hm, eer hij zich op een stoel liet neer
vallen.
Ik geloof, dat ge gelijk hebt, zei-
de hij bedaard. Ik zai u alles vertel
len, wat ge wenscht te weten,
Dat is verstandig. Wees zoo
goed, voort te gaan.
Ik moet dan in enkele minder
aangename bijzonderheden treden.
Men houdt mij voor rijk, maar
feitelijk zijn mijne zaken in een alles
behalve rijken toestand. Een tijdje
geleden kwam ik tot de ontdekking,
het niet lang meer vol te zullen kun
nen houden, tenzij ik een middel vond
er mij weer bovenop te werken. Een
goed huwelijk scheen mij de aange
wezen weg in mijn keus viel op Ma-
bel Keene. Haar vader is schatrijk,
zooals ge weet, en het meisje, was
blijkbaar niet aikeerig van mij, tot
Hoibrook op het tooneel trad. Toen
waren de bordjes geheel verhangen
en was voor mij alle kans verkeken.
Als ik m'n mededinger van de baan
kon schuiven:, dacht ik echter het nog
wel klaar te zullen spelen en zoo be
gon ik een plan op te ze<tten. Ik zou
den faraeuzen penning stelen en dien
in Holbrook's zak moffelen. Mijn be
drevenheid in het goochelen kwam
me daarbij goed te pas. Veertien da
gen van te voren wist ik al van het
diner-partijtje. Ik had dus allen tijd
voor me en daar ik het voordeel in
zag van een namaaksel bij de hand
te hebben, liet ik zoo'n ding vervaar
digen.
Doch daar kwam een anderen
schurk in het spel, op wien ik niet
gerekend had. Ik bedoel den man.
die werkelijk den penning gestolen
heeft.
Wie is hij
Castle glimlachte.
Ge zijt niet zoo knap als ik
dacht, zei hij. Wel, natuurlijk de oude
Sir Simocn Scott. Het ging zoo goed
en handig, dat ik met al mijn goo
chelkunst geheel verbluft was en me
bijna niet goed kon houden. Toen be
gon ik het voordeel van mijn stand
punt ln te zien. Sir Simon had den
Venning gestolen en ik wist het. Met
dolbrook zou het nu gemakkelijk
raanmaar de wijze, waarop Keene
Se zaak opvatte, bracht eene kleine
misrekening voor me. Ik had den
valsehen penning nog in mijn zak,
en.
Jawel, maar ge wist, dat óm de
eene of andere reden Hoibrook zou
weigeren zich aan een onderzoek te
onderwerpen.
Juist. Ik had de zekerheid, dat
Hoibrook in het geheim verloofd was
met juffrouw Mabel en dat ze cor
respondentie voerden. Er lag een
brief voor hem in de hal en ik zag
hem dien in zijn zak steken. De rest
weet ge, en ik geloof niet, dat er meer
valt te vertellen. Alleen moet ik u
verzoeken, deze zaak" niet verder te
laten komen dan onder de lui, die er
mee te maken hebben. Houd ze zoo
geheim als ge kunt, tot ik het land
uit ben en indien ik wederkeerig iets
voor u doen kan, dan ben ik daartoe
bereid.
Ja, er is één ding, dat ik van u
verzoeken moet. t Kan me niet sche
ten, hoe ge het aanlegt, maar ge
moet den echten penning van Sir Si
mon Scott terug zien te krijgen. Ge
kunt dien dan met de post naar
Keéne zenden. En nu ga ik met Hoi
brook naar hem toe, om hem alles uit
te leggen. Wij zullen elkander wel
niet meer ontmoeten.
Het was niet vóór den volgenden
dag, dat Connor en Hoibrook den
heer Keene een bezoek brachten en
hem het geval tot op zekere hoogte
verklaarden. De verzamelaar was er
mee in zijn schik, te meer daar hij
dien morgen den vermisten penning
terug had ontvangen met een brief
van Castle.
Mabel's vader straalde letterlijk
van opgetogenheid, toen hij Hoibrook
de hand schudde.
