HAARLEM'S DAGBLAD.
ïiaarlemsche
Handelsvereeniging
Goedgek. by Kon. Besl. ran 1U Nov. 1899.
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging hier ter stede, opgericht 10 Mei
1892, heeft in den loop van den tijd
wel haar recht van bestaan bewezen.
In zeer vele gevallen, zaken van ver
schillenden aard betreffende, is zij
opgetreden en dikwijls met groot
succès. Jammer echter, dat men alge
meen niet meer blijk geeft, dit te
waardeeren, door als lid der Vereni
ging toe te treden. Er zijn wel meer
dan 600 leden, maar dat is niet vol
doende. Elk handelaar, neringdoen
de, ja zelfs particulieren, moesten lid
worden, om ten minste te laten gevoe
len, dat men het werk op prijs stelt,
dat de Haarlemsclie Handelsvereeni
ging steeds opneemt, als doende, wat
hare hand vindt om te doen.
De voordeelen, die de Vereniging
buiten hare bemoeiingen van ver
schillenden aard, haren leden aan
biedt, zijn zeer vele en zeer groote
tegenover de geringe jaarlijksche
contributie van 3.50, die gevraagd
wordt..
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging bemoeit zich in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta-
lei's voor hen tot betaling aan te
manen en informatiën voor hen in te
winnen. Bovendien hebben de leden
net recht, het hun gratis te verstrek
ken advies van den rechtsgeleerden
adviseur der Vereeniging te vragen,
d.ie ook in proceduren en faillisse
menten gratis voor hen optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel en het bedrijf der leden.
Het blijkt in den laatsten tijd da
men deze belangrijke voordeelen be
flint te waardeeren want sedert M
meldden zich 67 nieuwe leden aan.
Als proef kunnen voortaan nieuwe
leden voor een half jaar worden aan
genomen, doch slechts het 2e halfjaar
(van 1 November tot en met 30 April)
ad f 1.75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver
eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de
Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens,
Spaarne 94, alhier, die voor de leden
eiken werkdag van 2—4 uur des na
middags zijn te spreken.
Het bureau der Vereeniging is ge
vestigd Jansweg 11.
Voor incasso's door bemiddeling
der Vereeniging wordt een vast
recht van 5 pet. der vordering bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
steeds worden bijgevoegd, bij inzen
ding van vorderingen door bemidde
ling der ad¥uc#<t*C te innen.
De kosten \an informatiën naar
buiten de stad" woonachtige personen
bedragen 60 ets. per informatie, plus
vijf cents porto-vergoeding. Informa
tiën naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt.
Pretentiën op buiten de stad wo
nende personen worden niet behan
deld, wanneer niet 10 ets. voor porto
vergoeding is toegevoegd.
Ruim 1748 informatiën en rechts
geleerde adviezen werden in het af-
geloopen jaar gegeven.
In Februari en Maart 1909 zijn 58
vorderingen tot een bedrag van
1249.26 betaald; 14 vorderingen wor
den afbetaald; 19 vorderingen zijn
uitgesteld.
Volgens art. 7 dient het geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
Alle brieven, aanvragen, reclames
of wat ook, moeten worden geadres
seerd aan het bureau, dat geopend
is dagelijks van 's morgens 9 tot 1 uur
en 's namiddags van 2 tot 4 uur,
waar dan ook verdere inlichtingen
tijn te bekomen.
Nieuwe leden voor 1909/10 kunnen
nu reeds tot de vereeniging toetreden
en genieten alsdan tot 1 Mei e.k. alle
voorrechten als een gewoon lid.
Het Bestuur heeft bemerkt, dat men
soms meent, dat men, hoewel geen
lid der H. H. V., toch van haar infor
matiën kan bekomen, en brengt nu
nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereeniging
Informatiën door haar worden ver
strekt, en dat voor informatiën op
h er ter stede woonachtige personen
nooit betaling mag worden gevor
derd.
HET BESTUUR.
OM ONS HEEN
No. 024.
Een nieuwe verordening op
liet Muntgas.
De voorstellen van B. en W. om een
nieuwe verordening vast te stellen op
het gebruik van de muntmeters zal
allicht bij hen, die daarmee hun
woning verlichten of er op koken, ze
keren schrik hebben te weeg ge
bracht. Alle verandering is geen ver
betering en wanneer een gemeente
een nieuwe verordening invoert, is
het er in den regel een, die strenger
is dan de vorige. Zoo gaat het ook
dezen keer, maar tot geruststelling
van de belanghebbenden kan dienen,
dat de verscherpte maatregelen al
leen worden genomen tegenover de
hoozen en dat de braven daaronder
idus niet zullen behoeven te lijden.
