fc fe olijke revolutie-rechtbank gebracht, en nadat enkele zaken waren afge daan, werd ze in verhoor genomen. Vorstin Lubomirska behoorde tot hen, die bij deze rechtbank reeds te Voren waren veroordeeld. Immers zij was riik en van hoogen stand en voor de mannen der omwenteling waren deze bedde omstandigheden onver geeflijke misdaden. Zii werd echter beklaagd van be itrekkingen met Frankrijke vijanden en van verkeer met aanhangers van •„Louis Capet" en deswege ter dood veroordeeld. Zij viel tn onmacht. Toen zij weer bijkwam, was zij In de groote gewel ven der Conciergerle, die met lotge- mooten gevuld waren, maar met angst zocht zij naar het eenlge wezen op aarde, dat zij nog zoo graag eens zou zien haar dochtertje Rosalie. Neen, die kon hier immers niet zijn maar o. hoeveel had zij willen geven, als het haar werd vergund haar geliefd kind nog eenmaal te zien. Het zou wel een ijdele wensch zijn haar bleef niets over, dan bier en later in den hemel voor het kind te bidden. Als ten minste Rosalie ook niet ter doodMaar neen, dat zou eene wreedheid zijn, als men Zich ternau wernood kon voorstellen. Zoo bracht zij den middag In droef gepeins door, meer nog denkend aan het lot van haar kind, dan aan haar eigen doodvonnis, dat den volgenden dag zou worden voltrokken, en de avond viel reeds, toen plotseling de deur weer werd geopend en allen op zagen, wie nu weer was veroordeeld (tot den stillen dood der guillotine. Het was een klein meisje, dat door den deurwaarder naar binnen werd geduwd en bij de deur met den vin ger In het mondje cn tranen in de oogen angstig bleef staan. Zou dat kind ook al moeten ster ven dat kleine kind zoo werd hier en daar ueflu'eterd. Maar op hetzelfde oogenblik vloog vorstin Lubomirska op, snelde op het kind toe en drukte het vast in haar armen. Rosalie vertelde, hoe de oude be diende veel geld had gegeven aan de wachters der gevangenis en hen ein delek had overreed haar binnen te laten. Zij mocht dien nacht blijven en dan zou ze den volgenden morgen weer worden afgehaald. Hen volgenden morgen kwam er echter niemand, zoolat de ongelukki ge moeder, toen zij werd gehaald om het schavot te bestijgen, niets anders wist te doen dan den gevangenen, die nog achter bleven, te verzoeken, haar kind zoolang te verzorgen, tot haar dienaar het weer zou komen halen. Maar de dienaar kwam nietreeds den vorigen avond had hij zoo luide zi'n toorn over het bestuur en de guillotine-rechtbanken luchit gegeven, dat hii gevangen genomen werd, en den volgenden morgen ter dood ver oordeeld wegens aristocratische nel gingen. De arme Rosalie bleef dag In dag uit fn de gevangenis wachten op ver lossing en werd steeds door haar verzorgsters, aan anderen aanbevo len, zoodat zij spoedig den naam kreeg van de wees der gevangenen". Zoo verliepen weken, verliepen maanden, tot eindelijk het lot van Frankrijk een. keer nam. Den lOden Therm'dor, den 28sten Juli van het jaar 1794, bevrijdde de guillotine het Fransche volk van Robespierre en zijn getrouwen, en de vrecselijke storm, die zoo lang het land had geteisterd, begon uitgewoed te geraken. Ook de poorten der Conciergerie werden geopend en de laatste gevan genen verlieten haastig diit verblijf, dm naar hun huizen terug te keeren, zonder dat zij verder naar him gezel schap in de angstige uren, naar de wees der gevangenen omzagen. En toen een inspecteur kwam, met liet bevel de tijdelijke gevangenis ge heel te ontruimen, wist niemand, wie eigenlijk dat meisje was, of wat er met haar moest worden aangevan gen. Juist was het plan gemaakt, haar dan maar naar een vondelingenge- eticht te brengen, toen de waschvrouw dere meisjes van haar stand, maar nadenken, op den inspecteur toetrad en zei: Mag ik het kind hebben mijn heer? Maar heb je