BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fi.20 PER 3 MAANDEN
0F 10 CENT PER Wl-b
55.
■Rubriek voor Vrouwen
Het Rijke Natuurleven
De iteen van het geluk
26 Jmrgang.
ZATSRDAG MAABT 1909
k 7882.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEMS DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFENa
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Voorjaarstoiletten.
Op haren weg naar het heelal na-
Me rt de aarde wederom de zon mist
en koude, die de harde winter ons
bracht, sullen weldra verdwenen zijn
en wij arme menschenkinderen mo
gen wederom op mooie, zonnige da-
£en hopen. Hiermede doet de behoef-
naar duxme kleeding zich gevoelen
en is het oogenblik aangebroken,
waarin we vragen „wat brengt ons
d9 modie voor nieuws, ten opzichte
van onze voorjaarstoiletten
In geen geval staan we voor groote
veranderingen, want de nouveauié's,
die mevrouw mode ons dezen winter
bracht, zullen in het komend seizoen
behoudens enkele wijzigingen
gel i&ndhaafd blijven.
We zullen daarom eerst het voor-
jaarscostuum behandelen, dat voor
elke vrouw onontbeerlijk is. Nu dient
het voor den overgangstijd, in den
«omar aJs reistoilet en verder voor
koele, triestige dagen, die ook in
zomer niet zeldzaam zijn.
Bij het aanschaffen van zulk een
„entout-cas costuum" ga men bij-
zou der voorzichtig te werk, om geen
misgreep te doen.
Paletots worden half lang en In
drie kwart lengte gedragen zij die
op het korte tailleur-model gesteld
zijn, kunnen dit e.eneens kiezen, al»
ze teii minste geen aanspraak op
bet allernieuwste willen maken.
De meest geliefkoosde mantelmaat
is die, welLe tot aan de knieën reikt.
De en'pire-vorm met verkorte taille-
lijn, verdwijnt allengs van het too-
neel. Do nieuwe modellen zijn zoo
wel vóór als achter half aangesloten.,
zoodat de ruggen zonder naacl wor
den ingericht. Deze. vorm geeft aan
de mode van het seizoen zijn eigen
aardig cachet, zoodat wanneer er van
«en nieuw moclel sprake is, men
slechts heeft te Letten op een breeden
rugvorm Ook de sluiting van de
mantels heeft iets eigenaardigs, daar
de meeste sluitingen als 't ware een
driehoek vormen. Over de kragen is
me.i het nog niet recht eens, sommi
ge huizen brengen den omliggenden
kraag, met groote of kleinere revers,
terwijl andere den Stuart-kraag lan-
ceeren.
De mouwen zijn zonder uitzonde
ring lang en worden glad In het arm-
git genaaid. Zeer karakteristiek bij
de costuummantels is de knoopen-
gameering, die deze met de rokken
gemeen heeft. De knoopengarneering
t9 trouwens reeds sedert den vorigen
zcmer een geliefkoosde garneering,
doch nu wordt ze meer methodisch
toegepast.
Aan beide zijden van het breede
rugpand mag de dubbele rij knoopen
evenmin ontbreken, als aan den voor
kant en Aan weerszijden van het
arpipat. Ze worden steeds met blinde
knoopgaten of smalle tres-omslagen
Ingericht.
De «ostuum-rokken zijn óf lijf
rokken, waaronder men korte blou
ses draagt, öf robes princesses. De
modellen zijn met twee of drie banen
in klokvorm gesneden, ook wel vijf-
deelig en met plooien ingericht. De
onbenwij'Utï varieert van 180 tot 350
c.M Alle rokmodellen moeten de heu
pen glad omsluiten en naar onder
wijd uitvallen. Voor deze costuums
wordt fijn laken of serge gebezigd.
Practische tailleur-costuums wor
den van cheviotte of homespun ver
vaardigd en wel in blauw, grijs of
groen. Als domineerende mode-kleu
ren gelden verscheidene kleuren van
groen, a'.s Russisch groen, erwten-
groen. olijf- en nijlgroen, en rood,
als bloed- en koperrood.
