BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN SF 10 CENT PER WEEK. Rubriek voor Vrouwen Het Rijke NatuurIevee Blaette. Het Waschmeisje. 28a Jaargang ZA.TJ5BDAG 2 JAHDARI 1909 No. T829 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. f je ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Het veranderen van verouderde japonnen. Over de mode is altijd iets te zeggen. Een 'ervaren verslaggeefster ontbreekt het nimmer aan stof, al is haar taak ook gemakkelijker in den aanvang van het seizoen, ook latex kan zij ha re lezeressen met goeden raad ter zij de staan. De mode heeft in het afgeloopen jaar groote veranderingen ondergaan doch de overgangen vonden ditmaal geleidel ij kplaats, zoodat we die eigen lijk pas nu in hun vollen omvang kunnen beschouwen. Het beste komt dit uit, wanneer we een baltoiletje van verleden jaar vergelijken bij een van dit seizoen. Eerstens zijn de rokken véél nau wer en ten tweede maakt, de algehee- le verandering, die de mouwen onder gingen, het beslist noodzakelijk de toiletjes van het vorige jaar te méta- morphoseeren om er niet verouderd uit te zien. In ieder geval is die meta morphose vrij gemakkelijk te berei ken, daar het hoofdzakelijk op het vernauwen van den rok neerkomt. Doch alleen door afnemen kan men het moderne cachet niet bereiken, men moet ook iets toevoegen. Heeft men bijv. een zijden japon dan kan men door het uitnemen van één of meer banen deze geen nieu- werwetsch model geven, tenzij men een of ander garnituur met tact en goeden smaak weet toe te passen. De .uniques, die op het oogenblik zeer ,en vogue" zijn, kunnen ons bij het moderniseeren groote diensten bewij zen, vooral omdat z.e bij voorkeur van een andere stof genomen worden, zij het dan ook in dezelfde kleur. Op zij den japonrokken bezigt men tuniques van gaas of tule, die naar verkiezing met lange, zijden franjes gegarneerd kunnen woi'den, tenzij men de voor keur mocht geven aan gesoutacheer- de randen. Op een fluweelen rok, staat een tu- nique van zijden voile zéér mooi en, ai hoewei ze soepel kleedt is het weefsel toch dik genoeg om eventuee- le fouten in de onder japon, te mos kee ren. Om op modern aanspraak te kun nen maken, 'moeten rok en tunique tot boven de taille iel ken. De „robe corselet" en de directoire" alsook „empire"-modellen verheugen zich in de allerhoogste gunst der mode. Indien de bestaande rokken, die men wil vermaken om ze te kunnen benutten, slechts tot aan de taille rei ken, neme men zijn toevlucht tot een zeer hooge ceintuur of draperie, die voor het „corselet" in de plaats komt. Reeds herhaalde malen gaf ik mij opinie over de heerschende mode Ie kennen en ik kan daar slechts aan toevoegen, dat ik mijnen lezeressen in overweging zou willen geven, de over- ïieven nauwe rokken, die op zulk een onbescheiden wijze de vormen vun bet lichaam d-oen uitkomen, slechts voor avond- en gezelschapstoiletten te oenutten en liever wat minder mo- jern te zijn waar het de wandeltoilet ten betreft. Bovendien kan men zeer goed modern gekleed zijn, zonderde mode in al haar- uitersten, die dik wijls belachelijk zijn, te volgen. Overbodig hieraan toe te voegen, dat men er slechts op bedacht moet zijn soepele weefsels te bezigen en al les te vermijden, wat de rokken of mouwen doet uitstaan. Het meerendeel der baljaponnen is gedécolleteerd, terwijl de mouwen naar verkiezing zeer kort of heel lang genomen worden. De korte mouwen zijn allesbehalve mooi en daarom minder aan te beve len. Ze bestaan uit nauwsluitende, korte modellen