hm, eer hij zich op een stoel liet neer vallen. Ik geloof, dat ge gelijk hebt, zei- de hij bedaard. Ik zai u alles vertel len, wat ge wenscht te weten, Dat is verstandig. Wees zoo goed, voort te gaan. Ik moet dan in enkele minder aangename bijzonderheden treden. Men houdt mij voor rijk, maar feitelijk zijn mijne zaken in een alles behalve rijken toestand. Een tijdje geleden kwam ik tot de ontdekking, het niet lang meer vol te zullen kun nen houden, tenzij ik een middel vond er mij weer bovenop te werken. Een goed huwelijk scheen mij de aange wezen weg in mijn keus viel op Ma- bel Keene. Haar vader is schatrijk, zooals ge weet, en het meisje, was blijkbaar niet aikeerig van mij, tot Hoibrook op het tooneel trad. Toen waren de bordjes geheel verhangen en was voor mij alle kans verkeken. Als ik m'n mededinger van de baan kon schuiven:, dacht ik echter het nog wel klaar te zullen spelen en zoo be gon ik een plan op te ze<tten. Ik zou den faraeuzen penning stelen en dien in Holbrook's zak moffelen. Mijn be drevenheid in het goochelen kwam me daarbij goed te pas. Veertien da gen van te voren wist ik al van het diner-partijtje. Ik had dus allen tijd voor me en daar ik het voordeel in zag van een namaaksel bij de hand te hebben, liet ik zoo'n ding vervaar digen. Doch daar kwam een anderen schurk in het spel, op wien ik niet gerekend had. Ik bedoel den man. die werkelijk den penning gestolen heeft. Wie is hij Castle glimlachte. Ge zijt niet zoo knap als ik dacht, zei hij. Wel, natuurlijk de oude Sir Simocn Scott. Het ging zoo goed en handig, dat ik met al mijn goo chelkunst geheel verbluft was en me bijna niet goed kon houden. Toen be gon ik het voordeel van mijn stand punt ln te zien. Sir Simon had den Venning gestolen en ik wist het. Met dolbrook zou het nu gemakkelijk raanmaar de wijze, waarop Keene Se zaak opvatte, bracht eene kleine misrekening voor me. Ik had den valsehen penning nog in mijn zak, en. Jawel, maar ge wist, dat óm de eene of andere reden Hoibrook zou weigeren zich aan een onderzoek te onderwerpen. Juist. Ik had de zekerheid, dat Hoibrook in het geheim verloofd was met juffrouw Mabel en dat ze cor respondentie voerden. Er lag een brief voor hem in de hal en ik zag hem dien in zijn zak steken. De rest weet ge, en ik geloof niet, dat er meer valt te vertellen. Alleen moet ik u verzoeken, deze zaak" niet verder te laten komen dan onder de lui, die er mee te maken hebben. Houd ze zoo geheim als ge kunt, tot ik het land uit ben en indien ik wederkeerig iets voor u doen kan, dan ben ik daartoe bereid. Ja, er is één ding, dat ik van u verzoeken moet. t Kan me niet sche ten, hoe ge het aanlegt, maar ge moet den echten penning van Sir Si mon Scott terug zien te krijgen. Ge kunt dien dan met de post naar Keéne zenden. En nu ga ik met Hoi brook naar hem toe, om hem alles uit te leggen. Wij zullen elkander wel niet meer ontmoeten. Het was niet vóór den volgenden dag, dat Connor en Hoibrook den heer Keene een bezoek brachten en hem het geval tot op zekere hoogte verklaarden. De verzamelaar was er mee in zijn schik, te meer daar hij dien morgen den vermisten penning terug had ontvangen met een brief van Castle. Mabel's vader straalde letterlijk van opgetogenheid, toen hij Hoibrook de hand schudde. Doch waarom, zoo vroeg hij, waart ge er zoo tegen uwe zakken te laten doorzoeken Connor glimlachte droogjes. Ik denk, dat ik maar zal ver trekken, zei hij. vooral daar Hol brook's verklaringen min of meer een familiezaak zullen zijn. Ge zult dat begrijpen, als hij zijne ophelderingen geeft in tegenwoordigheid van u en... van uwe dochter. („Centr.") De gebeimzinnige detectieve. „Wordt gezocht eene vrouwelijke detective