Ook gestreepte stoffen in smalle
dessins zullen veel gedragen worden;
Verder zal men nog enkele geruite
stoffen opmerken. Voor modern gel
den echter &ffen. gladde stoffen met
platte keper.
De japonrokken worderr nog steeds
zor.der voering ingericht en de man
tels met voering in de kleur der stof
ten. De sleeprokken zullen wederom
algemeen worden, waar het gekleeds
toiletten betreft. De voetvrije rokken
zijn uitsluitend voor ochtend- en rela
toiletten.
De zijden of lustra onderrokken be
hooren zooveel mogelijk in de kleur
der japonnen te zijn. Ze worden met
een gladden band en nauw om de
heupen ingerichtter hoogte van de
knieën naait men een wijde volant
aai., die aan den onderrand met drie
smalle strookjes gegarneerd wordt
De hoeden voor het komend sei
zoen zijn groot van model en druk
gegarneerd. De toque zal naar alle
waarschijnlijkheid het meest gedra
gen worden de bollen der toques
zijn groot, terwijl de randen zeer
willekeurig gebogen zijn. Als garnee-
riiig bezigt men veel aigrettes, on
gekleurde struisveeren en bloemen
zeer ntevw zijn bijv. witte en zwarte
■truisveeren, die op elkander gelegd
worden Ook tule in twee kleuren,
sla wit en mauve kan men als mo
dern garnituur beschouwen.
MARIE VAN AMSTEL.
DE KLEUR DER DIEREN.
Een belangrijke factor in het leven
kan plant en dier is de kleur, die,
merkwaardig genoeg, zich zeer dik,
.wijl» wijzigt en gaat aanpassen bij de
omgeving of die, en dit komt vooral
veel voor bij de planten, juist door
scherpe contrasten plant of dier ten.
goede komt.
lil eeai mijner opstel ion schreef Ik
reeds het een en ander over de kleur
verandering vaai de zeelten en goud-
visschen in ons aquarium. In de vrije
natuur zijm dikwijls frappante voor
beelden op te merken, die ons vaak
verbazen en ons de natuur steeds
meer doen beschouwen als een har
monische samenwerking van ver
schillende krachten.
Wat de kleurwisseling betreft, er
zijn van die steriotiepe voor
beelden, die juist door haar algemee
ns bekendh-e' 1 maar weinig meer
worden geteld.
Wij allen weten, dat een haas, le
vende op kleigrond, donkerder is ge
tint dan zijn op zandgrond levende
soortgenoot.
Ijsberen vallen door de witte kleur
niet op en patrijzen steken op het
stoppelveld niets af bij de bruingele
omgeving. Van heel veel dieren is dit
aanpassen echter niet zoo algemeen
bekend of ten minste niet door ieder
een waargenomen.
Een heel merkwaardig geval kon
den wij verleden jaar opmerken in
den tuin van de Kweekschool. De di
recteur had in een metalen kooitje een
kerngezond kameleon. Voor hen die
dit d.ertj© niet kennen, dient gezegd,
dat het &en kleine hagedisachtige be
woner van Nooxd-Afrika is. Dit d.ier
is bekend om den zonderlingen vorm
der pooten en de vreemde beweging
der oogen, maar het is bijna ver
maard door zijn wondjerlijke kleur
veranderingen.
In het kooitje scheen het dier vrij
goed op zijn gemak te zijn en het
keek ons met de groote boloogjes, die
voor ee nzeer groot gedeelte door de
oogleden zijn bedekt, verwonderd aan
als begreep het niet-, waaraan het die
groote belangstelling had te danken.
Nu werd op de kooi, die overigens
geheel open was, een blaadje groen
papier gelegd en nog geen vijf minu
ten daarna was de kleine insectenver-
schal ker mooi groen gekleurd.
