BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 10s Jatrgug ZA.TEBDAQ O IAHUAB1 1909 Hs. T88I DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST fi.20 PCB 3 HAANDEN OF 10 CEHT PCfi WEEK. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND^ ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen De verpleging Yan onze huid. Het komt er voor ons vrouwen voor al op aan door doelmatige lïchaams- verpleging te zorgen, dat we zoo lang mogelijk jong blijven; niets doet treu riger aan dan eene te vroeg oud uit ziende vrouw. Onze moeders vonden in „schmink" en „poudre de riz" iets verachtelijks en al is dat nu geheel anders gewor den, moeten we toch onder „Bchmtok" geen schoonheidsverzorging verstaan, doch een kunstmatig aanbrengen, van schoon. Hierin bestaat een hemelsbreed on derscheid] Zij, die zich met de verzorging Ba rer natuurlijke schoonheid niet tevre den willen stellen, staat het derhalve vrij haar toevlucht te nemen tot de massa's schoonheidsmiddelen^ welke men tegenwoordig in den handel brengt. Toch doen zij daaraan ver keerd, want lieden met waren schoon heidszin vinden een beschilderd ge laat vrij wat leelijker dan een natuur lijke tint. Te verontschuldigen is het gebruik van „schmink" bij verblee- ken-1 kunstlicht; bij zonlicht maakt 't daarentegen beslist leelijk,. Omtrent de gelaatskleur bestaat ©enig misverstand; velen toch den ken, dat die om mooi te zijn, sneeuw wit of rose moet wezen.. Helder en doorschijnend behoort de huid te wezen, d. w. z. dat ze niet door puistjes, vlekjes, enz. ontsierd moet zijn; maar men kan zeer schoon zijn zonder op bepaalde blankheid van huid te kunnen bogen. Een beige tint Is vaak interessanter, dan de witte met rose poppenkleurtjes. „Als van de zon gekust" zegt men in Duitschland van die matte teint, waarbij een rood halsgarnituur Zoo 'buitengewoon flatteus kleedt. Weg dus met de witte poudre de riz, welke vaak een mooie teint verbergt in plaats van ze tot haar recht te bren gen. Het komt er dus maar op aan de natuurlijke kleur van onze huid te verzorgen en daarvoor zijn de midde len eenvoudig en goedkoop. Een spons water en... geduldl Doch vooral geen zeep! Hoe meer zeep men voor zijn handen gebruikt om dex eschoon en zindelijk te houden, des te minder moet men dit onontbeerlijk toiletarti kel op de gelaatehuid toepassen. Het voornaamste is dat men niet moet denken, dat men met het wasschen van zijn gezicht in een halve minuut gereed is! Het is opmerkelijk in welk een korten tijd de meeste vrouwen zich het gezicht wasschen. Men ver- gete echter niet, dat.de poriën onzer huid, door het water, dat nimmer ijs koud mag zijn, geopend worden, en dat men er alleen door eeoige minu ten lau gafsponzen in slaagt, dat de huid het water opslurpt; hetgeen juist noodzakelijkis. De huid moet het wa ter opzuigén daarom veel, zeer veel watert De huid toch neemt niet meer water op dan noodig is. Men moet zich des avonds de huid met een wei nig vaseline inwrijven, dat men voor het naa.r -bed gaan met een linnen doekje afveegt, om de kussensloopen niet te verontreinigen. Des morgens herhaalt men dezelfde bewerking; dit geldt natuurlijk uitsluitend voor haai', die van nature een droge huid heb ben. Heeft men daarentegen een zeer. vette huid, dan behoeft men niets an ders te doen, dan esnige malen daags de huid niet een zacht linnen lapje af te vegen; poederen geeft niets, daar een werkelijk vette huid door de poe derlaag lieenglimt en er dan allesbe halve mooi Uitziet. 