alvast een heer had ingezeept, vrouw.
je weet het groote nieuws nog niet
Het is vrede in het land vrede in de
gansche wereld I Frankrijk heeft aan
den aardbol rust en geluk bezorgd 1
De ingezeepte, een vreemdeling, sid
derde op zijn stoel en verbleekte,
Hoe nu, mijnheer, u moet stil
zitten, anders zult ge nog gesneden
worden, zeide het magere barbiertje.
Och kom, antwoordde de vrouw
de vrede, de vrede, die ons al wel
twintig maal beloofd is en de oorlog
blijft voortduren 1
Neen, dezen keer is de tijding
echt, men zegt zelfs, dat de Keizer
vandaag te Fontainebleau terug
komt.
B;« deze woorden kon de onbekende
zich niet moer inhouden hij stond
plotseling op.
Heb nog een oogenblikje geduld,
mijnheer, zei de barbier, u bent nog
slechts aan één kant geschoren.
De vreemdeling wierp schielijk een
blik in den spiegel, om zich te overtui
gen, dat hij onmogelijk zoo heen kon
gaan, en ging weer zitten, zeggende
Nu, maar haast u dan 1
Toen het scheren was af gel oo pen,
wierp de jongeman een goudstuk op
tafel en stprmde de deur uit zonder
zelfs af te wachten, dat men hem
geld teruggaf.
Die man ziet er niet bijzonder in
zijn humeur uit, merkte de barbier op.
Dat geloof ik graag, zeide zijn
yrouw. Hij is een Engelschman I
Het oude mannetje wreef zich van
genoegen in de handen over de teleur
stelling der Engelschen en dat juist
hij het was, die een hunner het eerst
die boodschap kon mededeelen.
Daar zag hij op den grond een hrie-
ventasch, blijkbaar uit den zak van
den Engelschman gevallen. Hij nam
de portefeuille, bekeek haar van alle
kanten, maar durfde haar nog niet
openen.
Geef op, geef op riep de vrouw
en rukte hem de portefeuille uiit de
handen. We moeten zien, van wien
zij is.
Maar de brieventasch bevatte slechts
eenlge aanteekenlngen en een brief,
geschreven in een taal, die het echt
paar niet verstond. Op den brief
stond evenwel een adres Monsieur
Edward Collington, Montmartre 17,
Paris.
Ziezoo, nu we de woonplaats van
den jongen man kennen, zal Ik de
portefeuille maar dadelijk terugbren
gen. Ik loop er heen, zei de barbier.
Doe dat, man antwoordde
zijn oudje en de kleine, magere man
trippelde de deur uit.
Edward had zich zoo spoedig inoge-
lijk naar huis begeven en zat daar nu
met het hoofd in de handen, in ge
dachten verdiept Zijn angst en be
kommernis schenen toe te nemen; hij
stond op, liep gejaagd eenige malen
de kamer op en neer en bleef toen
staan voor zijn schrijftafel, waaruit
hij een dolk en een koppel pistolen
nam. Deze wapens legde hij op heit
marmeren schoorsteen.blad.
Juist werd er op de kamerdeur ge
klopt.
Wie is daar
Een vriend. Jéróme Berquin,
Rue Neuve des Petits Champs, u weet
wel, de kapper.
De jonge man deed de deur open
en de barbier trad binnen.
- Gelukkig, dat ik u thuis vind,
mijnheer, begon deze. U hebt uw por
tefeuille bij mij laten liggen, H'er
is ze
O verschrikkelijk -♦ riep de
vreemdeling verbleekend. Heb je ge
lezen wat zij inhield 7
Ik versta geen Engelsch, gaf
Jéró e Berquin ten antwoord, ontzet
over den schrik van den Engelsch
man.
De brief, de brief! terwiil Edward
dit meer riep dan zeide, had hij drif
tig de deur op slot gedraaid en was
hij voor den barbier gaan staan, om
hem den weg te versperren.
Ik bezweer u, mijnheer, dat ik
Sniets dan het opschrift heb gelezen.
Is dat waar
De vreemdeling had, terwijl hij de
ze woorden sprak, zulk een dreigen
de houding aangenomen, dat de bar
bier met toenemende ongerustheid het
oog liet rusten op de wapenen op den
schoorsteenmantel.
Maar ik zweer u....
Nu zei de Engelschman., zooveel
te beter voor u, want als het andere
was, zou het uw leven kunnen kosten.
De arme barbier, meer dood dan le
vend, herhaalde maar
Ik zweer u. ik zweer u t
Edward duwde hem terug, en zei
Ik geloof u, maar voor alle ze
kerheid zult ge hier blijven, tot ik
terug kom.
Waar gaat gij heen 7
r— Dat is u hetzelfde 7
Wanneer komt u terug?