Hetzelfde resultaat hadden wij met
bruin, rood en zwart papier, maar 't
merkwaardigste was de kleurwisse
ling toen de kool in de zon werd ge
plaatst.
De tralies wierpen natuurlijk hun
schaduw op rug, kop en staart van
ons diertje. Nu zal het er toch wel
mee verlegen zitten, welk costuum nu
het beste past, dachten wij, maar het
wonderdier scheen er heel kalm onder
te blijven. Na eenige oogenblikkem
was het bijna niet meer te zien. De
huidkleur was erg licht geworden en
van afstand tot afstand vertoonde"
zich nu donkere strepen, juist over
eenkomende met de schaduwstrepen
in de omgeving van het dier. Die plot
selinge overgang valt niet bij zeer
veel dieren op te merken.
Veel tair.ijker zijn de voorbeelden
waarbij plant of dier een standvasti
ge kleur heeft, en waarbij deze geheel
overeenkomt met de omgeving.
Heel ver behoeven wij niet eens te
gaan. Onze musschen met haar wei
nig opvallend aard- of zandkleurig
rokje zijn van oorsprong waarschijn
lijk bewoners ven Centraal-Azië, van
waar ook onze graansoorten afkom
stig zijn. Zij kwamen dus volkomen
overeen met de omgeving, met de
kleur der steppen waarin zij leefden.
In Artis kunnen wij opmerken, hoe
het vederkleed der kerkuilen volko
men in overeenstemming is met
kleur der schuilplaatsen. Daar is door
den bekwamen preparateur een uilen-
familie opgezet. Heel prachtig is de
oorspronkelijke omgeving geïmiteerd.
Een oud stuk muur, verweerd en ver
grijsd met wat afgebrokkelde steenem
en hier en daar wat kalk, mos en tak
jes, vormt de nestplaats. De vogels
vallen met hun geelgrijs gespikkeld
vederkleed weinig op en duide
lijk zien wij, dat de natuur deze over
dag zoo hulpelooze dieren heel aardig
is te hulp gekomen. Hun kleur be
schut hen overdag tegen lastige aan
vallen van andere dieren.
Ieder, die zomers wel eens een wan
deling door de duinen maakt, heeft
wel eens kennis gemaakt met een
plant, waarvan de bloempjes den
vorm v&n kleine paardenbloemen heb
ben. Het Is het Jacobs-Knnskruid. Op
deze plant ilu leeft een zeer veel voor
komende rups, met een opvallend ge
kleurd pekje aan. Het lichaam is nL
beschilderd met okerkleur ge en zwar
te ringen elk ongeveer een millimeter
breed.
Dat geel met zwart is erg opval
lend, zoodat wij hier niet aan beschut
ting behoeven te denken, op de wijze,
zooals dit bij de kerkuilen het geval is.
Toch zijn de dieren juist dooi' die in
't oog loopende teekenxng volkomen
vei Lig daar de vogels ze niet goed
aandurven en de hagedissen ze meest
al ongemoeid Laten.
Zoo leven onze zebrarupeen daar
rustig en kalm en doen heel geen
moeite zich onder bladeren of bloe
men verborgen te houden.
Wij zien dus, dat de dierenwereld
op verschillende wijzen partij trekt
van kleurcontrasten of kleurovareen-
komst. Nu is het waar, dat dit vaak
te ver wordt gezocht. De biologen
overdrijven wel eens wat. In een on
zer dierkundeboeke® zien wij b.v. een
koningstijger afgebeeld te midden
van schaduw werpende palmen.
De Lange, smalle strepen op den rug
van het bloeddorstig dier worden nu
verklaard ais beschuttingsmiddel,
waardoor de tijger weinag opvalt en
gemakkelijker de argelooze dieren
Kan verschalken! Die verklaring is n
wel aardig gevonden, maar of nu een
dier, dat een titanenkracht paart aan
een verbazingwekkende vlugheid van
beweging, nu ook nog door de huids
kleur zoo zeer boven zijn zwakke me
deschepselen zou zijn bevoordeeld,
valt te betwijfelen.
