lo stormachtige Tijden.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON
26e Jaargang. No. 791!
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DIN3DAG 1! APRIL 1909 B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PBR DR2B MAANDENi
Voor Haarlem 1.23
Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd Is (kom der
gemeente)130
Franco per post door Nederland1.65
Afzonderlijke nummers 0.02H
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem037 H
de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEERBBOOM.
ADVERTENTIËNi
Van 1—5 regels 50 Cts.: Iedere regel meer 10 Cts. Bulten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels 1—elke regel meer ƒ0. tO Reclames 30 Cent per regel
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing j
50 Cts, voor 3 plaatsingen k contant.
Redactie en Administratie i Groote Houtstraat 55.
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drukkerij: Zulder Buitenspaarue 6. Telefoonnummer 122.
To« de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Bulteniandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
OM ONS HEEN
No. 914.
Altijd nog de Halsen I
Do Lezer zal zich herinneren, dat In
Onze courant het eerst de aandacht
gevestigd werd op den toestand,
waarin zich sommige schilderijen van
Frans Hals, tengevolge van de kou,
bevonden. De Commissie, die met het
toezicht daarop belast is, had toen
reeds maatregelen genomen om er te
laten stoken en in zoover was dus de
zaak daarmee voor de toekomst in 't
reine. Het stuk, dat dooi- de koude
het meest geleden had, werd onder
handen genomen, de vernis wat men
noemt geregenereerd en daarmee
scheen het incident afgeloopen, toen
plotseling de heer Middelkoop, in den
Raad aankwam met nieuwe klach
ten. Deze bezwaren hadden weinig
om 'i lijf, de spreker maakte zelfs
een minder gelukkig figuur, toen
bleek, dat wat hij voor afgedropen,
nieuwe vernis had aangezien, een
overblijfsel was van lijnolie, waar
mee een der stukken tal van jaren
geleden was ingesmeerd.
Ik mag dan ook zeggen, dat deze
interpellatie vrijwel in 't zand dood
liep. Er volgde nog meer een twee
tal artikeltjes van Prof. Dake in de
„Telegraaf", die wel niet zeggen wou,
maar toch ook weer wel zeggen wou,
dat het niet goed was met de stukken
ven Hals. Beschouwingen, die geen
visch waren en geen vleesch en waar-
- van destijds in dit blad dan ook ge
zegd werd, dat Prof. Dake beter deed
ruiterlijk met zijn bezwaren voor den
dag te komen.
Dat was zoowat ee>rt maand na het
geval-Middeilkoop, en nu, weer een
maand later, komt opnieuw oen aan
val. Als van bittere drankjes wordt
aan de Commissie en haar restaura
teur elk uur een lepel ingegeven.
Dezen keer zijn de bezwaren althans
scherper omschrevenmen kan ze
vinden in een artikel van het „Han
delsblad", onderteekend door vier
personen, van wie de eerste en de
laatste ons als schilders bekend zijn.
De heer 't Hooft is directeur van het
museum Fodor, van den heer Van
der Poll heb ik.de qualiteit, die hem
de vrijmoedigheid tot medo-onder-
teekening geeft, niet kunnen ontdek
ken.
Ik iaat hier het stuk in zijn geheel
volgen
Oude Mannenhuis, nog in den laat-
sten tijd, en ook nadat door de Com
missie van Toezicht een geruststel
lend rapport was uitgebracht, her-
ha a ld e I ij k met een geheim mid
del zijn ingesmeerd, gelijk de heeren
L. Gerdes, H. J. Kruijder en Z. Mid
delkoop dat getuigen zelf te hebbein
gezien. Het telkens weder aanslaan
van dit middel (hetwelk wellicht voor
namelijk uit kopaiva-balsem bestaat),*
schijnt de reden te zijn, dat er tel
kens meer van wordt aangebracht op
de schilderijen. De „Regenten" nu
vertoonen, dicht bij de lijst, iin liet
afhangende wit onder de fameuze
roode knie, een strook, die nog dui
delijk laat zien, hoe koel van toon
aard het schilderij oorspronkelijk is
geweest. En nu is het wel duidelijk,
dat het gansche stuk reeds lang door
vroegere vernislagen veel minder
blank is geworden dan de schilder
het bedoeld heeft. Door het thans al
door bestrijken met dit middel ech
ter, zal het nog steeds bruiner wor
den. En terwijl de stukken op het
oogenblik den toeschouwer tegen-
glimmen als gelakte theeblaadjes,
zal bij noodwendig door den tijd af-
doffen, de aldoor dikker geworden
bruinige laag het zuivere aspect der
vlotte, koele schildering steeds meer
vertroebelen.
