RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
Kaa oseis
Raadseloplossingen
YYedstrijdinzendiogen.
Wim's reis naar de
Ijskoningin.
Brievenbus
Deze raadsels zijn alle ingezonden
door jongens en meiBjes, die „Voor
Onze Jeugd" lezen. De namen der
kinderen, die mij vóór Donderdag
morgen goede oplossingen zenden,
Worden in liet volgend nummer be
kend gemaakt.
IEDERE MAAND WORDT ONDER
DE BESTE OPLOSSERS EEN
BOEK IN PRACHTBAND
VERLOOT.
Hierbij wordt gelet op den leeftijd
in verband met bet aantal oplossin
gen en op de netheid van bet werk.
1. (Ingezonden door Lientje Boon).
Ik ben een plaats in Amerika. Ver
deel mij in drie lettergrepen en ge
Verkrijgt drie verkorte meisjesna
men.
V- (Ingezonden door Beppie Meijer),
Mijn lste is een blad,
Mijn 2de is een blad,
Mijn geheel is ook een blad,
Ra, ra, wat Is dat?
8. (Ingezonden door Johannes Eizin
ga).
Het is een I tali aan sche spijs van 8
letters.
5 2 1 is een viervoetig dier-
8 4 B 6 is een hondennaam,
(Ingezonden door Lamberdina van
der Meij de Bie).
Wat leeet ge hieruit s
SALADERS-
(Ingezonden door Martlnus Bonke).
Wie kan hieruit een heel ouder-
Wetsch spreekwoord maken?
het
veel
ken
geld
je
bak
stok
zwa
ln
vel
wint
zak
ken
't ker
je
8. (Ingezonden door Dora van Dam).
Mijn geheel is een plaats in Neder
land.
Mijn eerste Is een voorzetsel.
Mün tweede en derde vind gij in
elk dorp en in elke stad.
7. (Ingezonden door Betsie Nleuwen-
hoven).
Mijn geheel bestaat uit 11 letters en
wordt gebruikt als geneesmiddel.
3 4 11 is een verkorte meisjeenaam.
3 10 5 1 is een drank.
3 2 6 8 2 is een eiland ln de Middel-
landsche Zee.
9 7 5 3 is een hoofddeksel.
8. (Ingezonden door Karei Hendrik
Blits).
Ik hen een woord van 7 letter a
Neemt men er 8 af, dan blijven
nog 3 over.
9- (Ingezonden door Karei van der
Hei j de).
Ik word door iedereen gedragen
haal de middelste letter er uit en lk
hen iets, dat aan de deur zit.
10. (Ingezonden door Gretha Kuyper).
Mijn eerste kan de jeugd behagen,
Mijn tweede valt soms -zwaar
De koopvaardij gebruikt nog veel
In alle landen mijn geheel.
11. (Ingezonden door Betsy Bouw
meester).
Zet onder elkaar
een vrucht
een boom
een voertuig
een lichaamsdeel
een vloeistof
De beginletters vormen deS naam
van een muziekinstrument.
12. (Ingezonden door Johan C. Bos
man).
Vorm een spreekwoord door uit elk
der twaalf volgende zinnen één
Woord te nemen
Er staat in deze nieuwe straat
slechts één huis.
Een vogel lag stervende op den
grond.
De nieuwe bewoners zijn al in het
huis.
De St. Nicolaasavond is altijd een.
prettige avond.
Toen hij weg ging, reikte hij zijnen
ouden vriend voor het laatst de hand.
Het paard van den koetsier loopt
mank het is kreupel.
Deze zijde is beter dan die.
Hij had liever een taartje, dan een
koekje.
„Dat heb ik je reeds tien keer ge
zegd", riep de meester vertoornd uit.
In de mand waren zeer mooie
bloemen.
De wagen was opgepropt met pak
jes groote en kleine.
De lucht was bewolkter dreigde
een onweer.
