HAARLEM'S DAGBLAD. TWEESS..?1^',,
In stormachtige Tijden.
Stadsnieuws
FEUILLETON
B. en W. en de Kermis.
Oaliijk men weet zijn er bil den
jlaod adressen Ingediend, ter afschaf
fing van de kermis. Daartoe stookten
<lo adressen van de Vereeniging ter
phiOTbLging der belangen Van jonge
meisjes, de afdeeMng Haarlem van de
■Nationale Chrisrtem- Geheel-ontbou-
dea-svereeniiiginig-, de kerkeradleai van
4© Gereformeerde kerk A.; B. en C.,
de Vereen ig'lng Christelijk Tehuis
voor militairen, de Vereeniging ter
verbreiding der waarheid, denkerke-
j-aad der Evang. Lutih. gemeente, den
bij zonderen kerkeraod der Herv.
gemeente, da Ofd. Haarlem Van den
Ned. Chrlsrt. Geheel-onthoudersbond
de Stads Evangelisatie ,,Jeruèi", de
Haarl. Jongeilngsvereenigtng Pred.
12, vers la, de St. Martha, vereent
ging tot bescherming van meisjes, en
82 neringdoenden.
De Vereeniging van kermisreizigers
Ons Belang zond een adres om
voor het behoud der kennis te piet
ten.
B. en W. brengen in herinnering
dat door den Raad laatstelijk op 6
Februari 1901 een beslissing genomen
is. Toen is door B. en W. breedvoerig
't voor en tegen der kermde aangege
ven, zoodat zij aoo'n uiteenzetting
thans overbodig achten. Opdat de
Raad even wei over aile gegevens zal
kunnen beschikken, leggen B. en W.
de rapporten van <jeQ commissaris
van politie en de schriftelijk kenbaar
gemaakte meeningen van den hoofd
inspecteur, den ad j unct-hoof di nspec
teur en de inspecteurs van politie
>ver.
Omtrent het uiit te brengen advies
bestoud in het college van B. en W.
geen eenstemmigheid. De meerder
heid was van meening, dat een deel
jan de adressanten nl. de Raden
van de Gereformeerde Kerken Haar
lem A B en C, die van de Evang. Ge
meente, eu de Bijzondere Kerkeraad
r Ned. Hervormde Gemeente in
hun verzoek niet-ontvankelijk moes
ten worden verklaard met het oog op
art. 8, 4e lid, der Grondwet; het A1-
of niet-voortbestaan van de kermis
werd door de meerderheid geacht
niet een onderwerp te zijn dat tot
den bepaalden werkkring dier
Kerken behoorde.
Die meerderheid was voorts van
oordeel, dat het nemen van een be
sluit tot afschaffing van de kermis
niet noodiig en ook niet wenschelijk
was, waarom zij wilde advlseeiren op
de verzoeken van de overige adres
santen afwijzend te beschikken en
daarvan médedeeling te doen aan
den adressant Joh. Coppejans
Bijlagen F en Z, ala houdende
slechts betuiging van instemming,
kunnen voor kennisgeving worden
aangenomen.
De minderheid in het College van
B. en W. daarentegen zou gaarne
zien, dat door den Raad tot afschaf-
fing van de kermis werd besloten, met
bepaling evenwel (in verband met de
samenstelling van de begrooting voor
1909), dat het besluit eerst in werking
zou treden op 1 Augustus 1910.
HET ADVIES VAN B. EN W«
Derhalve stellen B. en W. voor
Do Raden der Gereformeerde Ker
ken Haarlem A, B en C, dien van de
Evangelisch-Luthersche Gemeente en
den Bijzonderen Kerkeraad der Ne-
derduiitsch-Hervormde Gemeente, in
gevolge art. 8, 4e lid der Grondwet
niet-ontvankelijk te verklaren in hun
verzoek om afschaffing van de kermla
of jaarmarkt in deze gemeente
Het adres van het Bestuur van de
Evangelisatie „Jeruel" en dat van
de Afdeeiing Haarlem van het Neder
land sch Werkliedenverbond „Patri
monium", ais houdende eene adhae-
sie-betuiglng, voor kennisgeving aan
te nemen;
Afwijzend te beschikken op de ove
rige verzoekschriften, aan het hoofd
dezes genoemd, voorzoover zij de af
schaffing van de kennis of jaarmarkt
beoogen en
Aan den adressant Joh. Coppejans
te Edam, hiervorengenoemd, van dit
besluit mededeeiling te doen.