dan zelf geen kinde ren te verzorgen? Vijf, mijnheer, maar waar die brood vinden, is er dat voor het zesde ook nog wel. En zoo ging Rosalie mee naar 't huisje der waschvrouw, die van haar verhalen niet veel wijzer werd. Twaalf jaar later in 1806, kwam er bij het Russische gezantschap te Pa rijs een niei^ve attaché, graaf Rze- wonski. Het gezantschap bewoonde •toen nog niet het prachtig paleis, waar het thans huist, maar de daar aan verbonden personen moesten hier af daar een woning zoeken. Zoo deed ook onze graaf en spoedig had hij ge schikte kamers gevonden bij een waschvrouw in de Grande Batelière. Veertien dagen ongeveer was hij daar geweest, toen hij op zekeren morgen zijn kamer verlatend, plotse ling als versteend bleef staan. Een Jong meisje, 18 a 20 jaar oud, kwam de trap op, met moeite een zware mand met waschgoed dragend. Zij was eenvoudig gekleed als an dere meisjes vna haar stand, maar haar gelaat vertoonde een geheel an dere uitdrukking dan hij in Parijs ge woon was te zien: en haar oogen zoo wel als haar donker haar deden den graaf denken aan de meisjes in het zuidelijk deel van zijn vaderland. Maar wat nog meer Indruk op hem maakte: het meisje geleek sprekend pp zijn nicht, gravin Lubomirska, die, In den revolutietijd naar Parijs ge gaan, nooit meer iets van zich had doen hooren, terwijl alle Ingewonnen inlichtingen zonder resultaat waren geweest. Hij had nu geen tijd, om verder on derzoek te doen, maar besloot zoo spoedig mogelijk te informeeren, wie dat meisje was en waar zij vandaan 4wam. Des middags reeds riep hij zijn kost- vrouw bij zich en vroeg, Wie 'dat meisje was met die zwarte haren en oogen, dat hij op do trap had gezien. Mijn dochter, antwoordde zij aar zelend. Het voorhoofd van den graaf be trok; zoo was zijn illusie dan reeds vervlogen en juist wilde 1 j zeggen, dat hij dan verder niets te vragen had, toen de vrouw er hakkelend uit bracht: Dat wil zeggen, als 'n doch ter heb ik haar lief, maar eigenlijk is zij een verlaten kind. Verlaten? Waar, door wie is zij verlaten? Ja, mijnheer, dat weet ik nlel, daar kan ik u niets van zeggen, zij was al wees toen ik haar voor hei eerst heb gezien, in de gevangenis der Conciergerie. Kent zij geen andere taal dan Fransch? Ik heb nooit Iets anders van haar gehoord. De graaf staarde droef voor zich uit: mogelijk was hot, dat dit een dochtertje was van zijn nicht, maar zoo lang er geen enkel bewijs bestond, moest hij de illusie laten varen, zich zeif en zijn familie met het weervin den van zijn nichtje te verblijden. Daar werd op de trap de lichte tred gehoord van Rosalie, die boven kwam. Opeens viel de graaf Iets in. Met volle, luide stem begon hij te zingen. Het was een oud Poolsch lied je, waarmee de Poolsche moeders iiaar kleine kinderen vermaakten. Op 't zelfde oogenblik hoorde hij, hóe Rosalie de waschmand neerzette, de deur openduwde en met bleek ge laat en vlammende oogen stond zij voor den steeds doorzingenden graaf. Deze hield midden in den laats ten regel van liet refrein op en zei: „hoe verder." Even dacht zij nog na, toen zei ze duidelijk de enkele Poolsche woor den, die zoo lang in haar geheugen hadden gesluimerd en nu eerst wer den opgewekt. Toen in 1814 de staatslieden van Europa te Weenen bijeenkwamen, konden zij kennis maken met prinses Lubomirska, een dame der groote wereld, die haar jeugd als wasch- meisje had doorgebracht. (N. V. Ct.) Onze deftige disastbode Ik had gehoord, do.t mijn oude schoolmakker zijn faillissement groo- tendeels toeschreef aan het engagee- ren van een heel cieftige dienstbode, en de aanhoudende inspanning om naar hare O'sclien te leven. Ik zocht hem op en liet hem eens vertellen. Zie je, begon hij, - zij was heel deftig, en zoodia zij er was, merkten mijn vrouw