HAARLEM'S DAGBLAD. Stadsnieuws FEUILLETON De Roode Pimpernel OM ONS HEEN No. 840. Terzen van Gaido Gezelle. Boekhandelaars zeggen, dat de men- schen geen gedichten koopen. Nu moeten we dat niet al te letterlijk op vatten, want wanneer dat zoo was, zou geen uitgever meer den moed hebben een bundel verzen te laten drukken e«n toch verschijnen er altijd hog. Ik gsloof dan ook, dat het juis ter is om te zeggen de menschen koopen geen gedichten voor zlchzel ven. Ze gebruiken die meer als pre sent aan anderen, evenals de nieuw- iBte sigaren-aansteker, de laatste presse-ps.pier en duizend andere din gen, die niemand ooit aanschaft om Be zelf te gebruiken. Waarom behoore® nu dichtwerken pok tot deze categorie Omda/i ze zui ver gevoel zijn en daarvan menigeen niet gediend ts. De lezer wil in wat bij leest, wat zien gebeuren. In ver zen geschiedt niets, of 't moest in een ballade wezen en dan is de intrige nog maar dunnetjes. Verzen zijn fifternmkigs-oogenblikken, die de lezer met den dichter moet trachten te doorleven. In het meestal nuchtere leven van allen dag passen ze daar om dikwijls wondervreemd. Hoe ken een mensch midden tusschen brieven ove. zaken in, of wanneer hij pas zijn arm met behangen heeft vermoeid, in do stemming wezen om te lezen van een boom, die door den storm wordt omgewaaid of een merel, die lustig ztt te fluiten En na afloop van de dagtaak Och, dan is er de krant en de vergadering en dan zijn er zoo veel andere dingen nog, waarvoor aandacht noodig is. En toch, als 't kon, zouden we el ke» dag een paar mooie gedichten moeten lezen en overdenken. Juist om onze gedachten even, een oogenblik maar, te doen afwijken van de lijn dor nuchtere alledaagsheid. Misschien tref ik nu een moment fvau rust al is 't maar bij honderd van mijn lezers, zoodat zij even wil len luisteren naar een paar verzen van dien wonderen dichter Guido Gezelle. 'k En hoore u nog Diet, D nachtegale en de Paaschzunne zit in 't oosten waar blijft gij zoo lange, of hebt gij misschien vergeten van ons te troosten 't En zomert, 't is waar, 't en loovert, 't en lijdt geen bladtje nog uit de hagen 't zit ijs in den wind, 't zit sneeuw in de lucht, 't is stormen dat 't doet en vlagen. Toch spreeuwt het en vink! het luide, overal de merel aan lacht en tatelt het muscht en het meest, heit koekoet in 't hout, het zwaluwt en 't zwiert en 't swatelt. Waar blijft hij zoo lang,' do nachtegale en vergeet hij van ons te troosten i En zomert nog niet, maar zomeren zal 't De Paaschzunne zit in 't Oosten. Dit is nu wel zoo eenvoudig moge lijk en wat is heit toch niet mooi. De dichter ziet wel het vogelenleger, maar hij mist den nachtegaal, den schoonste® zanger, den waren voor bode van den zomer, totdat hij zijn klacht eindigt met een triomfkreet „maar zomeren zal T'. En lees nu zoo'n versje eens hardop en luister dan eens wat muziek er Is in vele regels De merelaon lacht en tatelt. Zelfs wie hier en daar op een Vlaamsch woord stuit, waarvan hij de beteekenis niet goed begrijpt, ge voelt als bij intuïtie, wait de dichter daarmee zeggen wü Maar ik zie mannen lachen. Ze vragen, of dat nu mannenkost is, om te lezen van nachtegalen. El, zou 'k zeggen, waarom niet Is het nu we zenlijk noodig, dat mannen nooit eens praten of denken aan teêre on derwérpen Zit daar niet een beetje valsche schaamte in Mag een man wel jagen op een haas en niet luiste ren naar een