RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD I- Kaaaseis (Deze raadsels zijn alle ingezonden door jongens en meisjes, die ,,Voor Onze Jeugd" lezen. De namen der kinderen, die mij vóór Donderdag morgen goede oplossingen zenden, worden in het volgend nummer be kend gemaakt). 1. (Ingezonden door Martinua Bonke). Welk metaal krijg je, wanneer je don kop van een lam, de middel moot van een voorn en den staart van een paard neemt. t. (Ingezonden door Ruurtje Aarts.) Mijn eerste maakt het eten smake lijk. Mijn tweede is een verblijfplaats /oor vele personen in de open lucht. Mijn geheel is een plaats in Neder land. 8 (Ingezonden door Mina van Steen.) Wie leest hieruit een bekende spreek. Wijze: l. (Ingezonden door Jo Könlg.J Ik besta uit 10 letters 12 3 vindt men op den akker, 7 8 9 10 gebruikt men als brand stof. 7 8 6 4 is een viervoetig dier. 7 9 10 is een klein huis. 10 8 is een verkorte meisjesnaam. 6. (Ingezonden door Nanne Nauta.) Ik ken een dier van vijf letters. Als ik <ie taaiste letter weglaat, heb ik meer dan éen. 6. (Ingezonden door Jan Drost.) Als ge mij van links naar rechts leest, cuen ik tot sluiting leest ge mij van rechts naar links, dan dien ik tot steun. 7. (Ingezonden door Guurtje Bulters.) Ik ben een plaats in Zuid-Holland. Mijn eerste en tweede zijn nuttige mensehen. In mijn derde en vierde liggen schepen. 8. (Ingezonden door Johan Bosman.) 3 4 5 6 moet men bij elk werk heb ben. 597886isin elke stad. 7 10 11 9 vindt men aan den water kant. 6 1 2 is een woning voor sommige dieren. 9. (Ingezonden door Dora van Dam.) Zet onder elkaar iets, waar men zich mee wascht, een vogel, iets, waar men mee schrijft, een vrucht, een meisjesnaam, een kleedingstuk, een voorzetsel, een lichaamsdeel. De beginletters vormen den naam van een luchtreiziger. 10. (Ingezonden door Betsy Bouw meester.) Ik zit aan de hand, Ik loop aan het land, ik lig op het strand. Hoe heet ik? Kaadseioplossingen De oplossingen der raadsels van de vorige week zijn 1. Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook aan een ander niet. 2. Lepel. 3. December. 4. Rooster. 5. Tilburg. 6. Sint-Nicolaas. 7. Leeuw Zeeuw. 8. Temesvar, Mes vet ar rat Eems ster. 9. Schild pad. Schildpad. 10. Eindhoven. Den oven Hein Eind. Goede oplossingen ontving ik deze week van Jo Ploeg 8. Nanne Nauta 8. H. v. Daalen 6. J. J. v. Daalen 6. Zus Duursma 9. Johan Kloos 7. Joseph Re ijzer 6. Coba Blansert 9. Trijntje Blansert 9. Anna Blansert 9. Hendricus Netz 2. Marie Dolkemade 8. Hannie Smit 8. Johannes Eizinga 10. Hendrik Eizinga 10. Betsy Kuyper 4. Beppie Meijer G. W. en N. Wiliem8en 8.. Dirk Boeré 5. Hendrik Versteeg 7. Kern Bosman 9. Jo en Frans v. Egmond 10. Gerard en Jacobus Arink 10. Rosa van de Ven 9. Cato Bonke 10. Tin us Bonte 10. Grietje Ivwauies 10. Ruurtje Aarts 10. Nico ïwisieriing 8. Frans Ueijivoet 9. Lena lleintzberger 5. Guurtje Buiiers 10. Jan Souverem 5. Giljain Loker&s 10 Aafje Boon 10. Annie en Truus van der Linden 9. Betsy Bouwmeester 10. Begraven plaatsen. ANTWOORDEN OP DE BEGRAVEN PLAATSEN. 1. Knollendam. 2. Zeist. 3. Alkmaar. 4. Zandvoort. 5. Apeldoorn. 6. Hedel of Enschede. 7. Bergen op Zoom. 8. Aken. 9. Kampen. 