en ik de talrijke tekort komingen in onze manier van leven. Zij heette Warren dat klinkt goed, is t r.iet Die naam pakte ons dadelijk, mijn vrouw vond, dat het zoo'n mooie naam was Nu moet ik je even meedeelen, dat wij woonden in een kJein huis te Clayham. Mijn salaris liet geen groo te r uitgaven toe. Toon we een jaar getrouwd waren, kwam het kleintje, natuurlijk moestén we nu een kinder meid hebben, wat alweer geld kostte, zoodat zeer nood'g was, zuinig te zijn op andere dingen. Wij hadden gedacht aan een meisje voor zestien pond per jaar ongeveer, maar Warren's brief zette dadelijk die dwaling op zij. Wij begrepen, dat een dame als zij met geen zestien, ook met geen achttien pond te beta len waswe dachten, dat we wel tot twintig mochten gaan. Zij kwam zich presenteeren, en maakte eene verovering, zoodra zij de kamer binnen stapte. Haar manier was betooverend. Ze droeg een keurig hoedje, zei „madam" in plaats van „mum", en gaf huizen in Erton-Squa- re en Sornhthing-Park op voor ge tuigen. Mijn vrouw was in extase. Zie je, George, zei ze, het is heel wat anders dan wanneer je een keuken- of werkmeid noodig hebt. Een kinderjuffrouw rnoet goed zijn. Het leven van ons kind is in hare handen. En dan O, er is in de heele straat geen kinderjuffrouw, die er zóó uitziet. Wat zal 't aardig staan, als zij met witte handschoentjes aan, achter den kinderwagen wandelt. Mevrouw Edwards hierover zal erg jaloersch zijn. Ik moet even herinneren, dat we al vastgesteld hadden, vijf-en-twintig pond loon, ik bedoel salaris, te beta len. Wel weifelde ik dat moet ik tot mijn rechtvaardiging erkennen maar roijn verzet ging niet van harte ook ik begreep, dat wij op de maatschappelijke ladder zouden rij zen in het bezit van een keukenmeid als Warren. Zoo trad zij bij ons in dienst, "en twee dagen waren mijn vrouw en ik rein gelukkig. De eerste storing 'in ons geluk kwam den derden morgen. Warren merkte op, dat de garderobe van onze kleine niet in or<Le was zij vertelde ernst'g, „dat ze maar twee dag jurkjes kon vinden". Of mevrouw haar even wilde zeggen, waar de an dere lagen. Dit gebeurde, voor ik naar de City ging, en ik zag, dat Amy het heel onaangenaam vond. We moeten er neg een paar koo- pen, Warren, mompelde zij ik zal er naar zien, zoodra ik uitga. Warren boog en verbet de kamer mijn vrouw koek mij aan vol schuld besef, en ik begreep. Twee is inderdaad weinig voor het lieve schaap. Ik had gehoopt, dait het er mee te doen maar we kunnen dat mensch toch niet zeggen, dat we geen kleertjes voor ons kind kunnen betalen 1 Koop er maar een paar, lieve, maar in 's hemelsnaam zoo goedkoop mogelijk I zei lk. Ik miste weer eenige shillings, doch troostte rnij met de hoop, dat de jurkjes lang zouden duren. Veel bijzondere uitgaven kon ik niet meer doen er was afgesproken, dat mijn vrouw met het Wnd een veertien dagen naar zee zou gaan het geld daarvoor was gevonden. De volgende Maandag was bepaald voor het icrtrek. Natuurlijk zou zt derde klasse nemen wij reisden al- lijd derde. Hoe het kwam, weet ik niet, maar eer het Maandag werd, was ik overtuigd, dat derde klasse- k aartjes een onmogelijkheid wairen tegenover Warren. Zij was nooit on beleefd i ntegendeel heel eerbied ig maar terts in hare manieren zeide mii, dat ze diep geschokt en belee- diiffd zou zijn, nis er lager dan twee de klasse werd gereisd. Toen ik er tegan Amy over begon, bekende zij, dat ze iets dergelijks ge voeld had. En ze voegde er bij Ik weet wel, beste, dat we geen penny meer mogen besteden, dan or voor bestemd >is, en daarom heb ik besloten, liever niet te gaan. Mag een man zoo onverschillig zijn voor de «ezondheid van zijn vrouw Onz'n antwoordde ;k en ik vroeg voorschot op mijn salaris, waarna ik mijn vrouw, baby en \V ar