Ulrich Wambsgansz kwam juist
wear in haar loge.
Het is zonderling! Ik ben in elk
hoekje van den wintertuin gekropen
en heb zelfs eenmaal een glas cham
pagne tegen mijn hoofd gekregen,
maar uw meneer Kaltenbrunn heb ik
niet ontdekt. Had u meer succes?
Zij antwoordde niet, maar schud
de het kopje. Ze had hem niet gezien
en toch was geen enkel paartje aan
haar zoekend oog ontsnapt. Bertram
Kaltenbrunn kon onmogelijk onzicht
baar blijven, daarvoor was hij veel
te dik.
Ook de beide vereenigde oogenpa
ren vonden niets; ze ontmoetten
steeds dezelfde paren, ze zagen ten
slotte telkens de bekende figuren,
welke ze al zoo vaak hadden gezien,
maar Bertram Kaltenbrunn was daar
niet bij.
Eindelijk zei Lotte Gellerup met
een zucht van verlichting:
Ik zal mij toch hebben vergist
Maar de gekochte kaarten!
Misschien heeft hij ze voor een
vriend gehaald.
Maar alle praten hielp niets. Ber
tram Kaltenbrunn werd niet zicht
baar.
Het was reeds na elven. Nu had
Lotte Gellerup besloten het bal te
verlaten. Toen ze voor de loge s^ond
en nog op ULrich Wambsgansz wacht
te, die naar de kleedkamer was ge
gaan, werd de deur der aangrenzende
loge nummer 4 geopend en een heer
kwam er uit.
Een kreet.
Jij!... Jij! Dus toch!
Voor de loge nummer 4 wae hame-
lijk Bertram Kaltenbrunn versche
nen en in zijn gezelschap een elegan
te, sierlijke domino in 't geel, welks
gelaat met een zijden masker was be
dekt
Doch Bertram Kaltenbrunn maak
te niet den indruk van een zondaar,
die zich van zijn schuld bewust is.
Zijn gezicht was weliswaar rood ge
worden, maar zijn stem, welke bij
deze ontmoeting sneller haar weg
over zijn lippen vond, klonk zeer op
gewonden.
Zoo heb je dus je belofte gehou
den! Ik moest gelooven, dat je alleen
thuis bent en...
Jij echter hebt je reis naar Neu
renberg .tot voorwendsel genomen
om...
En dat je meende veilig te zijn,
heb je gebruikt om...
Mij met een ander te bedriegen!
Mij voor een ander te laten zit
ten!
Bijna gelijktijdig waren deze woor
den gesproken, zoodat het scherpe
geluid der stemmen tegen elkaar
botste en nauwelijks een woord ver
staanbaar was.
Thans was ook Ulrich Wambsgansz
op het tooneel verschenen, die den
blauwen avondmantel van Lotte
meebracht.
Daar komt hij immers aan, met
.wien je mij bedriegt!
Dat is te veel! Je waagt het wer
kelijk? Je hebt den treurigen rnoed
mij zoo verdacht te maken? Dat
meneer Ulrich Wambsgansz, direc
teur van het informatiebureau...
En de dame, die je onschuldig
zoekt te bekladden, is juffrouw The-
rese Bartman, de leidster van bet
nieuwe detective-instituut.
Deze voorstelling bracht feenJge se
conden va nrust. Het scheen, alsof
tegenstanders krachten voor een
nieuwen aanval moesten verzamelen.
Van dit oogenblik maakte Ulrich
Wambsgansz gebruik om zijn mee
ning uit te spreken.
U hebt van middag kaarten voor
het bal gekocht?
Dit verwijt meende juffrouw Bart
man, de domino in 't geel, krachte
loos te moeten maken.
Dat is gebeurd, omdat deze dame
in weerwil van haar beloften
zwarte domino heeft gekocht waarvan
haar verloofde niet zou weten.
