fc
fe
olijke revolutie-rechtbank gebracht,
en nadat enkele zaken waren afge
daan, werd ze in verhoor genomen.
Vorstin Lubomirska behoorde tot
hen, die bij deze rechtbank reeds te
Voren waren veroordeeld. Immers zij
was riik en van hoogen stand en voor
de mannen der omwenteling waren
deze bedde omstandigheden onver
geeflijke misdaden.
Zii werd echter beklaagd van be
itrekkingen met Frankrijke vijanden
en van verkeer met aanhangers van
•„Louis Capet" en deswege ter dood
veroordeeld.
Zij viel tn onmacht. Toen zij weer
bijkwam, was zij In de groote gewel
ven der Conciergerle, die met lotge-
mooten gevuld waren, maar met angst
zocht zij naar het eenlge wezen op
aarde, dat zij nog zoo graag eens zou
zien haar dochtertje Rosalie. Neen,
die kon hier immers niet zijn maar
o. hoeveel had zij willen geven, als
het haar werd vergund haar geliefd
kind nog eenmaal te zien. Het zou
wel een ijdele wensch zijn haar
bleef niets over, dan bier en later in
den hemel voor het kind te bidden.
Als ten minste Rosalie ook niet ter
doodMaar neen, dat zou eene
wreedheid zijn, als men Zich ternau
wernood kon voorstellen.
Zoo bracht zij den middag In droef
gepeins door, meer nog denkend aan
het lot van haar kind, dan aan haar
eigen doodvonnis, dat den volgenden
dag zou worden voltrokken, en de
avond viel reeds, toen plotseling de
deur weer werd geopend en allen op
zagen, wie nu weer was veroordeeld
(tot den stillen dood der guillotine.
Het was een klein meisje, dat door
den deurwaarder naar binnen werd
geduwd en bij de deur met den vin
ger In het mondje cn tranen in de
oogen angstig bleef staan.
Zou dat kind ook al moeten ster
ven dat kleine kind zoo werd hier
en daar ueflu'eterd.
Maar op hetzelfde oogenblik vloog
vorstin Lubomirska op, snelde op het
kind toe en drukte het vast in haar
armen.
Rosalie vertelde, hoe de oude be
diende veel geld had gegeven aan de
wachters der gevangenis en hen ein
delek had overreed haar binnen te
laten. Zij mocht dien nacht blijven en
dan zou ze den volgenden morgen
weer worden afgehaald.
Hen volgenden morgen kwam er
echter niemand, zoolat de ongelukki
ge moeder, toen zij werd gehaald om
het schavot te bestijgen, niets anders
wist te doen dan den gevangenen, die
nog achter bleven, te verzoeken, haar
kind zoolang te verzorgen, tot haar
dienaar het weer zou komen halen.
Maar de dienaar kwam nietreeds
den vorigen avond had hij zoo luide
zi'n toorn over het bestuur en de
guillotine-rechtbanken luchit gegeven,
dat hii gevangen genomen werd, en
den volgenden morgen ter dood ver
oordeeld wegens aristocratische nel
gingen.
De arme Rosalie bleef dag In dag
uit fn de gevangenis wachten op ver
lossing en werd steeds door haar
verzorgsters, aan anderen aanbevo
len, zoodat zij spoedig den naam
kreeg van de wees der gevangenen".
Zoo verliepen weken, verliepen
maanden, tot eindelijk het lot van
Frankrijk een. keer nam. Den lOden
Therm'dor, den 28sten Juli van het
jaar 1794, bevrijdde de guillotine het
Fransche volk van Robespierre en zijn
getrouwen, en de vrecselijke storm,
die zoo lang het land had geteisterd,
begon uitgewoed te geraken.
Ook de poorten der Conciergerie
werden geopend en de laatste gevan
genen verlieten haastig diit verblijf,
dm naar hun huizen terug te keeren,
zonder dat zij verder naar him gezel
schap in de angstige uren, naar de
wees der gevangenen omzagen.
En toen een inspecteur kwam, met
liet bevel de tijdelijke gevangenis ge
heel te ontruimen, wist niemand, wie
eigenlijk dat meisje was, of wat er
met haar moest worden aangevan
gen.