Wij houden dit voor zeer bedenke
lijk en achten het noodig, dat hier
tegen ernstig worde gewaarschuwd.
Waarschijnlijk kan men deze laag
nu zonder bezwaar nog verwijderen,
waardoor het hinderlijke glimmen
van thans weggenomen en de latere
vertroebeling voorkomen zou wor
den. Maar het is te hopen, dat men
dan de nog niet aldus bewerkte schil
derijen verder met rust moge laten.
„De Officieren van den Cloveniers-
doelen van 1633" zijn op het oogen
blik uit de lijst weggenomen en waar
schijnlijk reeds onder behandeling.
„De Officieren van den Cloveniers-
doelen van 1627" zijn nog onaange
raakt-, maar staan, naar het heet,
ook op de nominatie. Toch is hier de
verfconditie, vooral in de koppen,
over het algemeen zeer voldoende,
en de voor een oud schilderij gehee'
eigenaardige relatieve matheid er
van steekt zeer aangenaam af bij
het glibberige, bruine glimmen van
de andere stukken.
Over liet algemeen houden onder-
geteekenden z'ch overtuigd, dat het
voor alle belangen beter ware, in
dien wat men aan zulke meester
werken meende te moeten doen, ge
schiedde onder het voortdurend toe
zicht van eenige ter zake kundige
schilders, die dan natuurlijk noo't
Naar aanleiding van de alarmee-
rende geruchten, die in den laatsten probeerselen
tijd door de pers gingen, omtrent den j middelen, waarvan zij de
toestand der roemruchte schilderijen stelling niet volledig wisten,
op het stadhuis te Haarlem, hebben den goedkeuren. Hoe onaangenaam
I v
de lichtpartij van den witten kraag
ergerlijke overschilderingen, die er
misschien reeds vroeger op waren
aangebracht, doch dan thans meer
aan den dag kwamen. Nu er echter,
voor zoover ons bekend werd, geen
protocol van is opgemaakt, hoe de
toestand vóór deze laatste herstelling
was, en wat er bij die gelegenheid
met het schilderij al of niet gebeurd
is, zou de hersteller onder verden
king kunhen komen deze treurige
bijschilderingen zelf te hebben aan
gebracht.
Hoe zeer gaarne intusschen wij ons
van de goede bedoelingen van dezen
hersteller en hoe stellig wij ons van
den ernst van de Commissie van Toe
zicht, d;e echter bij de toegepaste
bewerkingen niet altoos aanwezig
kon ziin overtuigd houden, meenen
wij toch nadrukkelijk te moeten ver
klaren, dat het met den grooten eer
bied, welken wij aan de meester
werken van Hals verschuldigd zijn,
beter zou strooken, indien zij behoed
zamer werden behandeld dan dit in
den laatsten tijd het geval was.
JAN VETH.
H. VAN DER POLL,
C. G. 'T HOOFT,
G. W. DIJSSELHOF.
Wie zijn nu de getuigen, die door
de inzenders worden aangehaald
Naar ik verneem zijn de heeren Ger-
des en Kruijder bezig met op het
Stadhuis te kopieeren. Op het gebied
van restauratie van oude schilderijen
zullen zij zich tooh, evenmin als de
heer Middelkoop, voor deskundigen
durven uitgeven. En indien werkelijk
onze Halsen zoo slecht behandeld
worden, als de heeren Veth c. s.
meenen, (wat ik vooralsnog niet ge
loof), dan is liet wel jammer, dat de
heer Veth geen gehoor heeft gegeven
aan een uitnoodiging, die 22 jaar ge
leden door den restaurateur, den heer
Frans Vos. zelf tolt. hem is gericht.