nachtegaal Maar Gezelle heeft ook andere sna ren op ziin harp. Hoor, hoe zijn ge- dicht Sft o r m op Zee begint Geweldig waalt de wind* de boomen buigen terug en weer terug, de ruiten slaan het ratelt radeloos, of 't al in duigen, of t huis begeven ginge; en 't hoi vergaan te dapper is de wind in 't land gekomen, te schielijk is de ruste ons herte ontnomen 1 Hoe moet het nu op zee, bij zulke stooten, in stukken stuiven, stier en steven, al 't gerief van roe en ral De visschersbooten wie weet of 't amper een ontraken ral Gezelle houdt van korte regels en van de alliteratie. Stooten, stukken, stuiven, stier (stuur) en steven ge ven in hun snelle opvolging een in druk van de woestheid van den storm, zooals die een mindere dichter in tienmaal zooveel regels niet ver krijgen zou. Dikwijls tintelt er een straal van humor in zijn vers. Zoo is er een op Canteclaar, de oude Chaaitecleer of Chanteclair van vroeger, de haan. Gekamde Koning, Canteclaar, hoe geren zie 'k u komen daar, gestapt zoo edeldrachtig als Alexander, Attila of Karloman zijn wederga? heel keizerlijk, almachtig 1 Gij kraait, terwijl ge uw vlerken slaat, en 't stemgeluid, dat henengaat, uit uwen hals gedreven, herwekt het slapend menschendom, het boodschapt hem den dag weer om, den dag, het licht en t leven. Uw vonkelende ooge, uw rooden kam, een laaiend beeld van vier en vlam, uw zwakken steert, uw spooren, uw om end om geglimde borst, uw strijdbaarheid, uw zegedorst, uw stem, zoo schoon te hooren. Wie is er, die dat al beschrijft, die,' heel in woord en taal gelijfd, doet leven u en waken Wie is er Ander geen als gij, Heer Canteclaar Vaartwel dan, ik ontgeef 't mij en 'k wil weten, dat verre ben bij u voortaan ten onderen gij hebt, o haan, den prijs behaald, kraait koning nu, en zegepraalt, en laat mij zwijgend wonderen I Het is juist iets voor Gezelle om rustig van een afstand, om hem niet te verjagen, den haan te bewonde ren. met een glimlach om den mond of zich, zooals hij in een langer ge dicht doet, slapend te houden op een bank en dan de kippen en kuikens te bespieden, totdat ze, op zijn schater lach, dien hij niet in kan houden, om dat ze zulke malle fratsen uithalen, verschrikt op de vlucht gaan. En wat een vriendelijk medelij kent zijn hart. Lees dat versje over Spaman (man met de spa). Voorover, naar den grond die haast hem hebben zal, traag traagskens met zijn spade apoeit en delft, in 't diepe dal, de moegemoeide, ontmergde man, die schaars zijn hoofd nog heffen kan. Hij werkt nochtans en delft en doet zijn beste, tot der dood, die wacht naai' hem en elders spoedt, tot dat in heuren schoot hij vallen zal, en willekom bij God zijn, recht en sterk weerom. Ik geloof, dat ik wel weet, wat de verzen zoo aantrekkelijk maakt, ook voor Noord-Nederlanders. Het is, dat zijn taal zoo mooi en zoo rijk is en dan vooral, dat hij niet, als zoovele dichters, altijd maar weer schrijft over zichzelf, maar over zooveel, wat hij om zich heen ziet, de vogels, de boomen, de dingen van allen dag, het eawvoudige mannetje met de spa, en dat alles ziet door een glans van goed heid en poëzie. Als 't dan geen mannenwerk is, daarvan nu en dan te lezen, dan neem ik dat oordeel getroost op mij. J. C. P. Het gouden feest van ons Algemeen Ziekenfonds. Een halve eeuw geleefd'... Nog 'n wijle en de grijsaard gaat moe en afgeleefd naar de verre lan den van rust, waar onze blik niet