Doch waarom, zoo vroeg hij,
waart ge er zoo tegen uwe zakken te
laten doorzoeken
Connor glimlachte droogjes.
Ik denk, dat ik maar zal ver
trekken, zei hij. vooral daar Hol
brook's verklaringen min of meer een
familiezaak zullen zijn. Ge zult dat
begrijpen, als hij zijne ophelderingen
geeft in tegenwoordigheid van u en...
van uwe dochter.
(„Centr.")
De gebeimzinnige
detectieve.
„Wordt gezocht eene vrouwelijke
detective voor 8—14 dagen in een
kosthuis. De voorkeur heeft iemand,
die vlug is in kennismaking. Adres
met opgaaf van geboden diensten
wordt verzocht onder letters X IJ Z
aan de administratie van dit blad."
Deze aankondiging las ik voor ee-
nigen tijd in een Londensch dagblad.
Ik dacht er even over na, want
eens een paar dagen de rol van eene
detective spelen vond ik zoo onaardig
nog niet; die gedachte had eene ze
kere aantrekkelijkheid voor mij, en
het besluit was spoedig genomen.
Sedert zes maanden woonde ik te
Londen in een kosthuis en verdiende
met schilderen op porselein mijn on
derhoud, nadat ik buiten mijn schuld
het grootste deel van mijn vermogen
verloren had.
Na eemg overleg met mij zelve ge-
pleeg te hebben zette ik mij aan mijn
schrijftafel en schreef als aanbod op
de vraag:
Daar ik op het oogenblik vrij
ken, bied ik mij aan, om aan uwe
wenschen te voldoen, en ben ik bereid
voor eene vergoeding van acht shil
ling daags, bij u te verblijven en ijve
rig en op vertrouwbare wijze uwe op
drachten na te komen. Omdat ik tot
nu toe altijd zelfstandig ben opgetre
den, kan ik u geen getuigenis van ge
boden diensten overleggen. Om dezelf
de reden kan ik ook niet mijn naam
opgeven aan iemand, die mij geheel
en al onbekend is.
Ik had niet gedacht een antwoord
te zullen krijgen, en was daarom zeer
verwonderd, als ik reeds den volgen
den dag een schrijven ontving van
dezen inhoud:
„Ik verwacht u morgen (Dins-'
dag) namiddag om 6 uur, om na
der te overleggen. De zaak elscht
spoed. Ik heb een dief in huls.
Mrs. Jouce Rodegg 240
Oak St."
Dat eene dame, die ©en kosthuis
houdt, een dief binnen hare muren
heeft is niets bijzonders, ook niet, dat
zij zoo gauw mogelijk van hem ver
lost wenscht te worden. Het merk
waardige in deze zaak echter was,
dat de schrijfster van dezen hrief mij
ne eigen kosthuisjuffrouw was. Een
vol jaar lang had ik mij in de Oak-
straat 240 heel veilig gewaand,
nu kwam ik opeens tot de ontdekking
dat ik al dien tijd in een dievenhol ge
huisd had.
Toen mijne bevreemding eenigszins
verminderd was, begon ik mij, al de
personen die in huis woonden, met
hunne eigenaardigheden en gewoon
ten voor den geest te stellen. De huis
vrouw zelve, haar dienstpersoneel,
haar zoon Jasper en mijn persoon
Lucy Stewart waren natuurlijk ho
ven alle verdenking verheven. Een
der zes jonge heeren moet dus de
schuldige zijn. Onder hen was een
zekere heer Baker: die aan het bene
deneinde van de tafel zat, en altijd de
helft van de selderie al op had, voor
dat de andere gezeten waren. Nooit
had ik hem kunnen lijden, en ik hield
het nu, na de gewichtige gebeurtenis
van dezen dag, niet voor onwaar
schijnlijk, dat hij heimelijk een vork
of zilveren lepel of iets dergelijks van
de tafel liet verdwijnen om het voor
een prijsje te verkoopen. Het kon ook
mijnheer Ketchum zijn, die, zooals
hij zelf zeide,, een slaapwandelaar
was. Mijnheer Hark rookte in bed, en
had reeds herhaalde malen gaten in
de lakens laten branden. Mijnheer
Brown was gewoon bij iedere opmer
king, die een ander maakte luid te
lachen en er zijn onveranderlijk ste
kelig antwoord op te laten volgen. Dit
waren nu wel hatelijke, onaangena
me aanwendsels, maar daarom waren
zij toch nog geen dieven; neen, Ba
ker was de een i ge, die ik verdenken
kon.
