HAARLEM'S DAGBLAD. ïiaarlemsche Handelsvereeniging Goedgek. by Kon. Besl. ran 1U Nov. 1899. De Haarlemsche Handelsvereeni ging hier ter stede, opgericht 10 Mei 1892, heeft in den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, is zij opgetreden en dikwijls met groot succès. Jammer echter, dat men alge meen niet meer blijk geeft, dit te waardeeren, door als lid der Vereni ging toe te treden. Er zijn wel meer dan 600 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moesten lid worden, om ten minste te laten gevoe len, dat men het werk op prijs stelt, dat de Haarlemsclie Handelsvereeni ging steeds opneemt, als doende, wat hare hand vindt om te doen. De voordeelen, die de Vereniging buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover de geringe jaarlijksche contributie van 3.50, die gevraagd wordt.. De Haarlemsche Handelsvereeni ging bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta- lei's voor hen tot betaling aan te manen en informatiën voor hen in te winnen. Bovendien hebben de leden net recht, het hun gratis te verstrek ken advies van den rechtsgeleerden adviseur der Vereeniging te vragen, d.ie ook in proceduren en faillisse menten gratis voor hen optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel en het bedrijf der leden. Het blijkt in den laatsten tijd da men deze belangrijke voordeelen be flint te waardeeren want sedert M meldden zich 67 nieuwe leden aan. Als proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (van 1 November tot en met 30 April) ad f 1.75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens, Spaarne 94, alhier, die voor de leden eiken werkdag van 2—4 uur des na middags zijn te spreken. Het bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast recht van 5 pet. der vordering bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port steeds worden bijgevoegd, bij inzen ding van vorderingen door bemidde ling der ad¥uc#<t*C te innen. De kosten \an informatiën naar buiten de stad" woonachtige personen bedragen 60 ets. per informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Informa tiën naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Pretentiën op buiten de stad wo nende personen worden niet behan deld, wanneer niet 10 ets. voor porto vergoeding is toegevoegd. Ruim 1748 informatiën en rechts geleerde adviezen werden in het af- geloopen jaar gegeven. In Februari en Maart 1909 zijn 58 vorderingen tot een bedrag van 1249.26 betaald; 14 vorderingen wor den afbetaald; 19 vorderingen zijn uitgesteld. Volgens art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames of wat ook, moeten worden geadres seerd aan het bureau, dat geopend is dagelijks van 's morgens 9 tot 1 uur en 's namiddags van 2 tot 4 uur, waar dan ook verdere inlichtingen tijn te bekomen. Nieuwe leden voor 1909/10 kunnen nu reeds tot de vereeniging toetreden en genieten alsdan tot 1 Mei e.k. alle voorrechten als een gewoon lid. Het Bestuur heeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, hoewel geen lid der H. H. V., toch van haar infor matiën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging Informatiën door haar worden ver strekt, en dat voor informatiën op h er ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. OM ONS HEEN No. 024. Een nieuwe verordening op liet Muntgas. De voorstellen van B. en W. om een nieuwe verordening vast te stellen op het gebruik van de muntmeters zal allicht bij hen, die daarmee hun woning verlichten of er op koken, ze keren schrik hebben te weeg ge bracht. Alle verandering is geen ver betering en