Bertram Kaltenbrunn vervolgde:
In het café van den hofschouw-
burg had Büchner, de eigenaar van
de modezaak, mij verteld, dat je des
middags een domino voor van avond
hadt gekocht. Dat moest mij toch
wantrouwend makeni
En lk was vanmorgen om zes
uur vijf-en-veertig bij den trein! Maar
je bent niet naar Neurenberg gereisd,
ook met den trein van zeven uur niet.
Maar dan heeft geen van ons
beiden reden om den ander verwij-
tingen te doen, zei Bertram Kalten
brunn lachend en beproefde Lotte
Gellerup zijn arm te presenteeren.
Ik ben nog niet volkomen bevre
digd. En de reis naar Neurenberg?
Daarmee heb Je mij toch stellig be
drogen.
Dat was maar een noodleugen.
En waarom?
Omdat omdat Ik je anders
wat had moeten bekennen.
Wat?
Ik heb het niet durven zeggen.
Wat is het?
Je houdt zooveel van dansen, en
omdat je eens hebt gezegd, dat je
nooit met een man zoudt trouwen,
die niet dansen kan, durfde ik het
niet bekennen. Op dit gemaskerd bal
zou het echter aan 't licht zijn geko
men. Daarom heb ik een reis naar
Neurenberg voorgewend, opdat je 't
niet te weten zoudt komen. Maar
langs omwegen moet ik nu toch wel
tot de bekentenis komen: ik kan niet
dansen.
En daaruit sproot al het onheil
voort?
Kun je mij vergeven?
Ik zal wel een uitzondering moe-
teil maken en dezen man, maar ook
alleen dezen, toch liefhebben, of
schoon hij niet dansen kan.
En de twee dachten in het geluk
van het weerzien niet meer aan de
anderen.
Zoo had langs omwegen een paar
elkander gevonden en Bertram Kal
tenbrunn had de ondervinding opge
daan, dat ook mannen bemind en
zelfs tot echtgenoot genomen wor
den, die niet kunnen dansen.
(N. 't N.)
Een avontuur.
De bakker, die juist met zijn wa
gen voorbijkwam, riep over zijn
schouder
Daar kan je wel een uur lang
sta 8- '-ellen de familie is uit.
ank je wel, antwoordde de
man, wien deze aanspraak gold, rus
tig. En het pakje, dat hij blijkbaar
had moeten afgeven, weer meene
mend, draaide hij zich om en ging
weg.
Een jong meisje, dat met een visi
teboekje in de hand naderde, had
hlijkbaar ook de woorden van den
bakker gehoord, want zij stond stil en
aarzelde. Zij zag er erg vermoeid uit
en keek moedeloos naar de verlaten
straat en het gesloten huis. Toen in
ééns besloten, ging ze heel gedeci
deerd op een der treden van de stee-
nen stoep zitten, en 9taarde straf
voor zich uit.
Zij zag er allerliefst, uit in haar
frisch zomerpakje, en ze scheen zeer
voldaan over haar zitje.
Van den anderen kant kwam kort
daarop een jongmensch langzaam
aanwandelen. Hij was groot en knap
en evenals zij, was hij geheel in visi
te-toilet. Het jonge meisje schrok
even, toen zij hem zag in de uitgestor
ven straat; toen keek ze een anderen
kant uit en merkte oogenschijnlijk
niets van zijn nadering.
Hij op zijn beurt keek haar zeer
verbaasd aan, aarzelde even, en liep
toen de treden van de stoep op. Hij
belde, en belde nog eens en keek als
in wanhoop naar het ouderwetsche
naamplaatje met Dr. Colridge.
Ik vrees, dat de Coiridge'a niet
thuis zijn, zei hij eindelijk.
Neen, antwoordde 't meisje na
een lichte aarzeling, dat vrees ik
ook.
't Spijt me vreeselijk... Zouden
ze gauw terugkomen
ik weet er niets van.
Och, wat spijt me dat nu toch.
Zou u 't erg naar vinden, als ik hier
met u wachtte? opperde hij plotse
ling. lk moet noodzakelijk
iemand spréken.
Ga uw gang maar, zei zij kalm.
