BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fi.20 PER 3 MAANDEN 0F 10 CENT PER Wl-b 55. ■Rubriek voor Vrouwen Het Rijke Natuurleven De iteen van het geluk 26 Jmrgang. ZATSRDAG MAABT 1909 k 7882. DE ZATERDAGAVOND HAARLEMS DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6 IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFENa ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Voorjaarstoiletten. Op haren weg naar het heelal na- Me rt de aarde wederom de zon mist en koude, die de harde winter ons bracht, sullen weldra verdwenen zijn en wij arme menschenkinderen mo gen wederom op mooie, zonnige da- £en hopen. Hiermede doet de behoef- naar duxme kleeding zich gevoelen en is het oogenblik aangebroken, waarin we vragen „wat brengt ons d9 modie voor nieuws, ten opzichte van onze voorjaarstoiletten In geen geval staan we voor groote veranderingen, want de nouveauié's, die mevrouw mode ons dezen winter bracht, zullen in het komend seizoen behoudens enkele wijzigingen gel i&ndhaafd blijven. We zullen daarom eerst het voor- jaarscostuum behandelen, dat voor elke vrouw onontbeerlijk is. Nu dient het voor den overgangstijd, in den «omar aJs reistoilet en verder voor koele, triestige dagen, die ook in zomer niet zeldzaam zijn. Bij het aanschaffen van zulk een „entout-cas costuum" ga men bij- zou der voorzichtig te werk, om geen misgreep te doen. Paletots worden half lang en In drie kwart lengte gedragen zij die op het korte tailleur-model gesteld zijn, kunnen dit e.eneens kiezen, al» ze teii minste geen aanspraak op bet allernieuwste willen maken. De meest geliefkoosde mantelmaat is die, welLe tot aan de knieën reikt. De en'pire-vorm met verkorte taille- lijn, verdwijnt allengs van het too- neel. Do nieuwe modellen zijn zoo wel vóór als achter half aangesloten., zoodat de ruggen zonder naacl wor den ingericht. Deze. vorm geeft aan de mode van het seizoen zijn eigen aardig cachet, zoodat wanneer er van «en nieuw moclel sprake is, men slechts heeft te Letten op een breeden rugvorm Ook de sluiting van de mantels heeft iets eigenaardigs, daar de meeste sluitingen als 't ware een driehoek vormen. Over de kragen is me.i het nog niet recht eens, sommi ge huizen brengen den omliggenden kraag, met groote of kleinere revers, terwijl andere den Stuart-kraag lan- ceeren. De mouwen zijn zonder uitzonde ring lang en worden glad In het arm- git genaaid. Zeer karakteristiek bij de costuummantels is de knoopen- gameering, die deze met de rokken gemeen heeft. De knoopengarneering t9 trouwens reeds sedert den vorigen zcmer een geliefkoosde garneering, doch nu wordt ze meer methodisch toegepast. Aan beide zijden van het breede rugpand mag de dubbele rij knoopen evenmin ontbreken, als aan den voor kant en Aan weerszijden van het arpipat. Ze worden steeds met blinde knoopgaten of smalle tres-omslagen Ingericht. De «ostuum-rokken zijn óf lijf rokken, waaronder men korte blou ses draagt, öf robes princesses. De modellen zijn met twee of drie banen in klokvorm gesneden, ook wel vijf- deelig en met plooien ingericht. De onbenwij'Utï varieert van 180 tot 350 c.M Alle rokmodellen moeten de heu pen glad omsluiten en naar onder wijd uitvallen. Voor deze costuums wordt fijn laken of serge gebezigd. Practische tailleur-costuums wor den van cheviotte of homespun ver vaardigd en wel in blauw, grijs of groen. Als domineerende mode-kleu ren gelden verscheidene kleuren van groen, a'.s Russisch groen, erwten- groen. olijf- en nijlgroen, en rood, als bloed- en koperrood. Ook gestreepte stoffen in smalle dessins zullen veel gedragen worden; Verder zal men nog enkele geruite stoffen opmerken. Voor modern gel den echter &ffen. gladde stoffen met platte keper. De japonrokken worderr nog steeds zor.der voering