waar 7 vroeg hl}. Kom, reik mij de hand en wensch uwe zuster en mij geiluk. Zet u, verzocht Peter Mo Lean Ontwijkend. Ik heb een woordje met u te spreken. U gelooft hó, dat mijne zuster u het jawoord heeft ge geven De bezoeker kleurde en verbleekte beurtelings. Er kan natuurlijk niets van de ze verloving komen, vervolgde Peter. Wat bedoel je toch, Mc Leon Ik zou gaan twijfelen aan je geest vermogens. Niets van komen, zeg Je. waarom niet Mc. Lean fronste het voorhoofd blijkbaar gestoord, dat Smith zijne zuster gemeenzaam bij haren naam noemde». Mijn zuster kan je tnde* te woord staan, vandaar «Jol ik het doe, ant woordde Peter stug. Ik ben wel geen diplomaat, maar hetgeen ik te zeggen heb, is eenvoudig. Zoo je eer gevoel bezit, moot je Tlna opgeven. Ik begrijp er qlete van, verklaar, de mijnheer Smith. Welnu, dan zal ik duidelijker 'spreken. Er is pressie op mijne zus ter uitgeoefend. Je begrijpt, wij zijn 'anm, een huwelijk met u voor wien tij niets gevoelt, zou een einde ma ken aan onze zorgen. Uwe scherts is bitter, Mc. Lean. Wie spreekt er van scherts Mo gelijk ga je ruog denken, dat het al lés gekscheren is onder ons. Letwel, mijnheer Smith, wij bezitten niets huiten onze familie-eer, en deze zou schandelijk geschonden worden, wanneer wij Clementina aan ja ver- koopen. Nu kwam de beurt van spreken aan miss Beauchanip. Zij had bij de komst van mijnheer Smith de kamer verlaten en trad nu hoffelijk op hem Ice. Wat is hier voorgevallen vroeg zij. Een blik op de jongelieden maak te haar alles duidelijk. Geloof Pe ter toch niet. mijnheer Smith I Dan, mei een zijdelingschan blik naar Tina's broeder, beet zij hem zacht- kens toeOndankbare, bedenk tooh, dat Tlna ach .voor je opof fert. Hoor je het, mijnheer Smith vroeg Peter sarcastisch. Ja, ja, Mc. Lean. Er volgde een. korte pauze. Mijn heer Smith zocht werktuigelijk zijn hoed etn scheen voornemens te vers trekken. Vooruit maar naar Afrika! bprak hij bitter tot zichze-lven. Neen, neon, gilde miss Beau- champ. Ga niet heen, mijnheer Smith, ik ga Tina halen Hij zag haar met zijn open, jon- gensachtigen blik aan. Neen, neen, doe het niet, smeek te hij. Ik wil haar elk verder leed besparen. En hij wilde vertrekken. Maar op dat oogenblik kwam het Jonge meisje plotseling de kamer binnen gesneld en zonder zich om de anderen iets te bekommeren, wierp ze zich aan zijn borst Geloof hen niet, ik heb je lief, «nikte zij. Het gelaat van den jongen man straalde van geluk, en over het Vriendelijke blonde hoofdje wierp hij bp tenjte Beauchamp en- Petter Mc. Lean een zegevierenden blik. Peter was verslagen. Dus je hebt hem lief, Tina? Vroeg hij bijna overtuigd. Ja, boven alles ter wereldant woordde zty met een gelukkig lachje. (U. Crt.) Examen. Als hij er door was, zouden wij het twoe uur geleden ai gehoord heb ben, zei de vader. Hij had die bereke ning gemaakt met tusschenpoozen van een half uur, sinds 's morgens tien uur. En nu 't was bij zevenen lftonk zijn stern dof van teleurstelling, de grootste die hij ooit had ondervon den. Het gezin, lusteloos in de huiska mer gezeten, gaf op allerlei wijze, elk haar zijn aard, blijk van eenzelfde ongelukkige stemming. Laat ons zien, vervolgde de va der vanmorgen vroeg kon hij 't we ten. Als hij dan bijvoorbeeld om ne gen uur geseind had laten we zeg gen liep, dan hadden wij 't nog kun nen hebban vóór den middag. En als H namiddag werd... Ik heb gezegd, dat hij niet behoefde te telegrafeeren, als H weer mis was... Gaat die klok goed? N Lean and sprak. De moeder, die aan den anderen Kant van den schoorsteen zat, maakte £en zacht geruisen met haar kleed de jongste zuster zat op den grond en Staarde bedroefd in de vlammen. Een regenbul plaste tegen de ruiten. Duidelijk boorde men 't regelmatig ger ikke tik van tante's breinaalden