Vóórdat ik het nieuwe ontwerp na
ga, mag wel even in herinnering
worden gebracht, dat de verbruiker
van muntgas daarvoor een cent per
stère meer betaalt, dan verbruikers,
die hun gas over een gewonen meter
ontvangen. Deze schijnbare onbillijk
heid (immers de muntgasverbruiker
behoort niet tot de financieel krach-
tigen in de gemeente) is er in werke
lijkheid geen, omdat de gemeente
Yoor deze muntmeters zeer belangrij
ke uitgaven heeft te doen. Zelfs wor
den die kosten door den eenen cent
verhooging niet eens gedekt. Het
gemeenteverslag over 1907 geeft in
een afzonderlijk staatje aan, dat ter
wijl voor onderhoud, afschrijving en
rente van de toestellen 46.345.44 1/2
werd uitgegeven, daarvoor meer ont
vangen werd 32.754.241/2, zoodat
deze rekening sluit met een nadeelig
saldo van 13.591.20. waaruit dus
volgt, dat de muntgasverbruikers aar
de fabriek een geringer bate per stère
opleveren, dan de andere consumen
ten.
Hoewel hier natuurlijk niets tegen
kan zijn, is het goed, dat even in het
licht te stellen.
Wel erg is de groote schade, die
door muntgasverbruikers wordt toe
gebracht aan de verschillende toe
stellen. Het is waarlijk geen kleinig
heid, dat in een jaar een som van
f 13.000 is moeten worden betaald
voor beschadiging van lampen, kap
pen, komforen en meters. De gebrui
kers zijn daar wel aansprakelijk voor
maar in den regel is dit nadeel niet
op hen te verhalen. En dat te minder
omdat zij dikwijls hun verhuizing
niet opgeven, zoodat altijd de vraag
blijft, wie het kwaad heeft gesticht,
de vroegere bewoner of de tegenwoor
dige.
Waarom geven de menschen geen
bericht van hun verhuizing Niet
alleen omdat zij dikwijls de toestellen
in slechten toestand achterlaten,
maar ook omdat bij verhuizing 1.50
moet worden betaald, terwijl voor de
eerste aansluiting niets in rekening
gebracht wordt. Het goedkoopste is
dus om er het zwijgen toe te doen,
dat hier, zooal geen goud, dan toch
een daalder waard is.
In de nieuw ontworpen verordening
wordt daarom voorgesteld, dat een
waarborgsom van 2.50 moet wor
den gestort door ieder, die aanslui
ting en muntmeter verlangt.
Deze bepaling is, zooals ze daar
staat, wat onduidelijk. Zij vermeldt
niet, van wie de storting wordt ver
langd. Naai' ik verneem is de bedoe
ling, dat de rijksdaalder alleen zal
worden gevraagd van hen, die aan
sluiting verzoeken, dus niet van die
genen, die op dit oogenblik al aange
sloten zijn. Wanneer iemand ver
huist, zal hij evenwel in zijn nieuwe
woning weer een aanvraag moeten
doen en dus de ƒ2.50 hebben te be
talen.
Er mag evenwel op worden gewe
zen, dat dit nadeel voor een gedeelte
wordt vergoed door de afschaffing
van de 1.50, d.ie volgens de tegen-
woordi "*e regeling bij verhuizing had
moeten worden betaald.
Bij deze gelegenheid komen we met
een eens te weten, hoe druk het met
dat verhuizen wel loopt. Stellig, wan
neer we het cijfer niet vonden in een
officieel stuk. zoodat het zonder twij
fel op juiste gegevens berust, dan
zouden we er niet aan gelooven. Op
dit oogenblik zijn er ongeveer 7500
installatiën in gebruik. Welnu, daar
onder komen jaarlijks ongeveer 2500
verhuizingen voor, zoodat gemiddeld
op elke drie, muntgasgebruikers er
elk jaar één verhuist. Dit is een merk
waardig cijfer, dat aantoont, hoe wei-
„huisvast" veel menschen zijn.
Het feit is waarschijnlijk hieruit te
verklaren, dat zeer vele van deze wo
ningen ongeveer gelijke indeel ing
en afmetingen hebben zoodat ver
huizen betrekkelijk een eenvoudige
zaak is, daar gordijnen en meubelen
cok in het nieuwe huis gemakkelijk
weer kunnen worden gebruikt.
Misschien zal de nieuwe bepaling
de lust tot verhuizen eenigszins te
gengaan. Het verschil tusschen een
daalder, dien men niet en een rijks
daalder, dien men wel betalen moet,
is volgens Bartjes meer dan een gul
den. En wanneer dit dan tevens aan
leiding geeft tot wat grooter voorzich
tigheid met de toestellen, zal een
werkelijk voordeel verkregen zijn.