die slechts met een smal ruche zijn afgewerkt, of wel men past de bekende baby-mouw toe. Van de lange mouwen daarentegen wordt meer werk gemaakt. Zij be staan meestentijds uit doorzichtige tule, die in fijne lingerie plooitjes ge naaid is. Ze worden met een mooi ga- Ion afgewerkt, of eindigen met een punt op de hand. Deze mouwen, die den arm volkomen omsluiten worden vaak met een overmouwtje ingericht, „genre kimono". Het overmouwtje kan naar verkiezing deel van de tail le uitmaken. CORRESPONDENTIE. Mevr. A. v. d. V. Uw japon is zeer goed te veranderen, al is het eigenlij ke corsage U véél te nauw geworden. Ik raad U aan een halve blouse van. fluweel in dezelfde kleur te laten ver vaardigen. Die blouse wordt met een breeden ceintuur of boord van voe ring afgewerkt, waarop men drukslui- tingen aanbrengt. De rok, die boven de taille is afgesneden, wordt eenvou dig afgeboord om op de blouse beves tigd to kunnen worden. De scheiding bedekt men door een mooi galon of pandiluweel in de kleur. MARIE VAN AFSTEL, Zijn de meeningeoo over de wen- schelijkheid van strengen vorst onder de menschen zeer verdeeld, onze ge vleugelde vrienden zijn het er vrijwel over eens, dat zachter weer toch ver kieslijker is. Te verwonderen is dit niet. De meeste vogels lijden gebrek en dit zal nog erger worden, als de koude wat aanhoudt. Een van de voordeelen die de win ter ons biedt is wel het minder schuw worden der vogels. Een wandeling loont nu ruimschoots de moeite, daar de meeste zangers zich nu heel gemak kelijk van nabij laten bewonderen. Als wij langs het Bolwerk gaan; merken wij in de eerste plaats de lijs ters op. Wij zijn zoo geneigd bij het woord lijster te denken aan den zwar ten merel en de bonte zanglijster. Een andere verwant, een bewoner van het oosten, wordt bijna altijd ver geten. Ik bedoel de Koperwieken. Deze week zag ik weer heele troe pen aan den schuinen Bolwerkkant ijverig zoekend naar voedsel. Voor den oppervlakkigen waarne mer is er wemig verschil tusschen een koperwiek en een grauwe lijster en zelfs vogelkenners moeten scherp kijken. Het verschil is ook niet heel groot. De kleur is bij beide vogels in hoofdzaak gelijk, maar de nuancee ring is verschillend en bovendien lieb- ben de koperwieken op de zijden en aan den onderkant der vleugels een koperac'ntigen tint, die hun wel den kenmerkenden naam zal hebben ge geven. Kijk, daar strijkt weer een troepje neer. Enkele zijn wat rank in de veer tjes, de meeste echter komen den bol vorm zeer nabij. De kop doet gewich tige diensten. Ijverig zoeken de oogjes den bodem af, om een vergeten zaadje of een be vroren wurmpje te ontdekken, de lan ge spitse snavel heeft het weinige voedsel bemachtigd en nu zoeken zij maar weer verder. Daar ontdekt een van het clubje een hulstboschje. De enkele roode vruchtjes, die aan de Kerstboomver sierders zijn ontsnapt, zijn hartelijk welkom. Met groote woede vliegen zij er op aan en in een oogenblik zijn de hongerige (maagjes (gedeeltelijk ge vuld. Vriest het niet dan kunnen de ko perwieken het best vinden met ons lage land. Zij zijn eigenlijk vreemde lingen, meestal bewoners van het groote Czarenrijk. Als de temperatuur daar te veel af neemt zoo in Septem ber of October, komen heele zwermen h ierheen. Zij vinden hier dan nog genoeg voedsel en denken er niet aan, verder te gaan. De meeste struiken hebben rijpende vruchten. Kardinaalshoedjes in de duinen, lijsterbessen wat meer landwaarts zij alle leveren genoeg voedsel. De temperatuur bevalt uitste kend en daarom