De oplossingen der raadsels van de
torigo week zijn
1. Hillegom.
Alkmaar.
Amersfoort.
RoodeschooL.
Leeuwarden-
Ede.
Ma arson.
HAARLEM.
2. Boor lint Boorltnl-
8. Een piL
4. Kast kat tak kas.
5. Kokosnoot. Kok os noot
8. Van achteren naar voren Probo-
llnggo. (Tot mijn spijt zat hier
een drukfout in).
7. Appelboom. Lam lomppomp
lamppalm.
8. Kaneel.
9. Leeuw meeuw of Tijger
rijger.
10. Gouda. Goud.
Goede oplossingen ontvangen van t
J. J. v. Dalen 9.
Jozeph Reijzer 7,
Lêonie Wiegant 7.
Gerduia v. d. Berg
Dora van Steen 7.
Arie Noorlooe 9.
Frans v. Egmond 9.
Johan v. Egmond 9.
Karei en Johanna v. d. Heijde 8.
Jan en Jacob Hart
Gil jam Lokerse 9,
Nanne Naula 8.
Jo Zuijdland 8.
H. v. Dalen 9.
Jacoba Zuijdland 8.
Zonder naam 6.
Lucie VoeteJink 7«
Jan Kloos 7.
Willem Hooft 8.
Maria Prang 5.
Elsje van de Nesse 3,
Elizabeth Frölich 9.
Trijntje Frölich 9,
P. A. Zwart B.
H. Zwart 5.
Zus Duursma 9.
Hendrik van 't Woui 8.
A. Seuft 8.
Lamberdina v. d. Meij de Ble 8.
Betsy Kuijper 9.
Zonder naam 0.
Piet Meijer 5.
Hendrik Versteeg 8.
Rem Bosman 8.
Beppie Meijer 6,
Dora van Dam 8.
Annie en Marie v. Z. 8*
Marie Dolkemade 9,
J. Rieden 7.
Willem Rozenheek 7.
Betsy Nieuwenhovea 6»
G. en J. Arink 8.
Joheoneg Eizinga 8.
Jan en Izaak Bos 9.
N. en W. Willemsen 7-
Lientje Boon 7.
Aafje Boon 7.
Nelly en Dina Hoenson 7«
Cato Bonke 9.
Tinus Bonke 9.
Alida en Cornelia Dillewijn B-
Gesina Brandt 4.
Jan en Roeland v. Vendeloo
Guurtje Buiters 9.
Ruurtje Aarts 9.
Johanna Aarts 9.
Grietje Kwantes 8,
Rosa y. d. Ven 0,
BEGRAVEN RIVIEREN.
(Ingezonden door GUjam Lokewe.)
I. Willem aast op snoek en karper.
2. Piet zei„geef mij „Seloairt",
dat is een mooi boek."
S. De Duitscher gaf een mark aan
mij.
4. Bram stelde zijn opstel uit tot de
volgende week.
BEGRAVEN PLAATSEN.
1. Piet beeft voor spoken groote
vreeswij kunnen ons daar echter
niet aan storen.
2. Willem had veel snoek, m
Jaap had elft gevangen.
3. Wij riepen tegen Henk„O,
wee, spring niet in de sloot.
4. Ik heb twee blaren op mijn voet,
STRIKVRAGEN.
1. Waarom dragen de Markers zul
ke wijde hroekspijpen
2. Wanneer eten de schapen het
minst?
3. Wie gelijkt het meest off een
ooievaar
4. Waarom ligt de visch op de
markt?
BEGRAVEN VRUCHTEN, ENZ-
Antwoorden,
1. Kers-
2. Appel.
3. Mispol-
4. Aardbei*
5. JanuarL
6. AmsteL
7» Voorne.
8. Woerden*
9. Stiens.
10. Delft.
11. Hoorn.
12. Zevenaar-
Goede oplossingen ontvangen Tah
J. J. van Dalen 10.
Jozeph Reijzer 12.
