BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
10s Jatrgug
ZA.TEBDAQ O IAHUAB1 1909
Hs. T88I
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
fi.20 PCB 3 HAANDEN
OF 10 CEHT PCfi WEEK.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND^
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
De verpleging Yan onze huid.
Het komt er voor ons vrouwen voor
al op aan door doelmatige lïchaams-
verpleging te zorgen, dat we zoo lang
mogelijk jong blijven; niets doet treu
riger aan dan eene te vroeg oud uit
ziende vrouw.
Onze moeders vonden in „schmink"
en „poudre de riz" iets verachtelijks
en al is dat nu geheel anders gewor
den, moeten we toch onder „Bchmtok"
geen schoonheidsverzorging verstaan,
doch een kunstmatig aanbrengen, van
schoon.
Hierin bestaat een hemelsbreed on
derscheid]
Zij, die zich met de verzorging Ba
rer natuurlijke schoonheid niet tevre
den willen stellen, staat het derhalve
vrij haar toevlucht te nemen tot de
massa's schoonheidsmiddelen^ welke
men tegenwoordig in den handel
brengt. Toch doen zij daaraan ver
keerd, want lieden met waren schoon
heidszin vinden een beschilderd ge
laat vrij wat leelijker dan een natuur
lijke tint. Te verontschuldigen is het
gebruik van „schmink" bij verblee-
ken-1 kunstlicht; bij zonlicht maakt 't
daarentegen beslist leelijk,.
Omtrent de gelaatskleur bestaat
©enig misverstand; velen toch den
ken, dat die om mooi te zijn, sneeuw
wit of rose moet wezen..
Helder en doorschijnend behoort de
huid te wezen, d. w. z. dat ze niet door
puistjes, vlekjes, enz. ontsierd moet
zijn; maar men kan zeer schoon zijn
zonder op bepaalde blankheid van
huid te kunnen bogen. Een beige tint
Is vaak interessanter, dan de witte
met rose poppenkleurtjes.
„Als van de zon gekust" zegt men
in Duitschland van die matte teint,
waarbij een rood halsgarnituur Zoo
'buitengewoon flatteus kleedt. Weg
dus met de witte poudre de riz, welke
vaak een mooie teint verbergt in
plaats van ze tot haar recht te bren
gen.
Het komt er dus maar op aan de
natuurlijke kleur van onze huid te
verzorgen en daarvoor zijn de midde
len eenvoudig en goedkoop. Een spons
water en... geduldl Doch vooral geen
zeep! Hoe meer zeep men voor zijn
handen gebruikt om dex eschoon en
zindelijk te houden, des te minder
moet men dit onontbeerlijk toiletarti
kel op de gelaatehuid toepassen. Het
voornaamste is dat men niet moet
denken, dat men met het wasschen
van zijn gezicht in een halve minuut
gereed is! Het is opmerkelijk in welk
een korten tijd de meeste vrouwen
zich het gezicht wasschen. Men ver-
gete echter niet, dat.de poriën onzer
huid, door het water, dat nimmer ijs
koud mag zijn, geopend worden, en
dat men er alleen door eeoige minu
ten lau gafsponzen in slaagt, dat de
huid het water opslurpt; hetgeen juist
noodzakelijkis. De huid moet het wa
ter opzuigén daarom veel, zeer veel
watert De huid toch neemt niet meer
water op dan noodig is. Men moet
zich des avonds de huid met een wei
nig vaseline inwrijven, dat men voor
het naa.r -bed gaan met een linnen
doekje afveegt, om de kussensloopen
niet te verontreinigen. Des morgens
herhaalt men dezelfde bewerking; dit
geldt natuurlijk uitsluitend voor haai',
die van nature een droge huid heb
ben. Heeft men daarentegen een zeer.
vette huid, dan behoeft men niets an
ders te doen, dan esnige malen daags
de huid niet een zacht linnen lapje
af te vegen; poederen geeft niets, daar
een werkelijk vette huid door de poe
derlaag lieenglimt en er dan allesbe
halve mooi Uitziet.