wanneer een gemeente een nieuwe verordening invoert, is het er in den regel een, die strenger is dan de vorige. Zoo gaat het ook dezen keer, maar tot geruststelling van de belanghebbenden kan dienen, dat de verscherpte maatregelen al leen worden genomen tegenover de hoozen en dat de braven daaronder idus niet zullen behoeven te lijden. Vóórdat ik het nieuwe ontwerp na ga, mag wel even in herinnering worden gebracht, dat de verbruiker van muntgas daarvoor een cent per stère meer betaalt, dan verbruikers, die hun gas over een gewonen meter ontvangen. Deze schijnbare onbillijk heid (immers de muntgasverbruiker behoort niet tot de financieel krach- tigen in de gemeente) is er in werke lijkheid geen, omdat de gemeente Yoor deze muntmeters zeer belangrij ke uitgaven heeft te doen. Zelfs wor den die kosten door den eenen cent verhooging niet eens gedekt. Het gemeenteverslag over 1907 geeft in een afzonderlijk staatje aan, dat ter wijl voor onderhoud, afschrijving en rente van de toestellen 46.345.44 1/2 werd uitgegeven, daarvoor meer ont vangen werd 32.754.241/2, zoodat deze rekening sluit met een nadeelig saldo van 13.591.20. waaruit dus volgt, dat de muntgasverbruikers aar de fabriek een geringer bate per stère opleveren, dan de andere consumen ten. Hoewel hier natuurlijk niets tegen kan zijn, is het goed, dat even in het licht te stellen. Wel erg is de groote schade, die door muntgasverbruikers wordt toe gebracht aan de verschillende toe stellen. Het is waarlijk geen kleinig heid, dat in een jaar een som van f 13.000 is moeten worden betaald voor beschadiging van lampen, kap pen, komforen en meters. De gebrui kers zijn daar wel aansprakelijk voor maar in den regel is dit nadeel niet op hen te verhalen. En dat te minder omdat zij dikwijls hun verhuizing niet opgeven, zoodat altijd de vraag blijft, wie het kwaad heeft gesticht, de vroegere bewoner of de tegenwoor dige. Waarom geven de menschen geen bericht van hun verhuizing Niet alleen omdat zij dikwijls de toestellen in slechten toestand achterlaten, maar ook omdat bij verhuizing 1.50 moet worden betaald, terwijl voor de eerste aansluiting niets in rekening gebracht wordt. Het goedkoopste is dus om er het zwijgen toe te doen, dat hier, zooal geen goud, dan toch een daalder waard is. In de nieuw ontworpen verordening wordt daarom voorgesteld, dat een waarborgsom van 2.50 moet wor den gestort door ieder, die aanslui ting en muntmeter verlangt. Deze bepaling is, zooals ze daar staat, wat onduidelijk. Zij vermeldt niet, van wie de storting wordt ver langd. Naai' ik verneem is de bedoe ling, dat de rijksdaalder alleen zal worden gevraagd van hen, die aan sluiting verzoeken, dus niet van die genen, die op dit oogenblik al aange sloten zijn. Wanneer iemand ver huist, zal hij evenwel in zijn nieuwe woning weer een aanvraag moeten doen en dus de ƒ2.50 hebben te be talen. Er mag evenwel op worden gewe zen, dat dit nadeel voor een gedeelte wordt vergoed door de afschaffing van de 1.50, d.ie volgens de tegen- woordi "*e regeling bij verhuizing had moeten worden betaald. Bij deze gelegenheid komen we met een eens te weten, hoe druk het met dat verhuizen wel loopt. Stellig, wan neer we het cijfer niet vonden in een officieel stuk. zoodat het zonder twij fel op juiste gegevens berust, dan zouden we er niet aan gelooven. Op dit oogenblik zijn er ongeveer 7500 installatiën in gebruik. Welnu, daar onder komen jaarlijks ongeveer 2500 verhuizingen voor, zoodat gemiddeld op elke drie, muntgasgebruikers er elk jaar één verhuist. Dit is een merk waardig cijfer, dat