ingericht en de man tels met voering in de kleur der stof ten. De sleeprokken zullen wederom algemeen worden, waar het gekleeds toiletten betreft. De voetvrije rokken zijn uitsluitend voor ochtend- en rela toiletten. De zijden of lustra onderrokken be hooren zooveel mogelijk in de kleur der japonnen te zijn. Ze worden met een gladden band en nauw om de heupen ingerichtter hoogte van de knieën naait men een wijde volant aai., die aan den onderrand met drie smalle strookjes gegarneerd wordt De hoeden voor het komend sei zoen zijn groot van model en druk gegarneerd. De toque zal naar alle waarschijnlijkheid het meest gedra gen worden de bollen der toques zijn groot, terwijl de randen zeer willekeurig gebogen zijn. Als garnee- riiig bezigt men veel aigrettes, on gekleurde struisveeren en bloemen zeer ntevw zijn bijv. witte en zwarte ■truisveeren, die op elkander gelegd worden Ook tule in twee kleuren, sla wit en mauve kan men als mo dern garnituur beschouwen. MARIE VAN AMSTEL. DE KLEUR DER DIEREN. Een belangrijke factor in het leven kan plant en dier is de kleur, die, merkwaardig genoeg, zich zeer dik, .wijl» wijzigt en gaat aanpassen bij de omgeving of die, en dit komt vooral veel voor bij de planten, juist door scherpe contrasten plant of dier ten. goede komt. lil eeai mijner opstel ion schreef Ik reeds het een en ander over de kleur verandering vaai de zeelten en goud- visschen in ons aquarium. In de vrije natuur zijm dikwijls frappante voor beelden op te merken, die ons vaak verbazen en ons de natuur steeds meer doen beschouwen als een har monische samenwerking van ver schillende krachten. Wat de kleurwisseling betreft, er zijn van die steriotiepe voor beelden, die juist door haar algemee ns bekendh-e' 1 maar weinig meer worden geteld. Wij allen weten, dat een haas, le vende op kleigrond, donkerder is ge tint dan zijn op zandgrond levende soortgenoot. Ijsberen vallen door de witte kleur niet op en patrijzen steken op het stoppelveld niets af bij de bruingele omgeving. Van heel veel dieren is dit aanpassen echter niet zoo algemeen bekend of ten minste niet door ieder een waargenomen. Een heel merkwaardig geval kon den wij verleden jaar opmerken in den tuin van de Kweekschool. De di recteur had in een metalen kooitje een kerngezond kameleon. Voor hen die dit d.ertj© niet kennen, dient gezegd, dat het &en kleine hagedisachtige be woner van Nooxd-Afrika is. Dit d.ier is bekend om den zonderlingen vorm der pooten en de vreemde beweging der oogen, maar het is bijna ver maard door zijn wondjerlijke kleur veranderingen. In het kooitje scheen het dier vrij goed op zijn gemak te zijn en het keek ons met de groote boloogjes, die voor ee nzeer groot gedeelte door de oogleden zijn bedekt, verwonderd aan als begreep het niet-, waaraan het die groote belangstelling had te danken. Nu werd op de kooi, die overigens geheel open was, een blaadje groen papier gelegd en nog geen vijf minu ten daarna was de kleine insectenver- schal ker mooi groen gekleurd. Hetzelfde resultaat hadden wij met bruin, rood en zwart papier, maar 't merkwaardigste was de kleurwisse ling toen de kool in de zon werd ge plaatst. De tralies wierpen natuurlijk hun schaduw op rug, kop en staart van ons diertje. Nu zal het er toch wel mee verlegen zitten, welk costuum nu het beste past, dachten wij, maar het wonderdier scheen er heel kalm onder te blijven. Na eenige oogenblikkem was het bijna niet meer te zien. De huidkleur was erg licht geworden en van afstand tot afstand vertoonde" zich nu donkere strepen, juist over eenkomende met de schaduwstrepen in de omgeving van het dier. Die plot selinge overgang valt niet bij zeer veel dieren op te merken. Veel tair.ijker zijn de voorbeelden waarbij plant of dier een standvasti ge