AARLEM'S DAGBLAD. TWEEDE BLAD, WOENSDAG 9 8EPTEMBES 1908 Politle-honden. politiehonden hebben bij de "op- ring van Rosier een goeden in- ik gemaakt, schrijft 't „Hbld." Zii chten de vervolgers ten slotte wel (l bij den gezochte, maar de angst )r de honden, die Frans immers •de en zag manoeuvreeren, zal zeker niet in de laatste plaats iben opgejaagd. De dieren alle groote, energieke herdershonden •aren uitmuntend gedresseerd en inder gehoorzaam. 'ij herinneren er aan, dat de Ge* ienteraad van 's-Gravenhage in voorjaar een bedrag voor een lef met een zestal politiehonden leerde. Na bespreking met den jrzitter der Nederlandsche Politio- jid-Vereeniging, den beer Kessler, rd deze bereid gevonden zich te be- jten met de levering der bedoelde pden i daartoe werd hij gesteund j>r twee medeleden, die on zich jnen, elk een of meer van net zes- I te dresseeren. Persoonlijk ver- ad zich bovendien de voorzitter, de jr M. Kessler, om de agenten, die jden worden aangewezen, om met E honden te werken,, daartoe ge- op te leiden, hun te leeren, elk H den hem toegewezen hond om gaan, zulks uit overweging, dat at in de goede samenwerking van ad en geleider, tn de juiste behan- ling van eiken hond, het zwaarte- pt ligt van de waarde van den po- pond. )a eerste dezer politiehonden deed jongs een langdurig grondig exa- ïi voor den hoofdcommissaris van Ütle en den heer J. 0. Gijsbertl denpijl van Hodenpi& die als Jkkundig adviseur den heer Ver eg ter zijde staat, )eze hond voldeed toen uitstekend jwerd als eerste politiehond door Haagsche politie overgenomen. I dier is „Herta", waarmee achter Jas Rosier is gewerkt, terecht werd destijds reeds opge- jrkt, dat het niet te verwachten ls, elk oogenhlik melding zal zijn te (ken van heldendaden van dezen jitiehond. Ten eerste moet de nieu- geleider geheel worden ingewijd jdo lang niet. gemakkelijke kunst, i den hond te leiden, uit zijn dres- ir het grootst mogelijke nut te leken en te zorgen, dat de hond jt wordt bedorven. Ten tweede iet de hond zelf gaan gewennen om p konnis aan te passen aan de uit- jfenlng van zijn beroep. En ten laat- vverkt de politiehond veel meer jventief dan door werkelijk ingrij- j. De leden van de zwarte bende perken alras, dat zij minder vel- izijn. in hunne schuilhoeken, dat one kunstjes, om de polltiediena- I te misleiden, niet meer opgaan dat vluchten, wanneer zij ontdekt 1, eenvoudig onmogelijk wordt. Zij m dientengevolge het terrein, ar één of meer politiehonden ar den, ontwijken zulk een buurt of k wordt veiliger. De gevallen, larin een politiehond gelegenheid rdt gegeven, om van zich te doen pken 4por een schitterend wapen- f, zijn minder talrijk dan men wel denken. 'ij hebben intusschen bij de klop- rit op Rosier ervaren, dat politie- aden van groote beteekenis kunnen 0. Krankzinnigengestichten zul- wei doen er zelf een aan te schaf te „Tel." heeft een interview met jdresseurs gehad. Wij ontleenen jruit het volgende i te drie honden, die aan het werk ren, hebben schitterende bewijzen hun prachtige dressuur gegeven ;men kan den burgemeester van Jravenhage, die „Hertha" afstond, den heer Steyns, te Roosendaal, «eigenaar is van den kranigen èrmanicus", niet dankbaar genoeg 1, voor hun welwillendheid in de- let den heer Kessler, die al deze dagen, met den heer Rothpletz, dag en nacht in t touw is geweest, had den wij het volgende Interessante on derhoud over de verrichtingen der drie honden. Vraag „Zijt gij tevreden over het werk uwer honden Antwoord „Meer dan dat. De hon den hebben prachtig werk geleverd, dat bovendien later is gebleken, zeer betrouwbaar te zijn geweest. Bij t nagaan van de nadere bijzon derheden der vlucht, zal men zien, dat de geheele geschiedenis ran de ontsnapping, alle gangen van Rosier, door de honden zijn aangeweEsa, en deze de directe aanleiding j$n ge weest, der aanhouding deo1 .