HAARLEM'S DAGBLAD.
Stadsnieuws
FEUILLETON
De Roode Pimpernel
OM ONS HEEN
No. 840.
Terzen van Gaido Gezelle.
Boekhandelaars zeggen, dat de men-
schen geen gedichten koopen. Nu
moeten we dat niet al te letterlijk op
vatten, want wanneer dat zoo was,
zou geen uitgever meer den moed
hebben een bundel verzen te laten
drukken e«n toch verschijnen er altijd
hog. Ik gsloof dan ook, dat het juis
ter is om te zeggen de menschen
koopen geen gedichten voor zlchzel
ven. Ze gebruiken die meer als pre
sent aan anderen, evenals de nieuw-
iBte sigaren-aansteker, de laatste
presse-ps.pier en duizend andere din
gen, die niemand ooit aanschaft om
Be zelf te gebruiken.
Waarom behoore® nu dichtwerken
pok tot deze categorie Omda/i ze zui
ver gevoel zijn en daarvan menigeen
niet gediend ts. De lezer wil in wat
bij leest, wat zien gebeuren. In ver
zen geschiedt niets, of 't moest in
een ballade wezen en dan is de intrige
nog maar dunnetjes. Verzen zijn
fifternmkigs-oogenblikken, die de lezer
met den dichter moet trachten te
doorleven. In het meestal nuchtere
leven van allen dag passen ze daar
om dikwijls wondervreemd. Hoe ken
een mensch midden tusschen brieven
ove. zaken in, of wanneer hij pas zijn
arm met behangen heeft vermoeid, in
do stemming wezen om te lezen van
een boom, die door den storm wordt
omgewaaid of een merel, die lustig
ztt te fluiten En na afloop van de
dagtaak Och, dan is er de krant en
de vergadering en dan zijn er zoo
veel andere dingen nog, waarvoor
aandacht noodig is.
En toch, als 't kon, zouden we el
ke» dag een paar mooie gedichten
moeten lezen en overdenken. Juist om
onze gedachten even, een oogenblik
maar, te doen afwijken van de lijn
dor nuchtere alledaagsheid.
Misschien tref ik nu een moment
fvau rust al is 't maar bij honderd
van mijn lezers, zoodat zij even wil
len luisteren naar een paar verzen
van dien wonderen dichter Guido
Gezelle.
'k En hoore u nog Diet,
D nachtegale en de Paaschzunne zit
in 't oosten
waar blijft gij zoo lange,
of hebt gij misschien
vergeten van ons
te troosten
't En zomert, 't is waar,
't en loovert, 't en lijdt
geen bladtje nog uit
de hagen
't zit ijs in den wind,
't zit sneeuw in de lucht,
't is stormen dat 't doet
en vlagen.
Toch spreeuwt het en vink!
het luide, overal
de merel aan lacht
en tatelt
het muscht en het meest,
heit koekoet in 't hout,
het zwaluwt en 't zwiert
en 't swatelt.
Waar blijft hij zoo lang,'
do nachtegale en
vergeet hij van ons
te troosten
i En zomert nog niet,
maar zomeren zal 't
De Paaschzunne zit
in 't Oosten.
Dit is nu wel zoo eenvoudig moge
lijk en wat is heit toch niet mooi. De
dichter ziet wel het vogelenleger,
maar hij mist den nachtegaal, den
schoonste® zanger, den waren voor
bode van den zomer, totdat hij zijn
klacht eindigt met een triomfkreet
„maar zomeren zal T'. En lees nu
zoo'n versje eens hardop en luister
dan eens wat muziek er Is in vele
regels
De merelaon lacht
en tatelt.