DE ADRESSEN TOT AF-
SCHAFFING.
"Uit de bovenbedoelde adressen ont-
leenen wij:
De Vrouwenbond ter verhoog ling
van het zedelijk bewustzijn, afd.
Haarlem en Omstreken protesteeren
nogmaals met kracht en ernst tegen
de Instandhouding der kermis. Zij
vestigen de aandacht op het hoogst
verderfelijke van deze verouderde in
stelling. Dronkenschap en zedeloos
heid worden er In hooge mate, door
in de hand gewerkt, en speciaal het
feit, dat zeer jonge Lieden, meisjes en
jongens tusschen 15 au 18 jaar avond
op avond de kermis opgaan om daar
na den nacht op onbeschrijfelijke wij
ze door te brengen, dient ernstig an
der de oogen te worden gezien. Moe
ders klagen or over dat zij haar doch
ters niet thuis kunnen houden en»,
dat de gevolgen van deze bandeloos
heid niet meer zooals weleer, met cij
fers zijn aan te toonen, vindt zijn
oorzaak In de vete middelen die het
nieuw malthusianisme biedt: dit
reeds zoude op zich zelf een sterk
argument zijn om een einde te ma
ken aan dien tijd van onzedelijke ver
leiding en ellende: en dan kunnen er
nog honderden voorbeelden i
voerd worden van de diepe armoede
en achteruitgang in gezinnen, de na
sleep van die week waarin roekeloos
heid en verkwisting zelfs het noodig-
ste doet verdwijnen.
In gelijken geeet schrijven bestuur-
deressen der Vereeniging ter beharti
ging der belangen van jonge Meisjes,
afd. Haarlem.
De Nationale Christen Geheelont
houders Vereeniging afdeeiing Haar
lem, schrijft, dat zij met dankbaar
heid beeft kennis genomen van het
feit dat het onlangs in den Raad is
uitgesproken dat „de drankduivel is
het ding dat het meest bijdraagt tot
de onzedelijkheid en losbandigheid,
waartegen de gemeente behoort te
strijden;"
dat de waarheid van deze uitspraak
nooit beter gestaafd wordt dan ten
tijde van de HaarLemsche kennis, om
dat er een zeer nauw verband bestaat
tusschen kermis en drank, en een
kermis met verbod van drankverkoop,
spoedig zijn natuurlijken dood zou
sterven;
dat het duidelijk is, dat, waar de
meeste, zoo niet alle neringdoenden
meer schade dan voordeel van de ker
mis hebben en alleen de vergunning
houders de karmiaweek hun beste
week van het jaar noemen, er dan
ook geen tijd is die zoozeer tot onze
delijkheid en losbandigheid aanlei
ding geeft, als juist de tijd van de
kermis;
dat dan ook de arbeid der drankbe
strijders een machtigen steun zou
ondervinden, wanneer zij niet tel
kens, wat vaak met groots moeite en
geduid bij dranklijders schijnt ge
wonnen te zijn, totaal zagen vernie
tigd soms in één enkelen kermisnacht;
dat de Raad toch niet in de mee
ning kan verkeeren, dat de kermis
een middel is om in de gemeente
volksopvoeding of volksbeschaving,
volkswelvaart of volksgezondheid aan
te kweeken of om pauperisme en
werkloosheid te bestrijden.
Het Bestuur van de Vereeniging
Christelijk Tehuis voor Militairen te
Haarlem heeft al veel jaren de onder
vinding opgedaan dat de kermistijd
een vrijbrief schijnt te geven voor on
zedelijkheid van allerlei aard. En het
is niet omdat ons Bestuur den Jon
gen menschen geen genot gunt, maar
juist omdat het een hooger genot
gunt, dat het dit verzoek doet. De
mensch staat naar zijn oordeel te
hoog dan dat hem genietingen bereid
mogen warden als iedere kermistijd
schenkt.
Het bestuur van de afd. Haarlem
van den Ned. Christ. Geheel Onthou
der sbond verheugt zich over de indie
ning van verzoekschriften om af
schaffing van de kermis. Zij acht het
overbodig, bij de in de bedoelde re
quested aangegeven gronden en be
weegredenen andere te voegen.
Het bestuur van de Stads Evange
lisatie Jéruël te Haarlem volstaat met
een adhaesiebetuiging, evenals de
voorzatter en secretaris der Haarlem
sche Jongeiingsvereeni ging Pred. 12
la-
Het bestuur der St. Martha Veree
niging afdeeiing Haarlem der R. K.