^broe ders Bos. Aan de groot* welwillend heid van den burgemeester en den hoofdcommissaris van politie van Den Haag, is men tn Medemblik zeker grooten dank verschuldigd. Vraag i „Waar en hoe gaven de honden bewijs van hun betrouwbaar heid Antwoord>rfteedu terstond,. na onza aankom&I OP Kondagavona., vrij hebben toen met „Hertha", den Haagschen politiehond, en „Prins", 't eigendom van den inspecteur Roth pletz, op den zolder van de directeurs woning gewerkt. Dft waarschijnlijk heid bestond, dat Rosier daar had vertoefd, gegrond <yi> de vondsten in uw ver-slag vermeld. 'Jet stond echter nog in het geheel nle-t vast, dat die logé Rosier das geweest. Dat nu be wees „Hertha". Toen haar op den zolder was lucht gegeven aan de kleeren (onderbroek) van Rosier, nam „Hertha" terstond dat spoor op. en wee® de gevonden voorwerpen aan. Ten slotte bevestigde zij bij het hoog- gelegen tuimelraam, waardoor men meende, dat Rosier het huis had ver laten, deze meening door ook aanwij zing te doen Yan de plaats, waar Ro sier den voet in een luchtgat moet hebben gezet, om dat tuimelraam te bereiken." Vraag„Hoe ia Rosier dan i 1 vlucht uit de directeurswoning Antwoord„Hij is door het tui melraam op een balcon, en vandaar op het uitgebouwd glazen voorpor taal der voordeur geklommen, van- 1 waar hij op den grond moet zijn ge sprongen. De wingerd toonde al- l thans geecr; beschadiging, maar vlak bij het huis te dier plaatse nam „Her tha" lucht en voerde mij, (de heer Kessler. die „Hertha" voerde, spreekt Red.) in snel tempo naar de schut ting ter zijde van den tuin. Daar nam ik den hond meo terug, en bracht haar weer op het punt van uitgang, na opnieuw xe hebben lucht gegeven. Wederom bracht „Hertha" mij ter stond naar dezelfde plaats. Nu stond het vast, dat Rosier daar over de schutting moet zijn gegaan." Vraag„Daar liep dus de zaak voor u mis Antwoord „Weineen I Sen braaf politiehond staat voor geen schut ting." Vraag„Gingen de honden daar dan over Waar kwamen zij toen T' Antwoord„Voorafgegaan door inspecteur Rothpletz, die als goed dresseur en höndenllefhebber zijne dieren niet onnoodig in onbekend ge vaar brengt, gingen „Prins", die nog steeds op non-actief werd gehouden, en „Hertha", met hun menschelijk gevolg over de schutting en kwamen terecht op een soort tuimje, tegelijk bleekveld, bezaaid met hoender-, ko nijn-, kippen- en geitenhokken j ler- reintjes, zooals de lileine arbeiders woningen zoo vaak hebben. Daar ging echter alle spoor verloren, ten gevolge van het drukke geloop, dat daar sedert de laatste 24 uur was ge weest. Wij meenden, dat de zaak verloren was, toen opeens „Hertha" weder lucht kreeg in een smal gan getje, tusschen de woninkjes, en daardoor naar de straat snelde, met ongeduld wachtend, tot haar de deur was ontsloten. Langs de tuinschut ting volgde zij een vijftigtal meters het spoor, om dan opeens de straat over ie steken en schuin over den dijk naar de haven te snellen. Daar ein digde het spoor geheel aan den" wa terkant. 's Nachts te half drie gaven wij toen den dieren rust. Vraag „Een welverdiende rust I Hadt u toen de zaak opgegevenT Antwoord i „Neen. Maar wiJ wil den om 5 uur bij daglicht met fris- sche honden onze pogingen opnieuw beginnen. Toen juist bleek de be- (louwbaarheid van „Hertha's" speur zin zij nam in den tuin der direc teurswoning en wederom verder op 1' de straat hetzelfde spoor, tot aan de haven. Vraag „Onze verslaggever ls toen 's morgens ook met u mede geweest op het oude spoor, dat reeds vóór 4 dagen door Rosier was gemaakt, bij zijne ontvluchting. Dacht u werke lijk, dat dit oude spoor nog zou kun nen worden gevonden Antwoord „Neen, wij twijfelden daaraan sterk, anders waren wij ze- i kor daar begonnen met het werk. Maar de stoutste verwachtingen