Onze gemeenschappelijke ken
nissen zijn als een kleine band tus-
schen ons beiden, vindt u ook niet?
Eenigszins
Allerliefste menschen, de CoLrid-
ge'sl
Oh, allerliefst, antwoordde zij
haastig.
En je ontmoet col: altijd zulke
aardige kennissen bij hen.
Ja, dat is merkwaardig.
Dat heb ik toch nog nooit zóó
ondervonden als nu....
Zij glimlachte.
Komt u er veel aan huis? vroeg
ze.
Ik zie hen vaakik maakte ben
nis met lien door een Alkmaarschen
vriend.
0 Ja? Hé, hoe toevallig. Ik ken
een massa menschen in Alkmaarik
woon daar zelf....
Kent u de Kanter's?
O ja, zeker.
En de Wieler's?
Ja, natuurlijk.
Kent u misschien Hélène Ier-
man vroeg hij gretig.
Dat zou ik wel denken, zei ze, en
een ondeugend glimlachje vertoonde
zich om haar mond. lk ken haar, net
even goed als ik mezelf ken. Hebt u
haar ooit ontmoet?
Neen, maar ik wou 't erg graag,
zei hij. Ik ben herhaaldelijk in Alk
maar geweest en altijd wilden mijn
vrienden mij voorstellen. Maar zij
was steeds ziek, of weg of zoo iets.
Ik ben overtuigd, dat ik haar wel
nooit zal ontmoeten.
Weer glimlachte zij.
U moet maar niet wanhopen
Wil ik u eens wat voorspellen l
zult haai' nog eens bij toeval spreken,
zonder dat u weet, wie zij is.
Is ze werkelijk zoo mooi?
Ik zie haar zoo dikwijls, dat ik
aan haar gewoon ben geraakt, zei ze,
maar ik geloof niet, dat ze bijzondei
mooi is. Och, u moet weten, dat
zoowat hetzelfde type heeft als ik.
Grijze oogen, bruin haar, de
jonge man nam haar heel leuk op,
roode lippen, een kuiltje in haar kin,
een brutaal neusje.... Ja, verbeeld u
toch eens, wat een ongelukkig nood
lot op me rustze is vroeger eens in
Delden geweest en toen moest ik juist
met een verstuikten voet het bed hou
den.
O, woont u«in Delden Daar ken
ik een massa menschen. Kent u de
Jacobson's
Zeker.
En de Beerrnan's, en de Sande-
ma 's
O ja, best.
Kent u misschien ook Leonard
Kent?
Zooals ik mijn eigen broer ken,
zei hij ernstig.
O, die interesseert me bijzonder,
zei ze vroolijk. Vertel me eens Iets
van hem.
Hi;i lachte verlegen.
Och, hij is een mail alg iedere
andere
Is hij knap
Neen, niet bijzonder, zei hij
brommig.
Hè, hoe jammerZe hebben me
altijd verteld, dat hij een Adonis was.
Dat zou u tegenvallen...
Och, ik zal hem wel nooit zien.
Mijn Deldensche vrienden hebben
hem al zoo dikwijls aan me voor wil
len stellen. Maar er is altijd iets tua-
sehenbeide gekomen.
En toch wil ik wedden, dat u
hem nog eens ontmoeten zult I
't Ziet er poe maar altijd niet
naar uit, oi de CoLrldge's gauw thuis
zuilen komen zei ze, van onderwerp
veranderend.
Neen, 't is vervelend. Ik had er
zoo vast op gerekend, vanmiddag bij
hen te blijven. Er is hier zeker niets
te doen zoo in Augustus
- Niets, ik heb me nog nooit zoo
verveeid ais vanmiddag.
- Ik ook niet, tot nu een half uur
tje geleden.
Dat laatste wilde ze niet hooren.
Kom, ik moet weg, zei ze, nog
besluiteloos.
- Och, wacht u nog even. 't Zou
zoo jammer zijn, als we ze niet trof
fen.... Neen maar, daar krijg ik 'n
idee.
Hij legde zijn hoed en stok op de
steenen stoep en liep al de treden af.