ren expedieerde op oen fatsoenlijke manieir. Ik zou het wel vindon door te be zuinigen op mijn twaalfuurtje, en ik deed dat Mijmoedig, want tk had Warren's achting niet verbeurd. De volgende slag viel echter spoe dig. Amy schreef, dat lm re kamers te Brighton „verschrikkelijk duur" wa ren ze durfde mij haast niet zeggen, hoeveel ze betalen moest. Warren was altijd gewend geweest, te wonen aan de Kings Road en Amy had „eerlijk den moed niet gehad, te huren in (le straat, waar wij anders logeerden". Warren had zco verbaasd gekeken. Er schoot mij niets over dan eens ie zi chten en rnij te schikken in mijn lol. De bazuiniginrr op mijn hindh had nu toch geen effect meer, ik ging met den moed der wanhoop een coifilet eten. Nu begon het inderdaad mis te wor den. Ik was genoodzaakt geld te lee- r.en met mijne meubelen Lot onder-, oo nd. Je hebt geen idee van de slrijksters- rekeningen, die het mensch maakte, met hare gesteven japonnetjes, witte hondschoenen en mutsjes. Daar Amy bet alles goed vond, kon ik kwalijk aanmerkingen maken dat stond zoo gek. De extra uitgaven hielden niet oo met het verblijf aan zee integen deel kwamen er eiken dag nieuwe. Met het geleende geld in den zak, stapte ik er gemakkelijker overheen don Ln den beginne en ik wiegde mij telkens in slaap met de hoop, dat er nu eindelijk niets meer viel te koo- pen. Zou Warren nu nog iets noodig hebben? vroeg ik meer dan eenmaal aan mijn vrouw. Eu zij antwoordde: „lk denk 't niet., lieveling. Ze was erg in haar schik met het nieuwe kleedje voor den kinderwagen, ze vond 'theel lief," Dit bemoedigde mij een beetje niet alleen de hoop, dat Warren niets meer zou vragen, maar de wetenschap dat ze over de vervulling harer wen- schen voldaan was. 't Was zeker een zwaaneid, maai- uujn hart klopte van trots, ais Warren naar g-oeuKeuring schonk aan iets wat wij deden. Heel dikwijls gebeurde dat niet. Langza merhand werd. inijn streven, een gi«m- lach van haar te veroveren. Natuurlijk kon ik niet de rente van. liet geleeuue geld betalen, toen de termijn was vervallen en er werd be slag gtaegu op ons meubilair. Geluk kig was Warren uit, Loen dit gebeur de, en mijn vrouw en ik stonden in de onttakelde kamer, overleggend, hoe wij liet vernederende feit voor naar konden verbergen. Wij zagen de dienstmannen om ons heen draaien en ue meubelen, waaraan wij gehecht waren, wegiiaien, maar zelfs m dit oogenblik was de alles beheersciiende ge-u ach tehoe zouaen wij de waarheid verbergen voor Warren? Wat moeten wij doen? zuchtte Amy George, als zij 't ontdekt, zal ik sierven van schaamte. lk trok wanhopig aan mijn pijp. Ik zie geen kans, *t voor haar verborgen te houden. Amy wrong de handen. 't Moet, George, 't moet 1 Wat zou ze wel denken 1 't Is vreeselijk 't Eenige wat we kunnen doen, stamelde ik, is, te zeggen, dat je weer naar buiten bent gegaan .en haar dadelijk achter je aan te sturen.. Ik zal zeggen, dat het een plotseling'op komende gril van je was. Zie je kans, de bagage zoo gauw klaar te krijgen Ze dacht van wel, en wij probeer den het. Ik gaf haar al het geld, dat ik in mijn zak vond, stuurde haar in een rijtuig naar liet station en bleef met een quasi-zorgeloos gezicht op de stoep staan om Warren op te van gen. Toen zij verscheen, bedacht ik dui zend excuses om haar te beletten, in 't geplunderde huis te komen. Ik zei, dut mevrouw haar wachtte aan het station, dat alle bagage daar ai was, en dat ze gauw moest rijden, als ze den trein nog wilde halen. Zij ging na vele tegenwerpingen. en ik vergezelde haar, uit vrees, dat ze terug mocht keeren, indien mijn vrouw al vertrokken was. In de waanzinnige haast hadden we geen ander adres kunnen bedenken dan 't pension te Brighton, waar ze vroeger geweest waren en ik zat er aan