BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
SF 10 CENT PER WEEK.
Rubriek voor Vrouwen
Het Rijke NatuurIevee
Blaette.
Het Waschmeisje.
28a Jaargang
ZA.TJ5BDAG 2 JAHDARI 1909
No. T829
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
f je
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Het veranderen van verouderde
japonnen.
Over de mode is altijd iets te zeggen.
Een 'ervaren verslaggeefster ontbreekt
het nimmer aan stof, al is haar taak
ook gemakkelijker in den aanvang
van het seizoen, ook latex kan zij ha
re lezeressen met goeden raad ter zij
de staan.
De mode heeft in het afgeloopen
jaar groote veranderingen ondergaan
doch de overgangen vonden ditmaal
geleidel ij kplaats, zoodat we die eigen
lijk pas nu in hun vollen omvang
kunnen beschouwen. Het beste komt
dit uit, wanneer we een baltoiletje
van verleden jaar vergelijken bij een
van dit seizoen.
Eerstens zijn de rokken véél nau
wer en ten tweede maakt, de algehee-
le verandering, die de mouwen onder
gingen, het beslist noodzakelijk de
toiletjes van het vorige jaar te méta-
morphoseeren om er niet verouderd
uit te zien. In ieder geval is die meta
morphose vrij gemakkelijk te berei
ken, daar het hoofdzakelijk op het
vernauwen van den rok neerkomt.
Doch alleen door afnemen kan men
het moderne cachet niet bereiken, men
moet ook iets toevoegen.
Heeft men bijv. een zijden japon
dan kan men door het uitnemen van
één of meer banen deze geen nieu-
werwetsch model geven, tenzij men
een of ander garnituur met tact en
goeden smaak weet toe te passen. De
.uniques, die op het oogenblik zeer
,en vogue" zijn, kunnen ons bij het
moderniseeren groote diensten bewij
zen, vooral omdat z.e bij voorkeur van
een andere stof genomen worden, zij
het dan ook in dezelfde kleur. Op zij
den japonrokken bezigt men tuniques
van gaas of tule, die naar verkiezing
met lange, zijden franjes gegarneerd
kunnen woi'den, tenzij men de voor
keur mocht geven aan gesoutacheer-
de randen.
Op een fluweelen rok, staat een tu-
nique van zijden voile zéér mooi en,
ai hoewei ze soepel kleedt is het
weefsel toch dik genoeg om eventuee-
le fouten in de onder japon, te mos
kee ren.
Om op modern aanspraak te kun
nen maken, 'moeten rok en tunique
tot boven de taille iel ken. De „robe
corselet" en de directoire" alsook
„empire"-modellen verheugen zich in
de allerhoogste gunst der mode.
Indien de bestaande rokken, die
men wil vermaken om ze te kunnen
benutten, slechts tot aan de taille rei
ken, neme men zijn toevlucht tot een
zeer hooge ceintuur of draperie, die
voor het „corselet" in de plaats komt.
Reeds herhaalde malen gaf ik mij
opinie over de heerschende mode
Ie kennen en ik kan daar slechts aan
toevoegen, dat ik mijnen lezeressen in
overweging zou willen geven, de over-
ïieven nauwe rokken, die op zulk een
onbescheiden wijze de vormen vun
bet lichaam d-oen uitkomen, slechts
voor avond- en gezelschapstoiletten te
oenutten en liever wat minder mo-
jern te zijn waar het de wandeltoilet
ten betreft. Bovendien kan men zeer
goed modern gekleed zijn, zonderde
mode in al haar- uitersten, die dik
wijls belachelijk zijn, te volgen.
Overbodig hieraan toe te voegen,
dat men er slechts op bedacht moet
zijn soepele weefsels te bezigen en al
les te vermijden, wat de rokken of
mouwen doet uitstaan.
Het meerendeel der baljaponnen is
gedécolleteerd, terwijl de mouwen
naar verkiezing zeer kort of heel lang
genomen worden.
De korte mouwen zijn allesbehalve
mooi en daarom minder aan te beve
len. Ze bestaan uit nauwsluitende,
korte modellen die slechts met een
smal ruche zijn afgewerkt, of wel
men past de bekende baby-mouw toe.