Toen duwde hij een keldervenster
open.... Bon6't Klonk dof, toen hij
er door naar binnen sprong. Daarna
verwijderden zijn voetstappen zich.
Het jonge meisje had eerst ver
baasd, daarna verschrikt toegekeken
en eindelijk barstte ze in lachen uit.
De voordeur ging open.
Komt u binnen en wacht hier,
zei hij gastvrij, dan kunt u een bood
schap achterlaten op uw kaartje.
Ik mag er niet over denken, zei
ze, nu toch even ernstig. Doe Joch als
t u blieft die deur weer goed dicht
Hè, ik vond 't zoo'n prachtig
idee van mezelf.
Dat was 't ook, lachte ze geheim
zinnig; alleen.... maar nee, ik
moet weg.
Hoor nu eens, zei hij in een plot
selinge opweliing. Waarom zouden
we nu niet samen trachten, van on
zen verloren middag nog iets goeds
.te maken We kennen elkaar wel
niet.... onze vriendschap voor de
-Colridge's is een soort band, dat vindt
u ook, niet waar Zij ontvangen al
léén aardige menschen I
O, zij hebben een aileraardig-
sten vriendenkring, stemde zij nog
toe.
Nu dan, vervolgde hij schijn
baar ernstig. Ik heb verschrikkelijken
honger. Laten we samen naar ,,Neuf"
gaan, en daar iets eten.
Ik zou er wei zin in hebbenJ gaf
zij toe, maar....
Kom Ik sta er voor In, dat ik
een degelijk mensch ben. 'k Wed, dat
u wel zin heeft in iets verkoelende, om
te drinken 1
Ja, doe de deur toe, zei ze be
slist. Ik ga mee.
En mag ik u thuis brengen
stelde hij voor, toen ze wat gebruikt
hadden. Waar logeert u?
O. ik weet niet, of... Nu ja. goed,
heel graag dan. Maar ik vino, dat
we nu toch vóór we hier weggaan,
moeten weten, wie we beiden eigen
lijk zijn, hè
Ik ben bereid, zei hij lachend.
Laten we dan kaartjes wisselen,
stelde ze voor, en haar oogen tintel
den ondeugend.
Best. gaf hij toe, en zocht in zijn
binnenzak naar zijn portefeuille.
Zoo zaten zij een oogenblik tegen
over elkaar, ieder met een kaartje in
de hand.
Maar eerst wil ik eens naar uw
naam raden.
Goed. En ik naar den uwen.
Baad u maar eerst.
Nee, u eerst, zei hij snel.
Dan te gelijkals Lk drie zeg....
Klaar? Een, twee, clrie I
Hélène lerman.
Leonard Kent.
Hoe ter wereld... vervolgde zij
verbaasd.
Ik kende u dadelijk, toen ik u zaor.
Mijn zuster Annie heeft niet voor
niets een dozijn portretten van u. Ik
ken ze allemaal, en ik heb er al drie
van gekaapt.... Maar hoe kent u
mij
Wel, van een kiek van uw sport
club. Hè, wat een tegenvaller. Ik
aacM, dat u zóó verwonderd zou
zijn, als u hoorde wie ik was.
Elven voor zij bij haar gastvrouw
waren aangekomen, zei hij
O ja, dat moet ik u nog vertellen.
Ik weet, dat u me heel best begrijpen
zult, en misschien zult u me ook wel
willen vergeven, 't Idee om te bellen
Kwam bij me op, toen ik u daar zag
zittenanders zou ik 't niet In m'n
hoofd gehaald hebben... Ja, als
iemand had open gedaan, zou ik' ge
vraagd hebben, of mijn oom daar
woonde, en dan had ik op de een of
andere manier toch wel een gesprek
niet u aangeknoopt. Maar... ik ken
geen sterveling van die heele familie
Colridge u begrijpt hoe ik dwaalde,
toen ik dat vreemde huis was bin-
nen gesp rongen! Kunt u 't me verge
ven, dat ik uw vrienden bij hun af
wezigheid zoo brutaal heb behandeld?