kleur heeft, en waarbij deze geheel overeenkomt met de omgeving. Heel ver behoeven wij niet eens te gaan. Onze musschen met haar wei nig opvallend aard- of zandkleurig rokje zijn van oorsprong waarschijn lijk bewoners ven Centraal-Azië, van waar ook onze graansoorten afkom stig zijn. Zij kwamen dus volkomen overeen met de omgeving, met de kleur der steppen waarin zij leefden. In Artis kunnen wij opmerken, hoe het vederkleed der kerkuilen volko men in overeenstemming is met kleur der schuilplaatsen. Daar is door den bekwamen preparateur een uilen- familie opgezet. Heel prachtig is de oorspronkelijke omgeving geïmiteerd. Een oud stuk muur, verweerd en ver grijsd met wat afgebrokkelde steenem en hier en daar wat kalk, mos en tak jes, vormt de nestplaats. De vogels vallen met hun geelgrijs gespikkeld vederkleed weinig op en duide lijk zien wij, dat de natuur deze over dag zoo hulpelooze dieren heel aardig is te hulp gekomen. Hun kleur be schut hen overdag tegen lastige aan vallen van andere dieren. Ieder, die zomers wel eens een wan deling door de duinen maakt, heeft wel eens kennis gemaakt met een plant, waarvan de bloempjes den vorm v&n kleine paardenbloemen heb ben. Het Is het Jacobs-Knnskruid. Op deze plant ilu leeft een zeer veel voor komende rups, met een opvallend ge kleurd pekje aan. Het lichaam is nL beschilderd met okerkleur ge en zwar te ringen elk ongeveer een millimeter breed. Dat geel met zwart is erg opval lend, zoodat wij hier niet aan beschut ting behoeven te denken, op de wijze, zooals dit bij de kerkuilen het geval is. Toch zijn de dieren juist dooi' die in 't oog loopende teekenxng volkomen vei Lig daar de vogels ze niet goed aandurven en de hagedissen ze meest al ongemoeid Laten. Zoo leven onze zebrarupeen daar rustig en kalm en doen heel geen moeite zich onder bladeren of bloe men verborgen te houden. Wij zien dus, dat de dierenwereld op verschillende wijzen partij trekt van kleurcontrasten of kleurovareen- komst. Nu is het waar, dat dit vaak te ver wordt gezocht. De biologen overdrijven wel eens wat. In een on zer dierkundeboeke® zien wij b.v. een koningstijger afgebeeld te midden van schaduw werpende palmen. De Lange, smalle strepen op den rug van het bloeddorstig dier worden nu verklaard ais beschuttingsmiddel, waardoor de tijger weinag opvalt en gemakkelijker de argelooze dieren Kan verschalken! Die verklaring is n wel aardig gevonden, maar of nu een dier, dat een titanenkracht paart aan een verbazingwekkende vlugheid van beweging, nu ook nog door de huids kleur zoo zeer boven zijn zwakke me deschepselen zou zijn bevoordeeld, valt te betwijfelen. Intusschen, onmogelijk is het niet en veronderstellingen brengen ons vaak op den goeden weg. Dat niet al les louter fantasie is, weet Iedere houder van postduiven. D© sterk spre kende kleuren zijn bij deze dieren be slist nadeelig en de meer opvallend gekleurde snelvliegers worden het ge makkelijkst een prooi van sperwers en valken. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer J. de H. te H. De be handeling van uw sierdennetje Arau- caria exeisa is ongeveer als volgt: In den winter moet de plant in een vofretvrij vertrek staan. De plant moet dan nieit te veel water hebben. Is de temperatuur te hoog, dan laat de araucaria de takken hangen waar door het sierlijke verdwijnt. Om de twee of drie jaar moet u de plant ver potten, terwijl u dan vooral moet zorg dragen, dat zij niet dieper In den grond komt, dan zij gestaan heeft. De grond moet bestaan uit een mengsel van veen, bladaorde en zand. De plant moet niet stoffig worden en dient om de week met lauw water te worden afgespoteai. In den zomer moet de aarde niet te droog zijn, ter wijl volle zonneschijn nadeelig werkt, K PEUSENS. Uit het Duitsch. In den