Van de lange mouwen daarentegen
wordt meer werk gemaakt. Zij be
staan meestentijds uit doorzichtige
tule, die in fijne lingerie plooitjes ge
naaid is. Ze worden met een mooi ga-
Ion afgewerkt, of eindigen met een
punt op de hand. Deze mouwen, die
den arm volkomen omsluiten worden
vaak met een overmouwtje ingericht,
„genre kimono". Het overmouwtje
kan naar verkiezing deel van de tail
le uitmaken.
CORRESPONDENTIE.
Mevr. A. v. d. V. Uw japon is zeer
goed te veranderen, al is het eigenlij
ke corsage U véél te nauw geworden.
Ik raad U aan een halve blouse van.
fluweel in dezelfde kleur te laten ver
vaardigen. Die blouse wordt met een
breeden ceintuur of boord van voe
ring afgewerkt, waarop men drukslui-
tingen aanbrengt. De rok, die boven
de taille is afgesneden, wordt eenvou
dig afgeboord om op de blouse beves
tigd to kunnen worden. De scheiding
bedekt men door een mooi galon of
pandiluweel in de kleur.
MARIE VAN AFSTEL,
Zijn de meeningeoo over de wen-
schelijkheid van strengen vorst onder
de menschen zeer verdeeld, onze ge
vleugelde vrienden zijn het er vrijwel
over eens, dat zachter weer toch ver
kieslijker is. Te verwonderen is dit
niet. De meeste vogels lijden gebrek
en dit zal nog erger worden, als de
koude wat aanhoudt.
Een van de voordeelen die de win
ter ons biedt is wel het minder schuw
worden der vogels. Een wandeling
loont nu ruimschoots de moeite, daar
de meeste zangers zich nu heel gemak
kelijk van nabij laten bewonderen.
Als wij langs het Bolwerk gaan;
merken wij in de eerste plaats de lijs
ters op. Wij zijn zoo geneigd bij het
woord lijster te denken aan den zwar
ten merel en de bonte zanglijster.
Een andere verwant, een bewoner
van het oosten, wordt bijna altijd ver
geten. Ik bedoel de Koperwieken.
Deze week zag ik weer heele troe
pen aan den schuinen Bolwerkkant
ijverig zoekend naar voedsel.
Voor den oppervlakkigen waarne
mer is er wemig verschil tusschen
een koperwiek en een grauwe lijster
en zelfs vogelkenners moeten scherp
kijken. Het verschil is ook niet heel
groot. De kleur is bij beide vogels in
hoofdzaak gelijk, maar de nuancee
ring is verschillend en bovendien lieb-
ben de koperwieken op de zijden en
aan den onderkant der vleugels een
koperac'ntigen tint, die hun wel den
kenmerkenden naam zal hebben ge
geven.
Kijk, daar strijkt weer een troepje
neer. Enkele zijn wat rank in de veer
tjes, de meeste echter komen den bol
vorm zeer nabij. De kop doet gewich
tige diensten.
Ijverig zoeken de oogjes den bodem
af, om een vergeten zaadje of een be
vroren wurmpje te ontdekken, de lan
ge spitse snavel heeft het weinige
voedsel bemachtigd en nu zoeken zij
maar weer verder.
Daar ontdekt een van het clubje
een hulstboschje. De enkele roode
vruchtjes, die aan de Kerstboomver
sierders zijn ontsnapt, zijn hartelijk
welkom. Met groote woede vliegen zij
er op aan en in een oogenblik zijn de
hongerige (maagjes (gedeeltelijk ge
vuld.
Vriest het niet dan kunnen de ko
perwieken het best vinden met ons
lage land. Zij zijn eigenlijk vreemde
lingen, meestal bewoners van het
groote Czarenrijk. Als de temperatuur
daar te veel af neemt zoo in Septem
ber of October, komen heele zwermen
h ierheen.
Zij vinden hier dan nog genoeg
voedsel en denken er niet aan, verder
te gaan. De meeste struiken hebben
rijpende vruchten. Kardinaalshoedjes
in de duinen, lijsterbessen wat meer
landwaarts zij alle leveren genoeg
voedsel. De temperatuur bevalt uitste
kend en daarom besluiten zij maar,
hier den winter door te brengen.
