Ulrich Wambsgansz kwam juist wear in haar loge. Het is zonderling! Ik ben in elk hoekje van den wintertuin gekropen en heb zelfs eenmaal een glas cham pagne tegen mijn hoofd gekregen, maar uw meneer Kaltenbrunn heb ik niet ontdekt. Had u meer succes? Zij antwoordde niet, maar schud de het kopje. Ze had hem niet gezien en toch was geen enkel paartje aan haar zoekend oog ontsnapt. Bertram Kaltenbrunn kon onmogelijk onzicht baar blijven, daarvoor was hij veel te dik. Ook de beide vereenigde oogenpa ren vonden niets; ze ontmoetten steeds dezelfde paren, ze zagen ten slotte telkens de bekende figuren, welke ze al zoo vaak hadden gezien, maar Bertram Kaltenbrunn was daar niet bij. Eindelijk zei Lotte Gellerup met een zucht van verlichting: Ik zal mij toch hebben vergist Maar de gekochte kaarten! Misschien heeft hij ze voor een vriend gehaald. Maar alle praten hielp niets. Ber tram Kaltenbrunn werd niet zicht baar. Het was reeds na elven. Nu had Lotte Gellerup besloten het bal te verlaten. Toen ze voor de loge s^ond en nog op ULrich Wambsgansz wacht te, die naar de kleedkamer was ge gaan, werd de deur der aangrenzende loge nummer 4 geopend en een heer kwam er uit. Een kreet. Jij!... Jij! Dus toch! Voor de loge nummer 4 wae hame- lijk Bertram Kaltenbrunn versche nen en in zijn gezelschap een elegan te, sierlijke domino in 't geel, welks gelaat met een zijden masker was be dekt Doch Bertram Kaltenbrunn maak te niet den indruk van een zondaar, die zich van zijn schuld bewust is. Zijn gezicht was weliswaar rood ge worden, maar zijn stem, welke bij deze ontmoeting sneller haar weg over zijn lippen vond, klonk zeer op gewonden. Zoo heb je dus je belofte gehou den! Ik moest gelooven, dat je alleen thuis bent en... Jij echter hebt je reis naar Neu renberg .tot voorwendsel genomen om... En dat je meende veilig te zijn, heb je gebruikt om... Mij met een ander te bedriegen! Mij voor een ander te laten zit ten! Bijna gelijktijdig waren deze woor den gesproken, zoodat het scherpe geluid der stemmen tegen elkaar botste en nauwelijks een woord ver staanbaar was. Thans was ook Ulrich Wambsgansz op het tooneel verschenen, die den blauwen avondmantel van Lotte meebracht. Daar komt hij immers aan, met .wien je mij bedriegt! Dat is te veel! Je waagt het wer kelijk? Je hebt den treurigen rnoed mij zoo verdacht te maken? Dat meneer Ulrich Wambsgansz, direc teur van het informatiebureau... En de dame, die je onschuldig zoekt te bekladden, is juffrouw The- rese Bartman, de leidster van bet nieuwe detective-instituut. Deze voorstelling bracht feenJge se conden va nrust. Het scheen, alsof tegenstanders krachten voor een nieuwen aanval moesten verzamelen. Van dit oogenblik maakte Ulrich Wambsgansz gebruik om zijn mee ning uit te spreken. U hebt van middag kaarten voor het bal gekocht? Dit verwijt meende juffrouw Bart man, de domino in 't geel, krachte loos te moeten maken. Dat is gebeurd, omdat deze dame in weerwil van haar beloften zwarte domino heeft gekocht waarvan haar verloofde niet zou weten. Bertram Kaltenbrunn vervolgde: In het café van den hofschouw- burg had Büchner, de eigenaar van de modezaak, mij verteld, dat je des middags een domino voor van avond hadt gekocht. Dat moest mij toch wantrouwend makeni En lk was vanmorgen om zes uur vijf-en-veertig bij den trein! Maar je bent niet naar Neurenberg gereisd, ook met den trein van zeven uur niet. Maar dan heeft geen van ons beiden reden om den ander verwij- tingen te doen, zei Bertram Kalten brunn lachend en beproefde Lotte Gellerup zijn arm te presenteeren. Ik ben nog niet volkomen bevre