Wie de dief ook zijn mocht, ik
maakte mij sterk hem te ontdekken.
Maar hoe moest ik het nu aanleg
gen bij mijn bezoek? Als Miss Lucy
Stewart kon ik onmogelijk verschij
nen. Wat dan gedaan? Ik had vroe
ger eens, bij gelegenheid van een
feest, een zeer eenvoudig costuum ge
dragen, waarin mijne eigen moeder
mij niet herkend had. Diezelfde ver
kleeding wilde ik weder gebruiken.
Ik ging dan de stad in en kocht een
zwarte pruik, een bril en een zeer
eenvoudig kleed van gewone zwarte
wollen stof. Toen huurde ik voor acht
dagen, in de buurt van de Passtraat,
eene kleine kamer, waaruit ik vijf en
veertig minuten na vijven geheel ver
anderd te voorschijn trad om naar
Mrs. Rodegg te gaan.
Deze noodigde mij uit te gaan zit
ten en liet toen, niet wetende hoe te
beginnen, hare blauwe niets zeggen
de oogen door de kamer schouwen,
waarop zij eindelijk begon:
Wilt u zoo goed zijn mij te zeg
gen, hoe uw naam is en waar u
woont?
Ada Mosbey, mijn adres is Chest-
nutstreet 98.
Ik wil geen tijd verliezen met
veel woorden te gebruiken, ging zij
voort, ik reken op uwe bescheiden
heid. Dat u ondervinding hebt en ge
schikt zijt voor de u opgedragen taak
bewijst uw hrief.
Ik geloof, dat die woorden mij de
den kleuren ten minste, ik hoopte,
dat het zoo was, althans om mij te
redden.
Zooals ik u schreef, begon zij,
heb ik een dief in mijn huis of lie
ver een dievegge.
Dus toch nog eene van het dienst
personeel, dacht ik, en mijne ver
denking van mijnheer Baker verdween
geheel en al.
Zij is sedert... sedert zes maan
den bij mij, en zij schildert. Nu
volgde eene vrij lange stilte. Zij
noemt zich Lucy Stewart.
Weinig scheelde er aan of bij deze
mededeeling was ik van schrik en ont
steltenis van mijn stoel gevallen.
Mrs. Rodegg merkte hiervan geluk-
Kig niets en zij vervolgde: Zij is eene
dievegge van de slimste soort, die
niet te betrappen is, voordat het bij
na te laat zal zijn. Zij heeft mij lang
zamerhand iets ontstolen, dat voor
mij van onschatbare waarde is: -het
hart van mijn zoon heeft zij geroofd!
Mijn zoon Jasper is dolverliefd op
haar, en daarbij is hij met een ander
zoo goed als verloofd. Natuurlijk is
alleen die juffrouw de schuld van al
les. U kunt niet denken hoe lief, hoe
bescheiden zij zich voordoet, en toch
houd ik haar voor een doortrapte
hartenvangster, die zich bij mij in
genesteld heeft met het doel mijn
zoon verliefd te maken.
Voor het eerst van mijn leven
smaakte ik het genot mij zelve te zien
door eens anders oogen. Wat ik daar
hoorde, strookte zoo weinig met het
geen ik verwacht had, dat er eenige
oogenblikken noodig waren, voordat
ik met vaste stem kon zeggen:
Zoudt u mij ook iets naders kun
nen zeggen aangaande die Miss Ste
wart?