geweest waren. Doch de eer was ge red hoe vreemd ze liet geval ook mocht vinden, Warren zou de waar heid niet ontdekken. Jij vindt dat alles natuurlijk dwaas. Je liebt Warren nooit ontmoet. Hoe mijn positie op dat moment was, laat zich denken. Mijn salaris was ten eeneuniale onvoldoende voor de uitgaven kamers Le Brighton, een s.'Jiapaamer in een pension voor mij- zelven en de huur van een huis, dat feitelijk onbewoonbaar was. Ik begon te wedden. Een collega gaf mij een wenk voor een wedren ik won, en er kwam een beetje geld in mijn gapende porte- monnaie. Ik waagde weer en ver loor. Overleggende, kwam Lk tot de con clusie, dat zoo Warren er niet was, ik mijn vrouw terug kon halen en, heel zuinigjes levend, langzamerhand weer op streek komen. Dit stond zoo vast bij mij, dat ik er des Zaterdags een spoorkaartje aan waagde en haar ging opzoeken. - Kindlier, zei ik, als wï] goed- koope kamers nemen, kunnen wij er komen, en bij kleine beetjes ons boe'- tje terug zien te krijgen. Wat denk je? Kamers? Als het maar niet 'n een minne buurt ie. Dat zou Warren... Laat Warren naar den duivel 1 oo pen I riep ik, alle respect voor on ze deftige, kindermeid vergetend 'n mijn wanhoop. Roep haar dadelijk eens hier I Tien minuten verliepen in angstige spanning. Zeg toch niets ln driftsmeekte mijn vrouw met bevende lippen. Niemendal 1 antwoordde ik ik wil Warren alleen aan het verstand brengen, dat onze positie eenige be perkingen in de uitgaven eischt. Zoo geschiedde, en de meid vertrok. (U. Crt.) Een zeadering avontuur. Ik was, zoo verhaalt ee>n Itali aans cl i inspecteur, sinds eenige maanden beiast met het toezicht over de postwagens, die het bergachtige Gaiabrié doorkruisen. Deze streek staat in zeer slechten reuk. het is een echt r oo versnesttalrijke benden hou den ziel\ op, in de voor politie en sol daten ontoegankelijke bosschen en kloven. Dagelijks worden arme reizi gers uitgeplunderd en zelfs kort voor mijn komst had een. troep van die ge wapende duivels bij klaarlichten dag den postwagen besprongen en uitge plunderd. de twee gendarmen, die ter bewaking meereden, gedood en de overige reizigers meegevoerd naar hun holen. Ik besefte ten volle do zware taak, die op mij rustte en peinsde na, hoe ik het best dat gevaarlijk gespuis in den val kon lokken, toen er op zeke ren morgen een bode kwam vam een mijner vrienden, burgemeester ineen nabijgelegen dorp, die mij verzocht dadelijk over te komen. Eetn bende roovers onder aanvoering van Diavo- lo, den ge vreesden roo verhoofdman, die sinds jaren do gansche streek met. zijn plunderzieke bende teisterde, had dicht bij het dorp den postwagen be. spr-ongen en uitgeplunderd. Geen enkelen gendarm had ik ter mijner beschikking. Toch besloot ik te vertrekken als ik mij haastte, kon ik voor den avond weer behouden thuis zijn. Ik begaf mij dus alleen op weg. Het was een mooie wandeling, weiden en bosschen wisselden zich al langs den kronkelenden, eenzamen weg, terwijl op den achtergrond de blauwe bergen in grillige urmen zich ten hemel verhieven, bpoedig kwam ik op de bestemde plaats aan, en na mijn zaken geregeld te hebben* maak te ik mij gereed om terug te keeren. De burgemeester wilde mij eerst niet alleen laten vertrekkenmaar ik steL. de hem al lachende gerust en zoo nam ik weer alleen den terugweg aan. Het weer was geixeel veranderd, de vriendelijke zon dook weg achter de donkere wol loen, die langzaam aan den westelijken horizon opdoemden. Een weinig afgemat en wat verhit door den lekkeren wijn van mijn vriend gaf ik mij weldra geheel aan mijn overpeinzingen over, terwijl mijn trouw paard rn. in zachten re- gelmatigen draf langs den eenzamen weg voort voerde. Hoelang ik zoo ge reden heb, weet ik niet, maar plotse ling scheen het mij, dat