Zelfs wie hier en daar op een
Vlaamsch woord stuit, waarvan hij
de beteekenis niet goed begrijpt, ge
voelt als bij intuïtie, wait de dichter
daarmee zeggen wü
Maar ik zie mannen lachen. Ze
vragen, of dat nu mannenkost is, om
te lezen van nachtegalen. El, zou 'k
zeggen, waarom niet Is het nu we
zenlijk noodig, dat mannen nooit
eens praten of denken aan teêre on
derwérpen Zit daar niet een beetje
valsche schaamte in Mag een man
wel jagen op een haas en niet luiste
ren naar een nachtegaal
Maar Gezelle heeft ook andere sna
ren op ziin harp. Hoor, hoe zijn ge-
dicht Sft o r m op Zee begint
Geweldig waalt de wind*
de boomen buigen
terug en weer terug,
de ruiten slaan
het ratelt radeloos,
of 't al in duigen,
of t huis begeven ginge;
en 't hoi vergaan
te dapper is de wind
in 't land gekomen,
te schielijk is de ruste
ons herte ontnomen 1
Hoe moet het nu op zee,
bij zulke stooten,
in stukken stuiven, stier
en steven, al
't gerief van roe en ral
De visschersbooten
wie weet of 't amper een
ontraken ral
Gezelle houdt van korte regels en
van de alliteratie. Stooten, stukken,
stuiven, stier (stuur) en steven ge
ven in hun snelle opvolging een in
druk van de woestheid van den
storm, zooals die een mindere dichter
in tienmaal zooveel regels niet ver
krijgen zou.
Dikwijls tintelt er een straal van
humor in zijn vers. Zoo is er een op
Canteclaar, de oude Chaaitecleer of
Chanteclair van vroeger, de haan.
Gekamde Koning, Canteclaar,
hoe geren zie 'k u komen daar,
gestapt zoo edeldrachtig
als Alexander, Attila
of Karloman zijn wederga?
heel keizerlijk, almachtig 1
Gij kraait, terwijl ge uw vlerken
slaat,
en 't stemgeluid, dat henengaat,
uit uwen hals gedreven,
herwekt het slapend menschendom,
het boodschapt hem den dag weer
om,
den dag, het licht en t leven.
Uw vonkelende ooge, uw rooden
kam,
een laaiend beeld van vier en vlam,
uw zwakken steert, uw spooren,
uw om end om geglimde borst,
uw strijdbaarheid, uw zegedorst,
uw stem, zoo schoon te hooren.
Wie is er, die dat al beschrijft,
die,' heel in woord en taal gelijfd,
doet leven u en waken
Wie is er Ander geen als gij,
Heer Canteclaar
Vaartwel dan, ik ontgeef 't mij en
'k wil weten, dat verre ben
bij u voortaan ten onderen
gij hebt, o haan, den prijs behaald,
kraait koning nu, en zegepraalt,
en laat mij zwijgend wonderen I
Het is juist iets voor Gezelle om
rustig van een afstand, om hem niet
te verjagen, den haan te bewonde
ren. met een glimlach om den mond
of zich, zooals hij in een langer ge
dicht doet, slapend te houden op een
bank en dan de kippen en kuikens te
bespieden, totdat ze, op zijn schater
lach, dien hij niet in kan houden, om
dat ze zulke malle fratsen uithalen,
verschrikt op de vlucht gaan.
En wat een vriendelijk medelij
kent zijn hart. Lees dat versje over
Spaman (man met de spa).
Voorover, naar den grond
die haast hem hebben zal,
traag traagskens met zijn spade
apoeit
en delft, in 't diepe dal,
de moegemoeide, ontmergde man,
die schaars zijn hoofd nog heffen kan.
Hij werkt nochtans en delft en doet
zijn beste, tot der dood,
die wacht naai' hem en elders spoedt,
tot dat in heuren schoot
hij vallen zal, en willekom
bij God zijn, recht en sterk weerom.
Ik geloof, dat ik wel weet, wat de
verzen zoo aantrekkelijk maakt, ook
voor Noord-Nederlanders. Het is, dat
zijn taal zoo mooi en zoo rijk is en
dan vooral, dat hij niet, als zoovele
dichters, altijd maar weer schrijft
over zichzelf, maar over zooveel, wat
hij om zich heen ziet, de vogels, de
boomen, de dingen van allen dag, het
eawvoudige mannetje met de spa, en
dat alles ziet door een glans van goed
heid en poëzie.
Als 't dan geen mannenwerk is,
daarvan nu en dan te lezen, dan neem
ik dat oordeel getroost op mij.
J. C. P.
Het gouden feest van ons Algemeen
Ziekenfonds.
Een halve eeuw geleefd'...