wer- den overtroffen. Ongeveer op de plek gebracht, waar Rosier over het hek was gevluoht, ham „Hertha" inder daad spoor op. „Hertha" werd ook nu wederom gebruikt, omdat zij door haar voorafgaand werk het best lucht van den vluchteling zou kun nen herkennen terwijl „Prins", met i het indrukwekkend voorkomen, in j handen van inspecteur Rothpletz, haar op den voet volgde, om ingeval van nooc zijne hulp te verleenen en J de arrestatie te kunnen uitvoeren, I die natuurlijk niet door den heer Kessler, als burger, kon geschieden. „Prins" had bovendien dw taak, om de al te nieuwsgierige burgerij op r een afstand tv houden en deed dit i Iveel afdoender dan tien politieman- i I nen. Onder geleide van den huis- t meester voerde nu „Hertha" ons niet j naar de haven, die men steeds had t verondersteld, dat door Rosier was overgezwommen, maar naar een zij- - uitgang, vanwaar het in voilo vaart over weiland raar de straat en aan de andere zijae in bouwland voerde. r Daar stuitte hei spoor op bebouwde kerfjes, aan eene breede vaart. Te on- jgeveer 7 uur eindigden wij." Vraag „Is u nu wel zeker, dat de door u bedoelde „opgenomen sporen" ook inderdaud juist waren Hos1 weet u dat V Konden de honden u niet cup een geheel verkeerd spoor hebben gebracht Antwoord„Wij zien, daar wij onze honden in hunne eigenaardig heden dooi en door kennen, omdat wij hunne opvoedig hebben gegeven, aan de wijze, waarop de hond werkt, of hij zeker is van zijne zaak of niet. De leek merkt dat niet opook zal elk dresseur, hoewel hij meer oog heeft op het werken, toch eerst goed een hond in zijn'werken begrijpen, als hij den hond eerst heeft bestu deerd en lang met hem gewerkt." Vraag „Dus een stellig bewijs ontbrak u Antwoord „Tot Maandagmorgen ontbrak ons het voor derden over tuigend bewijswij echter waren overtuigd. Maar Maandagavond kwam, op verzoek van u, ook de be kend© „Germanicus", van den heer Steyns, uit Rosendaalde eigenaar kon den hond niet zelf vergezellen, maar daar ik (de lieer Kessler spreekt. Red.) „Gerinanicus" goed ken en reeds vroeger met hem heb gewerkt, had de heer Steyns geen bezwaar, hem mij toe te vertrouwen. „Germanicus" nu werd, ter oontröle.. op al êe bovengemelde sporen ge bracht en werkte die volkomen op dezelfde wijze uit ö!b „Hertha" op dezelfde plaatsen het spoor verlie zend. Daarbij was intusschen ook ge bleken, dat Rosier op een der werf jes, waarheen alle honden ons had den gevoerd, een boezelaar had weg- gonomen, die was terug gevonden op den zolder van de directeurswoning. Daarmede was feitelijk nu ook de juistheid aldaar en hier bewezen. „Hertha", wier voet reeds eenlge te voren wat pijnlijk was ge worden door eene kleine verwon ding, kreeg nu rust, en „Prins" en „Germanicus" werden belast met hei zoeken in den avond van 7 Septem ber. Uw verslaggever zal wel reeds de bijzonderheden hebben vermeld hoe Rosier werd gezien en door ons, op hei alarmsignaal der beambten aan gesneld, in snellen gang vervolgd hei oversteken van het water, enz. Ook, hoe het kranige werk van „Ger- manieus", voor wien wij, dresseurs, bewondering hebben en die bijna even zeker speurhond is als de Haag sche „Hertha", door de inmiddels te hulp geroepen „Hertha", die nu wat uitgerust was, werd overgenomen, met het bekende resultaat." Vraag „Hoe komt het toch, dat u „Hertha" van het spoor hebt afgeno men, toen zij Rosier in de richting Opperdoes over het koolland wilde volgen Zij toonde toch, door haar vrij willigen, sprong over het hek in dat land, en haar werk, daar, dat zij daar wat meende te vinden." Antwoord „Dat is te wijten aan de houding van een deel van het pu bliek in het algemeen, en een samen loop van omstandigheden hier in het bijzonder. Voortdurend drongen ont zettende monschenmassa's om ons heen, en had „Prins" werk, orn door