DAMRUBRIEK. wilde gaan en een arbeider meene men. Ik schreef op die advertentie en ging weg, maar tiet geen adres ach ter, iel niemand iets en veranderde mijn naam in Purvis vroeger heet te iU Waterman. In Natal zouden wij Indigo verbou wen, maar dit liep tegen, toen wer den er diamanten ontdekt em mijn meester en ik verkregen claims. Het güng one goed, tot hij op zekeren dag de koorts kreeg en spoedig stierf. Maar eerst had hij zijn claim aan mij vermaakt. Nu werkte tk maar voort, tot ik zoove>al geld bijeen had, dat tk nitet wist, wat ik er mee doen zou, maar hier hij wees op zijn borst, was zoo'n vreeselijke honger en verlangen om haar te zien en te vernemen, hoe het mijn lieve Mary ging of haar man goed voor haar was en of zij goed rond konden ko men, want, dacht ik, als dat niet het geval >s, zou je hier mooi kunnen hel pen Hij hield op en veegde zijn oogen ui* Wel, mijnheer, ik kwam weer thuis en begon te toformeerem en was niet weLnig verbaasd te verne men, dat de jonge advocaat nu Six Marldon was en mijn Mary eene Lady. Hij richtte zich trotsch op. Maar, zei ik, waarom bezoekt u se ndet ik weet zeker, dat u hun geen grooter pleizier kunt doen. Neen, antwoordde hij, ik weet, waar ik staan moet. Ik moet ze in het geloof laten, dat ik dood ben, dat is het beste. Weet u ook, of Sir William haar ooit verweten heeft, dat zij geen geld van zichzelf heeft Ik weet zeker, dat hij dat nooit doen zou. En weet u, hun zoon heet Phi- Ud Ja. dat is hun oudste. En ik heet ook Philip. De oude man zag mij met een wel gevallige uitdrukking aan. Was dat ndet mood van haar, haar zoon te noemen naar haar ouden vader, van wien zij nooit meer iets vernomen had Dat is toch een bewijs, dat zij u gaarne zouden zien Dat weet ik wel, maar een an dere zaak is, of dat goed zou zijn. Daar hebben ze bedienden, dan een grooton, deftigen bottelier, een palfre nier en een koetsier. Ook hebben ze voorname kennissen Hij schudde het hoofd. Ik ken mijn plaaos. Kijk eens, mijnheer, zei hij. Toen ik met de stoomboot hierheen kwam, was er een kerel aan boord, die scheen te begrijpen, dat Lk geld had en die met alle geweld kaart met mij wilde spe len. Het lukte hem niet. Toen werd hij op zekeren dag boos en schreeuw de hardop „Hoor eens, baas, je denkt zeker in Engeland den banjer uit t° hangen, omdat je wat geld hebt maar niemand zal je ooit voor een gentleman houden. Je spreekt en je loopt en je eet als een boer." En hebt u hem geen klap gege ven Neen, ik wist, dat het waar was. En juist omdat ik het wist, wilde ik geen hinderpaal zijn voor mijn doch ter en haar echtgenoot. Iets anders zou het geweest zijn, als zij het ar moedig hadden. Begrijpt u IV knikte. Iets inwendigs zei me, dat ik met al mijn kennis en welbespraaktheid j toch onmetelijk lager stond dan die ruwe man in al datgene, dat eigen lijk den gentleman maakt. No begrijpt u, zoo ging hij voort, dat ik er naar snakte haar te zien. En ik heb haar gezien als zij uit den schouwburg kwam, of van diners of a's zij naar de kerk ging, was ik daar ook en ik sloeg geen oog van haar af En heb tk ook haar kinde ren op mijn schoot gehad en toen ik het meisje den jongen Philip hoorde notnieii, had je me neer kunnen slaan met eert veer. Eu toch hebt u ongelijk, u ont houdt haar dat, wat haar geluk eerst volkomen