lo stormachtige Tijden. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. FEUILLETON 26e Jaargang. No. 791! Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. DIN3DAG 1! APRIL 1909 B HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN PBR DR2B MAANDENi Voor Haarlem 1.23 Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd Is (kom der gemeente)130 Franco per post door Nederland1.65 Afzonderlijke nummers 0.02H Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem037 H de omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEERBBOOM. ADVERTENTIËNi Van 1—5 regels 50 Cts.: Iedere regel meer 10 Cts. Bulten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels 1—elke regel meer ƒ0. tO Reclames 30 Cent per regel Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing j 50 Cts, voor 3 plaatsingen k contant. Redactie en Administratie i Groote Houtstraat 55. Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Drukkerij: Zulder Buitenspaarue 6. Telefoonnummer 122. To« de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Bulteniandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. TWEEDE BLAD. OM ONS HEEN No. 914. Altijd nog de Halsen I Do Lezer zal zich herinneren, dat In Onze courant het eerst de aandacht gevestigd werd op den toestand, waarin zich sommige schilderijen van Frans Hals, tengevolge van de kou, bevonden. De Commissie, die met het toezicht daarop belast is, had toen reeds maatregelen genomen om er te laten stoken en in zoover was dus de zaak daarmee voor de toekomst in 't reine. Het stuk, dat dooi- de koude het meest geleden had, werd onder handen genomen, de vernis wat men noemt geregenereerd en daarmee scheen het incident afgeloopen, toen plotseling de heer Middelkoop, in den Raad aankwam met nieuwe klach ten. Deze bezwaren hadden weinig om 'i lijf, de spreker maakte zelfs een minder gelukkig figuur, toen bleek, dat wat hij voor afgedropen, nieuwe vernis had aangezien, een overblijfsel was van lijnolie, waar mee een der stukken tal van jaren geleden was ingesmeerd. Ik mag dan ook zeggen, dat deze interpellatie vrijwel in 't zand dood liep. Er volgde nog meer een twee tal artikeltjes van Prof. Dake in de „Telegraaf", die wel niet zeggen wou, maar toch ook weer wel zeggen wou, dat het niet goed was met de stukken ven Hals. Beschouwingen, die geen visch waren en geen vleesch en waar- - van destijds in dit blad dan ook ge zegd werd, dat Prof. Dake beter deed ruiterlijk met zijn bezwaren voor den dag te komen. Dat was zoowat ee>rt maand na het geval-Middeilkoop, en nu, weer een maand later, komt opnieuw oen aan val. Als van bittere drankjes wordt aan de Commissie en haar restaura teur elk uur een lepel ingegeven. Dezen keer zijn de bezwaren althans scherper omschrevenmen kan ze vinden in een artikel van het „Han delsblad", onderteekend door vier personen, van wie de eerste en de laatste ons als schilders bekend zijn. De heer 't Hooft is directeur van het museum Fodor, van den heer Van der Poll heb ik.de qualiteit, die hem de vrijmoedigheid tot medo-onder- teekening geeft, niet kunnen ontdek ken. Ik iaat hier het stuk in zijn geheel volgen Oude Mannenhuis, nog in den laat- sten tijd, en ook nadat door de Com missie van Toezicht een geruststel lend rapport was uitgebracht, her- ha a ld e I ij k met een geheim mid del zijn ingesmeerd, gelijk de heeren L. Gerdes, H. J. Kruijder en Z. Mid delkoop dat getuigen zelf te hebbein gezien. Het telkens weder aanslaan van dit middel (hetwelk wellicht voor namelijk uit kopaiva-balsem bestaat),* schijnt de reden te zijn, dat er tel kens meer van wordt aangebracht op de schilderijen. De „Regenten" nu vertoonen, dicht bij de lijst, iin liet afhangende wit onder de fameuze roode knie, een strook, die nog dui delijk laat zien, hoe koel van toon aard het schilderij oorspronkelijk is geweest. En nu is het wel duidelijk, dat het gansche stuk reeds lang door vroegere vernislagen veel minder blank is geworden dan de schilder