HAARLEM'S DAGBLAD.
DERDE BLAD.
In stormachtige Tijden.
ZATERDAG 20 MAART. 1909
Üiiifenlandsch Overzicht
t>B ALGEMEENE STAKING
dar Pairijsohe postbeambten, telegra
fisten en telefonisten duurt nog on
verzwakt voort. Ja, ze breidt zich nog
van ufir tot uur uit, zoodiat de publie
ke diensten steeds zwaarder getroffen
worden zeer tot nadeel van den han
ded en de industrie en natuurlijk ook
ter veronoangenaming van 't leven
der Fnanscho burgers. Maar vooral
tot nadeel van 's lands schatkist
t Is te begrijpen, dat het publiek
In deze stakingsdagen veel minder
aan de „post' toevertrouwt, dan an
ders. Een statistiek van 1907 wij stuit,
dat eiken dag te Parijs 100.000 tele
grammen en 3.000.000 brieven verzon
den worden. Dat vertegenwoordigt
een kapitaalNu wordt er misschien
maar een derde of vierde van di t reus
achtige getal aangeboden, maar
daarom nog niet bezorgd Te Parijs
staken vrijwel alle ambtenaren enbe-
'ambten, zoodat de diensten dooi' mili
tairen worden waargenomen. Deze
waarneming geschiedt, doch vraag
niet h o e 1 De schatting is, dat er
van de 100 brieven, die aankomen,
er.... 2 bezorgd worden. Aangeboden
telegrammen moeten minstens een
halven dag wachten, èJs ze verzonden
worden J
Toch verklaart de regeormg, da/t de
■dienst geregeld gaat 1
De Staat zal dus in deze stakings
dagen veel minder gelden ontvangen
aan porto's, telegrammen enz., en
daaa' de uitgaven minstens even
groot zijn, kan eik zelfs zonder
wiskunde en algebra uitrekenen,
dat elke stakingsdag aan de Fran-
sche schatkist een belangrijke som
kost. De schade moet nu al eenige
milLioenen bedragen 1
Daarover bekommert men zich
niet nóch de regeering, nóch de
stakersVandaar dan ook 't bericht,
dat zoowel de regeering als de sta
kers besloten zijn, om den strijd tot
het uiterste vol te houden.
't Is nu maar de vraag, wat men 't
uiterste belieft te noemen, 't Pu
bliek zal deze grens allang bereikt
vinden 1 't Laat zich evenwel niet
aanzien, dat er spoedig een oplossing
zal komen. De staking is nu niet al
leen te Parijs, rnaar ook in de pro
vincie en enkele groote steden van
Frankrijk; 't schijnt dus dat de sta-
kingsbacil over geheel 't land ver-
spixjdd. zal worden De stakers blijven
hun eischen stellen. Nu is niet alleen
meer ,'t aftreden van den gehaten
onder-minister Simyan gevorderd,
maar tevens wordt verlangd, dat zijn
opvolger verschillende concessies zal
doen.
Gisteren is de quaes tie in de Fran-
sche Kamer ter sprake gebracht, om
dat de regeerinig voor eenige interpei-
la lies gesteld werd.
Allereerst deed de heer Leroy een
beroep op de waakzaamheid der re-
geering en de republikeinache gezind
heid dei- beambten om een einde te
maken aan den huldigen toestand.
De heer Massabuau zocht de oor
zaak van de staking in de weinige
eenheid in het bestuur. De telegrafie
ten worden met werk overladen. De
ambtenaren wachten vergeefs opeen
regeling.
Ook bracht deze spreker in herin
nering, dat de heer Simyan in het
jaar 1899 voor een motie stemde,
waarbij werd verklaard, dat.... de
postbeambten het recht hebben om
den arbeid te staken
In ons land zou men zeggen „oude
plunje I"
Daarna kwam de heer Simyan zelf
aan 't woord. Hij zei, dat het niet de
schuld is van de regeering, noch van
den onderstaatssecretaris (dus van
hem zelf dat de betrekkingen tus-
schen regeer in g en personeel, die tot.
dusverre uitstekend waren, zijn ver
brokten. Hij weidde daarop uit over
de quae-stie der bevordering en verze
kerde, dat er geen sprake is geweest
van een vast percentage voor elk der
drie klassen van bevordering. Wat de
beoordeolingen be weft, las de heer
Simyan een rapport voor van dien in
specteur, waaruit blijkt, dat de chefs
oiitijd vrij gelaten zijn in hunne be-
oordeeking der ondergeschikten. Hij
tar tte iedereen omi hem een enkel fei t
van begunstiging ten laste te leggen.