Gerdina v. d. Berg 18.
Dora van Steen 7.
Frans v. Egmond 12.,
Johan v. Egmond 12.
Karei en Johanna v. d. Heijde 11,
Jan en M. Jacob Hart 12*
Giljam Lokerse 12-
Nanne Nauta 12.
Jo Zuijdland 12.
H. van Dalen 11.
Jacoba Zuijdland 12.
Zonder naam 12.
Willem Hooft 12.
Elsje van de Nesse 12-
Zus Duursma 12.
Hendrik van 't Wout 11-
Antonia Seuft 11.
Lamberdina v. d. Meij dö Bw 13-
Belsy Kuyper 12.
Zonder naam 1L
Piet Meijer 7.
Hendrik Versteeg 12.
Rem Bosman 11.
Johan Koch 8.
Nico Twister ling 12.
Beppie Meijer 10.
Dora van Dam 11.
Annie en Marie v. Zutpbèfi 18.
Marie Dolkemade 10.
J. Rieden 12.
Willem Rozenheek 12.
Betsy Nieuwenhoven 11.
G. en J. Arink 12.
Johannes Eizinga 12.
Jan en Izaak Bos 12,
N. en W. Willemsen 18»
Lientje Boon 12.
Aafje Boon 12.
Nelly en Dina Hoenson 13
Cato Bonke 12.
Tinus Bonke 12.
Alida en Cornelia Dillewijn 11,
Jan en Roeland v. Vendeloo li.
Guurtje Buiters 12.
Ruurtje Aart« 12.
Johanna Aarts 12.
Rosa van de Ven 18.
Inzendingen voor den wedstrijd
ontvangen van
Jo Zuijdland.
Jacoba Zuijdland.
Maria Prang.
door CATO BAKKER.
„Hè, moeder," sprak kleine Wim,
,,hoe zou het toch komen, dat er 's
morgens zulke mooie bloemen op de als in de gangen, schitterden hier de
schitterden zooveel lichtjes, dat Wim
onwillekeurig zijn oogen dichtkneep.
Zij hepeu deze gang door en kwamen
weldra bij een trap, die naar bene
den voerde.
„Gaan we nu naar de koningin?"
vroeg Wim.
„Ja, heb maar geduld en volg mij
maar", antwoordde het mannetje.
Ze gingen nog verscheidene gangen
door en stonden eindelijk stil vóór
een groote deur, waarbij-twee schild-
wacnten in een schitterende, witte
kleeding stonden. Ze openden ieder
een deur en liet mannétje ging naar
binnen, gevolgd door Wim.
Wim keek met verbaasde blikken
rond, 't was alles ook zoo prachtig,
wat hij zag llij bevond zich in een
groote zaaJ van wit marmer en even-
ramen staan?"
„Wel," antwoordde moeder, ter
wijl ze bezig was Wim aan te klee-
den, „dat komt omdat het vocht op
de ramen vannacht bevroren is."
„Nou ja, maar waarom zijn het
dan bloemen geworden en geen men-
scben of dieren of huizen?"
„Ja, lieve jongen, dat weet ik
heusch niet," sprak moeder, ,,'t bes
te zou zijn, dat je zelf eens naar de
ijskoningin ging om het te vragen."
„En waar woont die dan?" vroeg
Wim.
lichtjes. Aan het einde van de zaal,
op een prachtigen troon, zat de ko
ningin, omgeven door hare hofhou
ding. Zij droeg een hermelijnen man
tel en een kroon met kostbare edel-
steenen, die voortdurend schitterden.
De geheele hofhouding was ook in het
wit gekleed.
Het mannetje liep nu naar den
troon, boog voor de koningin en
sprak
„Majesteit, hiermede beb ik de eer,
u voor te stellen mijn vriend Wim,
die hier gekomen is om uwe schilder
kunst te bewonderen."