Nog 'n wijle en de grijsaard gaat
moe en afgeleefd naar de verre lan
den van rust, waar onze blik niet
waart...
Neen! zóó is ons beeld niet!
t Is 'n jonge levenslustige man, in
de kracht der jaren 'n Hercules ge
lijk, die van geen seniele aftakeling
weet, en hoogstwaarschijnlijk ook
n o o i t zal wetenl
Zoo is 't getrouwe beeld van 't nu
jubileerend Algemeen Zieken
fonds.
Dit is een van de weinige Haarlem-
sche stichtingen, die lang mogen le
ven. Geen wonderl want 't fonds heeft
in die vijftig jaren bewezen: recht
van bestaan te hebben.
De buiten/Staander merkt 't zoo niet,
maar zij, die geen vreemdelingen in
Jeruzalem zijn, zullen 't ons beamen:
Haarlem, de Haarlemsche 'burgers,
hebben veel en zeer veel aan het
fonds te danken!
Deze indruk dien we trouwens al
hadden! werd bevestigd, toen we
met iemand over ,,den goeden ouden
tijd' spraken den ouden tijd van
„A. Z."
Die „iemand" is de heer K. F. van
Maas, onze bekende medicus, die
reeds 48 jaar als secretaris van 't „A.
Z." werkzaam is. Hij ontving ons
vriendelijk in z'n ,,werk''-kamer, waar
we, bij operatie-tafel en andere ver
schrikkelijke instrumenten, toch een
uurtje prettig geconverseerd hebben.
Nu waren de bordjes eens verhan
gen en moest de heer Van Maas op de
operatie-tafel... Gelukkig: alleen fi
guurlijk-gesproken! Hij moest z'n her
sens pijnigen, om ons uit lang-vervlo-
gec tijden mededeelingen te doen.
't Woord nu aan den heer Van.
Maas:
We gaan met onze gedachten een
goede vijftig jaar terug. In Haarlem
kwam een Rotterdanrische m'nheer,
die 't plan had, hier een particulier
ziekenfonds op te richten. Hij diende
zich aan bij de doctoren, maar die
zeien: „dank u!" De apothekers ook:
„dank ui" Men wilde niet als knecht
in dienst komen bij een directeur. Ge
lukkig werd door de doctoren ook
verder geredeneerd: „bestaat er hier
behoefte aan zoo'n fonds, welnu, dan
zullen we er zelf een oprichten, en
dan een g o e d!" Dut was de eerste
stap om te komen te de geboorte van
't „A. Z."l De geneesheeren overleg
den nog eens nader en zoo werd op 28
November 1858 in beginsel besloten
tot stichting van het fonds. Alle Haar
lemsche doctoren verleenden hun me
dewerking, zoodat de zaak spoedig
voor elkaar stond. Maar... nu had
men geneesheeren, doch zieken moe
ten óók geneesmiddelen hebben! De
apothekers hadden den Rotterd.
geneesheer naar huis gezonden, doch
wilden 't „A. Z." ook niet bedienen.
Wat te doen? Eindelijk kwam er uit-
komstl In Amsterdam was een pas ge
diplomeerd apotheker, en die werd
overgehaald, om hier een apotheek
voor 't fonds te beginnen. Dit jonge
apothakertje vestigde een apotheek
aan de Bakenessergracht en de zaak
jes gingen uitstekendl
Wie denkt u, dat dit jonge apothe-
kertje was?... De heer Sneltjes, ons te
genwoordig raadslid!
't „A. Z." is een filantropische
Instelling en dus volstrekt geen winst
zaakje! Het doel is:
tegen eene geringe wekelijksche
bijdrage, aan de leden de noodige
genees-, heel- en verloskundige
hulp en de daartoe vereischte ge
neesmiddelen te verschaffen. Als
leden worden aangenomen, zij,
die geacht worden niet In staat te
zijn uit eigen middelen op de
wone wijze te kunnen voorzien in
de behoeften door ziekten veroor
zaakt, den ouderdom van zestien
jaar bereikt hebben en binnen het
grondgebied van Haarlem wonen.
Zij betalen Ieder 's weeks 10 cent,
voor eik kind onder de zestien
jaar 3 oent. Voor meer kinderen
dan twee beneden de zestien jaar
wordt door de ouders niet betaald.