Intusschen, onmogelijk is het niet
en veronderstellingen brengen ons
vaak op den goeden weg. Dat niet al
les louter fantasie is, weet Iedere
houder van postduiven. D© sterk spre
kende kleuren zijn bij deze dieren be
slist nadeelig en de meer opvallend
gekleurde snelvliegers worden het ge
makkelijkst een prooi van sperwers
en valken.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer J. de H. te H. De be
handeling van uw sierdennetje Arau-
caria exeisa is ongeveer als volgt:
In den winter moet de plant in een
vofretvrij vertrek staan. De plant moet
dan nieit te veel water hebben. Is de
temperatuur te hoog, dan laat de
araucaria de takken hangen waar
door het sierlijke verdwijnt. Om de
twee of drie jaar moet u de plant ver
potten, terwijl u dan vooral moet zorg
dragen, dat zij niet dieper In den
grond komt, dan zij gestaan heeft.
De grond moet bestaan uit een
mengsel van veen, bladaorde en zand.
De plant moet niet stoffig worden en
dient om de week met lauw water te
worden afgespoteai. In den zomer
moet de aarde niet te droog zijn, ter
wijl volle zonneschijn nadeelig werkt,
K PEUSENS.
Uit het Duitsch.
In den H&rz. aan den straatweg
naar Nordhausea, Ligt het stadje
Herzberg.
De streek biedt weinig interessants
maar het oude slot, dat op een berg
boven het stadje is gebouwd, verleent
het een© vermaardheid, daar dit het
stamslot is van het regeenande huis
Braunswe'z—Liineburg, ©ea geslacht,
dat eertijds beetemd was, de kroon
van Engeland en Hannover te dra
gen.
Het was op een prachtigen herfst
dag van liet jaar 1616, dat in den
vroegen morgen in de stadsherberg
bij de poort een levendige drukte
heerschte. Sedert eenige dagen wa
ren de vorstelijke broeders, de zes
hertogen van Geile, voor een confe
rentie op het slot bijeengekomen.
Terwijl de straten en de markt
door hun talrijke bedienden eenvroo-
lijk, druk aanzien kregen, heerschte
in het slotpark en in den uitersten
vleugel van het slot een ernstige stil
te. Hier bevond zich de lage zuilen
zaal, kunstig met zeldzaam hout be
werkt, terwijl de zoldering door vier
pilaren van donker manner werd ge
dragen.
Deze zaal werd steeds voor confe
renties van de naaste familieleden
van dit doorluchtige geslacht ge
bruikt.
Op een verhooging aan hei einde
der zaal, stonden een eenvoudige
eikenhouten tafel, met een donker
kleed bedekt, en drie stoelen, met
hooge leuningen aan weerszijden. De
zevende stoel, aan het hoofdeinde,
die met rouwfloers omkleed was, zou
ledig blijven, wegens het overlijden
van hertog Ernst.
Toen de torenklok van het dot ne
gen sloeg, trad meester Andreas, de
huis- en hofmeester van hertog
Christ Laan, door een zijgang de zaal
binnen De oude man was in het
zwart gekleed, had zijn keten om den
hals, en zijn zilveren staf in de hand
alsof het een gToote plechtigheid
gold, waarhij hij de waardigheid van
rijn am/* moest ophouden.
Onderzoekend liet hij zijn oogen
door de zaal rondgaan, om nog eens
te zien, of alles in orde was, voor de
ontvangst van de hooge gastendan
open-de hij de deur van een zijgang
en riep met iu.de stem
in naam van den dood en het
leven noodig ik de vier hertogen van
Lüneburg, de heereu August, Fried-
rich, Magnus en Johannes, ter confe
rentie Uit.
Aisoi op dit roepen was gewacht,
verschenen op hetzelfde oogenblik
vier edellieden, ridderlijke figuren,
in de zaal, schreden naar de voor
hen bestemde zitplaatsen, om die,
twee aan twee, tegenover elkaar in
te nemen.