het bedoeld heeft. Door het thans al door bestrijken met dit middel ech ter, zal het nog steeds bruiner wor den. En terwijl de stukken op het oogenblik den toeschouwer tegen- glimmen als gelakte theeblaadjes, zal bij noodwendig door den tijd af- doffen, de aldoor dikker geworden bruinige laag het zuivere aspect der vlotte, koele schildering steeds meer vertroebelen. Wij houden dit voor zeer bedenke lijk en achten het noodig, dat hier tegen ernstig worde gewaarschuwd. Waarschijnlijk kan men deze laag nu zonder bezwaar nog verwijderen, waardoor het hinderlijke glimmen van thans weggenomen en de latere vertroebeling voorkomen zou wor den. Maar het is te hopen, dat men dan de nog niet aldus bewerkte schil derijen verder met rust moge laten. „De Officieren van den Cloveniers- doelen van 1633" zijn op het oogen blik uit de lijst weggenomen en waar schijnlijk reeds onder behandeling. „De Officieren van den Cloveniers- doelen van 1627" zijn nog onaange raakt-, maar staan, naar het heet, ook op de nominatie. Toch is hier de verfconditie, vooral in de koppen, over het algemeen zeer voldoende, en de voor een oud schilderij gehee' eigenaardige relatieve matheid er van steekt zeer aangenaam af bij het glibberige, bruine glimmen van de andere stukken. Over liet algemeen houden onder- geteekenden z'ch overtuigd, dat het voor alle belangen beter ware, in dien wat men aan zulke meester werken meende te moeten doen, ge schiedde onder het voortdurend toe zicht van eenige ter zake kundige schilders, die dan natuurlijk noo't Naar aanleiding van de alarmee- rende geruchten, die in den laatsten probeerselen tijd door de pers gingen, omtrent den j middelen, waarvan zij de toestand der roemruchte schilderijen stelling niet volledig wisten, op het stadhuis te Haarlem, hebben den goedkeuren. Hoe onaangenaam I v de lichtpartij van den witten kraag ergerlijke overschilderingen, die er misschien reeds vroeger op waren aangebracht, doch dan thans meer aan den dag kwamen. Nu er echter, voor zoover ons bekend werd, geen protocol van is opgemaakt, hoe de toestand vóór deze laatste herstelling was, en wat er bij die gelegenheid met het schilderij al of niet gebeurd is, zou de hersteller onder verden king kunhen komen deze treurige bijschilderingen zelf te hebben aan gebracht. Hoe zeer gaarne intusschen wij ons van de goede bedoelingen van dezen hersteller en hoe stellig wij ons van den ernst van de Commissie van Toe zicht, d;e echter bij de toegepaste bewerkingen niet altoos aanwezig kon ziin overtuigd houden, meenen wij toch nadrukkelijk te moeten ver klaren, dat het met den grooten eer bied, welken wij aan de meester werken van Hals verschuldigd zijn, beter zou strooken, indien zij behoed zamer werden behandeld dan dit in den laatsten tijd het geval was. JAN VETH. H. VAN DER POLL, C. G. 'T HOOFT, G. W. DIJSSELHOF. Wie zijn nu de getuigen, die door de inzenders worden aangehaald Naar ik verneem zijn de heeren Ger- des en Kruijder bezig met op het Stadhuis te kopieeren. Op het gebied van restauratie van oude schilderijen zullen zij zich tooh, evenmin als de heer Middelkoop, voor deskundigen durven uitgeven. En indien werkelijk onze Halsen zoo slecht behandeld worden, als de heeren Veth c. s. meenen, (wat ik vooralsnog niet ge loof), dan is liet wel jammer, dat de heer Veth geen gehoor heeft gegeven aan een uitnoodiging, die 22 jaar ge leden door den restaurateur, den heer Frans Vos. zelf tolt. hem is gericht. De heer Veth had toen namelijk een artikel geschreven in een der couranten, waarin hij o. a. verklaar de, dat de restaurateurs van schilde rijen mislukte kunstenaars waren, en dat betreurd moest worden, dat aan zulke handen onze kunstschat ten moesten worden toevertrouwd. De heer Frans Vos noodigde hem daarop ulit tot een bezoek aan zijn atelier en kreeg het navolgende ant woord uit Bussum van 24 Juli (jaar tal ontbrak, maar staat als post stempel op de enveloppe) WelEdeJe Heer, Met belangstelling