Juist was het plan gemaakt, haar
dan maar naar een vondelingenge-
eticht te brengen, toen de waschvrouw
dere meisjes van haar stand, maar
nadenken, op den inspecteur toetrad
en zei:
Mag ik het kind hebben mijn
heer?
Maar heb je dan zelf geen kinde
ren te verzorgen?
Vijf, mijnheer, maar waar die
brood vinden, is er dat voor het zesde
ook nog wel.
En zoo ging Rosalie mee naar 't
huisje der waschvrouw, die van haar
verhalen niet veel wijzer werd.
Twaalf jaar later in 1806, kwam er
bij het Russische gezantschap te Pa
rijs een niei^ve attaché, graaf Rze-
wonski. Het gezantschap bewoonde
•toen nog niet het prachtig paleis,
waar het thans huist, maar de daar
aan verbonden personen moesten hier
af daar een woning zoeken. Zoo deed
ook onze graaf en spoedig had hij ge
schikte kamers gevonden bij een
waschvrouw in de Grande Batelière.
Veertien dagen ongeveer was hij
daar geweest, toen hij op zekeren
morgen zijn kamer verlatend, plotse
ling als versteend bleef staan. Een
Jong meisje, 18 a 20 jaar oud, kwam
de trap op, met moeite een zware
mand met waschgoed dragend.
Zij was eenvoudig gekleed als an
dere meisjes vna haar stand, maar
haar gelaat vertoonde een geheel an
dere uitdrukking dan hij in Parijs ge
woon was te zien: en haar oogen zoo
wel als haar donker haar deden den
graaf denken aan de meisjes in het
zuidelijk deel van zijn vaderland.
Maar wat nog meer Indruk op hem
maakte: het meisje geleek sprekend
pp zijn nicht, gravin Lubomirska, die,
In den revolutietijd naar Parijs ge
gaan, nooit meer iets van zich had
doen hooren, terwijl alle Ingewonnen
inlichtingen zonder resultaat waren
geweest.
Hij had nu geen tijd, om verder on
derzoek te doen, maar besloot zoo
spoedig mogelijk te informeeren, wie
dat meisje was en waar zij vandaan
4wam.
Des middags reeds riep hij zijn kost-
vrouw bij zich en vroeg, Wie 'dat
meisje was met die zwarte haren en
oogen, dat hij op do trap had gezien.
Mijn dochter, antwoordde zij aar
zelend.
Het voorhoofd van den graaf be
trok; zoo was zijn illusie dan reeds
vervlogen en juist wilde 1 j zeggen,
dat hij dan verder niets te vragen
had, toen de vrouw er hakkelend uit
bracht: Dat wil zeggen, als 'n doch
ter heb ik haar lief, maar eigenlijk is
zij een verlaten kind.
Verlaten? Waar, door wie is zij
verlaten?
Ja, mijnheer, dat weet ik nlel,
daar kan ik u niets van zeggen, zij
was al wees toen ik haar voor hei
eerst heb gezien, in de gevangenis der
Conciergerie.
Kent zij geen andere taal dan
Fransch?
Ik heb nooit Iets anders van haar
gehoord.
De graaf staarde droef voor zich
uit: mogelijk was hot, dat dit een
dochtertje was van zijn nicht, maar
zoo lang er geen enkel bewijs bestond,
moest hij de illusie laten varen, zich
zeif en zijn familie met het weervin
den van zijn nichtje te verblijden.
Daar werd op de trap de lichte tred
gehoord van Rosalie, die boven kwam.
Opeens viel de graaf Iets in.
Met volle, luide stem begon hij te
zingen. Het was een oud Poolsch lied
je, waarmee de Poolsche moeders
iiaar kleine kinderen vermaakten.
Op 't zelfde oogenblik hoorde hij,
hóe Rosalie de waschmand neerzette,
de deur openduwde en met bleek ge
laat en vlammende oogen stond zij
voor den steeds doorzingenden graaf.