Morgen vroeg of nooit, am
woordde de jonge man, greep zijn
hoed en zou juist de wapens ter hand
nemen, toen er weder aan de deur
geklopt werd. De barbier was al blij,
hopende op redding.
Wie daar vroeg Edward.
Tom, antwoordde een krachtige,
welluidende stem.
Edward beefde, nam den barbier bq
den arm en duwde hem in een aan
grenzend pikdonker kabinetje, hein
toef! u'sie rend
Bij het minste gerucht zijt ge een
kind des doods.
De deur ging open. Een slanke man
trad binnen. Dichte, roode wenkbrau
wen, die er als nagemaaukt uitzagen,
overschaduwden zijn gelaat. Hot,
Edward, nog alhier Heb je mijn
brief niet ontvangen vroeg hij vei-
wijtend.
Zeker antwoordde Edward.
Maar Bonaparte komt juist van
daag te Fontainebleau aan.
Ik weet het.
Er moet spoed gemaakt worden.
Zoo liggen daar uw wapenen. En van
welke denkt ge u te bedienen
Zwijg, viel Edward hein in dp
rede. Men moest ons soms hooren.
Is er dan iemand hier
Neen, maar vaak hebben de mu
ren ooren.
Ge hebt gelijk. Voorzichtigheid
boven al.
Laat ons gaan.
Edward scheen aan de hevigste on
rust ten prooi, maar hij bewoog zich
niet van de plaats.
O, ontzettend prevelde hij, Fan
ny komt maar niet
Nu, vroeg Tom, beef je
Ik denk aan mijn bruid.
Denk liever, aan uw eed een
man moet zijn eed gestand doen, of
hij is een lafaard.
Een lafaard.... Tom. arh ziit on
verbiddelijk, welnu, kom flan. I
Edward stak zij a wapenen bil rich
en verwijderde zich met zijn land
genoot.
Meester Jöróme keek eens voorzich
tig uit zijn schuilhoek en trad toen
schoorvoetend de kamer binnen. Hij
hield zich verzekerd, dat er sprake
was van een aanslag op het leven van
den Keizer. Hij wilde vluchten, maar
de deur was gesloten.
Half in onmacht ried hij In een
armstoel neer.
Eenigen tijd later hoorde hii, dat er
van buiten een sleutel in het slot werd
omgedraaid en in net volgende oogen-
blik trad een jonge, schoone dame het
vertrek binnen.
Is Edward niet hier vroeg zij
verwonderd, den vreemdeling met
verbazing opnemende.
Neen, mejuffrouw, zeide Ber
quin, die tegelijkertijd naar de deur
snelde.
Maar het meisje hield hem met bei
de handen terug.
Is hij naar Fontainebleau 7 ging
zij voort.
Ik meen ja, zuchtte de barbier,
die weder trachtte te ontsnappen.
De ongelukkige, hij zaTzich in
het verderf storten. In 's hemelsnaam,
mijnheer, ijl hem na en zie hem te
beletten, zijn verschrikkelijk opzet uit
te voeren.
Graag 1 riep Berquin. Maar hoe
Wat te doen
Gij zijt toch ©en man
Zeker, maar
Bedenk u wel, mijnheer, als gil
de misdaad niet voorkomt houdt men
u voor medeplichtig
De ongelukkige barbier viel biina
weder in een flauwte, zóó trof hem
d'e bedreiging. Eindelijk kon hij uit
brengen
Welaan, Juffrouw, ik ben gereed
laat ons gaan
Het jonge meisje nam zijn arm, en
zij haastten rich de straat op, waar
Berquin weer ruimer ademde. Zwij
gend ging hij naast de onbekende, ge
heel verdiept in een denkbeeld, dat
zich aan zijn geest opdeed.
Eindelijk hield hii stil voor een ge
bouw, waarboven de driekleur wap
perde. Op het gezicht daarvsn ver
schrikte het meisje herig.
Waar brengt vff mij vroeg zij.
Bij den commissaris van politie,
antwoordde de barbier.
Gii, ellendize. wilt gij Edward
verraden
Laat mij maar begaan, juffrouw,
en vrees niets, zeide de. redder van
zijn vaderland kordaat
Hij ging naar b'nnen het meisje
volgde hem beiden werden terstond
bij den commissaris toegelaten. De
barbier onderhield zich eenige oogan-
blikken fluisterend met hem, spoedig
daarop kwam een riituig voor, waar
in Berquin, het meisje en de commis
saris plaats namen
Naar de barrière de Fontaine
bleau 1 luidde het bevel tot den koet
sier
Daar aangekomen, stapte men ntt
en hield een wakend oog op ieder, die
van den kant van Parijs kwam. Het
meisje verkeerde in een verschrikke
lijke ongerustheid.
Daar kwamen twee jongelieden aan.
't Waren Edward en Tom, die te voet
gingen een rijtuig volgde hen op
©enigen afstand.