heb ik" kennis zouden toelaten metgenomen van Uw schrijven van 19 samen- Mi kon- Juli, waarin U mij uitnoodigt tot een bezoek in Uw atelier. Mochten mijn wegen mij binnen komt eens naai- Haarlem voeren, dan zal ik niet verzuimen aan Uw ver ondergeteekenden er prijs op gesteld, het voor een hersteller zelf moet we- dienaangaande een nauwkeurig on-zen, wanneer zijn werk niet in het derzoek ter plaatse in te stellen. j volle daglicht is geschied, blijkt uit langen gevolg te geven. U zult U eek- Het is hun daarbij gebleken, dat den tegen woord'gen toestand van het ter wel overtuigd willen houden, dat verschillende dezer Halsen, o. a. de portret var. „Mr. Nicolaas van der j mijn veelomvattende werkkring tame- twee wondere stukken van de „Re- Meer", dat nog niet lang geleden op- lijk veel van mij vergt en ik mij niet genten" t n de „Regentessen" van lietgeknapt werd. Het stuk vertoont in j altijd kan veroorloven, daarheen te gaan, waar de inval van heit oogen blik mij heen zou willen voeren. Hoogachtend, (w. g.) p. o. JAN VETH. Hoewel dus de heer Vos den heer Veth wilde overtuigen, dat zijn werk den toets van de critiek kon door staan, heeft de heer Veith het niet noodig gevonden, zich daarvan te overtuigen, want tot lieden (22 jaar later) is hij het bezoek aan het atelier van den heer Vos schuldig gebleven. Het ligt dus voor de hand, dat de heer Vos verbaasd was over liet feit, dat juist de heer Veth eerste onder- teekenaar is van de nieuw inge brachte bezwaren. Wat de technische quaestie zelf betreft, komen wij "ïee- ken, bewoners van Haarlem, die trotsck zijn op onzen schilderijen- schat, min of meer in de klem. Laten ij de overtuiging van den heer Vos zelf, die wel partij in de quaestie is, maar dan toch ook een man van. er varing 1m zijn vak mag heeten, ge heel ter zijde, dan vinden we in de Commissie voor het Museum, behal ve een viertal ernstige en belangstel lende liefhebbers van schilderijen, Dr. Bredius, Prof. Six en den heer A. L. Koster, den bekenden kunstschilder en etser te Heemstede, van wie men veronderstellen mag, dat zij het res- taureeren van onze kostbare Halsen niet zouden overlaten aan den heer Vos, wanneer zij er ndet van over tuigd waren, dat hij zich met groote zorg en voorzichtigheid van die taak kwijt. Ik heb daarom over de techniek van de zaak eenige inlichtingen ge vraagd aan den heer Koster, die deze wel zoo vriendelijk was. mij te geven. De heer Koster verklaarde mij, dat weliswaar do leden der Commissie geen bijzondere studie hebben ge maakt van het restaureeren van schilderijen, dat een afzonderlijk vak kan geacht worden te zijn en dat zij bovendien niet In de gelegenheid zijn, zoodanige herstellingen geheel bij te wonen, maar dat zij, afgaande op de resultaten van zijn werk, vertrouwen, dat dit bij den heer Vos in goede handen is. De glans, zoo zei de de heer Koster, waarover de inzenders in het „Handelsblad" klagen, ver dwijnt weer na korten tijd," de schil derijen blijven goed en het was Pet ten kofer zelf, die een behandeling met copaïva balsera, naast die met alcoholdampen, goed noemde, omdat hij deze balsem voor bijzonder rek baar hield, zoodat zij het inkrimpen en uitzetten van de verf zeer wel zou kunnen meemaken. Ten opzichte van de bruine kleur deed de heer Koster opmerken, dait bruiner worden een gevolg is van den ouderdom van schilderijen. Over de schilderijen van ons Haar- lemsche Museum maakt de heer Kos ter zich dau ook in het geheel niet bezorgd. Gaarne zou hij gezien heb ben, dat wanneer de heeren Veth c. s. een beter middel bezitten tot regene- reeren van de vernis, dan thans bruikt wordt, dit ook door hen was meegedeeld. Het was reeds de bedoeling van den heer Koster, hunne bezwaren in een vergadering der commissie ter sprake te brengen, en tevens voor te stellen, een register aan te leggen, waarin zou worden opgeteekend alles, wat met de schilderijen geschiedt. In een dergelijke geschiedenis ziet de heer Koster vooral in de