'Een'groezelige huid zal allengs hel
derder worden, wanneer men haar
ddgelijks eenige mRlen flink afsponst;
natuurlijk moet zulks niet met kracht
geschieden daar de huid niet mag
springen, terwijl na het afsponzen
een eerste verelschte is haar met een
ruwen handdoek deugdelijk af te dro
gen.
Een al te roode huid is meestal het
gevolg van bloedaandrang naar het
hoofd; dit moet door inwendige mid
delen genezen worden; dus raadplege
me nh ie rover den arts. Vrouwen die
plooien en rimpels In het gelaat krij
gen, kunnen er van overtuigd zijn,
dat wanneer ze bij het wasachan en
drogen daarvan steeds van onder naar
ihopven te werk gaan deze na verloop
.Van tijd zullen verdwijnen.
Laat mij hieraan toevoegen dat men
talder normale omstandigheden geen
rimpels te vreezen heeft. Bij een vrouw
die van haar jeugd af een natuurlijke
leefwijze volgt, en haar gezichtspieren
loodanig weet t« beheerschen, dat *11
niet bij de minste of geringste aan
doening liaar gezicht vertrekt of het
voorhoofd fronst, zullen zich slechts
bij uitzondering vóór het afnemen der
levenskrachten, d. w. z. na het vijf
tigste levensjaar beduidende vouwen
of rimpels in het gelaat vertoonen, die
op een slapheid der huid wijzen. Zoo
dra echter deze leeftijd overschreden
Is, heeft veelal een vetaanzetttog
plaats, die eventueel© rimpels doet
verdwijnen.
In elk geval geen schoonheidsmid
delen van welken aard ook, maar
eene natuurlijke hygiënische leefwij
ze, behoorlijke wasschingen, zooals
we hierboven beschreven-, voorts ma
tige lichaamsbeweging in de frissche
lucht en vóór alles geen gezichten
trokkenl
MARIE VAN AMSTEL.-
Het Rijke Natuurleven
ONZE DUINKONJJNEN.
Bij tien-, bij honderdtallen tegelijk
worden de grfjsgorokte duinbewoners
verschalkt en naar de steden ver
voerd, waar zij met groote gevoelloos
heid als dingen worden behandeld,
om ten slotte den smaak van den
wU.dliefhebber te btroelen.
"loen ik een wandeling met H. door
do duinen maakte, met het dool don
veelkleurigen fazant <to zijn leven
te gaan, spraken wij af, ook de vroo-
iijk huppelende konijntjes aan eeno
nadere beschouwing te onderwerpen.
Over de kleur dezer diertjes behoef
ik niet veel te zeggen. Deze is weinig
opvallend en daardoor volkomen to
overeenstemming met de kleur der
omgeving. Een uitzondering hierop
maakt de onderkant van het pluimp
je. Dit prijkt aan de verlengde rugge-
graot. Hot woord staart laat ik h'er
met opzet achterwege, omdat het
kleine atompje dien naam bijna niet
verdient.
Naar men beweert, is het wilde
konijn van afkomst een woestijndier
uit Noord-Afrika. Of het werkelijk
over de Straat van Gibraltar in Euro
pa is ingevoerd, weet men niet met
zekerheid te zeggen, een feit ia het,
dat de konijnen to on3 land reeds ten
tijde der Rometoen weiden aangetrof
fen, Ja, men beweert, dat deze ze uit
Spanje hebben meegebracht. De ge
schiedschrijvers uit (Reu tijd maken-
reeda gewag van deze dieren en wij
zer op de groote erwoest togen, die
zij kunnen aanrichten.
Is hot waar, dat de Romeinen ze
hier hebben gebracht, dan zitten wij
leelijk mett den naam der Kanmefa-
ten to het haar, die ze dan toch on
mogelijk vóór de .ïomst der Romeinen
hebben kunnen vangen.
Hoe het ook zij, op het oogenblik
zijn de konijnen heer en meester in
onze duinen, wat een kleine wande
ling door dit schilderachtig zandge
bied ons gemakkelijk bewijst.