Deze hield midden in den laats ten
regel van liet refrein op en zei: „hoe
verder."
Even dacht zij nog na, toen zei ze
duidelijk de enkele Poolsche woor
den, die zoo lang in haar geheugen
hadden gesluimerd en nu eerst wer
den opgewekt.
Toen in 1814 de staatslieden van
Europa te Weenen bijeenkwamen,
konden zij kennis maken met prinses
Lubomirska, een dame der groote
wereld, die haar jeugd als wasch-
meisje had doorgebracht.
(N. V. Ct.)
Onze deftige disastbode
Ik had gehoord, do.t mijn oude
schoolmakker zijn faillissement groo-
tendeels toeschreef aan het engagee-
ren van een heel cieftige dienstbode,
en de aanhoudende inspanning om
naar hare O'sclien te leven. Ik zocht
hem op en liet hem eens vertellen.
Zie je, begon hij, - zij was heel
deftig, en zoodia zij er was, merkten
mijn vrouw en ik de talrijke tekort
komingen in onze manier van leven.
Zij heette Warren dat klinkt
goed, is t r.iet Die naam pakte ons
dadelijk, mijn vrouw vond, dat het
zoo'n mooie naam was
Nu moet ik je even meedeelen, dat
wij woonden in een kJein huis te
Clayham. Mijn salaris liet geen groo
te r uitgaven toe. Toon we een jaar
getrouwd waren, kwam het kleintje,
natuurlijk moestén we nu een kinder
meid hebben, wat alweer geld kostte,
zoodat zeer nood'g was, zuinig te zijn
op andere dingen.
Wij hadden gedacht aan een meisje
voor zestien pond per jaar ongeveer,
maar Warren's brief zette dadelijk
die dwaling op zij. Wij begrepen, dat
een dame als zij met geen zestien,
ook met geen achttien pond te beta
len waswe dachten, dat we wel tot
twintig mochten gaan.
Zij kwam zich presenteeren, en
maakte eene verovering, zoodra zij de
kamer binnen stapte. Haar manier
was betooverend. Ze droeg een keurig
hoedje, zei „madam" in plaats van
„mum", en gaf huizen in Erton-Squa-
re en Sornhthing-Park op voor ge
tuigen. Mijn vrouw was in extase.
Zie je, George, zei ze, het is
heel wat anders dan wanneer je een
keuken- of werkmeid noodig hebt.
Een kinderjuffrouw rnoet goed zijn.
Het leven van ons kind is in hare
handen. En dan O, er is in de heele
straat geen kinderjuffrouw, die er
zóó uitziet. Wat zal 't aardig staan,
als zij met witte handschoentjes aan,
achter den kinderwagen wandelt.
Mevrouw Edwards hierover zal erg
jaloersch zijn.
Ik moet even herinneren, dat we al
vastgesteld hadden, vijf-en-twintig
pond loon, ik bedoel salaris, te beta
len. Wel weifelde ik dat moet ik
tot mijn rechtvaardiging erkennen
maar roijn verzet ging niet van
harte ook ik begreep, dat wij op de
maatschappelijke ladder zouden rij
zen in het bezit van een keukenmeid
als Warren.
Zoo trad zij bij ons in dienst, "en
twee dagen waren mijn vrouw en ik
rein gelukkig.
De eerste storing 'in ons geluk
kwam den derden morgen. Warren
merkte op, dat de garderobe van onze
kleine niet in or<Le was zij vertelde
ernst'g, „dat ze maar twee dag
jurkjes kon vinden". Of mevrouw
haar even wilde zeggen, waar de an
dere lagen.
Dit gebeurde, voor ik naar de City
ging, en ik zag, dat Amy het heel
onaangenaam vond.
We moeten er neg een paar koo-
pen, Warren, mompelde zij ik zal er
naar zien, zoodra ik uitga.
Warren boog en verbet de kamer
mijn vrouw koek mij aan vol schuld
besef, en ik begreep.
