om het geld aan de'
onderwij zeis te geven.
Haarlem is schijnbaar erg royaal.
Het Rijk geeft f 9üOU en de gemeente
geeft aan de onderwij zers f 10.000, dat
is f 1000 meer. Maar 't is schijnbaar,
j de overgangsbepalingen zullen in de
toekomst ten gevolge hebben, dat de,
j gemeente door de nieuwe regeling
veel minder dan 9000 zal hebben uit
te betalen.
E'en stem Geef cijfers I
Spreker Daarvoor is liet niet hier
)nz@ Lachhoek
EEN HELD ZONDER HET
TE WETEN.
Wij Marseillanen, zeide Rouvenar-
63, worden dikwijls bespot, ge weet
door de Noordelijken, die ons
jotsprekers en overdrijvers noe-
fl. Dat is pure laster. In werkelijk-
Id zijn er zoo weinig praatjesma
rs in het Zuiden, dat wel verre van
bluffen op nooit gebeurde dingen,
I heldendaden doen, zonder het zelf
bemerken.
k zal u een avontuur vertellen, dat
zelf overkomen is en dat lk u zal
dedeelen om den eenvoud te toonen
tn wij zelfs in de meest tragische
istandigheden behouden. Het was
óige maanden geleden ln Marokko,
t ik deel uitmaakte van de troepen
Dr Casablanca. Ik had wacht, eens
jeeai avond, met mijn compagnie
|r de poorten der stad wij hielden
plijf in een verlaten huis. waar wij
8 gemakkelijk geïnstalleerd had-
p. Tegen middernacht werd het
jn beurt de^vacht te betrekken,
jten bracht mij niet ver van daar in
j soort veld, bedekt met eenige zeld-
Ke gewassen en men waarschuwde
i, niet in te slapen.
)ie waarschuwing was overbodig:
I wisten allen, dal de Marokkanen
|jd rondslopen om hun wraak te
ilen. Daarom ook was het consigne:
t snurken.
•edurende eenigen tijd, minstens
I uur, gebeurde 8r niets bijzonders,
jgzarnerhand werd ik geboeid door
Schoonheden van den Afrikaanr
eu nacht, geleund op mijn geweer,
denkende aan het vaderland, toen
plotseling op dertig meters afstand
ie lichtende punten bemerkte...
1 begreep dadelijk mijn toestand,
keek oplettender en zag, dat de
w punten mij langzaam naderden,
pia hielden za opnieuw stil.
ieen twijfel meer. Het ls op mij ge-
ht Hier sterven, in den. bloei van
mijn leven, in een onbekend terrein in
Marokko, ik Rouvenargue3 Niets er
van. Rouvenargues wil Marseille te
rugzien.
Wat te doen Alarm maken Mijn
geweer afschieten Dat zou het voor
zichtigste zijn. Maar dat zou te veel
leven zijn voor zulle een kleinigheid,
Rouvenargues houdt niet van die din
gen. Hij zal alleen aan deze ver-
wenschte Marokkanen tooneni, dat
zijn huid er niet een is, waar men
portefeuilles van maakt
Ik blijf daar dus staan. Ik wacht.,
mijn vijand komt nader, hij denkt mij
te overrompelen. Ik beweeg niet. Ik
kijk naar de lichtpunten, die nu lm de
duisternis op twintig meter, op vijf
tien meter, op tien meter van mij af
zijn.... Ik neem nu een sprong en
stoot mijn bajonet tusschen de twee
oogen
Hij heeft zelfs niet meer den tijd om
papa te zeggen. Juist op dat oogen-
blik komt men mij halen. Zonder
Iemand iets van het voorval te zeggen,
ze:t ik mijn geweer ln het rek, leg me
neer en slaap in.
Eenige oogenbllkken later word ik
wakker. Alle kameraden staan om mij
heen en roepen als uit één mond
„Bravo, Rouvenargues I Leze Rou
venargues I
„Wat is er?" vraag ik, „wat heb
ben jelui me te zeggen. Wat ls er
„Wat er is antwoorden ze. „Kijk
eens daar."
Ze wijzen op het geweerrek. En wat
zie ik? U raadt het Ln geen duizend
keer I Er sit een panter aan het einde
van mijn bajonet.