Ik heb zoo vervolgde de heer Si
myan recht laten wedervaren aan
de eischen der postbeambten, zoolang
ik deze voor geiechtvaardigd hield.
Daarna meer in het bijzonder over
gaande tot de ambulante beambten
zeido hij, dat noch dezen noch de tele
grafisten zich te beklagen hebben
over de republiek, want hunne positie
is beter, dan die van de beambten in
de particuliere Industrie en in den
landbouw.
„Wij hebben hier te doen met een
revolutionniaire georganiseerde bewe
ging en wij moeten thans weten, wat
ons te doen staat in deze afpeirsings-
staklng. De minister van openbare
werken en de president van den mi
nisterraad zullen het zeggen ik voor
mij heb ten volle mijn plicht gedaan
en daarover zal de Kamer oordeelen."
Een deel der Kamer juichte Si
myan's rede toe.
De socialist Roua.net deed natuur
lijk daaraan niet mee. Hij hield een
zeer heftige rede, waarin hij de As
sociation générale des postss et tele-
graphes verdedigde en den heer Si
myan verweet, dat deze zich uiterma
te zenuwachtig heeft betoond en niet
getracht heeft een verzoening te be
werken in plaats van zijn kracht te
zoeken in geweld.
De volgende spieker, Dumont, was
matiger. Hij zei, dat aan beide par
tijen (regeering en stakers dus) con
cessies zullen moeten worden gedaan,
wil men tot een oplossing komen.
Intusschen gaat de onder-minister
Simyan door de stakers bij clubjes te
schorsen en te ontslaan. Dit zal de
oplossing van den strijd nog bemoei
lijken, want zullen de stakers gedoo-
gen dat er z.g. „slachtoffers" vallen
Intusschen zucht ook 't publiek..
DE BALKAN-CRISIS.
De minister van financiën van Oos-
tenrijik-Hongarije zei in de Kamer
van Afgevaardigden „Ik geloof, dal
er gegronde hoop bestaat, dat wij
voor een oorlog gespaard zullen blij
ven. Wij willen hopen, dat de vrede
bewaard zal worden."
Dit is de aigemeene gedachte.
De mogendheden zijn 't evenwel nog
lang niei eons over de conferentie.
Oostenrijk-IIongarije (en natuurlijk
de bondgenootDuitschlaad) willen
wel een conferentie, maar deze moet
de annexatie van Bosnië en Herzego-
wina als een feit erkennen, en zich
ook niet bemoeien met 't geschil tus-
schen het O.-H.-rijk en Servië, omdat
dit een onderlinge quaestie is ,waar
de mogendheden niet mee te maken
hebben.
Engeland, Frankrijk en Italië den
ken er ook zoo over, zijn er althans
niet tegen om de zaak zoo te regelen.
Maar dan komt RuslandDit
wil op de conferentie alle zaken nog
eens gaan bespreken en netjea na
pluizen of er geen veranderingen ge
maakt kunnen worden.
Op deze voorwaarden neemt 't O.-H.
rijk aan geen conferentie deel. Wan
neer Rusland dan ook niet tot inkeer
karnt, zal de conferentie nog wed wait,
uitblijven, en blijft Europa met de
Balkan-crisis nog wat opgeschee-pt.
DU ITS CHL AN D EN ENGELAND.
Men weet (we sclireveh er eenige
dagen geleden uitvoerig over) dat de
Engelse he regeering haar voorstel om
dit jaar vier Dreadnoughts te bouwen
en 't volgende jaar onmiddellijk weer-
vier (dus acht samen) rechtvaardigt
door te wijzen op 't Duitsche vloot-
program, zeggend Duiitschland zal
in April 1912 niet minder dop 17
Dreadnoughts hebben (Engeland dan
21). Dit argument sloeg in bij de
Duitechland-vreezende Engelschen.
Zoo zelfs, dat nu door eenige Lager
huis-leden een voorstel aangekondigd
is, om dit jaar niet vier, maar acht
van zulke zeemonsters te bouwen.
Wat blijkt nu?
Donderdag is de zaak in de Duit
sche Rijksdag-commissie ter sprake
gekomen en toen heeft Duitschland's
minister van marine verklaard, dat
zijn land in 1912 niet meer dan 13
van zulke schepen zal hebben.
Wie jokt nu
ONTWAPENING
Bij de besprekingen over de begxoo-
ting van oorlog in den Duitschen
Rijksdag hield de minister van oor
log, generaal Von Einem, een rede,
waarin hij Duitschland's positie al
dus uiteenzette
„Het Duitsche rijk wil geen oorlog,
noch naar links, noch naar rechts.