Daar zijn ze, riep de barbier.
Onmiddellijk ijlde de commissaris
hen achterna. Fanny kon een kreet
niet onderdrukken.
Verraad, verraad Zij zijn ver
loren
Zwijg toch, zeide de bartner, hij
is gered.
De commissaris sprak eenige oog en-
blikken met de jongelieden, en ging
daarna met hen in het rijtuig, dat
volgde. Een en ander geschiedde zon
kalm en snel, dat Fanny verbaasd
vroeg
Waar gaan zij naar toe
Naar de gevangenis.
Naar de gevangenis
Ja. maar niet voor langen tijd
Zij weten, dat het tegenwoordig den
Engelschen niet geoorloofd is, In
Frankrijk te wonen en dit is de eeni
ge reden hunner arrestatie, mejuf
frouw. Zij zullen spoedig naar Enge
land worden overgebracht
Bij dit antwoord viel Fanny voor
den kleinen barbier op de knieën, en
kuste hem de handen.
Hij onttrok zich snel aan hare dank
betuigingen en vloog als de wind naar
huis.
Jéróme vroeg zijn vrouw, waar
heb je zoo lang gezeten Ik ben doo-
delijk ongerust geweest.
De barbier hief zich trotsch uit den
armstoel op, waarin hij afgemat was
neergevallen, en zei op veelbeteeken-
den tooD
Ik heb daar zooeven mijn vader
land gered
G.N.Br/")
De nienwe robe.
Ik verzeker je, Henri, daf. ik van
avond mij uiet laat zien, als ik mijn
nieuw kleed niet thuis krijgje hadl
toch best, toen je een paar dagen ge
leden te Ltrecht waait, even hij de
modiste kunnen aanioopen.
Nu, wind je maar niet op, Betsy;
het is pas negen uur en ik kan vóél
den middag best nog even naar de
stad gaan. In 't ergste geval koop ik
je een andere robe, gemaakt, kant en
klaar. Onzin, zeg je? Kom, wees
au niet zoo dadelijk uit je humeur.
Op deze en dergelijke wijze tracht
te de lieer Dorbos zijn jonge vrouw
gerust te steil en en weer in haar hu
meur te brengen, daar zij buiten zich
zelve was door de nonchalance van
lie modiste en liet weinig doordenker
van haar man.
De toestand was trouwens hoogst
bedenkelijk. Mijnheer en mevrouw
Dorbos hadden kortelings hun nieu
we villa betrokken in het bekende
dorp, dal. zoowel wegens zijn Leerlij
ke omstreken, ais omdat het aan de
lijn gelegen is, meer en meer in trek
komt. Zij zouden dien avond daar
voor het eerst „menschen zien" —en
dan zou de vrouw des huizes z<ondei-
haar nieuw kleed verschijnen
Onmogelijk Liever den dood
En het was volslagen onmogelijk,
nu nog de partij uit te stellen, waar
voor geen enkele reden te bedenken
was.
Daarbij kwam, dat mijnheer Dor
bos er weinig op gesteld was geweest,
dat aan het voornemen, om eenige fa,
milies terug te vragen, zoodra doen
lijk gevolg gegeven werd.
Do bedreiging van Betsy, Gat zij ic
geval van ongunstig verlooperwie toi
let-aangelegenheid zich in haar bou
doir zou terugtrekken esx ongesteld
heid voorwenden, zal den lezer wat
al te kras voorkomen; maar dan
moet ik hem tot miju diep leedwezen
doen opmerken, dat hij van zulke
zaken volstrekt geen begrip heeft, en
dat absoluut het nieuwe kleed, en
geen ander, het feest luister bijzetten
moest.
Henri begreep dan ook, dai het
ernst was, en dadelijk na het ontbijt
zien wij hem zich naar het station
spoeden, om aldra door de kracht
van den stoom in de nabijheid der
plichtverzakende artist© van de naald
gebracht te worden.
Gelukkig aangekomen, besluit hij
om een gias bier te nemen, want hij
heeft in den snikheeten waggon
dor et gekregen aan het buffet staan
de, ziet hij toevallig zijn zaakwaar
nemer. Die komt regelrecht naar hem
toe
Wel, dat treft hij zonder 1 Ik was
juist van plan, naar u toe te gaan
liet huis op de Nieuwegracht, dat u
tot eiken prijs wildet koopen, is nu
voor 'n appel en 'n ei te krijgenik
heb gehoord, dat de eigenaar er zoo
spoedig mogelijk af wil. ik wilde ude
volmacht daartoe vragen, want an
ders is men on« wellicht voor....
Ah, dat ie mooi 1 riep Dorbos
verheugd uitjammer, dat ik niet
dadelijk terugkeeren kan, want hoe
eer die zaak uit de wereld is... Maar
wacht, mijne vrouw is thuis en..