zou doen zijn. Integendeel, ik zorg er voor, dat zij niet in onvoorziene moeilijkheden komt Ik weet, wat ik ben en ik weet, wat zij is. Ik zal naar Zuid-Af rik a teruggaan en daar mijn oud, grijs hoofd ter ruste leggen. Ik ben hier gelukkig genoeg geweest en nu ik haar gezien heb en weet, dat 't haar goed gaat en zij tevreden is en ge zien, za! lk nog gelnkkïeer zijn. En ten einde haar elke moeilijkheid te vermijden blijf ik weg. Góeden- nacht, mijnheer. U hebt mij uw woord gegeven er over te zwijgen. Zeker, zei ik. Weg was hij. Nu was ik In een mret'ijk parket. Sir William zou mij zeker naar den ouden Purvis vragen. Wat zou ik dan zeggen Ik besloot de Marldons te mijden tot Purvis wee iyas. Den volgenden morgen kwam hij in mijn kamer, terwijl ik zat te ontbij ten hi; legde zijn vinger tegen zijn voorboofd. Ik. hoop, dat ik u niet stoor, maar hebt u mij niet gezegd, dat Sir William Marldon waarschijnlijk wel rechter zou worden Ja, dat staal vast, en dan baron en misschien wel Lord Kanselier. Dank u, meneer, een reden te meer om te vertrekken. Ik hoop, dat ik u rwet lastig geweest ben. ik ga maar het bureau om een hut te be spraken op hel eerste stoomschip, dat naar Zuid-Afrika gaat. Zoo spoedig al Ei is niets, dat mij nog in En geland houdt. Toe' ik 's middags weer thuis kwam, liep mijn hospita, die mij blijkbaar opgewacht had, mij in de gang tegemoet, zoodra zij hoorde, dat ik den sleutel in het slot stak. Mr. Purvis heeft een ongeluk i geha' Hij is overreden en de dokter is hi- - geweest en die geeft niet veel liooo zei ze. In minder dan geen tijd was ik op d? trap en liep ik naar de kamer van de i ouden man. Hij lag in bed en zag er akelig uit. Maar zijn gelaat helderde op, toen hij me z«.g en hij stak mij zijn hand toe. I Het is anders uitgekomen, dan ik gedacht had, zei hij. Ik ben met overreden in Har ley- street, bepaald niet. I kgtog naar 't bureau van het stoomschip en dacht over dit en dat, lette niet op de druk te en zoo kwam het. En nu is 't met mij gedaan. Gelukkig ben ik nog hei ier van hoofd. Ik wasdïep bewogen 0 woord te zeggen. Ik wilde een hut gaj maar nu ga ik naar een andere hut «n dat Is ook goed. Maar nu zou lk eens graag met u spreken. U hebt toch den tijd? Zeker, mr. Purvis, ik ben geheel tot uw dienst. Dank u, mijnheer, u Is altijd vriendelijk jegens mij geweest Ik wou namelijk zeggen, dat ik, toen ik in Engeland kwam en hoorde, dat het hun goed ging, zoowat mijn geheele bezit naar de Bank gebracht heb en op haar naam laten inschrijven; ik heb alleen maar zooveel overgehou den, als ik dacht voor mijzelf noodig te hebben. Maar ziet u, mijnheer, daar weet zij niets van. Nu wemechie lk u te vragen, of u zoo vriendelijk wilt zijn, haar dat te zeggen, ais ik dood en begraven ben. Het ie een aardige som en zij beeft niu zelf een goed inkomen buiten dat van haar man. Hij zal er haar te meer om nee- pecteeren. Dat is ndet mogelijk, hij aanbidt haar. Wel, het doet lm leder geval geen kwaad en hier heb Lk een dia mant, het Is de tui verste, dien ik ge vonden heb. Laat ze dien to een bro che laten zetten of iets anders en hem dragen ter herinnering aan mij. Geef haar d en als ik dood hen. Maar Mr. Purvis, u moet, hoort u wei, u moet onder deze omstandig heden haar laten komen. Het zou haar hart breken, ais