10. Volendam. Goede oplossingen ontvangen van Jo Ploeg 10. Nanne Nauta 10. Zus Duursma 10. Joseph Reijzer 10. Coba Blansert 10. Trijntje Blansert 10. Anna Blansert 10. Marie Do Ike made 8. Johannes Eizinga 10. Hendrik Eizinga 10. Betsy Kuyper 10. Beppie Meijer 9. W. en N. W illemsen 10. Dirk Boeré 10. Hendrik Versteeg 9. Rem Bosman 10. Jo en Frans van Egmond 10. Gerard en Jacobus Arink 10. Rosa van de Ven 10. Cato Bonke 10. Tinus Bonke 10. Ruurtje Aarts 10. Herman Twisterling KL Frans Geijlvoet 9. Lena Heintzberger 9. Guurtje Bulters 10. Jan Souverein 9. Giljam Lokerse 10. Aafje Boon 10. Annie en Truus van der Linden 10. BEGRAVEN PLAATSEN. (Ingezonden door J. G. Drost.) 1. Laten we ons gauw verbergen in het riet. 2. Wij helpen dezen man aan alles, wat hij noodig heeft. 3. Hier waren acht holen in den grond. 4. De rol staat in de kast. 5. Dit vel papier is geheel beschre ven. 6. De dam was door het water van de rivier weggesleurd. 7. Hoor, Nico, hoe het bulten on weert l 8. In Amerika zijn vele goudaderen. 9. (Ingezonden door Rem Bosman.) Mijn vriendje zei: stalen mesjes zijn duur. 10. (Ingezonden door Johan Koch.) Zie, Piet, er hangt een touw aan de balk. Tegen St. Micolaas Door Ruurtje Aarts, onii 14 jaar. Het was 3 December, 8 avonds on geveer een uur of 5. dat ik met mijn zusje (wij hadden samen eens naar de uitstallingen gekeken) naar hui* vilde terug keeren, toen eenige jon gens, waarvan er een gekleed was als een Sunt, voor den winkel van een koek- en banketbakker het van ouds bekende liedje „Sinterklaasje Bisschop" stonden te zingen, zeker 'u de hoop, wat stukjes suikergoed of Iets anders te zullen krijgen. Dit gezang van de jongens verveel de den bakker, of wel er waren er a.l meer aan de dear geweest, tenminste hij kwam eensklaps de kamer uit vliegen, waardoor de jongens uit elkander stoven, en in de haast, die zij maakten om weg te komen, tegen een jongen, die er uitzag als een hak kersknechtje, aanliepen, waardoor deze jongen viel en een doos met sui kergoed, welke hij onder zijn arm had, op straat terecht kwam. Wij bleven nog even staan, om te zien, hoe dat afliep en of ze soms ook zouden vechten maar neen, de bakkersjongen was gtheel versuft en van die gelegenheid maakten de jon gens gebruik, en Kaapten inderhaast ieder zooveel hij m één greep kon krijgen, er toen verdwenen zij in het nabijzijnde steegje. Het bakkertje huilde, geen gebrek, en liep denzelfden winkel in waar de jongens even te voren hadden gezon gen, en vertelde aan den bakker, die nog in den winkel stond te razen op de jongens, zijn ongeluk. Dat de bakker nu woedend werd, is te begrijpen, en zonder zich le be denken vloog hij den winkel uit, roe pende „houd hen houd hen 1" Dat dit geroep in een volkrijke buurt onmiddellijk een menigte men- schen bij elkander deed komen, is wel te begrijpen, en ieder wilde weten, wat of er te doen was de een zei ,,ze hebben de lade gelicht 1", een ander weêr „zeker wat van de toon bank genomen 1" enz. totdat einde lijk een oud moedertje, dat een klei nigheid in den bewusten winked had gekocht, het naadje van de kous wist en aan ieder vertelde, wat er ge beurd was. Daar komt op hooge beenen de bakker aan. maar zonder jongens, en begon al direct zijn knechtje uit te schelden, dat het zijn schuld was, dat die doos verongelukt was, enz. Als hij gedaan had, zooals hem was bevolen en de doos aan het adres had bezorgd, dan