Ja, ik zou de helft van den koop
prijs gaarne hebben, want het is zaak
om onverwijld van de gunstige gele
genheid gebruik te maken en het uit
de hand te koopen, op 't oogen-
blik heb ik dat bedrag niet disponibel.
Maar de volmacht kunt u toch even
teekenen.
Hm, merkte Dorbos aan, onge
duldig op zijn horloge ziende, dat
zal tijd kosten en uk.
0, dat is nietsde notaris
woont hier vlak bij ga even mee, dan
kan hij de volimackt legaliseeren en
dan begeef ik mij zonder een minuut
to verliezen naar uw villa. Want er
zijn meer liefhebbers, dat weet ik
zeker.
Zij begaven zich naar den notaris,
bij wien het benoodigd document met
de noodige omslachtigheid en lang
zaamheid wordt opgemaakt. De heer
Dorbos staat op he.?te kolen.
Intusschen is het bijna twaalf uur
geworden en de zaakwaarnemer
spoedt rich weer naar het station, om
mei üoü niKjosoguxnn- te *-eruoKh.en.
.iiuai' nog uieer i>pocd inaaül de ijve
rige ëcniviieirii, vut auur deze zaan
tc-urge urén verspeeld heeft, en al oij
zij ii oiugeluKsrge eega terug had kun
nen. wezen, ais hij den trein van el
ven gehaald had.
Urn door de tariooze voorbijganger s
niet opgehouden te worden ioopt hij
nuoden op straal, iets, uat toevallig
ooü een siaentersjongen doet, die
geen naast heelt. Daar oeideu zich ui
lijnrecht tegenovergestelde richtiug
newegea, terwijl de neer Dorbos voor
mets oogen of ooren heeft en eon
slaciitersjongen nog nooit voor een
sterveling is uit den weg gegaan is
öen botsing onvermijdelijk, ten dof
geruid, en de hoed van mijnheer
Dorbos en de pet van den jongen lig
gen naast eikander.
De verwoede vleeschliouwer geeft
in onverholen bewoordingen zijn on
genoegen over dit conflict te kennen
tot groote ergernis van onzen vriend
ontstaat er een minder hoffelijk dan
luide conversatie, en weldra moet hij
ontwaren, dat zij door een dichten
drom menschen omgeven worden, due
lachend en joelend het booneei aan
zien.
Het iaat zich hooren, dat de volks
menigte hem, die fatsoenlijk gekleed
is, beslist in 't ongelijk stelde; men
behoeft slechts door een kleinhande
laar achter een groeniekar uitge
scholden te worden, om een geheeie
volksmenigte aan den hals te krijgen.
Daar komt een handhaver der
openbare rust, die den vrede herstel
len en de passage vrij maken wil de
aankomende slachter begmt zich nu
zoo oneerbiedig uit te laten, dat de
agent beide partijen uitnoodigt om
hem naar het politiebureau te vol
gen.
Het is duidelijk, dat de heer Dor
bos aan geen verzet dacht, 't geen
trouwens niet geholpen zou hebben.
l>e commissaris haastte zich, zoo
dra onze vriend zich genoemd en de
toedracht der zaak niet een paar
woorden verhaald had, om duizend
excuses te makenmaar met dat al
had de heer Dorbos zich naast een
verwoeden slachtersjongen en door
©en deel nemende horde omringd,
naar het commissariaat moeten be
geven en ten overvloede er was een
vol uur verloren gegaan.
Met een zucht van verlichting ver.
liet hij het bureau tot merkbare ver
bazing van een paar jongens, die vast
en zeker gedacht hadden, dat hij wel
achter slot" zou gaan. Na zijn hoed
weer wat opgestreken te hebben, be
reikte hij zonder ongevallen het eto-
blissemeat van mademoiselle Fijne-
snuaak.
Daar trof hij een dame aan, wier
aanblik hem momenteel zoo zeer in
verwarring bracht, dat hij strak, met
wijd geopende oogen, staan bleef.
Die dame was Betsy, zijn vrouw.
Henri, jou afschuwelijke man,
waar blijf je toch Ik zat op gloeien
de kolen, toen je met den middagtrein
niet terug gekomen bent, je kondt
toch nagaan, dat ik het toen geen
minuut meer thuis kon uithouden
en maar zelve hier naar toe gegaan
ben en nu verneem ik N. B. dat je
hier nog niet eens geweest zijt 1 En
verbeeld je, de modis.e is juist naar
ons toe, zoodat de trein, waarin zij
zat, den mijne gekruist heeft.
Dus je japon is op 't oogenblik
thuis stamelde hij, uitgeput op een
stoel vallende.
Ja wel wij kunnen dus be
daard terug gaan.
Onder weg verhaalde hij haar al
zijne avonturen en vroeg haar, of zijn
zaakwaarnemer al bij haar geweest
was.