en 't omslaan der bladen van het boek, waarin de oudste broer las. In de giilte vielen met flauwen metaal klank de slagen van, een kerkklok. Nog geen telegram, begon de va der weer. Hm i Ik dacht ('t was do lavende maal, dat hij die opmerking maakte) dat hij ditmaal zijn beat wel $üu doen om er door.te komen, 't Is gijn laatste kans om officier te wor den. Of hij moc-i teekenen als vrijwil liger, opperde de oudste broer. Een hondenleven voor iemand van goede familie tegenwoordig. Ze weten t iemand zoo lastig te maken, (Lie dient om officier te worden. Ja loezie, jaloeaie allemaal. Hij zou het pooit uitho-uden met de sergeants. Ach, en ik had zoo gehoopt, dat er »on bij T leger zou gaan I t Is jammer - geeuwde de oudste broeder en hij vervolgde zijn lectuur. Hij had een mooie burgerlijke betrek king, maar zijn vader, de oud-mili tair, was daarmede niet tevreden. Tante, gebogen over haar breiwerk, vroeg zich ai, wat erger wasgeen kroost te hebben of zijn kinderen to alen mislukken. En luid sprak zij Hoe zou 't wezen bij den dokter Do jongelui krijgen toch elk afzonder lijk bericht, is 't niet? Monty zal het Vanmorgen gehoord hebben... als hij 4r door is. Wat zal Regina wel zeggenzoo mengde zich de oudste zuster, opkij kend vaiü baar róiftastt, iö het gesprek; wat zal Regina wal zeggen, als »e hoort, dat haar aanbevelingsleerling haar geen eer heeft gedaan. Ja 1 wat zal de stevige amazone er wel van zeggen I sprak de broer. De jongste zuster voelde oprecht medelijden. Alleen zij wkst, dat haar liefste broeder meer had geleerd dan Latijn bij het meisje, dat nem to de zomervacantie bij zijn studie had ge holpen. Regina, Everard's „Koningin der meisjesHij had haar eens zoo genoemd, tot vetharing van zijn zusje die het den mooisten naam vond en den origineelst en, dien 'n jongen voor zijn liefste kon bedenken. Maar Regi na had gelachen (Everard, diep ge griefd, had dit later bekend) gela- chen en geweigerd, meer te hooren van „dien onzin".... ten minste, zoo lang naar aanbidder niet door zijn examen was. En nu was hij geslagen, voor goed. ,1h, wat zou Regina zeggen? O, Regina! hernam dé oudste zi ster. Ik denk, dat 't haar niet veel schelen kan. Zij denkt enkel aan haar eigen studie en geleerdheid! Zij is gr en meisje om een man te tospdree- re.i tot hard werken, alleen om haar te krijgen. Toch is Regina een aardig meis je, meende de vader. Maar 't Is toch ckelig, als fci een familie al het ver- s'and naar de dochter gaat. Ik be grijp niet, hoe zij een broer kon heb ben als Monty... Zeg, is geen van jelui even naar den dokter geloopen om te bcoren, hoe t met hem gegaan is'? Te nat hé?... Nu, van hem hadden ze t too hvooraf wel kunnen weten, t Was beter geweest dat ze hem da delijk op een kantoor hadden gedaan. Ik vermoed, dat Everard zal komen roet den trein van half acht. Still daar hoor ik iemand naar de voordeur ko men. Dan is hij toch met den snel- toeln. Neen, moeder, ga jij nu niet. Laat een van de kinderen open doen. Doch de Jongste zuster wist, dat hei niet Everard's belletje was. Zij bleef kalm zitten en de oudste broer, de wenkbrauwen fronsend, ging naar de deur. Ze hoorden hem antwoorden op vragen, die ze niet konden verstaan. Wat? Neen, neen. Alweer gezakt. Ta, nietwaar? Wat? Is 't heusch waar? De voordeur flapte dicht. De oud ste broer kwam naar de kamer. 