Ik had een stuk edel wild gedood,
zonder het te weten. Welnu, ik wed
om alles, wat u wilt, dat Iemand uit
het Noorden, in mijn plaats, wanneer
hij slechts da snoet van een konijn
doorstoken had, het aan het heele
Fransche leger was gaan vertellen.
Wij, Marseillanen, wij zijn eigenlijk,
ziet u, wat men noemt, eenvoudige
monschen en doen meestal meer dan
«ij vertellen.
LIEFDESBRIEVEN.
Benijdenswaard is de geiukkige,
■die „een goede pein" voert of, zooals
het onder dichters heet, een „goeden
stijl" bszit. Gelukt het hem ook niet
altijd een prozaïschen uitgever te
krijgen, hij vindt toch menschen ge
noeg, die die edel© gave weten te
waardeeren. Een sprekend voorbeeld
hiervoor bood de dichter WillibaJd
MaikSfer .Hij was een buitengewoon
genie, en kon eenvoudig alle®. Zijn
schrijftafellade bevatte romans, no
vellen, schetsen, treur- en blijspelen
en natuurlijk een ontelbare menigte
gevoelige en diepzinnige gedichten.
Maar niettegenstaande dit alle® werd
de naam van Maikëfar eerst later be
kend. Dat gebeurde zoo.
Willibald Maikafer bevond zich
met de zijnen en andere bloedverwan
ten op het j aarlij ksche zomeruitstap-
je. Om den grooten dichter plezier te
doen, had men een werkelijk Ideaal
plekje uitgezocht. Maar, wat den
grooten kunstenaar slechts wonderen
openbaarde, bracht zijn anderen
bloedverwanten slechts eentonigheid,
vooral zijne schoone, levenslustige
nicht Liilll. Maar ze wist zich te hel
pen de bevallige niohL Ze zocht naar
'n amusanten jongeman uit, om mee
te flirten en had spoedig genoeg uit
de behalve den dichter aanwezige
bloedverwanten, een keuze gedaan.
Neef Willibald zalf had haar er bij ge
holpen, terwijl hij uitstapjes en sa
menkomsten bedacht.
Hij had zich als beschermengel
van beiden opgeworpen en was goe
dig genoeg, zijne werkzaamheid een
poosje te laten varen, als zijne be
schermelingen zijn bescherming noo-
dig hadden
Eens op een dag nu trad LUK
stralend van geluk op haren neef toe,
die juist dichtend onder een kastan
jeboom zat, en toonde hem een
briefje. j
„Van hem.H
Bot w«t» steöit» tjntoo rogrtj,
maar toch van hem.
„Hoor eena, Willibald", zei nicht
Lilli, toen de neef haar den brief te
rug gaf. „Je bent toch zoo'n knap
stylist, ik wou graag met een mooien
brief antwoorden."
„WU je, dat lk je helpen zal zei
Willibald. „Nu, met alle genoegen."
En Willibald Maikfifer schreef een
brie! Ach, wat was dat een pracht
brief. Het gansche van kuissche lief
de overvloeiende hart goot zich in
sierlijke letters op rose gekleurd pa
pier uit en Lüll behoefde haar naam
er maar onder te zetten.
Wie had zich behalve Willibald in
zoo'n teedere, gevoelvolle positie kun
nen verplaatsen Alleen hij. Want
hij kon eenvoudig alles. En toen hij
den volgenden dag achter oen doorn
haag zat en naar beneden in het dol
keek, toen trad in een flanellen cos-
tuum zijn vriend Arthur op hem
toe.
„Vergeef mij, dat ik je stoor", zei
hij, „maar ze heeft me een zoo won
dervol briefje geschreven en dat moet
je zeker lezen."
En Willibald los zijne eigen regels
boven den naam van Lilli, en uitte
zijn bewondering er voor.
„Welk een teedere brief', voegde
Arthur er bij, „dit gevoel en die
geestIk had het heusch nooit ach
ter haar gezocht, ze ls tn het gesprek
heel aardig, maar zóó I"
Willibald bloosde van schrijvers-
trots.
„Nu heb lk evenwel een verzoek",
ging Arthur voort. „Iemand kan
wel slimme zakenbrieven schrijven,
maar zijn innerlijke gevoelens in
poëzie uit te drukken, dat kan slechts
een begenadigd dichter, zooala jij.