digd. En de reis naar Neurenberg? Daarmee heb Je mij toch stellig be drogen. Dat was maar een noodleugen. En waarom? Omdat omdat Ik je anders wat had moeten bekennen. Wat? Ik heb het niet durven zeggen. Wat is het? Je houdt zooveel van dansen, en omdat je eens hebt gezegd, dat je nooit met een man zoudt trouwen, die niet dansen kan, durfde ik het niet bekennen. Op dit gemaskerd bal zou het echter aan 't licht zijn geko men. Daarom heb ik een reis naar Neurenberg voorgewend, opdat je 't niet te weten zoudt komen. Maar langs omwegen moet ik nu toch wel tot de bekentenis komen: ik kan niet dansen. En daaruit sproot al het onheil voort? Kun je mij vergeven? Ik zal wel een uitzondering moe- teil maken en dezen man, maar ook alleen dezen, toch liefhebben, of schoon hij niet dansen kan. En de twee dachten in het geluk van het weerzien niet meer aan de anderen. Zoo had langs omwegen een paar elkander gevonden en Bertram Kal tenbrunn had de ondervinding opge daan, dat ook mannen bemind en zelfs tot echtgenoot genomen wor den, die niet kunnen dansen. (N. 't N.) Een avontuur. De bakker, die juist met zijn wa gen voorbijkwam, riep over zijn schouder Daar kan je wel een uur lang sta 8- '-ellen de familie is uit. ank je wel, antwoordde de man, wien deze aanspraak gold, rus tig. En het pakje, dat hij blijkbaar had moeten afgeven, weer meene mend, draaide hij zich om en ging weg. Een jong meisje, dat met een visi teboekje in de hand naderde, had hlijkbaar ook de woorden van den bakker gehoord, want zij stond stil en aarzelde. Zij zag er erg vermoeid uit en keek moedeloos naar de verlaten straat en het gesloten huis. Toen in ééns besloten, ging ze heel gedeci deerd op een der treden van de stee- nen stoep zitten, en 9taarde straf voor zich uit. Zij zag er allerliefst, uit in haar frisch zomerpakje, en ze scheen zeer voldaan over haar zitje. Van den anderen kant kwam kort daarop een jongmensch langzaam aanwandelen. Hij was groot en knap en evenals zij, was hij geheel in visi te-toilet. Het jonge meisje schrok even, toen zij hem zag in de uitgestor ven straat; toen keek ze een anderen kant uit en merkte oogenschijnlijk niets van zijn nadering. Hij op zijn beurt keek haar zeer verbaasd aan, aarzelde even, en liep toen de treden van de stoep op. Hij belde, en belde nog eens en keek als in wanhoop naar het ouderwetsche naamplaatje met Dr. Colridge. Ik vrees, dat de Coiridge'a niet thuis zijn, zei hij eindelijk. Neen, antwoordde 't meisje na een lichte aarzeling, dat vrees ik ook. 't Spijt me vreeselijk... Zouden ze gauw terugkomen ik weet er niets van. Och, wat spijt me dat nu toch. Zou u 't erg naar vinden, als ik hier met u wachtte? opperde hij plotse ling. lk moet noodzakelijk iemand spréken. Ga uw gang maar, zei zij kalm. Onze gemeenschappelijke ken nissen zijn als een kleine band tus- schen ons beiden, vindt u ook niet? Eenigszins Allerliefste menschen, de CoLrid- ge'sl Oh, allerliefst, antwoordde zij haastig. En je ontmoet col: altijd zulke aardige kennissen bij hen. Ja, dat is merkwaardig. Dat heb ik toch nog nooit zóó ondervonden als nu.... Zij glimlachte. Komt u er veel aan huis? vroeg ze. Ik zie hen vaakik maakte ben nis met lien door een Alkmaarschen vriend. 