Heel ver in het voorjaar vliegen zij
hier nog rond, laten opgewekte lente
liedjes weerklinken, stoeien wat met
de reeds nestelende lijsters en doen
net, of er voor hen geen zorgen voor
het nakomelingschap bestaan.
Eindelijk wordt het lentegevoel toch
te machtig. Zij beginnen terug te ver
langen naar hun nestplaatsen en als
Ie meeste vogeltjes hier met groote
zorg de eitjes bewaken is de laatste
koperwiek naar Rusland en Azië ver
huisd.
De koude lokt nog andere vogels
stadwaarts. Het zijn beter vliegers
dan de koperwieken, maar hebben
met deze den zin voor gezelligheid ge
meen. Ik bedoel de meeuwen.
Met groote scharen komen zij op
onze stadsgrachten af en bitter valt
het hun tegen, dat deze met een dikke
ijskorst zijn bedekt.
-eq uao softuinispu-js ap reeui una
zoek gebracht. Misschien is hier of
daar nog wel wat te vinden. Wel heb
ben zij liever een vischje, maar in de
zen tijd moeten zij niet al te kieskeu
rig zijn en daarom vallen zij onder
luid gekrijsch maar aan op alles,
wat eenigszins eetbaar is.
In de wandeling worden zij maar
gewoonweg als zeemeeuwen betiteld
en toch zijn het vaak verschillende
soorten.
De meeuwen die nu boven onze stra
ten en grachten vliegen, zijn bijna al
len kapmeeuwen. Daartusschen houdt
zich de kleine zeemeeuw op, die ge
makkelijk van de kapmeeuwen te her
kennen is, doordat hij geelgroene
pooten heeft.
In den zomer is het verschil hog
oauwkeuriger aan te geven. De kap
meeuwen hebben dan een zwarten
kop, de kleine zeemeeuwen zijn met
een wit mutsje getooid. Alle meeuwen
zijn uitstekende luchtacrobaten.
De lange vleugels dragen hen won
dersnel door het luchtruim, de
minste wending is voldoende om de
richting te doen veranderen, de bree
ds staart, met den mooien zwarten
band aan de bovenzijde draagt er het
zijne toe bij om de bewegingen juister
te doen zijn en zoo winnen zij het in
soelheid van al onze wintergasten,
Zij verliezen hun aangeboren schuw
heid nooit geheel en al.
Gooi op liet platte dak van uw uit
bouw het lekkerste hapje, b.v. een
stukje vloesch, tien tegen éen, dat de
meeuwen het slechts in de vlucht
durven pakken. Even raken de poo
ten den grond, de groote vleugels blij
ven uitgestrekt en met snelle vaart
vliegt de gelukkige bezitter er mee
heen, gevolgd door een tien- of twin
tigtal hongerige soortgenooten.
Afgunst is een karaktertrek van de
meeuwen. De minste beweging van
een hunner is voldoende om de gehee-
le bende luid krijschend te doen op
vliegen. Gooit men wat brood aan
den kant op het ijs en wordt het door
één meeuw ontdekt, dadelijk zijn
tientallen dezer snelvliegers bij, om
een deel van den buit te bemachtigen.
Bij zoo'n gelegenheid denken zij aan
niets anders meer dan aan eten.
Een oogenblik verliezen zij de voor
zichtigheid uit het oog, vliegen rake
lings langs ons en schreeuwen en
krij schen dat hooren en zlein vergaan.
Met een snelle beweging pakken zij
iets uit het water, vliegen een eindje
verder op het ijs, laten het weer val
len en beginnen dezelfde vliegtoeren
opnieuw.
Als zij wat minder gebrek lijden,
blijven zij wat meer aan den duin
kant, hoewel zij het geheele jaar door,
vooral, als de zee wat onstuimig is,
op dén afval onzer keukens azen.
Aan den zeekant broeden zij, daar
koesteren zij de eieren en verzorgen
zij de jongen, die het volgend jaar
met evenveel drukte onze grachten
zullen bevolken.
H. PEUSENS.
Den Heer C. V. te Haarlem. Uw
Balsemien vertoont een eigenaardig
heid, die deze planten steeds laten
zien. De stengels worden dan dunner
en de bladertooi ijler. De bloei houdt
op. Het beste is in dit geval, nieuwe
stekjes te kweeken. Neem enkele ge
zonde stengeltjes, zet die in een flesch-
je met water en plant ze, zoodra er
worteltjes aan komen, in nieuwen
bladgroud. U hebt dan in het voor
jaar weer flinke planten.