waart... Neen! zóó is ons beeld niet! t Is 'n jonge levenslustige man, in de kracht der jaren 'n Hercules ge lijk, die van geen seniele aftakeling weet, en hoogstwaarschijnlijk ook n o o i t zal wetenl Zoo is 't getrouwe beeld van 't nu jubileerend Algemeen Zieken fonds. Dit is een van de weinige Haarlem- sche stichtingen, die lang mogen le ven. Geen wonderl want 't fonds heeft in die vijftig jaren bewezen: recht van bestaan te hebben. De buiten/Staander merkt 't zoo niet, maar zij, die geen vreemdelingen in Jeruzalem zijn, zullen 't ons beamen: Haarlem, de Haarlemsche 'burgers, hebben veel en zeer veel aan het fonds te danken! Deze indruk dien we trouwens al hadden! werd bevestigd, toen we met iemand over ,,den goeden ouden tijd' spraken den ouden tijd van „A. Z." Die „iemand" is de heer K. F. van Maas, onze bekende medicus, die reeds 48 jaar als secretaris van 't „A. Z." werkzaam is. Hij ontving ons vriendelijk in z'n ,,werk''-kamer, waar we, bij operatie-tafel en andere ver schrikkelijke instrumenten, toch een uurtje prettig geconverseerd hebben. Nu waren de bordjes eens verhan gen en moest de heer Van Maas op de operatie-tafel... Gelukkig: alleen fi guurlijk-gesproken! Hij moest z'n her sens pijnigen, om ons uit lang-vervlo- gec tijden mededeelingen te doen. 't Woord nu aan den heer Van. Maas: We gaan met onze gedachten een goede vijftig jaar terug. In Haarlem kwam een Rotterdanrische m'nheer, die 't plan had, hier een particulier ziekenfonds op te richten. Hij diende zich aan bij de doctoren, maar die zeien: „dank u!" De apothekers ook: „dank ui" Men wilde niet als knecht in dienst komen bij een directeur. Ge lukkig werd door de doctoren ook verder geredeneerd: „bestaat er hier behoefte aan zoo'n fonds, welnu, dan zullen we er zelf een oprichten, en dan een g o e d!" Dut was de eerste stap om te komen te de geboorte van 't „A. Z."l De geneesheeren overleg den nog eens nader en zoo werd op 28 November 1858 in beginsel besloten tot stichting van het fonds. Alle Haar lemsche doctoren verleenden hun me dewerking, zoodat de zaak spoedig voor elkaar stond. Maar... nu had men geneesheeren, doch zieken moe ten óók geneesmiddelen hebben! De apothekers hadden den Rotterd. geneesheer naar huis gezonden, doch wilden 't „A. Z." ook niet bedienen. Wat te doen? Eindelijk kwam er uit- komstl In Amsterdam was een pas ge diplomeerd apotheker, en die werd overgehaald, om hier een apotheek voor 't fonds te beginnen. Dit jonge apothakertje vestigde een apotheek aan de Bakenessergracht en de zaak jes gingen uitstekendl Wie denkt u, dat dit jonge apothe- kertje was?... De heer Sneltjes, ons te genwoordig raadslid! 't „A. Z." is een filantropische Instelling en dus volstrekt geen winst zaakje! Het doel is: tegen eene geringe wekelijksche bijdrage, aan de leden de noodige genees-, heel- en verloskundige hulp en de daartoe vereischte ge neesmiddelen te verschaffen. Als leden worden aangenomen, zij, die geacht worden niet In staat te zijn uit eigen middelen op de wone wijze te kunnen voorzien in de behoeften door ziekten veroor zaakt, den ouderdom van zestien jaar bereikt hebben en binnen het grondgebied van Haarlem wonen. Zij betalen Ieder 's weeks 10 cent, voor eik kind onder de zestien jaar 3 oent. Voor meer kinderen dan twee beneden de zestien jaar wordt door de ouders niet betaald. Meer gegoeden kunnen ook voor hunne dienstboden deelnemen