Het bost doen wij dan, als wij des
morgens of 's avonds er op üit trek
ken, en ons dan wat verder in het
duin wagen, dan Art. 461 het ge
doogt. Dan zien wij de konifntjes in
hun element, dan voelen zij zich thuis
dan spelen zij naar hartelust.
Stel u zoo'n avondwandeling voor.
De schemer valt reeds, de meeste
zangvogeltjes zijn ter ruste, de vroo-
lijli sjirpende krekels heffen hun.
avondzang aan of doen zich te goed
aan aardappelloof of het een of an
der klein insect, in de verte laat de
dulnratelaar, de geitemelker, zijn
oentanig geluld hooren.
Nu .komen de konijnen uit hunne
diepe holen te voorschijn. Éérst kijken
zij even rond, om te zien of er onraad
lis, gooien de achterpooten met kracht
do lucht to. rekken rich wat' en be-
g ton en na deze voorbereidende maat
regelen hun eigenlijk avondwerk.
Met kleine sprongetjes huppelen zij
een paar meter weg, knabbelen wal
grassprietjes af, en zoeken dan naar
wat zacht groen.
Nu, dé duinflora Is niet meer zoo
rijk als vroeger, heel w:at planten zijn
urd wenen heel -vat roorten zijn na
genoeg uitgeroeid, maar toch, zoo-
Jung het zomert, lijden de konijntjes
nog geen gebrek, daarvoor is de duin
vegetatie te weelderig, daarvoor zijn
j ie weinig kieskeurig.
Gewoonlijk zijn zij, vooral op zoo'n
heerlijken ayond, en club. Soms zijn
er twintig dertig bijeen, ouden en
jongen, allen even opgewekt en le
venslustig, allen even dartel en blij.
Tusschen het eten door weten zij
zich uitstekend te vermaken. De een
vergenoegt zich met nu en dan een
sprongetje te doen, de andere maakt
een tiental dwaze buitelingen door
het zand, een derde strijkt heel wijs
gierig met zijn achterpoot over zijn
ooi en schijnt de ernstigste onder dat
vroolijke volkje.
Daar trappen wij op een takje,
slechts even kraakte het droge hout,
de konijnen zullen het niet hebben
geboord, meenen wij. Mis hoor, het
epel wordt gestaakt, een oogenblik
ritten zl] stal, enkele, misschien de
aanvoerders, rechtop, een der kleine
viervoeters neeft ons gezien en met
«n vaartje zoekt nij een goed heen
komen, gevolgd door xljn even angsti
ge speelmakkertjes.
Nu schijnt het tooeven veronacht
zaamde staartje gewichtige diensten
te doen. De witte plutoipjes steken
alle omhoog en dienen wellicht om de
achterhoede den weg te wijzen.
In eee oogwenk is de speelplaats
ontruimd. Enkele hebben in hun.
angst aan geen wegwijzend pluimpje
gedacht eu hebben maar zoo snel mo
gelijk een goed heenkomen gezocht.
De vlucht en de gegraven gangen,
ziedaar de eenige redmiddelen dezer
zoo weerlooze dieren en welke gebrek
kige redmiddelen. De jager zendt ^un
een schot hagel achterna, dat hen in
hun snelste vaart tot stilstand brengt,
de wezels, hermelijnen én fretten,
dringen in de hoien en overmeesteren
daar de schuwe dieren heel gemakke
lijk. Bovendien ia het loerend oog van-
den eperwer vaak op hen gevestigd,
en tracht de sluwe egel ze door jlsti-
gen overval te verschalken. Het vree-
selijkst zijn echter de strikken. Daar
tegen is geen waakzaamheid of vlug
heid bestand, daartegen zijn zij
machteloos. Ben groot deel der konij
nen, waarmede de poelierswtokels to
dezen tijd als gevuld zijn, is dan ook
gestrikt.