dreigementen genoeg ruim baan te maken. Dat dringen maakte de hon den zeer zenuwachtig, zoodat het werk onrustig werd. Daarbij" kwam, dat „Hertha" nog In het bijzonder werd afgeleid door naderende boo ten toen besloten wij eerst naar het gesticht terug te keeren, om opnieuw daar in den tuin het spoor op te nemen, en tevens daar nog eerst het terrein af te zoeken. Een ongerust landman hield ons nog op, met het verzoek, tot onderzoek zijner schuur, waarin hij meende, dat Rosier kon zijn,-omdat een der ramen was ver broken. Daar trad „Prins" onver vaard binnen, ei. berichtte, dat er geen spoor of schaduw van oen in breker was te vinden, noch in hei hooi, noch op de vliering. Rosier, die door onze achtervolging door het koolland was gedreven, ont kwam dus aan bot lot, ook door de honden, die zoo trouw aan zijn hielen hadden gehangen, te worden ingere kend, door in handen te vallen van de in hinderlaag liggende Opperdoe- sers. Het zou voor de brave viervoeters zeker aardiger zijn geweesi., indien de houding van het publiek hun .op het laatste oogenölik niet die glorie had ontnomen. Maar, dat zij on schatbaar werk van hooge waarde hebben geleverd, dat ligt klaar voor ieder, die den gang van zaken heeft gevolgd." Stadsnieuws Bo; d van Ned Onderwijzers i De afdeellng Haarlem van den Bond van Nederlandseho Onderwijzers had Dinsdagavond in do Veieeniging een openbare vergadering belegd, die behalve door een 250 onderwijzers em onderwijzevaasen werd bijgewoond door verschillende autoriteiten, ouder wie wij opmerkten de heer en Mr. Thiol (wethouder van onderwijs), De Break en Dr. Kruseman (wethouder) Dr. v. Cl. Berg, Levert, Modoc, Grave- stein, Middelkoop, Schram, (raadale- j dan), P. H. v. d. Ley (directeur der Rijkskweekschool en voorzitter van de plaatselijke commissie van toezicht op het Lager Onderwijs) en F. Netscher (wethouder van onderwijs der ge meente Velsen). Deze aanwezigen, inzonderheid de autoriteiten, werden door den voorzit ter, den lieer Bouraa, welkom gehee- ten. 't Allereerst werd het woord ge voerd door den heer Th. M. Ketelaar (lid der Tweede Kamer en schoolop ziener in het arrondissement Hilver sum), die de quoestie van DB GEHUWDE ONDERWIJZERES behandelde. Verschillende gemeenten hebben aldus ving de spreker aan getracht verordeningen vast te stel len, om de gehuwde onderwijzeres uit de school te bannen. De bewoordin gen der wet zijn echter zoo duidelijk, dat het nog niet gelukt is, dit te be werken. Steeds hebben Gedeputeerde Staten of anders toch de Kroon zoo'n verordening vernietigd. De wet wil, dat e 1 k ontslag opzlchzelf wordt behandeld en door den Raad wordt beoordeeld, en wil geen bepaald feit gesteld zien, als argument voor hot ontslag. Maar, nu hebben de voorstanders van het ontslag der gehuwde onder wijzeres ik bewonder hun sleeht- geplaatste slimheid l een nieuw middel gevonden om hun doel te be reiken. De Raad van Rotterdam heeft getracht bij wijze van een motie een verordening ln het leven te roepen. In deze motie werd door den Raad de wansehelijklieid uitgesproken, dat het in het ailgemeen dat ls erg alge meen I wenschelljk ls, dat de on derwijzeres bij haar huwelijk ontsla gen wordt, 't Gevolg ls geweest, dat B. en W. voorstelden drie gehuwde onderwijzeressen te ontslaan, welk voorstel door don Raad werd aange nomen. Misschien wordt iai deze nog een beslissing van de Regeering uit gelokt, want er is vernietiging van dit Raadsbesluit gevraagd. Ook Haarlem tracht de gehuwde on derwijzeressen uit de school te ban nen. Zou het Haarlemsche Gemeente bestuur er in geslaagd zijn, de too- verforniule te vinden, om de wet te ontduiken Dat dit in Haarlem gekomen is, heeft mij verwonderd. Haarlem de historische veste. We herinneren ons Kenau Hasselaar (gelach-) en nu waardeert men in Haarlem de vrouw zoo