aantoont, hoe wei- „huisvast" veel menschen zijn. Het feit is waarschijnlijk hieruit te verklaren, dat zeer vele van deze wo ningen ongeveer gelijke indeel ing en afmetingen hebben zoodat ver huizen betrekkelijk een eenvoudige zaak is, daar gordijnen en meubelen cok in het nieuwe huis gemakkelijk weer kunnen worden gebruikt. Misschien zal de nieuwe bepaling de lust tot verhuizen eenigszins te gengaan. Het verschil tusschen een daalder, dien men niet en een rijks daalder, dien men wel betalen moet, is volgens Bartjes meer dan een gul den. En wanneer dit dan tevens aan leiding geeft tot wat grooter voorzich tigheid met de toestellen, zal een werkelijk voordeel verkregen zijn. Zeker, ook de sterkste lampen, kom foren, kappen en meters kunnen de fect raken, maar dat er in één jaar tijds voor een schade van 13.000, dat is 250 per week, geleden wordt, is wel wal beel erg. De ergste soort van ruwheid, die we daarbij aantreffen, is zeker wel de opzettelijke vernieling. Het geeft geen aangenamen indruk, wanneer we lezen ook komt het voor, dat bij verhuizimg de muntmeter opengebro ken wordt, ten einde de reeds daarin geworpen muntstukken te stelen. Zelfs heb ik vernomen, dat d«t meer malen gebeurt. Dat deze diefstal, want anders mag het toch niet heeten, juist bij verhui zing voorkomt, zal zijn oorzaak wel hierin vinden, dat de verdenking op een ander vallen kon. De strafrechter zou, wanneer hij een onderzoek ging instellen, de keus hebben tusschen de menschen die pas vertrokken, de •nieuwe bewoners en de onbekende personen, die misschien wel binnen geslopen zouden kunnen zijn, terwijl in de drukte van het verhuizen de deur was blijven openstaan. Het is niet eenvoudig, den dader hieruit op te diepen. Op allerlei manieren wordt boven dien geprobeerd, het toestel kosteloos in beweging te zetten. Knoopen, stuk jes bordpapier, blik en koper worden in de opening geworpen en dat, wan neer ze even groot en zwaar zijn als het halve stuiversstuk en niet door het hefboompje worden opgevouwen, met het ge wens ch te succes. Welis waar blijven deze merkwaardige voorwerpen, als even zoovele stukken an overtuiging, in het appa:_ lig gen, zoodat de beambte van de licht fabrieken, die den meter komt na zien, ze er alle in terug vindt En nu kan het natuurlijk wel voorkomen, dat een spelend kmd, de beweging van de ouderen nabootsende, het in wendige van den meter met allerlei prullen verrijkt, de directie van de lichtfabrieken laat er niettemin streng liet oog op houden en meer malen is in zoo'n geval de meter een voudig weggenomen. Bij de nieuwe regeling zal het op deze manier zonder betaling gebruik te gas moeten worden voldaan van den rijksdaalder, die als waarborg is gestort. Ep wanneer, hetzij in dit ge val, hetzij bij beschadiging, de 2.50 moet worden aangesproken, zal dc gaslevering worden gestaakt, totdat de rijksdaalder weer zal zijn aan gevuld. Ik kan mij wel voorstellen, dat het storten van dezen waarborg voor menigeen op een bepaald oogenblik een bezwaar zal blijken te wezen. Ge bruikers van muntgas hebben niet maar altijd een rijksdaalder te mis sen. Maar aan den anderen kant kan de belangrijke schade aan de toestel len toch ook niet zoo maar ongehin derd doorgaan. Het is maar jammer, dat de goeden het met de kwaden moeten ontgelden, doch zoo gaat het nu eenmaal in de wereld altooB. Alleen zou men de vraag kunnen doen, of niet een onderscheid zal die nen te worden gemaakt tusschen re paraties, die gedaan moeten worden als blijkbaar gevolg van ruwheid en reparaties, die als gewone slijtage kunnen "worden aangemerkt. Het zou allicht minder juist zijn, die laat ste door de verbruikers te doen ver goeden, daar immers bij de bereke ning, die ik hierboven aanhaalde, ter varklaring van het feit, dat de ver bruikers een cent meer betalen, dan een ander, wel degelijk onderhouden afschrijving worden becijferd. Ik vertrouw dan ook wel, dat het alleen te doen is om herstellingen, die uit schuld van deu gebruiker voortvloeien, uit d'eus rijksdaalder te betalen. En om geen verkeerden in druk te geven, mag ik er wel aan toevoeren, dat in een groot aantal gezinnen nooit eenige moeilijkheid van dien aard voorkomt. In andere, die waarvoor de nieuwe wet in het bijzonder ontworpen werd, zal zij dus allicht een opvoedende kracht we zen. J. C. P. PARIJSCHE BRIEVEN LXXIX. De graaf Molé moet eens geschre ven hebben „Paris est ie pays de l'aumóne'. De graaf Molé had gelijk ik ge loof niet, dat er één stad ter wereld is, waar de aalmoezen zoo gul en zoo rijkelük worden gegeven ais te Pa rijs. Nergens ook wordt de liefdadig heid, vermoed ik, zoo druk en zoo spontaan beoefend als juist in de groote Seine-stad, die door de parasi tische en onkundige vreemdelingen als luchthartig of, sterker nog, hoogst lichtzinnig wordt afgeschilderd. Er zijn te Parijs niet tientallen, maar honderdtallen liefdadigheidsvereeni- gingen en -inrichtingen, en bet ge zamenlijk bedrag, dat ze jaarlijks uit geven ten bate van da armen, misdeel- den en e'lendigen, loopt in de mil- lioenen. Ik hoor een cynicus al beweren, dat daaruit nog volstrekt niet de welda digheidszin der Franschen blijktdat bij menigeen de hulp, die hij aan de armen verleent, niet vreemd is aan bluf, aan reclame en zelfs aan welbe grepen eigenbelangdat hypocrisie zich niet zeiden in de huid der barm hartigheid steektdat men iets geven kan met de eene hand en nog meer nemen met de andere dat bij Mer- curius de cynicus vindt altijd wel woorden genoeg om het gesloten hou den van zijn portemonnaie zooge naamd fe rechtvaardigen. Is hij min of meer geletterd, dan wijst hij u op het tooneelstuk „I» Foyer" van Oc tave Mirbeau en voegt er de pas klare bewering aan toe, dat het aan tal stelende directeuren van liefda- digheisdinstellingen, k la baron Courtin, legio is. Doch in de eerste plaats strekken dergelijke cynische opmerkingen zich uiteraard ook over den liefdadigheids zin elders uit, blijven ze niet binnen den kring der „sociétés charitables" in Frankrijk. En in de tweede plaats, al mogen er ook meer baronnen Courtin onder de administratieve lie den der liefdadigheidsinstellingen zijir, houd ik het, naar mijn per soonlijke ervaring te oordeelen, met Montesouieu, die ergens geschreven heeft„Ik heb menschen gezien, bij wie de deugd zóó natuurlijk was, dat ze zich zelfs niet deed gevoelen zij hechtten zich aan hun plicht zonder er zich geweld voor aan te doen, en richtten er zich ais bij instinci naar." Bij al mijn omzwervingen in alle standen te Parijs is het mij vaak ge bleken, dat de Franschman over het algemeen instinctief zijn aalmoezen geeft. Wie to Parijs geen vreemde ling is en zijn oogen niet in zijn zak houdt, zal meermalen hebben gezien, dat zelfs de elegantst gekleede dames zich niet te hoog achten om den schunnigsten en onoogelijksten bede laar te naderen en hem een gift in de hand te stoppen. Oók wanneer zij zich onbespied wanen. Mij dunkt, dat zulks ook wel een criterium is. Een dame, die op straat geeft ei- lieve, heeft een uwer het dikwijls ge zien Meer dan voor de zelfzuchtige en liefdelooze opmerkingen van cynici voel ik voor de bedenkingen