was er niets gebeurd, en of de jongen nu al zeide „maar, baas, die menschen woonden daar niet 1" het hielp allemaal niets en het slot was dat de Jongen de schade moest betalen. Toen begon de jongen erbarmelijk te huilen en zeide, dat hij dat niet kon, wamt dat zijn moeder zoo op die paar arme centen, die hij verdiende, zat te wachten, dat zij die niet ko.i missen en anders geen eten had. De bakker scheen een hardvochtig mensch te zijn en zeide dat hem dat niets kon schelen, hij kon die schade ook niet lijden. Toen ik dat hoorde, zeide ik tegen mijn zusje „Zeg, to, wij zouden wat koopen, om thuis te snoepen, willen wij dien armen jongen onze centen geven „Ja", zegt mijn zusje, „dat is goed." Wij den winkel in en we haalden onze beursjes voor den dag de bak ker kwam vriendelijk naar ons toe en vroeg „Wat blieft u Wij zeiden, dat wij dien armen jon gen wilden helpen met onze centen, om de schade te betalen. Het toeval wilde, dal er intusschen iemand in den winkel was gekomen, en wel, zooals even latei bleek, de vrouw van den bakker. Zij vroeg di rect, wat of die hoop volk toch betee- kende, en toen deed de bakker een uitvoerig verhaal, van wat er eigen lijk was voorgevallen. Nu, zij was niet gemakkelijk, en gaf haar man groot ongelijk. „Als jij die arme kinaeren wat had gegeven", zeide zij, ..was er niets ge beurd, en alles is jouw schuld." Toen zij vernam, wat wij kwamen doen, wilde zij daar niets van weten haar man moest alleen de schade betalen, en wij kregen op den koop nog een zakje met suikerbeestjes mee naar huis. Moeder was al ongerust, omdat wij zoo laat kwamen, maar toen zij hoor de, wat er gebeurd was, kregen wij in plaats van een standje, een prijsje. Brievenbus HUBERTUS B. Wel, jongen, je hoefde heusch niet zoo te schrikken, hoor! Dat was niet noodigl Maar ik beloof je, dat ik je eens gauw een br.ef voor jou alleen zal sturen, en die schrijf ik dan niet in de courant, die krijg je over de post, vind je dat niet prettig? Natuurlijk mag je me toch komen opzoeken met kleine An nie en Hendrik, wanneer zij in Hol land konienl lk heb nu al zooveel over dat tweetal gehoord dat ik noodig kennis met hen moet makenl De kaart die ik met Kertsnns van je kreeg vond ik heel mooi, en ik dank je ook nog wei voor de andere kaartjes! Ik ben erg benieuwd naar je verrassing, hoorl Dag Hubertusl Ben je nu tevre den gesteld? BETSY B. Ik ben blij, dat je het boek aardig vindt. Je raadsels zal ik plaatsen, behalve het derde, want dat hebben we een poosje geleden ook al eens gen ad. JO en BETSY P. Ik dank jullie zeer voor al je goede wenschen. Jullie hebt heerlijke Kerstdagen gehad, noorl Heb je nieuwjaarskaarten ge maakt uit die doos en werden ze aar dig? Is Bep nu weer heelemaal beter en wat was het eigenlijk? Mocht ze wel naar school? Ik zal Jo maar vast hartelijk feliciteeren met haar ver jaardag, al ben ik nog 2 dagen te vroeg. LIENTJE B. Ik vind het natuur lijk best, dat jij ook mee gaat doen en je mag dadelijk beginnen ook. Wie zou beter raden, jij of je zusje? NANNE N. Je nieuwe raadsel is best. ik vind 4 8regels heel veel, om uit je hoofd te leeren. Heeft Cor ook zooveel te doen? Je mag je boek nog gerust een weekje houden. ZUS D. Ja, ik ben ook blij, dat die vinnige kou over is, maar voor al de schaatsenrijders is 't erg