toekomst, veel voordeel. J. C. P. Buitenlandsch Overzicht DE CASTRO-KLUCHT. Castro heeft weer de kunst ver staan, alle aandacht dei- nieuwe en oude wereld vooral ook van ons Nederlanders naar zich te trekken. Maai-... op welk een wijze I 't Is nu een kluchtspel le klasse ge worden I Men weet, dat de oud-president op het Fransche eiland Martinique ge land was, om vandaar uit verdere toebereidselen te maken voor zijn reis naar Venezuela. Er gingen vreemde geruchten Castro zou een revolutie voorbereiden om den presidentszetel weer te veroveren Castro zou in de gevangenis gestopt worden enz. Wat er van al deze veronderstellin gen juist is1 weten we niet. Ook de diplomaten, die de zaken der groote mogendheden regelen, konden 't niet verder brengen dan raden. Hoe 't zij, men was en is 't eens, dat de komsi van Castro de rust in Venezuela en de verhouding van Venezuela tegen over de mogendheden, niet zal bevor deren. Daarom is een soort samen zwering Legen togen CasLro gesmeed, om hem buiten de Venezolaansche za ken te houden. Een uitvloeisel van dit complot is, dat de verschillende mogendheden verklaard hebben, dat zo niet zullen dulden, dat Castro op hun gebied in West-Indië landt. Castro was evenwel onverwacht op Martinique aangekomen, zoodat de Fransche regeering verrast was. Toch werd. handelend tegen den ex-presi dent opgetreden. Hem werd in zijn hotel een besluit tot uitzetting gezon den, waarin hem gelast werd, binnen 0 uur het eiland te verlaten. Toen Castxo ambtelijk in kennis ge steld werd met dit besluit der Fran sche regeering, deelde hij het hoofd der politie mede, dat zijn gezondheids toestand het hem onmogelijk maakt het bed te verlaten. We herinneren er aan, dat de ex- president reeds eenige dagen over pijn in den buik klaagde en beweert, dat de Betrlijnsche operatie-wond hein ontzaglijke pijnen veroorzaakt. De legeer in g droog een geneesheer op, verslag uit te brengen, omtrent Castro's toestand. De dokter besliste, dat Castro sterk genoeg is om een zeereis te doen. Hij zou aan boord van het Fransche stoomschip „Versailles" dadelijk kunnen vertrekken. Castro kwam hiertegen ophij leed, zeide hij, ondraaglijke pijn in buik en nieren. Verder was hij zon- dar middelen om de kosten van de zeereis te betalen, daar zijn geld el ders is ondergebracht. Hij kon zich met op de „Versailles" inschepen en \roeg uitstel om hem in staat te stel len naar Santa Cruz de Teneriffe, Spaansch gebied, door te reizen. t Baatte hem niet! Castro kreeg als antwoord het be vel om vijf uur met de „Versailles" te vertrekken. Daar hij bleef volhou den, onmogelijk te kunnen vertrek ken, dreigde de commissaris van po litie, op last van de regeering hande lende, hem met geweld aan boord te zullen brengen. Ook deelde hij Castro mede, dat hij zich bij verzet blootstelt aan een gevangenisstraf van 6 maan den. Ook kwamen eenige Amerikaan- sclie oorlogsschepen aan de kust een boodschap zonder woorden bren gen. Castro riep inmiddels de hulp van een Fr arisch advocaat in, maar vond bij dezen weinig baat. Op de dringende protesten van Cas tro tegen het voortzetten van de reis, waartoe hij niet in staat meende te zijn, heeft.de gouverneur een nieuw onderzoek gelast. Drie doktoren ver klaarden toen, dat de reis het leven van Castro niet in gevaar zou bi-en- gen. Toch Castro weigerde to ver trekken. Daarop werd bevel gegeven Castro met den sterken arm te verwijderen.. De commissaris van politie verscheen met gendarmeg in de kamer van Cas tro, om deze lastgeving uit te voeren.. Castro weigerde zich toen aan te kleeden en werd op een matras ge legd en zoo op een brancard aan boord gebracht van het schip, dat op een mijl afstand van het hotel lag. Hij beklaagde zich onderweg, dat iedere beweging van de brancard een kwelling voor hem was. Zoo kwam Castro aan boord van de „Versailles". Om 9 uur Zondagavond zette de boot zich in beweging en bracht Castro naar Saint Nazaire. Wat zal hem daar weer wachten De Fransche