Het staat echter vast besloten aan de
zijde van zijn bondgenoot, en ach tea'
diens politieke verlangens staat het
Duitsche leger. Ik geloof, dat wij juist
op dit oogenhlak aan de sterkte van
oils leger dien vrede te danken heb
ben. Als de toestanden verder zoo
verloopon, dat wij werkelijk een be
tere verhouding krijgen met Engeland
dat wellicht zelfs een „entente cordia
le" tot stand komt, dan kunnen wij
er wellicht ook aan denken, ons leger
te verminderen, eenigszins te ontwa
penen. Ik weet echter niet, of dat ge
beuren zal. Ook vóór ons hebben wel
eens menschen voorspeld, diat de
eeuwige vrede gekomen was, en dat
wij konden, en moesten ontwapenen
Ook kort voor den oorlog van 1866.
De Centrums-afgevaardigde Erzber-
ger, die na den minister het woord
voerde, zeide„Wij verheugen ons,
dat de minister verklaard heeft, dat
wij met onverbreekbare trouw naast
den bondgenoot zullen slaan. Daar
mede zijn wij het volkomen eens".
AFSTAND VAN DOM MIGUEL.
Ln de Portugeesche Kamer der pairs
deelde de minister-president mede,
dat Koning Manöel een eigenhandig
schrijven ontving van Dom Miguel
van Broganza, waarin deze verklaar.
<Le afstand te doen van alle rechten
op de Kroon van Portugal en den
wensch uitsprak zich in Portugal te
vestigen.
SNEEUWPRAAT.
(EEN VERZONNEN INTERVIEW).
De menschen», wien „reeds meer
dan vijf-en-deirtig zonnen boven het
hoofd draaiden".om in Burger's
beeldrijken rijmtrant te spreken en
d-:es kunnen gewagen van een goeden
ouden tijd, waarvan jonger geslacht
geen heugenis draagt (van welk ou-
derdomsrecht tuschen de (35 plus x)-
ers een gretig misbruik plegen te ma
ken), die menschen hebben 't toch
wel eens bij 't rechte eind. Wanneer
je in de oudheid, zaliger gedachtenis,
-ens een lading Noordsclie gletscher-
fragmenten ergens uit de omstreken
\an den Pool present had gekregen,
en er na die ijsperiode de gebruikelij
ke chocola-periode was geweest-, dan
'«on je de geleerden zeggen 't ten
minste er vrij zeker van zijn, dat
i zoo om-en-nabij een paai' millioen
jaren duurde, vóór je of eigenlijk je
bet-achter kleinzoon in het 19.995ste
lid weer dien vuilen boel voor je
•leur kreeg. Maar nu in het wei-aan
gename winterseizoen 1908— 09 schui-
ren er in evenveel seconden als toen
jaren wel drie keeren hemel-gletschers
naar baneè.
Maar, zelfs een journalist kan daar
aan niets doen.
De zooveelste ijssneeuw-periode, of
bever mod de r-sneeu w-i j sper i ode is er,
cil als je den heelen dag door de over-
gletscherde straten ronddwaalt, ga je
ten langen laatste wel over sneeuw
schrijven. Ja, je komt er zelfs toe, om
den lezers als 't allernieuwste nieuw
tje te gaan vertellen, dat 't ge
sneeuwd heeft. Dat is ook zoo
vreemd niet, als 't lijkt, want heel
v >el menschen u en ik zijn natuur
lijk bij de weinige anderen lezen
eigenlijk 't liefst, wat ze al weten.
Dat ia zoo'n soort betrouwbaar
heidsmeter. Als 't ln de krant staat,
zooals ze 't gehoord of gezien hebben,
denken ze bij zichzelf 's jonge,, da!
hebben ze er toch secuur ingezet.
Als je echter nog l>elangrijker dar
t bekende nieuws wilt opdiepen, loop
je maar eens de Groote Markt over.
Daar, waar de hartslag van het Haar-
lemsche verkeer slaat, is het laatste
toevluchtsoord van den dagbladschrij
ver. Als je niets meer weet, ga je eens
kijken, of je niet als een primeurtje
k'.mt vertellen, dat de Bronzen Louw-
tje de vogelverschrikker met z'n idyl
lisch groen jasje, nu al zijn A naar
het hoofd eens voorbijgangers heeft
geworpen, of de geblinddoekte juffer
i'i den stadhuisgevel met de weeg
schaal eindelijk en ten laatste eens
uitgewogen is, of 't haantje op den
toren nog niet aan 't kukeleku-kraaien
is gegaan, of er al een elektro-trarn op
"t paardenpad voortglijdt...
loen 'k er Maandagmiddag kwam,
had alles z'n gewoon aspect. Frits
Reuter'e eerste e>n eenige artikel van
d Mecklenburgsche grondwet was
ook hier van toepassing: „Allee blijft
bij oude!"