's Is Monty, die komt vrageri, of wij al iets van Everard hebben ge hoord. Monty is er door, zegl Kom binnen, kerel I Monty's rood, genoeglijk grijnzend hoofd verscheen boven zijn doornat te schouders. Goeden avond, meneer, d^mea. Wat jammer, hé, dat ze hem alweer hebben laten sakken. Schandalig toch. Je weet nooit, wat die examina toren in den zin hebben. Monty kon hei niet hielpen, dat hij maar bleef glimlachen. Ja, ik ben nooit van mijn leven 700 verwonderd geweest, verklaarde d Jongeling met groote, stralende oo- gen. Ze dachten, dat Ik hen voor den gek hield, toen ik 't vertelde, vanmid dag. Ook goed, zeg! Hal hol Ze had den dien goeien Eer er ook wel mo ge: doorlaten, vindt u niet? Ik wed, dat ik heelemaal onder op de lijst sta. Er zijn meer goede officieren ge komen van onder aan de lijst dan v en de hoogste nummers. Monty, ant woordde de vader, een weinig heesch. Je wou toch niet weggaan? Wil je iets gebruiken? Neen, dank u. Ik heb thuis ge zegd, dat ik maar eventje overwipte. I-a is zoo bar in zijn schik, ha, hal IU ben vanavond bepaald 't gemeste kalf... Och, neen, ik bedoel... Wilt u Everard zeggen, dat 't mij schrikke lijk spijt om hem? Goeden avond, da mes... meneer! Wat 'n beestachtig weer don heelen dag, hé? Goeden- av ond allemaall Toen hij weg was, zei de vader somber: En dien jongen heb ik altijd aan gezien voor een halven gekl Dat is hij ook, bevestigde de jongste zuster driftig; en een afee- ';ge bofferl Ja, hij is er In geslaagd, T beter te doen dan Everard! zei de vader, met een kort lachje, dat de familie niet gaarne van hem hoorde. Ik denk, dat hij nu in een half uurtje wel hier sal zijn. Tante, een vrouw die geen eigen thuis had, maakte zich bezorgd over 'la ontmoeting tussohen den Jangaten zoon en zijn vader. Ik weet nlot, wat we nu met hem moeten uitvoeren, zei do vader weer, na een poos zwijgen. Ik heb ge- de an wat ik kon. Hij moest maar aan den kost zien te komen ala beroeps- cricketter, net als die mooie oom van hem! H ijlijkt geheel te aarden naar dien kant van de familie... Plotseling zweeg hij en wierp een gerdngschat- tenden blik naar den stoel aan de an dere zijde van den schoorsteen. Maar die stoel was ledig; want moe der was stilletjes de kamer uitgeBlo- pen, kort voor Mosnty kwam. Zij was rr ar boven gegaan, naar Everards kamer. In die kamer was het behangsel be dekt met schoolfoto's, waarop haar Jongste zoon voorkwam als H middel punt van voetbalgroepen, zijn pet achterover op H hoofd, zoodat zijn knap jongensgezicht goed uitkwam, den bal op zijn schoot, gelukkig Ud van een overwinnend elftal. Zijn moeder keek eens rond, of de kachel goed brandde, of de waschta- fel In orde was, en ze stak de hand tusschen de beddelakens, om zich te overtuigen, dat die niet klam waren. Voor het inrijhek van de villa, zette ze oen rood fairy-lampje; dat wae al tijd het seinlicht geweest, als de jon gen thuis kwam met vacamtie. Ze had ook nog eem paar late bloemen ge plukt to den tuin, die te setto In een vaasje, als „welkom". Beneden was de oudste broer aan t orearen. In de eerste plaats komt het er op aan, dat je hersens hebt. Maar dat is 't niet alleens er moet ook geregeld gewerkt worden, met volharding. Dat ie T juist wat Everard miste. Hij heeft zich altijd te veel bemoeid mei dingen buiten zijn werk altijd. Dat zeg Jij allean, klonk 't nu woedend met een geagiteerd trillend stemmetje. Je bent Jaloersch omda; ze Jou nooit genomen hebben bij een elftali je kon er niets van, —- *n Kind van jou leeftijd, ant woordde de oudste broer, neerziende op een paar verrassend lange zwarte kousen, gekruist op het haarkleedje, behoorde fatsoenlijker te kunnen spre ken dan op too'n straat jongensma nier. Zijn snijdende toon en blik wanen voldoende voor de vijftien-jarige om zich diep ellendig te voelen. Om zich te hoeden voor de schande, in 't volle gezelschap uit te barsten in tranen, vloog het zusje overeind en vluchtte naar de oude leerkamer, sloeg de deur achter zich dicht en wierp zich op 'n stoel met 't hoofd op de door penne- mesaen gekerfde tafel, waar zij en Everard, elk op zijn tijd optelden. Hier vloeide de tranenstroom, cliie lucht gaf. Op eens klonk een scherp, kort ge luld aan het venstar: 't spatten van grint tegen glas. Zij sprong op. Weer een handje vol kiezel tegen de ruiten. Zij opende de glazen bal kondeur; de wind blies vochtig in haar gelaat; beneden hoorde zij voet stappen, dan een fluitje, Everard's signaal! Hij was dus te beschaamd om da delijk binnen te komen en allen te ontmoeten. Die arme vent! Weer het signaal. De Jongste zus ter had moeite om 't afgesproken con tra-signaal te fluiten. 