Wim trad nu ook naar voren, en
„Jo, ergens in het Noorden Ik ina?,klt «ene diepe buiging.
w«at niet precies waar; „,aar k„m Je t "SiT;
bent klaar en tve kunnen toch niet woe8 ZIJO goöJ en ,olg ,nlJ n|el
den heelen dag blijven praten," zeide j vriend naar mijn atelier."
moeder. Wim ging na het ontbijt i Dfi koningin verliet nu hare plaats;
naar de speelkamer en dacht den ge- één der hofdames deed haar den her
melijnen mantel af en daarna verbet
zij de zaal. Na eenige gangen door
gegaan te zijn, kwamen zij waar ze
heelen dag niet meer aan de ijsko
ningin.
Maar toen moeder hem 's avonds wezen moesten. De koningin ging
naar bed had gebracht en hem er zitten, nam hare penseelen op en be-
goed ondergestopt had, omdat het8°n schilderen.
zoo koud was, dacht hij opeens weer
aan de ijskoningin. Doch zoo heel
lang duurde dat niet, want spoedig
viel hij Ln een diepen slaap.
Midden in den nacht, het zal zoo
wat twee uur zijn geweest, werd hij
wakker door het geluid van voet
stappen in de kamer. Hij ging lecht-
De heide vrienden bleven staan,
maar behalve zij, was er nog een der
de, persoon in de kamer.
„Wie is dat vroeg Wim.
„Dat zul je straks wel zien", was
het antwoord.
Wim keek aandachtig naar de
prachtige bloemen, v hke de koningin
schilderde. Telkens als er één schil
derij af was, wenkte zij de derde per-
op in bed zitten en bemerkte nu, dat soon en deze blies er uit alle macht
er een klein mannetje op zijn ledl- op.
kant zat. Wims eferste werk was, i «O 1 riep Wim", „dat is de Wind
rn -i ,.,n r. A..i O"
weer onder de dekens te kruipen,
zoodat er enkel een bruine lok te
zien was, maar het mannetje sprak:
„Wees niet bang, Wim, ik zal je geen
kwaad doen."
Nu kwam Wim's hoofd een stukje
hooger, maar er heelemaal onder uit,
neen, dat durfde hij toch niet.
„Hé, Wim, wat ben je bang, kom
luister nu eens naar me," zei het
mannetje, terwij] hij Wim aan zijn
haarlok trok.
Nu waagde Wim het toch zijn
hoofd boven de dekens te steken en
hij vroeg: „Wie ben je dan toch en
wat kom je hier doen?"
„Dat zal lk je vertellen, ik ben een
afgevaardigde van de ijskoningin en
Ik kwam vragen of je met mij mee
wilt gaan om eens een kijkje In haar
paheis te nemen,
„O!" riep Wim verheugd uit, „daar
zou ik juist zoo dolgraag naar toe
willen, maar dat kan toch niet, wel?"
„Als het niet kon, zou ik het je
niet voorstellen," zeide het mannetje,
„maar kom, maak vlug voort, want
je moet voor den ochtend weer terug
zijn."
„Maar het is toch veel te koud om
zoo te gaan, ik moet eerst mijn jas
halen," sprak Wim.
„Kom, geen dwaasheid, ik zal wel
maken, dat je mee kunt gaan", zeide
het mannetje, en dit zeggende, raakte
hij Wim met zijn stokje aan en voel
de Wim zich hoe langer hoe kleiner
warden, tot hij even groot als het
mannetje was.
„Zie zoo", zeide deze, „dat is al
weer klaar, volg me -nu" maar".
„Waar gaan we in?" vroeg Wim,
toen ze buiten op het vensterkozijn
stonden, nadat het mannetje het
raam, waar zij doorgekomen waren,
gesloten had.
„Kijk maar goed", was het ant
woord, „hier heb ik het luchtschip
van de kóningin, waarin ik gekomen
ben, vastgemaakt, vooruit, stap maar
in."