0 Ja? Hé, hoe toevallig. Ik ken een massa menschen in Alkmaarik woon daar zelf.... Kent u de Kanter's? O ja, zeker. En de Wieler's? Ja, natuurlijk. Kent u misschien Hélène Ier- man vroeg hij gretig. Dat zou ik wel denken, zei ze, en een ondeugend glimlachje vertoonde zich om haar mond. lk ken haar, net even goed als ik mezelf ken. Hebt u haar ooit ontmoet? Neen, maar ik wou 't erg graag, zei hij. Ik ben herhaaldelijk in Alk maar geweest en altijd wilden mijn vrienden mij voorstellen. Maar zij was steeds ziek, of weg of zoo iets. Ik ben overtuigd, dat ik haar wel nooit zal ontmoeten. Weer glimlachte zij. U moet maar niet wanhopen Wil ik u eens wat voorspellen l zult haai' nog eens bij toeval spreken, zonder dat u weet, wie zij is. Is ze werkelijk zoo mooi? Ik zie haar zoo dikwijls, dat ik aan haar gewoon ben geraakt, zei ze, maar ik geloof niet, dat ze bijzondei mooi is. Och, u moet weten, dat zoowat hetzelfde type heeft als ik. Grijze oogen, bruin haar, de jonge man nam haar heel leuk op, roode lippen, een kuiltje in haar kin, een brutaal neusje.... Ja, verbeeld u toch eens, wat een ongelukkig nood lot op me rustze is vroeger eens in Delden geweest en toen moest ik juist met een verstuikten voet het bed hou den. O, woont u«in Delden Daar ken ik een massa menschen. Kent u de Jacobson's Zeker. En de Beerrnan's, en de Sande- ma 's O ja, best. Kent u misschien ook Leonard Kent? Zooals ik mijn eigen broer ken, zei hij ernstig. O, die interesseert me bijzonder, zei ze vroolijk. Vertel me eens Iets van hem. Hi;i lachte verlegen. Och, hij is een mail alg iedere andere Is hij knap Neen, niet bijzonder, zei hij brommig. Hè, hoe jammerZe hebben me altijd verteld, dat hij een Adonis was. Dat zou u tegenvallen... Och, ik zal hem wel nooit zien. Mijn Deldensche vrienden hebben hem al zoo dikwijls aan me voor wil len stellen. Maar er is altijd iets tua- sehenbeide gekomen. En toch wil ik wedden, dat u hem nog eens ontmoeten zult I 't Ziet er poe maar altijd niet naar uit, oi de CoLrldge's gauw thuis zuilen komen zei ze, van onderwerp veranderend. Neen, 't is vervelend. Ik had er zoo vast op gerekend, vanmiddag bij hen te blijven. Er is hier zeker niets te doen zoo in Augustus - Niets, ik heb me nog nooit zoo verveeid ais vanmiddag. - Ik ook niet, tot nu een half uur tje geleden. Dat laatste wilde ze niet hooren. Kom, ik moet weg, zei ze, nog besluiteloos. - Och, wacht u nog even. 't Zou zoo jammer zijn, als we ze niet trof fen.... Neen maar, daar krijg ik 'n idee. Hij legde zijn hoed en stok op de steenen stoep en liep al de treden af. Toen duwde hij een keldervenster open.... Bon6't Klonk dof, toen hij er door naar binnen sprong. Daarna verwijderden zijn voetstappen zich. Het jonge meisje had eerst ver baasd, daarna verschrikt toegekeken en eindelijk barstte ze in lachen uit. De voordeur ging open. Komt u binnen en wacht hier, zei hij gastvrij, dan kunt u een bood schap achterlaten op uw kaartje. Ik mag er niet over denken, zei ze, nu toch even ernstig. Doe Joch als t u blieft die deur weer goed dicht Hè, ik vond 't zoo'n prachtig idee van mezelf. Dat was 't ook, lachte ze geheim zinnig; alleen.... maar nee, ik moet weg. Hoor nu eens, zei hij in een plot selinge opweliing. Waarom zouden we nu niet samen trachten, van on zen verloren middag nog iets goeds .te maken We kennen elkaar wel niet.... onze vriendschap voor de -Colridge's is een soort band, dat vindt u ook, niet waar Zij ontvangen al léén aardige menschen I O, zij hebben een aileraardig- sten vriendenkring, stemde zij nog toe. Nu dan, vervolgde hij schijn baar ernstig. Ik heb verschrikkelijken honger. Laten we samen naar ,,Neuf" gaan, en daar iets eten. Ik zou er wei zin in hebbenJ gaf zij toe, maar.... Kom Ik sta er voor In, dat ik een degelijk mensch ben. 