Alleen 't torenhaantje droeg een
blank mutsje op z'n parmantige Ram-
io' en Louwtje hadden ze over z'n
groenen kamerjapon een witten pels
aangetrokken. Ook lag de vluchtheu
vel rond z'n hekje niet zoo kaal als
anders, maar had nu veel weg van
den overdadig-gesuikerder» reuzen-bo
terham van 'n verwend moeders jong
ste kindje. Daar midden in den bas
terdsuiker vond 'k hem, die me meer
kepy zou geven, dan Louwtje met de
weegschaaljuffer ien 't ijzeren haantje
samen.
Hij was 't type van een echten
stroatrekel, zoo'n jonge-memschen-
sooit, dat Steinlen's bandteekening
voor„Boefje" van Brusse als mode
plaat „latest fashion" schijnt te ge-
bi ui keil.
Hij stond er geplant midden op den
vluchtheuvel, die z'n naam in win
teren eeuwtij d moet gekregen hebben,
duur dan een iegelijk beenen moet
maken om er zoo ver mogelijk van
daar. te komen, een worp veir buiten
he. Lereik der jongens, die dan meer
gemelde hoogvlakte plegen te versie
ren in houdingen niet ongelijk aan
d.e van den Grlekschen discuswerper.
Bij gebrek aan een metalen schijf,
hart 't jongemensch maar een samen-
gekneed stuk sneeuw in de rechter
hand.
De Gemeentereinigers hadden waar-
s-nijnlijk meelijden met hem gehad
wegens den moeizamen arbeid van 't
gestadig bukken bij 't sneeuw rapen:
'nee' zorgvuldig hadden ze een hoop
bij elkaar geveegd aan den rand van
r.\~ standplaats. Daarvan griste hij
zijn sneeuwballenmateriaal af. En
welk een materiaal was 't. De gemeen-
u-reiniger was ook jong geweest, en
wist dus welke snee uw f ormatie m'n
vrind 't liefste had.
De materie bestond uit een weidoor-
siepelde substantie, die alle vuiltin-
ten-gamma's van de kleursoort bruin
in zich vereende. Z'n zooveelste bal
had hij thans zorgvuldig geformeerd
en met dien Ln zijn even-kleurige
a and, loerde hij op 'n ver doel, toen
k hein van achteren aanschoot met
ren opmerkzaamheidwekkend tikje op
den arm en m'n stem zoo amicaal
mogelijk makend: „Wel vrind...1"
Even draaide hij zich halverlijfs
om, nam me er eens met een verbaas-
len blik van onder tot boven op waar
bij hij me die gelegenheid bood den
enorme ruimte-inhoud van z'n van ver
wondering opengevallen moaid te be
wonderen en korzelde toen terug:
„Ben je vrind niet".
„Poe", schoot ik terug, „nou ook
goed, geen vrind-dan" de hemel be-
vvare me voor 't tegengestelde
„maar vertel me dan eens, w aar-
■j m je met sneeuwballen goodt,"
Gaat je niks an, mopperde-ie,
i'n arm weer heffend ln „werpende
houding."
„Nou" rammelde 'k verzoenend in
n'n vestjcazftkje, „als 'k je nou er 's
n duppie gaf?"
Beet kreeg 'k, maar vertrouwen
leed-ie me nog nriet.
„Nou?" vraag-lokte 'k dringend.
Be'je fan de krant of fan de pe-
l'essle? weder-vroeg-ie, nog aarzelend.
„Waarom?"
Nou, glunderde-ie. die m'ensche
fan de krant doen allemaal fan die
gekke frage.
M'n rechterhand trilde om *m een
draai om z'n ooren te geven, maar
dan zou m'n zaak verloren zijn.
„En ale 'k nou er 's van de politie
was, he tartte 'k met norsche steern.
Nee, fan de peliessiebe' je niet...!
Nogal wiedes, repliceerde-n-Le op
de onuitgesproken vraag, die bemoei
huïlie ommers niet met sneeuwballe
van jonge®.
„Hce weet je dat?", informeerdo'k.
Het zeivers in de krant geleze
Maai- as 'k 'b aan de krant kom,
dan za 'k niet zoo stom weze...
„Hoe bedoel je dat?" beet 'k ge
krenkt terug.
'k Zeg niks meer, eerst me dup
pie
Er verhuisde er een in z'n groezig
knuistje, waar-ie 't met welgevallen
stond w bekijken.
Kom 'k nou in de krant vroeg
ie.
'k Lachte eens veelbelovend.
Me'rne portret er bij vleide hij
betoogend.