'Een'groezelige huid zal allengs hel derder worden, wanneer men haar ddgelijks eenige mRlen flink afsponst; natuurlijk moet zulks niet met kracht geschieden daar de huid niet mag springen, terwijl na het afsponzen een eerste verelschte is haar met een ruwen handdoek deugdelijk af te dro gen. Een al te roode huid is meestal het gevolg van bloedaandrang naar het hoofd; dit moet door inwendige mid delen genezen worden; dus raadplege me nh ie rover den arts. Vrouwen die plooien en rimpels In het gelaat krij gen, kunnen er van overtuigd zijn, dat wanneer ze bij het wasachan en drogen daarvan steeds van onder naar ihopven te werk gaan deze na verloop .Van tijd zullen verdwijnen. Laat mij hieraan toevoegen dat men talder normale omstandigheden geen rimpels te vreezen heeft. Bij een vrouw die van haar jeugd af een natuurlijke leefwijze volgt, en haar gezichtspieren loodanig weet t« beheerschen, dat *11 niet bij de minste of geringste aan doening liaar gezicht vertrekt of het voorhoofd fronst, zullen zich slechts bij uitzondering vóór het afnemen der levenskrachten, d. w. z. na het vijf tigste levensjaar beduidende vouwen of rimpels in het gelaat vertoonen, die op een slapheid der huid wijzen. Zoo dra echter deze leeftijd overschreden Is, heeft veelal een vetaanzetttog plaats, die eventueel© rimpels doet verdwijnen. In elk geval geen schoonheidsmid delen van welken aard ook, maar eene natuurlijke hygiënische leefwij ze, behoorlijke wasschingen, zooals we hierboven beschreven-, voorts ma tige lichaamsbeweging in de frissche lucht en vóór alles geen gezichten trokkenl MARIE VAN AMSTEL.- Het Rijke Natuurleven ONZE DUINKONJJNEN. Bij tien-, bij honderdtallen tegelijk worden de grfjsgorokte duinbewoners verschalkt en naar de steden ver voerd, waar zij met groote gevoelloos heid als dingen worden behandeld, om ten slotte den smaak van den wU.dliefhebber te btroelen. "loen ik een wandeling met H. door do duinen maakte, met het dool don veelkleurigen fazant <to zijn leven te gaan, spraken wij af, ook de vroo- iijk huppelende konijntjes aan eeno nadere beschouwing te onderwerpen. Over de kleur dezer diertjes behoef ik niet veel te zeggen. Deze is weinig opvallend en daardoor volkomen to overeenstemming met de kleur der omgeving. Een uitzondering hierop maakt de onderkant van het pluimp je. Dit prijkt aan de verlengde rugge- graot. Hot woord staart laat ik h'er met opzet achterwege, omdat het kleine atompje dien naam bijna niet verdient. Naar men beweert, is het wilde konijn van afkomst een woestijndier uit Noord-Afrika. Of het werkelijk over de Straat van Gibraltar in Euro pa is ingevoerd, weet men niet met zekerheid te zeggen, een feit ia het, dat de konijnen to on3 land reeds ten tijde der Rometoen weiden aangetrof fen, Ja, men beweert, dat deze ze uit Spanje hebben meegebracht. De ge schiedschrijvers uit (Reu tijd maken- reeda gewag van deze dieren en wij zer op de groote erwoest togen, die zij kunnen aanrichten. Is hot waar, dat de Romeinen ze hier hebben gebracht, dan zitten wij leelijk mett den naam der Kanmefa- ten to het haar, die ze dan toch on mogelijk vóór de .ïomst der Romeinen hebben kunnen vangen. Hoe het ook zij, op het oogenblik zijn de konijnen heer en meester in onze duinen, wat een kleine wande ling door dit schilderachtig zandge bied ons gemakkelijk bewijst. Het bost doen wij dan, als wij des morgens of 's avonds er op üit trek ken, en ons dan wat verder in het duin wagen, dan Art. 461 het ge doogt. Dan zien wij de konifntjes in hun element, dan voelen zij zich thuis dan spelen zij naar hartelust. Stel u zoo'n avondwandeling voor. De schemer valt reeds, de meeste zangvogeltjes zijn ter ruste, de vroo- lijli sjirpende krekels heffen hun. avondzang aan of doen zich te goed aan aardappelloof of het een of an der klein insect, in de verte laat de dulnratelaar, de geitemelker, zijn oentanig geluld hooren. Nu .komen de konijnen uit hunne diepe holen te voorschijn. Éérst kijken zij even rond, om te zien of er onraad lis, gooien de achterpooten met kracht do lucht to. rekken rich wat' en be- g ton