Zeker, ook de sterkste lampen, kom
foren, kappen en meters kunnen de
fect raken, maar dat er in één jaar
tijds voor een schade van 13.000, dat
is 250 per week, geleden wordt, is
wel wal beel erg.
De ergste soort van ruwheid, die
we daarbij aantreffen, is zeker wel
de opzettelijke vernieling. Het geeft
geen aangenamen indruk, wanneer
we lezen ook komt het voor, dat bij
verhuizimg de muntmeter opengebro
ken wordt, ten einde de reeds daarin
geworpen muntstukken te stelen.
Zelfs heb ik vernomen, dat d«t meer
malen gebeurt.
Dat deze diefstal, want anders mag
het toch niet heeten, juist bij verhui
zing voorkomt, zal zijn oorzaak wel
hierin vinden, dat de verdenking op
een ander vallen kon. De strafrechter
zou, wanneer hij een onderzoek ging
instellen, de keus hebben tusschen de
menschen die pas vertrokken, de
•nieuwe bewoners en de onbekende
personen, die misschien wel binnen
geslopen zouden kunnen zijn, terwijl
in de drukte van het verhuizen de
deur was blijven openstaan. Het is
niet eenvoudig, den dader hieruit op
te diepen.
Op allerlei manieren wordt boven
dien geprobeerd, het toestel kosteloos
in beweging te zetten. Knoopen, stuk
jes bordpapier, blik en koper worden
in de opening geworpen en dat, wan
neer ze even groot en zwaar zijn als
het halve stuiversstuk en niet door
het hefboompje worden opgevouwen,
met het ge wens ch te succes. Welis
waar blijven deze merkwaardige
voorwerpen, als even zoovele stukken
an overtuiging, in het appa:_ lig
gen, zoodat de beambte van de licht
fabrieken, die den meter komt na
zien, ze er alle in terug vindt En nu
kan het natuurlijk wel voorkomen,
dat een spelend kmd, de beweging
van de ouderen nabootsende, het in
wendige van den meter met allerlei
prullen verrijkt, de directie van de
lichtfabrieken laat er niettemin
streng liet oog op houden en meer
malen is in zoo'n geval de meter een
voudig weggenomen.
Bij de nieuwe regeling zal het op
deze manier zonder betaling gebruik
te gas moeten worden voldaan van
den rijksdaalder, die als waarborg is
gestort. Ep wanneer, hetzij in dit ge
val, hetzij bij beschadiging, de 2.50
moet worden aangesproken, zal dc
gaslevering worden gestaakt, totdat
de rijksdaalder weer zal zijn aan
gevuld.
Ik kan mij wel voorstellen, dat het
storten van dezen waarborg voor
menigeen op een bepaald oogenblik
een bezwaar zal blijken te wezen. Ge
bruikers van muntgas hebben niet
maar altijd een rijksdaalder te mis
sen. Maar aan den anderen kant kan
de belangrijke schade aan de toestel
len toch ook niet zoo maar ongehin
derd doorgaan. Het is maar jammer,
dat de goeden het met de kwaden
moeten ontgelden, doch zoo gaat het
nu eenmaal in de wereld altooB.
Alleen zou men de vraag kunnen
doen, of niet een onderscheid zal die
nen te worden gemaakt tusschen re
paraties, die gedaan moeten worden
als blijkbaar gevolg van ruwheid en
reparaties, die als gewone slijtage
kunnen "worden aangemerkt. Het
zou allicht minder juist zijn, die laat
ste door de verbruikers te doen ver
goeden, daar immers bij de bereke
ning, die ik hierboven aanhaalde, ter
varklaring van het feit, dat de ver
bruikers een cent meer betalen, dan
een ander, wel degelijk onderhouden
afschrijving worden becijferd.
Ik vertrouw dan ook wel, dat het
alleen te doen is om herstellingen,
die uit schuld van deu gebruiker
voortvloeien, uit d'eus rijksdaalder te
betalen. En om geen verkeerden in
druk te geven, mag ik er wel aan
toevoeren, dat in een groot aantal
gezinnen nooit eenige moeilijkheid
van dien aard voorkomt. In andere,
die waarvoor de nieuwe wet in het
bijzonder ontworpen werd, zal zij dus
allicht een opvoedende kracht we
zen.
J. C. P.
PARIJSCHE BRIEVEN
LXXIX.
De graaf Molé moet eens geschre
ven hebben „Paris est ie pays de
l'aumóne'.
De graaf Molé had gelijk ik ge
loof niet, dat er één stad ter wereld
is, waar de aalmoezen zoo gul en zoo
rijkelük worden gegeven ais te Pa
rijs. Nergens ook wordt de liefdadig
heid, vermoed ik, zoo druk en zoo
spontaan beoefend als juist in de
groote Seine-stad, die door de parasi
tische en onkundige vreemdelingen
als luchthartig of, sterker nog, hoogst
lichtzinnig wordt afgeschilderd. Er
zijn te Parijs niet tientallen, maar
honderdtallen liefdadigheidsvereeni-
gingen en -inrichtingen, en bet ge
zamenlijk bedrag, dat ze jaarlijks uit
geven ten bate van da armen, misdeel-
den en e'lendigen, loopt in de mil-
lioenen.