Wij zouden bijna geneigd zijn, als
verdedigers op te treden, maar éls tv ij
ons verstand eens meester laten over
het gevoel, dan moeten wij met die
verdelging op groote schaal instem
men. Lieten wij alle konijnen leven,
er zou weldra geen g ossprietje of
boompje meer in de duinen te vinden
zijn, Het bewijs hiervoor levert
Australië, vooral Nieuw-Zeeland.
Daar leven geen roofdieren, die de
sterke vermenigvuldiging kunnen te
gengaan. Door vernieling van bijna
alle gewassen, vooral gras, hebben
zij in sommige streken de schapen
teelt onmogelijk gemaakt en de kolo
nisten verdreven.
Dat de boo men, tenminste de mees
te soorten, totaal zouden worden uit
geroeid, daarvoor levert ons eigen
duin het béwlja. Vooral ln dezen tijd
lijden de dieren gebrek en om niet
van honger om te komen knagen zij
de achors van jonge boomen geheel af.
Geschiedt dit slechts aan één zijde
van den stam, dan is het onheil niet
zoo groot, maar gewoonlijk laten rij
heit daarbij niet en i^ de schors een
maal in 't rond afgeknaagd, dan Is de
boom onvermijdelijk ten doode opge
schreven.
Wel zijn zij Interessant, deze kleine
duinbewoners, maar de practische
mensch doet goed ais hij de ai te groo
te vermeerdering helpt tegengaan.
H. PEUSENS,
Masson's wraak.
Het was beginnen te dooien.
Maar langzamerhand werd het
maanlicht en Henry Mass on bemerk
te tot zijn schrik, terwijl hij don neus
buiten het glazen portier van z'n auto
stak, dat het kouder was geworden,
en ijzelde.
De weg, waarop hij in woeste vaart
had doorgetuft, kwam hem opeens,
bij het maanlicht, onbekend en ein
deloos voor.
Was hij afgedwaald van den straat
weg
Sedert hoi lang en hoe ver
Hij wist het n'iet.
Op goed geluk of, zette zich de auito
weer to beweging.
Inmiddels had z*ch de. maan achter
de wolken verscholen en daalde er
zwarte duisternis over de vlakte.
De ijzel was door regexi opgevolgd.
-- Honcenweer I mompelde Masson,
terwijl hij de vaart van zijne auto
temperde.
Hij' '--tek andermaal uit het glazen
portu-r en raadpleegde zijn horloge.
't Was tien uur to. den avond.
Over een half uur had ik te Londen,
kunnen zijn als die verwenscht© af
wisseling tusschen licht en donker
mij niét telkens gedupeerd had, mor-
da h'l| l'nnensmonds
Waar ter wereld ben ik
Hij zette de auto stop en trachtte
door 'het schelle licht van de zijlan
taarns rich zoo mogelijk te oriëntee-
ren.
Aan weerszijden van den breeden
onpehannden weg grijnsde hem een
akelig woud toe, en voet-In druksels
noch wagensporen deden aan een be
woonde streek of een openbaren ver
keersweg denken.
Ver, héél ver to de verte, meende
hij tusschen kale takken een zwak
licht te onderscheiden.
Zou hij zich een weg door het woud
banen en de auto op goed geluk onbe
waakt achterlaten
Go^dq raad was duur.
Doortuffen ware een dwaasheid,
vooral nu het maanlicht voor goéd
bleek uitgedoofd.
Masson loosde een zucht.
Ik moet poolshoogte gaan ne
men, teneinde niett verder af te dwa
len, besloot hij na eene weifeling.
Misschien dat daarginds nienschen
wonen, dSe mij op het goede spoor
kunnen terugbrengen. Vooruit in vre
desnaam I
Hij wierp een droeven blik naar rijn
auto, als gold het een smartelijk en
langdurig afscheid, en plaste met
verkleumde leden en waggelende'
knieën door het drassige, spookach
tige woud.
Brrr rilde hli onbehaaglijk.
Hij strompelde steeds voort, ter
wijl het zwakke licht, dat hij geen
oogenblik uit het oog verloor, steeds
duidelijker eu dichter naderae.
Nog eienige minuten, en een prach
tig landhuis met sierlijke torentjes en
fraaie boogvensters verrees voor zijn
blikken.