en na deze voorbereidende maat regelen hun eigenlijk avondwerk. Met kleine sprongetjes huppelen zij een paar meter weg, knabbelen wal grassprietjes af, en zoeken dan naar wat zacht groen. Nu, dé duinflora Is niet meer zoo rijk als vroeger, heel w:at planten zijn urd wenen heel -vat roorten zijn na genoeg uitgeroeid, maar toch, zoo- Jung het zomert, lijden de konijntjes nog geen gebrek, daarvoor is de duin vegetatie te weelderig, daarvoor zijn j ie weinig kieskeurig. Gewoonlijk zijn zij, vooral op zoo'n heerlijken ayond, en club. Soms zijn er twintig dertig bijeen, ouden en jongen, allen even opgewekt en le venslustig, allen even dartel en blij. Tusschen het eten door weten zij zich uitstekend te vermaken. De een vergenoegt zich met nu en dan een sprongetje te doen, de andere maakt een tiental dwaze buitelingen door het zand, een derde strijkt heel wijs gierig met zijn achterpoot over zijn ooi en schijnt de ernstigste onder dat vroolijke volkje. Daar trappen wij op een takje, slechts even kraakte het droge hout, de konijnen zullen het niet hebben geboord, meenen wij. Mis hoor, het epel wordt gestaakt, een oogenblik ritten zl] stal, enkele, misschien de aanvoerders, rechtop, een der kleine viervoeters neeft ons gezien en met «n vaartje zoekt nij een goed heen komen, gevolgd door xljn even angsti ge speelmakkertjes. Nu schijnt het tooeven veronacht zaamde staartje gewichtige diensten te doen. De witte plutoipjes steken alle omhoog en dienen wellicht om de achterhoede den weg te wijzen. In eee oogwenk is de speelplaats ontruimd. Enkele hebben in hun. angst aan geen wegwijzend pluimpje gedacht eu hebben maar zoo snel mo gelijk een goed heenkomen gezocht. De vlucht en de gegraven gangen, ziedaar de eenige redmiddelen dezer zoo weerlooze dieren en welke gebrek kige redmiddelen. De jager zendt ^un een schot hagel achterna, dat hen in hun snelste vaart tot stilstand brengt, de wezels, hermelijnen én fretten, dringen in de hoien en overmeesteren daar de schuwe dieren heel gemakke lijk. Bovendien ia het loerend oog van- den eperwer vaak op hen gevestigd, en tracht de sluwe egel ze door jlsti- gen overval te verschalken. Het vree- selijkst zijn echter de strikken. Daar tegen is geen waakzaamheid of vlug heid bestand, daartegen zijn zij machteloos. Ben groot deel der konij nen, waarmede de poelierswtokels to dezen tijd als gevuld zijn, is dan ook gestrikt. Wij zouden bijna geneigd zijn, als verdedigers op te treden, maar éls tv ij ons verstand eens meester laten over het gevoel, dan moeten wij met die verdelging op groote schaal instem men. Lieten wij alle konijnen leven, er zou weldra geen g ossprietje of boompje meer in de duinen te vinden zijn, Het bewijs hiervoor levert Australië, vooral Nieuw-Zeeland. Daar leven geen roofdieren, die de sterke vermenigvuldiging kunnen te gengaan. Door vernieling van bijna alle gewassen, vooral gras, hebben zij in sommige streken de schapen teelt onmogelijk gemaakt en de kolo nisten verdreven. Dat de boo men, tenminste de mees te soorten, totaal zouden worden uit geroeid, daarvoor levert ons eigen duin het béwlja. Vooral ln dezen tijd lijden de dieren gebrek en om niet van honger om te komen knagen zij de achors van jonge boomen geheel af. Geschiedt dit slechts aan één zijde van den stam, dan is het onheil niet zoo groot, maar gewoonlijk laten rij heit daarbij niet en i^ de schors een maal in 't rond afgeknaagd, dan Is de boom onvermijdelijk ten doode opge schreven. Wel zijn zij Interessant, deze kleine duinbewoners, maar de practische mensch doet goed ais hij de ai te groo te vermeerdering helpt tegengaan. H. PEUSENS, Masson's wraak. Het was beginnen te dooien. Maar langzamerhand werd het maanlicht en Henry Mass on bemerk te tot zijn schrik, terwijl hij don neus buiten het