van den socioloog, die constateert, dat, in weerwil van de tallooze liefdadig heidsinstellingen van allerlei aard, de bedelarij te Parijs vrij gestad'g toeneemt, en dat er betrekkelijk veel „faux mendiants" zijn, dat wil zeg gen gewaande armen, die het bedel- beroep uitoefenen. En zoo de sociologie reeds in staat ware, het denkbeeld te verwezenlij ken, dat de ware wijze om de armen te steunen hierin bestaat, dat men hen in de omstandigheden brengt, welke hen allen steun kunnen doen ontberen zou ik wellicht als gast .nedezingen in het koor van sommige Lie zit tors: „Een verkeerd geplaatste weldaad is een mósdaad." Zoover zijn wij, helaas, nog niet. Ik geef echter toe, dat liet na som- .nige ervaringen tamelijk moeilijk is, je weldadigheidszin ongedeukt te be uouden. „Een aalmoes voor een arme, die sedert gistereaiochlend niet heeft ge geten." Ik nam den man even in oo- genschouw. Hij zag er, wat zijn plun je betrof, allermiseirabelst uit. Ander- ,i al ven dag nmet gegeten ik huiver de. Wat hielp hier een gebruikelijke aieine gift? Ik zed hem: „Ga niet me ineê naar het restaurant hiernaast en dineer er voor mijn rekening." Een vol maal kostte er fr. 1.50. De arme antwoordde: „Als u wilt, geef mij dan L ever liet geld daarvoor. Ik eet later en kan hier nog wat ophalen.'' Ik wil ligde zijn verzoek in. Doch er was, waarom wist ik eigenlijk niet, wan trouwen in mij opgekomen. Mijn mee gaandheid was dan ook eigenlijk niets anders dan groothouder ij, lk heb me de moeite gegeven, eeni ge dagen achtereen de gangen van mijn bedelaar na te gaan. Eindelijk kwam ik er achter, dat hij dikwijls tafelde in een restaurant van de Rue du Faubourg Saint-Honoré. De zet baas deelde mij mede, dat die „faux mendiant" doch dan in een behoor lijker gewaad gestoken er gemid deld voor 3 francs per keer dineerde! Een mijner kennissen trok rich het lot van een blinden bedelaar aan en stelde dezen voor, door zijn tusschen- komst een plaats machtig te zien worden in een liefdadigheidsinstel ling voor blinden, waarvan zijn neef directeur was en waar alken opgeno men© 'een ambacht werd geleerd, dat hem in staat stelde, 2 A 3 francs per dag te verdienen. Het teleurstellend, ontnuchterend en zelfs verbijsterend antwoord luidde: ,,Als bedelaar ver dien ik wel het driedubbele daarvan per dag." Is het wonder, dat de bedelaars on derling spreken over een „mooi ge brek"? „Une belle infi'rmité" fich- tre! als bedelaar kun je er gced geld mee verdienen. Blindheid, armioos- heid, beenloosheid, dubbelgebocheld- heid, enz. allemaal „mooie" gebre ken, die in het bedeiaarsbedrïjf hun gemiddelde koersnoteeringen hebben. Ik geloof niet, dat er onder de be delaars, die in het goedgeefsche Pa rijs althans, veel hanger wordt gele den. Sommige groote boulevard-restau rants waar de bezoekers duchtig veel geld moeten uitgeven deelen 's ochtends talrijke borden soep uit aan behoeftigen. Ook aan niet-behoef- tigon. Neem, als ge een ondervinding rijker wilt zijn, er zelf de proef van. Kleed u wat armelijk zoo heel erg behoeft niet eens en sta in de rij: op uw beurt krijgt ge een portie soep, die als zoodanig heusch niet te ver smaden is. Het komt mij voor, dat de eigenaars dier restaurants die uitdee- lerij beschouwen als een soort van excuus met betrekking tot hun uit zuigingsstelsel ten opzichte dar klan ten. Er zijn te' Parijs ook inrichtingen, waar liefdadige menschen u een vol ledig maal verschaffen, geheel koste loos en zonder naar uw naam noch uw beroep te vragen. Zij gaan ver onderstelling uit, dat al degenen, zoo do haveloozen als