De heer Veth had toen namelijk
een artikel geschreven in een der
couranten, waarin hij o. a. verklaar
de, dat de restaurateurs van schilde
rijen mislukte kunstenaars waren,
en dat betreurd moest worden, dat
aan zulke handen onze kunstschat
ten moesten worden toevertrouwd.
De heer Frans Vos noodigde hem
daarop ulit tot een bezoek aan zijn
atelier en kreeg het navolgende ant
woord uit Bussum van 24 Juli (jaar
tal ontbrak, maar staat als post
stempel op de enveloppe)
WelEdeJe Heer,
Met belangstelling heb ik" kennis
zouden toelaten metgenomen van Uw schrijven van 19
samen-
Mi kon-
Juli, waarin U mij uitnoodigt tot een
bezoek in Uw atelier.
Mochten mijn wegen mij binnen
komt eens naai- Haarlem voeren, dan
zal ik niet verzuimen aan Uw ver
ondergeteekenden er prijs op gesteld, het voor een hersteller zelf moet we-
dienaangaande een nauwkeurig on-zen, wanneer zijn werk niet in het
derzoek ter plaatse in te stellen. j volle daglicht is geschied, blijkt uit langen gevolg te geven. U zult U eek-
Het is hun daarbij gebleken, dat den tegen woord'gen toestand van het ter wel overtuigd willen houden, dat
verschillende dezer Halsen, o. a. de portret var. „Mr. Nicolaas van der j mijn veelomvattende werkkring tame-
twee wondere stukken van de „Re- Meer", dat nog niet lang geleden op- lijk veel van mij vergt en ik mij niet
genten" t n de „Regentessen" van lietgeknapt werd. Het stuk vertoont in j altijd kan veroorloven, daarheen te
gaan, waar de inval van heit oogen
blik mij heen zou willen voeren.
Hoogachtend,
(w. g.) p. o. JAN VETH.
Hoewel dus de heer Vos den heer
Veth wilde overtuigen, dat zijn werk
den toets van de critiek kon door
staan, heeft de heer Veith het niet
noodig gevonden, zich daarvan te
overtuigen, want tot lieden (22 jaar
later) is hij het bezoek aan het atelier
van den heer Vos schuldig gebleven.
Het ligt dus voor de hand, dat de
heer Vos verbaasd was over liet feit,
dat juist de heer Veth eerste onder-
teekenaar is van de nieuw inge
brachte bezwaren. Wat de technische
quaestie zelf betreft, komen wij "ïee-
ken, bewoners van Haarlem, die
trotsck zijn op onzen schilderijen-
schat, min of meer in de klem. Laten
ij de overtuiging van den heer Vos
zelf, die wel partij in de quaestie is,
maar dan toch ook een man van. er
varing 1m zijn vak mag heeten, ge
heel ter zijde, dan vinden we in de
Commissie voor het Museum, behal
ve een viertal ernstige en belangstel
lende liefhebbers van schilderijen, Dr.
Bredius, Prof. Six en den heer A. L.
Koster, den bekenden kunstschilder
en etser te Heemstede, van wie men
veronderstellen mag, dat zij het res-
taureeren van onze kostbare Halsen
niet zouden overlaten aan den heer
Vos, wanneer zij er ndet van over
tuigd waren, dat hij zich met groote
zorg en voorzichtigheid van die taak
kwijt.
Ik heb daarom over de techniek
van de zaak eenige inlichtingen ge
vraagd aan den heer Koster, die deze
wel zoo vriendelijk was. mij te geven.