voor 8—14 dagen in een kosthuis. De voorkeur heeft iemand, die vlug is in kennismaking. Adres met opgaaf van geboden diensten wordt verzocht onder letters X IJ Z aan de administratie van dit blad." Deze aankondiging las ik voor ee- nigen tijd in een Londensch dagblad. Ik dacht er even over na, want eens een paar dagen de rol van eene detective spelen vond ik zoo onaardig nog niet; die gedachte had eene ze kere aantrekkelijkheid voor mij, en het besluit was spoedig genomen. Sedert zes maanden woonde ik te Londen in een kosthuis en verdiende met schilderen op porselein mijn on derhoud, nadat ik buiten mijn schuld het grootste deel van mijn vermogen verloren had. Na eemg overleg met mij zelve ge- pleeg te hebben zette ik mij aan mijn schrijftafel en schreef als aanbod op de vraag: Daar ik op het oogenblik vrij ken, bied ik mij aan, om aan uwe wenschen te voldoen, en ben ik bereid voor eene vergoeding van acht shil ling daags, bij u te verblijven en ijve rig en op vertrouwbare wijze uwe op drachten na te komen. Omdat ik tot nu toe altijd zelfstandig ben opgetre den, kan ik u geen getuigenis van ge boden diensten overleggen. Om dezelf de reden kan ik ook niet mijn naam opgeven aan iemand, die mij geheel en al onbekend is. Ik had niet gedacht een antwoord te zullen krijgen, en was daarom zeer verwonderd, als ik reeds den volgen den dag een schrijven ontving van dezen inhoud: „Ik verwacht u morgen (Dins-' dag) namiddag om 6 uur, om na der te overleggen. De zaak elscht spoed. Ik heb een dief in huls. Mrs. Jouce Rodegg 240 Oak St." Dat eene dame, die ©en kosthuis houdt, een dief binnen hare muren heeft is niets bijzonders, ook niet, dat zij zoo gauw mogelijk van hem ver lost wenscht te worden. Het merk waardige in deze zaak echter was, dat de schrijfster van dezen hrief mij ne eigen kosthuisjuffrouw was. Een vol jaar lang had ik mij in de Oak- straat 240 heel veilig gewaand, nu kwam ik opeens tot de ontdekking dat ik al dien tijd in een dievenhol ge huisd had. Toen mijne bevreemding eenigszins verminderd was, begon ik mij, al de personen die in huis woonden, met hunne eigenaardigheden en gewoon ten voor den geest te stellen. De huis vrouw zelve, haar dienstpersoneel, haar zoon Jasper en mijn persoon Lucy Stewart waren natuurlijk ho ven alle verdenking verheven. Een der zes jonge heeren moet dus de schuldige zijn. Onder hen was een zekere heer Baker: die aan het bene deneinde van de tafel zat, en altijd de helft van de selderie al op had, voor dat de andere gezeten waren. Nooit had ik hem kunnen lijden, en ik hield het nu, na de gewichtige gebeurtenis van dezen dag, niet voor onwaar schijnlijk, dat hij heimelijk een vork of zilveren lepel of iets dergelijks van de tafel liet verdwijnen om het voor een prijsje te verkoopen. Het kon ook mijnheer Ketchum zijn, die, zooals hij zelf zeide,, een slaapwandelaar was. Mijnheer Hark rookte in bed, en had reeds herhaalde malen gaten in de lakens laten branden. Mijnheer Brown was gewoon bij iedere opmer king, die een ander maakte luid te lachen en er zijn onveranderlijk ste kelig antwoord op te laten volgen. Dit waren nu wel hatelijke, onaangena me aanwendsels, maar daarom waren zij toch nog geen dieven; neen, Ba ker was de een i ge, die ik verdenken kon. Wie de dief ook zijn mocht, ik maakte mij sterk hem te ontdekken. Maar hoe moest ik het nu aanleg gen bij mijn bezoek? Als Miss Lucy Stewart kon ik onmogelijk verschij nen. Wat dan gedaan? Ik had vroe ger eens, bij gelegenheid van een feest, een zeer eenvoudig costuum ge dragen, waarin mijne eigen moeder mij niet herkend had. Diezelfde ver kleeding wilde ik weder gebruiken. Ik ging dan de stad in en kocht een zwarte pruik, een