H&rz. aan den straatweg naar Nordhausea, Ligt het stadje Herzberg. De streek biedt weinig interessants maar het oude slot, dat op een berg boven het stadje is gebouwd, verleent het een© vermaardheid, daar dit het stamslot is van het regeenande huis Braunswe'z—Liineburg, ©ea geslacht, dat eertijds beetemd was, de kroon van Engeland en Hannover te dra gen. Het was op een prachtigen herfst dag van liet jaar 1616, dat in den vroegen morgen in de stadsherberg bij de poort een levendige drukte heerschte. Sedert eenige dagen wa ren de vorstelijke broeders, de zes hertogen van Geile, voor een confe rentie op het slot bijeengekomen. Terwijl de straten en de markt door hun talrijke bedienden eenvroo- lijk, druk aanzien kregen, heerschte in het slotpark en in den uitersten vleugel van het slot een ernstige stil te. Hier bevond zich de lage zuilen zaal, kunstig met zeldzaam hout be werkt, terwijl de zoldering door vier pilaren van donker manner werd ge dragen. Deze zaal werd steeds voor confe renties van de naaste familieleden van dit doorluchtige geslacht ge bruikt. Op een verhooging aan hei einde der zaal, stonden een eenvoudige eikenhouten tafel, met een donker kleed bedekt, en drie stoelen, met hooge leuningen aan weerszijden. De zevende stoel, aan het hoofdeinde, die met rouwfloers omkleed was, zou ledig blijven, wegens het overlijden van hertog Ernst. Toen de torenklok van het dot ne gen sloeg, trad meester Andreas, de huis- en hofmeester van hertog Christ Laan, door een zijgang de zaal binnen De oude man was in het zwart gekleed, had zijn keten om den hals, en zijn zilveren staf in de hand alsof het een gToote plechtigheid gold, waarhij hij de waardigheid van rijn am/* moest ophouden. Onderzoekend liet hij zijn oogen door de zaal rondgaan, om nog eens te zien, of alles in orde was, voor de ontvangst van de hooge gastendan open-de hij de deur van een zijgang en riep met iu.de stem in naam van den dood en het leven noodig ik de vier hertogen van Lüneburg, de heereu August, Fried- rich, Magnus en Johannes, ter confe rentie Uit. Aisoi op dit roepen was gewacht, verschenen op hetzelfde oogenblik vier edellieden, ridderlijke figuren, in de zaal, schreden naar de voor hen bestemde zitplaatsen, om die, twee aan twee, tegenover elkaar in te nemen. De stoel, met de eenvoudig gesne den kroon bleef ledig. Deze was bestemd voor den oudste van het regeerende huis. Een oogen blik later werd ook de hoofddeur der zaal geopend en hertog Christiaan, door zijn kanselier gevolgd, trad bin nen. Na zijn plaats ingenomen te heb ben, nam de oudste broeder het woord. U broeders, zei hij met luide, klankvolle stem, behoef ik niet op hetgeen gebeuren zal, voor te berei den. Voor ons zal een ongelukkige scheiding komen, maar tot welzijn van ons dierbaar land, en tot roem en glorie van ons doorluchtig stam huis. Wij hebben reeds goedgevonden en ons onderworpen aan wat onzen jongsten broeder nog te wachten staat. Bij -deze woorden gaf hij een wenk aan den huismeester, die zich verwij. derde, en spoedig een statigen jongen man binnenleidde. Achter hen sloot hij de deur, en vatte zelf daarvoor post, opdat niets de vergadering zou kunnen storen. De binnentredende was de jongste en knapste der vorstelijke broeders. Hij was ongeveer 25 jaar, slank en lenig, het edel gevormde gelaat, met de lachende donkere oogen, werd door de lange bruine lokken van den weeaderigen haardos omlijst, terwijl baard en snor van dezelfde kleur zijn mannelijk voorkomen verhoogden. Met fiinken pas liep hertog Georg de zaal door, tot hij aan de varhoo- ging was gekomen, waarvoor hij, na voor zijn oudere broeders een bui ging gemaakt te hebben, bleef staan. in naam van den dood en helle ven heeft men ruij geroepen, sprak hij met zijn