zij u niet nog eens gezien had. Denkt u? Jk ben er zeker van. Welnu, laat haar dan komen in een huurrijtuig, niet In haar eigen equipage, niet den koetsier met zijn trotsch gezicht en den wijsneus van een palfrenier. De bedienden hoeven niet te weien, dat zij haar ouden va der gaat bezoeken. Ik ga dadelijk, zei ik_ Ik wist, dat er geen tijd te verliezen was. Binnen een half uur was ik terug en de lieve Lady Marldon was bij mij met trillende lippen, en een bleek ge laat, besproeid met tranen. Zwijgend bracht ik haar naar de kamer van den ouden man; Lk opende de deur, liet haar naar binnengaan en sloot de deur weer toe. Ik denk, dat ik zoowat een kwar tier gewacht heb en het toen noodig achtte binnen te komen. Ik hoorde de voordeur open gaan en den dokter binnentreden. Ik aarzelde niet langer, draaide de kruk om en trad binnen. Zij lag op haar knieën voor het bed en haar hoofd lag op zijn borst. Zij snakte, als wilde haar hart breken, haar rechterarm had zij' om zijn hals geslagen en zijn ruwe hand lag op haar hoofd. Een gelukkige glimlach lag op het vredige gelaat van den ouden man; ik zag in een oogopslag, dat de dok ter net meer noodig was, maar dat het noodzakelijk was de lady te ver wijderen. (Hsgz.) De T®ng van Adèle. Plaats der handeling; De eetzaal der (Juincainpoix te Vincenues. Me neer en mevrouw zitten aan tafel. Meneer (met vollen mond); In één woord, Adèle, je Malaquais zijn brave menschen... Mevrouw (koud en knorrig)- Ten eerste zijn ze met „uiijn" Malaquais, en vervolgens heb lk volstrekt niets met ze uit te staan. Meneer (die den storm voelt uaoe- renj: Je hebt gelijk, liefste, groot ge lijk; ik zei dan ook niets kwaads van hen, integendeel, ik vond het brave lieden... üch, geef me even de saue aan. Mevrouw (stuursch): 0 ja, dat ken ik; wanneer men iemand wil uf breken, begint uien met te zeggen, dat liet een braaf merisch is en men voegt er dadelijk een maartje achter, dat de bedoeling heeft die persoon eens over den hekel te halen. Meneer: 0 wat een gruote woor den, lieve... Een sneed je tong? Mevrouw: Het woord „hekel" is geen groot woord, voor zoover ik weet. Meneer; Maar hier wel, want bet behoort evenals het werkwoord „afbreken" in den zin waarin jij liet gebruikt, In het volks-dialect thuis. Mevrouw: Goedl dan spreek ik maar volksdialect! Meneer ^glimlachend, om het on weer te bezweren): De groene taal, dat is zeker de uitwerking van de saus. Mevrouw vheleedigd): - Ik geloof toch, meneer, dat rnijn opvoeding minstens even goed is als de uwe! Meneer: 0, ze is oneind.g veel beier... Deze omnielette is heerlijk!... Mevrouw (woedend): Nu nog spotternij ook... Meneer (geruststellend): Wel neen... wel neen ..- och, geef me je bord even aan, dan zal ik je bedie nen. Mevrouw (bitter;Dank je. Ik heb geen trek meer!... (Stilte): O, spreek maar over dialect; zooveel is zeker, dat ik niet, zooals jij, mijn jeugd in de hallen van ia Butte ver boemeld heb. Meneer (een weinig ongeduldig): „Boemelen," lieve, is ook een van die uitdrukkingen, die in het woor denboek met pop. staan aangegeven, wat zeggen wil „populair". Mevrouw (hoor hort terugduwend) Ik ben klaar met eten. AJe je van plan bent mij de deur uit te Jagen en zoodoende bet dessert voor jou alleen te houden, ben je volkomen geslaagd. Wat je gewaardeerde