Zij is zeer aantrekkelijk en heeft
nette manieren, dat is niet te ontken
nen; zij heeft blond, gekruld, kort
haar, een mooie gelaatskleur en eene
fraaie gestalte. Zooals u merkt, doe
ik haar alle recht wedervaren. Zij is
echter, zoo ver ik weet, tamelijk on
vermogend en verdient haar levens
onderhoud met porselein te beschilde
ren. Als men ze zoo ziet, moet men
haar voor een fijne dame houden.
Maar lets is niet ln den haak bij haar,
vervolgde Mrs. Rodegg op gedempten
toon, terwijl zij haren stoel dicht naar
ij toe schoof. Ik heb eene zeer bui
tengewone menschenkennis en ben
overtuigd, dat die juffrouw
iets gedaan heeft, dat... dat zij voor
de menschen zoekt verborgen te hou
den. Nu zou ik graag hebben, dat u
bevriend met haar werd, om dat te
weten te komen. Mijn zoon heeft een
nauwgezet, eerlijk karakter; kan ik
hem nu zeggen: Miss Stewart is je
liefde niet waardig, en kan ik hem
dat bewijzen, dan zal zijne liefde spoe
dig overslaan in verachting.
Pardon, viel ik in, weet zij ook,
dat uw zoon haar bemint?
Of zij dat weet? Natuurlijk; zoo
lang als zij hier is, heeft zij het er
op aangelegd. Maar mijn zoon sprak
nooit daarover met haar. Hij is zeer
terughoudend. Zijne verloving met
een meisje, genaamd Margriet, heb
ben hare moeder en ik bewerkt. Bleef
die alleen aan he movergelaten, dan
kwam er nooit iets van terecht, geloof
ik.
Ik herinnerde mij die Margriet als
een,niet mooi en zeer weinig aantrek
kelijk meisje, zoodat ik dit zeer na
tuurlijk vond.
Ik zou van zijne liefde tot die
Miss Stewart" nooit iets gemerkt heb
ben, ging Mrs. Rodegg verder, als ik
hem op zekeren dag niet overvallen
had, terwijl hij hare fotografie be
schouwde met een uitdrukking, die
niets aan duidelijkheid te wenschen
overliet. Ik kon mij niet bedwingen
hem niet te vragen of hij haar be
minde.
Boven alles, antwoordde hij mij.
Toen ik verder vroeg, bekende hij mij,
dat hij zich tot haar had aangetrok
ken gevoeld van den eersten dag af
waarop zij in ons huis gekomen was,
maar dat hij haar nog met geer
woord over zijne liefde gesproken had
en het voorloopig ook niet van plan
was.
Ik moet eerst harer waardig wor
den, zeide hij.
Wel een bewijs hoe hij haar lief
heeft. Ik deed mijn best hem duidelijk
te maken, dat hij ver boven haar
stond. Ja, miss Mosbey, ik ben trotsch
op mijn zoon, en heb ook alle redenen
daarvoor. Hij is zeer schrander,
heeft vele goede hoedanigheden en is
een man van eer van top tot teen. Op
het oogenblik is hij wel niet rijk,
rnaar als hij 27 jaren oud is, komt hij
Ln het bezit van zijn grootvaders erf
deel, dat vrij aanzienlijk is. Al ben
ik ook verplicht om door het verhuren
van kamers in mijn onderhoud te
voorzien, zoo stammen wij toch van
zeer aanzienlijke familie, en mij
ne zonen hebben toegang tot de eer
ste gezelschappen. Het is mijn vurig
ste wensch, dat hij trouwt met Mar
griet, alles wat daarvoor ploit stelde
ik hem voor. Bedaard hoorde hij mij
in, maar ten slotte zeide hij toch:
Lieve moeder, daarvan hebt u
geen begrip; u beooreelt Miss Stewart
altijd valsch. Zij is eene zeer be
schaafde, voorname dame, voor wie
ik vermoedelijk niet goed genoeg ben.
Hij is niet goed genoeg voor
haarl En zij wacht er maar op, dat
hij haar zijne liefde bekend maaktl
Voor zoover ik mijn zoon ken, is hij
slechts hierdoor te genezen, dat ik
hare onwaardigheid bewijzen kan. U
moet hem daarvan genezen. Het ge
neesmiddel moge dan bitter zijn, als
hij het maar neemt.