Centrale vereeniging tot bescherming
van
van meisjes, oordeelt de kermis een I mis voor genoemde menschanteeren-
ontaarding en verbastering van een de neigingen immers nog gelegenheid
volksvermaak, dat op zichzelf on-1 te overblijft „en moet dan nu een zoo
schuldig zijn kon; maar in werkelijk- overoud gebruik, een feest voor kinde-
bedd verlaagd is tot eene openbare ren en hunne ouders, welke zich door
hun maatschappelijke positie geen
hooger genot kunnen veroorloven, en
daarom al reikhalzend uitzien naar
die week, zoo maar in eens worden
afgeschaft?" vraagt schrijver. En gaat
don verder: „Dat zou hard zijn voor
genoemden, hard voor vele op zware
lasten zittende neringdoenden, niet
minder hard voor adressant en zijn
vakgenootem, die jaarlijks voor meer
dan 40.000 monden moeten trachten
het dagelijksch brood te vredienen".
Adressant meent dat van hun kaart
allee wordt gedaan om de kermis te
veredelen, da politierapporten om
trent de verloopen dar kermissen,
luiden gunstiger dan voorheen wel
een bewijs van vooruitgang in zeden,
Naar aanleiding van het aange
voerde verzoekt adressant afwijzend
op de adressen te willen beschikken.
aanmoediging en vergoelijking
drankmisbruik en zedeloosheid.
Dat daar meer en meer het aanko
mend geslacht zich van alle banden
van welvoegeJijkhedd en zedigheid
ontslagen acht; en dat daardoor dam
ook, tall ooze jongeJiledien zedelijk
ten gronde gaan.
Dat zij van meaning is, dat het te
gengaan van zedelijke verwildering
toch ook een voorwerp van nauwlet
tende zorg is voor de gestelde over
heid.
Dat zij van meaning is; dat geheele
afschaffing der jaarlljksche kerm ie
het eemg afdoend middel zal zijn te
gen het aangeduide euvel.
P. Hees, Frankenstraat8, en 81 an
deren, alle neringdoenden binnen de
gemeente, geven in hun adres de ver
zekering, dat voor hen de kermis
niets dan schade oplevert door den
veel geringeren omzet hunner artike
len, en door veler nalatigheid in het
betalen tijdens en na de kermis en
dat zij daarom verzoeken, in het be
lang van vele handeldrijvende bur
gers van Haarlem, over te willen
gaan tot de afschaffing der kermis.
De Kerkeraad der Gereformeerde
Kerk (A) GecL Oude Gracht, acht zich
geroepen, behalve tot hetgeen meer
onmiddellijk tot zijn taak behoort,
ook naar zijn vermogen te waken
voor de zedelijke belangen van onze
stad en hare inwoners en te getuigen
tegen alles wat die belangen zou kun
nen schaden;
dat dit laatste naar zijn overtuiging
in hooge mate geschiedt door de
kermis, die hier nog elk jaar gehou
den wordt;
dat het toch vaststaat dat deze tot
allerlei uitspattingen aanleiding geeft
en dientengevolge ellende brengt over
vele personen en gezinnen, zoowel In
zedelijk als in stoffelijk opzicht;
dat hij van meening is, dat de over
heid door dergelijke gelegenheden toe
te laten en te bevorderen mede-ver
antwoordelijk is voor het kwaad dat
daaruit voortvloeit.
In gelijken zin adresseert de ker
keraad der gereformeerde kerk van
Haarlem C.
De Vereeniging ter Verbreiding der
Waarheid te Haarlem grondt haar
verzoek o.m. in de steeds toenemende
bandeloosheid van het opkomend ge
slacht, wier optreden in onze stad
steeds ruwer en ergelijker wordt en
die zich in het geheim, zoowel ook
openhaar door en ten tijde der Ker
mis het heftigst openbaart.
De Kerkeraad der Evangelisoh-Lu-
therache gemeente te Haarlem oor
deelt, dat de financieels voordeelen
van enkelen niet opwegen tegen de
moreels nadoelen, in de kermistijd
aan vele gezinnen berokkend. Gele
genheden tot ontspanning zijn er het
gansche jaar door voor oud en jong:
ook van 1 ontnemen van gepaste
vreugde is dus geen sprake.
Als Bestuurder van een Kerkge
nootschap laat de Kerkeraad alle an
dere dan zedelijk-godsdienstige mo
tieven buiten beschouwing.