Twee is inderdaad weinig voor
het lieve schaap. Ik had gehoopt, dait
het er mee te doen maar we kunnen
dat mensch toch niet zeggen, dat we
geen kleertjes voor ons kind kunnen
betalen 1
Koop er maar een paar, lieve,
maar in 's hemelsnaam zoo goedkoop
mogelijk I zei lk.
Ik miste weer eenige shillings, doch
troostte rnij met de hoop, dat de
jurkjes lang zouden duren.
Veel bijzondere uitgaven kon ik niet
meer doen er was afgesproken, dat
mijn vrouw met het Wnd een veertien
dagen naar zee zou gaan het geld
daarvoor was gevonden.
De volgende Maandag was bepaald
voor het icrtrek. Natuurlijk zou zt
derde klasse nemen wij reisden al-
lijd derde. Hoe het kwam, weet ik
niet, maar eer het Maandag werd,
was ik overtuigd, dat derde klasse-
k aartjes een onmogelijkheid wairen
tegenover Warren. Zij was nooit on
beleefd i ntegendeel heel eerbied ig
maar terts in hare manieren zeide
mii, dat ze diep geschokt en belee-
diiffd zou zijn, nis er lager dan twee
de klasse werd gereisd.
Toen ik er tegan Amy over begon,
bekende zij, dat ze iets dergelijks ge
voeld had. En ze voegde er bij
Ik weet wel, beste, dat we geen
penny meer mogen besteden, dan or
voor bestemd >is, en daarom heb ik
besloten, liever niet te gaan.
Mag een man zoo onverschillig zijn
voor de «ezondheid van zijn vrouw
Onz'n antwoordde ;k en ik
vroeg voorschot op mijn salaris,
waarna ik mijn vrouw, baby en \V ar
ren expedieerde op oen fatsoenlijke
manieir.
Ik zou het wel vindon door te be
zuinigen op mijn twaalfuurtje, en ik
deed dat Mijmoedig, want tk had
Warren's achting niet verbeurd.
De volgende slag viel echter spoe
dig. Amy schreef, dat lm re kamers te
Brighton „verschrikkelijk duur" wa
ren ze durfde mij haast niet zeggen,
hoeveel ze betalen moest. Warren was
altijd gewend geweest, te wonen aan
de Kings Road en Amy had „eerlijk
den moed niet gehad, te huren in (le
straat, waar wij anders logeerden".
Warren had zco verbaasd gekeken.
Er schoot mij niets over dan eens ie
zi chten en rnij te schikken in mijn
lol. De bazuiniginrr op mijn hindh
had nu toch geen effect meer, ik
ging met den moed der wanhoop een
coifilet eten.
Nu begon het inderdaad mis te wor
den. Ik was genoodzaakt geld te lee-
r.en met mijne meubelen Lot onder-,
oo nd.
Je hebt geen idee van de slrijksters-
rekeningen, die het mensch maakte,
met hare gesteven japonnetjes, witte
hondschoenen en mutsjes. Daar Amy
bet alles goed vond, kon ik kwalijk
aanmerkingen maken dat stond
zoo gek. De extra uitgaven hielden niet
oo met het verblijf aan zee integen
deel kwamen er eiken dag nieuwe.
Met het geleende geld in den zak,
stapte ik er gemakkelijker overheen
don Ln den beginne en ik wiegde mij
telkens in slaap met de hoop, dat er
nu eindelijk niets meer viel te koo-
pen.
Zou Warren nu nog iets noodig
hebben? vroeg ik meer dan eenmaal
aan mijn vrouw. Eu zij antwoordde:
„lk denk 't niet., lieveling. Ze was erg
in haar schik met het nieuwe kleedje
voor den kinderwagen, ze vond 'theel
lief,"
Dit bemoedigde mij een beetje
niet alleen de hoop, dat Warren niets
meer zou vragen, maar de wetenschap
dat ze over de vervulling harer wen-
schen voldaan was. 't Was zeker een
zwaaneid, maai- uujn hart klopte van
trots, ais Warren naar g-oeuKeuring
schonk aan iets wat wij deden. Heel
dikwijls gebeurde dat niet. Langza
merhand werd. inijn streven, een gi«m-
lach van haar te veroveren.