de welgekleeden, die, hun menschel ijken of maalscliap- pelijken trots op zijde zettende, open lijk om een kosteloos maal komen, inderdaad nooddruftig zijn. Men riet er dan ook niet slechts bedelaars ko men, doch mede kunstenaars en ge ëmployeerden, bij wie de nijpende nood de siandshooghartigheid voor zekeren tijd heeft doen afleggen. De „faux mendiants" daarentegen vereeren die „Bouchée de Pain" niet met hun klandisie. Hun is het daar verschafte maal gemeenlijk van te ge ring allooi. Heeft niet eens een sujet uit dat gilde op dichterlijke wijze den neus opgetrokken voor Les hrouets des fourneaux, festins nauséabonds, Par la philanthropic offerts aux vagabonds Het ellendige ter zake is echter, dat men op het oog den „faux mendiant" niet kan onderscheiden van den wer kelijke» armen bedelaar. Zelfs de po litie weet gemeenlijk eerst na het overlijden van een „faux mendiant", dat ze door den schijn misleid is ge worden. In 1893 stierf de bedelaar, die alge meen bekend stond onder den popu- lairen naam van „le père Antoine" geen familie asjeblieft van den direc teur van het Odéon, die door sommi ge zijner acteurs ook ,,!e père Antoi- r.e" wordt genoemd. Vijftien jaar acn tereen had de arme gebochelde aan verschillende kerkdeuren gebe deld. Hij was oud, zeer oud. De kerk gangers waren diep met zijn lot be gaan. Opeens verdween vader Anton. Ge stoven, dalht men, en terecht. Doch op een goeden dag verzocht een neef- oomzegger van vader Anton aan de politie, lijkschouwing met betrekking tot ooms bochel. Prachtidee van snug gere» neef 1 Want de bochel bleek niet meer aan liet lichaam vast te ritten. De bochel werd, na verder onderzoek, gevonden bij buurman Guillemin, en bleek te bestaan uit een geldkistje, in houdende ongeveer 96.000 francs. Het gerecht veroordeelde buurman Guil lemin tot twee jaar gevangenisstraf en stelde den neef in het bezit van ooms nalatenschap. Ik vrees, dat er in onze dagen ook wel vadertjes Anton te Parijs rond- loopen. Edoch: dengenen, die daardoor tot de algemeen© slotsom komen, dat men wèl doet, zich te onthouden van het schenken van aalmoezen op straat, worde in herinnering ge bracht, dat dezelfde menschen, die armen eerst na een bevredigend on derzoek omtrent hun levenswandel steunen, zich gemeenlijk de gunsten laten welgevallen van anderen, zon der zich te bekommeren om den oor sprong van den rijkdom dezer lieden. „Paris est le pays de l'aumóne". Dat is waai'. En het pleit voor Pa rijs- OTTO KNAAP. Esperanto. EEN STUKJE SPRAAKLEER. L Het lidwoord. Het bepalend lidwoord (de(n), het) is altijd la, voor alle ge slachten zoowel in het enkelvoud als in het meervoud, de vader la patro, de moeders la patrinoj. liet onbepaald lidwoord een bestaat niet, patro vader of een vader. Het ze Ijst. naamw. eindigt altijd op o, patro patrino. Het meervoud wordt altijd gevormd door bijvoeging van j, patroj pa trinoj. Het bijvoeglijk naamw. gaat altijd uit op a (meervoud ajj, granda (groot), bona (goed), juna (jong), beLaj (schoone meervoud). Het bijwoord eindigt altijd op e, bele sknüi (schoon schrijven). liet werkwoord gaat in de onbep. wijs altijd uit op i: ami beminnen. De tegenwoordige tijd eindigt voor al de personen zoowel in het enkel voud ais in het meervoud, op as: la patro amas de vader bemint, la patrinoj amas de moeders beminnen. Een katholieke Wereldbibliotheek. Hier van zegt „De lijd" O. in. „ln Frankrijk en België hebben onze geloolsgencoten met vrucht hun aandacht geschonken aan de nieuwe wereld-hulptaai „het Esperanto" dit wonderbaar verscuijnsel van mensche- lijke