weinig, dat men haar bij haar hu welijk wil ontslaan. Men aan wel zien, dat de man, die deze bepaling ontworpen heeft, geen Haarlemmer ls. (Gelach). De quaesiie is van twee kanten te beschouwen. Ie. Moet de gehuwde on derwijzeres in de school toegelaten worden, en 2e. Is het onder de tegen woordige wetsbepalingen in den haak dait de gehuwde onderwijzeres uit de school wordt gebannen? Spieker ging de toelichting van het Rotterdainsche Raadsvoorstel uitvoe rig en critisch na. De hoofdzaak van deze oritiek was, dat spreker meent, dat de gehuwde onderwijzeres in de school niet minder is, dan de onge huwde. Integendeel is bet hem in zijn practijk èn als onderwijzer èn als schoolopziener herhaaldelijk geble ken, dat sommige onderwijzeressen n a haar huwelijk beter voor de school en voor de kinderen waren, dan daar- Ik heb den grootsten haat tegen al die verordeningen en moties aldus vervolgde de heer Ketelaar dat on voorwaardelijk wordt aangenomen, dat de onderwijzeres na haar huwe lijk niet meer voor de school deugt. O, ik ontken niet, dat sommige on derwijzeressen na hun huwelijk min- d3r geschikt zijn, maar daarom be hoeft men n'et alle gehuwde onder wijzeressen te ontslaan. Ik zou er niets tegen hebben, als een Gemeen tebestuur kwam met een voorstel om een gehuwde onderwijzeres te ont slaan, omdat ze minder geschikt is. Maar, dat kan en moet bij eiken onderwijzer en elke onderwijze res, gehuwd of niet gehuwd, geschie den. Komt echter zoo n Gemeentebe stuur met zoo'n voorstel, dan zal ik .ecsrst onderzoeken, of liet juist is, dat die gehuwde onderwijzeres minder ge. schikt is, geheel afgescheiden van de vraag, of zij gehuwd of ongehuwd ia. De voorstanders van het ontslag ko men met allerlei fabeltje®. Do gehuw de onderwijzeres kan geen goed on derwijs geven, als thuis een kind ziek ligt. Volkoman waar, maar de man? Als de vader een ziek kind heeft, xaj hij het geheele hoofd bij zijn werk hebben Dit argument is dus niets minder dan een beschuldiging aan de vaders. De gehuwde onderwijzeres heeft huiselijke zorgen en daardoor lijdt het onderwijs. Heeft de vader geen huiselijke zorgen De gehuwde onderwijzeres ver waar» loost haar huishouden. Men onder» zoekt niet eerst, hoe de huiselijke om, standigheden zijn of het huishouden wordt waargenomen door een zuster, enz. Bovendien zijn de huiselijke zor» gen van de moeder veel verminderd en vergemakkelijkt; denkt aan de naaimachines, aan de geconserveerde groenten. (Gclaoli.) Er is onder de vrouw een streven om zich te emancipeeron. Welnu, dat zal men niet tegengaan door alle po gingen, oin hot de gehuwde vrouw moeilijk te makon. (Applaus). Spreker concludeert dus, dat het niet geweuscht ia de gehuwde onder wijzeressen uit de school te banueu. Dit is onder de tegenwoordige wets bepalingen ook niet geoorloofd. Heeft het Ministerie-Kuyper 1901— 1905 't niet duidelijk uitgesproken, door bepalingen te maken voor liet verlof van gehuwde onderwijzeressen? De wet kent de ouderwijzere® het recht toe onderwijs te geven, en er wordt geen bepaling bijgevoegd, dat zij deze bevoegdheden verliest bij haar huwelijk. Dat de gemeentebesturen nu trach ten de gehuwde onderwijzeres aan den kant te zetten, is niet in den haak. De gemeentebesturen willen dan lioogere autoriteiten zijn dan de Rijkswetgever. Wil men, wil de Haariemsehe Ge meenteraad, de gehuwde onderwijze res ontslaan, dan moet hij den Rijks- wetgever verzoeken de wet te wijzi gen. Zooals het Haarlemsche Gemeente bestuur de verordening nu heeft ont worpen, is zij ook in strijd met de wet. 