glazen portier van z'n auto stak, dat het kouder was geworden, en ijzelde. De weg, waarop hij in woeste vaart had doorgetuft, kwam hem opeens, bij het maanlicht, onbekend en ein deloos voor. Was hij afgedwaald van den straat weg Sedert hoi lang en hoe ver Hij wist het n'iet. Op goed geluk of, zette zich de auito weer to beweging. Inmiddels had z*ch de. maan achter de wolken verscholen en daalde er zwarte duisternis over de vlakte. De ijzel was door regexi opgevolgd. -- Honcenweer I mompelde Masson, terwijl hij de vaart van zijne auto temperde. Hij' '--tek andermaal uit het glazen portu-r en raadpleegde zijn horloge. 't Was tien uur to. den avond. Over een half uur had ik te Londen, kunnen zijn als die verwenscht© af wisseling tusschen licht en donker mij niét telkens gedupeerd had, mor- da h'l| l'nnensmonds Waar ter wereld ben ik Hij zette de auto stop en trachtte door 'het schelle licht van de zijlan taarns rich zoo mogelijk te oriëntee- ren. Aan weerszijden van den breeden onpehannden weg grijnsde hem een akelig woud toe, en voet-In druksels noch wagensporen deden aan een be woonde streek of een openbaren ver keersweg denken. Ver, héél ver to de verte, meende hij tusschen kale takken een zwak licht te onderscheiden. Zou hij zich een weg door het woud banen en de auto op goed geluk onbe waakt achterlaten Go^dq raad was duur. Doortuffen ware een dwaasheid, vooral nu het maanlicht voor goéd bleek uitgedoofd. Masson loosde een zucht. Ik moet poolshoogte gaan ne men, teneinde niett verder af te dwa len, besloot hij na eene weifeling. Misschien dat daarginds nienschen wonen, dSe mij op het goede spoor kunnen terugbrengen. Vooruit in vre desnaam I Hij wierp een droeven blik naar rijn auto, als gold het een smartelijk en langdurig afscheid, en plaste met verkleumde leden en waggelende' knieën door het drassige, spookach tige woud. Brrr rilde hli onbehaaglijk. Hij strompelde steeds voort, ter wijl het zwakke licht, dat hij geen oogenblik uit het oog verloor, steeds duidelijker eu dichter naderae. Nog eienige minuten, en een prach tig landhuis met sierlijke torentjes en fraaie boogvensters verrees voor zijn blikken. Hij bereikte het aan de achter zijde. Waggelend en zich aan den muur vastklampend zocht hij naar eene deur. Zijne hand kwam onzacht met een der. spiegelruiten iu aanraking, hij struikelde over een ketting en verloor het evenwicht. Opeens voelde hij zich door forsche armen aangegrepen. Twee mannen tilden hem op en droegen hem. zon der dat hij weerstand vermocht te bieden, het landhuis binnen. Toen hij zich tamelijk onzacht op een Smyrna kleed voelde neergelegd, opende Masson de vermoeide oogen. H" bevond zich in eene zaal, waar weelde en smaak kameraadschappe lijk verkeerden. Twee moruien ongetwijfeld de zelfden, die hem hierheen hadden ge dragen stonden druk fluisterend voor een grijsaard van rijzige gestal te en jgdel voorkomen. Masson spiitste de ooren, om geen woord te missen van hetgeen er ge sprokén werd. Zou hij het zijn, Jenkins vroeg de oude heer. Ik twijfel er niet aan, mijnheer Trelawney. Zijne verdachte kleeding, die lange gele jas en vreemdsoortige pet met breede klep verraden hem. Uit het voortgezette gesprek bleek Masson spoedig van welke misdadige poging men hem verdacht. Sedert eenige weken was een lief, vierjarig meisje het kind van eene overleden dochter van mijnheer Tre lawney helt voorwerp van bange zorgen. De kleine Judith was bij rechterlijk vonto8 aan haar grootvader toegewe zen, nada.t haar eigen vader wegens schandelijk gedrag en verregaande verkwisting uit de ouderlijke macht ontzet was. Sedert den dood van zijn echtgenoo- te was Judith's vader in handen van slechte vrienden gevallen. De scheiding van zijn kind had de kloof tusschen hem en zijn. schoon vader zeer verwijd. In