De stoel, met de eenvoudig gesne
den kroon bleef ledig.
Deze was bestemd voor den oudste
van het regeerende huis. Een oogen
blik later werd ook de hoofddeur der
zaal geopend en hertog Christiaan,
door zijn kanselier gevolgd, trad bin
nen.
Na zijn plaats ingenomen te heb
ben, nam de oudste broeder het
woord.
U broeders, zei hij met luide,
klankvolle stem, behoef ik niet op
hetgeen gebeuren zal, voor te berei
den. Voor ons zal een ongelukkige
scheiding komen, maar tot welzijn
van ons dierbaar land, en tot roem
en glorie van ons doorluchtig stam
huis. Wij hebben reeds goedgevonden
en ons onderworpen aan wat onzen
jongsten broeder nog te wachten
staat.
Bij -deze woorden gaf hij een wenk
aan den huismeester, die zich verwij.
derde, en spoedig een statigen jongen
man binnenleidde.
Achter hen sloot hij de deur, en
vatte zelf daarvoor post, opdat niets
de vergadering zou kunnen storen.
De binnentredende was de jongste
en knapste der vorstelijke broeders.
Hij was ongeveer 25 jaar, slank en
lenig, het edel gevormde gelaat, met
de lachende donkere oogen, werd
door de lange bruine lokken van den
weeaderigen haardos omlijst, terwijl
baard en snor van dezelfde kleur zijn
mannelijk voorkomen verhoogden.
Met fiinken pas liep hertog Georg
de zaal door, tot hij aan de varhoo-
ging was gekomen, waarvoor hij, na
voor zijn oudere broeders een bui
ging gemaakt te hebben, bleef staan.
in naam van den dood en helle
ven heeft men ruij geroepen, sprak
hij met zijn tuide, welklinkende stem,
ik wacht wat gij mij te zeggen hebt.
Hertog Chrisua&n stond op.
in beider naam, Georg voa Lü
neburg, spreek ik tot u in dit plechti
ge uur, ui den naam van hertog W11-
ii^im en zyn oudsten zoon, die beideu
zijn Heengegaan, onzen vader en on
zen broeder, en in naam van onze
broeders, hier aanwezig, heet ik u
welkom en zijn wij bereid u in ons
midden als meerderjarige op te ne
men. Gij treedt in axie rechten van de
zonen van hertog Wilhelm, maar ook
in alle juichten, plichten die van een
jong, warmvoelend hart, zware offers
eischen.
ben oogenblik vertoonde zich een
Irtchte schrik op het gelaat van den
jongen man, maar het hoofd fier in
oen nek werpend, sprak hij:
leder geiuk wil zijn prijs, ik
weet de heden verkregen rechten
hoog genoeg te houden, om, wanneer
ze eon offer eischen, dit te brengen.
Voor de eer van onzen naam en
het welzijn van het vaderland, zult
gij een offer moeten brengen, zei
hertog Christiaan ernstig, dat heb
ben wij ook gedaan. Hertog Wilhelm
onze dierbare overleden vader, liet
ons gij waart nog te Jong bij zijn
dood beioven, het land niet te zuilen
vermtijpperen. En om zijn wil, dien wij
tot den onzen gemaakt hebben, zult
gij ook heden ons die belofte doen.
Onze belofte is deze
,,ln de eerste l'nie gaat de regee
rende macht steeds over op den oud
sten erfgenaam, die krachtens zijn
geboorte in die rechten treedt. Zijt
gij bereid u ook in die voorwaarde te
schikken
Ja, dat wil ik, riep Georg snel,
de wil mijns vaders Is mij beilLg.