Met je portret
Ja, anders doe 'k 't biet, ze hew-
wo ofer 'n frindje van me, toe 'k nog
in Rotterdam was, een heel boek fol
geshreve, wa' kedin. Da most jij nou
ook 's van mijn doen. Boeffie noem
de ze'n 'm toe, maar hij was wat een
goed frindje fa' me, vertelde hij met
vooruitgestoken borstkas. En a' je
nou maar gewoon fa' me in de krant
shrijf, dan mot je 'r m'n portret bij
zette. Dat hew we ze ook gedaan fan
me fader en van me moeder. Me fa
der had rimmetiek en toe hewwe ze'n
'm fan die-e boJzem ge geve en toe is
t er 'n meheer ge kom me, en die het
'in fon alles gefraagd en toe hewwe
se s'n pertret in de krant ge-set., nou
wa' fèn. Getuigenis uit Rotterdam,
st-ong d'r onder en feel meer stong
d'r as-dat een iggesete fan Rotterdam
vertelt.... E'me moeder, die had pèn
in d'r beine omdat ze fan de trappe
of was gefalle, toe' ze mèn achterna
zat met 'n stuk hout.... se het me toch
lekker nie' gekrege. En toe' liad se
soo'n pèn in d'r foet en toe hei se van
die pillo gekrege, en toe' werd se
gauw beterrnaar niet van de
pille, want die had 'k weggegap, om
dat 'k niet op straat mug me' me
frindjes.... Maar affijn d'r kwam ook
weer 'n meneer en die het geseid, dat
't so gauw ofergegaan was met d'r
foet, omdat se pilrè in huis had ge
had. En die het d'r ook in de krant
ge&et met d'r Sondagse mu3 op
wa' fèn ,nou 1 Sie je en nou wou 'k
ook in de krant, kiek so as 'k nou
bin, met 'n segaretje in me hoof....
lie je niet 'n segaretje voor me?
Kleine jongens mogen niet rooken,
onderrichtte 'k.
Klène jonges... klène jonges,
mopperde-ie verontwaardigd, mot jij
dan wat frage an 'n klène jonge....
't Terrein was te gevaarlijk, 'k
Moest z'n aandacht afleiden.... Als jij
nou 's au de krant was, wait zou je
er dan niet inzetten van de agenten
en de sneeuwballen 'k Kreeg beet.
Nou, da's nog al wiedes, Sjeffte
sou 'r niks van shrijve, dat de heere
van de rechtbank ons jonges niks ma
ke. Want nou gooie me nóg feel har
der. Had je motte zien, toen d'r de fo-
rige maai snee-uw was, net toen 't in
de krant had gestaan.
Watte lol he' me toen gehad, me
hewwe gegooid, nee maar... Rn an de
agente haxide me maling, nou
Sjeffie's gedicht glom van plezier.
Maar, bracht 'k er tegen in, heb je
dan ook niet gelezen, dat meneer
Van de Kamp dan den onderwijzers
wil laten vragen, of ze jullie eens on
derhanden nemen willen
Nou, doe' sc toch lekker niet
Waarom niet
Nog al wiedes, d'r sèn foelste fo-
deele Jonges bij de schooknèsters
Zoo, ironiekte 'k, kon j ij 't ook zoo
goed met jouw onderwijzer vinden?
Hij negeerde m'n glimlach en dacht
blijkbaar aan 'n leuk voorval.
Nou we hewwe 't er 's gehad, dat
me an 't spele ware met 'n bal, so'n
fène van drie cente, en toe' stong d'r
op iedere hoek fan de straat een fan
onso meesters en die keke of d'r geen
smeris in de buurt was.
Is dat kier gebeurd, informeerde 'k
ongeloovig.
Echit gebeurd, nou... maar ga
nou's effe op sij, want die mot 'k
rake.
't Was een voorbijganger, die Sjef-
fie wilde besneeuwballen.
Waarom wil je die meneer juist
gooien
Nou, dat 's 'r eentje fan m'n
ouwe skooi, so'n lilijke....
'k Dacht, dat jij zoo goed met Je
onderwijzersmeesmuilde ik....
pats, de ongelukkige paedagoog had
'n zware-n hal tusschen z'n jaskraag
gekregen. Hij keek woedend, maar
Sjeffie lachte en stak z'n tong uit te
gen z'n slachtoffer. Deze trok wijse
lijk af, maar nijdig toch om 't ijswa-
ter, dat nu blijkbaar langs z'n rug
rilde.
M'n vrind kwam in 'n goed humeur
ondanks m'n afkeurenden blik.
Da's nou so 'n nijdigerd, lichtte
hij fa. Toe 'k bij 'm fa de klas sat,
wou ie me 's door mekaar rammele.