Hij bereikte het aan de achter
zijde.
Waggelend en zich aan den muur
vastklampend zocht hij naar eene
deur.
Zijne hand kwam onzacht met een
der. spiegelruiten iu aanraking, hij
struikelde over een ketting en verloor
het evenwicht.
Opeens voelde hij zich door forsche
armen aangegrepen. Twee mannen
tilden hem op en droegen hem. zon
der dat hij weerstand vermocht te
bieden, het landhuis binnen.
Toen hij zich tamelijk onzacht op
een Smyrna kleed voelde neergelegd,
opende Masson de vermoeide oogen.
H" bevond zich in eene zaal, waar
weelde en smaak kameraadschappe
lijk verkeerden.
Twee moruien ongetwijfeld de
zelfden, die hem hierheen hadden ge
dragen stonden druk fluisterend
voor een grijsaard van rijzige gestal
te en jgdel voorkomen.
Masson spiitste de ooren, om geen
woord te missen van hetgeen er ge
sprokén werd.
Zou hij het zijn, Jenkins vroeg
de oude heer.
Ik twijfel er niet aan, mijnheer
Trelawney. Zijne verdachte kleeding,
die lange gele jas en vreemdsoortige
pet met breede klep verraden hem.
Uit het voortgezette gesprek bleek
Masson spoedig van welke misdadige
poging men hem verdacht.
Sedert eenige weken was een lief,
vierjarig meisje het kind van eene
overleden dochter van mijnheer Tre
lawney helt voorwerp van bange
zorgen.
De kleine Judith was bij rechterlijk
vonto8 aan haar grootvader toegewe
zen, nada.t haar eigen vader wegens
schandelijk gedrag en verregaande
verkwisting uit de ouderlijke macht
ontzet was.
Sedert den dood van zijn echtgenoo-
te was Judith's vader in handen van
slechte vrienden gevallen.
De scheiding van zijn kind had de
kloof tusschen hem en zijn. schoon
vader zeer verwijd.
In de eerste dagen bepaalde rich de
twist tot woorden, toen volgden be
dreigingen, welke mijnheer Trelaw
ney bewogen, eenige rechercheurs in
dienst te nemen, en eindelijk pogin
gen, door middel van vrienden en
handlangers, om de kleine Judith
weg te voeren.
Masson werd voor een van déze
vrienden en handlangers aangezien.
Wij zullen ons gaan overtuigen,
of cmze gevangene van zijn val be
komen is, besloot eau der recher
cheurs. Zie.... hij heeft reeds de
oogen geopendHola, kerel, wordt
wakker.
Henry Masson richtte zich op, maar
pijn en de gevolgen van geleden kou
maakten voor hem het opstaan moei
lijker, da.n hij had kunnen denken.
De vos in de klem, hè I spotte
de andere rechercheur.
Heeren, stamelde Masson, u be
vindt u op een dwaalspoor. Ik ben
met eerlijke bedoelingen hierheen ge
komen. Jk was met mijn auto van
den straatweg afgedwaald en in een
mij onbekend woud verzeild. Ik wilde
de bewoners bier verzoeken, mij den
weg te wijzen. Mijn auto staat gtods
in'bet boseh.'
Ja, ja, wij kennen dat liedje,
spotte de rechercheur. Die auto
maakt 4e zaak er niet beter op. Zij
moest zeker dienen, hè, om in dolle
vaart de kleine Jud'th weg te voe-
De kleine Judith Ilc ken haar
biet, heeren, en lieb nooit van haar
gehoord, zoo min als ilc den bewoner
van dit landgoed keu.... Geloof me, ik
ben verdwaald. Ware zulks niet ge
schied, ik had mogelijk nooit van!
mijn leven d't landgoed en zijn bewo
ners leeren kennen.
Een der rechercheurs naderde met
zware handboeien den ongelükklgen
Masson.
In naam der wet.... u zijt
Daar vloog, tot schrik van allen,
de deux van de zaal open.