besluiten zij maar, hier den winter door te brengen. Heel ver in het voorjaar vliegen zij hier nog rond, laten opgewekte lente liedjes weerklinken, stoeien wat met de reeds nestelende lijsters en doen net, of er voor hen geen zorgen voor het nakomelingschap bestaan. Eindelijk wordt het lentegevoel toch te machtig. Zij beginnen terug te ver langen naar hun nestplaatsen en als Ie meeste vogeltjes hier met groote zorg de eitjes bewaken is de laatste koperwiek naar Rusland en Azië ver huisd. De koude lokt nog andere vogels stadwaarts. Het zijn beter vliegers dan de koperwieken, maar hebben met deze den zin voor gezelligheid ge meen. Ik bedoel de meeuwen. Met groote scharen komen zij op onze stadsgrachten af en bitter valt het hun tegen, dat deze met een dikke ijskorst zijn bedekt. -eq uao softuinispu-js ap reeui una zoek gebracht. Misschien is hier of daar nog wel wat te vinden. Wel heb ben zij liever een vischje, maar in de zen tijd moeten zij niet al te kieskeu rig zijn en daarom vallen zij onder luid gekrijsch maar aan op alles, wat eenigszins eetbaar is. In de wandeling worden zij maar gewoonweg als zeemeeuwen betiteld en toch zijn het vaak verschillende soorten. De meeuwen die nu boven onze stra ten en grachten vliegen, zijn bijna al len kapmeeuwen. Daartusschen houdt zich de kleine zeemeeuw op, die ge makkelijk van de kapmeeuwen te her kennen is, doordat hij geelgroene pooten heeft. In den zomer is het verschil hog oauwkeuriger aan te geven. De kap meeuwen hebben dan een zwarten kop, de kleine zeemeeuwen zijn met een wit mutsje getooid. Alle meeuwen zijn uitstekende luchtacrobaten. De lange vleugels dragen hen won dersnel door het luchtruim, de minste wending is voldoende om de richting te doen veranderen, de bree ds staart, met den mooien zwarten band aan de bovenzijde draagt er het zijne toe bij om de bewegingen juister te doen zijn en zoo winnen zij het in soelheid van al onze wintergasten, Zij verliezen hun aangeboren schuw heid nooit geheel en al. Gooi op liet platte dak van uw uit bouw het lekkerste hapje, b.v. een stukje vloesch, tien tegen éen, dat de meeuwen het slechts in de vlucht durven pakken. Even raken de poo ten den grond, de groote vleugels blij ven uitgestrekt en met snelle vaart vliegt de gelukkige bezitter er mee heen, gevolgd door een tien- of twin tigtal hongerige soortgenooten. Afgunst is een karaktertrek van de meeuwen. De minste beweging van een hunner is voldoende om de gehee- le bende luid krijschend te doen op vliegen. Gooit men wat brood aan den kant op het ijs en wordt het door één meeuw ontdekt, dadelijk zijn tientallen dezer snelvliegers bij, om een deel van den buit te bemachtigen. Bij zoo'n gelegenheid denken zij aan niets anders meer dan aan eten. Een oogenblik verliezen zij de voor zichtigheid uit het oog, vliegen rake lings langs ons en schreeuwen en krij schen dat hooren en zlein vergaan. Met een snelle beweging pakken zij iets uit het water, vliegen een eindje verder op het ijs, laten het weer val len en beginnen dezelfde vliegtoeren opnieuw. Als zij wat minder gebrek lijden, blijven zij wat meer aan den duin kant, hoewel zij het geheele jaar door, vooral, als de zee wat onstuimig is, op dén afval onzer keukens azen. Aan den zeekant broeden zij, daar koesteren zij de eieren en verzorgen zij de jongen, die het volgend jaar met evenveel drukte onze grachten zullen bevolken. H. PEUSENS. Den Heer C. V. te Haarlem. Uw Balsemien vertoont een eigenaardig heid, die deze planten steeds laten zien. De stengels