'k Wed, dat u wel zin heeft in iets verkoelende, om te drinken 1 Ja, doe de deur toe, zei ze be slist. Ik ga mee. En mag ik u thuis brengen stelde hij voor, toen ze wat gebruikt hadden. Waar logeert u? O. ik weet niet, of... Nu ja. goed, heel graag dan. Maar ik vino, dat we nu toch vóór we hier weggaan, moeten weten, wie we beiden eigen lijk zijn, hè Ik ben bereid, zei hij lachend. Laten we dan kaartjes wisselen, stelde ze voor, en haar oogen tintel den ondeugend. Best. gaf hij toe, en zocht in zijn binnenzak naar zijn portefeuille. Zoo zaten zij een oogenblik tegen over elkaar, ieder met een kaartje in de hand. Maar eerst wil ik eens naar uw naam raden. Goed. En ik naar den uwen. Baad u maar eerst. Nee, u eerst, zei hij snel. Dan te gelijkals Lk drie zeg.... Klaar? Een, twee, clrie I Hélène lerman. Leonard Kent. Hoe ter wereld... vervolgde zij verbaasd. Ik kende u dadelijk, toen ik u zaor. Mijn zuster Annie heeft niet voor niets een dozijn portretten van u. Ik ken ze allemaal, en ik heb er al drie van gekaapt.... Maar hoe kent u mij Wel, van een kiek van uw sport club. Hè, wat een tegenvaller. Ik aacM, dat u zóó verwonderd zou zijn, als u hoorde wie ik was. Elven voor zij bij haar gastvrouw waren aangekomen, zei hij O ja, dat moet ik u nog vertellen. Ik weet, dat u me heel best begrijpen zult, en misschien zult u me ook wel willen vergeven, 't Idee om te bellen Kwam bij me op, toen ik u daar zag zittenanders zou ik 't niet In m'n hoofd gehaald hebben... Ja, als iemand had open gedaan, zou ik' ge vraagd hebben, of mijn oom daar woonde, en dan had ik op de een of andere manier toch wel een gesprek niet u aangeknoopt. Maar... ik ken geen sterveling van die heele familie Colridge u begrijpt hoe ik dwaalde, toen ik dat vreemde huis was bin- nen gesp rongen! Kunt u 't me verge ven, dat ik uw vrienden bij hun af wezigheid zoo brutaal heb behandeld? Zij zag hem verbluft aan en toen, eensklaps, klonk haar heldere scha terlach luid op. 't Duurde-een oogen blik, eer zij voldoende kon spreken. En toen kwam er stotterend Mijn vrienden... Maar ik ken ze óók niet.... Ik was moe en verdwaald; daarom ging ik daar zitten... Leonard Kent maakte kennis mei Hélène's gastvrouw, die 't verhaal van het dwaze avontuur moest aan- hooren. En toen hij eindelijk vertrok scheidde hij van Hélène met eenveel- beteekenenden handdruk, en... het gelukkige echtpaartje, dat gisteren zijn huwelijksreis begon, waren zij I (Centr.) Trein No. 22. Er werd aan de straatdeur geklopt. Peter Straguine legde het telegram neer en de uitdrukking van innige teeöerheid, die de tijding van de te rugkomst van zijn zoon Serge op zijn ruvv gelaat te voorschijn had geroe pen, verdween, toen hij de lamp op nam en de gang doorging, om de straatdeur te openen. Wie is daar Ik, Iwan. Peter opende de deur en Iwan volg de hem naar de hu'skamer. Nauwe lijks was deze binnen of hij vroeg op korten, zakelijben toon Ben je klaar Het. toestel staat boven 'op het teiras, antwoordde Peter. Als ik op dezen knop druk, krijg ik contact. Goed I En de bora Ligt op hare plaats, op *a spoorwegbrug. En ben Je er vast van over tuigd.... Dat wanneer ik aansluiting ver kregen heb, de bom zal losbarsten Ja, natuurlijk I Kan men hier vandaan de trei nen hooren aankomen De echo in de bergen weerkaatst hun gerommel langen tijd te voren, en zoodra zij op de brug komen, ver oorzaakt het metaal eenen bijzonde- ren klank. Mooi, zei Iwan weer. Hij ging zitten en vervolgde Het is voor vanavond I Ik breng je her bevel 1 Eene rilling voer Peter Straguine loor de leden. Hij herhaalde Vanavond Ja straks I De trein, die uit X. komt Een extra trein Neen, de gewone 1 De man, dien ive hebben moeten, komt mee te za- men met de andere reizigers. De trein is om elf uur op de