Zij zag hem verbluft aan en toen,
eensklaps, klonk haar heldere scha
terlach luid op. 't Duurde-een oogen
blik, eer zij voldoende kon spreken.
En toen kwam er stotterend
Mijn vrienden... Maar ik ken ze
óók niet.... Ik was moe en verdwaald;
daarom ging ik daar zitten...
Leonard Kent maakte kennis mei
Hélène's gastvrouw, die 't verhaal
van het dwaze avontuur moest aan-
hooren. En toen hij eindelijk vertrok
scheidde hij van Hélène met eenveel-
beteekenenden handdruk, en... het
gelukkige echtpaartje, dat gisteren
zijn huwelijksreis begon, waren zij I
(Centr.)
Trein No. 22.
Er werd aan de straatdeur geklopt.
Peter Straguine legde het telegram
neer en de uitdrukking van innige
teeöerheid, die de tijding van de te
rugkomst van zijn zoon Serge op zijn
ruvv gelaat te voorschijn had geroe
pen, verdween, toen hij de lamp op
nam en de gang doorging, om de
straatdeur te openen.
Wie is daar
Ik, Iwan.
Peter opende de deur en Iwan volg
de hem naar de hu'skamer. Nauwe
lijks was deze binnen of hij vroeg op
korten, zakelijben toon
Ben je klaar
Het. toestel staat boven 'op het
teiras, antwoordde Peter. Als ik op
dezen knop druk, krijg ik contact.
Goed I En de bora
Ligt op hare plaats, op *a
spoorwegbrug.
En ben Je er vast van over
tuigd....
Dat wanneer ik aansluiting ver
kregen heb, de bom zal losbarsten
Ja, natuurlijk I
Kan men hier vandaan de trei
nen hooren aankomen
De echo in de bergen weerkaatst
hun gerommel langen tijd te voren,
en zoodra zij op de brug komen, ver
oorzaakt het metaal eenen bijzonde-
ren klank.
Mooi, zei Iwan weer.
Hij ging zitten en vervolgde
Het is voor vanavond I Ik breng
je her bevel 1
Eene rilling voer Peter Straguine
loor de leden. Hij herhaalde
Vanavond
Ja straks I De trein, die uit X.
komt
Een extra trein
Neen, de gewone 1 De man, dien
ive hebben moeten, komt mee te za-
men met de andere reizigers. De trein
is om elf uur op de brug 1 Maar ze?,
wat scheelt er aan
Wat is het nummer van den
trein vroeg Peter.
No 22. Maar wat mankeert Je
ion toch
Peter Straguine had zijn hoofd in
'iine handen verborgen en ant
woordde niet. De lamp wierp een
zwak en onzeker licht over zijn dik.
-rijs haar. Eindelijk hief hij zijri
hoofd op en vroeg aarzelend
Moet werkelijk de heele trein er
aan gelooven
- Wis en zeker. De man, dien het
lot aangewezenheeft, moet ster
ven 1
Toen, plotseling opgewonden, ver
volgde Iwan
Wat, durf je 'te aarzelen Om
dat er nog reizigers zijn Bah, zand
korrels die verpletterd zullen worden
door de toekomst, die zich baan
breekt. De geheele maatschappij is
schuldig aan misdaden, die in haar
r.aam begaan worden. En al zijn er
onschuldigen onder de slachtoffers,
wat doet er dat toe Jouw daad
maakt ze tot martelaren voor eene
heilige zaak De aarde is als de vo
gel Phenix, die telkenmale schooner
dun ooit uit. zijne asch te voorschijn
komtEn zoo ook het menschdom 1
Wij, wij helpen aan die gedaantever
wisseling, in de hoop, dat ten slotte
het geluk van liet algemeen de beloo-
tving zal zijn voor onze pogingen I
Denk eens, Peter, aan degenen, die
na ons zullen komen, en oogsten zul
len wat wij gezaaid hebben I DeDk
aan je zoon, je Serge, je hoop, je
trots, aan de kinderen van zijne kin
deren, voor wie je egne gelukkige
toekomst voorbereidt. O, mij maakt
je spoorwegongeluk niet angstig. Als
u ie maar niet vergist hebt in je
berekeningen, in je proeven als de
brug inderdaad maar springt. Het is
niet één electrische bom, die sprin
gen moest, het zijn er honderd, neen
duizend, op duizend verschillende
punten, die met één slag alle gebou
wen, paleizen en tempels, gevange
nissen en kazernes zouden moeten
verwoesten, zoodat ze, erger nog dan
de aardbevingen of de uitbarstingen
der vulkanen, op de aarde geen spoor
meer moes a overlaten van de oude
wereld.... I
Hij was opgestaan, zijn gezicht
gloeide van geestdrift, zijne oogen
schitterden van een verteerend vuur,
en ziju handen bewogen zich zenuw
achtig op en neer, als wilde hij het
vernielingswerk nog bespoedigen.