worden dan dunner en de bladertooi ijler. De bloei houdt op. Het beste is in dit geval, nieuwe stekjes te kweeken. Neem enkele ge zonde stengeltjes, zet die in een flesch- je met water en plant ze, zoodra er worteltjes aan komen, in nieuwen bladgroud. U hebt dan in het voor jaar weer flinke planten. H. PEUSENS. Naar het Fransch. Dien dag, evenals bijna alle andere dagen, wanneer hij zich te Bois-Doré bevond en zijne zwerftochten hem niet al te vei- van het kasteel afvoer den, ging hij met zijne kinderen wan delen, Bluette en Henri, twee bolwan- gige engeltjes van vier en zes jaar. Zij liepen vóór hem uit, onvermoeid in hunne bewondering van alle mo gelijke zaken. De kapellen vlogen voor hen weg, als beangst door hunne stoutmoedige vervolging, en de va der, die het jonge volkje onmogelijk bij kon houden, zette peinzend, het hoofd op de borst gebogen, zijn wan deling voort. Hij was dertig jaar oud. Eertijds commandeerde hij een schip In een der rivieren van lndo-China, die zich uren ver te midden van vlakten on groen heestergewas voortkronkelen. De gevolgen van de verpeste lucht der moerassen, die hij had ingeademd, deden zich thans bij hem gevoelen. Zou hij ooit in Frankrijk zijne ge zondheid terugkrijgen Ware het maar niet beter om ver van hier te gaan, om aan zijn geboorteland de ge zondheid te vragen, die dit land hem onthield Hij was bevreesd te sterven, be vreesd Therese, de moeder zijner kin deren, niet meer terug te zien, be vreesd voor den herfst, voor den wind die hem deed rillen en de do ode bla ren op den weg vóór hem opjoeg, en daar de kinderen hem een heel eind vóór waren, en het hem toescheen, als wilde de dood hem onverwachts ver rassen, riep hij Bluette 1 Bluette I Het meisje kwam hard aanloopen oen allerliefst blond engeltje, met groote, hemelsblauwe, heldere oogen en een. rooskleurig mondje als een ontloken granaatbloem. Hier ben ik, paatje. Zij nam zijne hand, hief zich op ha re kleine voetjes op en beschouwde hem een poos op een zonderlinge wijze. Waarom kijk je me zoo aan U ziet zoo bleek, en maatje maakt zich ongerust als u hoest. Zij hield de waskleurige, lange, magere handen van haar Yader in hare blanke handjes en zachtkens drukte zij hare lippen op het koorts achtig gloeiende vel. Je houdt dus veel van me? vroeg hij. O, of ik, paatje I En Henri Henri houdt ook veel van u. Eenige oogenblikken bleef hij stil staan, om weder op adem te komen, een benauwdheid overviel hem <vn kleurde zijn gewoonlijk ivoorwit zicht, en eindelijk deed een droge hoest zich hooren als een gefluit in zijne pijnlijke borst. Het meisje ging voort Gaat u sterven, paatje De dok ter zeide het gisteren tegen mama en toen heeft inama erg gehuild. Zij heeft ons alle twee bij de hand geno men en wij hebben lang gebeden, dat onze Lieve lieer u niet bij zich zou nemen. Onbeweeglijk, met een gebroken hart, de oogen badende in tranen, hoorde de vader het meisje aan. Wanneer al die bladeren afgeval len zullen zijn, zal ik heengaan, dacht hij, en mijne kinderen zullen alleen overblijven, mijne vrouw zal lierti'ouwen en spoedig zal ik verge ten zijn. Op een bank gezeten, zette hij zijn mijmeringen voorthet meisje, dat het hoofdje op de knieën van den va der liet rusten en de blikken gewend hield naar een plekje van den blau wen hemel, bleef onbeweeglijk, terwijl haar broertje op eenige passen van haar af mei knikkers speelde. De aanniik van die lange, dood- sche lanen, schoongeveegd door den herfstwind, vervulde hein met diepe droefheid. Hij zag daar liet