't Artikel is wel heel knap gere digeerd, maar or staat toch eigen lijk niets anders in, dan dat de ge huwde onderwijzeres ontslagen moet worden. We hopen van harte, dat Gedepu teerde Staten van Noord-IIolland zul len wedgeren deze verordening goed te keuren. Maar, 't moet niet uoodig zijn dat Ged. Staten er aan te pas komen, de Haarlemsche Raad moet de veror dening niet goedkeuren. Laat de Raad toch zoo'n zonderlinge bepa ling niet goedkeuren, Haarlem is al genoeg berucht door z'n Haarlem- schetn Frans. (Gelach en applaus). Hierna besprak de heer- J. J. La- mers (lid vun het Hoofdbestuur van den Bondl do SALARISREGELING. Spreker schetste eorst de hoogst moeilijke taak van den onderwijzer, waarom het noodzakelijk is, dat hij zóo'n salaris ontvangt, dat hij be hoorlijk kan leven. Helaas, hebben de onderwijzers nog veel te klagen. Er moeten nog vele verhoogingen komen, wil het ge- wenschte bereikt svorden. De wet-Rink heeft der gemeenten de geldmiddelen verschaft om de jaarwedden van do onderwijzers te verbeteren. Nu zeggen B. en W. wel, dat de gemeente niet verplicht is, dat meerdere geld voor de onderwij zers te besteden, zoodat het een goed heid is. Dit acht spreker onjuist, op de gom een teil ligt de zedelijke en mo- reele verplichting, om het geld aan de' onderwij zeis te geven. Haarlem is schijnbaar erg royaal. Het Rijk geeft f 9üOU en de gemeente geeft aan de onderwij zers f 10.000, dat is f 1000 meer. Maar 't is schijnbaar, j de overgangsbepalingen zullen in de toekomst ten gevolge hebben, dat de, j gemeente door de nieuwe regeling veel minder dan 9000 zal hebben uit te betalen. E'en stem Geef cijfers I Spreker Daarvoor is liet niet hier )nz@ Lachhoek EEN HELD ZONDER HET TE WETEN. Wij Marseillanen, zeide Rouvenar- 63, worden dikwijls bespot, ge weet door de Noordelijken, die ons jotsprekers en overdrijvers noe- fl. Dat is pure laster. In werkelijk- Id zijn er zoo weinig praatjesma rs in het Zuiden, dat wel verre van bluffen op nooit gebeurde dingen, I heldendaden doen, zonder het zelf bemerken. k zal u een avontuur vertellen, dat zelf overkomen is en dat lk u zal dedeelen om den eenvoud te toonen tn wij zelfs in de meest tragische istandigheden behouden. Het was óige maanden geleden ln Marokko, t ik deel uitmaakte van de troepen Dr Casablanca. Ik had wacht, eens jeeai avond, met mijn compagnie |r de poorten der stad wij hielden plijf in een verlaten huis. waar wij 8 gemakkelijk geïnstalleerd had- p. Tegen middernacht werd het jn beurt de^vacht te betrekken, jten bracht mij niet ver van daar in j soort veld, bedekt met eenige zeld- Ke gewassen en men waarschuwde i, niet in te slapen. )ie waarschuwing was overbodig: I wisten allen, dal de Marokkanen |jd rondslopen om hun wraak te ilen. Daarom ook was het consigne: t snurken. •edurende eenigen tijd, minstens I uur, gebeurde 8r niets bijzonders, jgzarnerhand werd ik geboeid door Schoonheden van den Afrikaanr eu nacht, geleund op mijn geweer, denkende aan het vaderland, toen plotseling op dertig meters afstand ie lichtende punten bemerkte... 1 begreep dadelijk mijn toestand, keek oplettender en zag, dat de w punten mij langzaam naderden, pia hielden za opnieuw stil. ieen twijfel meer. Het ls op mij ge- ht Hier sterven, in den. bloei van mijn leven, in een onbekend terrein in Marokko, ik Rouvenargue3 Niets er van. Rouvenargues wil Marseille te rugzien. Wat te doen Alarm maken Mijn geweer afschieten Dat zou het voor zichtigste zijn. Maar dat zou te veel leven zijn voor zulle een kleinigheid, Rouvenargues houdt niet van die din gen. Hij zal alleen aan deze ver- wenschte Marokkanen tooneni, dat zijn huid er niet een is, waar men portefeuilles van maakt Ik blijf daar dus staan. Ik wacht., mijn vijand komt nader, hij denkt mij te overrompelen. Ik beweeg niet. Ik kijk naar de lichtpunten, die nu lm de duisternis op twintig meter, op vijf tien meter, op tien meter van mij af zijn.... Ik neem nu een sprong en stoot mijn bajonet tusschen de twee oogen Hij heeft zelfs niet meer den tijd om papa te zeggen. Juist op