De heer Koster verklaarde mij, dat
weliswaar do leden der Commissie
geen bijzondere studie hebben ge
maakt van het restaureeren van
schilderijen, dat een afzonderlijk vak
kan geacht worden te zijn en dat zij
bovendien niet In de gelegenheid zijn,
zoodanige herstellingen geheel bij te
wonen, maar dat zij, afgaande op de
resultaten van zijn werk, vertrouwen,
dat dit bij den heer Vos in goede
handen is. De glans, zoo zei de de
heer Koster, waarover de inzenders
in het „Handelsblad" klagen, ver
dwijnt weer na korten tijd," de schil
derijen blijven goed en het was Pet
ten kofer zelf, die een behandeling
met copaïva balsera, naast die met
alcoholdampen, goed noemde, omdat
hij deze balsem voor bijzonder rek
baar hield, zoodat zij het inkrimpen
en uitzetten van de verf zeer wel zou
kunnen meemaken.
Ten opzichte van de bruine kleur
deed de heer Koster opmerken, dait
bruiner worden een gevolg is van den
ouderdom van schilderijen.
Over de schilderijen van ons Haar-
lemsche Museum maakt de heer Kos
ter zich dau ook in het geheel niet
bezorgd. Gaarne zou hij gezien heb
ben, dat wanneer de heeren Veth c. s.
een beter middel bezitten tot regene-
reeren van de vernis, dan thans
bruikt wordt, dit ook door hen was
meegedeeld.
Het was reeds de bedoeling van den
heer Koster, hunne bezwaren in een
vergadering der commissie ter sprake
te brengen, en tevens voor te stellen,
een register aan te leggen, waarin
zou worden opgeteekend alles, wat
met de schilderijen geschiedt. In een
dergelijke geschiedenis ziet de heer
Koster vooral in de toekomst, veel
voordeel.
J. C. P.
Buitenlandsch Overzicht
DE CASTRO-KLUCHT.
Castro heeft weer de kunst ver
staan, alle aandacht dei- nieuwe en
oude wereld vooral ook van ons
Nederlanders naar zich te trekken.
Maai-... op welk een wijze I
't Is nu een kluchtspel le klasse ge
worden I
Men weet, dat de oud-president op
het Fransche eiland Martinique ge
land was, om vandaar uit verdere
toebereidselen te maken voor zijn reis
naar Venezuela. Er gingen vreemde
geruchten Castro zou een revolutie
voorbereiden om den presidentszetel
weer te veroveren Castro zou in de
gevangenis gestopt worden enz.
Wat er van al deze veronderstellin
gen juist is1 weten we niet. Ook de
diplomaten, die de zaken der groote
mogendheden regelen, konden 't niet
verder brengen dan raden. Hoe 't zij,
men was en is 't eens, dat de komsi
van Castro de rust in Venezuela en
de verhouding van Venezuela tegen
over de mogendheden, niet zal bevor
deren. Daarom is een soort samen
zwering Legen togen CasLro gesmeed,
om hem buiten de Venezolaansche za
ken te houden. Een uitvloeisel van
dit complot is, dat de verschillende
mogendheden verklaard hebben, dat
zo niet zullen dulden, dat Castro op
hun gebied in West-Indië landt.
Castro was evenwel onverwacht op
Martinique aangekomen, zoodat de
Fransche regeering verrast was. Toch
werd. handelend tegen den ex-presi
dent opgetreden. Hem werd in zijn
hotel een besluit tot uitzetting gezon
den, waarin hem gelast werd, binnen
0 uur het eiland te verlaten.
Toen Castxo ambtelijk in kennis ge
steld werd met dit besluit der Fran
sche regeering, deelde hij het hoofd
der politie mede, dat zijn gezondheids
toestand het hem onmogelijk maakt
het bed te verlaten.
We herinneren er aan, dat de ex-
president reeds eenige dagen over
pijn in den buik klaagde en beweert,
dat de Betrlijnsche operatie-wond
hein ontzaglijke pijnen veroorzaakt.