brug 1 Maar ze?, wat scheelt er aan Wat is het nummer van den trein vroeg Peter. No 22. Maar wat mankeert Je ion toch Peter Straguine had zijn hoofd in 'iine handen verborgen en ant woordde niet. De lamp wierp een zwak en onzeker licht over zijn dik. -rijs haar. Eindelijk hief hij zijri hoofd op en vroeg aarzelend Moet werkelijk de heele trein er aan gelooven - Wis en zeker. De man, dien het lot aangewezenheeft, moet ster ven 1 Toen, plotseling opgewonden, ver volgde Iwan Wat, durf je 'te aarzelen Om dat er nog reizigers zijn Bah, zand korrels die verpletterd zullen worden door de toekomst, die zich baan breekt. De geheele maatschappij is schuldig aan misdaden, die in haar r.aam begaan worden. En al zijn er onschuldigen onder de slachtoffers, wat doet er dat toe Jouw daad maakt ze tot martelaren voor eene heilige zaak De aarde is als de vo gel Phenix, die telkenmale schooner dun ooit uit. zijne asch te voorschijn komtEn zoo ook het menschdom 1 Wij, wij helpen aan die gedaantever wisseling, in de hoop, dat ten slotte het geluk van liet algemeen de beloo- tving zal zijn voor onze pogingen I Denk eens, Peter, aan degenen, die na ons zullen komen, en oogsten zul len wat wij gezaaid hebben I DeDk aan je zoon, je Serge, je hoop, je trots, aan de kinderen van zijne kin deren, voor wie je egne gelukkige toekomst voorbereidt. O, mij maakt je spoorwegongeluk niet angstig. Als u ie maar niet vergist hebt in je berekeningen, in je proeven als de brug inderdaad maar springt. Het is niet één electrische bom, die sprin gen moest, het zijn er honderd, neen duizend, op duizend verschillende punten, die met één slag alle gebou wen, paleizen en tempels, gevange nissen en kazernes zouden moeten verwoesten, zoodat ze, erger nog dan de aardbevingen of de uitbarstingen der vulkanen, op de aarde geen spoor meer moes a overlaten van de oude wereld.... I Hij was opgestaan, zijn gezicht gloeide van geestdrift, zijne oogen schitterden van een verteerend vuur, en ziju handen bewogen zich zenuw achtig op en neer, als wilde hij het vernielingswerk nog bespoedigen. Hij ging voort Dat is mijn idee. Dat is het doel van mijn leven. Daarom werk en stiijd ik Je reizigers Als IK zelf in den trein zat, zou ik je nog toeroepen: ,,Ga je gang I" Al de partijgenooten zouden je toeroepen „Ga je gang 1" Je zoon Serge zelfs zou je toeroepen „Ga je gang 1" Ik zal het doen, antwoordde Peter, op zijn beurt opstaande. Hij streek met de hand over de oogen en keek hoe laat het was. Nog tien minuten, zei Iwan, die kalmer geworden was. De ernst van het oogenblik legde beiden het zwijgen op. In de diepe stilte hoorde men niets ar.ders dan het geluid van him adem haling en het tikken van het horloge, dat vóór hen op tafel lag. Vijf minuten I klonk het zacht van Iwan's lippen. Het was alsof de minuten, die eerst langzaam voortkropen, nu elkaar haastig opvolgden. Plotseling zelde Iwan Hoor je wat Het kloppen van hun hart over stemde eerst het zwakke geluid, dait heel uit de verte nader kwam. Gaan deweg werd het al duidelijker en dui delijker en groeide langzamerhand aan als het rollen van den donder door de steppe. Daar is hij, zei Iwan. Zijn stem, als die van een moorde naar, die zijne prooi beloert, was bijna onhoorbaar. Peter omvatte met zijne vingers den knop en zijn wijs vinger, die straks het werk zou moe ten verrichten, beefde merkbaar. Het gerommel kwam nader, was nu heci duidelijk hoorbaar. Men kon liet stampen der machine, het sissen vaa den stoom, het schuren van de wielen tegen de rails zonder eenige moeite waarnemen. De trein stoomde met snelle vaart over