regeering zit nu met een stapel protesten van Castro. Ik heb niets togen de Fransche repu bliek misdreven, zoodat de uitwijzing door niets is gerechtvaardigd. Letwel, 't is Castro die spreekt. Castro had geen geld voor do zee reis. Welnu, dit wou de Fransche re geering hem wel leenen I Waar zou Castro z'n spaarduitjes verborgen hebben „Men" zei, dat deze nog in Venezuela opgeborgen waren, en dat mevrouw Castro mee naar 't vader land was getrokken, om dit slijk der aarde" op te zoeken. De Amerikaansche diplomatieke vertegenwoordiger te Caracas meldt evenwel, dat liet aan de echtgeuoote van den ex-president Castro niet werd. toegestaan te Caracas aan waL te stappen. Zij vertrok daarop per stoomboot naar de naastbij gelegen haven van de Zuid-Amerikaansche republiek Columbia. Men maakt het 't Castro-paar wel moeilijk I En waarom nu toch Een redacteur van een Amerl- kaansch blad heeft een gesprek met mevrouw Castro gevoerd. Zij noemde de houding van Engeland en Ameri ka onverwacht en onwettig, daar Castro president en geen vluchteling of balling \s. Castro was zeer ziek en wilde geen omwenteling. Als Venezue la hem niet noodig had, zou hij er niet blijven, maar ais het volk hem noodig had, zou hij er heengaan en blijven. Castro was vredelievend, en had den steun van zijn volk.. Zoo vertelde mevrouw Castro. Intussclien werd uit Venezuela be richt, dat daar een oproerige bewe ging ten gunste van Castro is uitge broken. DE BALKAN-AANGELEGENHEDEN, De ambassadeurs van Duitschland, Naar het Engelsch, door Barones Orczy. 60) Dit onbeteekenende feit veranderde nu gelieel den loop der gebeurtenis sen. Tinville had niets te doen dan een kreet vol verontwaardiging te slaken. Burgers van Frankrijk, let nu eens op, hoe gij bedrogen wordt I Toen wendde hij zich nog eens tot Déroulède. Burger Déroulède zoo begon tij. Maar in het rumoer, dat nu volgde, kjoji hij zijn eigen stem met meerhoo- ren. De ingehouden woede van hol ge heel© Parijsche gepeupel scheen nu uiting te vindon in het geschreeuw, waarmee de menigte trachtte den ver deren voortgang der zaken te be letten. Evenals hun voor indrukken zoo [vatbare harten plotseling gesmolten waren ten opzichte van Juliette, even- jo veranderde nu plotseling hun houding van sympathie voor een van afschuw en verontwaardiging. Twee menschen hadden hen o-m den tuin geleid en bedrogen. Een dezer hadden zij vereerd en vertrouwd, voor zoover hun ontaar de harten daar nog toe in staat wa ren, daarom scheen zijn zonde dub bel erg. Hij en die bleeke aristocrate had den nu al weken, maanden, misschien wel jaren lang, samengezworen tegen de republiek. In die maanden en ja ren had hij tot hen gesproken en zij hadden geluisterdhij had hen door zijn schatten van welsprekendheid in gepalmd zooals zooeven nog. Het rumoer en de drukte groeide nog steeds aan. Als Tinville en Mer lin de menigte woedend hadden wil len maken, dan was hun dat meer dan gelukt. Alles wat beestachtig en woest was in deze kwaadaardige Pa rijsche bevolking, kwam nu in een wild, krankzinnig verlangen naai' wraak voor den dag. De menschen kwamen hals over kop uit de banken gehold, duwden en stompten elkaar en de vallende kin deren, omdat zij zoo gauw mogelijk wilden komen bij hun gunsteling van zooeven om hem en zijn bleeke vriendin in stukken te rijten, deoogen uil te krabben. Zij huilden als even zooveel wilde beesten, de vrouwen schreeuwden, de kinderen schreiden. en de mannen van de Nationale Gar de kwamen toesnellen en hadden de handen vol om dezon stroom van woe de en haat tegen te houden. Had een hunner kans gezien zich een weg te banen door de barrière van bajonetten, die snel tegen hen waren opgeheven, zeker zou het slecht meit Déroulède en Juliette zijn afge- loopetn. De president liet luid zijn tafelbel weerklinken en eens of tweemaal was zijn stem bevend van opgewonden heid, boven liet rumoer uit te hooren. Verlaat deze zaal I Verlaat deze zaal 1 Maar het volk wilde niet wegge