'n Donkere figuur stapte de stoep op, verscheen in het licht van de ganglantaarn 'n rood opgewonden gezicht omlijst door donkere krul len', nu sluik van den regen. De jongste zuster riep verbaasd: Reginal In minder da» geen tijd was zij door de achterdeur buiten en stond voor Regina. Ze scholen onder de veranda. Regina wierp haar golfcape die droop, af en wrong de pet, die ze op het hoofd had gehad, eens uit. Zoo stond ze fLink en dapper voor de jon gere vriendin. Is Everard nog niet komen op dagen? Neen, öog niet. Heb je 't niet ge hoord, Regina?... Wat... weet je er dan nog niets van? Waarvan? Och, ja, jij weet 't natuurlijk niet 't Is verschrikkelijk 1 Die arme jongen 1 Maar 't is aijit schuld niet, dat hij er niet door isl Zij snikt luid, Regina nam haar bij do schouders. Kom, kom, schei daarmee uit. Huilen geeft toch niets! verklaarde Regina, wier eigen oogen dik en glinsterend waren van ingehouden tranen. Die ongelukkige wiskunde heeft 't hem zeker gedaan. In de ta len was hij even eterk als ik. Als hij maar... doch wat geeft dat nu nog! 't Is niet anders. Wat 't geeft? echoode de jongste zuster onder haar snikken. Hij heeft mij verteld, Regina, waarom hem zooveel aan het examen gelegen was. Niet om officier te wor den; ook niet om vader of de ande ren. Maar omdat jij gezegd had, dat... dat als hij er au niet door kwam, 't een bewijs zou zijn, dat hij niet veel kon, En dat Jij niet veel kon houden van... een man, die... die voor alles mislukte. Dat heb jij ge zegd 1 ~U- Ja, zei Regina, dat bob ik, O, je weet niet, hoe hij zich dat heeft aangetrokken. Hij wist niet, hoe hij 't aanpakken moest, tot hij jou verleden Jaar in de vacantia ont moette. Toen is hij hard aan 't werk gegaan, opdat jij trotsch op hem zou zijn. Ik geloof niet dat bij ooit weer aan iets zal beginnen, 't Was niet goed van je, Regina; 't heeft niet ge holpen. Dat weet ik. Monty ver telde 't ons daar Btraks, sprak Regina scherper dan noodtg was, vond het jonge meisje. Ik kwam om dezen brief te brengen (zij trok een enve loppe uit haar zak) voor Everard. Vraag aan je mama, of zo dien aan hem wil geven, zo extra hij komt. Van avond niet! jammerde het kind! laat hem van avond niet le zen. Een brief waarin je zegt... Waarin Ik zeg, dat 't voor mij geen onderscheid maakt, dwaas kind! (Reglna's wangen glocdden, hare oo gen fonkelden. Ik blijf van hem hou den, evengoed als vroeger. Ik kan ei niets aan doen. Denk Je, dat Ik Eef zou laten loopeu om een zoo'n raise- rabe lexamen? Donk je wel? Nu geef je dien brief je moeder? Goedennacht ZIJ wilde gaan. Doch 't zusje hield haar vast bij den arm. Ga toch niet heenl Luister! Ik hoor iemand ln de gang. Hij le thuis. Regina ala je werkelijk meent, wat je daar zei, blijf dan en verwelkom hem. Je moet! Want papa Is zoo boos geweest heel den dag. En Claude en Ethel zullen ellendig tegen hem zijn. Toe, kom mee naar binnen. Ze trok haar mee, het huls In, Toen ze to de voorgang kwamen, zagen zö Juigt Eveï'&ffa' tó dón salon gaan. Hij hoorde nilet, dat de meisjes bin nen kwamen. Hij zag rond, stralend, zooals Monty had' gestraald naar de gezichten to de kamer. Dag vaderl Dag allemaall... Niemand antwoordde. Waar is moeder? Ie mijn jongen daar? De moeder was komen aanvliegen, achter de meisjes en trok hem naar zich toe, om hem te kussen. Jongen, lieve Jongen! Ben je erg nat. Ja... neenl Maar... U