jammer. Zoo'n Kersttijd brengt altijd wat va riatie mee, maar 't is prettig, als de geregelde lessen weer begoumn zijn, want niets doen verveelt altijd erg gauw, vind je niet? JOHAN K. Kom maar eens op een Woensdagmiddag tusschen 1 en 2 uur, dan zal ik eens kijken, of Ik wat oor je heb. JOSEPH R. Die boeken, die je gekregen hebt, zijn heel mooi! Houd je veel van lezen? Raadsels zelf be denken moet je ook maar eens probee- ren; de meeste kinderen vinden het heel prettig. THEO R. Je nieuwe raadsel is goed, Theo, en zal ik plaatsen, als het aan de beurt is. ANNA v. D. Hartelijk dank voor je goede wenschen. Ik hoop t»ok, dat je nog aan heel wat wedstrijden mee zult doen en als je thuis bent, heb je er ook zeker best den tijd voor. Wat «en dikke enveloppe kreeg ik nu van jullie met drie brieven er in! J. J. en H. v. D. Ik vind, dat jul lie allebei een keurigen brief hebt ge schreven. Als je alles even goed kunt, als schrijven, dan zijn er een paar goede raadselvrienden bij gekomen, hoor! Ja, voor jullie was 't jammer, dat het ijs weer op eens weg was. Heb je allebei een paar schaatsen? HILDA S. Ik feliciteer je met Maandag a.a.! Ik hoop, dat je een heel prettige dag zal hebbenI CORRY B. Ik ben blij, dat je zoo'n prettige vacantie hebt gehad. Heb je nog gereden of was het ijs juist weg, toen je weer in Haarlem kwam? Je bent nu zeker al weer hard aan het werk? MARIE D. Nu, dat trof je, hoorl Zoo'n paar extra vacantiedagen wa ren je heel welkom, denk ik. Moest de school verbouwd worden? Je nieuwe raadsel is goed. Ja, daar had je nu mooi den tijd voor en ook zeker voor het maken van poppenkleeren. Heb je veel af gekregen? De strikvragen zal ik ook plaatsen. JOHANNES E. Ja, je trof het met liet weer niet erg; je hebt toen in huis zeker maar spelletjes gedaan met je broertje. Vond hij het niet heerlijk om in eens zoo'n groote broer bij zich te hebben? Wat ga je doen, als je van school af komt? Je nieuwe raadsel is goed. HENDRIK E. Dat was een rare boel daar bij jullie op school met al die zieke menschen! Zijn ze nu weer beter en gaat alles nu weer zijn ge wonen gang? Soms vacantie is wel prettig, maar 't moet niet al te dik wijls zijn, vind je wel? HENDRIK V. Je begint al veel beter te raden als vroeger, Hendrik! Maar je slaat ook geen week over, hè! Wat een mooie kaart heb je met Nieuwjaar gezonden 1 RUURTJE A. Op 't oogenblik heb ik nog wel raadsels genoeg, maar als je een paar mooie bedenkt, bewaar ik ze wel, tot ze geplaatst kunnen wor den. Tegen den zomer worden er al tijd veel minder ingestuurd. Wil je Jo voor haar mooie kaartje bedanken? Het jouwe is ook mooi, hoorl Wel be- danktl HERMAN T. Die Kersttijd is maar heerlijk voor jullie geweest, hoorl Is de legdoos moeilijk, of kan je het al vlug? Je hebt flink opgelost; hoe ken jij toch al die aardrijkskundige namen? Heb je die op school al ge had? FRANS G. Ik dank je zeer voor het mooie kaartje, de aardige plaat jes en het zakspiegeltje en kussentje, 't Is erg aardig, hoorl Was je nichtje uet zoo oud als jij en hebben jullie ook samen schaatsen gereden? LENA H. Waar ga je naar toe. als je van deze school af gaat, Lena? Heb je 's Woensdags van 1 tot 2 uur Fransche les? Neen, je raag wel een paar minuten later komen, maar mis schien tref je mij dan ook wel eens uit! Dat is dan