Maar veroorloof mij u te vragen
Wij zijn het daarmee eens, maar zul
len onze kinderen het ook zijn
Nu trad de grijze huismeester voor.
uit, die tot heden stil bij de deur had
gestaan, haalde een met een groot ze
gel voorzien perkament uit den zak
van zijn ambtsgewaad, en reide, ter.
wijl hij het op de tafel uitspreidde
Die vraag hebben uwe broeders
zich ook gesteld, Edele heer, en daar
om hebben zij besloten, teneinde de
erfopvolging nog vaster te grondves
ten, dat slechts een van u allen, door
het lot te beslissen, met zijn nage
slacht het recht van erfopvolging ver
krijgt. Zes namen, ging hij voort, op
het perkament wijzend, staan er
reeds op. Uw naam, hertog Georg zal
de zevende zijn.
Daarop bood hij den hertog een
ganzeveer-jien aan.
Besluiteloos bleef de jonge hertog
een oogenblik staan, hij was bleek ge
worden, en een inwendige ontroering
stond op zijn gelaat te lezen.
Hertog August stond van zijn zetel
op, hij was de liefste en meest ver
trouwde broeder van hertog Georg,
en trad op den twijfelende toe; ter
wijl hij hem de hand op den schou
der legde, sprak hij
ZooaJs gij heden, hebben ook wij
geaarzeld, vuor wij onzen naam op
het perkament gezet hebben.
Eindelijk hebben ook wij toegege
ven, om de eer van ons geslacht en
het geluk van ons vaderland, endaar.
om zult gij het ook doen. Het huwe
lijk wordt ons niet verboden, zooals
gij misschien denkt, wie van ons wil,
kan trouwen maar de kinderen
uit het huwelijk van den erfgenaam,
moeten een moeder van vorstelij ken
bloede hebben.
Onder deze woorden had het ge
laat van Georg een sombere uitdruk
king gekregen.
Nu, zeide hij, ik vertrouw op
mijn goéd gesternte, bij het geluk of
toevalspel heb ik nog nooit succes ge
had, ais het geluk mij nu maar weer
in den steek laat, haal ik er vast den
kogel niet uit, die mij zal dwingen
een vrouw van Yorstehjken bloede le
huwen Ja, ging hij voort, tot lieden
heb ik mijn geheim voor mij gehou
den, maar nu zal ik het er tellen:
Zoo, heb je je hart in den vreem
de gelaten vroeg August deelne
mend.
Neen, antwoordde Georg, jonk
vrouw Lora, de nicht van den rent
meester is de uitverkorene. Om hare
schuchterheid heb ik haar mijn wa
re positie niet bekend gemaakt, eu
mij ala den stalmeester Georg voor
gesteld. Maar het is hier niet de
plaats, aan de liefde te denken, eerst
moet het lot over ons beschikken, wie
den gouden kogel zal hebbenik zal
daarom mijnen naam bij do uwen, op
het perkament zetten.
Hij deed dit, de huismeester nam
het belangrijk document weer bij
zich en sprak
Hedenavond, bij zonsondergang,
komen de vorstelijke zonen van her
tog Wilhelm hier weer bij elkaar, het
Lot zal dan onder hen beslissen, wie
In de toekomst de eer van het huis
en het geluk van het vaderland zal
hebben hoog te houden.
De hertogen stonden opdoor zijn
broeders gevolgd, verliet hertog
Christiaan de zaal, achteraan gingen
de beide broeders August en Georg.
Georg, sprak August, wij hebben
altijd met elkaar omgegaan, waren
steeds eikaars vertrouwdenlik vind
het gelukkig, dat je een vrouw naar
je hart hebt gevonden, maar Is zij je
waardig
Schoon, goed en verstandig is
zij, antwoordde Georg daarvan ben
ik overtuigd. Maar je kunt zelf oor-
deelen, hernam hij, je kunt ze zien.
Ik zal heden nog naar den Herzberg
schrijven, ik zal haar mijn liefde be
kennen en voor hedenavond een sa
menkomst met haar vragen. Wilt gij
haar dit schrijven brengen Gij kuut
haar dan zelf zien en beoordeelen. O,
ik hoop, dat het lot mij hedenavond
gunstig is, vreeselijk zou het zijn,
als ik mij een vorstendochter moest
kiezen. Maar laat ik nog niet vree-
zen Amor wijkt voor Fortuna, dat
heb ik reeds zoo vaak gezien en on
dervonden.