dat oogen- blik komt men mij halen. Zonder Iemand iets van het voorval te zeggen, ze:t ik mijn geweer ln het rek, leg me neer en slaap in. Eenige oogenbllkken later word ik wakker. Alle kameraden staan om mij heen en roepen als uit één mond „Bravo, Rouvenargues I Leze Rou venargues I „Wat is er?" vraag ik, „wat heb ben jelui me te zeggen. Wat ls er „Wat er is antwoorden ze. „Kijk eens daar." Ze wijzen op het geweerrek. En wat zie ik? U raadt het Ln geen duizend keer I Er sit een panter aan het einde van mijn bajonet. Ik had een stuk edel wild gedood, zonder het te weten. Welnu, ik wed om alles, wat u wilt, dat Iemand uit het Noorden, in mijn plaats, wanneer hij slechts da snoet van een konijn doorstoken had, het aan het heele Fransche leger was gaan vertellen. Wij, Marseillanen, wij zijn eigenlijk, ziet u, wat men noemt, eenvoudige monschen en doen meestal meer dan «ij vertellen. LIEFDESBRIEVEN. Benijdenswaard is de geiukkige, ■die „een goede pein" voert of, zooals het onder dichters heet, een „goeden stijl" bszit. Gelukt het hem ook niet altijd een prozaïschen uitgever te krijgen, hij vindt toch menschen ge noeg, die die edel© gave weten te waardeeren. Een sprekend voorbeeld hiervoor bood de dichter WillibaJd MaikSfer .Hij was een buitengewoon genie, en kon eenvoudig alle®. Zijn schrijftafellade bevatte romans, no vellen, schetsen, treur- en blijspelen en natuurlijk een ontelbare menigte gevoelige en diepzinnige gedichten. Maar niettegenstaande dit alle® werd de naam van Maikëfar eerst later be kend. Dat gebeurde zoo. Willibald Maikafer bevond zich met de zijnen en andere bloedverwan ten op het j aarlij ksche zomeruitstap- je. Om den grooten dichter plezier te doen, had men een werkelijk Ideaal plekje uitgezocht. Maar, wat den grooten kunstenaar slechts wonderen openbaarde, bracht zijn anderen bloedverwanten slechts eentonigheid, vooral zijne schoone, levenslustige nicht Liilll. Maar ze wist zich te hel pen de bevallige niohL Ze zocht naar 'n amusanten jongeman uit, om mee te flirten en had spoedig genoeg uit de behalve den dichter aanwezige bloedverwanten, een keuze gedaan. Neef Willibald zalf had haar er bij ge holpen, terwijl hij uitstapjes en sa menkomsten bedacht. Hij had zich als beschermengel van beiden opgeworpen en was goe dig genoeg, zijne werkzaamheid een poosje te laten varen, als zijne be schermelingen zijn bescherming noo- dig hadden Eens op een dag nu trad LUK stralend van geluk op haren neef toe, die juist dichtend onder een kastan jeboom zat, en toonde hem een briefje. j „Van hem.H Bot w«t» steöit» tjntoo rogrtj, maar toch van hem. „Hoor eena, Willibald", zei nicht Lilli, toen de neef haar den brief te rug gaf. „Je bent toch zoo'n knap stylist, ik wou graag met een mooien brief antwoorden." „WU je, dat lk je helpen zal zei Willibald. „Nu, met alle genoegen." En Willibald Maikfifer schreef een brie! Ach, wat was dat een pracht brief. Het gansche van kuissche lief de overvloeiende hart goot zich in sierlijke letters op rose gekleurd pa pier uit en Lüll behoefde haar naam er maar onder te zetten. Wie had zich behalve Willibald in zoo'n teedere, gevoelvolle positie kun nen verplaatsen Alleen hij. Want hij kon eenvoudig alles. En toen hij den volgenden dag achter oen doorn haag zat en naar beneden in het dol keek, toen trad in een flanellen cos- tuum zijn vriend Arthur op hem toe. „Vergeef mij, dat ik je stoor", zei hij, „maar ze heeft me een zoo won dervol briefje geschreven en dat moet je zeker lezen." En Willibald los zijne eigen regels boven den naam van Lilli, en uitte zijn bewondering er voor. „Welk een teedere brief', voegde Arthur er bij, „dit gevoel en die geestIk had het heusch nooit ach ter haar gezocht, ze ls tn het gesprek heel aardig, maar zóó I" Willibald bloosde van schrijvers- trots. „Nu