Betsy zei van neen. Trouwens, dat
kon ook niet Die kon eerst na éénen
arriveeren en zijn vrouw was al om
één uur vertrokken. Een nieuwe re
den tot onrust voor bean. Zij bereik
ten zonder wederwaardigheden het
station.
Is de modiste hier geweest riep
mevrouw, vol smachtend verlangen
naar haar nieuwe robe, de kamenier
reeds van vera© toe.
Ja, mevrouw maar omdat me
vrouw niet thuis was, ia ze weer
heengegaan.
En het kleed? Waar is het
kleed, dat heeft ze toch hier gela
ten, wil lik hopen,
Hier gelaten? Wel neen; ze
heeft het weer meegenomen.
Mevrouw was nog nooit zoo dicht
bij een onmacht geweest. De galante
echtvriend wreef zich met de hand
over het voorhoofdhij was volko
men in twijfel over zijn eigen gees
testoestand.
Ja, verklaarde 't meisje, de juf
frouw hoorde, dat mevrouw naar de
stad vertrokken was en hoopte u dus
in uw woning daar aan te treffen. Zij
zei, dat zij eerst moest zien of 't goed
zat, daar zij het anders zonder de
minste moedia nog kon verbeteren.
Zonder zich er van overtuigd te heb
ben dai alles in orde is, levert ze
nooit een robe af, zei ze, dat was
duidelijk.
Ontzettend 1 En wij zijn in
stad niet eens thuLs geweest 1
0 j a, meneer, en dan is uw zaak
waarnemer, meneer Land, er ook ge
weest; hij vroeg naar mevrouw,
maar....
Genoegbeet Henri haar woe
dend toe, en hij wierp grimmige
r<iikken op zijn gade, die daar aJs een
geknakte lelie stond.
Pruil maar niet, sprak hij, na
zich een oogenblik bedacht te heb
ben, ik kan nog naar de stad en
breng je modiste en kleed dood of
levend 1 Eln weg was hij.
Hij nam te Utrecht een vigelant,
die aan liet station stond, noeimde hel
adres van de modiste en voort ratelde
ce muffe kast, waarin een arm echt
genoot op heete kolen zat. Hij is er
en heeft den knop van het portier
in de hand. Daar rijdt de lomperd
door. Dorbos klopt tegen het
raampjede koetsier hoort 't niet.
En ar is geen minuut te veriiezen.
Buiten zich zelf v-su gejaagdheid,
sraat hij thans voedend tegen het
glas. Thans hoort de koetsier en kijkt
om. Geen wonder, want de gebalde
vuist is door het glas heen gegaan
en het bloed stroomt uit een leelijke
snede.
Bloedend en vloekend rent het
armzalig offer van vrouwentyrannae
bet atelier van de modiste binnen,
welke hij gelukkig thuis treft en hij
gend verzoekt, hein op staanden voet
ie volgen.
De goede vrouw, ontroerd door het
aanscnouwen van de bloedende hand
en het schichtig uiterlijk van mijn
heer Dorbos, wil linnen en water ha
len. maar hij schreeuwt
Daarvoor is nu geen tijdstap
in de vigelant, ais ik je bidden mag I
Zij genoorzaamt. Dorbos werpt de
noodlottige doos in het rijtuig.
Maar zijn hand begint heviger te
bloeden, zoodat hij wed gedwongen is
er maar te laten zien.
'ie chirurgijn vindt de kwetsuur
niet onbelangrijk, en Dorbos is zoo
wit als een doek. Toen hij verbonden
was, was 't eeist wat hij deed op
zijn horloge zien.
Zijn noodlot was vervuld; de wij
zers wezen Te Iaat
De rodel ooze heer Dorbos, die eerst
des avonds Laat thuis kwam, vond
zijn wouw te bed. Zij had hevige
koorts.
De geïnviteerde families, die punc
tueel op het convenabele uur in haar
plechtgewaad waren komen opdagen
hadden van den knecht de zco onver
wacht opgekomen ongesteldheid van
mevrouw en de afwezigheid van me
neer vernomen en waren hoofdschud
dend vertrokken. Enkelen hadden
iets gemompeld van „curieus© invita
tie" „wonderlijke manieren", „eigen
aardige lni" enz.
Henri ging voor het venster staan
en trommelde met de vingers van de
gezonde hand tegen een glasruit.
Daarop liet hij een akeligen lach hoo
ren zoodat de zieke een kreet van
angst uitstiet en de modiste maakte
dat ze weg kwam.
Daar heb je de robe, sprak hij
stijf en afgemeten; dank zij de
eigenzinnigheid hen ik in aanraking
met de politie geweest, heb mijn hand
geblesseerd buiten en behalve dat
we ons allebei als gekken aangesteld
hebben.