H. PEUSENS.
Naar het Fransch.
Dien dag, evenals bijna alle andere
dagen, wanneer hij zich te Bois-Doré
bevond en zijne zwerftochten hem
niet al te vei- van het kasteel afvoer
den, ging hij met zijne kinderen wan
delen, Bluette en Henri, twee bolwan-
gige engeltjes van vier en zes jaar.
Zij liepen vóór hem uit, onvermoeid
in hunne bewondering van alle mo
gelijke zaken. De kapellen vlogen
voor hen weg, als beangst door hunne
stoutmoedige vervolging, en de va
der, die het jonge volkje onmogelijk
bij kon houden, zette peinzend, het
hoofd op de borst gebogen, zijn wan
deling voort.
Hij was dertig jaar oud. Eertijds
commandeerde hij een schip In een
der rivieren van lndo-China, die zich
uren ver te midden van vlakten on
groen heestergewas voortkronkelen.
De gevolgen van de verpeste lucht der
moerassen, die hij had ingeademd,
deden zich thans bij hem gevoelen.
Zou hij ooit in Frankrijk zijne ge
zondheid terugkrijgen Ware het
maar niet beter om ver van hier te
gaan, om aan zijn geboorteland de ge
zondheid te vragen, die dit land hem
onthield
Hij was bevreesd te sterven, be
vreesd Therese, de moeder zijner kin
deren, niet meer terug te zien, be
vreesd voor den herfst, voor den wind
die hem deed rillen en de do ode bla
ren op den weg vóór hem opjoeg, en
daar de kinderen hem een heel eind
vóór waren, en het hem toescheen, als
wilde de dood hem onverwachts ver
rassen, riep hij
Bluette 1 Bluette I
Het meisje kwam hard aanloopen
oen allerliefst blond engeltje, met
groote, hemelsblauwe, heldere oogen
en een. rooskleurig mondje als een
ontloken granaatbloem.
Hier ben ik, paatje.
Zij nam zijne hand, hief zich op ha
re kleine voetjes op en beschouwde
hem een poos op een zonderlinge
wijze.
Waarom kijk je me zoo aan
U ziet zoo bleek, en maatje maakt
zich ongerust als u hoest.
Zij hield de waskleurige, lange,
magere handen van haar Yader in
hare blanke handjes en zachtkens
drukte zij hare lippen op het koorts
achtig gloeiende vel.
Je houdt dus veel van me?
vroeg hij.
O, of ik, paatje I
En Henri
Henri houdt ook veel van u.
Eenige oogenblikken bleef hij stil
staan, om weder op adem te komen,
een benauwdheid overviel hem <vn
kleurde zijn gewoonlijk ivoorwit
zicht, en eindelijk deed een droge
hoest zich hooren als een gefluit in
zijne pijnlijke borst.
Het meisje ging voort
Gaat u sterven, paatje De dok
ter zeide het gisteren tegen mama en
toen heeft inama erg gehuild. Zij
heeft ons alle twee bij de hand geno
men en wij hebben lang gebeden, dat
onze Lieve lieer u niet bij zich zou
nemen.
Onbeweeglijk, met een gebroken
hart, de oogen badende in tranen,
hoorde de vader het meisje aan.
Wanneer al die bladeren afgeval
len zullen zijn, zal ik heengaan,
dacht hij, en mijne kinderen zullen
alleen overblijven, mijne vrouw zal
lierti'ouwen en spoedig zal ik verge
ten zijn.
Op een bank gezeten, zette hij zijn
mijmeringen voorthet meisje, dat
het hoofdje op de knieën van den va
der liet rusten en de blikken gewend
hield naar een plekje van den blau
wen hemel, bleef onbeweeglijk, terwijl
haar broertje op eenige passen van
haar af mei knikkers speelde.
De aanniik van die lange, dood-
sche lanen, schoongeveegd door den
herfstwind, vervulde hein met diepe
droefheid. Hij zag daar liet beeld.van
zijn hart, het symbool van zijn leven
in.