en betalen dan voor ééne dienstbode 7.voor twee f 12.en voor elke dienstbode meer f 6.per jaar. De geneesheeren beheeren zelf het fonds laten de administratie voeren betalen den apothekers voor elk drankje, doosje poeders, of pillen, be kostigen de verloskundigen en... wat er d a n overblijft, dat deelen d ueesheeren als een vergoeding voor hun medische hulp. Althans.... als er iets overschiet In de eerste jaren werd verlies gele don en moesten de geneesheeren zelfs nog wat bij p as son. Na eenige ja ren bleef er wat over, voor eiken dok ter een paar stuivers... Toen hebben we feest gevierd, niet om die stuivers, maar omdat bewezen was, dat het fonds kon bestaan. Thans blijft er elk jaar wol wat over, maar toch zoo weinig, dat alleen een vergoe ding, geen betaling gegeven kan worden. In den loop der jaren nam het fonds, steeds in bloei toe. Nu worden onge veer 3000 huisgezinnen op die wijze var geneeskundige hulp voorzien. E>en bewijs voor den bloei is ook, dat ds .apothekers hun tegenstand opga ven, zoodat nu In verse billende deelen der stad fondsapolhekers gevestigd zijn, wat voor de leden zeker gemak kelijk is. Zoo vertelde de heer Van Maas. Tenslotte gingen we nog wat in oude notulen-boeken snuffelen. Onder de namen der oprichters vonden we de heerer.Waardenburg, Van Wilg, Van Reijssen, Winkler, Coelen, Eka- ma, Enschedé, Ten Houten de.Lange Beijhoff, Koetser, Egeling, Elders, Frank, Lubach, Do W aal Malefijt, Van Meurs, Proot, Sneltjes en Van Wilgen. Alleen de heer Sneltjes ls nu nog in leven. Dan volgt als nestor le heer Van Maas, die gelijk we reeds schreven, het fonds van 1860 af als secretaris heeft gediend, en dus onschatbare dienste® bewezen. Ook gaf hij al dien tijd zijn medische® kennis vrijwel be langloos, om daardoor de minder be deelden te helpen. Thans bestaat het bestuur uit de heeiren Dr. W. E. Merens, voorzitter, K. F. van Maas, secretaris, en D. A. Swens, penningmeester. Als genees-, heel- en verloskundigen zijn aan het fonds verbonden de hee- ren Dr. I. van Walt van Praag, Dr. M. C. A. Bijleveld, M. J. H enge veld, G G. W. Aan Waver en, W. C. Morgan van der Meer, Dr. W. E. Merens, Dr. D. H. Hiensch, Dr. J. van Schuilen- burg, A. A. G. Land. Als heel- en verloskundige de hee- ron K. F. van Maas en M. Jessurun. Als oogheelkundigen de heexen J. Waller Zeper en J. Beltman. Als keel-, neus. en oogheelkundige de heer J. Waller Zeper. Als tandheelkundige de heer E. H. E. Oudschans. Bovendien heeft het fonds nu vier vroedvrouwen, vijf apotheken, vier boden en een boekhouder. Het kantoor is gevestigd Schoter- singel 119. Onze vroegere stadgenoot, de heer Prof. Kouwer, heeft den heer Van Maas dezer dagen een brief gezon den, waarin hij schreef, veel aange name herinneringen aan 't fonds te hebben, waaraan hij vroeger zelf z'n krachten gegeven heeft, ,,'t „A. Z.'" is een model-ziekenfonds 't Schrij- van bevatte natuurlijk ook een liarte- lijken gelukwensch aan het bestuur van het „A. Z." met dit jubilé. Zaterdagmiddag zal het jubileum feestelijk herdacht worden, met bijeenkomst en maaltijd In „De Kroon". De voorzitter A'an het fonds. Dr. W. E. Merens, zal dan een rede houden, waarin hij de oprichting en geschiedenis van het fondg zal schet sen. t COMMISSIE TOT SPIJSUITDEE- LING AAN BEHOEFTIGEN. Dezer dagen hebben onze lezers eene advertentie in ons blad kunnen lezen van de heeren Joh. de Breuk en