niet erg voor een keertje, vind je wel? GUURTJE B. Dat je de raadsels door het ijs een keertje vergat, vind ik niets erg; dat hebben een heeleboel kinderen gedaan. Maar met Nieuw jaar had je me niet vergeten? Ik dank je wel voor het mooie kaartje, hoorl GRETHA en CORRY K. We mer ken tegenwoordig zoo weinig van el kaar, dat ik het aardig vond, met Nieuwjaar zulke mooie kaartjes te krijgen! Hoe is 't met jullie en met de kleine Manna? CATO B. Je nieuwe raadsels zijn goed en zal Ik plaatsen als ze aan de beurt zijn. Kan Anna al staan? Als ze niet kruipt, gaat ze veel eerder loo- pen, denk je ook niet? Ik denk, dat Ds. P. pas nieuwe leerlingen aanneemt met September. Wat jammer, dat je nu vóór dien tijd nog een keer veran dert, hè? Neen, ik ken mijnheer K. niet, maar mijnheer P. wel. TINUS B. Wil je je moeder oo. wel bedanken voor haar goede wen schen en haar 't zelfde wenschen. Dav hoek, dat Sleger gekregen heeft op 't Kerstfeest, ken ik wel en het is heel mooi. Jij hebt al een heel stuk van ons land gezien, hoor! Vond je hot in Vlaardingen bij al die schepen niet leuk? Ken je nu al goed schaatsenrij den? JO en FRANS v. E. De lettors uit zoeken om een woord to vinden, vin den do meeste kmdoron niet heel pret tig en ze worden niet dikwijls inge zonden ook. Ik ben blij. dat je de boe ken zoo uiooi vindt. Ja, schaatsenrij den vind ik ook heel pleizierig, maar van 't jaar heb ik er toch geen tijd meer voor gehad. Had je de kaartjes met Nieuwjaar zelf gedrukt? GERARD en JACOBUS A. Ik vind het prettig, dat het boek mooi is en ik vind het ook prettig, dat ik te genwoordig zulke nette briefjes van jullie krijg! Wie had het deze week geschreven? ROSA v. d. V. Dank je wel voor je mooie kaart, Rosa. Had je die zelf uitgezocht? Vind je de raadsels nogal gemakkelijk tegenwoordig en is je boek mooi? DIRK B. Je nieuwe raadsels zijn goed en je begraven rivieren vind ik prachtig. Heb je die in de vacantie gemaakt? BEPPIE M. Je nieuwe raadsels zijn goed, Bep; maar je had ze zeker niet zelf gemaakt, is 't wel? Ik ben blij, dat jullie een gezellige oudejaars avond hadden. Hoe heet Pepi toch vol uit? Vind je het prettig, dat de school weer begonnen is! REM B. Ja, als je de courant met iemand samen leest, mag je ook wel meedoen. Het 8ste raadsel was niet goed, maar verder had je lest opge lost Het nieuwe raadsel zal ik ook plaatsen. JAN S. Gezellig, dat je weer met ons mee komt doen, Jan! Heb jij zelf die mooie teekening op het couvert gemaakt? Er zal wel gauw weer een wedstrijd komen, denk ik. WILHELMINA* L Een beeldig kaartje, hoor! Ik dauk je er wel voor. Heb je het zelf uitgezocht? BERNARDUS B. Je had me dus nog niet vergeten, Bernard, al hoorde ik in een heelen tijd niets van je! Ik vind het kaartje heel mooi! ANNIE en TRUUS v. d. L. Ik dank jullie ook wel voor je beeldige kaart. Hebben Jullie een prettige va cantie gehad? NELL\ en DINA H. Hebben jul lie dat kaartje zelf geteekend? Dan kan je het al heel mooi! Ik dank je er wel voor! GILJAM L. Ik ben blij, dat je het boek zoo mooi vindt. Ik dacht wel, dat je van die soort boeken zou hou den. Ja, als er hardrijderij zal zijn, gaat het heel dikwijls juist dooien. In Friesland zijn ze er meestal gauwer bij. Ben je alleen naar Haarlem ko men rijden, of hoeft vader je gehol pen? AAFJE B. Het