De Bijzondere kerkeraad der Ned.
Herv. Gemeente te Haarlem, meent,
dat door afschaffing dar kermis velen
zullen worden verblijd en dat daar
door mede de openbare en heimelijke
tuchteloosheid zal worden beperkt.
Ook de kerkeraad der Gereformeer
de kerk te Haarlem, B., afdeeiing
Klein Heiligland wijst o.m. op da
toenemende bandeloosheid dier aanko
mende jongelinschap, wier optreden
in onze stad bij toeneming ruw en er
gerlijk ia
EEN ADRES TOT BEHOUD.
Johan Coppejans te Edam schrijft
in zijn kwaliteit van Secret, van den
Nederl. Bond van Kermisvakgenooten
„Ons Belang", dat hij met leedwezen
heeft kennis genomen, dat adressen
zijn Ingekomen met verzoek de jaar-
li j-ksche kermis te willen afschaffen.
Omtrent de aartleiding tot losbandig
heid en onzedelijkheid merkt hij op,
dat in de 51 weken buiten die der ker-
B. en W. hebben bij de Politie-au-
toriteiten inJichtngen ingewonnen.
HET ADVIES VAN DEN COMMIS
SARIS VAN POLITIE.
De Commissaris, de heer Van Goor,
schrijft naar aanleiding van het adres
van den Vrouwenbond ter verhooging
van het zedelijk bewustzijn afdeeiing
Haarlem en omstreken, dat aangezien
van voldoende bekendheid kan wor
den geacht de wijze, waarop de ker
mis alhier gevierd wordt, het hem
niet noodzakelijk is voorgekomen
daarover in den brieede uit te weiden,
dat hij echter, ten einde het weer
zinwekkende wat een kermis te aan
schouwen geeft, nog duidelijker te
doen uitkomen door den hoofd- er
adjunct-hoofdinspecteur en de inspec
teurs van politie ieder voor zich eeaie
nota heeft doen opmaken betreffende
de Haarlemsche kermis.
„De kermis is verouderd en in on
bruik geraakt, schrijft de heer Van
Goor, van hetgeen zij oorspronkelijk
is geweest, ia niets meer overgebleven;
de kermis van thans leidt tot bande
loosheid en onzedelijkheid, d© men
schen, die van de kermis genieten
indien van genot sprake kan zijn
zijn in die dagen schaamteloos los en
ongebonden, velen hunner worden
tijdens de kermis ten verderve geleid
en ook. verreweg de meeste ingezete
nen, wien de kermis geen financieel
voordeel aanbrengt, zijn tegen het lan
ger voortbestaan der kermis gekant.
De kermis geeft voorts storing een
onrust ki gezinnen van neringdoen
den en niet-neringdoemdenin fabrie
ken, werkplaatsen, bedrijven enz.
Vandaar dat dan ook in ander-
scheidena plaatsen, waaronder enkele
groote steden, laatstelijk te Rotter
dam, men hert noodig heeft geacht tot
afschaffing van de kermis over te
gaan.
De kermis eischt bijzondere politie-
surveillance, zeer ten nadeele van
andere stadsgedeelten.
Wel is waar zou bij een eventueele
afschaffing der kermis de gemeente
kas do pachtsommen voor standplaat
sen op het kermisterrein moeten der
ven en" zou dat bedrag op de belas-'
tingbetalenden moeten worden ver
haald, doch het voordeel, dat de ker
mis in dit opzicht oplevert, weegt in
geenen deele op tegen de groote na
deden, die zij op zoo velerlei gebied
ten gevolge heeft en mag daarom m.i.
zeker niet gelden als een bezwaar om
tot afschaffing der kermis to geraken.
De motieven, die aan het adres ten
jrondslag liggen, zijn inderdaad
geenszins overdreven en waar een
verouderd gebruik als de kermis de
onzedelijkheid bevordert, een bron is
van allerlei ongerechtigheden en el
lende en aarmoeda veroorzaakt in tal
van gezinnen zonder dat daartegen
over naar mijne bescheiden meening
eenig grondig argument kan wonden
aangevoerd, hetwelk haar bestaan
wettigt, daar ligt het z. i. op den weg
der Overheid de kermis niet langer
te doen voortbestaan.
Vandaar dat de Commissaris advi
seert om tot afschaffing van de ker
mis te besluiten.