Een brief van huis, vrouw Sybil-
la, meD verwacht van ons, het zal je
spijten, van ons nichtje te moeten
scheiden.
Met deze woorden trad een bejaard
man, van gedrongen en krachtige ge
stalte, in de eenvoudige, maar vriei*
delljke huiskamer der echtgenoot©
van den rentmeester van hel «lot
Herzberg.
De slotbewaarder was reed» lan
gen tijd bedlegerig en moest daarom
de functies door zijné energieke eega
laten verrichten, die het flinke
vrouwtje dan ook met ernst en toe
wijding vervulde. Een wolk trok over
haar gezicht, toen zij dit hoorde, wij
hebben heerlijke dagen met het meis
je geliad en zij heeft wat in de we
reld rondgekeken, wat haar voor het
volgend leven van nut kan zijn, maar
Ik vrees....
De heldere blauwe oogen van den
ouden Simon schitterden.
Waarom zijt ge bang, moeder
Sibylla? vroeg hij. Laat ons toch als
oude vrienden verstandig praten. Ik
geloof, dat wij beiden dezelfde vrees
koesteren.
Zoo, hebt gij daaraan ook ge
dacht? vroeg moeder Sibylla. De hel
dere zuivere lucht heeft haar goed
gedaan, als een roo6 is zij ontloken,
maar zij schijnt een geheim als van
een slide, nopeiooze liefde te" heb
ban
Ik geloof, dat gij gelijk hebt, Si
bylla, hebt gij haar nauwkeurig ga
degeslagen wanneer jonker Georg
hier was? Maar stil, ik hoor onze
lieveling, ik ffa weg, misschien, dat
zij nu zij deze streek spoedig verlaat,
u nog in hei geheim- neemt.
Simon verliet door een zijdeur het
vertrek, waardoor hel jonge meisje
een oogenblik later binnentrad. Het
was een lieflijke verschijn mg, een
jonkvrouw, tot vrouw gerijpt, bij wie
de ernst op het gelaat te lezen stom..'
De oude Simon was zooeven
hier, niet waar tante? Hij vertelde
mij dat het uurtje van scheiden spoe
dig zal slaan, het spijt p-lj vreeselijk,
de dagen, hier op den ILczbeigdooi
gebracht, zullen mij steeds bijblijven.
De aangesprokene greep de hand
van liet j.oige meisje, en keek haar
vast 111 de oogen.
Gezond au gesterkt jjaat gij van
hier, maar de vrede voov het hart»
neemt gij dien ook mee? Vergeef mij,
als ik met m'n zorgen voor je onbe
scheiden ben, Lora ik kan niet
zwijgen, het is mij of een verwijt mii
treft, dat ik niet eerder wiet je ge
sproken heb. Onvergetelijk zullen Je
de dagen blijven hier op den Herz
berg doorgebracht, Lorj, maar ik
vrees, dat ook een ander...
Rustig had het meisje geluisterd,
zij had met gebloosd en <«en rustig
keken de donkere oogen de moederlij
ke vriend 'u aan.
Wat heb ik u meer t» iertelleu,
moeder Sibylla, dan heigeen gij
reeds weet. U denkt aan jonker
Georg, wat ik voor hem ben, weet ik
niet, maar ik ben hem van harte ge
negen en mocht de toekomst mij een
echtgenoot toegedacht hebbe. dan
wensch ik hem, zooals de goede jon
ker Georg.
De komst van den ouden Simon on
derbrak het gesprek.
Vergeef mij als ik u stoor, een
ruiter is zoo juist in den tuin af ge»
stegen en vraagt, naar jonkvrouw
Lora, om liaar een gewichtigen brief
te geven. Wat zal ik hem zeggen?
hen oogenblik twijfelde het jonge
meisjetoen zei ze
Breng hem hier, Simon, ik wil
den brief lezen, gij blijft ook in de
kamer.