J. C. Tadiema, respectievelijk voorzit ter en secretaris A'an bovengenoemde commissie, waarbij belioeftigen wor den opgeroepen om in den aanstaan den winter warm en krachtig voedsel te ontvangen. Een onzer medewer kers ging de geschiedenis dezer zoo nuttige commissie eens na en zag, dat ze de cudste te dezer stede is op dit gebied. Het ligt niet in het voor nemen hier hare geschiedenis mede te deelen, doch uit hare eerste perio de" willen we iets mededeelen, wat zeker aan weinigen bekend zal zijn en, opnieuw rechtdoende, verklaarde spionkelijke grondslag eenlgszins an ders was. De commissie dateert reeds van 1796. In dat jaar zag het er te Haar lem niet bijzonder rooskleurig uit, het fabriekswezen was in verval, handel en nijverheid kwijnden. Het toenma lig stadsbestuur peinsde op allerhan de middelen en richtte het Comité „Tot Aanmoediging van Arbeidzaam heid" op, daarbij de hoop koesteren de, da.t men, door meer medewerken de middelen, in staat zou zijn den a'ervallen staat van het fabriekswezen dezer stad op te beun-en, en „tevens le luiheid, die lichamelijke pest dier burgermaatschappij, meer en meer te verbannen." Dit comité trachtte dan ook van den beginne af „eerlijke- en arbeid lieven- do armoede" te weren, en slaagde daarin vele malen, hoewel het na tuurlijk niet aan teleurstellingen ont brak. Vooral in 1799 trad ze op liefdadige en toch kïesche wijze op, het jaar, waarin de Engelschen en Russen hun inval deden. Haarlem was het brandpunt van garnizoen, inkwartie ringen, requisities, enz., enz. En ook .noesten een groot aantal burgers me de ten oorlog uittrekken, zoodat in hunne huisgezinnen diepe armoede ontstond. Het eerst kwam dit uit door een huisvrouw, die haar beklag indiende, dat ze baar handwerk niet ko voortzetten, omdat haar man als Jager was uitgetrokken. Nu bleek spoedig, dat dit geval niet op zich zelf stond en dat vele vrouwen zich reeds hadden aangemeld bij een der diaeoniën. Om kort te gaan de stedelijke re- geering benoemde eene commissie, om deze zaak te onderzoeken en zoo spoedig mogelijk te rapporteeren om trent verbetering in dezen toestand. De commissie riep verschillende ge- joede burgers bijeen en kon reeds na twee dagen van haar bestaan advi- s oer en, om genoemd Comité „tot Aan moediging van Arbeidzaamheid", aan te wijzen tot voorziening in dezen nood en verdeeling der gelden, die daartoe bijeen gebracht wei-den. Deze ultdeeling moest zeer geheim geschieden, eensdeels om de kiesch- heii' en het eergevoel der burgers niet te kwetsen en anderdeels om den toe loop niet te groot te maken, waar door misbruiken in het leven zouden worden geroepen. Tot 1835 bleef dit comité aldus werkzaam, toen het van naam ver anderde in „Commissie tot Spijsuit- deelin.T aan behoeftigen". Zooals men weet, Averd in 1890 een nieuwe spijskokerij In de Jacobstraat gebouwd. In hooger beroep. Het Gerechtshof te Amsterdam deed uitspraak in de zaak van den machi nist der H. IJ. S. M., die door de Haarlemsche Rechtbank werd a'eroor- deeld tot veertien dagen gevangenis straf wegens het door schuld gevaar doen ontstaan voois het verkeer door stoomvermogen over een spoorweg. Beklaagde was op 23 April onder Heemstede met den expresse-trein 48 door twee op onveilig gestelde signa len gereden, waardoor gevaar "ont stond èn voor trein 48 èn voor een goederentrein. Het Hof vernietigde het Yonnis der Rechtbank Avegens een