'k Sö tege 'n 'm, blèf fan me lijf, sè
'k, want de meesters magge niet
meer slaan, en toe' sè 'kanders
ga 'k na de wèthouwerEn toe'
gaf-ie me toch 'n draai om me oore...
so 'n gemeenerd
„En wat zei de wethouder lachte
'k. Maai- hij. ratelde al weer door
D'r sèn fan die mense onder, die
ons jonges nou heelemaal niks gun*
no. 'k Hoorde nog verlede fan 'n jon
ge fan de rèke skool, de Hauchere
Burger noeme se 'm
„Jij, van- 'n jongen van de H.
B. S.
Ja 'k was met. me frindje an 't
eindjes soeke van sigaretjes....
„Piekeraatjes lokte 'k ln ooiver-
valscht Rotfterdamsch.
Hij glunderde
Be' je ook uit Rotterdam
„Neen, wel er eens geweest."
Nou dan, mot je 's effe luistere.
Toe' 'k bo an 't soeke was, toe' ferteide
se tege mekaar, dat se nou 's morre-
ges geen frij meer hadde tussche de
lesse, nou d'r sneeuw lei, want nzze
zo met sneeuwballe de ruite in gooi
de, hadden se gesegd, dan sou 'e d'r
andere ingeset worre en dan sou de
kleur fan de sto'ferf anders sèn, dan
de kleur van de sto'ferf fan de ouwe
ruite. want 't is een nieuwe skool,
mot je wét©, en die magge so nie'
verr' nneweere.
„Nou vertel je me maar wat", ant
woordde ik.
Nee, housch '1 is wat echt ge
beurd so
,,'k Zal 't eens aan Dr. Brongersma
gaan vragen", waarschuwde 'k
hem. (1)
- Kè je gerus' doen, was z'n be
scheid.
Om 't op een ander onderwerp te
brengen, vroeg 'k m'n interview
object. hoe hij nu wel dacht, dat do
jongens het gooien met sneeuwballen
naar voorbijgangers zou afgeleerd
kunnen worden.
Eeu rammeling gefe, was z'n
laconiek antwoord. As je 'n jorigo
siiei, dte 'n juffrou of 'n meheer wil
gooie, da' mot j'e 'n 'm 'n op&topjwr
gefe. En as, jullie groote mense, dat
nou allemaal gaan doen, dan saJIe
me wel niet meer 't hart ln ons leif
hebbe, andere te goote.
„Maar de politie bracht 'k er
tegen in.
De peliessie vroeg Sjeffie. De
peliessie make lull'e niks. He' "t gis
ter nog gesien in de Sèlstraat. Gooi
de 'r een 'n meheer met so 'n kanjer
van 'n fuilc ijsbod in se oog. En die
man wier kwaad en gaf de Jonge so
op se faliehu, rilde Sjeffie bij 't
denken ev aan nog na.
En da' motte de manne .van de
iullisbelt niet van die hoope sneeuw
nafee en eerder beginne met opfege.
„We zullen jou directeur van do
•e meen te-rein ig-i mg maken", beloofde
ik goedgunstig.
Nou, zei-Ie, 'k zou 't 'm wel le-
iere. Wec-t je wat 'k dee, as 't begon
nvt sneeuwe Niet Nou 'k sci gauw
tege d!e mensche, die op die karro
motte rije, met die fegers er an, die
so leuk draai eze-ze-ze, bootste
bi» na, jullie irWte derek na do Hou'-
straat en de Mart en ferderöp gone
?n da mot jullie al die sneeuw op
fege, terwijl die fait.
„Maar waagde 'k er tegen fa,
..dat geeft tocli niets, want er valt
telkens meer."
- Geeft wel. hield-ie halsstarrig
vol. As ze an 't end fan de straat
benne, dan rije se maar weer terug,
•ret so lang as 't sneeuwt. En dan Rot
k de andere manne met bezems gaan
fege. En as je dat nou er 's dee,
triomfeorde hij, dan kreeg je nooit
fan die befrore sneeuw Ln de strata,
on dan hoefde je dat niet los te hak-
ke, en dan hadde de meaische in do
drukke straten heelemaal geen last
fan fuilo foete.
Sjeffie scheen genoog te krijgen van
't sneeuwpraaitje, en daar 'k wel voor
een duppie kopie uit 'm had getapt,
liet 'k hem aan z'n lot oyer om rustig
te hepennzre-n, hoe hij de maatschap
pij hervormen zou.
JAC. C. M. Jr.