vindingrijkheid. Men telt er reeds vele priesters- Esperantisten. Mgr. Mercier moet voor de beweging nog zeer onlangs zijn onverdeelde sympathie hebbeu uitge sproken. En de Paus zegende met Zijn Vaderlijken zegen het eenige katholieke Esp -orgaan, dat nu een maandblad is geworden en onderden naam van „Espero Katolika" in Parijs wordt uitgegeven. In ons land is den Haag wel het middelpunt van de Esp. beweging. Daar moeten o.a. reeds bonderden arbeiders-Esperautisten op de leden lijsten der clubs staan ingeschreven. Begrijpelijk genoeg dat daaronder een aantal katholieken zijn. Welnu, een van dezen is de drager van een grootsch, een verheffend ideaal. „Ad majorem Dei gloriam" heeft hij zich tot leus gesteld en belangloos offert hij zijn levenskrachten, heel zijn kunnen aan de praktijk dezer theorie. Een katholieke wereldbibliotheek geschre ven in het Esperanto. Nummer 1 van de „Universala Katolika Esperanta Biblioteko" 'is verschenen. Laten wij dezen wakkeren strijder bijstaan, laten wij hem bemoedigendoor onze blijken van goedkeuring en achting voor zijn koenen arbeid, zijn zvvaren kamp." ESPERANTO IN JAPAN EN CHINA. ln Tokio is een zeer groote Espe- rantisten-vereeniging, van welke de Minister van Buitenlandsche zaken eere-president is. Op de universiteit aldaar volgen meer dan ÏOIX) studen ten geregeld het onderwijs in de Int. hulptaal. Eenige vooruitstrevende Chineezen zijn naar Parijs en Berlijn geweest om het Esperanto grondig te bestu- deeren. In bun land teruggekeerd begonnen zij propaganda-tochten en niet zonder gevolg, want uit Shanghai ontvingen wij bericht, dat aldaar reeds een ie Esp.-groep werd opgericht. Stadsnieuws Gevonden voorwerpen (te bevragen aan onderstaande adressen): Een lederen muilkorf, bij J. Booms, K. Heerenstraat 13. Een hondenhaLsband, bij J. H. ter Horst, Dr. Leijdsstraat 31. Een paar kinderhandschoonen, A. v. Dam, Westergracht 23 rood. Een stuk speelgoed (houten paard je), bij A. v. d. Horst, Yoorzorgstr. 30. Een linnen waschzak, aan het poli tiebureau. Een ijzeren hoepel met haak, bij J. de Wit, Kinderhuissingel 58. Een jas bij J. J. Boud, Zoetestraat 14. Een pak lampenkatoen, De WHatr. 40. Aangifte is gedaan van het verlie zen van een gouden broche,' waarin een portret. HET TÖÖNEEL „DE VLINDER", DOOR WILLEM ROIJAARDS Een onzer vrienden, een bekend recensent aan een der groote dagbla den, zei ons opgewonden „Neen maar, Roijaards moet je zien als Charteris in „De Vlinder" 1" We verzekerden hem. dat we hem al in „Mercadet" bewonderd hadden. ..O, maar als Charteris is hij nog veel mooier We verdedigden ons met te verze keren, dat we toch ook Jan C. do Vos in „Een Paladijn" hadden gezien..., „Neen, neen zoo hield hij aan als Charteris overtreft hij alles." Geen wonder dus, dat onze ver wachting voor gisterenavond heel hoog, misschien wel te hoog, gespan nen was. Welnu, we moesten bekennen, dat er veel te genieten is geweest, meer an liet spel echter dan van liet stuk. De Eiigelsche tooneelschrijver Ber nard Shaw Ln ons land men ver taalt hem om strijd het eene gezel schap is ei' nog happlger dan een ander op, om een stuk van hem to spelen, t Eerst maakten we kennis met „Mevrouw Warren's Bedrijf", dat Roijaards en de zijnen hier kwa men spelen wat later kwamen Van E- -'en en de zijnen uit Rotterdam met„Als de eene hand de andere wascht...." En nu is Roijaards er weer geweest met „De Vlinder". Dat is dus liet derde stuk van Shaw in sa seizoen. In dit laatste stuk is Leonard Char teris de hoofdpersoonhij is de .jVl'nder". Ofschoon geen man met bijzondere