Als ik daarheen ga, zeide hij,-ter
wijl hij de hand uitstrekte nuar het
donker azuur des hemels, wat zul je
dan doen vertel me eens, Bluette,
wat zul je dan doen
Het kind dacht langen tijd na, ein
delijk hief zij het blonde kopje open
zeide kalm
In de eerste plaats zal ik heel
zoet zijn.
Arme lieveling.
Verder zal ik briefjes schrijven,
heel veel briefjes.
Geen kleiue, maar groote brie
ven,, niet waai'
Ik zal u alles zeggen, wat hier
gebeurt, maar dan moet u mij ook
antwoorden, ik zal ze ginds neerleg
gen onder den steen bij het hek en u
zult ze dan komen halen.
Dat vind ik goed, lieve Bluette,
je zult mij schrijven en met mij spre
ken en je zult In je klein hartje altijd
de grootste plaats voor mij overhou
den, niet waar
Altijd, herhaalde het kind.
De vader stierf bij het vallen der
bladeren. Verscheidene maanden lang
bleef Bluette ontroostbaar, doch ein
delijk zeide zij op zekeren dag tot
Henri
Ik moet aan paatje schrijven.
Henri, die de oudste was, lachte on
deugend.
En je kunt nog niet eens schrij
ven, zeide hij.
Ik zal zoo goed schrijven als Ik
kan, jij verbetert het en dan gaan we
samen het ginds onder den steen leg
gen.
Op zekeren dag, dat de lieve kleine
geheel alleen was, kreeg zij een mooi
vel papier uit haar vloeiboek, ging op
hare groote tabouret zitten en
schreef
„Lieve Pa.
Heel goed schrijven kan ik nog
wel niet, maar ik maak toch
groote vorderingen, om uwentwil
zal ik mijn best doen. goed loeren
en gehoorzaam zijn, en. ook Henri
niet meer slaan, u weet wel,
paatje, dat ik hem vroeger altijd
klappen op zijn hoofd gaf meteen
servet. Nu zullen wij nooit meer
ruzie hebben, neen, nooit meer.
Gisteren zijn wij met mama een
mooien krans voor u naar het
kerkhof gaan brengen, wij hebben
den krans alle twee gekust, en u
toen kushandjes toegezonden.
Uw dochtertje
Bluette."
Henri stond er bij. Hij wachtte tot
zijn zusje liet opstel voor de andere
wereld afhad, en onze kleine schalk
lachte in zijn vuistje. „Dat zus zoo
iets geloofde", vond hij dol aardig, en
gaarne was hij bereid haar een hand
je te helpen. Op zijn beurt ging hij op
de groote tabouret zitten, corrigeerde
den brief, zoo goed en zoo kwaad als
hij kon, lakte hem toe en beiden gin
gen hem nu op de afgesproken plaats
neerleggen.
Den volgenden morgen zeide Bluet
te, die er zich van overtuigd had, dat
de brief er niet meer lag, tot Henri
Wat zal papa nu blij zijn 1
De eerste brief van Bluette vertrok
met naar den hemel, maar hij werd
door den kleinen Henri ter hand ge
steld aan mama.
'e moeder had eerst geglimlacht
bij het lezen van deze regels, die men
zoo zorgvuldig voor haar verborgen
had gehouden, doch van lieverlede
maakte zij er zich bedroefd over. Dat
kind, dat altijd aan den armen doode
dacht, verontrustte haar zeer. Zij zag
haar van dag tot dag bleeker worden.
De oogen hadden eveneens een bui
tengewonen glans, hare liefde voor
die aanvallige kleine werd steeds
grooter.
Op zekeren dag trad Therese den
grooten salon van Bois-Doré binnen,
die alleen geopend werd om voorname
bezoekers le ontvangen.
Zij droeg eeu toilet, dat in overeen
stemming rnet haar weduwenstaat
was. die nu reeds achttien maanden
geduurd had. Een prachtig kleed van
pruimkleurig satijn, terwijl een bou-
quetje van boschviooltjes in heur
vaalrood haar eeu bescheiden geur
verspreidde.
Bluette kwam ook binnen, aller-
snoepigst in haar wit jurkje. Zij zou
weldra zes jaar oud zijn. Het was
nog altijd hetzelfde blonde schalkje,
maar thans slanker van figuur, ha
re groote, nu dwependcr oogen sche
nen nog grooter geworden te zijn.