bril en een zeer eenvoudig kleed van gewone zwarte wollen stof. Toen huurde ik voor acht dagen, in de buurt van de Passtraat, eene kleine kamer, waaruit ik vijf en veertig minuten na vijven geheel ver anderd te voorschijn trad om naar Mrs. Rodegg te gaan. Deze noodigde mij uit te gaan zit ten en liet toen, niet wetende hoe te beginnen, hare blauwe niets zeggen de oogen door de kamer schouwen, waarop zij eindelijk begon: Wilt u zoo goed zijn mij te zeg gen, hoe uw naam is en waar u woont? Ada Mosbey, mijn adres is Chest- nutstreet 98. Ik wil geen tijd verliezen met veel woorden te gebruiken, ging zij voort, ik reken op uwe bescheiden heid. Dat u ondervinding hebt en ge schikt zijt voor de u opgedragen taak bewijst uw hrief. Ik geloof, dat die woorden mij de den kleuren ten minste, ik hoopte, dat het zoo was, althans om mij te redden. Zooals ik u schreef, begon zij, heb ik een dief in mijn huis of lie ver een dievegge. Dus toch nog eene van het dienst personeel, dacht ik, en mijne ver denking van mijnheer Baker verdween geheel en al. Zij is sedert... sedert zes maan den bij mij, en zij schildert. Nu volgde eene vrij lange stilte. Zij noemt zich Lucy Stewart. Weinig scheelde er aan of bij deze mededeeling was ik van schrik en ont steltenis van mijn stoel gevallen. Mrs. Rodegg merkte hiervan geluk- Kig niets en zij vervolgde: Zij is eene dievegge van de slimste soort, die niet te betrappen is, voordat het bij na te laat zal zijn. Zij heeft mij lang zamerhand iets ontstolen, dat voor mij van onschatbare waarde is: -het hart van mijn zoon heeft zij geroofd! Mijn zoon Jasper is dolverliefd op haar, en daarbij is hij met een ander zoo goed als verloofd. Natuurlijk is alleen die juffrouw de schuld van al les. U kunt niet denken hoe lief, hoe bescheiden zij zich voordoet, en toch houd ik haar voor een doortrapte hartenvangster, die zich bij mij in genesteld heeft met het doel mijn zoon verliefd te maken. Voor het eerst van mijn leven smaakte ik het genot mij zelve te zien door eens anders oogen. Wat ik daar hoorde, strookte zoo weinig met het geen ik verwacht had, dat er eenige oogenblikken noodig waren, voordat ik met vaste stem kon zeggen: Zoudt u mij ook iets naders kun nen zeggen aangaande die Miss Ste wart? Zij is zeer aantrekkelijk en heeft nette manieren, dat is niet te ontken nen; zij heeft blond, gekruld, kort haar, een mooie gelaatskleur en eene fraaie gestalte. Zooals u merkt, doe ik haar alle recht wedervaren. Zij is echter, zoo ver ik weet, tamelijk on vermogend en verdient haar levens onderhoud met porselein te beschilde ren. Als men ze zoo ziet, moet men haar voor een fijne dame houden. Maar lets is niet ln den haak bij haar, vervolgde Mrs. Rodegg op gedempten toon, terwijl zij haren stoel dicht naar ij toe schoof. Ik heb eene zeer bui tengewone menschenkennis en ben overtuigd, dat die juffrouw iets gedaan heeft, dat... dat zij voor de menschen zoekt verborgen te hou den. Nu zou ik graag hebben, dat u bevriend met haar werd, om dat te weten te komen. Mijn zoon heeft een nauwgezet, eerlijk karakter; kan ik hem nu zeggen: Miss Stewart is je liefde niet waardig, en kan ik hem dat bewijzen, dan zal zijne liefde spoe dig overslaan in verachting. Pardon, viel ik in, weet zij ook, dat uw zoon haar bemint? Of zij dat weet? Natuurlijk; zoo lang als zij hier is, heeft zij het er op aangelegd. Maar mijn zoon sprak nooit daarover met haar. Hij is zeer terughoudend. Zijne verloving met een meisje, genaamd Margriet, heb ben hare moeder en ik bewerkt. Bleef die alleen aan he movergelaten, dan kwam er nooit iets van terecht, geloof ik. Ik herinnerde mij die Margriet als een,niet mooi en zeer weinig aantrek kelijk