is best als jullie allebei meedoen en als je nieuwe raad sels bedenkt, stuur ze dan maar, dan zal ik ze, zoodra ze aan de beurt zijn, M. C. VAN DOORN. Eendissertatieaai gaande gebradenVarkemvleesch De mensch, zoo zegt een Chineesch handschrift, dat mijn vriend M. wel zoo welwiilend wag van mij voor te lezen en te verklaren, at, gedurende de eerste zeventig duizend geslachten van zijn bestaan^ rauw vleesch, het welk hij scheurde en afbeet van het lovende dier, precies zooals ze nu nog doen ki Abyssinië. Niet onduide lijk zinspeelt dan ook hun groote Con fucius op dat tijdperk, in het tweede hoofdstuk van zijn Waereldsche Wis selingen, als hij aan een 90ort van gouden eeuw den naam toekent van Cbo-fang, dat letterlijk zeggen wil Keuken-vrij-af. Het handschrift zegt verder, dat de kunst van braden of liever roosteren (waarvan het eerste geboorterecht mij bewezen toeschijnt) door een toeval ontdekt is geworden op de navolgende wijze. De zwijnen hoeder, Ho-ti, trok er op zekeren mor- fen als naar gewoonte op uit, het osch in, om eikels voor zijn varkens te zoekenhij liet zijn woning over aan de goede zorgen van zijn oudsten zoon Bo-bo, een grooten slungel van 'n jongen, die graag met vuur speel de, zooals trouwens meer knagen van dien leeftijd, en die een paar vonken liet wegsnappen in een bundel stroo, waardoor brand ontstond en de vlam men weldra zich verspreidden over de gelieeie armzalige woning tot ze die in asch gelegd hadden. Met de wo ning (u denke u bij dit woord een po. vore voorwereldlijke barak) kwam, wat erger was, in de vlammen een worp biggetjes om, wel negen stuks. Chineesche biggetjes zijn overal in het Oosten, van de oudste tijden hér, beschouwd als een weeide-artikel. Bo- ho was, zooals men denken kan. uiter mate ontdaan, niet zoozeer door de ramp die het ouderlijk huis getroffen had zijn vader en hij konden, wan neer ze maar verkozen, dat tehuis in weinige uren met behulp van wat dro ge takken wel weer opzetten dan wel door het verlies van die biggetjes. Terwijl hij bij zichzelf overlegde wat hij zijn vader zou wijsmaken en daarbij de handen stond te wringen hoven het rookend overschot van een van die vóór zijn tijd weggerukte slachtoffers, drong hein opeens ae geur van ietwat liefelijks in zijn neus holten, een aangename, niet thuis te brengen lucht. Waaruit ontstond ze? Niet van het smeulend puinhij kende maar ai te goed de lucht daar van, want het was volstrekt de eer ste maal niet, dat aan de achteloos heid van dezen onfortuiniijken jongen brandstichter een dusdanig ongeval te wijten viel. En nog minder deed die lucht hem denken aan eenig bekend kruid, bloem of heester. Op dat oogen. blik zond zijn onderlip hem een waar schuwing door heftig te watertanden. Hij wist niet wat hij er van denken moest. Daarna bukte hij zich om aan liet speenvarken te voelen of dat soms nog teekenen van leven gaf. Hij brandde zijn vingers er aan en met liet hem kenmerkend gemis aan alle overleg, stak hij die ter afkoeling in den mond. Enkele kruimels der ver zengde huid waren met de vingers mee gekomen, en voor 't eerst in zijn leven (van het leven der menschheid mag men wel zeggen, want aan nie mand voor hein was het bekend) proefde hij knappend zwoord! Opnieuw betastte eu bevoelde hij het speenvarken. Hij brandde