Maar waarom wilt u het geluk
van uwen zoon opofferen aan uw ei
gene wenschen? Waarom laat u hem
niet trouwen met het meisje, dat hij
lief heeft?
Nooit zag ik Mrs. Rodegg's oogen
zoo groot worden als op deze vraag.
Omdat ik haar niet lijden kan!
Omdat zij bij al hare voortreffelijkhe
den niet goed genoeg is voor mijn
zoon! Omdat ik wil, dat hij trouwt met
die andere! En bij deze woorden wond
zij zich op.
Maar bij dit alles waag ik het
niet, Miss Stewart mijn huis te ont
zeggen. Mijn zoon zou daardoor zeer
ontstemd zijn, en misschien werd de
zaak dan nog slimmer. Is u be
reid hier te blijven en kennis te ma
ken met de juffrouw? Ja? Goed zoo
mag ik u dan verzoeken even mee
naar boven te gaan om u uw kamer
te wijzen.
Ik volgde haar de trappen op.
Het is de eenige kamer, die ik
nog vrij heb, zeide zij, de deur ope
nend, zij is niet groot maar luchtig
en goed verlicht, en er is mij veel aan
gelegen, dat u dicht bij miss Stewart
woont.
De deur van mijn kamer stond op
een kier wij traden binnen. Toen ik
weggegaan was, had ik allerhande,
half geschilderde porseleinen voor
werpen op de tafel laten staan om te
drogen; op een stoel hing mijn och
tendjapon.
Kijk eens hoe slordig zij Is. Nu
kunt u juist zien, hoe zij van orde
houdtl Hier is haar portret. Zij
reikte mij mijn eigen photographie
toe.
Daarna wees zij mij op allerhande
afheeldingen gezichten, die ik me
degebracht had van mijn verschillen
de reizen mijn album vol gedroogde
bloemen mijn schetsboekje. Daarop
ging zij naar de kast en haalde mijn
zijden kleed er uit.
Dat is haar beste kleedje het
past haar nog niet eens goed. Voor
deze aanmerking had ik haar wel Ik
weet niet wat willen doen.
Een uur hierna, toen allen te zamen
waren voor het avondeten, stelde,
Rodegg mij aan de overige bewoners
des huizes voor als: mijn lieve
vriendin Miss Mosbey uit Pittsburg
en wees mij een plaats aan naast
haar zoon, tegenover mijn eigen stoel.
Tot nu toe had Ik weinig acht gege
ven op den zoon mijner kostvxouw.
Steeds had hij op mij den indruk ge
maakt van een zeer goedmoedig,
maar naar geest zeer onbeduidend
mensch Wat ik dezen namiddag ge
hoord had, deed natuurlijk mijne be
langstelling heel wat grooter worden,
en zoo deed ik vele nieuwe ontdekkin
gen. In zijn fijnbesneden, regelmatige
gelaatstrekken teekenden zich een
wilskracht en tevens een uitdrukking
van zachtaardigheid, die mij tot nu
toe geheel ontgaan waren en wanneer
hij mij bij eene bemerking met vol
gelaat aanzag, vielen mij voor de eer
ste maal zijn geestvolle, donkere oo
gen op. Zonderling, dat ik dit alles
tot nu toe niet gezien had.
"Waar is dan toch Miss Stewart'
vandaag? vroeg mijnheer Baker tegen)
het einde van het avondeten, terwijl y
hij het laatste stuk selderie nam.
Ook ik ben er verwonderd over,;
dat zij weg blijft, zeide Mrs. Rodegg,
zichtbaar verstoord.
Tweemaal zond zij naar mijne ka
mer om te zien of ik nog niet thuis
was en bij iedere boodschap dat ik er
nog niet thuis was, werd het duister
der om haar voorhoofd.
Daarover behoeft u toch geen
zorg te hebben moeder, zeide Jasper
lachend, zij is toch oud genoeg om op
zich zelve te passen. Meermalen
toch is zij 2 of 3 dagen weggebleven,
zonder het vooraf te zeggen, liet mijn
heer Doyle er luchtig op volgen.