stuurd worden. Aan een Lantaren met de verra ders 1 Den dood aan Déroulède. Aan een lantaren die aristocraat I En in de grootste opéenhooping van menschen, staken de breed© schouders en het massieve hoofd van burger Lenoir ver boven al de ande ren uit. Eerst scheen hij do woede der me nigte nog aan te vuren. Zijn door dringende stem met zijn echt provin ciaal accent, was duidelijk te hooren in zijn luide dreigementen tegen de beklaagden. Toen op een gegeven oogenblikj toen het tumult zijn toppunt had be reikt, toen de Nationale Garde voel de, dat hun bajonetten het niet zou den kunnm uithouden tegen dezen stroom van raenschelijke jakhalzen, toen veranderde Lenoir van tactiek. Kom I wees toch niet zoo ezelach tig dom I schreeuwde hij luid, wij zullen veel beter met de verraders klaar komen, als zij eenmaal buiten zijn. Kom, burgers? Moeten wij dan alles aan de rechters overlaten, laten wij liever onze eigen rechters zijn 1 Eerst werd er maar weinig aan dacht geschonken aan zijn woorden, en hij herhaalde het eens of tweemaal er nog eenige détail9 bijvoegend Je bent immers veel vrijer op straat, waar deze apen van de Natio nale Cardo niet kunnen komen tus- sclien het volk van Frankrijk en hun rechtmatigen wraak. Vooruit I voeg de hij er bij met zijn ellebogen om zich heen duwend om zich een door gang te vormen naar de deur. Ik ga ten minste maai- eens kijken, waar de gesciiiktste lantaren is. Als een kudde schapen volgde de menigte hem nu. De eerste, de beste lantaren 1 schreeuwden zij. Op stmaat op straat 1 Aan een lantaren I Die ver raders 1 En al vloekend, razend en tierend ging de menigte naar buiten. Slechts enkelen bleven om het einde van de grap bil te wonen. HOOFDSTUK XXVI. Doodvonnis. Het „Bulletin van de revolutionaire volksvertegenwoordiging" zegt ons, dat beide beklaagden tijdens het tu mult, waardoor de kale muren van de rechtzaal dreunden, volkomen kalm gebleven waren. Burger-afgevaardigde Déroulède echter, zoo zeggen de geschiedschrij vers, ofschoon uiterlijk doodkalm, was blijkbaar zeer aangedaan. Hij had oogen met veel uitdrukking, hel dere spiegels van zijn mooie, oprech te ziel, en daarin lag nu een blik van diepe ontroering, terwijl hij naar de menigte Keek, die hij zoo dikwijls be- heorsoht en geleid had en die nu m woede tegen hem was losgebarsten. Hij zag zijn eigen populariteit ver minderen en sterven. Maar toen het grootste deel van de menigte uit de zaal verdwenen was, scheen die diepe ontroering ook te bedaren, en liet hij zich kalm van de bank, waar hij als bevoorrecht lid van de Nationale Conventie, gezeten had, tusschen twee mannen van de Nationale brengen naar een plaats onmiddellijk achter de bank der be schuldigden. Van dat oogenblik af was hij een gevangene, beschuldigd van verraad tegen de republiek, «n blijkbaar zou den zijn triomfeerende vijanden zich met zijn verhoor niet heel druk meer maken, terwijl de drift van het volk het kookpunt had bereikt. Volkomen stilte was op het woeden de tumult gevolgd. Er was nu niets te hooren in de groote ruimte, behalve de haastig gefluisterde instructies van den klerk naast hem, en het kras sen van zijn pen op het papier. De president was met niet minder groote snelheid bezig eenige malen zijn hondieekening te zetten op pd» pieren, die de andere klerken hem toereikten. De enkele overblijvende toeschouwers, de afgevaardigden, en die onder de menigte, die verkozen hadden het slot van de debatten bij te wonen, waren stil en vol verwach ting. Merlin veegde zijn voorhoofd af als of hij doodvermoeid was na een har den strijd, Robespierre nam kalm een snuifje. Van de plaats, waar Déroulède stond, kon hij de bevallige gestalte van Juliette in het Licht van de petro leumlamp zien afgeteekend. Zijn hart wankelde tusschen hevigen spijt, dat het hem niet gelukt was haar te red den en een eigenaardige opwinding: bij de gedachte aan haar zijde te zul len sterven. {Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5