Hij ging voort
Dat is mijn idee. Dat is het doel
van mijn leven. Daarom werk en
stiijd ik Je reizigers Als IK zelf in
den trein zat, zou ik je nog toeroepen:
,,Ga je gang I" Al de partijgenooten
zouden je toeroepen „Ga je gang 1"
Je zoon Serge zelfs zou je toeroepen
„Ga je gang 1"
Ik zal het doen, antwoordde
Peter, op zijn beurt opstaande.
Hij streek met de hand over de
oogen en keek hoe laat het was.
Nog tien minuten, zei Iwan, die
kalmer geworden was.
De ernst van het oogenblik legde
beiden het zwijgen op.
In de diepe stilte hoorde men niets
ar.ders dan het geluid van him adem
haling en het tikken van het horloge,
dat vóór hen op tafel lag.
Vijf minuten I klonk het zacht
van Iwan's lippen.
Het was alsof de minuten, die eerst
langzaam voortkropen, nu elkaar
haastig opvolgden. Plotseling zelde
Iwan
Hoor je wat
Het kloppen van hun hart over
stemde eerst het zwakke geluid, dait
heel uit de verte nader kwam. Gaan
deweg werd het al duidelijker en dui
delijker en groeide langzamerhand
aan als het rollen van den donder
door de steppe.
Daar is hij, zei Iwan.
Zijn stem, als die van een moorde
naar, die zijne prooi beloert, was
bijna onhoorbaar. Peter omvatte met
zijne vingers den knop en zijn wijs
vinger, die straks het werk zou moe
ten verrichten, beefde merkbaar.
Het gerommel kwam nader, was nu
heci duidelijk hoorbaar. Men kon
liet stampen der machine, het sissen
vaa den stoom, het schuren van de
wielen tegen de rails zonder eenige
moeite waarnemen. De trein stoomde
met snelle vaart over den weg. Eens
klaps veranderde het geluid van
toon De trein kwam op de brug 1
Do twee mannen Stonden onbe
weeglijk. Hunne haren rezen ten
berge
Vooruit, zei Iwan.
En Peter drukte op den noodlotti
ge :i knop.
Onbeweeglijk, de handen in elkaar
geklemd, wachtten zij op de dingen,
die komen zouden. Daar voelden zij
een hevigen schok. Het huls schudde
et van op zijne grondslagen. De ber
gen weerkaatsten de verschrikkelijke
geluiden die van alle kanten los
barstten, het springen der locomotief,
het uit elkaar spatten der waggons,
hat gegil der gewonden en sterven
den. Maar liet duurde niet lang of al
les werd stil.
Een zegevierende kreet was de
borst van Iwan ontsnapt.
Hij keerde zich naar Peter en zag
hem doodsbleek en bevende op een
stoel neergezonken.
Me ar wat scheelt je dan toch,
Peter vroeg hij ongeduldig.
Zonder een woord te spreken, wees
Poter Straguine naar het telegram,
dat nog geopend op tafel lag.
En Iwan las
„Kom hedenavond, trein No. 22.
SERGE".
L.Het Leven").