Natuurlijk kon ik niet de rente van.
liet geleeuue geld betalen, toen de
termijn was vervallen en er werd be
slag gtaegu op ons meubilair. Geluk
kig was Warren uit, Loen dit gebeur
de, en mijn vrouw en ik stonden in
de onttakelde kamer, overleggend, hoe
wij liet vernederende feit voor naar
konden verbergen. Wij zagen de
dienstmannen om ons heen draaien
en ue meubelen, waaraan wij gehecht
waren, wegiiaien, maar zelfs m dit
oogenblik was de alles beheersciiende
ge-u ach tehoe zouaen wij de waarheid
verbergen voor Warren?
Wat moeten wij doen? zuchtte
Amy George, als zij 't ontdekt, zal
ik sierven van schaamte.
lk trok wanhopig aan mijn pijp.
Ik zie geen kans, *t voor haar
verborgen te houden.
Amy wrong de handen.
't Moet, George, 't moet 1 Wat
zou ze wel denken 1 't Is vreeselijk
't Eenige wat we kunnen doen,
stamelde ik, is, te zeggen, dat je
weer naar buiten bent gegaan .en haar
dadelijk achter je aan te sturen.. Ik
zal zeggen, dat het een plotseling'op
komende gril van je was. Zie je kans,
de bagage zoo gauw klaar te krijgen
Ze dacht van wel, en wij probeer
den het.
Ik gaf haar al het geld, dat ik in
mijn zak vond, stuurde haar in een
rijtuig naar liet station en bleef met
een quasi-zorgeloos gezicht op de
stoep staan om Warren op te van
gen.
Toen zij verscheen, bedacht ik dui
zend excuses om haar te beletten, in 't
geplunderde huis te komen. Ik zei,
dut mevrouw haar wachtte aan het
station, dat alle bagage daar ai was,
en dat ze gauw moest rijden, als ze
den trein nog wilde halen.
Zij ging na vele tegenwerpingen.
en ik vergezelde haar, uit vrees,
dat ze terug mocht keeren, indien
mijn vrouw al vertrokken was. In de
waanzinnige haast hadden we geen
ander adres kunnen bedenken dan 't
pension te Brighton, waar ze vroeger
geweest waren en ik zat er aan
geweest waren. Doch de eer was ge
red hoe vreemd ze liet geval ook
mocht vinden, Warren zou de waar
heid niet ontdekken.
Jij vindt dat alles natuurlijk dwaas.
Je liebt Warren nooit ontmoet.
Hoe mijn positie op dat moment
was, laat zich denken. Mijn salaris
was ten eeneuniale onvoldoende voor
de uitgaven kamers Le Brighton, een
s.'Jiapaamer in een pension voor mij-
zelven en de huur van een huis, dat
feitelijk onbewoonbaar was.
Ik begon te wedden.
Een collega gaf mij een wenk voor
een wedren ik won, en er kwam een
beetje geld in mijn gapende porte-
monnaie. Ik waagde weer en ver
loor.
Overleggende, kwam Lk tot de con
clusie, dat zoo Warren er niet was,
ik mijn vrouw terug kon halen en,
heel zuinigjes levend, langzamerhand
weer op streek komen. Dit stond zoo
vast bij mij, dat ik er des Zaterdags
een spoorkaartje aan waagde en haar
ging opzoeken.
- Kindlier, zei ik, als wï] goed-
koope kamers nemen, kunnen wij er
komen, en bij kleine beetjes ons boe'-
tje terug zien te krijgen. Wat denk
je?
Kamers? Als het maar niet 'n
een minne buurt ie. Dat zou Warren...
Laat Warren naar den duivel
1 oo pen I riep ik, alle respect voor on
ze deftige, kindermeid vergetend 'n
mijn wanhoop.
Roep haar dadelijk eens hier I
Tien minuten verliepen in angstige
spanning.
Zeg toch niets ln driftsmeekte
mijn vrouw met bevende lippen.
Niemendal 1 antwoordde ik ik
wil Warren alleen aan het verstand
brengen, dat onze positie eenige be
perkingen in de uitgaven eischt.