In nadere brieven omtrent da ande
re adressen verwijst de heer Van
Goor naar zijn eerste rapport.
De overgelegde nota's zijn de voL
gende
DE HOOFDINSPECTEUR VAN PO
LITIE, de lieer J. A. J. Nolthenius,
schrijft
„De kermie ontstaan uit kerkmis
de mis, welke gelezen werd ter inwij.
ding eener kerk en waarvan jaarlijks
op feestelijke wijze gedachtenis werd
gevierd, later ontaard of liever ver
basterd in jaarlijksche volksfeesten,
heeft m. i. geen rede van bestaan
meer.
Vroeger had het volk behoefte om
ten minste eons in het jaar feest te
vieren, daar men gedurende de ove
rige dagen van het jaar bijna geen
openbare feesten of vermakelijkheden
had.
Tegenwoordig is dat anders. Eiken
Zondag, ja bijna eiken dag, zijn
vermakelijkheden en feesten. Schouw
burg- en speciaiiteitenvoorstellingen,
concerten, vuurwerk, bioscope-voor-
steliingen, luchtbaiopstlj gingen, al
lerlei soorten van wedstrijden, de een
nog doller dan de ander, uitstapjes
met trein, tram en boot, optochten,
serenades enz., enz., te veel om op te
noemen, terwijl het personeel van bij
na eike fabriek of werkplaats, ja zelfs
_,<le Post", zich de weelde van
eigen muziekcorps veroorlooft, alle
maal maar om zich te vermaken.
De tegenstanders der kermis hame
ren steeds op het aambeeld „dron
kenschap" en „onzedelijkheid".
Ontegenzeggelijk wordt er met de
kermis veel sterke drank gebruikt,
komen er mishandelingen en andere
misdrijven voor en wordt er ook on
tucht gepleegd, maar dat heeft b u i-
len de kermis evengoed plaats, ziet
het getal dronkaards, dat vooral des
Zondags aan het politiebureau wordt
gebracht, het aantal aangiften van
mishandelingen, vernielingen, enz.
en het aantal misdrijven tegen de ze
den terwijl even goed ontucht wordt
gepleegd, alles buiten de kermis om.
Do leveranciers van Nieuw Maithu-
siaansche en zoogenaamde „geheime"
middelen leven werkelijk niet alleen
an de kermie, evenmin de raadgeef
sters in geheime" zaken, werksters
met een ei en koffiedik en wat dies
meer zij.
De vóórstanders der kermis beroe
pen er zich op, dat de kermis zoo
minder ruw en slecht is dan vroeger
en een ander er niet mede te maken
heeft, hoe zij feestvieren en het toch
niet aangaat dat een ander de te
genstander van de kermis hum. hei
leer misgenot onthoudt.
Die redeneering gaat m. i. ook
mank. Al slots minder ruwensleoh:
is, dan is liet nog niet bescliaafd en
góed, maar blijft ruw en slecht. Het
allerlaatste argument van de vóór
standers der kermis is juist mijn ar
gument tegen de kermis. Duizen
den ingezetenen moeten goedvinden,
niettegenstaande artikel 431 W. v. S.
dat zij tien dagen lang in hun-
nachtrust worden gestoord
menschen die des morgens vroeg
eer bij de hand moeten zijn voor
hunne betrekking, beroep of bedrijf,
met de uitoefening waarvan zij in hun
levensonderhoud en <Lat van hun ge
zinnen moeten voorzien. Niet alleen
die ingezetenen, die bij de kermis ter.
remen wonen, maar allen in de ge
meente, want overal zijn tapperijen
met een zeer luidruchtig publiek en
Dij na overal een joelende, schreeu
wende en tierende menigte op straat
en nu moeten die ingezetenen maar
goed vinden ai hunne nachtrust ge
stoord te worden, omdat anderen
goedvinden kermis te vieren en dat is
naar mijn meening niet billijk en bo
vendien als gemeld niet noodzakelijk,
omdat er buiten de kermis vermake
lijkheden te over zijn, die niet rust-
verstorend zijn.
M. i. behoort de Overheid er voor
te waken, dat door het genot(?) van
den een de rust van den ander niet
wordt gestoord, althans niet onnoo-
dig."
DE ADJUNCT-HOOFDINSPECTEUR,
de heer P. van Dom, schrijft o. m.