Meer gegoeden kunnen ook voor
hunne dienstboden deelnemen en
betalen dan voor ééne dienstbode
7.voor twee f 12.en voor
elke dienstbode meer f 6.per
jaar.
De geneesheeren beheeren zelf het
fonds laten de administratie voeren
betalen den apothekers voor elk
drankje, doosje poeders, of pillen, be
kostigen de verloskundigen en... wat
er d a n overblijft, dat deelen d
ueesheeren als een vergoeding voor
hun medische hulp.
Althans.... als er iets overschiet
In de eerste jaren werd verlies gele
don en moesten de geneesheeren zelfs
nog wat bij p as son. Na eenige ja
ren bleef er wat over, voor eiken dok
ter een paar stuivers... Toen hebben
we feest gevierd, niet om die stuivers,
maar omdat bewezen was, dat het
fonds kon bestaan. Thans blijft er
elk jaar wol wat over, maar toch zoo
weinig, dat alleen een vergoe
ding, geen betaling gegeven
kan worden.
In den loop der jaren nam het fonds,
steeds in bloei toe. Nu worden onge
veer 3000 huisgezinnen op die wijze
var geneeskundige hulp voorzien.
E>en bewijs voor den bloei is ook, dat
ds .apothekers hun tegenstand opga
ven, zoodat nu In verse billende deelen
der stad fondsapolhekers gevestigd
zijn, wat voor de leden zeker gemak
kelijk is.
Zoo vertelde de heer Van Maas.
Tenslotte gingen we nog wat in
oude notulen-boeken snuffelen. Onder
de namen der oprichters vonden we
de heerer.Waardenburg, Van Wilg,
Van Reijssen, Winkler, Coelen, Eka-
ma, Enschedé, Ten Houten de.Lange
Beijhoff, Koetser, Egeling, Elders,
Frank, Lubach, Do W aal Malefijt,
Van Meurs, Proot, Sneltjes en Van
Wilgen. Alleen de heer Sneltjes ls nu
nog in leven.
Dan volgt als nestor le heer Van
Maas, die gelijk we reeds schreven,
het fonds van 1860 af als secretaris
heeft gediend, en dus onschatbare
dienste® bewezen. Ook gaf hij al dien
tijd zijn medische® kennis vrijwel be
langloos, om daardoor de minder be
deelden te helpen.
Thans bestaat het bestuur uit de
heeiren Dr. W. E. Merens, voorzitter,
K. F. van Maas, secretaris, en D. A.
Swens, penningmeester.
Als genees-, heel- en verloskundigen
zijn aan het fonds verbonden de hee-
ren Dr. I. van Walt van Praag, Dr.
M. C. A. Bijleveld, M. J. H enge veld,
G G. W. Aan Waver en, W. C. Morgan
van der Meer, Dr. W. E. Merens, Dr.
D. H. Hiensch, Dr. J. van Schuilen-
burg, A. A. G. Land.
Als heel- en verloskundige de hee-
ron K. F. van Maas en M. Jessurun.
Als oogheelkundigen de heexen J.
Waller Zeper en J. Beltman.
Als keel-, neus. en oogheelkundige
de heer J. Waller Zeper.
Als tandheelkundige de heer E. H.
E. Oudschans.
Bovendien heeft het fonds nu vier
vroedvrouwen, vijf apotheken, vier
boden en een boekhouder.
Het kantoor is gevestigd Schoter-
singel 119.
Onze vroegere stadgenoot, de heer
Prof. Kouwer, heeft den heer Van
Maas dezer dagen een brief gezon
den, waarin hij schreef, veel aange
name herinneringen aan 't fonds te
hebben, waaraan hij vroeger zelf z'n
krachten gegeven heeft, ,,'t „A. Z.'"
is een model-ziekenfonds 't Schrij-
van bevatte natuurlijk ook een liarte-
lijken gelukwensch aan het bestuur
van het „A. Z." met dit jubilé.
Zaterdagmiddag zal het jubileum
feestelijk herdacht worden, met
bijeenkomst en maaltijd In „De
Kroon". De voorzitter A'an het fonds.