zich er nu minder aan, en echter, uit ouder ge woonte, likte hij aan zijn vingers. Ein delijk drong tot zijn traag begripsver mogen de voile waarheid door die geur verspreidde het speenvarken, dat was het wat zoo verrukkelijk smaakte. Aan het nieuwe ongekende genot gaf hij zich volslagen overbij handen vol rukte hij de verschroeide huid met vleesch en al er af, en, was druk bezig op de hem eigen beestach tige manier zijn keelgat ar mee vol te proppen, toen, te midden der smeu lende binten, gewapend met een wre- kenden knuppel, zijn lieer en meester binnentrad, die, zood.ra hij zag hoe de zaken stonden, begon met een regen van slagen, een waren hagel storm, op de schouders van de; jeug digen onverlaat te laten neerdalen, in weike behandeling Bo-bo evenveel be lang scheen te stellen alsof het gon zende vliegen om hem heen geweest waren. Het ketelend geneugte, hetwelk hij in zijn lagere regionen ontwaarde, had hem als 't ware gevoelloos ge maakt voor alles wat die verwijderde deelen ook maar eonigszlns ongemak kon veroorzaken. Zijn vader mocht hem vrij ranselen maar van het var kentje vermocht hij hem niet weg te slaan, alvorens dat zoo ongeveer ver dwenen was, waarna hij blijkbaar iets meer tot besef van ziin toestand kwam, althans daar ontstond de vol gende samenspraak. Gij vergeten welp. wat is het wat je daar verscheurt? Is het niet ge noeg, jou rekeldat je me al drie huL zen hebt platgebrand, en zoo waar geloof ik, dat je vuur of zoo iets verzwelgt zeg 's wat je te pakken hebt? O vader I de big, de big, och toe proef eens hoe fijn verbrande big smaakt. Vol afgrijzen tuitten Ho-ti'a ooren bij die taal. Hij vloekte over zijn zoon en over zijn eigen hoofd, den dagver- wemschend, dat hij een zoon bezat. die eens verbrand varkensvieesch zou komen te eten. Bu-bo, die sedert vanochtend won derlijk fijn van lucht bleek, had er weldra een ander varkentje uhge-ra- kekt, dat hij eerlijk In tweecn deelde, en als 't ware met onweerstaanbare kraciït, namelijk voor de kleinste helft, Ho-ti in de vuist drukte, waarbij hij maar steeds bleef roepen eet Va- oor 1 toe eet, eet van 't verbrande big, proef ten minste, Gruten meer van die basterd vloeken kwamen hem over de lippen, terwijl hij intusschen zijn balg zoo vol stopte, dat men 't ergste voor hem vreezen kon. Een rilling voer door elk lichaams deel van Ho-ti. toen hij het afschuwe lijk voorwerp aangreepnog was hij het met zich zelf met eens of hij niet beter deed met zoo'n jeugdig wange drocht van 'n zoon eenvoudig ter dood te brengen, als hem hetzelfde gebeurde wat ook zijn zoon overko men was en hij zich aan 't knappend zwoord de vingers brandde, waarop hij, daar hij een zelfde geneeswijze volgde, op zijn beurt 'n proefje er van kreeg, liet welk hem, al zette hij voor zijn fatsoen nog zoo'n zuur gezicht, niet bepaaldelijk tegenviel. Om kortte gaan (want het handschrift is hier wel wat langdradig) vader en zoon zaten broodjarlijk aan en eindigden liun schafttijd niet, voordat er van den worp zoowat niets overschoot, Bo-bo werd nu ernstig voor loslip pigheid gewaarschuwd en op het hart gedrukt het geheim toch te bewaren, want men kon er zeker van zijn, dat het paar ellendelingen, dat zich aan matigde op het goede vleesch.. kritiek te oefenen, door de goede buren zon der veel omslag