donkere on weerswolken zich boven mijn hoofd samenpakten. Reeds voelde ik eenige druppels neervallen. Ik keek rond, om beschutting te zoeken tegen liet nade rende onweer. Toevallig bemerkte ik een ouden toren, niet ver van den weg. Daarheen wendde ik den teugel, zette mijn paard achter een ouden muur, eu trad don toren binnen. Ik bevond mij in een ruime zaal, een trap leidde naar boven en onder laugs den rnuur stonden een paar banken, terwijl in een hoek een hoop bladeren lagen, die nog zooeven tot rustbed schenen gediend te hebben. Dit alles was verre van mij gerust te stellen, maar aan heengaan was geon den ken buiten huilde en gierde de storm. Ik besloot dan maar te bJJj- ven. Daar opeens klonk een verward ge luid van stemmen mij in de ooren. Het kwam nader. Niet wetende of het reizigers of andere lieden waren, be sloot ik mij te verbergen. Voorzich tig klom ik de vermolmde trap op, opende het valluik en bevond mij in een vertrek volkomen gelijk aan het eerste. Een tweede trap leidde naar boven. Ik ging plat op den grond lig gen en loerde door een spleet naar den ingang van den toren. Het ge luid der stemmen kwam nader, wel dra verschenen verscheidene mannen op den drempel en bij hun aanblik liep een Koude ruling over mijn leden. Het waren woeste kerels, groote rui. ge baarden omlijstten een bruin ge laat, waarin een paar oogen onheil spellend flikkerdenin hun gordei staken verscn&idone pistolen en de blinkende punt van een dolk stak on der het wambuis uit. De eerste voor al, die de aanvoerder sclieen te zijn. kwam mij schrikwekkend voor. Ik zag hem nauwkeurig aan en mijn bloeo verstijfde in mijne aderen liet was Diavolo de gevreesde rooverhoofd- irian, op wien men sinds jaren vruch teloos jacht maakte. Ik bevond mij in een roovershol, vreeselijke toestand, <le minste beweging en ik was een man des doods. Angstig tuurde ik rond, of er geen enkel middel was om te ontkomen, maar ik zag niets dan de trap, die naar boven leidde; daar kon ik mij desnoods nog verbergen ik bleef dus stil liggen en luisterde aandachtig. Ik zag de .roovers niet meerze zaten op de banken langs den muur en verheugden zich over 't welslagen van hun nachtelijken aan val op den postwagen. Spottend spra ken zij over de soldaten, die hen dage lijks tevergeefs achtervolgden, en ik hoorde zelfs verscheidene malen mijn eigen naam noemen. Oh, hadden zij geweten, dat ik mij zoo dicht in hunne nabijheid bevond... maar zij schenen niets le hebben bemerkt en needs hoopte lk, dat zij na den storm rustig zouden aftrekken. Maar wat was dot? Krampachtig onderdrukte ik het onstuimig ltloppen van mijn hart. Ik zag den roover- hoofdman midden in de zaal staan, hij hield mijn muts in de hand, mijn poiitie-muts, gesierd met de teekenen mijner waardigheid. In miine haast had ik ze op een der banken laten lig gen. Het tooneei, dat nu volgde, is niet te beschrijveneen verschrikke lijk rumoer en geraas klonk door den ouden toren men greep naar de wa penen ©enigen stormden naai- bui ten, anderen doorzochten het vertrek; maar te vergeefs. „Naar boven", klonk het bevel van den hoofdman, daar alleen kan de bloodaard zich ver scholen hebben. „Naar boven", galm de het door den toren en reeds hoor de ik de zware trap kraken. Ik was verloren, radeloos schoot ik naar do tweede trap en met de snelheid van den bliksem vloog ik naar boven. Maar altijd achtervolgden mij de roo vers .Eindelijk, daar stond ik hij gend op den torentrans. Er was geen verder ontvluchten mogelijk. Van al le kanten een ijzingwekkende diepte en onder mij de roovers, die vloekend en razend hooger klommen. Rade loos liep lk naar de verschansing en boog mij over den lagen muur. Daar viel mijn oog op eeu ijzeren staaf aan den buitenkant, in den muur beves