lessen In bet Hollandsoh betreft, vergeet niet dat ik mijn acte heb. Meneer; Ik zal het niet vergeten, lieve. Mevrouw. Men zon ear toch aan twijfelen» (Ze begint me* haar ser vet voor de oogen te schreien). Meneer (heel zacht): Adèle. Maar Adèle... Je zenuwen zijn in de war. kindje. Mevrouw (woedend): Zoo xije de mannen nul Wanne» se tot een vrouw gezegd hebben: „Je zenuwen zijn in de war" hebben se allee ge zegd. 0, wat gelukkig dat ik mijn akte heb, mijn broodwinning, tegen den ttjd waarop je mij zonder twij fel in de steek zult laten. Mieneer i)eem weinig geraakt): Je overdrijft schromelijkl Mevrouw: Neen, het is onge hoord: mij er van te durven beschul digen dat ik een volksdialect spreek, een taaltje uit de achterbuurten! Als moeder dat eens hoorde!... (nog altijd zacht snikkend). Meneer: Maar lieve kindje, luis ter nu toch eens... Jte windt je op voor niets! Mevrouw: - Voor niets? 0, vind Jij soms dat dit niets Is?... We! nf luister: Van dit oogenblik af. tal ik geen woord In jouw tegenwoordig heid meer spreken. Geen woord! Je zult. de klank van mijn stem niet meer hoorenl Dat zweer lk je bij. bij. bij mijn lieven ouden oom! Meneer (ongerust, ter zijde): Haar erfoom! (luid): Nu, 't is weer goed, nietwaar, Adèle?... Ik vraag Je allernederigst om verschooning Wind Je toch niet zoo op. liefste Kom. laat lk Je maar eens kussen, dan is alles weer vergeten.... (Maar de „liefste" zwijgt met boos afgewend gezicht. Lange pauze, al leen afgebroken door het gaan en ko men van de me'd. die het ontbijt af neemt, terwijl meneer zijn dessert verorbert). Meneer (teeder; Ik ga vandaag langs je modisie, lieveling. Wil ik «ven aauJoopen en zeggen, dat ze je rus© japon kouieu buien Mevrouw (De meid gaat de kamer uit;. Meneer Vanavond houdt Julie's diensttijd op, nietwaar? Morgen komt onze meuwe meid. Vind je die ver andering van personeel niet vreeselijk vervelend Mevrouw r- (Julia komt &eer binnen;. Meneer- A propos, laten we vooral niet vergeten, dat juffrouw du Helder morgen jarig is. Ze beeft ons al lang gevraagd eens bij tiaar te komen... We zuilen maar gaan. vind je met Mevrouw i (Julia gaat hoestend heen om haar Lachen te verbergen;. Meneer(opsiaandi Half drie. Het is tijd om naar mijn bureau te gaan. Maar, aangezien er toch niet veel te doen is, kan ik je vanmiddag wel gezelschap houden. Vind je dat goed Mevrouw (lotaal ontmoedigd trekt meneer zijn jas aun, neemt zijn wandelsLok, zet zijn hoed op en vei trekt, na een poging te hebben gedaan, om me vrouw te kussen, evenwel vergeefs, doordat ze haar servet stijf voor haar gezicht houdt). 's Avonds doodsche stilte. Meneer leest ouder het eten zijn krant; Me- rouw bestudeert ijverig een pas ver schenen boek. Julia, die straks toch heengaai, ontziel zich niet, nu en <ht.n onbeschaamd te glimlachen, wat tiaar een versciirikkelijk standje van meneer op den hals haalt. Den volgenden ochtend komt Au gustine, de nieuwe dienstbode. Zoo lang meneer er bij is, zegt mevrouw geen stom woord tot haar of geeft haar de minste aanwijzing. Meneer moet zich dus zelf wel belasten met het onderwijs van Augustine, hoe wel het hem niet bijzonder goed af gaat. Meneer doet alle mogelijke moeite zijn vrouw weer aan 't spreken te krijgen. Hij leest haar stukken uit de krant voor, die hij weet, dat haar