lijkt niet erg blij. Heeft u mijn telegram niet gekregen, papa. Telegram? klonk het In koor. Welk telegram? Welk telegram? Dat Ik vanmorgen heb afgezon den. Drommels! Ik gaf 't aan een wit kiel van 't station. Die kerel heeft na tuurlijk 't geld opgestoken... of het weer vergeten! U had 't vanmorgen tien uur al moeten vernemen. Vernemen? Wat? Ja, zei hij, eerst naar zijn moe der ziende en don zijn triomf zoeken de in de oogen van zijn geliefde; ja, Regina. Vernemen, dat ik er door ben! (Rsb.) Verkeerd gesprongen. Het was op een Zondag tegen den middag. De godsdienstoefening was voorbij en de kerkgangers waren reeds uit elkaar gegaan een deei ging naar huis, een deel ging wande len en een ander deel legde bezoe ken af. Achsenhausen was een klein stadje waarin de fijne mode ver genoeg was doorgedrongen, om er de gewoonten der elegante wereld welig te doen bloeien. Zoo vertoonde het zich heden in een feestdos, dien zich niet elke naburige gemeente kon veroorloven. Van alle gevels wapperden vlaggen tevens waren zij met kransen en guirlandes versierd en van den naasten heuvel klonken van tijd tot tijd mortierschoten over de stad. Een gewichtig feest werd heden gevierd dierenkeuring door Zijne Excellentie, den Heer President van het „Bezirk". Deze hooge lieer werd in het middag uur verwacht, waarom zich de nota belen der stad in groote opgewonden heid bevondende aankomst van Zijne Excellentie had allen schijn baar den eetlust bedorven. In dezen kritieken tijd was het, dat zich de winkeldeuren van het voor naamste verkoophuis op het stads plein openden en een jonge man in frak en cylinder naar buiten trad, neen, vloog, want hij maakte een paai- monsterachtige sprongen, alsof hem een onzichtbare kracht daartoe gedreven had. Doch de jongeling matigde allengs zijn haast en schreed glimlachend in de ingeslagen richting voort, alsof hij de versnelde sprongen in boven matige vreugde had gedaan. Maar het was zoo niet. De gemeente-secre taris Klemens Rubele had zooeven bij den heer J. Goldberger om de hand der dochter gevraagd. De principaal der firma Goldberger en Co. was daardoor zóó opgewonden geworden, dat hij zijn waardigheid als voor naamste koopman der stad en als gemeenteraadslid vergat en handge meen werd. Klemens vieluit de wolken een zeer treurige val In doffe berusting ging de ongelukkige sollicitant weg en dacht aan niets anders dan aan den hem overkomen smaad. Daar klonk hem plotseling een vroolijke groet tegen, drie heeren hielden hem aan en namen hem in het midden. Nu voorwaarts, in het café 1 neuriede een hunner, die als tenor eener zangvereeniging voor zich een dominaerende stelling innam. Ga mede, Klemons, zei de ander e'i „voorwaarts, marsch I" comman deerde de derde. Rubele trok zijn schouders op en antwoordde Bedaard, mij no heeren, ik kan onmogelijk medegaan gij weet, bin nen een uur komt de President en ik heb nog veel te doen. Staatszaken verontschuldigen na tuurlijk, zei de tenor. Het spijt ons zeer, doch halt 1 Ik heb heden een kistje keurige sigaren cadeau gekre gen. daarvan mag 'k er u toch een aanbieden Daarop kon Rubele niet „neen" zeggen hij haalde uit den hem toe ges teken sigarenkoker het eenig over gebleven exemplaar. Belieft ge vuur Dank u zeer, ik ban thans niet rooken, daar ik den Keer Burgemees ter tot ontvangst van Zijne Excellen tie afhalen moet, bemerkte Rubele. Jammer I riep de tenor. Nu, haast u, opdat u den President niet ontsnapt. Rubelé groette en stak de sigaar to zijn nog geheel ledigen koker} hij had er bij Goldberger willen koopefi, doch daarvoor geen tijd meer gevon den. De drie heeren keken hem nog een oogenblik na en gingen toen la chend huns weegs. Die zal een gezicht zetten, als do geschiedenis losbarst, zei de tenor. Hij heeft geen vermoeden, dat hij