Zij kwam naar de jonge vrouw toe
en keek haar langen tijd aan.
De moeder werd bang voor de blik
ken, die schenen te ondervragen en
te zeggen
Waarom ziet ge er vandaag zoo
mooi uit
Onmiddellijk kwam er een ant
woord op Therese's lippen zij nam
Bluette in hare armen en zette haar
op haar schoot
Vervolgens kwam Henri binnen.
Voor die twee kinderen, die daar
bijeen waren, om dezelfde vertrouwe
lijke mededeeling aan te hoorent raak
te Therese in verwarring, een licht
rood steeg haar naar liet voorhoofd.
De kamenier is ons een groot
nieuws komen vertellen, mama.
Therese sloot zachtjd de oogen,
haar hart bonsde.
Een groot nieuws? zeide zij
werktuigelijk.
Ja, mania, men zegt, dat wij-al-
len naar de bruiloft gaan, en dat u
weer trouwt.
Een zucht van verlichting deed de
borst der jonge vrouw rijzen.
Nu keek Bluette hare moeder van
het hoofd tot de voeten aan, daar zij
zich zelve niet goed rekenschap kon
geven van deze groote gebeurtenis, 't
scheen haar toe, dat hare moeder niet
langer hare moeder was, dat eene
onzichtbare schim haar eensklaps
aan haar was komen ontnemen, even
als de goede God haar haren vader
had ontnomen, en een snik steeg naar
haar keel op.
De moeder zeide niets, maar van
dat oogenblik af werd den graaf de
B. toegestaan, om haar liet hof te ma
ken.
Hij aanbad Bluette, die hij zijne
kleine wildzang noemde.
De jonge vrouw wenschte zich zelve
dus geluk met hare keus. Op zekeren
dag nu, dat zij alle vier in het park
wandelden, gingen de graaf de B. en
Therese op dezelfde eenzame bank zit
ten, waar achttien maanden geleden
üluette'8 vader vaarwel had gezegd
aan alles, wat hij liefhad.
Hoogst ernstig keek Bluette naar
het spelen van Henri, maar het lieve
kind herinnerde zich, dat eertijds haar
echte vader, dien zij beweende, met
haar op dezelfde bank had gezeten.
En nu zat daar een vreemde man,
die haar aankeek en met haar sprak,
maar de klank dezer stem was niet
dezelfde, hij joeg haar vrees aan, de
andere daarentegen had haar hart
gestreeld.
Toen zij weder op het kasteel terug
kwamen, was de avond reeds geval
len, een frisschene bries had zich ver
heven.
De graaf de B., die uitgenoodigd
was te blijven eten, verliet eerst zeer
laat Bois-Doré.
Tegen tien uren gingen de kinderen
naar boven naar hunne kamer.
Henri was in de wolken. Hij stelde
zich dol veel pret voor van die brui
loft, en toen nu Bluette weende, zei
de hij:
Waarom huil je?
Ik wil niet, dat die mijnheer op
Bois-Doré komt."
- Maar hij zal er altijd blijven,
daar hij met ma trouwt.
Ik ga aan paatje schrijven.
De schalk opende reeds den mond,
om tot zijne zuster te zeggen: „Men
schrijft niet aan de doodeng' doch hij
bewaarde het stilzwijgen.
Den volgenden morgen bescheen de
zon vroolijk het park, de vogels flad
derden van den eenen heester naar
den anderen, om vervolgens al kwee-
lend naar de hoogste takken te vlie
gen..
Therese had dien nacht geen oog
toegedaan.
Over eene week zou er eene geheele
verandering plaats hebben tn haar
leven, zll trouwde dan met den graaf
de B.
En tegen het venster leunende, gaf
zij zich geheel ove raan hare zoete mij
meringen. Wat was de hemel blauw
en hoe heerlijk was het leven tochl
Eensklaps slaakt zij een kreet van
blijdschap. Tusschen de hoornen door
ontwaart zij Bluette, hare lieve, klei
ne Bluette. Waar gaat zij zoo vroeg
heen?
Therese gaat naar beneden, naar
het park, zij gevoelt behoefte om haax
kind te omhelzen, behoefte aan tee-
derheid; zij loopt als een jong meisje,
maar zij is dan trouwens ook nog zoo
jong ternauwernood vijf en twin
tig jaar.