in- teiesseeren vergeefsche moeite. Hij stelt uitstapjes voor, bezoeken aan de operageen antwoord. Hetzelfde doodsche stilzwijgen, zoowel aan di ner als ontbijt Meneer(tot zich zelf) Drom mels, ze houdt zich goed Dat had ik nooit van haar gedacht. Het is waar achtig zoo niet langer uit te hou den i Dat moet anders worden I Stil, daar bedenk ik iets.... Na de koffie haalt meneer, met een geheimzinnig en peinzend uiterlijk, een schop uit het tuinhuis en gaat den kelder iri, na de deur goed ach ter zich op slot gedaan te hebben. Mevrouw, die hein stil heeft na ge gluurd, kijkt met een zekeren angst door het keldergut. Ze ziet dat haar man bezig is een gat te graven, als of hij iets in den grond wil stop- I*?a). Mevrouw(tot zich zelf) Wat kan hij daar toch uithalen On-lertusschen maakt meneer het gat weer dicht en verlaat den kel der Een oogenblik later gaat hij, met beitel, hamer en nijptang gewa pend, naar den zolder, steeds bespied door mevrouw, die hem vol angst en verbazing, planken en deksels ziet oplichten, zelfs onder de pannen kij ken om eindelijk alles weer op zijn plaats Lo zetten. Mevrouw (doodelijk ontsteld, tot zich zelf) Armand Is gek gewor den I... Wat moet ik beginnen? Meneer is intusschen naar den sa lon gegaan en kijkt, plat op den grond liggend, onder de canapé en achter de plano Vervólgens gaat hij naar de keuken en kijkt in den gas meter. Daarna onderzoekt MJ 3e slaapkamer, keert alles onderstebo ven, schudt zijn hoofd en zet de meu bels vervolgenj weer op hun plaat» Op t laatst maakt hij zelfs de kue- eensloopeu open en schijnt teleurge steld, als er niets dan veeree to rond vliegen. Dit is mevrouw te machtig. Armand i Armand 1 Wat doe Je toch? Meneer(zeer kalm) Ik zocht je tong, en.... (zegevierend) Ik heb haar teruggevonden I MUZIEKINSTRUMENTEN. 1. Het mooiste muziekinstrument aldus T. E. A. Koeberg in bert „Va derland" ia d« harmonica, omdai elke klank op dit harmonisch toestel een harmonie is. 2. Het meest metrische Is het draai orgel, omdat evenals bij de metrono me een slinger de maat aangeeft. 3. De piano Is het handigste instru ment vanwege de „quatre-mains". 4. Het kerkorgel is de koning der muziekinstrumenten, omdat het een ge heel e gemeente naar „zijn pijjpen kan laten zingen. B. De Yoorlooper van het orohest was de belleman. 8. De viool is een klein instrument, daarom treedt ze in een orkest in den regel „en bouquet" op. 7. De 2e viool moest eigenlijk „Vio lette" heeten, omdat ze evenals het „Maartecb viooltje" zoo bescheiden is. 8. De viola draagt haar naam, om dat haar hoogste snaar een „La" aan geeft en niet zooals bij de viool een E. 9. De violoncello is een groot soort viool, vandaar dat er minder cello's dan violen in een orkest gaan. 10. Hot bespelen van den contrabas zeer moeilijk, omdat hoe hooger de bespeler grijpt, zoo lager de tonen worden. 11. De fluit is het eenige blaasinstru ment zonder mondstuk en dat is om dat men met dan mond alleen reeds .fluiten" kan. 12. De piccolo is voor het aangeven an de hooge tonen aan de fluit. 