een raket-sigaar gekregen heeft, die na een paar trekken losbrandt, ha I ha Eq weet ge, wie mij die sigaar fegeven heeft Niemand anders dan oude Goldberger hij heeft me op gedragen, ze aan den heer Rubelo af te geven, wijl hij hem straffen wilde, dat hij zijn dochter het hoofd op hol heeft gebracht De tnktvisch en de rijke Goldberger I Onder dergelijke liefderijke ge sprekken wandelden zij verder, tot ze eindelijk achter de deur eener her berg verdwenen. Rubele ging naar het raadhuis en begaf zich in de burgeineesterskaraer om den burgemeester te melden, dat alles voorbereid was. Het eerwaardi ge hoofd der stad gaf een genadig knikje en ging zelfs zoo ver «en bij- zonderen lof uit te spreken. Ge hebt ijw zaak zeer goed &fge< daanik" zal voor een buitengewone aanbeveling zorg dragen. Voor he den, steek een paar sigaren op bij deze woorden schoof hij hem een kist je toe het zijn echt geïmporteerde, die ik voor de feesttafel gekocht heb. Hoogst verraat nam de secretaris twee stuks, stak ze ln zijn koker, en stamelde woorden Yan dank. Al goed, antwoordde de burge meester, thans moeten we naar het station vergezel mij I Hij trok zijn kantoorjas uit en stak zich in zijn rok, daarna zette hij den cylinder op, trok de glacé'a aan, en ging met Rubele van daar. De President kwam op den bepaal den tijd en werd door den burge meester allereerbiedigst begroet. Na dat de beambten der stad en de stads raden voorgesteld waren, werd de President op zijn uitdrukkelijken wensch naar de feestweide gebracht, daar hij nog vóór het diner een klei ne inspectie over het rundvee hou den wilde. Natuurlijk volgden de op het perron verzamelde rokken en cylinders den hoogen heer. Deze, een minzaam oud gezel, schreed, ln levendig gesprek met den burgemeester gewikkeld, ter stond naar het terrein, waar de bees ten stonden, om deze te bezichtigen. Hij sprak zijn volle tevredenheid over de goed verzorgde dieren uit en ging goed geluimd er tusschen rond. Plotseling keerde hij zich naar den burgemeester en zeide Waarde heer burgemeester, ik heb helaas mijn sigaren ln mijn handtasch gelaten; de stallucht werkt op mijn zenuwen. Zeker, zeker, antwoordde deze dienstvaardig en zocht naar zijn si garenkoker, maar hij had hem in het bureau laten liggen. Daar viel hem ln, dat hij den secre taris van de feestsigaren had gege ven. Een oogenblik. Excellentie, ver zocht hij, en riep Rubele aan zijn zijde. Geef me spoedig uw sigarenko ker, Zijne Excellentie vraagt om een sigaar. Ge krijgt ze weldra van mij teiug. Daarop vloog hij naar Zijne Excel lentie en bood hem een sigaar aan. Goedig lachend nam de President ze in ontvangst, terwijl hij opmerkte Ze is toch niet te zwaar Integendeel, Excellentie, lekker, hoogfijn importverzekerde de bur gemeester. Wie heeft vuur Een brave landman, begeleider van een machtigen stier, Irok een lucifer uit den zak, wreef hem aan de broek aan en reikte hem don hoogen heer over, die vriendelijk dankend de si gaar aanstak. Hij deed een paar trek ken. Toen plotseling een slag. Een vonkenregen spatte uit de sigaar, welke de President verschrikt van zich slingerde. De stier maakte een reusachtigcn sprong, liet den kop zakken en ging er met zijn geleider van door. Zijne Excellentie redde zich door een zij sprong, waarbij hij met beide voeten op 's burgemeesters eksteroogen be landde, er ontstond een paniek, ver scheidene heeren werden overrend en vielen ter aarde, het was een hate lijke scène. De burgemeester, een ware jara- mergestalte, zag met smeekende blik ken hopeloos naar zijn hoogen gast op. Deze zeide geen syllabe en keerde zich om, om te gaan. Excellentie sprak de burge meester eindelijk 1n den klagendsten toon, ik Geen woord! antwoordde de Pre sident geen woord Ik verwacht, dat ge me dit schandaal zoo spoedig