de eerste dagen bepaalde rich de twist tot woorden, toen volgden be dreigingen, welke mijnheer Trelaw ney bewogen, eenige rechercheurs in dienst te nemen, en eindelijk pogin gen, door middel van vrienden en handlangers, om de kleine Judith weg te voeren. Masson werd voor een van déze vrienden en handlangers aangezien. Wij zullen ons gaan overtuigen, of cmze gevangene van zijn val be komen is, besloot eau der recher cheurs. Zie.... hij heeft reeds de oogen geopendHola, kerel, wordt wakker. Henry Masson richtte zich op, maar pijn en de gevolgen van geleden kou maakten voor hem het opstaan moei lijker, da.n hij had kunnen denken. De vos in de klem, hè I spotte de andere rechercheur. Heeren, stamelde Masson, u be vindt u op een dwaalspoor. Ik ben met eerlijke bedoelingen hierheen ge komen. Jk was met mijn auto van den straatweg afgedwaald en in een mij onbekend woud verzeild. Ik wilde de bewoners bier verzoeken, mij den weg te wijzen. Mijn auto staat gtods in'bet boseh.' Ja, ja, wij kennen dat liedje, spotte de rechercheur. Die auto maakt 4e zaak er niet beter op. Zij moest zeker dienen, hè, om in dolle vaart de kleine Jud'th weg te voe- De kleine Judith Ilc ken haar biet, heeren, en lieb nooit van haar gehoord, zoo min als ilc den bewoner van dit landgoed keu.... Geloof me, ik ben verdwaald. Ware zulks niet ge schied, ik had mogelijk nooit van! mijn leven d't landgoed en zijn bewo ners leeren kennen. Een der rechercheurs naderde met zware handboeien den ongelükklgen Masson. In naam der wet.... u zijt Daar vloog, tot schrik van allen, de deux van de zaal open. O, papa 1 gilde een damesstem, een gemaskerd man, waarin ik mijn schoonbroeder meende te herkennen, heeft de kleine Judith uit mijn armen weggerukt. Gauw, gauw, anders kan hij niet 'meer worden ingehaald I Te paard I riepen de recher cheurs. Zoo anel zijne besnen zulks gedoog den, volgde Masson de beide mannon naar buiten, den ouden heer Trelaw ney en zijne dochter in rodeiooze smart achterlatend. Niemand lette meer op hem. Zelfs verhinderden de rechercheurs, noch de bejaarde stalknecht, dat hij eveneens een paard besteeg, en in do richting van zijn auto, wier lantaarns hem als vlammende oogen wenkten, verdween. Bij zijne auto teruggekeerd, liet hij het paard aan zijn lot over. Een edelmoedige gedachte vervulde Masson. Hij wilde de jacht naar het kind medemaken. en zoodoende het on gastvrij atonaal, dat hem op het land- góed was ten ceel gevallen, door een weldaad trachten te vergelden. De maan scheen weer helder tus schen zwarte wolken. Masson raadpleegde zijn kijker en meende zeer diep in de verte, tusschen hooge, naakte boomen de zilveren sporen van een ruiter te onderschei den. Vooruit.... met Gods hulp 1 moe digde hij zich zeiven aan. In duizelingwekkende vaart en alle „voetangels en klemmen" trotseorend volgde ae auto het kleine bltokende spoor. Nog eenige oogenblikken en de auto tufte rakelings voorbij den nachtelij ken ruiter. De felle gloed van het lantaarnlicht deed het paard verbijsterd stilstaan. Masson zag het kind, de kleine Ju dith. Zij was met een lederen riem om het middel van den ruiter vastgegespt om niet uit het zadel gelicht te wor den. Het kind of je leven 1 bulderde Masson, met een geladen revolver in de vuist. De rtoter, die ongewapend bleek, en door den plotselingen overval alle weerstandsvermogen scheen verloren te hebben, gaf bijna willoos het ktod over. Geen woord werd er gewisseld. Masson nam de kleine Judith in de armen en droeg ze in de auto. Terwijl de nachtelijke ruiter onder oen verschrikkelijken vloek, dlie het kind deed huiveren, aan zijn paard de sporen gaf, liet Masson hem ter 'waar schuwing de geladen revolver xien. Een half uur later stopte de auto voor het landgoed van mijnheer Tre lawney. De rechercheurs