Eenige oogenblik ken later trad her
tog August, in eenvoudig rijcostuum,
de kamer binnen. Vorschend, vol ver
wachting zocht zijn blik het jonge
meisje, dat dien blik rustig doorstond
en vragend op hem toetrad.
Van mijn besten vriend, zeide de
hertog, door jonker Georg ben ik
naai' de Lieftallige nicht van den slot
bewaarder gezonden, om u, jonk
vrouw Lo.ra, eigenhandig dii schrij
ven te gev*n, en uw antwoord te ver.
nemen.
Kalm, zonder eenige ontroering,
nam het jonge meisje bet briefje aan.
Een vluchtig rood kleurde haar wan
gen bij het lezen en een trek van
weemoed trok over het fijne gezichtje.
Uw vriend vraagt mij een onder
houd, zoo wendde zij zich tot den
brenger, die haar vol bewondering
aanstaarde, hij voorkomt mijn
wi0*chook ik wil hem spreken. De
ze £veide oude getrouwen mogen er
getest van zijn, en ook u verzoek ik,
als <|f beste vriend van jonker Georg,
mee u» komen. Hedenavond om 9 uur
zal ik hem aan den voet van den berg
wachten
Toen het zeven uur sloeg, verza
melden de broeders zich in de zaal.
Een gedempt licht viel op de tafel,
waarop een urn stond, waarin de 5
zilveren en één gouden kogel zich be
vonden. leder der broeders, te begin
nen met hertog Christiaan, trad op
de verhoging toe en haalt een kogel
uit de urn. De gouden kogel was de
laatst©de jongste dor broeders dus
door het lot aangewezen, een vrouw
van vorstelijken bloede te huwen en
stichter van een nieuw geslacht te
worden 1
Toen de torenklok negen sloeg
stond aan den voet v&n den berg het
jonge meisje te wachten. Op 'n bank
zat vrouw Sybiila, met den oudeD
Simon. Beiden sloegen het jonge
meisje met een teedere bezorgdheid
gade, zou het geluk voor haar zijn
weggelegd
Daar weerklonk paardengetrappel
door de stille avondlucht, en twee
ruitere, In donkere mantels gehuld,
draaiden op het kasteel toe. Het
scheen, dat zij de wachtenden had
den gezien, want zij stapten af, bon
den de j>aarden met de teugels aan
een boom en trader op het jonge
meisje toe, dat hoog opgericht, rus
tig hun komst scheen te verbeiden.
Georg trachtte zijn ontroering te
verbergen, zwaar leunde hij op den
arm van zijn broeder.
August, fluisterde hij toonloos,
zeg jij het haar, ik kan het niet.
Maar dit was onnoodig. Lora
scheen reeds allee begrepen le heb
ben, en wilde hem voorkomem.
Jonker Georg, begon zij, ik hej)
u gevraagd hier te komen, om in het
byzijn dezer getuigen u mijn ant
woord te geven. Ik heb u ala
trouw en eerlijk vriend leereu ken
nen en u daardoor lief gekregen, ook
gij hebt mij lief, en nu zijt gij geko
men om de hand van de jonkvrouw
Lora te vragen, niet waar
Georg maakte met het hoofd een
toestemmende beweging.
Ook ik, hernam Lora diep bewo
gen, zou u gaarne een toestemmend
antwoord gegeven hebben, als ik al
leen de inspraak van mijn hart mocht
volgen. Dit i6 echter met zoo. Ja,
mij Q vv -tónd, Lk moet het zeggen, hoe
pijnlijk het ook voor mij iselkaar
Liefhebben en achten mogen wij,
maar toebehooren niet, zooals hét
steeds gaat met hen, die
zijn, eon troon te bestijgen.
Georg greep naar zijn hoofd.