vormgebrek en, opnieuw rechtdoende,v erkiaarde het te» laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat beklaagde niet roekeloos door liet signaal is gereden. Van dit punt der aanklacht werd hij dan ook vrijgesproken. Opnieuw rechtdoende veroordeelde het beklaagde tot f 50 boete, of tien dagen hechtenis. TUINBOUW EN PLANT KUNDE. De afdeel >ng Haarlem en Omstre ken van de Nederlandsche Maat schappij voor Tuinbouw en Plant kunde vergaderde Maandagavond in het Café Brinkmann. Door den heer J. Spaargaren, leer- aar aan den tuinbouw-wintercursus, werd een voor vaklieden zeer leer zame voordracht gehouden over het forceer en van planten. Voornamelijk besprak deze de seringen, gaf ver schillende Avenken over het zaaien, occuleeren en forceeren van deze planten. De seringen-kweekerij is in ons land en ook in deze streken van belangjaarlijks worden voor dui zenden guldens naar het buitenland, vooral naar Duitschiand, uitgevoerd. De heer De Breuk gaf als afgevaar digde een verslag van de te Utrecht gehouden algemeene vergadering. Gememoreerd werd, dat de planten- keuringen der maatschappij een vol gend jaar te Utrecht in plaats van ta Amsterdam zullen worden gehouden. Voor de onderlinge tentoonstelling waren verschillende bloemen en plan ten ingezonden. De keuringscommis- siën keuden aan den heer De Meester een certificaat eerste klasse toe voor 6 stok Chrysanthemumaan den heer Nieuwenhuis, tuinbaas bij den heer GaLlenkamp, een certificaat 1ste klasse voor een partij orchideeën, en een dito voor een inzending Crolons aan den heer Ph. Deys werden certi ficaten 1ste en 2de klasse toegekend voor inzendingen Primula's en Cy clamen. Rubriek voor Vragen. Goabouneerdea hebben bet voorrecht vragen op verschillend gebied, mits voor beantwoording vatbaar, in te zenden b(j de Redactie van Haarlem's Dagblad, Groote Houtstraat 6S. Alle antwoorden worden geheel koBtelooa gegeven en, voor zooveel mogelijk is, den dag na de Inzending. VRAAG. Wat is een aanbevelens waardig merk schrijfmachine en kan men die in Haarlem krijgen ANTWOORD. Er zijn tal van goede merken, welke u het beste past hangt af van de som, die u besteden wil.- Vervoeg u eens bij de firma de Clercq Bos, Jansweg bij het station. VRAAG. Kan u mij inlichten, waar" een ongehuwd persoon, 30 jaar oud, die geen ambacht verstaat, werk kan Yinden( bijv. in Duitschiand, in een fabriek of in de mijnen ANTWOORD. Vervoeg u eens bij den heer C. Sorgdrager, directeur van de gemeentelijke arbeidsbeurs. Uit de Omstreken HAARLEMMERMEER. Te Nieuw Vennep heeft men ge ducht last van losloopende honden, die des nachts verschillende erven bezoeken en hun sporen achterlaten in den vorm van eenige doodgebeten' en verscheurde kippen of konijnen. De vorige week was dit het geval bij slechts een tweetal personen, thans kwam ons weer een viertal gevallen ter oore, waarbij zelfs van een paar hokken de latten doorgeknaagd wa ren om er in te komen. In het geheel zijn er in enkele dagen reeds een dertigtal kippen doodgebeten. Het is te hopen, dat deze bloeddor stige dieren spoedig aangetroffen eii onschadelijk gemaakt worden. ZANDVOORT. Op werkdagen tusschen 10 en 12 uur voorm. zijn aan het politiebureau al hier inlichtingen te bekomen omtrent een op den openbaren weg gevonden boa. IJMUIDEN. Welk eene kracht de zee heeft bleek Maandagnacht te IJmuiden. Op den Noordpier aldaar stonden vier monierblokken, elk tachtig dui- Naar het Engelsch door Barones Orczy. 