Dr. W. E. Merens, zal dan een rede
houden, waarin hij de oprichting en
geschiedenis van het fondg zal schet
sen. t
COMMISSIE TOT SPIJSUITDEE-
LING AAN BEHOEFTIGEN.
Dezer dagen hebben onze lezers
eene advertentie in ons blad kunnen
lezen van de heeren Joh. de Breuk en
J. C. Tadiema, respectievelijk voorzit
ter en secretaris A'an bovengenoemde
commissie, waarbij belioeftigen wor
den opgeroepen om in den aanstaan
den winter warm en krachtig voedsel
te ontvangen. Een onzer medewer
kers ging de geschiedenis dezer zoo
nuttige commissie eens na en zag,
dat ze de cudste te dezer stede is op
dit gebied. Het ligt niet in het voor
nemen hier hare geschiedenis mede
te deelen, doch uit hare eerste perio
de" willen we iets mededeelen, wat
zeker aan weinigen bekend zal zijn
en, opnieuw rechtdoende, verklaarde
spionkelijke grondslag eenlgszins an
ders was.
De commissie dateert reeds van
1796. In dat jaar zag het er te Haar
lem niet bijzonder rooskleurig uit, het
fabriekswezen was in verval, handel
en nijverheid kwijnden. Het toenma
lig stadsbestuur peinsde op allerhan
de middelen en richtte het Comité
„Tot Aanmoediging van Arbeidzaam
heid" op, daarbij de hoop koesteren
de, da.t men, door meer medewerken
de middelen, in staat zou zijn den
a'ervallen staat van het fabriekswezen
dezer stad op te beun-en, en „tevens
le luiheid, die lichamelijke pest dier
burgermaatschappij, meer en meer
te verbannen."
Dit comité trachtte dan ook van den
beginne af „eerlijke- en arbeid lieven-
do armoede" te weren, en slaagde
daarin vele malen, hoewel het na
tuurlijk niet aan teleurstellingen ont
brak.
Vooral in 1799 trad ze op liefdadige
en toch kïesche wijze op, het jaar,
waarin de Engelschen en Russen
hun inval deden. Haarlem was het
brandpunt van garnizoen, inkwartie
ringen, requisities, enz., enz. En ook
.noesten een groot aantal burgers me
de ten oorlog uittrekken, zoodat in
hunne huisgezinnen diepe armoede
ontstond. Het eerst kwam dit uit
door een huisvrouw, die haar beklag
indiende, dat ze baar handwerk niet
ko voortzetten, omdat haar man als
Jager was uitgetrokken. Nu bleek
spoedig, dat dit geval niet op zich
zelf stond en dat vele vrouwen zich
reeds hadden aangemeld bij een der
diaeoniën.
Om kort te gaan de stedelijke re-
geering benoemde eene commissie,
om deze zaak te onderzoeken en zoo
spoedig mogelijk te rapporteeren om
trent verbetering in dezen toestand.
De commissie riep verschillende ge-
joede burgers bijeen en kon reeds na
twee dagen van haar bestaan advi-
s oer en, om genoemd Comité „tot Aan
moediging van Arbeidzaamheid", aan
te wijzen tot voorziening in dezen
nood en verdeeling der gelden, die
daartoe bijeen gebracht wei-den.
Deze ultdeeling moest zeer geheim
geschieden, eensdeels om de kiesch-
heii' en het eergevoel der burgers niet
te kwetsen en anderdeels om den toe
loop niet te groot te maken, waar
door misbruiken in het leven zouden
worden geroepen.
Tot 1835 bleef dit comité aldus
werkzaam, toen het van naam ver
anderde in „Commissie tot Spijsuit-
deelin.T aan behoeftigen".
Zooals men weet, Averd in 1890 een
nieuwe spijskokerij In de Jacobstraat
gebouwd.
In hooger beroep.
Het Gerechtshof te Amsterdam deed
uitspraak in de zaak van den machi
nist der H. IJ. S. M., die door de
Haarlemsche Rechtbank werd a'eroor-
deeld tot veertien dagen gevangenis
straf wegens het door schuld gevaar
doen ontstaan voois het verkeer door
stoomvermogen over een spoorweg.