tuide, welklinkende stem, ik wacht wat gij mij te zeggen hebt. Hertog Chrisua&n stond op. in beider naam, Georg voa Lü neburg, spreek ik tot u in dit plechti ge uur, ui den naam van hertog W11- ii^im en zyn oudsten zoon, die beideu zijn Heengegaan, onzen vader en on zen broeder, en in naam van onze broeders, hier aanwezig, heet ik u welkom en zijn wij bereid u in ons midden als meerderjarige op te ne men. Gij treedt in axie rechten van de zonen van hertog Wilhelm, maar ook in alle juichten, plichten die van een jong, warmvoelend hart, zware offers eischen. ben oogenblik vertoonde zich een Irtchte schrik op het gelaat van den jongen man, maar het hoofd fier in oen nek werpend, sprak hij: leder geiuk wil zijn prijs, ik weet de heden verkregen rechten hoog genoeg te houden, om, wanneer ze eon offer eischen, dit te brengen. Voor de eer van onzen naam en het welzijn van het vaderland, zult gij een offer moeten brengen, zei hertog Christiaan ernstig, dat heb ben wij ook gedaan. Hertog Wilhelm onze dierbare overleden vader, liet ons gij waart nog te Jong bij zijn dood beioven, het land niet te zuilen vermtijpperen. En om zijn wil, dien wij tot den onzen gemaakt hebben, zult gij ook heden ons die belofte doen. Onze belofte is deze ,,ln de eerste l'nie gaat de regee rende macht steeds over op den oud sten erfgenaam, die krachtens zijn geboorte in die rechten treedt. Zijt gij bereid u ook in die voorwaarde te schikken Ja, dat wil ik, riep Georg snel, de wil mijns vaders Is mij beilLg. Maar veroorloof mij u te vragen Wij zijn het daarmee eens, maar zul len onze kinderen het ook zijn Nu trad de grijze huismeester voor. uit, die tot heden stil bij de deur had gestaan, haalde een met een groot ze gel voorzien perkament uit den zak van zijn ambtsgewaad, en reide, ter. wijl hij het op de tafel uitspreidde Die vraag hebben uwe broeders zich ook gesteld, Edele heer, en daar om hebben zij besloten, teneinde de erfopvolging nog vaster te grondves ten, dat slechts een van u allen, door het lot te beslissen, met zijn nage slacht het recht van erfopvolging ver krijgt. Zes namen, ging hij voort, op het perkament wijzend, staan er reeds op. Uw naam, hertog Georg zal de zevende zijn. Daarop bood hij den hertog een ganzeveer-jien aan. Besluiteloos bleef de jonge hertog een oogenblik staan, hij was bleek ge worden, en een inwendige ontroering stond op zijn gelaat te lezen. Hertog August stond van zijn zetel op, hij was de liefste en meest ver trouwde broeder van hertog Georg, en trad op den twijfelende toe; ter wijl hij hem de hand op den schou der legde, sprak hij ZooaJs gij heden, hebben ook wij geaarzeld, vuor wij onzen naam op het perkament gezet hebben. Eindelijk hebben ook wij toegege ven, om de eer van ons geslacht en het geluk van ons vaderland, endaar. om zult gij het ook doen. Het huwe lijk wordt ons niet verboden, zooals gij misschien denkt, wie van ons wil, kan trouwen maar de kinderen uit het huwelijk van den erfgenaam, moeten een moeder van vorstelij ken bloede hebben. Onder deze woorden had het ge laat van Georg een sombere uitdruk king gekregen. Nu, zeide hij, ik vertrouw op mijn goéd gesternte, bij het geluk of toevalspel heb ik nog nooit succes ge had, ais het geluk mij nu maar weer in den steek laat, haal ik er vast den kogel niet uit, die mij zal dwingen een vrouw van Yorstehjken bloede le huwen Ja, ging hij voort, tot lieden heb ik mijn geheim voor mij gehou den, maar nu zal ik het er tellen: Zoo, heb je je hart in den vreem de gelaten vroeg August deelne mend. Neen, antwoordde Georg, jonk vrouw Lora, de nicht van den rent meester is de uitverkorene. Om hare schuchterheid heb ik haar mijn wa re positie niet bekend gemaakt, eu mij ala den stalmeester Georg voor gesteld. Maar het is hier