Betsy liet een smartvol kreunen
hooren en hield haar zakdoek voor
de oogen.
Had nu maar bedaard tot den
middag gewacht
De knecht klopte.
Hij bracht een telegram
Dorbos. Heb mevrouw en u overal
gezocht Ben te laat gekomen. Huis
verkocht aan bankier Rozenburg.
Zeer jammer. LAND.
Dorbos verkreukte het papier en
wierp het op den grond. Daarop
vLoog hij de deur uit.
Zijn vrouwtje bleef nog een gerui
me poos na dit drama ongesteld. Zij
nam zich echter definitief voor, om
niet meer capricious te zijn.
Dorbos maakt nog heden visite*
om die verdrietige zaak uit de we
reld te maken hier en daar wordt
hij koel ontvangen.
(U. Crt)
Het begeerlijke meisje
Een oud rood steenen gebouw, dat
giooter was dan het er uitzag, stond
achter in een groot park en werd
geheel beschenen door de middagzon.
Op een hell'-ng voor het huis was een
tuin aangelegd tusschen liet huis
eu den tuin in bevond zich een ter
ras, begrensd door een laag steenen
muurtje Op dit muurtje zat een in
rouw gekleed jong meisje en op eeni
gen afstand Liet een jonge man van
ongeveer denzelfden leeftijd, zijne
voeten bungelen boven een perk re
seda. Het was Philip Wadham, de
kleinzoon van een verren neef van
den overleden squire. Deze had den
knaap tot zich genomen, toen hij twee
jaar geleden zijn ouders verloor, had
zijn opvoeding bekostigd en hem een
Jaargeld van twee duizend gulden na
gelaten-
Bij een open raam In de buurt kon
men twee of drie oudere mannen en
een vrouw van middelbaren leeftijd
zien.
Ik wou, dot ik kon hooren wat
zij zeggen, sprak het meisje zachtjes
tot haar metgezel. Ik geloof zeker,
dat zij het over mij hebben.
De jonge man keek naar het mooie
gezichtje voor hem met een soort van
droevige bewondering, maar gaf
geen antwoord.
Zij spraken werkelijk over haar,
ziehier hun gesprek
Herf Is een waar woord der
ouden, dat een man, d'e zijn eigen
rechtsgeleerde is, een dwaas tot klant
heeft. Deze opmerking kwam, zooals
•rion kan denken, van den notaris der
famtl'e.
Daar ben ik nog zoo zeker niet
van, mijnbeer Brinsley, sprak een
kaalhoofdig man, die tegenover hem
zat. Onze geëerde gestorven vriend
wist dat zijn nichtje
- Stiefnichtje, viel de notaris hem
in óc rede.
Dat zijn stiefnichtje, May Den-
nislon, een jonge dame is, d'e waar
schijnlijk zai trouwen en ook goed
doet met spoedlig te trouwen. Een
landgoed met een inkomen van zes
tig duizend golden 's jaars (om niet
'e spreken van wat er nog bij komt)
zou voor een ongetrouwde vrouw een
!ast zijn. Zij zou niet weten, hoe ze
het geld moest besteden en aan alle
kanten bedrogen worden, of ten prooi
vallen aan een gelukzoeker.
Ik ben van plan haar morgen
met ons naar de stad te nemen en
een goeden man voor haar te zoeken,
zei mevrouw Pritchaid, de vrouw
van den kaalhoofdigen man. Ik
zie haar daar zitten met dien mage-
reri jongen, die alitijd om haar heen
draait, en 'k gelouf, dat 'k het best
zal doen haar van hier weg te ne
men.
Zij stond op en ging naar de deur,
die zij bereikte vóór den notaris, die
zou beleefd wou zijn ze voor haar te
openen. Toen zij op het terras ver
scheen, sprak Phil tot zijn metgezel
Wat zal je daar in Londen veel
aainhidders krijgen.
Dat hoop ik, antwoordde het
meisje schalks.
Ik denk (hij vermande zich), ik
denk dat je ze een van allen zult
trouwen.
0, dat weet ik nog niet het is
v\el mogelijk, ze' het meisje, terwijl
ze een paar keisteentjes in de hoogte
gooide, om ze bij het neervallen weer
op te vangen.
Voor mij is natuurlijk geen
hoop vroeg hij met een smeekenden
blik
May, oogenschijnlijk vol aandacht
voor de vallende steentjes, antwoord
de alleen door het hoofd te schud
den
Als de squire eens niet begon
hij op bitteren toon» toen May hem
in de rede viel.
Zeg nu niets ten nadeele vam
oom, riep zij met verhoogde kleur.
Dat was ik niet van plan. Ik
wou alleen de opmerking maken,-dat
ale hij niet ais hij een arm man
w:ls geweest, alles anders zou zijn
geworden.
Natuurlijk zou dan heel veel an
ders hebben kunnen zijn, sprak het
meisje bedaard.