meisje, zoodat ik dit zeer na tuurlijk vond. Ik zou van zijne liefde tot die Miss Stewart" nooit iets gemerkt heb ben, ging Mrs. Rodegg verder, als ik hem op zekeren dag niet overvallen had, terwijl hij hare fotografie be schouwde met een uitdrukking, die niets aan duidelijkheid te wenschen overliet. Ik kon mij niet bedwingen hem niet te vragen of hij haar be minde. Boven alles, antwoordde hij mij. Toen ik verder vroeg, bekende hij mij, dat hij zich tot haar had aangetrok ken gevoeld van den eersten dag af waarop zij in ons huis gekomen was, maar dat hij haar nog met geer woord over zijne liefde gesproken had en het voorloopig ook niet van plan was. Ik moet eerst harer waardig wor den, zeide hij. Wel een bewijs hoe hij haar lief heeft. Ik deed mijn best hem duidelijk te maken, dat hij ver boven haar stond. Ja, miss Mosbey, ik ben trotsch op mijn zoon, en heb ook alle redenen daarvoor. Hij is zeer schrander, heeft vele goede hoedanigheden en is een man van eer van top tot teen. Op het oogenblik is hij wel niet rijk, rnaar als hij 27 jaren oud is, komt hij Ln het bezit van zijn grootvaders erf deel, dat vrij aanzienlijk is. Al ben ik ook verplicht om door het verhuren van kamers in mijn onderhoud te voorzien, zoo stammen wij toch van zeer aanzienlijke familie, en mij ne zonen hebben toegang tot de eer ste gezelschappen. Het is mijn vurig ste wensch, dat hij trouwt met Mar griet, alles wat daarvoor ploit stelde ik hem voor. Bedaard hoorde hij mij in, maar ten slotte zeide hij toch: Lieve moeder, daarvan hebt u geen begrip; u beooreelt Miss Stewart altijd valsch. Zij is eene zeer be schaafde, voorname dame, voor wie ik vermoedelijk niet goed genoeg ben. Hij is niet goed genoeg voor haarl En zij wacht er maar op, dat hij haar zijne liefde bekend maaktl Voor zoover ik mijn zoon ken, is hij slechts hierdoor te genezen, dat ik hare onwaardigheid bewijzen kan. U moet hem daarvan genezen. Het ge neesmiddel moge dan bitter zijn, als hij het maar neemt. Maar waarom wilt u het geluk van uwen zoon opofferen aan uw ei gene wenschen? Waarom laat u hem niet trouwen met het meisje, dat hij lief heeft? Nooit zag ik Mrs. Rodegg's oogen zoo groot worden als op deze vraag. Omdat ik haar niet lijden kan! Omdat zij bij al hare voortreffelijkhe den niet goed genoeg is voor mijn zoon! Omdat ik wil, dat hij trouwt met die andere! En bij deze woorden wond zij zich op. Maar bij dit alles waag ik het niet, Miss Stewart mijn huis te ont zeggen. Mijn zoon zou daardoor zeer ontstemd zijn, en misschien werd de zaak dan nog slimmer. Is u be reid hier te blijven en kennis te ma ken met de juffrouw? Ja? Goed zoo mag ik u dan verzoeken even mee naar boven te gaan om u uw kamer te wijzen. Ik volgde haar de trappen op. Het is de eenige kamer, die ik nog vrij heb, zeide zij, de deur ope nend, zij is niet groot maar luchtig en goed verlicht, en er is mij veel aan gelegen, dat u dicht bij miss Stewart woont. De deur van mijn kamer stond op een kier wij traden binnen. Toen ik weggegaan was, had ik allerhande, half geschilderde porseleinen voor werpen op de tafel laten staan om te drogen; op een stoel hing mijn och tendjapon. Kijk eens hoe slordig zij Is. Nu kunt u juist zien, hoe zij van orde houdtl Hier is haar portret. Zij reikte mij mijn eigen photographie toe. Daarna wees zij mij op allerhande afheeldingen gezichten, die ik me degebracht had van mijn verschillen de reizen mijn album vol gedroogde bloemen mijn schetsboekje. Daarop ging zij naar de kast en haalde mijn zijden kleed er uit. Dat is haar beste kleedje het past haar nog niet eens goed. Voor deze aanmerking had ik haar wel Ik weet niet wat willen doen. Een uur hierna, toen allen te zamen waren