tigd, dat was mijn laatste redding. Zonder mij verder te bezinnen klau terde ik over den rand, en op gevaar af van in de diepte neer te storten, greep ik mot beide handen het ijzer vast en drukte mijn hangend lichaam tegen den muur. Weldra hoorde ik het laatste valluik openen. De rooverhoofdman stond op den trans, ditmaal alleen, de ande ren hadden de vervolging opgegeven. Vervloekt. knarsetandde hij, nog ontsnapt, en als een wild dier liep hij rond, Oh, hoe gaarne had ik op 't platform gestaan om mij te verdedi gen, man tegen man. Dé worsteling met den vervaarlij ken bandiet sclieen mij minder vree selijk toe dan de .hachelijke positie, waarin ik mij bevond. Plotseling boog de bandiet zich over de verwering, zijn oogen schitterden en een sche'le grijnslach klonk, toen hij mij bemerk te. Ik voelde het, lierf. was met'mij go- daan. Ah, katje, zit Je in de klem, grijnsde hij, muizen, wilde je vangen, waarom kom je ook in het tijgershol, 'en snijdend klonk zijn vreeselijke lach door de lucht. Hij wilde mij ter gen, de ellendeling, om mijn folter te vergrooten, en als bij voorbaat van mijn doodstrijd te genieten. Zijn ge laat was verschrikkelijk om te zie1, de ruige, zwarte baard bewoog zich door den feilen wind, zijn neusgaten trilden, de trekken om den mond vormden zich tot een grijnslach en van onder de rosse wenkbrauwen loerden een paar valsche, woeste oogen op mij neer. Hij genoot van mijn doodstrijd. Eindelijk neemt hij een knots ter hand en nog altijd grijnslachend beukt hij op den ijzeren staaf. Ik voel mijn bebloede vingers trillen onder den schoksnijdend dringen mij de scherpe kanten iu het vleesch. Lang zaam buigt de ijzeren staaf... een dol geluld, een schok... een rauwe gil.... en ik word wakker. Mijn paard stond» voor mijn huis stil en mijn hoofdwas vrij onzacht tegezi dear nek van hei trouwe dier terecht gekomen. De he mel was weer hekter cn vriendelijk lachte de zon mij toe. Nog half os- dwelmd door den schrik steeg ik af, den hemel dankend, dat het uiaareeov droom geweest was. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Probleem No. 17, uit „I'lllustration". Zwart 18 8 4 6 Wit Zwart, schijven op 7, 8, 9, 1G, 20, 29, 30 en 34. Wit, schijven op 21, 28, 37, 38, 44, 47, 49 en 50. Zwart FANTASIEPROBLEEM van r 1 2 3 4 6 it lil léA m M m 8 Br BS w- M üt WÊ wW/ ÉP füP ÜH pp - üi m 18 49 60 Wit Zwart, schijven op 2, 5, 9, 19, tn 18. Wit, schijven op 20, 22, 24, 27, 28, 45 en dam op 48. Oplossingen worden ingewacht ui terlijk Woensdag 6 Januari 1909 aan 't adres van den Heer J. MEIJER, Kruisstraat 34, alhier. Oplossing van probleem No. 16 van den auteur: Wit 49 - 43, 37 - 32, 46 - 41, 47 - 41, 26 10, 45 31 Goede oplossingen zonden de hee- Oplossing van het eindspel uit de rubriek van 19 December l.L (Zie ook de Causerie In dezelfde rubriek). Wit 47 - 42 37 - 4111 ,41 -36 42 - 48 S6 - 47 Zwart 48 - 25A, 25 - 0 BC, 8 - 25 D, 25 - 20E, 20 - 8 of9, 47 - 20, 19 - 80, 48 25! 25, 25 34 48 - 26 enz.t 26 en dammen op 7, 8, 10, 12, 13, 16 29, 30, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 43, ren: P. Geldorp, J. Jacobson Azil, W. J. A. Mat la, Patrisio Ottolini, J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff. Van probleem No. 15 kwamen nog goede oplossingen in van de lieeren J. Jacobson Azn., C. Serodini, II. A. van Abs, en van het eindspel van B.t van den heer J. Jacobson Azn. 42 - 26. - 8 ehz.I C 25 - 3, 3 - 25 (de beste) a. b. ,y 41 - 36 enz.1 als in hoofd variant. 41 47, 47 - 36 8 - 20, 20 - 9 (de boste)f 46 - 48 enx.l f20 - 25, geeft 2 dammen! B 25 tot 48, gooft 2 dammen! X 48 tot 34, V i Goede oplossingen zonden de heeréHJ. Tacöbfotf "SiE., W. 7. X, Mat la, M. v. d, Werff, J. F. Spanjaard.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 10