Dan zou mijn l'eve n'cht, zooals
zij zich zelf noemt, niet zoo verba
zend verlangend zijn geweest om mij
met zich naar Londen te nemen.
Daar de lieve nicht nu binnen het
bereik hunner stemmen was geko
men, stond Phil op om weg te slen
teren, met de handen in de zakken
van zijn jasje e>n bitterheid in zijn
hart
Ik heb mijzelf geen goed gedaan
met wat ik zei., dacht hij droevig.
Wat ben ik toch een ezeJ I Alsof dat
de manier was om een me'sje als
May van mij te doen houden Maar
w-vt komt het er op aan Nu kan
toch n'ets m'ï rneer schelen. Binnen
een jaar zal May getrouwd zijn.
Maar één ding staat vast, ik zal niet
bij haar huwelijk tegenwoordig zijn.
Het was hard te moeten bedenken,
dat het meisje, dat hij van kindsbeen
af had liefgehad, nu boven zijn be
reik was Maar te welen, dat hij nu
voor ingebeeld gehouden werd, als
hij aan haar dacht te weten, dat
zij naar Londen werd gevoerd om
daar bewonderd en ten slotte aan
den hoogsten bieder gegeven te wor
den was meer dan hij kon ver
dragen.
Want May bemerkte bij haar komst
te Londen, dat haar faam haar al
was vooruitgegaan. Ieder scheen al
alles te weten omtrent haar oom den
heer Wadham van Wadham Hall en
d'ens testament. Ieder scheen al be
wust van het feit, dat zij in het bezit
zou komen van een zeer schoon land
goed, als zij voor den 12den Jul'
tuuwde dat wil zeggen binnen
iwaali maanden na den dood van
den squ're terwijl zij niets zou
krijgen als zij hier niet aan voldeed.
In ge va1 zij twaalf maanden onge
trouwd bleef, moest het landgoed ko
men aan eenige liefdadige instellin
gen. Het was alles de schuld van die
vervelende kranten, waarvan sommi
ge hun geestighe'd botv ierden aan
den armen gestorven squire.
Maar May vergat spoedig het ver
velende van d'e algemeene bekend
heid en begon plezier te hebben, in
spijt van den rouw, d'en zij droeg,
met al de luchthartigheid en opge
wektheid van eem negentienjarige. Er
werden voortdurend allerlei partijen
gegeven heel kalm, begrijpt u, om
dat onze arme lieve May nog in den
rouw is. om met mevrouw Prit-
chards woorden te spreken, maar
daarom niet minder vroolijk. Er
kwam een groot aantal aanbidders,
son.migen oud, anderen jong, enke
len gezet en van m'ddelbaren leeftijd,
sommigen welgesteld, anderen heel
arm, sommigen mooi, anderen lee-
lijk
Een van haar meest volhardende
aanb'dders was een baronet uit het
Noorden, die in zijn hart vond, dat
hij May een groote en onverdiende
eer bewees door haar te vragen haar
leven met het zijne te verbinden.
Lieve jonge dame hm be
gon Sir Gilbert, terwijl hij zijn zak
doek zwaaide. Ik geloof wel, dat u
de reden van mijn komst vandaag
begrijpt. Uw lief bekoorlijk beeld
heeft mijn hart ingenomen sedert
den dag, nu juist zes maanden gele
den, waarop Ik het voor 't eerst aan
schouwde. Hm I Ik ben niet meer zoo
jong als 'k eens was, juffrouw Den
ais ton, maar ik geloof zeker, dat wij
samen best overweg zouden kunnen,
en wat mij aangaat, ik kan u verze
keren, dat ik een trouw en goed
echtgenoot zal zijn. in één woord,
juflrouw Denn'ston, wilt u mijne
vrouw worden
De waardige baronet was eenigs-
ziiis doof, eq hij was dus genood
zaakt zijn hand aan het oor te bren
gen om liet schuchtere „ja" te ver
staan, dat over de lippen der schoone
kwam.
lieve juffrouw Denniston, lie-
ve May. dat mag ik nu wel zeggen,
iet ik ben verrukt I Je hebt mij
tot den gelukkigsten man op aarde
gemaaki 1
Maar de afgesproken twaalf maan-
len waren woldra om, zooals de ba
ronet heel goed wist en vóór hij haar
verliet, vond hij het gewenscht, even
te zeggen, dat het onder de bestaan
de omstandigheden goed zou zijn,
den trouwdag gauw te bepalen.
May zette daarbij haar groote on
schuldige oogen wijd open.
0, Sir Gilbert, ik zou nog lang
roet aan trouwen kunnen deuken
Maar je vergeet de vastgestelde
twaalf maanden, lieve May bracht
de baronet hiertegen in.