heb lk evenwel een verzoek", ging Arthur voort. „Iemand kan wel slimme zakenbrieven schrijven, maar zijn innerlijke gevoelens in poëzie uit te drukken, dat kan slechts een begenadigd dichter, zooala jij. Kunt ge geen echt gevoelvollen brief voor mij schrijven Willibald werd nog rooder. Zulk een eer. Ach, hoe lang had hij er naar gesmacht moest immers zijn eerzucht opwekken, en daarom ver» vulde hij graag den wensch van Ar thur ©n gaf een waar meesterstuk Yftfi liefdevolle h&rtêilikbeld» Ook Althui- behoefde er slechts zijn naam onder te zetten. Nu ging het een tijdje zoo door. Over en weer. Nu weer voor Lilli, dan weer voor Arthur. Het gaf hem vreugde en de erkenning vervulde hem met gelukzaligheid en trots. Zijn dlchtersgemoed ondervond al le pleizier ais hij de macht der taal van zijn taal op twee fijn-voe lende menschen zag. Het was een roman, dien hij schreef en de helden er in waren van vleesch on bloed.- Zij leefden door zijn geest en werden door zijn geest gevoed. In gelijke ma te evenwel waarin hij de zielen der geliefden meer verbond, werd zijn rol als mensch en beschermengel minder. Hij werd als het laatste hoe langer hoe minder ln aanmerking ge nomen, en eens op een dag gebeurde het ongehoorde in en zeide het hem midden in zijn gezicht en behandelde hem als het vijfde rad van den wa gen. Daar ontwaakte do groote dich ter Willibald en werd een gewoon mensch. Zijn ziel was verontwaar digd over zulk een ondank en zijnen mond ontstroomden de volgende woorden „Zoo, en dan behoeven Jullie zeker ook mijne brieven niet meer De brieven, die ik voor Jullie schreef en wien jullie het alleen dankt, dat je in den zevenden hemel was, terwijl ik er buiten stond, hè Arthur en Lilli keken een oogen hlik strak voor zich uit. Toen echter kwam het Yan Lllii's mooie lippen „Wat, heb je je brieven door een ander laten schrijven, om mij gevoe lens voor te zetten, die Je niet bezit? Brrrr, dat is slecht 1" Arthur's lippen krulden verachte lijk. „Heb jij het misschien zelf gedaan, juffrouw Jij smukte je het eerst met andermans veeren op, en ik was dwaas genoeg er op in te gaan." Bevend van toorn gingen ze van elkaar. Neef WÜUbMd echter nam Lilli'» arm en wierp zich als plaatsvervan ger op met een bereidwilligheid, die Lilli goed deed. Ze had immers eigenlijk hem in zijne brieven be mind, en zijn gevoelens konden slechts de ware en goede zijn. En daarom was Willibald Maikfifer met dit eerste dichterlijke succes zeer te vreden. „Ik vermoed", zei de huurder ijs koud, na den twist met zijne hospita, „ik vermoed, dat u me zult veroor loven mijn bezittingen mee te ne men „Het spijt mij", was het antwoord, „maar uw andere boord is nog niet thuis gekomen van den bjeeker." DE VOORNAME GAST. Kroeghouder (tegen eene nieuwe kellnerin) „Ja, zie Je, de baron, die daar zit, dat is een fijn heer. Hij praat niet veel. Als hij driemaal met zijn vinger op de tafel klopt, betee- kent datnog eens van die soort klopt hij echter twee maal, dan betee- kent dateen flesch champagne I" Kellnerin „Maar, meneer, wat be» teekent dat dan, pas heeft hij maaf óén maal geklopt Kroeghouder (benepon)„Dat... dal beteekentopschrijven." EEN GOEDE KLANT. De avond word doorgebracht met het vertellen van anecdotes. Een van de jongelui lachte om een grap, tot de tranen hem langs de wangen stroomden. Het herinnerde hem, zei hij, aan' een vriend, die er van hield bier te drinken in een zekere herberg en we! uit zijn eigen kan. Eens op een avond zei hij tot de kellnerin„Eén kan bier, Nellie, en pas op, dat le het iü mijn eigen pul doet. Vergis Je niet". „Vrees niet, dat ik me zal vergis*, sen", zei de kellnerin. „Ik kan gemakkelijk onthouden. „Hoe dan?" „Door hot handvat", was het anfc woord. „Dat ls altijd warm T

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 5