voor het avondeten, stelde, Rodegg mij aan de overige bewoners des huizes voor als: mijn lieve vriendin Miss Mosbey uit Pittsburg en wees mij een plaats aan naast haar zoon, tegenover mijn eigen stoel. Tot nu toe had Ik weinig acht gege ven op den zoon mijner kostvxouw. Steeds had hij op mij den indruk ge maakt van een zeer goedmoedig, maar naar geest zeer onbeduidend mensch Wat ik dezen namiddag ge hoord had, deed natuurlijk mijne be langstelling heel wat grooter worden, en zoo deed ik vele nieuwe ontdekkin gen. In zijn fijnbesneden, regelmatige gelaatstrekken teekenden zich een wilskracht en tevens een uitdrukking van zachtaardigheid, die mij tot nu toe geheel ontgaan waren en wanneer hij mij bij eene bemerking met vol gelaat aanzag, vielen mij voor de eer ste maal zijn geestvolle, donkere oo gen op. Zonderling, dat ik dit alles tot nu toe niet gezien had. "Waar is dan toch Miss Stewart' vandaag? vroeg mijnheer Baker tegen) het einde van het avondeten, terwijl y hij het laatste stuk selderie nam. Ook ik ben er verwonderd over,; dat zij weg blijft, zeide Mrs. Rodegg, zichtbaar verstoord. Tweemaal zond zij naar mijne ka mer om te zien of ik nog niet thuis was en bij iedere boodschap dat ik er nog niet thuis was, werd het duister der om haar voorhoofd. Daarover behoeft u toch geen zorg te hebben moeder, zeide Jasper lachend, zij is toch oud genoeg om op zich zelve te passen. Meermalen toch is zij 2 of 3 dagen weggebleven, zonder het vooraf te zeggen, liet mijn heer Doyle er luchtig op volgen. Ze is een echte zwerfster, meen de mijnheer Locker. Allemaal aanmerkingen, die er niet to eb ij droegen de schatting van mij zelve te verhoogen, zoodat ik blij was, toen wij van tafel opstonden. Omdat ik niet wist wat anders te doen, be gon ik een gesprek met Jasper Rodegg en deed daarbij de verrassende ont dekking, dat bij inderdaad zeer be langwekkend kon zijn. De dubbelrol, die ik speelde, was zoo toevallig ontstaan, dat ik al het andere ook aan het toeval overliet. Dat geheele geval kwam mij voor als een blijspel. Ik had zoo weinig ge wetensangsten, dat ik heerlijk den eersten nacht, dien ik, als Ada Mosbey doorbracht onder 't dak van Mrs. Rodegg, terwijl Lucy Stewarts daarnaast gelegen kamer onbezet bleef. Gedurende de volgende week wis selde ik voortdurend de rollen mijner persoonlijkheid. Den namiddag daar op begaf ik mij naar de Chestnutstreet veranderde van kleeren en ging als Miss Stewart naar Oakstraat 240 te rug. Waar ter wereld is u toch iveest? ontving XUIJ mre. Rnilegg, had het grootste belang er bij u gis teren avond hier te zien. Eene vrien din uit Pittsburg, eene Miss Mosbey, heeft mij bezocht, haar heb ik veel van u verteld, zij zou zoo graag met u kennis maken. Ik bleef tot den middag en ging toen weer naar de Chestnutstreet, vanwaar ik als Ada Mosbey terugkwam. Hoe jammer, dat u niet hier waartl begroette mij mrs. Rodegg; Miss Stewart heeft hier gegeten, en heeft ons voor nauwelijks een uur verlaten, ik ben bang, dat zij niet voor zeer laat terug zal komen. Zoo gingen 3 tot 4 dagen voorbij, totdat de arme mrs. Rodegg geheel buiten zich zelve was over haar vrueh teloos bemoeien om ons samen te brengen. Ik laat u geen vijf minuten meer uit het -huis gaan, verklaarde zij eindelijk, want nauwelijks is u weg, of ik kan er zeker van zijn, dat Miss Stewart komt. Hierop zette ik dagen lang geen voet buiten de deur. Alles te ver geefs. Miss Stewart kwam niet. Veertien dagen waren er zoo voor bij gegaan, toen ik op een avond in de gaanderij zat met Jasper. Wij za gen naar de fietsen, die met hare roo- de lantaarns als glimwormen daar heen gleden, en lieten ons de verfrïs- schende avondkoelte aanwaaien. Wij