Zoo geschiedde, en de meid vertrok.
(U. Crt.)
Een zeadering avontuur.
Ik was, zoo verhaalt ee>n Itali
aans cl i inspecteur, sinds eenige
maanden beiast met het toezicht over
de postwagens, die het bergachtige
Gaiabrié doorkruisen. Deze streek
staat in zeer slechten reuk. het is een
echt r oo versnesttalrijke benden hou
den ziel\ op, in de voor politie en sol
daten ontoegankelijke bosschen en
kloven. Dagelijks worden arme reizi
gers uitgeplunderd en zelfs kort voor
mijn komst had een. troep van die ge
wapende duivels bij klaarlichten dag
den postwagen besprongen en uitge
plunderd. de twee gendarmen, die ter
bewaking meereden, gedood en de
overige reizigers meegevoerd naar
hun holen.
Ik besefte ten volle do zware taak,
die op mij rustte en peinsde na, hoe
ik het best dat gevaarlijk gespuis in
den val kon lokken, toen er op zeke
ren morgen een bode kwam vam een
mijner vrienden, burgemeester ineen
nabijgelegen dorp, die mij verzocht
dadelijk over te komen. Eetn bende
roovers onder aanvoering van Diavo-
lo, den ge vreesden roo verhoofdman,
die sinds jaren do gansche streek met.
zijn plunderzieke bende teisterde, had
dicht bij het dorp den postwagen be.
spr-ongen en uitgeplunderd.
Geen enkelen gendarm had ik ter
mijner beschikking. Toch besloot ik
te vertrekken als ik mij haastte, kon
ik voor den avond weer behouden
thuis zijn. Ik begaf mij dus alleen op
weg. Het was een mooie wandeling,
weiden en bosschen wisselden zich al
langs den kronkelenden, eenzamen
weg, terwijl op den achtergrond de
blauwe bergen in grillige urmen zich
ten hemel verhieven, bpoedig kwam
ik op de bestemde plaats aan, en na
mijn zaken geregeld te hebben* maak
te ik mij gereed om terug te keeren.
De burgemeester wilde mij eerst niet
alleen laten vertrekkenmaar ik steL.
de hem al lachende gerust en zoo
nam ik weer alleen den terugweg
aan.
Het weer was geixeel veranderd, de
vriendelijke zon dook weg achter de
donkere wol loen, die langzaam aan
den westelijken horizon opdoemden.
Een weinig afgemat en wat verhit
door den lekkeren wijn van mijn
vriend gaf ik mij weldra geheel aan
mijn overpeinzingen over, terwijl
mijn trouw paard rn. in zachten re-
gelmatigen draf langs den eenzamen
weg voort voerde. Hoelang ik zoo ge
reden heb, weet ik niet, maar plotse
ling scheen het mij, dat donkere on
weerswolken zich boven mijn hoofd
samenpakten. Reeds voelde ik eenige
druppels neervallen. Ik keek rond, om
beschutting te zoeken tegen liet nade
rende onweer. Toevallig bemerkte ik
een ouden toren, niet ver van den
weg. Daarheen wendde ik den teugel,
zette mijn paard achter een ouden
muur, eu trad don toren binnen. Ik
bevond mij in een ruime zaal, een
trap leidde naar boven en onder laugs
den rnuur stonden een paar banken,
terwijl in een hoek een hoop bladeren
lagen, die nog zooeven tot rustbed
schenen gediend te hebben. Dit alles
was verre van mij gerust te stellen,
maar aan heengaan was geon den
ken buiten huilde en gierde de
storm. Ik besloot dan maar te bJJj-
ven.
Daar opeens klonk een verward ge
luid van stemmen mij in de ooren.
Het kwam nader. Niet wetende of het
reizigers of andere lieden waren, be
sloot ik mij te verbergen. Voorzich
tig klom ik de vermolmde trap op,
opende het valluik en bevond mij in
een vertrek volkomen gelijk aan het
eerste. Een tweede trap leidde naar
boven. Ik ging plat op den grond lig
gen en loerde door een spleet naar
den ingang van den toren. Het ge
luid der stemmen kwam nader, wel
dra verschenen verscheidene mannen
op den drempel en bij hun aanblik liep
een Koude ruling over mijn leden.