Ze is een echte zwerfster, meen
de mijnheer Locker.
Allemaal aanmerkingen, die er niet
to eb ij droegen de schatting van mij
zelve te verhoogen, zoodat ik blij was,
toen wij van tafel opstonden. Omdat
ik niet wist wat anders te doen, be
gon ik een gesprek met Jasper Rodegg
en deed daarbij de verrassende ont
dekking, dat bij inderdaad zeer be
langwekkend kon zijn.
De dubbelrol, die ik speelde, was
zoo toevallig ontstaan, dat ik al het
andere ook aan het toeval overliet.
Dat geheele geval kwam mij voor als
een blijspel. Ik had zoo weinig ge
wetensangsten, dat ik heerlijk
den eersten nacht, dien ik, als Ada
Mosbey doorbracht onder 't dak van
Mrs. Rodegg, terwijl Lucy Stewarts
daarnaast gelegen kamer onbezet
bleef.
Gedurende de volgende week wis
selde ik voortdurend de rollen mijner
persoonlijkheid. Den namiddag daar
op begaf ik mij naar de Chestnutstreet
veranderde van kleeren en ging als
Miss Stewart naar Oakstraat 240 te
rug.
Waar ter wereld is u toch
iveest? ontving XUIJ mre. Rnilegg,
had het grootste belang er bij u gis
teren avond hier te zien. Eene vrien
din uit Pittsburg, eene Miss Mosbey,
heeft mij bezocht, haar heb ik veel
van u verteld, zij zou zoo graag met
u kennis maken.
Ik bleef tot den middag en ging toen
weer naar de Chestnutstreet, vanwaar
ik als Ada Mosbey terugkwam.
Hoe jammer, dat u niet hier
waartl begroette mij mrs. Rodegg;
Miss Stewart heeft hier gegeten, en
heeft ons voor nauwelijks een uur
verlaten, ik ben bang, dat zij niet
voor zeer laat terug zal komen.
Zoo gingen 3 tot 4 dagen voorbij,
totdat de arme mrs. Rodegg geheel
buiten zich zelve was over haar vrueh
teloos bemoeien om ons samen te
brengen.
Ik laat u geen vijf minuten meer
uit het -huis gaan, verklaarde zij
eindelijk, want nauwelijks is u weg,
of ik kan er zeker van zijn, dat Miss
Stewart komt.
Hierop zette ik dagen lang geen
voet buiten de deur. Alles te ver
geefs. Miss Stewart kwam niet.
Veertien dagen waren er zoo voor
bij gegaan, toen ik op een avond in
de gaanderij zat met Jasper. Wij za
gen naar de fietsen, die met hare roo-
de lantaarns als glimwormen daar
heen gleden, en lieten ons de verfrïs-
schende avondkoelte aanwaaien.
Wij waren alleen en zaten zonder
te spreken naast elkander.
Na een wijle kuchte Jasper en
draaide zich van den eenen kant naar
den anderen op zijn stoel, zooals hij
dat immer deed, als hij een aanmer
king wilde maken.
Als u dat nog langer zoo vol
houdt, dan zult u moeder nog in ver
twijfeling brengen, zeide bij.
Als ik wat doe? vroeg Ik verwon
derd.
Als ge uw detective-rol nog ver
der blijft spelen, zeide hij lachend.
Nog voor dat ik den toestand be
greep, had hij mijn hand gegre
pen.
Mijn moeder hebt u wel kunnen
misleiden, maar mij niet, die u lief
heeft, zei hij. Gedurende het gesprek
dat u met haar had, was ik In de
kamer daarnaast en herkende u na
tuurlijk als Miss Stewart, bij het eer
ste woord, dat u sprak.
Waarlijk? vroeg ik met bevende
lippen en wat dacht u dan van mij?
Wat hij dacht, wat hij zeide, wat
Ik daarop antwoordde heeft geen be
trekking op mijn rol als detective.
loofd met uwen zoon. Mijn taak la
dus ten einde. Ik zal niet meer bij u
terugkomen.