beeld.van zijn hart, het symbool van zijn leven in. Als ik daarheen ga, zeide hij,-ter wijl hij de hand uitstrekte nuar het donker azuur des hemels, wat zul je dan doen vertel me eens, Bluette, wat zul je dan doen Het kind dacht langen tijd na, ein delijk hief zij het blonde kopje open zeide kalm In de eerste plaats zal ik heel zoet zijn. Arme lieveling. Verder zal ik briefjes schrijven, heel veel briefjes. Geen kleiue, maar groote brie ven,, niet waai' Ik zal u alles zeggen, wat hier gebeurt, maar dan moet u mij ook antwoorden, ik zal ze ginds neerleg gen onder den steen bij het hek en u zult ze dan komen halen. Dat vind ik goed, lieve Bluette, je zult mij schrijven en met mij spre ken en je zult In je klein hartje altijd de grootste plaats voor mij overhou den, niet waar Altijd, herhaalde het kind. De vader stierf bij het vallen der bladeren. Verscheidene maanden lang bleef Bluette ontroostbaar, doch ein delijk zeide zij op zekeren dag tot Henri Ik moet aan paatje schrijven. Henri, die de oudste was, lachte on deugend. En je kunt nog niet eens schrij ven, zeide hij. Ik zal zoo goed schrijven als Ik kan, jij verbetert het en dan gaan we samen het ginds onder den steen leg gen. Op zekeren dag, dat de lieve kleine geheel alleen was, kreeg zij een mooi vel papier uit haar vloeiboek, ging op hare groote tabouret zitten en schreef „Lieve Pa. Heel goed schrijven kan ik nog wel niet, maar ik maak toch groote vorderingen, om uwentwil zal ik mijn best doen. goed loeren en gehoorzaam zijn, en. ook Henri niet meer slaan, u weet wel, paatje, dat ik hem vroeger altijd klappen op zijn hoofd gaf meteen servet. Nu zullen wij nooit meer ruzie hebben, neen, nooit meer. Gisteren zijn wij met mama een mooien krans voor u naar het kerkhof gaan brengen, wij hebben den krans alle twee gekust, en u toen kushandjes toegezonden. Uw dochtertje Bluette." Henri stond er bij. Hij wachtte tot zijn zusje liet opstel voor de andere wereld afhad, en onze kleine schalk lachte in zijn vuistje. „Dat zus zoo iets geloofde", vond hij dol aardig, en gaarne was hij bereid haar een hand je te helpen. Op zijn beurt ging hij op de groote tabouret zitten, corrigeerde den brief, zoo goed en zoo kwaad als hij kon, lakte hem toe en beiden gin gen hem nu op de afgesproken plaats neerleggen. Den volgenden morgen zeide Bluet te, die er zich van overtuigd had, dat de brief er niet meer lag, tot Henri Wat zal papa nu blij zijn 1 De eerste brief van Bluette vertrok met naar den hemel, maar hij werd door den kleinen Henri ter hand ge steld aan mama. 'e moeder had eerst geglimlacht bij het lezen van deze regels, die men zoo zorgvuldig voor haar verborgen had gehouden, doch van lieverlede maakte zij er zich bedroefd over. Dat kind, dat altijd aan den armen doode dacht, verontrustte haar zeer. Zij zag haar van dag tot dag bleeker worden. De oogen hadden eveneens een bui tengewonen glans, hare liefde voor die aanvallige kleine werd steeds grooter. Op zekeren dag trad Therese den grooten salon van Bois-Doré binnen, die alleen geopend werd om voorname bezoekers le ontvangen. Zij droeg eeu toilet, dat in overeen stemming rnet haar weduwenstaat was. die nu reeds achttien maanden geduurd had. Een prachtig kleed van pruimkleurig satijn, terwijl een bou- quetje van boschviooltjes in heur vaalrood haar eeu bescheiden geur verspreidde. Bluette kwam ook binnen, aller- snoepigst in haar wit jurkje. Zij zou weldra zes jaar oud zijn. Het was nog altijd hetzelfde blonde schalkje, maar thans slanker van figuur, ha re