12) De laatste, rechtop van houding, en vol vertrouwen, met één hand nog op den arm van haar dochter, scheen do verpersoonlijking van onbuigza- men trots. Het lief gelaat van Marguerite was voor een oogenblik even wit gewor den als de zachte fichu, die zij om den hals droeg, en een heel scherp op merker zou hebben kunnen zien, dat de hand, die den langen, van lint voorzienen stok vasthield, zich ineen- klemde en ietwat beefde. Maar dit duurde slechts een oogen blik het volgend moment werden de fi'ne wenkbrauwen even opgetrokken, de lippen sarcastisch omgekruld, ter wijl de helder blauwe oogen de stren ge Gravin recht in het gelaat keken, en zij met een licht schouderophalen vroolijk zei Bedaard wat, bedaard, burgeres, wat heeft u zoo uit uw humeur ge bracht We zijn nu in Engeland, me vrouw, zei de Gravin od kouden toon, en het staat mij vrij, mijn dochter te verbieden u vriendschappelijk de hand te drukken. Kom, Suzanne Zij Avenkte haar dochter, en zonder verder een blik op Marguerite Bla.ke- ney te werpen, maar met een diepe ouderwetsche neiging voor die twee jonge lieden, zeilde zij vol majesteit de kamer uit. Er was een oogenblik van stilte in de gelagkamer van de oude herberg, terwijl het ruischen van de japon der Gravin langs de gang wegstierf. Marguerite, statig aJs een stand beeld, volgde met harde, besliste cogen de kaarsrechte gestalte, terwijl zij door de deuropening a-erdween maar toen de kleine Suzanna, nede rig en gehoorzaam op het punt stond haar moeder te volgen, verdween plotseling de harde uitdrukking op haar gelaat en maakte plaats voor een ernsttgen, bijna pathetischen en kinderlijken blik- De kleine Suzanne ving dien blik op en haar zachte aard voelde zich aan getrokken tot de mooie vrouw, nau welijks ouder dan zijzelf, kinderlijke gehoorzaamhe'd verdween voor meis- jessympathie ij de deur keerde zij zich om, snelde terug naar Margue rite, en haar de armen om den hals slaande, kuste zij haar hartelijk toen pas volgde zij haar moeder, ter wijl SaJly met vriendelijke kuiltjes in haar wangen en met feen neiging voor Mylady de achterhoede vormde. De lieve en zachte opwelling van Suzanne had de spanning opgeheven. De oogen van Sir Andrew volgden de lieve, kleine gestalte, totj,zij geheel was verdwenen, toen ontmoetten zij met onverholen vrooltjkheld die van Lady Blakeney. Margeurite had met grappige gemaaktheid de dames een paar kushanden toegeworpen, terwijl zij door de deuropening verdwenen, toen speelde er een ironische glim lach om haar lippen. Ziezoo, ik heb gezegd! zei ze vroolijk. Wei I Sir Andrew, heeft u ooiit zoo'n onaangenaam persoon meer gezien? Ik hoop, dat ik nieit op haar lijken zal, als ik oud ben. Zij nam haar japon op en een ma jestueuze houding nabootsend, liep zij naar den haard. Suzanne, zei ze precies op den zelfde® toon en met dezelfde stembui ging als de Gravin, ik verbied Je tot die vrouw te spreken De lach die met dezen uitval verge zeld ging. klonk misschien een beetje gedwongen en hard, maar noch Sir Andrew noch Lord Tony waren heel scherpe opmerkers. De mimiek was zoo volmaakt, de toon van de stem zóo precies nagebootst, dat de jonge lui allebei in een hartelijk, vroolijk „BraA'o losbarstten. O i Ladv Blakeney I voegde Lord Tony er bij, hoe zullen zij u aan de Comédie Fran^aise toch missen, en wat zullen de Parij zenaars