Wim deed dit; de touwen werden
losgemaakt't mannetje ging bij het
stuur staan en daar ging het de
hoogte in. Toen Wim het waagde
naar beneden te kijken, zag hij alle
maal lichtjes. „Kijk", zei het manne
tje, „daar ligt Amsterdam."
Een tijdje later zeide hij „Dat is
Hamburg".
Daarna volgden Kopenhagen en
Stockholm. Vervolgens zag hij zoo nu
en dan eens lichtjes, maar eindelijk
was er niets meer te zien. dan een
donkere massa.
„Waarom zijn er nu geen lichtjes
moer?" vroeg Wim.
„Wel jongen, nu zijn we boven de
Noordelijke IJszee, als het wat lich
ter was, zou je de ijsbergen, die daar
drijven, kunnen zien", was het ant
woord.
Nadat ze nog een poos voortgegaan
waren, zeide het mannetje tot Wim
„Als je goed kijkt, zie je heel in de
verte beneden je een wit stipje, dat
is het paleis van de ijskoningin."
„O, ja, nu zie ik het", sprak Wim,
na eerst een heelen tijd gekeken te
hebben. Hoe meer zij daalden, des te
grooter werd de stip en eindelijk kon
Wim een prachtig wit paleis onder
scheiden.
Spoedig hadden zij het nu bereikt
het luchtschip werd aan éen der bo
venramen vastgemaakt en Wim volg
de liet mannetje door het raam, dat
dadelijk opensprong, toen deze erte
gen klopte. Zij bevonden zich eerst
in een donkere ruimte, maar toen de
deur geopend was, neen, toen wist
Wim niet, wat hij zag. Zij bevonden
zich in een hreede gang met hoog©
maar waarom doet hij dat
„Wel", sprak hot mannetje, „dan
blijven ze er langer op zitten, want de
zon wil ze er altijd afhalen."
Nog langen tijd keek Wim met be
wondering naar de mooie bloemen,
toen opeens het mannetje zei
„Kom gauw mee, andiers kom je te
laat thuis."
,Hè, laat me nu nog even blijven",
vroeg Wim, maar hij was al weg,
voordat hij 't wist.
Zij gingen denzelfden weg naar bo
ven klommen uit eet raam stapten
in het luchtschip en voort ging het
weer, in vliegende vaart door de
lucht. Wim was uu niet bang meer
hij hing heelemaal over de leuning,
om naar heneden naar de lichtjes te
kijken.
Maar toeai hij geen lichtjes zag,
boog hij zich nog verder over de leu
ning hij verloor ziin evenwicht en
tuimelde hals over kop naar bene-
den.
„O I" dacht hij met schrik, „nu val
ik in de groote diepe zee l'
Hij hield zijne oogen dan ook maar
stijf dicht.
„Bom I" daar lag hij.
Nu opende hij toch verschrikt zijne
oogen, om te zten, waar hij was, en
hij lagJn zijn eigen bed, terwijl
zijne Moeder hem lachend aankeek.
„Waa-aar Is het klei-ei-ne rnan-an-
netje en het lu-uchtschip en he-et pa
lels T vroeg hij slaperig.
„Kom, jongen", zeide znn Moeder,
,je zult gedroomd hebben.
„Neen, heusch r;et, weet zeker,
dat ik er geweest ben.'
„Vertel het mij dan maar eens,
terwijl ik je aankleed."
Wim vertelde haar nu juist alles,
waar hij geweest was en wat hij ge
zien had.
Moeder moest hartelijk lachen,
toen zij het verhaal hoorde doch ze
vertelde maar niet aan Wim, dat zijn
broer Jan, die 's nachts laat thuis
was gekomen, op Wim's kamer luci
fers had gehaald, dus dat Wim diens
voetstappen had gehoord.
Wim geloofde echter nog steeds
niet, dat hij gedroomd had.