mogelijk zult opklaren Gelijk een begoten poedel stapte de burgemeester den heer Excellentie vooruit, tot naar het gemeentehuis. Daarop verdween hij. Thans kwam er leven in den braven man. De stadsagent moest het raadslid Gold berger voorbrengen. Ondertusschen werd de secretaris Rubele aan een pijnlijk verhoor onderworpen. Bijna had de burgemeester uit het stedelijk museum de duimschroeven laten halen. Rubele wist niets van een vuur werksigaar. Derhalve moest zij on der de door Goldberger geleverde sigaren zijn Met Goldberger gaf het een schrikkelijke scène. De burge meester slingerde hem de kist voor do voeten, dreigde met gerechtelijk onderzoek en sprak de verwachting uit, dat Goldberger voor hem een voetval zou doen. Deze stond als verpletgeen menach wist, wat de vertwijfelde man van plan was. Rubele alleen behield zijn bedaardheid hij herinnerde zich de sigaar, die hij van den tenorzan ger had gekregen, en ging weg, om dezen te zoeken en te hooren. Hij vond hem met zijn gezellen in de her berg en deelde hem de schrikkelijke gebeurtenis mede. Hij betoogde, dat de ontwerper dezer ongehoorde scène een strenge bestraffing tegemoet zag en verzekerde dat hij dengene, die het hem gespeeld had, Iets zou aan doen, dat hij zijn leven lang daaraan zou denken. Thans begonnen ze te spreken, en spoedig had Rubele hot geheim der sigaar uitgevorscht. met grimmig welbehagen ging hij naar Goldber ger. Den verbaasden huisdienaar zei de hij, dat hij met zijn principaal over dienstzaken moest spreken. Deze verscheen 5 toen hij Rubele zag, yroeg hij barsch, wat nem nog maals terugvoerde, Mijnheer, begon do Jonge man, Ik weet allesuw klapsigaar la ln den beginne aan het goede adres ge komen, daarna echter aan het geheel verkeerde. Ik zal do geschiedenis aan den heer President, den burgemees ter en den dagbladredacteur verha len uw persoonlijke eer en die uwer firma is weg. Goldberger was een beroerte nabij; met bevende lippen murmelde hij. Dat zult ge niet doen. Waarom niet zei Rubele. Dat, wat ge mij heden aangedaan hebt, had ge ook niet moeten doen. Thans hebt ge u eenvoudig onmogelijk ge maakt. Ik alleen, behalve die heor, dten ge tot mijn opwachting hebt uit- genoodigd, weet den waren gang van zaken en ïk zal slechts onder één voorwaarde zwijgen I Het bloed steeg Goldberger naar het hoofd. In de hoogste opgewonden heid liep hij de kamer op en neer, eindelijk haalde hij diep adem, en riep zijn dochter. Terstond ging da deur der zijkamer open, en het meis je verscheen op den drempel. Goldberger beet zich op de lippen, en zeide daarop Ik heb me bedacht 1 Natuurlijk waien de jongelui en kel vreugde en Rubele riep hoogst verrukt uit Alles i-al terecht komen, papa kom slechts op het diner. Daarna Ijlde hij spoorslags naar het verblijf van den President en verzocht om genadige audiëntie. De President, zat in een leuning stoel, rookte en zag er in het geheel niet meer boos uit. Dc secretaris vat te moed en verhaalde alles, gelijk het zich had toegedragen, en bad Zijnf Excellentie, genade te willen doen gelden. De goedige oude heer was zicht baar verheugd over de openhartig heid van den secretaris cn zeide, dat zijnerzijds de zaak afgedaan was, en dat hij met hel oog op de mededee- lingen, volledige discretie schenken wilde. Drukkend zwijgen heerschte in de spijszaal, toen Zijne Excellentie zich aan de feesttafel bevond. Toen hij echter den burgemeester lachend do hand reikte, en den angstig wachten de het verlossende woord mededeel de „Gij zijl onschuldig, de zaak is volkomen in orde", toen flikkerde de feestvreugde langzamerhand op en ontstak na eenige glazen champagne toe een helderglanzend vreugdevuur, dat alle gemoederen verwarmde. Aan het slot der tafel lagen Gold berger en Rubele diep geroerd elkaar in de