(1) Sjeffie had toderdaad wel goed
gehoord maar Dr. Brongersma ge
loofde, dait het een grap was van een
van de leerarenna de mede
deel ing, dat het vrije kwartier zou
ingetrokken worden als er sneeuw
iag, pruttelde een der jongelui Als
we een ruit ingooien, betalen we die
toch zelf
De maatregel is alleen door den:
directeur genomen, omdat de jonge
lui er nitet altijd voor uitkomen, als
ze 'n ruit gebroken hebben, en ia
zoo'n geval heeft de aannemer van
het onderhoud der schoolgebouwen
er een scliadepostje door, wat Dr.
Brongersma een onbillijkheid vindt.
Stadsnieuws
Rubriek voor Vragen
Geabonneerden hebben bet voorrecht
vragen op verschillend gebied, mit.i voor
beantwoording vatbaar, in te zeadeu bij de
Redactie van Haarlem's Dagblad, Groote
Houtstraat 68.
Alle antwoorden worden geheel kosteloos
gegeven en, voor zooveel mogelijk ia, den
dag na de inzending.
VRAAG: Kunt u mij ook een mid
del opgeven om verfvlekkem uit een
vloerzeil te verwijderen.
ANTWOORD: Met terpentijn.
VRAAG: Hoe kan men zwart gewor
den rood leder wederom schoon ma
ken?
ANTWOORD: Met benzine en daar
na oppoetsen met gele was.
VRAAG: Hoe kan men een eau de
colognevlek uit een bruin lederen
tasch verwijderen.
FÊU1LLETON
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy.
SI)
Ja. ja. 1
Ik weet niet, wat hij hoopte uit
mij te krijgen, want ik vertelde hem,
dat je nooit met je moeder of met mij
sprak over politieke quaesties, en dat
ik de gewoonte niet had aan het
Aloutelgat te luisteren.
Ja. En
Toen begon hij te spreken over
over onze gast maar natuurlijk
vertelde ik hem toen weer, dat ik
ikts kon zeggen. Hij scheen graag
ie willen weten, wie je heeft aange
klaagd. Hij sprak over een anonieme
.beschuldiging, die den Publiekecn
Vervolger vanmorgen vroeg bereikte,
ïij was op een klein stukje papier
geschreven, en in de publieke kist
gedaan, scheen het, en
Het is werkelijk heel vreemd,
*ei Déroulède, peinzend over deze
eigenaardige omstandigheid, en nog
meer over de vreemde op ge wond en-
fieid van Anno Mie, terwijl zij dit al-
es vertelde. Ik heb nooit geweten.
dat ik een verborgen vijand had. Ik
zou wel eens willen weten, of ik ooit
uit zal vinden
Dat heb ik ook tot burger Merlin
gezegd, antwoordde Anne Mie.
Wat
Dai ik mij afvroeg of jij of
iemand anders, die van je houdt, ooit
zal te weien komen, wie je verborgen
vijand is.
Het was niet verstandig, met
dien vent zoo'n vertrouwelijk gesprek
aan te knoopen, kleintje.
Ik zei niet veel, en ik dacht, dat
het verstandig zou zijn hem in een
goed humeur te brengen, daar hij
er op gesteld scheen te zijn, over dal
onderwerp te praten.
Nu En wat zed hij daarop
Hij lachte, en vröeg of ik het
heel graag zou willen weten.
Ik hoop, dat je „neen" zei, Airrue
Mie
Warempel niet, ik zei „ja", ant
woordde zij plotseling met energie,
nu met haar oogen op Juliette geves
tigd, die nog doodstil en rechtop was
blijven zitten, terwijl zij iedere bewe
ging van Anne Mie in liet oog hield,
van het o ogenblik af, dat deze mei
haar verhaal begonnen was. Zou
ik dan niet graag willen weten, wie
Je vijand is, Paul het schepsel, dat
laaghartig en verraderlijk genoeg
was, om te trachten je in de handen
van die schurken zonder genade over
te leveren Welk kwaad hadt jij
iemand gedaan
Sstsst, Anne Mie I je bent te
opgewonden, zei hij, nu glimlachend
in weerwil van zichzelf, om de hef
tigheid van het jonge meisje, over
wal hij als eon kleinigheid beschouw
de die ontdekking van zijn eigen
vijand.
Het spijt mij, Paul. Ik kan het
echter niet helpen, dat Ik opgewon
den ben, zei Anne Mrè op eigenaardig
gevoeligen toon, als ik spreek van
zulk laag verraad, als dat waarop
Merlin doelde.
Welnu Waarop heeft hij dan
gezinspeeld
Hij deed meer dan zinspelen,
fluisterde Anne Mie bijna onhoor
baar .hij gaf mij dit stukje papier
de anonieme beschuldiging, dezen
morgen aan den Publieken Vervolger
gezonden hij dacht, dat een onzer
misschien het handschrift zou her
kennen.