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den Heer J. Meijer, Kruisstraat
34, Telephoon 1543.
Probleem No. 38 van de heeren
J. F. Spanjaard en F. M. v. d. Werff.
45
46 47 4a 4a
Zwart schijven op 3, 5, 7, 8, 9, 17, 21, 27, 30 en dam op 35.
Wit schijven op :"15, 16, 19, 23, 32, 33, 38. 39, 45. 49 en 50.
Probleem No. 39 van den heer
P. Geldorp.
Zwart
46 47 4U 4a bU
Wit
Zwa/rt schijven op7, 8, 9, 12, 17, 18, 23, 26 en 29.
Wit schijven op 16, 21, 31, 36, 37, 38, 40 en 50.
Oplossingen worden ingewacht aan
bovengenoemd adres, uiterlijk Woens
dag 14 April a. s.
Oplossing van Probleem No. 34 van
den auteur
Wit 36 - 18, 18 7, 37 - 31, 23 - 18,
20 - 14, 24 4. 4 16 l
Of Wit37 - 31, 36 - 47, 20 - 14,
24 4, 4 7, 47 16 1 met denzelfden
eindstand.
Goede oplossingen ontvangen van
de heeren R. Bouw, P. Geldorp, J.
Jacobson Azn., D. G. Koning, W. J.
A. Matla., Patrizio Ottolini, C. Sero-
dini, J. F. Spanjaard, F. Th. Timmer,
J. L. Velde, F. M. v. d. Werff.
Oplossing van Probleem No. 35 van
den auteur
Wit47 - 42, 37 - 31, 27 - 22,
30 - 24, 29 - 24, 28 - 23, 40 - 34, 35 4!
~B. OplossingWit30 - 24, 28 - 22,
27 - 21, 40 - 34, 35 4
Goede oplossingen ontvangen van
Mevrouw Wiegman te Scheveningen,
R. Bouw, P. Geldorp, J. Jacobson
Azn., D. G. Koning, W. J. A. Matla,
Patrizio Ottolini, C. Serodini, J. F.
Spanjaard, F. Th. Timmer, J. L. Vel
de, F. M. v. d. Werff.
CAUSERIE OVER HET DAMSPEL.
(Vervolg van de rubriek 13 Maart 1.L)
Het komt meermalen voor, dat op
twee en zelfs meer manieren gesla
gen kan worden. Is daarbij het aan
tal slaanbare stukken ongelijk, dan
moeiten steeds de meeste geslagen
worden. Kan men evenwel op twee
manieren een gelijk aantal slaan,
dan mogen die stukken geslagen wor
den, waardoor het meeste voordeel
of het minste nadeel verkregen wordt.
Men behoeft dus niet te letten op de
kwaliteit, want art. 6 zegt duidelijk
„als stuk heeft een dam niet meer
waarde dan een schijf".
Het gebeurt ook enkele malen, dat
dezelfde stukken op twee manieren
kunnen geslagen worden, terwijl het
dan niet gelijk blijft, hoe de slag ge
nomen wordt. Men dient in zoo'n ge
val dus goed te onderzoeken, welke
richting moet genomen worden, en
practisch zullen wij dit eens aantoo-
nen. Wilt dus even de volgende stel
ling op het bord zetten
Zwartzes schijven op 11, 12, 18,
38, 39 en 43.
Witzes schijven op 9, 14, 21, 24,
28 en 31.
Zwart aan de beurt zijnde, kan op
ruit 48 of 49 dam nemen. Haalt zwart
dam op ruit 48, dan komen tegelijker
tijd vier vijandelijke stukken in zijn
slaglijn, hetgeen oogenschijnlijk be
ter is dan wanneer op ruit 49 wordt
dam genomen zwart besluit dus tot
den zet 43 - 48.
Wit, thans aan de beurt, weet maai
al te goed, dat zwart de meeste stuk
ken moet slaan, en dat hij met den
zet 93, tevens den zwarten dam op
vangt; hij biedt dus vijf, in plaats
van vier schijven aan. Zwart moet
hierna 48 9 slaan, en na den slag
de stukken wegnemen.