De legeer in g droog een geneesheer
op, verslag uit te brengen, omtrent
Castro's toestand.
De dokter besliste, dat Castro sterk
genoeg is om een zeereis te doen. Hij
zou aan boord van het Fransche
stoomschip „Versailles" dadelijk
kunnen vertrekken.
Castro kwam hiertegen ophij
leed, zeide hij, ondraaglijke pijn in
buik en nieren. Verder was hij zon-
dar middelen om de kosten van de
zeereis te betalen, daar zijn geld el
ders is ondergebracht. Hij kon zich
met op de „Versailles" inschepen en
\roeg uitstel om hem in staat te stel
len naar Santa Cruz de Teneriffe,
Spaansch gebied, door te reizen.
t Baatte hem niet!
Castro kreeg als antwoord het be
vel om vijf uur met de „Versailles" te
vertrekken. Daar hij bleef volhou
den, onmogelijk te kunnen vertrek
ken, dreigde de commissaris van po
litie, op last van de regeering hande
lende, hem met geweld aan boord te
zullen brengen. Ook deelde hij Castro
mede, dat hij zich bij verzet blootstelt
aan een gevangenisstraf van 6 maan
den.
Ook kwamen eenige Amerikaan-
sclie oorlogsschepen aan de kust een
boodschap zonder woorden bren
gen.
Castro riep inmiddels de hulp van
een Fr arisch advocaat in, maar vond
bij dezen weinig baat.
Op de dringende protesten van Cas
tro tegen het voortzetten van de reis,
waartoe hij niet in staat meende te
zijn, heeft.de gouverneur een nieuw
onderzoek gelast. Drie doktoren ver
klaarden toen, dat de reis het leven
van Castro niet in gevaar zou bi-en-
gen. Toch Castro weigerde to ver
trekken.
Daarop werd bevel gegeven Castro
met den sterken arm te verwijderen..
De commissaris van politie verscheen
met gendarmeg in de kamer van Cas
tro, om deze lastgeving uit te voeren..
Castro weigerde zich toen aan te
kleeden en werd op een matras ge
legd en zoo op een brancard aan
boord gebracht van het schip, dat op
een mijl afstand van het hotel lag.
Hij beklaagde zich onderweg, dat
iedere beweging van de brancard een
kwelling voor hem was.
Zoo kwam Castro aan boord van de
„Versailles". Om 9 uur Zondagavond
zette de boot zich in beweging en
bracht Castro naar Saint Nazaire.
Wat zal hem daar weer wachten
De Fransche regeering zit nu met
een stapel protesten van Castro. Ik
heb niets togen de Fransche repu
bliek misdreven, zoodat de uitwijzing
door niets is gerechtvaardigd.
Letwel, 't is Castro die spreekt.
Castro had geen geld voor do zee
reis. Welnu, dit wou de Fransche re
geering hem wel leenen I Waar zou
Castro z'n spaarduitjes verborgen
hebben „Men" zei, dat deze nog in
Venezuela opgeborgen waren, en dat
mevrouw Castro mee naar 't vader
land was getrokken, om dit slijk der
aarde" op te zoeken.
De Amerikaansche diplomatieke
vertegenwoordiger te Caracas meldt
evenwel, dat liet aan de echtgeuoote
van den ex-president Castro niet werd.
toegestaan te Caracas aan waL te
stappen. Zij vertrok daarop per
stoomboot naar de naastbij gelegen
haven van de Zuid-Amerikaansche
republiek Columbia.
Men maakt het 't Castro-paar wel
moeilijk I
En waarom nu toch
Een redacteur van een Amerl-
kaansch blad heeft een gesprek met
mevrouw Castro gevoerd. Zij noemde
de houding van Engeland en Ameri
ka onverwacht en onwettig, daar
Castro president en geen vluchteling
of balling \s. Castro was zeer ziek en
wilde geen omwenteling. Als Venezue
la hem niet noodig had, zou hij er
niet blijven, maar ais het volk hem
noodig had, zou hij er heengaan en
blijven. Castro was vredelievend, en
had den steun van zijn volk..