hadden blijkbaar de jacht reeds opgegeven, want een hunner opende het ijzeren hek, en vroeg aan Masson, dien hij blijkbaar niet herkende, wat hij verlangde. Uw voortvluchtige gevangene komt rich ter uwer beschikking stel len, schertste Masson. Hij heeft van de opschudding van zoo straks ge bruik gemaakt, om evende kleine Judith te redden. Nu ken ik het lieve kin cL Geen peri of verf is in 6taat, de bl':dschap te schetsen van dien ouden heer Trelawney en tante Dora, van de verslagenheid der rechercheurs nog niet eens gesproken. Men overstelpte Masson met hand drukken, verontschuldigingen en dankbetuigingen, terwijl de kleine Judith, door tante Dora gedragen, de poezele armpjes om zijn hals sloeg, en hem zoende dat het klapte. Er werd feest gevierd dien nacht, to het mooie landhuis. En dit feest bleef niet het eenige. Vijf maanden later deden tante Do- ra en Henry Masson, als een geluk kig echtpaar, hunne blijde intrede in het kasteel. Kléine Judith bleef bij oom en tan te, de oude heer Trelawney bij zoon en dochter Inwonen. Voor de auto werd «en mooie „ga rage" gebouwd. C.Centr.") Het Monogram. Aan liet kleine, station stapte een heer sedert geruimen tijd op en neer. Menigmaal keek hij op zijn horloge anders gaf hij geen teekenen van on geduld. Toen hij eindelijk een jacht wagen van den straatweg zag nade ren en stilhouden voor het station, trok hij zich terug in de wachtkamer. Vijf minuten' later kwam de 'trein, die naar dé hoofdstad gtog, en eene jonge dame, die met hei rijtuig geko men was, stapte to een coüpé hiet- looken. De heer volgde haar, een „goeden dag" mompelend, zonder bepaald acht te alaah op zijn reisgemoote. De jonge dame maakte het zich ge makkelijk to een hoek, opende haar relstasch eiv nam er een boek uit. De heer Las toet, doch bladerde to een notitieboekje, nu en dan een aan tee ketong makend. Het jonge meisje was zeer levendig 1n al hare bewegingen, en uit 'de reis- tasch kwam van allerlei te voor schijn, o. a. een zilveren cigaretten- étui. Dit gaf den reisgenoot aanleiding tot een gesprek. Pardon, juffrouw, maar ik meen, dat ik zooeven een clgaretten-étui in uw handen zag.... Zoudt u het erg on beleefd vinden, als ik een cigarette rookte - Volstrekt niet. Ik ben niet uit vrees voor rook to deze toet-rookèn- coupé gestapt. Maar uit afkeer van het manne lijk geslacht, voltooide hij, in zijnen binnenzak tastend. Ik weet, dat de dames niet graag meer to de dames- afdeeling reizen.... U permitteert Hij bood haar zijn étui aan. Zij zag, dat het van goud was en in den bovenhoek een vraagboeken van klei ne diamantjes droeg. Zonder nuffigheid en ook tonder drukte nam zij een cigarette en stak die aan met het waslucifertje, dat hij haar'reikte. Als de conducteur komt, xei ze. tullen wij wat te hooren krijgen l Maar voorloopig hLndert de rook hier niemand. Daar zij bil deze woorden glimlach te, vond de beer, dat haar andere niet opvallend mooi gericht teer I uitdrukking won. En plotseling zei- de bij Uw portretten lijken heel slecht, juffrouw K riem er. Zij schrikte even. Hoe kent u mij Ik herinner mij niet Neen, u heeft mij nog nooit ge zien. Maar lk heb een portret van u... Jk ben de man, voor wien u vandaag de vlucht heeft genomen. Roo en bleek wisselden óp Lotte Krleme 's gelaat. Zij was anders niet gauw verlegen, maar nu ontbraken haar toch de woorden. De heer, wiens glad-geschoren, kalm gezicht er evenmin oud als jong tot zag, vervolgde Deuk niet, dat ik u ln eenig op zicht hinderlijk zal zijn. Als iemand volstrekt er uit wil trekken, moet hij dat met zichzelven uitmaken.... Maar uw papa zal' wel in angst ritten. Pardon, barstte nu Lotte uit, ik begrijp u to het geheel niet, en lk vind het minstens zonderling van u..