O, papa 1 gilde een damesstem,
een gemaskerd man, waarin ik mijn
schoonbroeder meende te herkennen,
heeft de kleine Judith uit mijn armen
weggerukt. Gauw, gauw, anders kan
hij niet 'meer worden ingehaald I
Te paard I riepen de recher
cheurs.
Zoo anel zijne besnen zulks gedoog
den, volgde Masson de beide mannon
naar buiten, den ouden heer Trelaw
ney en zijne dochter in rodeiooze
smart achterlatend.
Niemand lette meer op hem.
Zelfs verhinderden de rechercheurs,
noch de bejaarde stalknecht, dat hij
eveneens een paard besteeg, en in do
richting van zijn auto, wier lantaarns
hem als vlammende oogen wenkten,
verdween.
Bij zijne auto teruggekeerd, liet hij
het paard aan zijn lot over.
Een edelmoedige gedachte vervulde
Masson.
Hij wilde de jacht naar het kind
medemaken. en zoodoende het on
gastvrij atonaal, dat hem op het land-
góed was ten ceel gevallen, door een
weldaad trachten te vergelden.
De maan scheen weer helder tus
schen zwarte wolken.
Masson raadpleegde zijn kijker en
meende zeer diep in de verte, tusschen
hooge, naakte boomen de zilveren
sporen van een ruiter te onderschei
den.
Vooruit.... met Gods hulp 1 moe
digde hij zich zeiven aan.
In duizelingwekkende vaart en alle
„voetangels en klemmen" trotseorend
volgde ae auto het kleine bltokende
spoor.
Nog eenige oogenblikken en de auto
tufte rakelings voorbij den nachtelij
ken ruiter.
De felle gloed van het lantaarnlicht
deed het paard verbijsterd stilstaan.
Masson zag het kind, de kleine Ju
dith.
Zij was met een lederen riem om
het middel van den ruiter vastgegespt
om niet uit het zadel gelicht te wor
den.
Het kind of je leven 1 bulderde
Masson, met een geladen revolver in
de vuist.
De rtoter, die ongewapend bleek,
en door den plotselingen overval alle
weerstandsvermogen scheen verloren
te hebben, gaf bijna willoos het ktod
over.
Geen woord werd er gewisseld.
Masson nam de kleine Judith in de
armen en droeg ze in de auto.
Terwijl de nachtelijke ruiter onder
oen verschrikkelijken vloek, dlie het
kind deed huiveren, aan zijn paard de
sporen gaf, liet Masson hem ter 'waar
schuwing de geladen revolver xien.
Een half uur later stopte de auto
voor het landgoed van mijnheer Tre
lawney.
De rechercheurs hadden blijkbaar
de jacht reeds opgegeven, want een
hunner opende het ijzeren hek, en
vroeg aan Masson, dien hij blijkbaar
niet herkende, wat hij verlangde.
Uw voortvluchtige gevangene
komt rich ter uwer beschikking stel
len, schertste Masson. Hij heeft van
de opschudding van zoo straks ge
bruik gemaakt, om evende kleine
Judith te redden. Nu ken ik het lieve
kin cL
Geen peri of verf is in 6taat, de
bl':dschap te schetsen van dien ouden
heer Trelawney en tante Dora, van
de verslagenheid der rechercheurs
nog niet eens gesproken.
Men overstelpte Masson met hand
drukken, verontschuldigingen en
dankbetuigingen, terwijl de kleine
Judith, door tante Dora gedragen, de
poezele armpjes om zijn hals sloeg,
en hem zoende dat het klapte.
Er werd feest gevierd dien nacht,
to het mooie landhuis.
En dit feest bleef niet het eenige.
Vijf maanden later deden tante Do-
ra en Henry Masson, als een geluk
kig echtpaar, hunne blijde intrede in
het kasteel.
Kléine Judith bleef bij oom en tan
te, de oude heer Trelawney bij zoon
en dochter Inwonen.
Voor de auto werd «en mooie „ga
rage" gebouwd.
C.Centr.")
Het Monogram.