Kunt ge geen echt gevoelvollen brief
voor mij schrijven
Willibald werd nog rooder. Zulk
een eer. Ach, hoe lang had hij er
naar gesmacht moest immers zijn
eerzucht opwekken, en daarom ver»
vulde hij graag den wensch van Ar
thur ©n gaf een waar meesterstuk
Yftfi liefdevolle h&rtêilikbeld» Ook
Althui- behoefde er slechts zijn naam
onder te zetten.
Nu ging het een tijdje zoo door.
Over en weer. Nu weer voor Lilli,
dan weer voor Arthur. Het gaf hem
vreugde en de erkenning vervulde
hem met gelukzaligheid en trots.
Zijn dlchtersgemoed ondervond al
le pleizier ais hij de macht der taal
van zijn taal op twee fijn-voe
lende menschen zag. Het was een
roman, dien hij schreef en de helden
er in waren van vleesch on bloed.-
Zij leefden door zijn geest en werden
door zijn geest gevoed. In gelijke ma
te evenwel waarin hij de zielen der
geliefden meer verbond, werd zijn
rol als mensch en beschermengel
minder. Hij werd als het laatste hoe
langer hoe minder ln aanmerking ge
nomen, en eens op een dag gebeurde
het ongehoorde in en zeide het hem
midden in zijn gezicht en behandelde
hem als het vijfde rad van den wa
gen. Daar ontwaakte do groote dich
ter Willibald en werd een gewoon
mensch. Zijn ziel was verontwaar
digd over zulk een ondank en zijnen
mond ontstroomden de volgende
woorden
„Zoo, en dan behoeven Jullie zeker
ook mijne brieven niet meer De
brieven, die ik voor Jullie schreef en
wien jullie het alleen dankt, dat je in
den zevenden hemel was, terwijl ik
er buiten stond, hè
Arthur en Lilli keken een oogen
hlik strak voor zich uit.
Toen echter kwam het Yan Lllii's
mooie lippen
„Wat, heb je je brieven door een
ander laten schrijven, om mij gevoe
lens voor te zetten, die Je niet bezit?
Brrrr, dat is slecht 1"
Arthur's lippen krulden verachte
lijk.
„Heb jij het misschien zelf gedaan,
juffrouw Jij smukte je het eerst met
andermans veeren op, en ik was
dwaas genoeg er op in te gaan."
Bevend van toorn gingen ze van
elkaar.
Neef WÜUbMd echter nam Lilli'»
arm en wierp zich als plaatsvervan
ger op met een bereidwilligheid, die
Lilli goed deed. Ze had immers
eigenlijk hem in zijne brieven be
mind, en zijn gevoelens konden
slechts de ware en goede zijn. En
daarom was Willibald Maikfifer met
dit eerste dichterlijke succes zeer te
vreden.
„Ik vermoed", zei de huurder ijs
koud, na den twist met zijne hospita,
„ik vermoed, dat u me zult veroor
loven mijn bezittingen mee te ne
men
„Het spijt mij", was het antwoord,
„maar uw andere boord is nog niet
thuis gekomen van den bjeeker."
DE VOORNAME GAST.
Kroeghouder (tegen eene nieuwe
kellnerin) „Ja, zie Je, de baron, die
daar zit, dat is een fijn heer. Hij
praat niet veel. Als hij driemaal met
zijn vinger op de tafel klopt, betee-
kent datnog eens van die soort
klopt hij echter twee maal, dan betee-
kent dateen flesch champagne I"
Kellnerin „Maar, meneer, wat be»
teekent dat dan, pas heeft hij maaf
óén maal geklopt
Kroeghouder (benepon)„Dat... dal
beteekentopschrijven."
EEN GOEDE KLANT.
De avond word doorgebracht met
het vertellen van anecdotes. Een van
de jongelui lachte om een grap, tot
de tranen hem langs de wangen
stroomden.
Het herinnerde hem, zei hij, aan'
een vriend, die er van hield bier te
drinken in een zekere herberg en we!
uit zijn eigen kan. Eens op een avond
zei hij tot de kellnerin„Eén kan
bier, Nellie, en pas op, dat le het iü
mijn eigen pul doet. Vergis Je niet".
„Vrees niet, dat ik me zal vergis*,
sen", zei de kellnerin. „Ik kan
gemakkelijk onthouden.
„Hoe dan?"
„Door hot handvat", was het anfc
woord. „Dat ls altijd warm T