Het waren woeste kerels, groote rui.
ge baarden omlijstten een bruin ge
laat, waarin een paar oogen onheil
spellend flikkerdenin hun gordei
staken verscn&idone pistolen en de
blinkende punt van een dolk stak on
der het wambuis uit. De eerste voor
al, die de aanvoerder sclieen te zijn.
kwam mij schrikwekkend voor. Ik zag
hem nauwkeurig aan en mijn bloeo
verstijfde in mijne aderen liet was
Diavolo de gevreesde rooverhoofd-
irian, op wien men sinds jaren vruch
teloos jacht maakte. Ik bevond mij in
een roovershol, vreeselijke toestand,
<le minste beweging en ik was een
man des doods. Angstig tuurde ik
rond, of er geen enkel middel was om
te ontkomen, maar ik zag niets dan
de trap, die naar boven leidde; daar
kon ik mij desnoods nog verbergen
ik bleef dus stil liggen en luisterde
aandachtig. Ik zag de .roovers niet
meerze zaten op de banken langs
den muur en verheugden zich over 't
welslagen van hun nachtelijken aan
val op den postwagen. Spottend spra
ken zij over de soldaten, die hen dage
lijks tevergeefs achtervolgden, en
ik hoorde zelfs verscheidene malen
mijn eigen naam noemen. Oh, hadden
zij geweten, dat ik mij zoo dicht in
hunne nabijheid bevond... maar zij
schenen niets le hebben bemerkt en
needs hoopte lk, dat zij na den storm
rustig zouden aftrekken.
Maar wat was dot? Krampachtig
onderdrukte ik het onstuimig ltloppen
van mijn hart. Ik zag den roover-
hoofdman midden in de zaal staan,
hij hield mijn muts in de hand, mijn
poiitie-muts, gesierd met de teekenen
mijner waardigheid. In miine haast
had ik ze op een der banken laten lig
gen. Het tooneei, dat nu volgde, is
niet te beschrijveneen verschrikke
lijk rumoer en geraas klonk door den
ouden toren men greep naar de wa
penen ©enigen stormden naai- bui
ten, anderen doorzochten het vertrek;
maar te vergeefs. „Naar boven",
klonk het bevel van den hoofdman,
daar alleen kan de bloodaard zich ver
scholen hebben. „Naar boven", galm
de het door den toren en reeds hoor
de ik de zware trap kraken. Ik was
verloren, radeloos schoot ik naar do
tweede trap en met de snelheid van
den bliksem vloog ik naar boven.
Maar altijd achtervolgden mij de roo
vers .Eindelijk, daar stond ik hij
gend op den torentrans. Er was geen
verder ontvluchten mogelijk. Van al
le kanten een ijzingwekkende diepte
en onder mij de roovers, die vloekend
en razend hooger klommen. Rade
loos liep lk naar de verschansing en
boog mij over den lagen muur. Daar
viel mijn oog op eeu ijzeren staaf aan
den buitenkant, in den muur beves
tigd, dat was mijn laatste redding.
Zonder mij verder te bezinnen klau
terde ik over den rand, en op gevaar
af van in de diepte neer te storten,
greep ik mot beide handen het ijzer
vast en drukte mijn hangend lichaam
tegen den muur.
Weldra hoorde ik het laatste valluik
openen. De rooverhoofdman stond op
den trans, ditmaal alleen, de ande
ren hadden de vervolging opgegeven.
Vervloekt. knarsetandde hij,
nog ontsnapt, en als een wild dier liep
hij rond, Oh, hoe gaarne had ik op 't
platform gestaan om mij te verdedi
gen, man tegen man.
Dé worsteling met den vervaarlij
ken bandiet sclieen mij minder vree
selijk toe dan de .hachelijke positie,
waarin ik mij bevond. Plotseling boog
de bandiet zich over de verwering,
zijn oogen schitterden en een sche'le
grijnslach klonk, toen hij mij bemerk
te. Ik voelde het, lierf. was met'mij go-
daan.