Beklaagde was op 23 April onder
Heemstede met den expresse-trein 48
door twee op onveilig gestelde signa
len gereden, waardoor gevaar "ont
stond èn voor trein 48 èn voor een
goederentrein.
Het Hof vernietigde het Yonnis der
Rechtbank Avegens een vormgebrek
en, opnieuw rechtdoende,v erkiaarde
het te» laste gelegde bewezen, met
dien verstande, dat beklaagde niet
roekeloos door liet signaal is gereden.
Van dit punt der aanklacht werd hij
dan ook vrijgesproken.
Opnieuw rechtdoende veroordeelde
het beklaagde tot f 50 boete, of tien
dagen hechtenis.
TUINBOUW EN PLANT
KUNDE.
De afdeel >ng Haarlem en Omstre
ken van de Nederlandsche Maat
schappij voor Tuinbouw en Plant
kunde vergaderde Maandagavond in
het Café Brinkmann.
Door den heer J. Spaargaren, leer-
aar aan den tuinbouw-wintercursus,
werd een voor vaklieden zeer leer
zame voordracht gehouden over het
forceer en van planten. Voornamelijk
besprak deze de seringen, gaf ver
schillende Avenken over het zaaien,
occuleeren en forceeren van deze
planten. De seringen-kweekerij is in
ons land en ook in deze streken van
belangjaarlijks worden voor dui
zenden guldens naar het buitenland,
vooral naar Duitschiand, uitgevoerd.
De heer De Breuk gaf als afgevaar
digde een verslag van de te Utrecht
gehouden algemeene vergadering.
Gememoreerd werd, dat de planten-
keuringen der maatschappij een vol
gend jaar te Utrecht in plaats van ta
Amsterdam zullen worden gehouden.
Voor de onderlinge tentoonstelling
waren verschillende bloemen en plan
ten ingezonden. De keuringscommis-
siën keuden aan den heer De Meester
een certificaat eerste klasse toe voor
6 stok Chrysanthemumaan den
heer Nieuwenhuis, tuinbaas bij den
heer GaLlenkamp, een certificaat 1ste
klasse voor een partij orchideeën, en
een dito voor een inzending Crolons
aan den heer Ph. Deys werden certi
ficaten 1ste en 2de klasse toegekend
voor inzendingen Primula's en Cy
clamen.
Rubriek voor Vragen.
Goabouneerdea hebben bet voorrecht
vragen op verschillend gebied, mits voor
beantwoording vatbaar, in te zenden b(j de
Redactie van Haarlem's Dagblad, Groote
Houtstraat 6S.
Alle antwoorden worden geheel koBtelooa
gegeven en, voor zooveel mogelijk is, den
dag na de Inzending.
VRAAG. Wat is een aanbevelens
waardig merk schrijfmachine en kan
men die in Haarlem krijgen
ANTWOORD. Er zijn tal van goede
merken, welke u het beste past hangt
af van de som, die u besteden wil.-
Vervoeg u eens bij de firma de Clercq
Bos, Jansweg bij het station.
VRAAG. Kan u mij inlichten, waar"
een ongehuwd persoon, 30 jaar oud,
die geen ambacht verstaat, werk kan
Yinden( bijv. in Duitschiand, in een
fabriek of in de mijnen
ANTWOORD. Vervoeg u eens bij
den heer C. Sorgdrager, directeur
van de gemeentelijke arbeidsbeurs.
Uit de Omstreken
HAARLEMMERMEER.
Te Nieuw Vennep heeft men ge
ducht last van losloopende honden,
die des nachts verschillende erven
bezoeken en hun sporen achterlaten
in den vorm van eenige doodgebeten'
en verscheurde kippen of konijnen.
De vorige week was dit het geval
bij slechts een tweetal personen, thans
kwam ons weer een viertal gevallen
ter oore, waarbij zelfs van een paar
hokken de latten doorgeknaagd wa
ren om er in te komen. In het geheel
zijn er in enkele dagen reeds een
dertigtal kippen doodgebeten.
Het is te hopen, dat deze bloeddor
stige dieren spoedig aangetroffen eii
onschadelijk gemaakt worden.
ZANDVOORT.
Op werkdagen tusschen 10 en 12 uur
voorm. zijn aan het politiebureau al
hier inlichtingen te bekomen omtrent
een op den openbaren weg gevonden
boa.