groote, nu dwependcr oogen sche nen nog grooter geworden te zijn. Zij kwam naar de jonge vrouw toe en keek haar langen tijd aan. De moeder werd bang voor de blik ken, die schenen te ondervragen en te zeggen Waarom ziet ge er vandaag zoo mooi uit Onmiddellijk kwam er een ant woord op Therese's lippen zij nam Bluette in hare armen en zette haar op haar schoot Vervolgens kwam Henri binnen. Voor die twee kinderen, die daar bijeen waren, om dezelfde vertrouwe lijke mededeeling aan te hoorent raak te Therese in verwarring, een licht rood steeg haar naar liet voorhoofd. De kamenier is ons een groot nieuws komen vertellen, mama. Therese sloot zachtjd de oogen, haar hart bonsde. Een groot nieuws? zeide zij werktuigelijk. Ja, mania, men zegt, dat wij-al- len naar de bruiloft gaan, en dat u weer trouwt. Een zucht van verlichting deed de borst der jonge vrouw rijzen. Nu keek Bluette hare moeder van het hoofd tot de voeten aan, daar zij zich zelve niet goed rekenschap kon geven van deze groote gebeurtenis, 't scheen haar toe, dat hare moeder niet langer hare moeder was, dat eene onzichtbare schim haar eensklaps aan haar was komen ontnemen, even als de goede God haar haren vader had ontnomen, en een snik steeg naar haar keel op. De moeder zeide niets, maar van dat oogenblik af werd den graaf de B. toegestaan, om haar liet hof te ma ken. Hij aanbad Bluette, die hij zijne kleine wildzang noemde. De jonge vrouw wenschte zich zelve dus geluk met hare keus. Op zekeren dag nu, dat zij alle vier in het park wandelden, gingen de graaf de B. en Therese op dezelfde eenzame bank zit ten, waar achttien maanden geleden üluette'8 vader vaarwel had gezegd aan alles, wat hij liefhad. Hoogst ernstig keek Bluette naar het spelen van Henri, maar het lieve kind herinnerde zich, dat eertijds haar echte vader, dien zij beweende, met haar op dezelfde bank had gezeten. En nu zat daar een vreemde man, die haar aankeek en met haar sprak, maar de klank dezer stem was niet dezelfde, hij joeg haar vrees aan, de andere daarentegen had haar hart gestreeld. Toen zij weder op het kasteel terug kwamen, was de avond reeds geval len, een frisschene bries had zich ver heven. De graaf de B., die uitgenoodigd was te blijven eten, verliet eerst zeer laat Bois-Doré. Tegen tien uren gingen de kinderen naar boven naar hunne kamer. Henri was in de wolken. Hij stelde zich dol veel pret voor van die brui loft, en toen nu Bluette weende, zei de hij: Waarom huil je? Ik wil niet, dat die mijnheer op Bois-Doré komt." - Maar hij zal er altijd blijven, daar hij met ma trouwt. Ik ga aan paatje schrijven. De schalk opende reeds den mond, om tot zijne zuster te zeggen: „Men schrijft niet aan de doodeng' doch hij bewaarde het stilzwijgen. Den volgenden morgen bescheen de zon vroolijk het park, de vogels flad derden van den eenen heester naar den anderen, om vervolgens al kwee- lend naar de hoogste takken te vlie gen.. Therese had dien nacht geen oog toegedaan. Over eene week zou er eene geheele verandering plaats hebben tn haar leven, zll trouwde dan met den graaf de B. En tegen het venster leunende, gaf zij zich geheel ove raan hare zoete mij meringen. Wat was de hemel blauw en hoe heerlijk was het leven tochl Eensklaps slaakt zij een kreet van blijdschap. Tusschen de hoornen door ontwaart zij Bluette, hare lieve, klei ne Bluette. Waar gaat zij zoo vroeg heen? Therese gaat naar beneden, naar het park, zij gevoelt behoefte om haax kind te omhelzen, behoefte aan tee- derheid; zij loopt als een jong meisje, maar