„Indien men de kermis waarneemt,
op een wijze zooals de politie dat
doet, die van begin tot einde dag en
nacht op haar terreinen aanwezig is
en die de kermis in alle bijzonderhe
den, gadeslaat, zal men overtuigd
zijn, dat de beschrijving van „ker
mis", zooals die in een onzer woor
denboeken voorkomt, en voorzeker
de kermis daar als van laag gehalte
wordt aangemerkt, zeer juist is.
Want wat ia de kermis en welde
Haarlemsche kermis m den tegen-
woordigen tijd?
Jaarlijks op gezet ten tijd verzamel
ien zich Lu de gemeente een menigtó
lieden, die op liet daarvoor aangewe
zen terrein hun kramen, tenten, spel
len, enz., opslaan om gedurende 8
dagen hun waren te koop aan te bie
den, of bun kunsten of voorwerpen
aan het publiek tegen betaling te»
toon te stellen.
De z.g. kermisreizigers belmoren'
voor een zeer groot gedeelte Lot de'
laagste klasse der maatschappij, hun
ne inrichtingen uitgezonderd en
kele zij-n onooglijk, armoedig en'
vuil, en hetgeen zij vertoonen is 1
bijna zonder uitzondering zóo nie-
tig, dat, indien liet publiek te voren
wist wat er te zien was, nagenoeg
niemand er ©en cent voor zou uitge*
ven. De vertoouers doen het. echter
door hun geschreeuw en door hun
reclame voorkomen alsof hetgeen zij
te zien geven tot de grootste zeld
zaamheden der wereld behoort, en
weten op die wijze het publiek té be
wegen zijne penningen te offeren. In
vele gevallen is het bedrog en niets
anders, al valt dit ook niet onder
de Strafwet.
Des daags wordt de kermis in hoofd-
zaak bezocht door kinderen en bege
leiders, doch tegen 7 uur dee namid
dags begint het publiek op te komen,
in den regel in grooten geiale en spoe
dig daarop ziet men zingende,
schreeuweirdo eu joelende menigten
over het kexmisterren hossen en
ipringen, opgewonden door drankge
bruik, do akeligste en flauwste liede-
rent?) zingende of eigenlijk gal
mende.
De lieden, die zich op die wijze op
het kermisterrein bewegen zijn hoofd
zakelijk meiden en jongens van som
tijds 13 en 14, doch meestal van 15 tot
on met 20 21 jaren. Zij zijn het,
vooral de meiden, die bijna altijd
oorzaak zijn van ongeregeldheden,
»an twisten en vechtpartijen, en zij
zijn liet ook, die der politie overlast
eroorzaken.
Onbegrijpelijk is het, hoe ouders
hunne kinderen, maar vooral hun
dochters, avond aan avond Lot laat in
den nacht op het kennisterrein kun
nen doen verblijven in gezelschap
/an de ongunstigst bekend staande
ndivlduen .Wat hiervan dan ook de
gevolgen zullen zijn, laat zich gemak
kelijk begrijpen en hetgeen hierom
trent in het otnderwerpelijk request is
aangevoerd wil mij toeschijnen in
geenen deele overdreven te zijn.
Voorts treft men des avonds op het
kermisterrein aan menschen behoo-
•ende tot den middenstand (burger
stand) en behoor end© tot de ar bel
lende klasse.
Voor laatstbedoelde categorie is de
kerm is week mede een verderfelijke
tijd. De arbeiders toch geven tijdens
de kennis uitzonderingen duarge-
aten veeJ meer geld uit dan hun
verdiensten hun veroorlooven. In den
regel hebben zij groote gezinnen te
onderhouden, en ziet eens in de klei
ne tapperijen op en nabij het kermis,
terrein, en in zoovele tenten, pano
rama's enz., men vindt daar altijd arv
headers in grooten getale. Zeker zou
den die menschen, indien het geen.
kermis was, gelegenireid hebben of
kunnen vinden hun verdiend loon te
verteren in plaats van aan te wenden
tot instandhouding van hun gezin,
maar de kermis biedt de verleiding
en is een aantrekkingspunt, en velen
van hen, die gewoon zijn een gere
geld leven te leiden, zijn dèn tegen
do verleiding niet bestand. En de el
lende door de kermis in vele gezin
nen veroorzaakt, wordt weken daarna
nog gevoeld .Ook hetgeen met betrek
king hiertoe in het request wordt ge
zegd komt mij voor niets meer te zijn
dan de waarheid.
En vraagt men mij welke verma
ken het kermisterrein biedt, dan ant
woord ik daarop .geen enkele".