Na dien tijd begreep hij ook, hoe de
glazen bij vriezend weer met bloemen
versierd waren en waarom deze, al
was het nog zoo warm in de kamer,
er niet gauw weer afgingen.
Het werk wordt verdeeld in twee
afdeel ingen, één voor jongens en
meisjes van elf jaar en Jonger en één
voor jongens en meisjes van 12 jaar
en ouder.
In de lste afdeelhig is de lste prijs:
EEN TOOVERLANTAARN
of
EEN PAAR SCHAATSEN.
En de 2de prijs:
EEN STOOMMACHINE,
of
EEN DRLKPERSJE.
Terwijl nog twee premies, n.l:
BOEKEN IN PRACHTBAND,
gegeven worden.
In de 2de afdeeling is de eerste
prijs:
EEN KLOKJE,
of
EEN PAAR SCHAATSEN,
en de 2de prijs,
EEN VOETBAL
of
EEN SCHRIJFPORTEFEUILLE.
Ook hier worden twee BOEKEN ln
PRACHTBAND als premie gegeven.
Let nu nog goed op de volgende vier
dingen:
I. Alle inzendingen moeten duide
lijk voorzien zijn van naam, leeftijd
en adres van den inzender.
II. Bij iedere inzending moet ver
meld zijn, of het werk met of zon
der hulp gemaakt is.
IIL Slordig of onduidelijk
werk wordt onmiddellijk ter zijde
gelegd.
IV. Alle inzendingen moeten aan
mijn adres: Wagenweg 88, bezorgd
zijn vóór of op 17 Maart 1909.
Wedstrijd.
Nu krijgen jullie dezen keer eens
een wedstrijd, zooais je er geloof Ik,
nog nooit een gehad hebt. Het is een
WOORDENWEDSTRIJD.
Maar nu geef ik jullie geen
woord op, om andere woorden van te
maken, maar je moet zelf woorden
bedenken, waarvan je de letters kunt
verwisselen of omdraaien, zóó dat je
weer een nieuw woord krijgt, met
precies dezelfde en evenveel letters,
lk zal je maar eens een paar voor
beelden geven:
le. Woorden, die geheel omgekeerd
kunnen worden, en dan hetzelfde
blijven, bijv. pap, lepel.
2e. Woorden, die omgekeerd kun
nen worden en dan iets anders be
teeken en, bijv.: tak kat; krab bark.
3e. Woorden, waarvan de volgorde
der letters veranderd, of eenige let
ters verwisseld worden, bijv. soep
poes; beelden bedelen; boer Ehro.
Nu krijg lk dus drie rijen woor
den van Jullie. Maar denk er aan:
bet moeten goede Nederlandsche
woorden zijn. Achternamen mogen
niet gebruikt worden, maar wel Jon
gens- en meisjesnamen en aar dril ks-
pilaron, alles yan wit marmer» en. er kundige namen.
Brievien, aan de Redactie van
de Kinderafdeeling, moeten ge
zonden worden aan Mevr. VE-
NEMA—VAN DOORN, Wagen
weg 88, Haarlem.
J. J. v. D. Je nieuwe raadsel is
goed. Het zal nu toch wel heusch af-
geloopen zijn met het ijs, hè? Heb je je
schaatsen al opgeborgen?
MARIE A. Ik weet niet, of je van
plan bent nog meer woorden in te
zenden, maar je hebt tot 17 Mrt den
tijd en kunt er in dien tijd dus mis
schien nog een heeleboel bedenken.
Ik heb dit dus nog maar niet als
wedstrijdinzending opgenoemd.
LéONIE W. Bewaar je woordjes
maar goed; ik denk, dat je er nog wel
veel meer vinden zult. Ja, ik ben ook
blij, dat het grootste gedeelte van
den winter weer achter den rug is.
Heb je de fiets nu in 't vet gezet? 't
Raadse lis best.