zij is dan trouwens ook nog zoo jong ternauwernood vijf en twin tig jaar. Bluette ziet haar niet, hoort haar niet. Geheel buiten adem blijft zij stilstaan voor den steen, die zoo aan stonds haar brief voor haar vader zal ontvangen, zij licht hem op, en met hare poezele handjes schuift zij er het schrijven onder. Wat is dat nu weer? denkt The rese, de wenkbrauwen fronsende. Het schijnt lmar toe, dat het hare veroor deel ing is, een onherroepelijk vonnis, dat zij binnen enkele oogenblikken vernemen zal, en onstuimiger klopt haar hart: Het meisje is gevlucht, zij, daaren tegen durft geen pas doen en staat daar onbeweeglijk. Ziehier wat zij eindelijk leest: „Lieve pa, De heer is gekomen, u weet wel, die lange, die vroeger altijd bil jart kwam spelen, hij komt nu ie- deren dag. Gisteren is hij gaan zitten in uw grooten leuning stoel, die, welken grootmoe voor uw verjaardag had geborduurd, vervolgens is hij naar het bou doir van mania gegaan, en in een vaas heeft hij rozen, heel veel ro zen gezet. Ik zal ze vandaag weg nemen en naar het kerkhof bren gen. Wij zullen nooit meer naar uw graf gaan en daar ben ik erg bedroefd om. Ilenri zegt, dat ma maatje weer trouwen gaat, dat we een anderen papa zullen krij- gon, die ons beknorren zal en die onze meester zal wezen, is dat waar? Daar ben ik erg verdrietig om, ik zou wel lust hebben om te gaan huilen en zóó hard schreeu wen, dat u me hoordet. Maar ik roep u en u antwoordt me niet, ik steek u m«jn armen toe en u sluit <le uwe, kom mij halen, liefste pa, spoedig, spoedig, kom mij halen. Bluette"c Therese's hart is gebroken, tra nen stroomden uit hare oogen. Thans is zij bang, dat de dood haar hare dochter ontrukken zal, hang voor een tweeden rouw. Zij roep: Bluette! Bluette! Schroomvallig komt het kind naar haar toe. Zij neemt haar op den schoot, lieft haar op tot aan hare lip pen, kust haar hartstochtelijk, er i9 geen plekje aan dat bekoorlijke kop je, dat de liefkoozing der lippen van de jonge moeder niet gevoeld heeft. - Ik trouw niet, zeide zij tot haar, lieer, waarvoor ge zoo bang zijt, zal niet meer hier komen, mijn engel. O, mamaatje, o, mamaatje! riep Bluette uit en begon te weenen. H. In den zomer van het jaar 1792 was een jonge weduwe, d;e tot den oud sten adel van Polen behoorde, naar Parijs gekomen. Zij was rijk en had •weldra toegang tot alle hooge krin gen, niaar het leven in de groote wereld was reeds lang niet meer, wat het was geweest. De schitterende fees ten van Versailles hadden opgehou den het vriendelijk Trianon, waar de ongelukkige Marie Antoinette zoo graag vertoefde, lag verwaarloosd on het koningspaar geraakte juist in dezen zomer in hanrlen dei' revolutie mannen. De aristocratie leefde zoo stil mo gelijk om niet opgemerkt te worden, en ook de ireuwe bewoonster van Parijs, vorstin Lubomirska, begreep, dat zij zoo weinig mogelijk de aan dacht trekken moest, zoodat zij met haar eenig dochtertje, toen vijf jaar oud, meest binnenshuis vertoefde. De Oedienden die zij uit Polen had mede gebracht, zond zij naar huls, op één man na, die reeds 'n haar ouderlijk huis werkzaam was geweest en wieru trouw beproefd was. Op eens, op een Augustusmorgen, drongen met groot gedruisch een aantal mannen haar wonLng binnen en zonder op haar protesten te letten, sleepten ze haar moe, haar zelfs geen ti'd latend van haar kind afscheid te nemen. De „gerechtelijke" werkzaamheden gingen snel Ln die dagen terstond werd zij naar de zitting van de vree-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 9