Aan liet kleine, station stapte een
heer sedert geruimen tijd op en neer.
Menigmaal keek hij op zijn horloge
anders gaf hij geen teekenen van on
geduld. Toen hij eindelijk een jacht
wagen van den straatweg zag nade
ren en stilhouden voor het station,
trok hij zich terug in de wachtkamer.
Vijf minuten' later kwam de 'trein,
die naar dé hoofdstad gtog, en eene
jonge dame, die met hei rijtuig geko
men was, stapte to een coüpé hiet-
looken.
De heer volgde haar, een „goeden
dag" mompelend, zonder bepaald acht
te alaah op zijn reisgemoote.
De jonge dame maakte het zich ge
makkelijk to een hoek, opende haar
relstasch eiv nam er een boek uit. De
heer Las toet, doch bladerde to een
notitieboekje, nu en dan een aan tee
ketong makend.
Het jonge meisje was zeer levendig
1n al hare bewegingen, en uit 'de reis-
tasch kwam van allerlei te voor
schijn, o. a. een zilveren cigaretten-
étui.
Dit gaf den reisgenoot aanleiding
tot een gesprek.
Pardon, juffrouw, maar ik meen,
dat ik zooeven een clgaretten-étui in
uw handen zag.... Zoudt u het erg on
beleefd vinden, als ik een cigarette
rookte
- Volstrekt niet. Ik ben niet uit
vrees voor rook to deze toet-rookèn-
coupé gestapt.
Maar uit afkeer van het manne
lijk geslacht, voltooide hij, in zijnen
binnenzak tastend. Ik weet, dat de
dames niet graag meer to de dames-
afdeeling reizen.... U permitteert
Hij bood haar zijn étui aan. Zij
zag, dat het van goud was en in den
bovenhoek een vraagboeken van klei
ne diamantjes droeg.
Zonder nuffigheid en ook tonder
drukte nam zij een cigarette en stak
die aan met het waslucifertje, dat hij
haar'reikte.
Als de conducteur komt, xei ze.
tullen wij wat te hooren krijgen l
Maar voorloopig hLndert de rook hier
niemand.
Daar zij bil deze woorden glimlach
te, vond de beer, dat haar andere
niet opvallend mooi gericht teer I
uitdrukking won. En plotseling zei-
de bij
Uw portretten lijken heel slecht,
juffrouw K riem er.
Zij schrikte even.
Hoe kent u mij Ik herinner mij
niet
Neen, u heeft mij nog nooit ge
zien. Maar lk heb een portret van u...
Jk ben de man, voor wien u vandaag
de vlucht heeft genomen.
Roo en bleek wisselden óp Lotte
Krleme 's gelaat. Zij was anders niet
gauw verlegen, maar nu ontbraken
haar toch de woorden.
De heer, wiens glad-geschoren,
kalm gezicht er evenmin oud als jong
tot zag, vervolgde
Deuk niet, dat ik u ln eenig op
zicht hinderlijk zal zijn. Als iemand
volstrekt er uit wil trekken, moet hij
dat met zichzelven uitmaken.... Maar
uw papa zal' wel in angst ritten.
Pardon, barstte nu Lotte uit,
ik begrijp u to het geheel niet, en lk
vind het minstens zonderling van u..«
Ik vind het zelfs zéér zonderling,
voltooide hij, daar zij steken bleef en
naar woorden zocht, dat ik u tegen
uw wil toch heb ontmoet Maar ik
zet gewoonlijk door wat ik m!i voor
genomen heb, en daartoe behoorde.
Juffrouw Krlemer, die ik gevraagd
had zonder haar te hebben gezien, te
leeren kennen.
U is dus meneer Freisttng 1 riep
Lotte. Werkelijk, u moet meer vol
harding dan takt hebben, dat u uw
wil op deze wijze weet door te drij
ven.