Omdat het kermis is w i 1 het pu
bliek zich vermaken, althans doen
alsof het zich vermaakt, drinkt daar
om meer alcoholische dranken dan
gewoonlijk, wordt opgewonden, zingt,
schreeuwt en joelt, maar is dit ver.
maak? De kermis, zooals die thans
is, heeft geen reden van bestaan en
kan daarom m. i. ook geen bron van
vermaak zijn. De eenige zaken in den
kermistijd, die vermaak geven, zijn
de voorstellingen in den Schouwburg,
de Kroon, het Brongebouw. Kortom
de voorstellingen in de gebouwen en
de bioscoopvoorstellingen, doch ai
dat soort voorstellingen wordt bui
ten de kermis het geheele jaar door
gegeven, zoodat men ruimschoots ge-
lrgenhoid heeft daarvan, zoo men wil,
te genieten.
En dan de walgelijke tooneelen,
die men tijdens eeu kennis ziet af
spelen. Wanneer men het kermisten»
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy.
20)
Waarom Wat ter wereld hadt
Je hem te vertellen
Het meisje, dat zoo weineg gewoon
was aan leugens, had bijna onwille
keurig de waarheid laten hooren.
Ik dacht, dat hij mij kon hel
pen. daar ik heel ongerust en ter
neergeslagen was.
Ging je dan eerder naar hem,
dan naar mij zei Dérouiède op
een toon van zacht verwijt, en nog
verbaasd over deze eigenaardige op
welling van den kamt van dit meisje,
dat gewoonlijk zoo verlegen en te
ruggetrokken was.
Ik maakte mij ongerust over u,
en u zou er mij om bespot hebben.
Ik spot toch immers nooit met
ie, Anne-Mie 1 Maar waarom zou jij
ongerust maken over mij
Omdat ik u blindelings zie loe
pen op den rand van een groot ge-
Vaar, en omdat ik zie, dat u vertrou
wen stelt In menschen, die u liever
moest wantrouwen.
Hij fronste even de wenkbrauwen,
en beet zich op de lippen om een ruw
woord te onderdrukken, dat hem op
de tong kwam.
Is Sir Percy Blakeney een van
de menschen, die Ik liever moest
wantrouwen zei hij luchtig.
Neen, antwoordde zij kortaf.
Dan is er geen reden om je on
gerust te maken, lieve. Hij is de eemï-
ge van mijn vrienden, dien je nooit
intiem gekend hebL Alle anderen die
om mij heen zijn, weet je, dat je
kunt vertrouwen en liefhebben, voeg
de hij er ernstig en veel beteeken end
aan toe
Hij nam haar hand zij beefde
duidelijk van onderdrukte aandoe
ning. Zij wist, dat hij had geraden,
wat er in haar geest had plaats ge
had, en nu schaamde zij zich diep
over hetgeen zij gedaan had.
Zij was de laatste drie weken he
vig door jaloezie gekweld, maar zij
had ten minste geheel alleen gele
den niemand was het vergund ge
weest haar wond san te raken, die
vaker spot dan medelijden opwekt.
En nu kenden door haar eigen
schuld twee mannen haar geheim.
Allebei waren vriendelijk en sym
pathiek, maar Dérouiède maakte
haar verwijten en Blakeney was niet
in staat haar te helpen.
Zoo kwam zij er toe haar eigen
doden te ontleden. In een oogenblik
was zij i'cii bewust hoe kleingeestig
en laag haar gedachten, hoe doel
loos haar daden waren geweest. Op
dit oogenblik zou zij haar leven ge
geven hebben om Dérouiède de over
tuiging van haar eigen jaloezie te
ontnemen zij hoopte, dai hij ten
minste haar liefde niet geraden had.
Zij trachtte zijn gedachten te door
gronden, maar even verlicht, door de
kaarsen in de kamer van Dérouiède
aan den anderen kant, kou zij de
uitdrukking van zijn gelaat niet zien,
maar de hand, die hij haar toestak,
was warm en hartelijk.
Zij voelde, dat zij medelijden had
opgewekt en bloosde bij die gedachte
alleen. Met een haastig „goeden
nachff I" snelde zij de gang langs en
sloot zichzelf eindelijk alleen met
haar eigen gedachten in haar ka
mer op
HOOFDSTUK X.
Aanklacht.