GERDINA v. d. B. De voorbeel
den, die je me zendt zijn prachtig,
maar je hoeft ze niet als raadsels op
te schrijven. Je moet er alleen een
lijst van maken en dan schrijf je
telkens, als je er weer een bedienkt,
die er ook bij. Als Je dan maar
maaktt dat ik hem vóór 17 Maart
heb.
AREE N. H Is best, als je me de
volgende week nog wat nieuwe raad
sels stuurt.
JOHAN en FRANS v. E. Ja, als
je door 't verwisselen van letters, nog
een ander woord kan maken, mag je
dat ook doen, maar alle letters moe
ten gebruikt worden. Kijk maar naar
de voorbeeldien. Je zendt weer een
prachtige voorraad nieuwe raadsels,
hoorl Ik kan ze best gebruiken. Ja,
lk zal vast aan Jullie boodschap den
ken, en hem deze week nog overbren-
GILJAM L. Ik geloof, dat jij
ook zonder dat er een prijs te verdie
nen viel, wel erg Je best op de raad
sels deed, is 't niet? Neen, 't ijs is nu
weer afgeloopen, schijnt het.
NANNE N. Wel, wel, wat ben
jij aan 't pret maken. Ik geloof, dat
er geen week omgaat, dat jij 's avonds
mlet eens uit moet. Heb je pleizier op
de gymnastiekuitvoaring gehad? Je
nieuwe raadsels zijn goed.
H. v. D. 't Was jammer van dien
brief, hè? Is het te ver voor je om hem
zelf weg te brengen?
ZUS D. Je hebt heel wat variatie
tegenwoordig, geloof ikl Je vindt het
zeker gezellig, om zoo rhet je allen
naar Haarlem te gaan, is 't niet? Kom
Je ook dikwijls hier ln de stad bood
schappen doen?
HENDRIK V. 'Als je nog een
mooi raadsel voor me hebt, stuur het
dan maar. Er blijven wel eens raad
sels liggen, omdat lk ier niet te veel
van dezelfde soort in één courant kan
zetten. Wat ziet Jou werk er tegen
woordig keurig uit, Hendrik!
JOHAN C. B. Ja, 't zal nu, denk
lk wel heel gauw geplaatst worden.
Ik vind het heel prettig, als je me
een beetje helpen wilt; heb Je het te
genwoordig druk voor school?
NICO T. Het raadsel, dat jij inge
stuurd had, heb ik van nog verschei
dene andere kinderen ook gekregen.
Vind je dat niet toevallig? Ik denk
daarom niet, dat ik bet zal plaatsien,
want dan is het raden zoo gemakke
lijk. Stuur nog maar eens een ander
in! Doe mijn groeten aan Herman!
BEPPIE M. Ik kan me best begrij
pen, dat je niet graag van school
veranderde. Maar hoe lang moet je
nu 's morgens wel Ioopen? Wat aar
dig, dat Pepi zoo'n pleizier in de
muschjes heeft hè! Kijkt hij er nog
altijd zoo graag naar? Zijn jullie nu
al weer heelemaal op orde en vind
je de buurt nogal gezellig?
ANNIE en MARIE v. Z. Bijv.
nw. en vormen van werkwoorden
mag ook, maar 't moeten goede Ne
derlandsche woorden zijn. Ja, 't geldt
voor'alle oplossingen, behalve strik
vragen. Ik zal de groeten overbren
gen, hoor!
JOHAN R. Zóó, ben je al een
heel eind o pstreek, nu probeer maar
er zooveel mogelijk te vinden. Vind
je het een prettig werk?
NELLY en WILLEM W. Van de
nieuwe raadsels, heb je bij het twee
de vergeten de oplossing te zetten.
Wil je die nog even sturen? Ik ben
blij, dat de nieuwe wedstrijd zoo al
gemeen in den smaak valt.