Toen zweeg zij, op een afstand van
ongeveer vijf passen van Déroulède
af. en stak hom het gekreukelde pa
piertje toe, dat zij tot nu toe stijf fa
de hand geklemd had gehouden.
Déroulède stond op het punt het
van haar aan te nemen, en juist toen
hij zich had omgekeerd om dat ie
doen, viel zijn oog op Juliette.
Zij zei niets, zij was alleen instinct
matig opgestaan, en stond het vol
gend oogenblik naast Anne Mie.
Dat olies gebeurde ln een mini
mum van tijd en er heerschte doode-
lijke stilte fa de kamer, maai- het
was voor Déroulède voldoende ge
weest om schuld te lezen op het ge
laat van Juliette.
Het was mets anders dan instinct,
een plotselinge, afschuwelijke, on
verklaarbare openbaring. Haar ziel
scheen plotseling in al haar zomde en
ellende voor hem blootgelegd.
Het was hem of plotseling al zijn
idealen, zijn geluk en haar engelach
tigheid ln vlammen waren opge
gaan. Zij was er niet meer. Zifae
vereering had opgehouden te be
staan.
Daar stond voor hem^ een mooie
viouw, aan wie hij al zijn ltefde had
gegeven, die hij had vereerd, eene
schuilplaats verleend en beschermd,
en die hem daarvoor zóó had be
loond.
Zij had zich toegang to zijn huis
weten te verschaffen, hem bespion-
neerd en bedrogen.
Dit alles kwam zóó plotseling, zóó
onverwacht, dat hij nog niet eens
naar haar motieven kon raden. Zijn
leven, zijn verleden, het tegenwoor
dige en de toekomst, alles werd weg
gevaagd door deze vernietiging van
zijn meest geliefkoosd en droom. Hij
had alles vergeten, behalve haar ver
raad hoe koq hij zich op dtt
oogenblik zelfs herinneren, dat hij
eens, long geleden, to een eerlijken
strijd, haar broeder had gedood
Zij deed nu zelfs geen poging, om
haai- schuld te verbergen. Een smee-
kende blik, die van groot vertrouwen
in hem sprak, trof hem en scheen
hem te vragen, haar voor nog meer
schaamte te behoeden.
Misschien voelde zij, dat liefde,
zooals de zijne, niet to één oogeaiblik
gedood kon worden.
Zijn geheele natuur was vol mede
lijden en op dat medelijden deed zij
voor liet laatst nog een beroep, uit
vrees van tegenover mevrouw Dérou
lède en Anine Mie vernederd te wor
den.
En hij, nog onder den invloed van
die betooverende o ogenblik ken, toen
hij aan haar voeten geknield had ge
legen, begreep haar smeekbede, en
terwijl hij even zijn oogen sloot, om
voor altijd dait bekoorlijk vizioen van
de reine engel, die hij vereerd had,
bulten te sluiten, wendde hij zich
kalm tot Anne Mie.
Geef mij dat papier, Anne Mie,
zei hij koud. Misschien herken ik het
schrift van mijn hitteraten vijand.
Dat is nu onnoodig, antwoordde
Anne Mie langzaam, nog steeds met
hoar oogen op Juliette gevestigd, tn
wier blik zij gelezen had, wat zij daar
wen echte te lezen.
Het papier viel utt haar haind.
Déroulède bukte zich om het op ie
rapen. Hij vouwde het open, streek
het glad on zac toen. dat er niets op
stond.
Er staat niets op dit papier, ze»
hij werktuiglijk.
Neen, antwoordde Anne Mie
niets anders dan het verhaal van
haar verraad.
Wat je gedaan hebt, is slecht en
kwaadaardig, Anné Vie.
Misschien, maar ik had de waar
heid geraden en weoschte haar zeker
te weten. Op deze wijze kon ik er
tegelijkertijd öok jou van op de hoog
te brengen.
Je bent mij tegengevallen, Anne
Mie. Ga je zorgen besteden aan ma
ma, zij schijnt niet wel le zijn.
Mevrouw Déroulède had zwijgend
en kalm de tragische scène voor haar
oogen zien afspelen, bijna alsof het
haar niet aanging.
Al haar denkbeelden en gedachten
waren als verlamd geweest, stods hot
oogenblik, dat die eerste oproeping
aan de voordeur haar gewaarschuwd
had, dat haar zoon in groot gevaar
verkeerde.
De latere ontdekking van het ver
raad van Juliette had niet veel In
druk op haar gemaakt. Nu haar zoon
in gevaar was, kon het haai' weinig
schelen waar dat gevaar vandaan
kwam.
(Wordt vervolgd!.