Sir Percy haten, omdat hij u heeft meegenomen. Gekheid, man, antwoordde Mar guerite schouderophalend, heit is on mogelijk Sir Percy, om tets ter we reld te haten zijn geestige kwinksla gen zouden zelfs mevrouw de Graivin ontwapenen. De jonge Vicombe. die zijn moeder bij haar verontwaardigden aftocht niet gevolgd was, deed nu een stap voorAvaarts, gereed om de Gravin té verdedigen, als Lady Blakeney haar verder nog als doelwit van haar grappen zou gebruiken. Maar voor hij het eerste woord van protest nog kon doen hooren, liet een aangename, of schoon duidelijk onnoozele lach zich van buiten af hooren en hel volgend oogenblik kwam een ongewoon lang en zeer rijk gekleed man. de deur binnen. HOOFDSTUK VI. Een Fat uit 1792. Sir Percy Blakeney was volgens de kronieken van dien tijd al een paar jaar over de dertig. Zelfs voor een Engelscbman lang boven het middel matige, breedgeschouderd en stevig zou hij een knap man geweest zijn als hij geen vadzige uitdrukking in ziin diepliggende blauwe oogen en een aanhoudende onnoozele lach, om zijn welbesneden mond had gehad. Het was nu ongeveer een jaar ge leden, dat Sir Percy Blakeney, een der rijkste mannen in Engeland, voorganger van de mode en intiem vriend van den Prins van Wales, de geheele aristocratie van Londen en Bath In verbazing had gebracht door van een zijner buitenlandsche reizen ee® mooie, bekoorlijke, ontwikkelde Fransche vrouw mee naar huis te brengen. Hij, de slaperigste, domste e» meest Brrtsche Brit, die ooit een mooie vrouw aan 't gapen had ge bracht, had zich een schitterenden hu. welijksprijs verworven, waarnaar, ook al volgens de kronieken, veel me- dedingers waren geweest. Marguerite St. Just had juist haar début gemaakt in Parijsehe artistie ke kringen, op hetzelfde oogenblik, dat de grootste maatschappelijke om wenteling. die de wereld ooit heeft meegemaakt binnen de muren van Parijs plaats greep. Nauwelijks achttien jaar, ruim schoots begaafd met schoonheid en talent, alleen door een Jongen e® lief hebbenden broeder gezelschap gehou den, had zij spoedig in haar bekoor lijke appartementen In de Rue Riche lieu een eA-en schitterend als uitge zocht gezelschap om zich heen uit gezocht. d. w. z. uit een speciaal oog punt bekeken, Marguerite St. Jusi was uit principe en overtuiging een republikeinsche gelijkheid van geboorte was haar motto ongelijk heid van fortuin was in haar oogen een niet in aanmerking bomende om standigheid, maar alleen de ongelijk heid van tailent erkende zij. „Geld en titels mogen erfelijk zijn", placht zij te zeggen, „maar hersens zijn dat niet", en daarom werd haar bekoor lijke salon bezocht door geest en oorspronkelijkheid, voor ontwikkelde mannen en talentvolle vrouwen, en do toelating in die® kring werd in da intellectuele wereld die zelfs in die dagen en In die troebele tijden in Parijs haar middelpunt had spoe dig ais het zegel van een artistieke carrière beschouwd. Knappe mannen, ontwikkelde man nen e® zelfs mannen, die al heel hoog op den maatschappelij ken ladder van eer en roem geklommen ware®, vorm den een voortdurende en schitterende hofhouding, om de bek-oorlijke. Jonge actrice van de Comédie Frangaiseen zij lichtte in het republikeinsche, bloeddorstige Parijs als een schitte rende komeet met een staart achter zich van het meest uitgezochte en in teressante in Europa. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 5