zouden gesteenigd worden. Niettemin ontstonden er wel dra gekke praatjes. Men had opge merkt, dat Ho-ti* woning meet af brandde dan voorheen. Van dat uur af brak er inderdaad onophoudelijk brand uit. Soms bij klaarlichten dag, dan in het holst van den nacht. Zoo dikwijls kon de zeug niet biggen of Ho-ti's huis werd der vlammen ten prooien Ho-ti zelf, wat 't geval nog merkwaardiger maakte, tn plaats van zijn zoon af te straffen, neigde blijk baar meer en meer tot toegevendheid. Eindelijk besloot men hun doen en la ten na te gaan, het vreeselijk geheim lekte uitvader en zoon moesten voorkomen in Peking, toen ter tijd een onbeteekenende stad al was er een arrondissements rechtbank. Ge tuigen werden gehoord, de steen des aanstoots, het voedsel, der rechtbank getoond en reeds stond men op het punt om het vonnis te vellen toen het eerste Jurylid zijn verlangen kenbaar maakte om aan de jury eens van na bij een deel van het corpus delicti, van het verbrande varken, le laten zien. Hij raakte dat aan, alle juryle den raakten dat aan, met het gevolg, dat ze allen de vingers brandden, pre cies wat aan Bo-bo en zijn vader roeger overkomen wasmoeder na- tuur deed alsdan aan leder hunner hetzelfde bekende heilmiddeltje aan de hand, zoodat, volslagen in strijd met de feiten, ondanks bewijzen klaar en overtuigend als ooit 'n rechtbank had verschaft, tot verrassing van het gansche hof, van burger en pers en van alle aanwezigen, de Jury, zonder van haar plaats op te staan, als uit één mond de aangeklaagden vrijsprak van het ten laste gelegde. De rechter, een leep heerschap, had bij deze zoo klaarblijkelijk onrechtmar tige uitspraak geknipoogd; en nadat de zitting opgeheven was, ging hij stil zijn gang en kocht alle biggen op, die maar voor geld en goede woorden te krijgen waren. Enkele dagen daar. na trok het de aandacht, dat de wo ning in de stud van zijn edelachtbare afbrandde. Het denkbeeld had zoo veel levensvatbaarheid, dat het zich letterlijk over den lande als een loo- pend vuurtje verspreidde, want waar- heim men ook zag trok een uitslaan de brand het oog. Brandstof en var kens, beide zaken stegen in deze streek ongehoord in prijs. De brand waarborg-maatschappijen gingen de een nu de ander over den kop. Meer en meer nam revolutie-bouw de overhand zoodat de vrees niet on gewettigd was, dat de ware beginse len der bouwkunde eerlang voor de menschheid verioren zouden gaan. En zoo bleef dit eebruik, zegt mijn hand schrift, van nuizen plotseling af te vuren, in zwang, tot in den loop der tijden een denker opstond, die tot de ontdekking kwam. dat zwijnenvleesch of eigenlijk ieder dier zijn vleesch ge kookt (zij spraken van verbrand) kon worden, zonder dat het juist noo dig was om er een heel huis bij op te. dienen. Eerst ontstond, aanvankelijk in rudimentairen vorm, het rooster. Het spit kwam een paar eeuwen later, onder de hoeveelste dynastie ben ik vergeten. Aldus is het, besluit het handschrift dat ook de nuttigste kunsten, zij, wier toepassing schijnbaar als voor de hand ligt, zich nochtans langs lijnen van geleidelijkheid voortbewegen, en in de geschiedenis der menschheid slechts trapsgewijs tot hooger ont wikkeling geraken. (Uit Potgieters' .Proeven van een Humorist")

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 13