En Juliette
Hoe hield zich deze wilde, harts
tochtelijke, romantische natuur, die
zoo heftig in tweestrijd met zichzelf
was gebracht. Zij werd door de tegen-
strijdigste gevoelens her- en der
waarts gesleurd. Aan den eenen kant
plicht, traditie, haar overleden broe
der, haar vader, en boven allee den
eed dien zij had afgelegd aan den
anderen kamt rechtvaardigheid en
eer, een geval van goed en kwaad,
van eerlijkheid en triedel ij den.
Welk een strijd in haar binnenste
Cp haar knieën vochit zij er tegen.
Zij trachtte haar herinnering het
zwegen op te leggen, trachtte dat af
schuwelijke middernachtelijk tooneel
tien jaar geleden te vergeten, het lijk
van haar broeder, de wraakzuchtige
hand van haar vader, die de hare
omklemde, terwijl hij haar smeekte,
dat te doen, waartoe hij te zwak, te
ou was.
Zijn woorden klonken haar nog in
de ooren.
En zij had die woorden hardop en
met haar eigen vrijen wil herhaald,
terwijl haar hand rustte op het hart
van haar broeder
„Ik zweer, dat ik Paul Dérouiède
„zal weten te vinden en op een of a-n-
„dere manier zijn dood zal bewerken
,,n( hem ruïneeren."
In veel oiȕchten was zij nog niet
meer dan een kind. Haar geheele
leven had zij in afzondering doorge
bracht, eeret bij haar stervenden va
der en later binnen de vier muren
van het Ursubnenklooster.
Het was waar, bet was onvermijde
lijk, omdat het zoo hard was. Hoe
harder de taak haar voorkwam, des
te meer was zij overtuigd, dat zij
haar moest volvoeren.
Zij deed niet haar beet Dérouiède
te haten. Zij wilde hem koel en on
partijdig beoordeeleai. hij moeet al
leen gestraft worden voor de mis
daad, d'e hij tien jaar geleden be
dreven had. Haar persoonlijk gevoel
kwam bierbij niet in aanmerking.
Had Charlotte Corday rekening
gehouden met haar persoonlijke ge
voelens, toen zij met eigen hand Ma-
rat vermoordde
Juliette bleef langen tijd op haar
knieën lliggen. Zij hoorde Anne Mie
thuis komen, en de stem van Dérou
iède, die haar op de gang welkom
heette. Dat was misschien nog het
bitterste oogenblik van haar inwen-
dlgcn strijd, wani daardoor werd zij
er aan herinnerd, dat ook anderen
om hem zouden lijden, die volkomen
onschuldig waren mevrouw D»-
rou'èae en de arme, gebrekkige Anne
Mie. Zij hadden niets verkeerds ge-
daan, en toch zouden zij zoo zwaar
gestraft worden.
En toen kreeg het gezond verstand,
de menscbelijke, materieel© zijde der
ethiek even de overhand. Juliette
zou niet meer op haar knieën blijven
liggen, haar tranen drogen, zich
klaar maken om naar bed te gaan en
dan trachten alles te vergeten, om
eeu half uurtje later weer overtuigd
te zijn, dat zij haar eed getrouw
mocet blijven, wat er ook gebeuren
mochL
D-> ziel was jong en vurig en tij
vocht voor zelfverloochening, marte
laarschap en ernst* gen plichtbet
lichaam was kinderlijk en vocht voor
rust, tevredenheid en gezond ver
stand.
Het verstandige lichaam werd over
wonnen door de hartstochtelijke,
machtige ziel.
Verwijt het kind niets, want zij
was onschuldig. Zij was niets anders
dan een van de vele slachtoffers uit
dezen wreeden, krankzinnigen, ze
nuwachtiger) tijd, van dien geest van
meed oogen looze tyrunnie, die in alle
kringen was doorgedrongen.
Toen de morgen begon te dagen,
stond Juliette eindelijk uU haar knie
lend© houding op. maakte haar
brandend© oogen en heel hovfd nat,
bracht heur haar en japon in orde
en ging toeu voor de tafel zitten
schrijven.
Zij had nu als "t ware een gedaan
teverwisseling ondergaan, een Char
lotte Corday met een vooruitzicht van
martelaarschap, een mensclielijke,
lijdende dwalende ziel, die ter wille
van een idéé fixe een groote misdaad
zou begaan.
Zorgvuldig en met vaste hand
schreef zij aie aanklacht van burger-
afgevaardigde Dérouiède, die een
historisch document Is geworden en
in de kronieken van Frankrijk
wordt bewaard.
(Wordt vervolgd).