'Ada Mosbey.
Om mrs. Rodegg niet te krenken,
hebben noch haar zoon, noch haar
schoondochter ooit meer gesproken
over de geheimzinnige detective.
Margriet was spoedig met mijnheer
Baker verloofd.
(Geld.)
INBREKER-HONGERKUNSTE
NAAR.
Te Hamburg zit op het oogenblik
©en inbreker in voorloöpige hechtenis,
die hardnekkig weigert voedsel tot
zich te nemen. Hij vast nu al 18 da
gen. Hij drinkt alleen groote hoeveel
heden water. De man is broodmager
geworden en ligt den ganschen dag
stompziun'g. Zijn pols is normaal,
maar aan het normale van zijn gees
testoestand wordt getwijfeld.
Naar aanleiding van dit geval deelt
dr. Neidhardt te Hamborg mee, dat
eenige jaren geleden onder soortgelij
ke omstandigheden een gevangene 29
dagen heeft ge- Den 30sten dag
werd hij naar een ziekenhuis ge*
bracht, waaruit hij den daaropvolgen
den dag wist te ontvluchten
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.,
Probleem No. 16, van
den heer D. G. Koning.-
Zwart
Op denzelfden avond 'nog verliet
Ada Mosbey het kosthuis en schreef
zij aan mrs. Rodegg:
Ik heb Miss Stewart loeren ken
nen. Zooals ik hoor, is reedB ver-
46 47 43
Wit
Zwart, Schijven op 5, 8, 14, 16^ 18,
Wit, schijven op
22, 24 29, 33, 34, 35,
27, 31, 37. 42, 45, 46, 49
EINDSPEL.
J en 40,
Zwart
Wit
Zwart, dam op 48
Wit, dammen op 19, 37 en 47
Oplossingen worden ingewacht
uiterlijk Woensdag 30 December e. k.
aan het adres van den heer J. Meyer,
Kruisstraat 34, telephoon Tt>43.
Oplossing van probleem No. 14 van
den au teur
Wit 37 - 31, 31 - 27, 29 - 24, 34 - 29,
33 2, 2 36 1
Oplossing van het probleem met na- spel van I. Cauveren
Wit 50 - 44, 38 - 33, 45 - 40, 37 - 32, 40 7, 6 - 11 Verder wordt
Goede oplossingen ontvangen van
de heeren
H. A. van Abs, P. Geldorp, J. Jacob-
son Azn., W. J. A. Matla, PatrizioOt-
toii-ni, C. Serodini, J. F. Spanjaard,
F. M. v. d. Werff, W. F. de Wijs, R.
Bouw.
Wit
Zwart
12 - 17 A. B. C. D. 17 - 21 E. F. G. H. L 21 - 2li K L
3 26 26 - 481
,3-14 enz f
32, 32 - 38 of
47 36
3 26, 26 - 48 f
41, 27 - 32 of
12 3
22, 22 - 28 a. b. c., 27 of 28 - 32
20 - 42. 42 20, 20 - 14
27 - 31, 28 - 33 of 31 - 37, 36 - 4137 - 42,
3 - 20 20 - 14 enz., als bij dï
27 - 32, 32 - 37,t,+t
20 - 42 enz.
47 36. 14 - 37 eni
ff 22 - 27 of 28
47
,20-14 enz., ala bij d f
f 36
- 41, 32 - 37 of?
13 - 26 enz.
b 27-31,
I of 211
a 36 - 41, 27 - 32 of
12 32 enz. 1
H 8 - 13,
r - 31,
E 36 - 41,
1
4 15, 15 10 enz., als bij I 'd f
D 1 - 13. 27 - 32 of?, 32 - 37,
23 7, 7 - 23 enz., als voren i
h - 81.'
8 - 12 fff* 81-87,
23-101
ttt»
1 27!
B 27 - 82,
1 46!
A 36 - 41,
Goede oplossing ontvangen" van 'deheeren W. J. A. Matte, 'C. 8erod!nf«S
J. Jacohson Azru