Bluette ziet haar niet, hoort haar
niet. Geheel buiten adem blijft zij
stilstaan voor den steen, die zoo aan
stonds haar brief voor haar vader zal
ontvangen, zij licht hem op, en met
hare poezele handjes schuift zij er
het schrijven onder.
Wat is dat nu weer? denkt The
rese, de wenkbrauwen fronsende. Het
schijnt lmar toe, dat het hare veroor
deel ing is, een onherroepelijk vonnis,
dat zij binnen enkele oogenblikken
vernemen zal, en onstuimiger klopt
haar hart:
Het meisje is gevlucht, zij, daaren
tegen durft geen pas doen en staat
daar onbeweeglijk.
Ziehier wat zij eindelijk leest:
„Lieve pa,
De heer is gekomen, u weet wel,
die lange, die vroeger altijd bil
jart kwam spelen, hij komt nu ie-
deren dag. Gisteren is hij gaan
zitten in uw grooten leuning
stoel, die, welken grootmoe voor
uw verjaardag had geborduurd,
vervolgens is hij naar het bou
doir van mania gegaan, en in een
vaas heeft hij rozen, heel veel ro
zen gezet. Ik zal ze vandaag weg
nemen en naar het kerkhof bren
gen. Wij zullen nooit meer naar
uw graf gaan en daar ben ik erg
bedroefd om. Ilenri zegt, dat ma
maatje weer trouwen gaat, dat
we een anderen papa zullen krij-
gon, die ons beknorren zal en die
onze meester zal wezen, is dat
waar? Daar ben ik erg verdrietig
om, ik zou wel lust hebben om te
gaan huilen en zóó hard schreeu
wen, dat u me hoordet. Maar ik
roep u en u antwoordt me niet, ik
steek u m«jn armen toe en u sluit
<le uwe, kom mij halen, liefste
pa, spoedig, spoedig, kom mij
halen.
Bluette"c
Therese's hart is gebroken, tra
nen stroomden uit hare oogen. Thans
is zij bang, dat de dood haar hare
dochter ontrukken zal, hang voor een
tweeden rouw.
Zij roep: Bluette! Bluette!
Schroomvallig komt het kind naar
haar toe. Zij neemt haar op den
schoot, lieft haar op tot aan hare lip
pen, kust haar hartstochtelijk, er i9
geen plekje aan dat bekoorlijke kop
je, dat de liefkoozing der lippen van
de jonge moeder niet gevoeld heeft.
- Ik trouw niet, zeide zij tot haar,
lieer, waarvoor ge zoo bang zijt,
zal niet meer hier komen, mijn engel.
O, mamaatje, o, mamaatje! riep
Bluette uit en begon te weenen.
H.
In den zomer van het jaar 1792 was
een jonge weduwe, d;e tot den oud
sten adel van Polen behoorde, naar
Parijs gekomen. Zij was rijk en had
•weldra toegang tot alle hooge krin
gen, niaar het leven in de groote
wereld was reeds lang niet meer, wat
het was geweest. De schitterende fees
ten van Versailles hadden opgehou
den het vriendelijk Trianon, waar
de ongelukkige Marie Antoinette zoo
graag vertoefde, lag verwaarloosd on
het koningspaar geraakte juist in
dezen zomer in hanrlen dei' revolutie
mannen.
De aristocratie leefde zoo stil mo
gelijk om niet opgemerkt te worden,
en ook de ireuwe bewoonster van
Parijs, vorstin Lubomirska, begreep,
dat zij zoo weinig mogelijk de aan
dacht trekken moest, zoodat zij met
haar eenig dochtertje, toen vijf jaar
oud, meest binnenshuis vertoefde. De
Oedienden die zij uit Polen had mede
gebracht, zond zij naar huls, op één
man na, die reeds 'n haar ouderlijk
huis werkzaam was geweest en wieru
trouw beproefd was.
Op eens, op een Augustusmorgen,
drongen met groot gedruisch een
aantal mannen haar wonLng binnen
en zonder op haar protesten te letten,
sleepten ze haar moe, haar zelfs geen
ti'd latend van haar kind afscheid te
nemen.
De „gerechtelijke" werkzaamheden
gingen snel Ln die dagen terstond
werd zij naar de zitting van de vree-