Het zou toch heel onaardig zijn
tegenover de nagedachtenis van mijn
oom, als ik binnen een jaar na zijn
dood trouwde. Ik heb er veel over na
gedacht, en ik ben vast besloten een
iaar te laten voorbij gaan, voor ik
tot een huwelijk overga.
Maar begrijp je dan niet, dat
lit dwarsboomen zou zijn van de goe
ie bedoelingen, die je oom ten op
zichte van je had
Ik geloof vast, zei May plechtig,
dat oom die bepaling maakte om mij
op de proef te stellen, om te z'en of
ik den juisten eerbied voor zijne na
gedachtenis zou hebben of niet.
Maar hoe dwaas is dat nu riep
de baronet bijna buiten zich zelf van
boosheid. In dat geval zou de heele
bezitting naar die liefdadige Instel
lingen gaan. Het zou zoo jammer
zijn l
Ik denk niet, dat d'e vereeni-
gingem dat niet u eens zullen zijn,
antwoordde May kalm. In ieder ge
val. mijn besluit staat vast.
En ditzelfde antwoord gaf zij aan
ai haar aanbidders. Zij nam ze bijna
ailen aan in de vaste overtuiging,
dat zij. als zij hoorden van haar be
sluit om pas ua den 12den Juli te
trouwen, zich op meer of minder
nette wijze terug zouden trekken. Het
hielp n'ets of haar nicht er haar al
over onder handen nam. Zij ant
woordde, dat niemand er haar toe
bungen zou, zoo oneerbied'g te zijn
tegenover haar oom's nagedachtenis.
En dus ging zij in de heerlijke maand
Juni weer naar Wadham terug.
Phil kwam haar in het park tegen
op den avond van haar terugkomst.
Met wie ga je trouwen, May
vroeg hij.
Met niemand.
Een lange pauze.
Wil je dan met mij trouwen,
May Je weet, dat ik je al mijn le
ven heb lief gehad.
Ik zal in Augustus meit je trou
wen, als je dat verlangt.
Hij keek haar aan en daarna brak
or een glimlach door op zijn jon-
gf nsachtig gez'cht.
Best, May. Als je er niet om
geeft arm te zijn, geef ik er zeker n'et
om. Lieveling, zou het mogelijk zijn,
dat je dan ten slotte toch nog de
mijne werd
En waarom wou je nu dien ver-
eenigingen de geheeie bezitting ge
ven, May vroeg hij, toen zij af
scheid namen.
Zij zullen niet alles krijgen. De
heer Brinsley zegt, dat er eenige be
palingen zijn, die maken, dat zij er
niet van in liet bezit kunnen komen.
Hé En wat moet er dan mee
gebeuren
De vereenigingen krijgen het
geld, dat er is. Het landgoed is voor
den rechtmatigen erfgenaam.
Gelukkige drommel En wie zou
dat wel zijn
Ik geloof, dat hij Philip Wad
ham heet, sprak May heel bedaard.
May, houd je mij voor den gek?
Zou ik die gelukkige eigenaar zijn
Ik herhaal slechts, wat mijn
heer Brinsley mij vertelde, zei May.
Ik Het hem beloven, dat hij voor mijn
terugkomst aan niemand zou ver
tellen, dat jij de erfgenaam was. Nu
zie je eens, wat er van komt, als
iemand zijn eigen testament maakt,
zei hij. Uw oom heeft er natuurlijk
niet over gedacht, dat u geen lust
zou hebben om zoo gauw te trouwen.
Dan wou ik hem nu maar eens
laten zien, dat dit toch het geval
was
Phil bleef stom van verbazing. Hij
sloeg zijn arm om het middel van
het me'sje en drukte haar tegen zich
aan
Je maakt niet zooveel haast met
het huwelijk als de anderen, sprak
zij. Maar als je het werkelijk liever
wou, omdat er misschien anders al
lerlei vervelende dingen ontstaan
door de uitlegging van die bepalin
g-en, dan zou ik er misschien wel toe
te bewegen zijn, om den trouwdag
wat vroeger vast te stellen.
(,.D. Ct.")
DAT GING NIET OP!
Onlangs ontving de Noorsche regee
ring voor het Noorsche ethnografi-
*che museum te Kristiania van een
Deenschen goudsmid een nabootsing
in zuiver goud van een be
kenden Deenschen gouden hoorn
ten geschenke. Men schatte de waar
de van het geschenk op 12.000 kronen.
Tiet werd dankbaar aanvaard en
aan het museum gezonden. Maar voor
de kist daar uitgepakt was kreeg men
de boodschap van de regeering, dat
het geschenk terug moest.
Er was nl. telegrafisch bericht ge
komen, van den Noorse hen gezanit te
Kopenhagen, dat de schenker hem
had gezegd, nu ook op een Noorsche
ridderorde te rekenen, ais een zaak
die Yun zelf sprak.