Zoo vertelde mevrouw Castro.
Intussclien werd uit Venezuela be
richt, dat daar een oproerige bewe
ging ten gunste van Castro is uitge
broken.
DE BALKAN-AANGELEGENHEDEN,
De ambassadeurs van Duitschland,
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy.
60)
Dit onbeteekenende feit veranderde
nu gelieel den loop der gebeurtenis
sen. Tinville had niets te doen dan
een kreet vol verontwaardiging te
slaken.
Burgers van Frankrijk, let nu
eens op, hoe gij bedrogen wordt I
Toen wendde hij zich nog eens tot
Déroulède.
Burger Déroulède zoo begon
tij.
Maar in het rumoer, dat nu volgde,
kjoji hij zijn eigen stem met meerhoo-
ren. De ingehouden woede van hol ge
heel© Parijsche gepeupel scheen nu
uiting te vindon in het geschreeuw,
waarmee de menigte trachtte den ver
deren voortgang der zaken te be
letten.
Evenals hun voor indrukken zoo
[vatbare harten plotseling gesmolten
waren ten opzichte van Juliette, even-
jo veranderde nu plotseling hun
houding van sympathie voor een van
afschuw en verontwaardiging.
Twee menschen hadden hen o-m den
tuin geleid en bedrogen.
Een dezer hadden zij vereerd en
vertrouwd, voor zoover hun ontaar
de harten daar nog toe in staat wa
ren, daarom scheen zijn zonde dub
bel erg.
Hij en die bleeke aristocrate had
den nu al weken, maanden, misschien
wel jaren lang, samengezworen tegen
de republiek. In die maanden en ja
ren had hij tot hen gesproken en zij
hadden geluisterdhij had hen door
zijn schatten van welsprekendheid in
gepalmd zooals zooeven nog.
Het rumoer en de drukte groeide
nog steeds aan. Als Tinville en Mer
lin de menigte woedend hadden wil
len maken, dan was hun dat meer
dan gelukt. Alles wat beestachtig en
woest was in deze kwaadaardige Pa
rijsche bevolking, kwam nu in een
wild, krankzinnig verlangen naai'
wraak voor den dag.
De menschen kwamen hals over
kop uit de banken gehold, duwden en
stompten elkaar en de vallende kin
deren, omdat zij zoo gauw mogelijk
wilden komen bij hun gunsteling van
zooeven om hem en zijn bleeke
vriendin in stukken te rijten, deoogen
uil te krabben. Zij huilden als even
zooveel wilde beesten, de vrouwen
schreeuwden, de kinderen schreiden.
en de mannen van de Nationale Gar
de kwamen toesnellen en hadden de
handen vol om dezon stroom van woe
de en haat tegen te houden.
Had een hunner kans gezien zich
een weg te banen door de barrière
van bajonetten, die snel tegen hen
waren opgeheven, zeker zou het slecht
meit Déroulède en Juliette zijn afge-
loopetn.
De president liet luid zijn tafelbel
weerklinken en eens of tweemaal was
zijn stem bevend van opgewonden
heid, boven liet rumoer uit te hooren.
Verlaat deze zaal I Verlaat deze
zaal 1
Maar het volk wilde niet wegge
stuurd worden.
Aan een Lantaren met de verra
ders 1 Den dood aan Déroulède. Aan
een lantaren die aristocraat I
En in de grootste opéenhooping
van menschen, staken de breed©
schouders en het massieve hoofd van
burger Lenoir ver boven al de ande
ren uit.
Eerst scheen hij do woede der me
nigte nog aan te vuren. Zijn door
dringende stem met zijn echt provin
ciaal accent, was duidelijk te hooren
in zijn luide dreigementen tegen de
beklaagden.
Toen op een gegeven oogenblikj
toen het tumult zijn toppunt had be
reikt, toen de Nationale Garde voel
de, dat hun bajonetten het niet zou
den kunnm uithouden tegen dezen
stroom van raenschelijke jakhalzen,
toen veranderde Lenoir van tactiek.