IJMUIDEN.
Welk eene kracht de zee heeft bleek
Maandagnacht te IJmuiden.
Op den Noordpier aldaar stonden
vier monierblokken, elk tachtig dui-
Naar het Engelsch door
Barones Orczy.
12)
De laatste, rechtop van houding,
en vol vertrouwen, met één hand nog
op den arm van haar dochter, scheen
do verpersoonlijking van onbuigza-
men trots.
Het lief gelaat van Marguerite was
voor een oogenblik even wit gewor
den als de zachte fichu, die zij om den
hals droeg, en een heel scherp op
merker zou hebben kunnen zien, dat
de hand, die den langen, van lint
voorzienen stok vasthield, zich ineen-
klemde en ietwat beefde.
Maar dit duurde slechts een oogen
blik het volgend moment werden de
fi'ne wenkbrauwen even opgetrokken,
de lippen sarcastisch omgekruld, ter
wijl de helder blauwe oogen de stren
ge Gravin recht in het gelaat keken,
en zij met een licht schouderophalen
vroolijk zei
Bedaard wat, bedaard, burgeres,
wat heeft u zoo uit uw humeur ge
bracht
We zijn nu in Engeland, me
vrouw, zei de Gravin od kouden toon,
en het staat mij vrij, mijn dochter te
verbieden u vriendschappelijk de
hand te drukken. Kom, Suzanne
Zij Avenkte haar dochter, en zonder
verder een blik op Marguerite Bla.ke-
ney te werpen, maar met een diepe
ouderwetsche neiging voor die twee
jonge lieden, zeilde zij vol majesteit
de kamer uit.
Er was een oogenblik van stilte in
de gelagkamer van de oude herberg,
terwijl het ruischen van de japon
der Gravin langs de gang wegstierf.
Marguerite, statig aJs een stand
beeld, volgde met harde, besliste
cogen de kaarsrechte gestalte, terwijl
zij door de deuropening a-erdween
maar toen de kleine Suzanna, nede
rig en gehoorzaam op het punt stond
haar moeder te volgen, verdween
plotseling de harde uitdrukking op
haar gelaat en maakte plaats voor
een ernsttgen, bijna pathetischen en
kinderlijken blik-
De kleine Suzanne ving dien blik op
en haar zachte aard voelde zich aan
getrokken tot de mooie vrouw, nau
welijks ouder dan zijzelf, kinderlijke
gehoorzaamhe'd verdween voor meis-
jessympathie ij de deur keerde zij
zich om, snelde terug naar Margue
rite, en haar de armen om den hals
slaande, kuste zij haar hartelijk
toen pas volgde zij haar moeder, ter
wijl SaJly met vriendelijke kuiltjes in
haar wangen en met feen neiging
voor Mylady de achterhoede vormde.
De lieve en zachte opwelling van
Suzanne had de spanning opgeheven.
De oogen van Sir Andrew volgden de
lieve, kleine gestalte, totj,zij geheel
was verdwenen, toen ontmoetten zij
met onverholen vrooltjkheld die van
Lady Blakeney. Margeurite had met
grappige gemaaktheid de dames een
paar kushanden toegeworpen, terwijl
zij door de deuropening verdwenen,
toen speelde er een ironische glim
lach om haar lippen.
Ziezoo, ik heb gezegd! zei ze
vroolijk. Wei I Sir Andrew, heeft u
ooiit zoo'n onaangenaam persoon meer
gezien? Ik hoop, dat ik nieit op haar
lijken zal, als ik oud ben.
Zij nam haar japon op en een ma
jestueuze houding nabootsend, liep
zij naar den haard.
Suzanne, zei ze precies op den
zelfde® toon en met dezelfde stembui
ging als de Gravin, ik verbied Je tot
die vrouw te spreken
De lach die met dezen uitval verge
zeld ging. klonk misschien een beetje
gedwongen en hard, maar noch Sir
Andrew noch Lord Tony waren heel
scherpe opmerkers. De mimiek was
zoo volmaakt, de toon van de stem
zóo precies nagebootst, dat de jonge
lui allebei in een hartelijk, vroolijk
„BraA'o losbarstten.