bekoorlijkheden zooals hij zelf toegeeft zijn toch alle vrou wen op hem gecharmeerd hij heeft er een aan eiken vinger eu hij weet er zelf baast niet meer uit wijs to worden. Maai- hij neemt geen enkele zijner overwinningen ernstig op. Ai zijn do vrouwen verzot op hem, hij is 't toch op geen enkele vrouw. Een flirtation van korten tijd en het a weer af. Ook is hij wel herhaaldelijk geëngageerd, maar tot een huwelijk komt het nooit. Verwarringen, boos heden, vergissingen, komische scènes zijn er liet gevolg van, maar telkens breekt hij de verhouding weer af. Soms denkt hij zelf nu eindelijk in werkelijkheid verliefd te zijn, maar zijn wispelturige natuur doet hem zich spoedig weer naar eeu ander wenden. Nooit krijgt het huwelijk hem te pakken. Hij is, gelijk hij op het einde zelf getuigt, aan een „vlin der" gelijk, dia van de eene bloem naar de andere vliegt, wel hier en daar even vertoeft, maar nergens voorgoed bliift zitten. Handeling zit er niet in het stuk deze draait om de moeilijke positie van Charteris been, die lost heeft van zijn laatste twee overwinningen ka raktertekening ook niet, want al de menschen zijn gekomen om er grapjes mee uit te halen, niet om er karak ter-analyses van te makenhet is Shaw alleen te doen geweest om do malheid der situatie van Charteris tusschen al die vrouwen, en om wat grapjes. En de „Vlinder" staat dan ook be neden „Mevrouw Warren's Bedrijf". Maai' als blijspel (ten onrechte noemt Shaw zijn stuh een „komedie") is het zeer goed gelukt. Het is fijn van dialoog, beschaafd in zijn grappen, niet al te z.-e.' gechargeerd eu toch nog ingetogen iu zijn malligheid, zooals een geciviliseerd Engelschman dat wezen kan. De mop van de Ibsen- club, waarvan vrouwen, die niet vrouwelijk, en mannen, die niet man nelijk zijn, lid kunnen zijn, was ook een aardige vinding, om het artistiek snobbisme en decadent zenuwleven in zekere klingen in het dagiicht fe stellen. Alles bijeen was 't een amusant stuk, van een net pleizier, van een Engelsche „netheid", een netheid iu smoking, die niet vloekt of schuine woorden gebruikt. Men kan er zijn dochters mee naar toe nemen. Willem Roijaards die voor liet begin van het stuk heel deftig door een meneer in rok de toegevendheid van het publiek voor zijn slem deed inroepen, aangezien hij schor was, een schorheid, waarvan wij tusschen twee haakjes weinig bemerkten was den geheelen avond op het too- r.eel en droeg het stuk. Hij gaf mooi,- beschaafd snel te zien, maar we von den, dat hij wel eens uit het oog ver loor, dat hij in een blijspel optrad er had nog gerust een ietsje meer grappigheid en losheid bij gekund de weinige gelaatsvertrekkingen, die hij daarvoor in de plaats stelde, kon den dat gemis aan komische verve niet geheel vergoeden. Maar het vier de toch een welverdiend succes. Zijn vrouw, mevr. Roijaards-Sand- berg, die voor Julia speelde, de rouw die op Charteris verliefd is en 't hem zoo lastig maakt, zag er ver moeid uithet lijkt alsof deze sym pathieke actrice zich aan het over werken is; gelukkig dat het tooneel- seizoen ten einde loopt en zij dus wat noodzakelijke rust kan gaan nemen. Mejuffrouw Fhil. Beider gaf eeni nette beschaafde Grace Fraufield t< zien. De décors en tooneelschikking van het typisch Engelsche „home" in hef eerste, en het intérieur van de Lon den sche club in het tweede bedrijf nieuw en speciaal voor Roijaards ge maakt voldeden zeer goed eï brachten wel in de stemming. De zaal was niet zoo goed bezet al< we verwacht en gehoopt hadden. Hef

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5