den weg. Eens klaps veranderde het geluid van toon De trein kwam op de brug 1 Do twee mannen Stonden onbe weeglijk. Hunne haren rezen ten berge Vooruit, zei Iwan. En Peter drukte op den noodlotti ge :i knop. Onbeweeglijk, de handen in elkaar geklemd, wachtten zij op de dingen, die komen zouden. Daar voelden zij een hevigen schok. Het huls schudde et van op zijne grondslagen. De ber gen weerkaatsten de verschrikkelijke geluiden die van alle kanten los barstten, het springen der locomotief, het uit elkaar spatten der waggons, hat gegil der gewonden en sterven den. Maar liet duurde niet lang of al les werd stil. Een zegevierende kreet was de borst van Iwan ontsnapt. Hij keerde zich naar Peter en zag hem doodsbleek en bevende op een stoel neergezonken. Me ar wat scheelt je dan toch, Peter vroeg hij ongeduldig. Zonder een woord te spreken, wees Poter Straguine naar het telegram, dat nog geopend op tafel lag. En Iwan las „Kom hedenavond, trein No. 22. SERGE". L.Het Leven"). DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den Heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon 1543. Probleem No. 38 van de heeren J. F. Spanjaard en F. M. v. d. Werff. 45 46 47 4a 4a Zwart schijven op 3, 5, 7, 8, 9, 17, 21, 27, 30 en dam op 35. Wit schijven op :"15, 16, 19, 23, 32, 33, 38. 39, 45. 49 en 50. Probleem No. 39 van den heer P. Geldorp. Zwart 46 47 4U 4a bU Wit Zwa/rt schijven op7, 8, 9, 12, 17, 18, 23, 26 en 29. Wit schijven op 16, 21, 31, 36, 37, 38, 40 en 50. Oplossingen worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Woens dag 14 April a. s. Oplossing van Probleem No. 34 van den auteur Wit 36 - 18, 18 7, 37 - 31, 23 - 18, 20 - 14, 24 4. 4 16 l Of Wit37 - 31, 36 - 47, 20 - 14, 24 4, 4 7, 47 16 1 met denzelfden eindstand. Goede oplossingen ontvangen van de heeren R. Bouw, P. Geldorp, J. Jacobson Azn., D. G. Koning, W. J. A. Matla., Patrizio Ottolini, C. Sero- dini, J. F. Spanjaard, F. Th. Timmer, J. L. Velde, F. M. v. d. Werff. Oplossing van Probleem No. 35 van den auteur Wit47 - 42, 37 - 31, 27 - 22, 30 - 24, 29 - 24, 28 - 23, 40 - 34, 35 4! ~B. OplossingWit30 - 24, 28 - 22, 27 - 21, 40 - 34, 35 4 Goede oplossingen ontvangen van Mevrouw Wiegman te Scheveningen, R. Bouw, P. Geldorp, J. Jacobson Azn., D. G. Koning, W. J. A. Matla, Patrizio Ottolini, C. Serodini, J. F. Spanjaard, F. Th. Timmer, J. L. Vel de, F. M. v. d. Werff. CAUSERIE OVER HET DAMSPEL. (Vervolg van de rubriek 13 Maart 1.L) Het komt meermalen voor, dat op twee en zelfs meer manieren gesla gen kan worden. Is daarbij het aan tal slaanbare stukken ongelijk, dan moeiten steeds de meeste geslagen worden. Kan men evenwel op twee manieren een gelijk aantal slaan, dan mogen die stukken geslagen wor den, waardoor het meeste voordeel of het minste nadeel verkregen wordt. Men behoeft dus niet te letten op de kwaliteit, want art. 6 zegt duidelijk „als stuk heeft een dam niet meer waarde dan een schijf". Het gebeurt ook enkele malen, dat dezelfde stukken op twee manieren kunnen geslagen worden, terwijl het dan niet gelijk blijft, hoe de slag ge nomen wordt. Men dient in zoo'n ge val dus goed te onderzoeken, welke richting moet genomen worden, en practisch zullen wij dit eens aantoo- nen. Wilt dus even de volgende stel ling op het bord zetten Zwartzes schijven op 11, 12, 18, 38, 39 en 43. Witzes schijven op 9, 14, 21, 24, 28 en 31. Zwart aan de beurt zijnde, kan op ruit 48 of 49 dam nemen. Haalt zwart dam op ruit 48, dan komen tegelijker tijd vier vijandelijke stukken in zijn slaglijn, hetgeen oogenschijnlijk be ter is dan wanneer op ruit 49 wordt dam