Ah, katje, zit Je in de klem,
grijnsde hij, muizen, wilde je vangen,
waarom kom je ook in het tijgershol,
'en snijdend klonk zijn vreeselijke
lach door de lucht. Hij wilde mij ter
gen, de ellendeling, om mijn folter
te vergrooten, en als bij voorbaat van
mijn doodstrijd te genieten. Zijn ge
laat was verschrikkelijk om te zie1,
de ruige, zwarte baard bewoog zich
door den feilen wind, zijn neusgaten
trilden, de trekken om den mond
vormden zich tot een grijnslach en
van onder de rosse wenkbrauwen
loerden een paar valsche, woeste
oogen op mij neer. Hij genoot van
mijn doodstrijd.
Eindelijk neemt hij een knots ter
hand en nog altijd grijnslachend
beukt hij op den ijzeren staaf. Ik voel
mijn bebloede vingers trillen onder
den schoksnijdend dringen mij de
scherpe kanten iu het vleesch. Lang
zaam buigt de ijzeren staaf... een dol
geluld, een schok... een rauwe gil....
en ik word wakker. Mijn paard stond»
voor mijn huis stil en mijn hoofdwas
vrij onzacht tegezi dear nek van hei
trouwe dier terecht gekomen. De he
mel was weer hekter cn vriendelijk
lachte de zon mij toe. Nog half os-
dwelmd door den schrik steeg ik af,
den hemel dankend, dat het uiaareeov
droom geweest was.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Probleem No. 17, uit „I'lllustration".
Zwart
18 8 4 6
Wit
Zwart, schijven op 7, 8, 9, 1G, 20, 29, 30 en 34.
Wit, schijven op 21, 28, 37, 38, 44, 47, 49 en 50.
Zwart
FANTASIEPROBLEEM van r
1 2 3 4 6
it
lil
léA
m
M
m
8
Br
BS
w-
M
üt
WÊ
wW/
ÉP
füP
ÜH
pp
-
üi
m
18
49
60
Wit
Zwart, schijven op 2, 5, 9, 19,
tn 18.
Wit, schijven op 20, 22, 24, 27, 28,
45 en dam op 48.
Oplossingen worden ingewacht ui
terlijk Woensdag 6 Januari 1909 aan
't adres van den Heer J. MEIJER,
Kruisstraat 34, alhier.
Oplossing van probleem No. 16 van
den auteur:
Wit 49 - 43, 37 - 32, 46 - 41, 47 - 41,
26 10, 45 31
Goede oplossingen zonden de hee-
Oplossing van het eindspel uit de rubriek van 19 December l.L
(Zie ook de Causerie In dezelfde rubriek).
Wit 47 - 42 37 - 4111 ,41 -36 42 - 48 S6 - 47
Zwart 48 - 25A, 25 - 0 BC, 8 - 25 D, 25 - 20E, 20 - 8 of9,
47 - 20, 19 - 80, 48 25!
25, 25 34
48 - 26 enz.t
26 en dammen op 7, 8, 10, 12, 13, 16
29, 30, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 43,
ren: P. Geldorp, J. Jacobson Azil, W.
J. A. Mat la, Patrisio Ottolini, J. F.
Spanjaard, F. M. v. d. Werff.
Van probleem No. 15 kwamen nog
goede oplossingen in van de lieeren J.
Jacobson Azn., C. Serodini, II. A. van
Abs, en van het eindspel van B.t van
den heer J. Jacobson Azn.
42 - 26.
- 8 ehz.I
C 25 - 3, 3 - 25 (de beste) a. b.
,y 41 - 36 enz.1 als in hoofd variant.
41 47, 47 - 36
8 - 20, 20 - 9 (de boste)f
46 - 48 enx.l
f20 - 25,
geeft 2 dammen!
B 25 tot 48,
gooft 2 dammen!
X 48 tot 34, V i
Goede oplossingen zonden de heeréHJ. Tacöbfotf "SiE., W. 7. X, Mat la,
M. v. d, Werff, J. F. Spanjaard.