O i Ladv Blakeney I voegde Lord
Tony er bij, hoe zullen zij u aan de
Comédie Fran^aise toch missen, en
wat zullen de Parij zenaars Sir Percy
haten, omdat hij u heeft meegenomen.
Gekheid, man, antwoordde Mar
guerite schouderophalend, heit is on
mogelijk Sir Percy, om tets ter we
reld te haten zijn geestige kwinksla
gen zouden zelfs mevrouw de Graivin
ontwapenen.
De jonge Vicombe. die zijn moeder
bij haar verontwaardigden aftocht
niet gevolgd was, deed nu een stap
voorAvaarts, gereed om de Gravin té
verdedigen, als Lady Blakeney haar
verder nog als doelwit van haar
grappen zou gebruiken. Maar voor hij
het eerste woord van protest nog kon
doen hooren, liet een aangename, of
schoon duidelijk onnoozele lach zich
van buiten af hooren en hel volgend
oogenblik kwam een ongewoon lang
en zeer rijk gekleed man. de deur
binnen.
HOOFDSTUK VI.
Een Fat uit 1792.
Sir Percy Blakeney was volgens de
kronieken van dien tijd al een paar
jaar over de dertig. Zelfs voor een
Engelscbman lang boven het middel
matige, breedgeschouderd en stevig
zou hij een knap man geweest zijn als
hij geen vadzige uitdrukking in ziin
diepliggende blauwe oogen en een
aanhoudende onnoozele lach, om zijn
welbesneden mond had gehad.
Het was nu ongeveer een jaar ge
leden, dat Sir Percy Blakeney, een
der rijkste mannen in Engeland,
voorganger van de mode en intiem
vriend van den Prins van Wales, de
geheele aristocratie van Londen en
Bath In verbazing had gebracht door
van een zijner buitenlandsche reizen
ee® mooie, bekoorlijke, ontwikkelde
Fransche vrouw mee naar huis te
brengen. Hij, de slaperigste, domste
e» meest Brrtsche Brit, die ooit een
mooie vrouw aan 't gapen had ge
bracht, had zich een schitterenden hu.
welijksprijs verworven, waarnaar,
ook al volgens de kronieken, veel me-
dedingers waren geweest.
Marguerite St. Just had juist haar
début gemaakt in Parijsehe artistie
ke kringen, op hetzelfde oogenblik,
dat de grootste maatschappelijke om
wenteling. die de wereld ooit heeft
meegemaakt binnen de muren van
Parijs plaats greep.
Nauwelijks achttien jaar, ruim
schoots begaafd met schoonheid en
talent, alleen door een Jongen e® lief
hebbenden broeder gezelschap gehou
den, had zij spoedig in haar bekoor
lijke appartementen In de Rue Riche
lieu een eA-en schitterend als uitge
zocht gezelschap om zich heen uit
gezocht. d. w. z. uit een speciaal oog
punt bekeken, Marguerite St. Jusi
was uit principe en overtuiging een
republikeinsche gelijkheid van
geboorte was haar motto ongelijk
heid van fortuin was in haar oogen
een niet in aanmerking bomende om
standigheid, maar alleen de ongelijk
heid van tailent erkende zij. „Geld en
titels mogen erfelijk zijn", placht zij
te zeggen, „maar hersens zijn dat
niet", en daarom werd haar bekoor
lijke salon bezocht door geest en
oorspronkelijkheid, voor ontwikkelde
mannen en talentvolle vrouwen, en
do toelating in die® kring werd in da
intellectuele wereld die zelfs in
die dagen en In die troebele tijden in
Parijs haar middelpunt had spoe
dig ais het zegel van een artistieke
carrière beschouwd.
Knappe mannen, ontwikkelde man
nen e® zelfs mannen, die al heel hoog
op den maatschappelij ken ladder van
eer en roem geklommen ware®, vorm
den een voortdurende en schitterende
hofhouding, om de bek-oorlijke. Jonge
actrice van de Comédie Frangaiseen
zij lichtte in het republikeinsche,
bloeddorstige Parijs als een schitte
rende komeet met een staart achter
zich van het meest uitgezochte en in
teressante in Europa.
(Wordt vervolgd).