armen. £L. D.) ACHTER DE SCHERMEN. De geestige Parijsdie correspondent vam de Indépendanoe, die van achter de politieke schermen zoo dikwijls allerlei aardige bijzonderheden weet op te diepen, deelt nu het een en an der mede over de sommen, welke de kamerafgevaardigden jaarlijks, be halve hun traktementen, kosten aan het belastingbetalende Fransche volk. Zoo wordt aan drukkosten voor de wetsvoorstellen sn nota's, welke voor afgevaardigden worden ingediend, en welke zij gedrukt arm hun colle ga's doen ronddeelcn, jaarlijks niet miinder betaald dan 2,500.000 francs. De afgevaardigden hebben evenzeer nog ai veel schrijfpapier noodigvoör hun particuliere correspondentie. Dit kost id en staat 80.000 francs per jaar. In het parlementsgebouw is een buffet, waar de afgevaardigden, te gen geringe maandelijksche contri butie, zich van consumptie kunnen voorzien. Op het buffet is een jaar- lijksch tekort van -iO.ÜÜO francs. Men vertelt, dat in den tijd, toen de heer Clemonceau nog afgevaardig de van het departement Var was,een questor der Kamer hem kwam vra gen, of hij do broodjes van het buf fet asjeblieft niet wilde gebruiken, om er de vogeltjes mede te voeden. „Ik kan wel een broodje van 'n stuiver verkrui men voor de vogeltjes want ik stop geen heele borden met sandwiches in do zakken van mijn overjas. Clemenceau zinspeelde hier op de slechte gewoonte van enkele afge vaardigden, die zich meester maken van de broodjes uit het buffet, om er hun middagmaal of souperméde aan te vullen. Deze gewoonte is zelfs de indirecte aanleiding geweest, dat de heer Cle- nuenceau nooit president van de Ka mer is geworden. Er was namelijk, een jaar of twin tig geleden, eem afgevaardigde, die zeer matig leefde en genoeg had aan de sandwiches van 'het palais Bour bon, om er zijn dagelijksche maaltij den mede te doen. Eiken dag ging hij naar het buffet en deed. de daar aanwezige sandwi ches met ham één voor één verdwij nen in de wijde zakken van zijn over jas. Eens op een dag, dat onze afgevaar digde daar weer mede bezig was, kwam juist Clemen ceau die heel zijn leven door iets van den kwajon gen in ziin aard heeft gehad de zaal binnen en zag wat er gebeurde. Clemenceau gaat stillekens achter zijn collega staan, en, op dezelfde wijze als dit wel eens door de cl-owns in een circus wordt gedaan, neemt hij, telkens als er een broodje inden zak van den overjas glijdt, dit ei uit zonder dat het door zijn collega be merkt wordt. Toen de afgevaardigde aldus een hee- len schotel mot broodjes had geledigd wilde hij weer ongemerkt wegslui pen. Maar Clemenceau, die intus- schen do broodjes op eene naastbij- zijnde tafel had gelegd, zeide plotse ling Hé, beste vriend, je vergeet deze ingrediënten voor je souper. De ander lachte bleekjes, terwijl Inmiddels andere collega's naderbij waren gekomen, die zich kostelijk amuseerden met het geval. Maar eenige maanden later was er verkiezing voor een Kamer-president. Meline en Clemenceau stonden als candid aten tegenover elkander. De stemming was bijna afgeloopen en reeds ging het gerucht, dat Cle menceau was gekozen, met een meer derheid van één stem. Op dit oogenblik komt de afgevaar digde, die de held is geweest van de Sandwieh-hietorlede zaal binnen. Hij snelt naar de tribune en brengt zijn stem uit op Meline, ofschoon hij in politiek aan de rtfjde van Clemen ceau stond. Bij het tellen der stemmen bleek, dat op beide candldaten evenveel stemmen waren uitgebracht. Maar Meline was de oudste in ja- reu en als zoodanig werd hij presi dent. Zoo kostte dus de hierboven ver haalde studentengrap aan Clemen ceau zijn presidentszetel, dien hij destijds gaarne zou hebben ingeno men. Het schijnt, dat sommige afgevaar digden niet alleen sandwiches, maar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 14