« Ik vind het zelfs zéér zonderling, voltooide hij, daar zij steken bleef en naar woorden zocht, dat ik u tegen uw wil toch heb ontmoet Maar ik zet gewoonlijk door wat ik m!i voor genomen heb, en daartoe behoorde. Juffrouw Krlemer, die ik gevraagd had zonder haar te hebben gezien, te leeren kennen. U is dus meneer Freisttng 1 riep Lotte. Werkelijk, u moet meer vol harding dan takt hebben, dat u uw wil op deze wijze weet door te drij ven. Hij zweeg een oogenblik, en een licht rood verscheen op zijne magere wangen, wat Lotte opmerkte met een anel gevoel van berouw. Dan sprak hij gelaten Dus een strijdlustige natuur, Juist zooals ik dachtAls u intus* echen een minuut naar mij wilt luis teren, zult u het niet meer zoo vreese- lijk van mij vinden, dat lk u om zoo te zeggen „opving". Ik ben met den voormiddagtrein aan uw station aan gekomen en heb zoo lang gewacht, tot lk een eigen rijtuig met eene dame zag konieu. Daar ik voor heden mijn bezoek had aangekondigd, maar uw papa mij schreef, dat ik er op aan 1 kon, dat zijn kopstuk van eon dochter ('t zijn zto eigen woorden 1) dienzelf- de*n dag er van door zou gaan, wist ik wat ik ie doen had. En met weLk doel. riep Lotto met bliksemende oogen, hoeft u die list aangewend Curieus mompelde hij. Als u een beetje kleur krijgt, zooals nu, treeft u heel blauwe oogen anders zijn ze eigenlijk kleurloos. Lotte L-eet rich op de lip die heer met zijn overbluffende kalmte zou haar niet verder opwinden i Ze wachtte wat hij nog meer te zeg gen had. De zaak is heel eenvoudig, ging hij voort. Ik ken uw vader lang. Toen hij twintig jaar was, telde ik er tien. Op de kostschool nam bij mij altijd in bescherming, en daarom dweepte ik met hem Later ging ik, nog jong, naar Indië, en ben daar tien Jaar gebleven. Vandaar schreef ik op een goeden dag een brief aan uw vader, dat ik wilde trouwen. En omdat ik ginds geen levensgezellin vond, die mij aanstond, wilde ik een vrouw uit Duitschland hebben. O Ja, zei Lotte, als een koop waar wi le u er een laten komen. Niet precies zoo l antwoordde hij doodkalm. Een koopwaar neemt geen koopman ongezien, maar van eene vrouw kon ik geen op-zioht-zen- din'g vrégeai. Toen uw vader mij»- eerst half tot gekheid, antwoordde, dat zijn dochter misschien voor mij geschikt zou zijn, was ik uit de verle genheid wamt ik kón mij voorstellen, dat een dochter van mijn ouden vriend Kriemer aan al mijn verwach tingen zou beantwoorden. Ik nam dus een half jaar verlof en kwam naar hier. Nu echter begon d? moeilijkheid/ Uw vader schreef mij, dat u rich verzette en zelfs geen ken nis met mij wilde maken. Hii begreep het toet, wijl hij toch, naar hij meen de, niet verraden had met welk doel lk kwRin. O, cDe goede papa, ls lang wiet' zoo slim en listig alsals u I Na tuurlijk heeft hij zich dadelijk in het' begto verradein. En daar ik geen plaxï had, mij om zoo ie zeggen cadeau te laten geven, verklaarde ik mijn vader dat ik zou vertrekken op denzelfden dag als u verscheen. Juistdat deelde hij mij ook dadelijk mede. En daarom wachtte ik u op-.. Maar opdat u rich niet ver der ergert, wil ik u zeggen, dat lk af zie van liet idee, met u te trouwen. Star blikte Lotte hem aan. Dat waa toch gewoon lomp I Zij had een gevoel, of ze geblameerd was. Intusschen was haar cigarette uitgegaan, en hij boorl haar opnieuw zijn étui. Toen zij bedankte, ze1 hij Ro^kt u maar dat kalmeert de zenuwen, lk zal u ook verder vertel len, hoe de vork -n dan steel zit. Dank u, zei ze ijskoud daar pas met merkwaardige openhartig heid afstand gedaan heeft van het Slan, met mij te trouwen, Interesseert e reet mij volstrekt toot. Toch wel l 't Moet u zeer tote- rosseeren. Want nu komt de hoofd taak u Is mij veel ie mooi en veel te verstandig I Daarom heb ik afstand moeten doen. O. wat 'o hol compliment I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 11