Hij zweeg een oogenblik, en een
licht rood verscheen op zijne magere
wangen, wat Lotte opmerkte met een
anel gevoel van berouw. Dan sprak
hij gelaten
Dus een strijdlustige natuur,
Juist zooals ik dachtAls u intus*
echen een minuut naar mij wilt luis
teren, zult u het niet meer zoo vreese-
lijk van mij vinden, dat lk u om zoo
te zeggen „opving". Ik ben met den
voormiddagtrein aan uw station aan
gekomen en heb zoo lang gewacht, tot
lk een eigen rijtuig met eene dame
zag konieu. Daar ik voor heden mijn
bezoek had aangekondigd, maar uw
papa mij schreef, dat ik er op aan 1
kon, dat zijn kopstuk van eon dochter
('t zijn zto eigen woorden 1) dienzelf-
de*n dag er van door zou gaan, wist
ik wat ik ie doen had.
En met weLk doel. riep Lotto met
bliksemende oogen, hoeft u die
list aangewend
Curieus mompelde hij. Als u
een beetje kleur krijgt, zooals nu,
treeft u heel blauwe oogen anders
zijn ze eigenlijk kleurloos.
Lotte L-eet rich op de lip die heer
met zijn overbluffende kalmte zou
haar niet verder opwinden i
Ze wachtte wat hij nog meer te zeg
gen had.
De zaak is heel eenvoudig, ging
hij voort. Ik ken uw vader lang.
Toen hij twintig jaar was, telde ik er
tien. Op de kostschool nam bij mij
altijd in bescherming, en daarom
dweepte ik met hem Later ging ik,
nog jong, naar Indië, en ben daar
tien Jaar gebleven. Vandaar schreef
ik op een goeden dag een brief aan
uw vader, dat ik wilde trouwen. En
omdat ik ginds geen levensgezellin
vond, die mij aanstond, wilde ik een
vrouw uit Duitschland hebben.
O Ja, zei Lotte, als een koop
waar wi le u er een laten komen.
Niet precies zoo l antwoordde hij
doodkalm. Een koopwaar neemt
geen koopman ongezien, maar van
eene vrouw kon ik geen op-zioht-zen-
din'g vrégeai. Toen uw vader mij»-
eerst half tot gekheid, antwoordde,
dat zijn dochter misschien voor mij
geschikt zou zijn, was ik uit de verle
genheid wamt ik kón mij voorstellen,
dat een dochter van mijn ouden
vriend Kriemer aan al mijn verwach
tingen zou beantwoorden.
Ik nam dus een half jaar verlof en
kwam naar hier. Nu echter begon d?
moeilijkheid/ Uw vader schreef mij,
dat u rich verzette en zelfs geen ken
nis met mij wilde maken. Hii begreep
het toet, wijl hij toch, naar hij meen
de, niet verraden had met welk doel
lk kwRin.
O, cDe goede papa, ls lang wiet'
zoo slim en listig alsals u I Na
tuurlijk heeft hij zich dadelijk in het'
begto verradein. En daar ik geen plaxï
had, mij om zoo ie zeggen cadeau te
laten geven, verklaarde ik mijn vader
dat ik zou vertrekken op denzelfden
dag als u verscheen.
Juistdat deelde hij mij ook
dadelijk mede. En daarom wachtte
ik u op-.. Maar opdat u rich niet ver
der ergert, wil ik u zeggen, dat lk af
zie van liet idee, met u te trouwen.
Star blikte Lotte hem aan. Dat waa
toch gewoon lomp I
Zij had een gevoel, of ze geblameerd
was. Intusschen was haar cigarette
uitgegaan, en hij boorl haar opnieuw
zijn étui.
Toen zij bedankte, ze1 hij
Ro^kt u maar dat kalmeert de
zenuwen, lk zal u ook verder vertel
len, hoe de vork -n dan steel zit.
Dank u, zei ze ijskoud daar
pas met merkwaardige openhartig
heid afstand gedaan heeft van het
Slan, met mij te trouwen, Interesseert
e reet mij volstrekt toot.
Toch wel l 't Moet u zeer tote-
rosseeren. Want nu komt de hoofd
taak u Is mij veel ie mooi en veel te
verstandig I Daarom heb ik afstand
moeten doen.
O. wat 'o hol compliment I