LIENTJE en AAFJE B. Ik zal
jullie nu maar samen schrijven. Doen
jullie ook samen mee aan den wed
strijd, of ieder apart? Dan zal 't toch
moeilijk zijn, om elkaar de woordjes
niet te zeggen, denk ik. Het spijt me,
dat je den vorigen keer overgeslagen
bent, Lientje, vond je het saai?
TINUS B. Er waren niet veel
kinderen, die jou raadsel van de vo
rige keer geraden hadden, 't Was een
moeilijk, hoor en wat je nu inzendt
is ook niet zoo heel gemakkelijk.
Waar haal je toch al die raadsels
vandaan? Ja, dal boek, waar je naar
vraagt, heeft Dirk Bruinier nog al
tijd te leen. Is die niet bij jou op
school? Ik hoop eigenlijk niet, dat er
van sneeuwballen gooien nog veel
komt dit jaar, want het is op straat
al vuil genoeg; dat vindt Cato zeker
ook well
CATO J. B. Ik hoop, dat je de
boeken met pleizier leest. Welke taai
lees je het liefst? Het is natuurlijk
goed, als je aan den wedstrijd ook
meedoet. Op je vragen antwoord ik:
ja. Je raadsels worden in ieder ge
val geplaatst, maar er zijn er in en
na de Kerstvacantie zooveel gekomen,
dat je nog wat geduld moet hebben.
GERARD A. Heeft Kootje erg
veel te leeren tegen het aannemen?
Dan kan ik me best begrijpen, dat hij
voor lezen niet veel tijd overhoudt.
Maar aan 't raadsels oplossen kan
hij toch nog wel meedoeu, is 't niet?
JOHANNES E. Ja, als het boek
van „De Zeeroovers" terug is, zal ik
het voor je bewaren. Worden de tee-
keningen van Hendrik mooi?
JAN en IZAAK B. Je hebt verge
ten bij het eerste raadsel, dat je in
zendt de oplossing te zetten; het 2de
is goed. Ja, toen ik klein was, ben ik
op school 7 b geweest, daar was toen
mijnheer v. Varik; misschien heb je
die ook nog wel gekend, maar de in
gang was in de Oostslootstraat. Heeft
je vader veel gevaren?
GUURTJE J. B. Meestal zijn de
begraven plaatsen gemakkelijker dan
de raadsels. Dat kan je aan het aan
tal oplossingen ook wol zien. Ben je
aan den wedstrijd al begonnen en
hoe bevalt je dit boek? Je nieuwe
raadsel is prachtig.
RUURTJE en Jo A. De nieuwe
raadsels zijn prachtig. Ja, jullie had
No. 8 prachtig geraden, maar no. 3
niet. Hoe zou je met jullie oplossing
die diepe afgrond kunnen verklaren?
*t Is een troost voor je, dat niemand
alle tien goed heeft, hè?
Karei en Johanna v. d. II., Marie
D., Jo Z., P. A. Zw., H. Zw. Willem
R., Lamberdina v. d. M. de B., Rem
B., Johan K., Betsy N., Jan en Roe
land v. V.:
De nieuwe raadsels zijn goed.
Jan en M., Jacob H., Nelly en Di
na H., Jo en Jacoba Z., Elsje v. d. N.,
Elizabeth en Trijntje F., H. en P.
Zw.: 't Is best ,als jullie ook mee
doenl
Mevrouw VENEMA
VAN DOORN,
13 Februari 1909.
VIJF GEVANGENIS-AUTOWAGENS
zijn onlangs geleverd voor de gevan
genissen te Petersburg en Moskou.
Twee er van zijn 10/12 P K. iwee-cy-
linder wagens voor van 7jea
gevangenen en twee opzichters.- O©
andere drie wagens zijn vier-cylindera
van 18/20 P.K. met sterk onderstel
van vrachtwagens. Hierin is ruimte
voor 10 gevangenen en vier opzich
ter»., (De Auto).