niet de plaats, aan de liefde te denken, eerst moet het lot over ons beschikken, wie den gouden kogel zal hebbenik zal daarom mijnen naam bij do uwen, op het perkament zetten. Hij deed dit, de huismeester nam het belangrijk document weer bij zich en sprak Hedenavond, bij zonsondergang, komen de vorstelijke zonen van her tog Wilhelm hier weer bij elkaar, het Lot zal dan onder hen beslissen, wie In de toekomst de eer van het huis en het geluk van het vaderland zal hebben hoog te houden. De hertogen stonden opdoor zijn broeders gevolgd, verliet hertog Christiaan de zaal, achteraan gingen de beide broeders August en Georg. Georg, sprak August, wij hebben altijd met elkaar omgegaan, waren steeds eikaars vertrouwdenlik vind het gelukkig, dat je een vrouw naar je hart hebt gevonden, maar Is zij je waardig Schoon, goed en verstandig is zij, antwoordde Georg daarvan ben ik overtuigd. Maar je kunt zelf oor- deelen, hernam hij, je kunt ze zien. Ik zal heden nog naar den Herzberg schrijven, ik zal haar mijn liefde be kennen en voor hedenavond een sa menkomst met haar vragen. Wilt gij haar dit schrijven brengen Gij kuut haar dan zelf zien en beoordeelen. O, ik hoop, dat het lot mij hedenavond gunstig is, vreeselijk zou het zijn, als ik mij een vorstendochter moest kiezen. Maar laat ik nog niet vree- zen Amor wijkt voor Fortuna, dat heb ik reeds zoo vaak gezien en on dervonden. Een brief van huis, vrouw Sybil- la, meD verwacht van ons, het zal je spijten, van ons nichtje te moeten scheiden. Met deze woorden trad een bejaard man, van gedrongen en krachtige ge stalte, in de eenvoudige, maar vriei* delljke huiskamer der echtgenoot© van den rentmeester van hel «lot Herzberg. De slotbewaarder was reed» lan gen tijd bedlegerig en moest daarom de functies door zijné energieke eega laten verrichten, die het flinke vrouwtje dan ook met ernst en toe wijding vervulde. Een wolk trok over haar gezicht, toen zij dit hoorde, wij hebben heerlijke dagen met het meis je geliad en zij heeft wat in de we reld rondgekeken, wat haar voor het volgend leven van nut kan zijn, maar Ik vrees.... De heldere blauwe oogen van den ouden Simon schitterden. Waarom zijt ge bang, moeder Sibylla? vroeg hij. Laat ons toch als oude vrienden verstandig praten. Ik geloof, dat wij beiden dezelfde vrees koesteren. Zoo, hebt gij daaraan ook ge dacht? vroeg moeder Sibylla. De hel dere zuivere lucht heeft haar goed gedaan, als een roo6 is zij ontloken, maar zij schijnt een geheim als van een slide, nopeiooze liefde te" heb ban Ik geloof, dat gij gelijk hebt, Si bylla, hebt gij haar nauwkeurig ga degeslagen wanneer jonker Georg hier was? Maar stil, ik hoor onze lieveling, ik ffa weg, misschien, dat zij nu zij deze streek spoedig verlaat, u nog in hei geheim- neemt. Simon verliet door een zijdeur het vertrek, waardoor hel jonge meisje een oogenblik later binnentrad. Het was een lieflijke verschijn mg, een jonkvrouw, tot vrouw gerijpt, bij wie de ernst op het gelaat te lezen stom..' De oude Simon was zooeven hier, niet waar tante? Hij vertelde mij dat het uurtje van scheiden spoe dig zal slaan, het spijt p-lj vreeselijk, de dagen, hier op den ILczbeigdooi gebracht, zullen mij steeds bijblijven. De aangesprokene greep de hand van liet j.oige meisje, en keek haar vast 111 de oogen. Gezond au gesterkt jjaat gij van hier, maar de vrede voov het hart» neemt gij dien ook mee? Vergeef mij, als ik met m'n zorgen voor je onbe scheiden ben, Lora ik kan niet zwijgen, het is mij of een verwijt mii treft, dat ik niet eerder wiet je ge sproken heb. Onvergetelijk zullen Je de dagen blijven hier op den Herz berg doorgebracht, Lorj, maar ik vrees, dat ook een ander... Rustig had het meisje geluisterd, zij had met gebloosd en <«en rustig keken de donkere