Kom I wees toch niet zoo ezelach
tig dom I schreeuwde hij luid, wij
zullen veel beter met de verraders
klaar komen, als zij eenmaal buiten
zijn. Kom, burgers? Moeten wij dan
alles aan de rechters overlaten, laten
wij liever onze eigen rechters zijn 1
Eerst werd er maar weinig aan
dacht geschonken aan zijn woorden,
en hij herhaalde het eens of tweemaal
er nog eenige détail9 bijvoegend
Je bent immers veel vrijer op
straat, waar deze apen van de Natio
nale Cardo niet kunnen komen tus-
sclien het volk van Frankrijk en hun
rechtmatigen wraak. Vooruit I voeg
de hij er bij met zijn ellebogen om
zich heen duwend om zich een door
gang te vormen naar de deur. Ik ga
ten minste maai- eens kijken, waar de
gesciiiktste lantaren is.
Als een kudde schapen volgde de
menigte hem nu.
De eerste, de beste lantaren 1
schreeuwden zij. Op stmaat op
straat 1 Aan een lantaren I Die ver
raders 1
En al vloekend, razend en tierend
ging de menigte naar buiten. Slechts
enkelen bleven om het einde van de
grap bil te wonen.
HOOFDSTUK XXVI.
Doodvonnis.
Het „Bulletin van de revolutionaire
volksvertegenwoordiging" zegt ons,
dat beide beklaagden tijdens het tu
mult, waardoor de kale muren van
de rechtzaal dreunden, volkomen
kalm gebleven waren.
Burger-afgevaardigde Déroulède
echter, zoo zeggen de geschiedschrij
vers, ofschoon uiterlijk doodkalm,
was blijkbaar zeer aangedaan. Hij
had oogen met veel uitdrukking, hel
dere spiegels van zijn mooie, oprech
te ziel, en daarin lag nu een blik van
diepe ontroering, terwijl hij naar de
menigte Keek, die hij zoo dikwijls be-
heorsoht en geleid had en die nu m
woede tegen hem was losgebarsten.
Hij zag zijn eigen populariteit ver
minderen en sterven.
Maar toen het grootste deel van de
menigte uit de zaal verdwenen was,
scheen die diepe ontroering ook te
bedaren, en liet hij zich kalm van de
bank, waar hij als bevoorrecht lid
van de Nationale Conventie, gezeten
had, tusschen twee mannen van de
Nationale brengen naar een plaats
onmiddellijk achter de bank der be
schuldigden.
Van dat oogenblik af was hij een
gevangene, beschuldigd van verraad
tegen de republiek, «n blijkbaar zou
den zijn triomfeerende vijanden zich
met zijn verhoor niet heel druk meer
maken, terwijl de drift van het volk
het kookpunt had bereikt.
Volkomen stilte was op het woeden
de tumult gevolgd. Er was nu niets te
hooren in de groote ruimte, behalve
de haastig gefluisterde instructies
van den klerk naast hem, en het kras
sen van zijn pen op het papier.
De president was met niet minder
groote snelheid bezig eenige malen
zijn hondieekening te zetten op pd»
pieren, die de andere klerken hem
toereikten. De enkele overblijvende
toeschouwers, de afgevaardigden, en
die onder de menigte, die verkozen
hadden het slot van de debatten bij
te wonen, waren stil en vol verwach
ting.
Merlin veegde zijn voorhoofd af als
of hij doodvermoeid was na een har
den strijd, Robespierre nam kalm
een snuifje.
Van de plaats, waar Déroulède
stond, kon hij de bevallige gestalte
van Juliette in het Licht van de petro
leumlamp zien afgeteekend. Zijn hart
wankelde tusschen hevigen spijt, dat
het hem niet gelukt was haar te red
den en een eigenaardige opwinding:
bij de gedachte aan haar zijde te zul
len sterven.
{Wordt vervolgd).