13. De hobo is een edel instrument, omdat men van gewoon hout geen .hautbois" maken kan; daarom geeft zij ook steeds het orkest den toon aan. 14. De cor-anglas draagt zijn naam niet met eere, want „neus-hoorn" wa re beter vanwege zijn „nasaal" ge- lu'd. 15. De clarinet is een bepaald Lnstru ment omdat, haar toon zoo „klaar en net" kan zijn. 16. De bas-clarinet is de weduwe van de clarinet; als de clarinet nL niet meer kan, treurt zij diep. 17. De fagot is zoo „knorrig" van klank omdat de tonen zoolang werk hebben voor zij „de pijp uit zijn". 18. De contrafagot keert midden to haar bouw terug, vandaar de onder scheiding „contra". 19. De waldhoorn wordt genoemd naar het „woud", omdat die blaas pijp zoo gekronkeld is als het pad in' een woud kan zijn. 20. De trompet is de „militair" een der de muziekinstrumenten; nooit be gint een „strijd" zonder trompet. 21. De trombone is een zeer sterk instrument, daarom laat hij zich ,goed berommelen". 22. De tonen van de tuba zijn zeer diep, vandaar de naam „Tous-bas". 23. De pauken zijn de „domste' in strumenten, omdat het ezelsvel nog geslagen wordt na het uittreden van den eigenaar. 24. De kleine trom is een „beroerd" instrument, omdat het niet klinkt of het moet „beroerd" worden. 25. De groote trom is het „lijdzaam ste" muziekinstrument, omdat zij voor eiken toon m de „ziel" getroffen moet worden. 26. De triangel is gebrekkig, om dat de „drie angels" een vierde noo dig hebben om te kunnen klinken. 27. Het klokkenspel m een orkest ziet wel den klepel hangen, maar weet niet waar de klokken zijn 28. De voornaamste instrumenten zijn de bekkens, omdat, wanneer zij spreken, de andere Instrumenten niet verneembaar zijn. I. De tam-tam is wel het meest „tamme" muziekinstrument, omdat haar geluid zelden vernomen wordt nog wel alleen dan als er sprake is van den dood. SO. De xylophen kan slechts „te hooi en te gras' worden aangewend, daar het „bout en stroo" alleen Is voor het nabootsen van het rammelen der doodsbeenderen. 31. De harp is van het vrouwelijk geslacht, omdat ze meest door een rouw liespeeld wordt en zoo zwak en mooi 'S. 32. De ocarina is een „koud" instru ment, omdat ze van steen is. 33. De mandoline is het „gevoelig ste" muziekinstrument, omdat ze bij na altijd „tremoleert" 34. De gitaar is de „chaperonne" voor een te zwakke stem. 35. De citer is een angstig instru ment, vanwege haar „sidderenden" klank. 36. Het eenig onzichtbaar muziekin strument ls de menschel ij ke stem. 37. De stemvork ls de vork waar mede een bepaalde toon docar de stem tot zich genomen wordt. t. De doedelaak is de nar onder de HAARLEMSCHE DAMCLUB, 'Alle correspondentie, deze rubrieE betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 84. Telephoon 1543. Probleem No. 33 van den heer I. Weiss, Parijs, Zwart 1 t 3 B Wit Zwart schijven op3, 6, 7, 8, 9, 15, 17, 20 en 36 Wit schijven op24, 28, 30, 33, 37, 40, 45, 47 en 48 Oplossingen worden ingewacht uiterlijk Woensdag 24 Maart aan bo vengenoemd adres. Oplossing van probleem No. 29 van den auteurWit 32 - 27 44 - 39 21 - 16, 39 - 34, 25 1, 1 46 I Goed opgelost door mevrouw Wieg man en de hoeren R. Bouw, J Jacob- son Azn., D. G. Koning. N. J. Koster Jr., W. J. A. Matla, M. Ruig Pzn., J. F. Spanjaard, F. Th. Timmer, J. Vol de, F. M. v. d. Werff, H. A. van Abs, P. Balkenende, W. J. Balkenende, P. J. Eype, C. Serodlnl. Oplossing van Probleem No. 30 van den auteurWit 48 - 42, 23 - 19 25 3, 25, 25 36 I Goed opgelost door meivrouw Wieg man en de heeren R. Bouw, D Koning, W. J. A. Matla, N. J. Koster Zwart Jr., M. Ruig