genomen zwart besluit dus tot den zet 43 - 48. Wit, thans aan de beurt, weet maai al te goed, dat zwart de meeste stuk ken moet slaan, en dat hij met den zet 93, tevens den zwarten dam op vangt; hij biedt dus vijf, in plaats van vier schijven aan. Zwart moet hierna 48 9 slaan, en na den slag de stukken wegnemen. Laten wij nu eens aannemen, dat zwart, geen achtslaande op het aam bieden dier vijfde schijf, zijn oog ge vestigd heeft gehouden op den vier slag, en hierna zijn dam op ruit 15 herplaatst, wat zou dan moeten ge beuren Wit zou hem spoedig op ar tikel 6 wijzen, dat zegt: „de meeste stukken moeten geslagen worden." Maar, indien die vergissing nu eens voordeel aan wit bracht, wat moest dan geschieden Wit zou hem dan op hetzelfde artikel wijzen, waarin ge zegd wordt„slaat de speler bij ver gissing minder stukken, dan k an de tegenspeler vorderen, dat dit zoo blij- v?:'" tegenspeler mag dus steeds zijn eigen belang op den voorgrond stellen, hetgeen billijk is, want men mag zich niet vergissen. Uit het bovenstaande blijkt weder ten duidelijkste, dat bij het samen stellen van het reglement, aan alle voorkomende gevallen is gedacht, en dat met de meeste nauwkeurigheid al les is behandeld. Waarom dan hien aan nog getornd, en wel op een nier, welke volkomen blijk geeft van onbedachtzaamheid of onkunde, ter wijl zelfs het uithalen van minder waardige trucs er nog door in de hand zou gewerkt worden. Is dit d# ware belangen van het damspel be hartigen Immers neen Wij hebben hfêrboven gezegd, dat zwart vijf stukken moet slaan, en daarna zijn dam op ruit. 9 m oet her plaatsen. Hierna kan wit op twee ma nieren dezelfde stukken slaaii, hetzij over de lijn 3 - 25 of wel over de lijn 3 - 21. De beste manier is de eerstge noemde "FVhter de lijn 3-21 biedt ook de whiststelling aan, hoewel het naspel dan nog eenige moeilijkheid oplevert. Het zoeken hiernaar, beve len wij bijzonder aan, daar het den geest scherpt, en de waarde van eeD dam beter doet kennen. Hiermede sluiten wij voorloopig de Causerie. De Haarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten iederen Maandag avond van 8 tot 12 uur, in de boven zaal van Café Suisse, Smedestrnat 19 (ingang naast het café). Liefhebbers van het damspel zijn daar steeds wel kom. EEN „EERLIJK MAN". In een winkelhuis in de nabijheid van een der groote markthallen te Parijs trad onlangs een hongerig uitziende man binnen, en zeide, na dat hij de ververschingen met begee- rige blikken had gadegeslagen Ik ben een arme kerel, maar ik wil eerlijk zijn, al zou Lk ook in han den der politie komen. Wat is er dan gaande vroeg de verkoopster, hem met argwaan beschouwend. Geen mensch heeft gezien, dat lk vanmorgen vroeg in dezen omtrek een banknoot van 100 franc gevonden heb, maar, zooals gezegd, ik wil eer lijk zijn. r? Een banknoot van 100 franc «e- vonden fluisterde de vrouw, ver heugd lachend. 't Zou mogelijk zijn, vervolgde de man, dat een of ander voorbij ganger zulk een biljet verloren had wanneer het voor uwen winkel lag. zoo kon men wel aannemen, dat het aan u zelf behoorde. Spreek niet zoo luid, fluisterde zij, zich over de toonbank buigende. u bent een eerlijk man en lk zal uw naam in alle dagbladen latent plaatsen, zoodat het iedereen weet. Ik ben een weduwe, die hard moet werken, en wanneer u mij het geld niet teruggebracht zoudt hebben, don zou dit ook voor mijne arme kinde ren schadie zijn. Wanneer ik het geld voor een winkel vond, gaf lk het dadelijk aan den eigenaar terug, «prak hij, in» tusachan od «en bank neervallend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 16