waren alleen en zaten zonder te spreken naast elkander. Na een wijle kuchte Jasper en draaide zich van den eenen kant naar den anderen op zijn stoel, zooals hij dat immer deed, als hij een aanmer king wilde maken. Als u dat nog langer zoo vol houdt, dan zult u moeder nog in ver twijfeling brengen, zeide bij. Als ik wat doe? vroeg Ik verwon derd. Als ge uw detective-rol nog ver der blijft spelen, zeide hij lachend. Nog voor dat ik den toestand be greep, had hij mijn hand gegre pen. Mijn moeder hebt u wel kunnen misleiden, maar mij niet, die u lief heeft, zei hij. Gedurende het gesprek dat u met haar had, was ik In de kamer daarnaast en herkende u na tuurlijk als Miss Stewart, bij het eer ste woord, dat u sprak. Waarlijk? vroeg ik met bevende lippen en wat dacht u dan van mij? Wat hij dacht, wat hij zeide, wat Ik daarop antwoordde heeft geen be trekking op mijn rol als detective. loofd met uwen zoon. Mijn taak la dus ten einde. Ik zal niet meer bij u terugkomen. 'Ada Mosbey. Om mrs. Rodegg niet te krenken, hebben noch haar zoon, noch haar schoondochter ooit meer gesproken over de geheimzinnige detective. Margriet was spoedig met mijnheer Baker verloofd. (Geld.) INBREKER-HONGERKUNSTE NAAR. Te Hamburg zit op het oogenblik ©en inbreker in voorloöpige hechtenis, die hardnekkig weigert voedsel tot zich te nemen. Hij vast nu al 18 da gen. Hij drinkt alleen groote hoeveel heden water. De man is broodmager geworden en ligt den ganschen dag stompziun'g. Zijn pols is normaal, maar aan het normale van zijn gees testoestand wordt getwijfeld. Naar aanleiding van dit geval deelt dr. Neidhardt te Hamborg mee, dat eenige jaren geleden onder soortgelij ke omstandigheden een gevangene 29 dagen heeft ge- Den 30sten dag werd hij naar een ziekenhuis ge* bracht, waaruit hij den daaropvolgen den dag wist te ontvluchten DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB., Probleem No. 16, van den heer D. G. Koning.- Zwart Op denzelfden avond 'nog verliet Ada Mosbey het kosthuis en schreef zij aan mrs. Rodegg: Ik heb Miss Stewart loeren ken nen. Zooals ik hoor, is reedB ver- 46 47 43 Wit Zwart, Schijven op 5, 8, 14, 16^ 18, Wit, schijven op 22, 24 29, 33, 34, 35, 27, 31, 37. 42, 45, 46, 49 EINDSPEL. J en 40, Zwart Wit Zwart, dam op 48 Wit, dammen op 19, 37 en 47 Oplossingen worden ingewacht uiterlijk Woensdag 30 December e. k. aan het adres van den heer J. Meyer, Kruisstraat 34, telephoon Tt>43. Oplossing van probleem No. 14 van den au teur Wit 37 - 31, 31 - 27, 29 - 24, 34 - 29, 33 2, 2 36 1 Oplossing van het probleem met na- spel van I. Cauveren Wit 50 - 44, 38 - 33, 45 - 40, 37 - 32, 40 7, 6 - 11 Verder wordt Goede oplossingen ontvangen van de heeren H. A. van Abs, P. Geldorp, J. Jacob- son Azn., W. J. A. Matla, PatrizioOt- toii-ni, C. Serodini, J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff, W. F. de Wijs, R. Bouw. Wit Zwart 12 - 17 A. B. C. D. 17 - 21 E. F. G. H. L 21 - 2li K L 3 26 26 - 481 ,3-14 enz f 32, 32 - 38 of 47 36 3 26, 26 - 48 f 41, 27 - 32 of 12 3 22, 22 - 28 a. b. c., 27 of 28 - 32 20 - 42. 42 20, 20 - 14 27 - 31, 28 - 33 of 31 - 37, 36 - 4137 - 42, 3 - 20 20 - 14 enz., als bij dï 27 - 32, 32 - 37,t,+t 20 - 42 enz. 47 36. 14 - 37 eni ff 22 - 27 of 28 47 ,20-14 enz., ala bij d f f 36 - 41, 32 - 37 of? 13 - 26 enz. b 27-31, I of 211 a 36 - 41, 27 - 32 of 12 32 enz. 1 H 8 - 13, r - 31, E 36 - 41, 1 4 15, 15 10 enz., als bij I 'd f D 1 - 13. 27 - 32 of?, 32 - 37, 23 7, 7 - 23 enz., als voren i h - 81.' 8 - 12 fff* 81-87, 23-101 ttt» 1 27! B 27 - 82, 1 46! A 36 - 41, Goede oplossing ontvangen" van 'deheeren W. J. A. Matte, 'C. 8erod!nf«S J. Jacohson Azru

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 2