oogen de moederlij ke vriend 'u aan. Wat heb ik u meer t» iertelleu, moeder Sibylla, dan heigeen gij reeds weet. U denkt aan jonker Georg, wat ik voor hem ben, weet ik niet, maar ik ben hem van harte ge negen en mocht de toekomst mij een echtgenoot toegedacht hebbe. dan wensch ik hem, zooals de goede jon ker Georg. De komst van den ouden Simon on derbrak het gesprek. Vergeef mij als ik u stoor, een ruiter is zoo juist in den tuin af ge» stegen en vraagt, naar jonkvrouw Lora, om liaar een gewichtigen brief te geven. Wat zal ik hem zeggen? hen oogenblik twijfelde het jonge meisjetoen zei ze Breng hem hier, Simon, ik wil den brief lezen, gij blijft ook in de kamer. Eenige oogenblik ken later trad her tog August, in eenvoudig rijcostuum, de kamer binnen. Vorschend, vol ver wachting zocht zijn blik het jonge meisje, dat dien blik rustig doorstond en vragend op hem toetrad. Van mijn besten vriend, zeide de hertog, door jonker Georg ben ik naai' de Lieftallige nicht van den slot bewaarder gezonden, om u, jonk vrouw Lo.ra, eigenhandig dii schrij ven te gev*n, en uw antwoord te ver. nemen. Kalm, zonder eenige ontroering, nam het jonge meisje bet briefje aan. Een vluchtig rood kleurde haar wan gen bij het lezen en een trek van weemoed trok over het fijne gezichtje. Uw vriend vraagt mij een onder houd, zoo wendde zij zich tot den brenger, die haar vol bewondering aanstaarde, hij voorkomt mijn wi0*chook ik wil hem spreken. De ze £veide oude getrouwen mogen er getest van zijn, en ook u verzoek ik, als <|f beste vriend van jonker Georg, mee u» komen. Hedenavond om 9 uur zal ik hem aan den voet van den berg wachten Toen het zeven uur sloeg, verza melden de broeders zich in de zaal. Een gedempt licht viel op de tafel, waarop een urn stond, waarin de 5 zilveren en één gouden kogel zich be vonden. leder der broeders, te begin nen met hertog Christiaan, trad op de verhoging toe en haalt een kogel uit de urn. De gouden kogel was de laatst©de jongste dor broeders dus door het lot aangewezen, een vrouw van vorstelijken bloede te huwen en stichter van een nieuw geslacht te worden 1 Toen de torenklok negen sloeg stond aan den voet v&n den berg het jonge meisje te wachten. Op 'n bank zat vrouw Sybiila, met den oudeD Simon. Beiden sloegen het jonge meisje met een teedere bezorgdheid gade, zou het geluk voor haar zijn weggelegd Daar weerklonk paardengetrappel door de stille avondlucht, en twee ruitere, In donkere mantels gehuld, draaiden op het kasteel toe. Het scheen, dat zij de wachtenden had den gezien, want zij stapten af, bon den de j>aarden met de teugels aan een boom en trader op het jonge meisje toe, dat hoog opgericht, rus tig hun komst scheen te verbeiden. Georg trachtte zijn ontroering te verbergen, zwaar leunde hij op den arm van zijn broeder. August, fluisterde hij toonloos, zeg jij het haar, ik kan het niet. Maar dit was onnoodig. Lora scheen reeds allee begrepen le heb ben, en wilde hem voorkomem. Jonker Georg, begon zij, ik hej) u gevraagd hier te komen, om in het byzijn dezer getuigen u mijn ant woord te geven. Ik heb u ala trouw en eerlijk vriend leereu ken nen en u daardoor lief gekregen, ook gij hebt mij lief, en nu zijt gij geko men om de hand van de jonkvrouw Lora te vragen, niet waar Georg maakte met het hoofd een toestemmende beweging. Ook ik, hernam Lora diep bewo gen, zou u gaarne een toestemmend antwoord gegeven hebben, als ik al leen de inspraak van mijn hart mocht volgen. Dit i6 echter met zoo. Ja, mij Q vv -tónd, Lk moet het zeggen, hoe pijnlijk het ook voor mij iselkaar Liefhebben en achten mogen wij, maar toebehooren niet, zooals hét steeds gaat met hen, die zijn, eon troon te bestijgen. Georg greep naar zijn hoofd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 23