Laten wij nu eens aannemen, dat
zwart, geen achtslaande op het aam
bieden dier vijfde schijf, zijn oog ge
vestigd heeft gehouden op den vier
slag, en hierna zijn dam op ruit 15
herplaatst, wat zou dan moeten ge
beuren Wit zou hem spoedig op ar
tikel 6 wijzen, dat zegt: „de meeste
stukken moeten geslagen worden."
Maar, indien die vergissing nu eens
voordeel aan wit bracht, wat moest
dan geschieden Wit zou hem dan op
hetzelfde artikel wijzen, waarin ge
zegd wordt„slaat de speler bij ver
gissing minder stukken, dan k an de
tegenspeler vorderen, dat dit zoo blij-
v?:'" tegenspeler mag dus steeds
zijn eigen belang op den voorgrond
stellen, hetgeen billijk is, want men
mag zich niet vergissen.
Uit het bovenstaande blijkt weder
ten duidelijkste, dat bij het samen
stellen van het reglement, aan alle
voorkomende gevallen is gedacht, en
dat met de meeste nauwkeurigheid al
les is behandeld. Waarom dan hien
aan nog getornd, en wel op een
nier, welke volkomen blijk geeft van
onbedachtzaamheid of onkunde, ter
wijl zelfs het uithalen van minder
waardige trucs er nog door in de
hand zou gewerkt worden. Is dit d#
ware belangen van het damspel be
hartigen Immers neen
Wij hebben hfêrboven gezegd, dat
zwart vijf stukken moet slaan, en
daarna zijn dam op ruit. 9 m oet her
plaatsen. Hierna kan wit op twee ma
nieren dezelfde stukken slaaii, hetzij
over de lijn 3 - 25 of wel over de lijn
3 - 21. De beste manier is de eerstge
noemde "FVhter de lijn 3-21 biedt
ook de whiststelling aan, hoewel het
naspel dan nog eenige moeilijkheid
oplevert. Het zoeken hiernaar, beve
len wij bijzonder aan, daar het den
geest scherpt, en de waarde van eeD
dam beter doet kennen.
Hiermede sluiten wij voorloopig de
Causerie.
De Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten iederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur, in de boven
zaal van Café Suisse, Smedestrnat 19
(ingang naast het café). Liefhebbers
van het damspel zijn daar steeds wel
kom.
EEN „EERLIJK MAN".
In een winkelhuis in de nabijheid
van een der groote markthallen te
Parijs trad onlangs een hongerig
uitziende man binnen, en zeide, na
dat hij de ververschingen met begee-
rige blikken had gadegeslagen
Ik ben een arme kerel, maar ik
wil eerlijk zijn, al zou Lk ook in han
den der politie komen.
Wat is er dan gaande vroeg
de verkoopster, hem met argwaan
beschouwend.
Geen mensch heeft gezien, dat
lk vanmorgen vroeg in dezen omtrek
een banknoot van 100 franc gevonden
heb, maar, zooals gezegd, ik wil eer
lijk zijn.
r? Een banknoot van 100 franc «e-
vonden fluisterde de vrouw, ver
heugd lachend.
't Zou mogelijk zijn, vervolgde
de man, dat een of ander voorbij
ganger zulk een biljet verloren had
wanneer het voor uwen winkel lag.
zoo kon men wel aannemen, dat het
aan u zelf behoorde.
Spreek niet zoo luid, fluisterde
zij, zich over de toonbank buigende.
u bent een eerlijk man en lk zal
uw naam in alle dagbladen latent
plaatsen, zoodat het iedereen weet.
Ik ben een weduwe, die hard moet
werken, en wanneer u mij het geld
niet teruggebracht zoudt hebben, don
zou dit ook voor mijne arme kinde
ren schadie zijn.
Wanneer ik het geld voor een
winkel vond, gaf lk het dadelijk aan
den eigenaar terug, «prak hij, in»
tusachan od «en bank neervallend.