Pzn., J. F. Spanjaard, F. Th. Timmer, J. Velde, F M. v <L Werff ,H. A. van Aba, P. Balkenen de, W. J. Balkenende, P. Goidorp, P. J. Eype, C. SerodinL CAUSERIE OVER HET DAMSPEL- (Vervolg van de Rubriek 6 Febr. 1909). Wij hebben in de vorige causerie duidelijk aangetoond, dal het meer malen passeeren van dezelfde open ruit geoorloofd is en to 't minst geen afbreuk doet aan de grondregels van het spel. He* is dus on noodig dit met meer gecompliceerde voorbeelden na der uiteen te zetten. Wel zullen wij een paar stellingen laten volgen, weL ke meer ais curiositeit opgenomen worden. Wit *8 4.7 40 4S ÖU in deze stelling is het mogelijk alle stukken to één slag te slaan, zonder de schijven tijdens liet slaan weg te nemen. W el wordt meermalen de zelfde open rui* gepasseerd, maar zulks doet aan de grondregels van het sped niets af. Om alle stukken ge lijktijdig te kunnen slaan, plaatst men een witte dam op de ruit 2 of 3. Echter er zijn nog meer velden, waar van de slag kan aanvangen, en deze te zoeken ia niet onaardig voor de Zwart liefhebbers. Opmerkelijk, dat nog nimmer een stand is ontworpen kunnen worden, waarin het mogelijk is alle 2U schij ven gelijktijdig te slaan. De beroemde „van Vught" heeft hoogstwaarschijn lijk hierin wel de uiterste grens be reikt, en ons een stand nagelaten, waarin 19 schijven in één slag ge slagen worden; zie onderstaande stelling. Wit Wij zullen de eigenaardige slag- wending niet aangeven, maar deze ter ontleding den liefhebbers overla ten. Wed willen wij nog even mede- deelen, dat, om den slag volledig te kunnen doen, de witte dam op het vedd 35 moet terecht komen. Wij meenen, dat hiermede voldoen de is aangetoond, dat het dam regle ment ook in dergelijke gevallen voor ziet, en dus wijziging van de artike len 5 en 6 totaal overbodig Ls. Nog willen wij even wijzen op de slot-alinea van art. 6, waarin ver meld staat„Bij gelijk aantal stuk keu slaat men naar verkiezing met de dam of de schijf. Als stuk heefteen dam niet meer waarde dan een schijf." Wij meenen, dat voor sommige be oefenaars van het damspel, deze zin nog wel een nadere toelichting ver- eischt. Ook diegenen, die ouderge. woon to meenen, dat „damslag"' voor gaat of „damslaan gaat voor schijf- s'aan", zullen naar wij vertrouwen met déze kleine studie, weldra tot andere inzichten gebracht zijn. (Wordt vervolgd). De Hoarlemsche Damclub houdt ha re bijeenkomsten iederen Maandag avond van 8 tot 12 uur, in de boven zaal van Café Suisse. Sm edestraat 19 (ingang naast het café) Liefhebbers van het damspel zijn daar steeds wel kom. muziekinstrumenten, vandaar de naam „musette" en niet „musique." 39. De schalmei heeft zoo'n „schaap achtig" geluid, omdat zij slechts be speeld wordt als er schapen to de buurt zijn. 40. Het tarenklokspel ls de „kwar- tetmeester" van de muzLektostrumen- 4L De panfluit is het meest „na tuurlijke" instrument, omdat haar bestaan slechts -een bosje hout" ia. 42. De metronome Ls de adjunct kapelmeester. 43. De kapelmeester is het „stomste' muziekinstrument omdat hij de mees te beweging en het minste geluid voorthrengt. 44. De trambel, de misthoorn en de stoomfluit zijn de nuttigste muziek instrumenten omdat steeds als tij in werking komen angelukken kunnen worden vermeden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 12