Ik hoor een cynicus al beweren, dat
daaruit nog volstrekt niet de welda
digheidszin der Franschen blijktdat
bij menigeen de hulp, die hij aan de
armen verleent, niet vreemd is aan
bluf, aan reclame en zelfs aan welbe
grepen eigenbelangdat hypocrisie
zich niet zeiden in de huid der barm
hartigheid steektdat men iets geven
kan met de eene hand en nog meer
nemen met de andere dat bij Mer-
curius de cynicus vindt altijd wel
woorden genoeg om het gesloten hou
den van zijn portemonnaie zooge
naamd fe rechtvaardigen. Is hij min
of meer geletterd, dan wijst hij u op
het tooneelstuk „I» Foyer" van Oc
tave Mirbeau en voegt er de pas
klare bewering aan toe, dat het aan
tal stelende directeuren van liefda-
digheisdinstellingen, k la baron
Courtin, legio is.
Doch in de eerste plaats strekken
dergelijke cynische opmerkingen zich
uiteraard ook over den liefdadigheids
zin elders uit, blijven ze niet binnen
den kring der „sociétés charitables"
in Frankrijk. En in de tweede plaats,
al mogen er ook meer baronnen
Courtin onder de administratieve lie
den der liefdadigheidsinstellingen
zijir, houd ik het, naar mijn per
soonlijke ervaring te oordeelen, met
Montesouieu, die ergens geschreven
heeft„Ik heb menschen gezien, bij
wie de deugd zóó natuurlijk was, dat
ze zich zelfs niet deed gevoelen zij
hechtten zich aan hun plicht zonder
er zich geweld voor aan te doen, en
richtten er zich ais bij instinci
naar."
Bij al mijn omzwervingen in alle
standen te Parijs is het mij vaak ge
bleken, dat de Franschman over het
algemeen instinctief zijn aalmoezen
geeft. Wie to Parijs geen vreemde
ling is en zijn oogen niet in zijn zak
houdt, zal meermalen hebben gezien,
dat zelfs de elegantst gekleede dames
zich niet te hoog achten om den
schunnigsten en onoogelijksten bede
laar te naderen en hem een gift in de
hand te stoppen. Oók wanneer zij
zich onbespied wanen. Mij dunkt,
dat zulks ook wel een criterium is.
Een dame, die op straat geeft ei-
lieve, heeft een uwer het dikwijls ge
zien
Meer dan voor de zelfzuchtige en
liefdelooze opmerkingen van cynici
voel ik voor de bedenkingen van den
socioloog, die constateert, dat, in
weerwil van de tallooze liefdadig
heidsinstellingen van allerlei aard,
de bedelarij te Parijs vrij gestad'g
toeneemt, en dat er betrekkelijk veel
„faux mendiants" zijn, dat wil zeg
gen gewaande armen, die het bedel-
beroep uitoefenen.
En zoo de sociologie reeds in staat
ware, het denkbeeld te verwezenlij
ken, dat de ware wijze om de armen
te steunen hierin bestaat, dat men
hen in de omstandigheden brengt,
welke hen allen steun kunnen doen
ontberen zou ik wellicht als gast
.nedezingen in het koor van sommige
Lie zit tors: „Een verkeerd geplaatste
weldaad is een mósdaad." Zoover zijn
wij, helaas, nog niet.
Ik geef echter toe, dat liet na som-
.nige ervaringen tamelijk moeilijk is,
je weldadigheidszin ongedeukt te be
uouden.
„Een aalmoes voor een arme, die
sedert gistereaiochlend niet heeft ge
geten." Ik nam den man even in oo-
genschouw. Hij zag er, wat zijn plun
je betrof, allermiseirabelst uit. Ander-
,i al ven dag nmet gegeten ik huiver
de. Wat hielp hier een gebruikelijke
aieine gift? Ik zed hem: „Ga niet me
ineê naar het restaurant hiernaast en
dineer er voor mijn rekening." Een
vol maal kostte er fr. 1.50. De arme
antwoordde: „Als u wilt, geef mij dan
L ever liet geld daarvoor. Ik eet later
en kan hier nog wat ophalen.'' Ik wil
ligde zijn verzoek in. Doch er was,
waarom wist ik eigenlijk niet, wan
trouwen in mij opgekomen. Mijn mee
gaandheid was dan ook eigenlijk niets
anders dan groothouder ij,
lk heb me de moeite gegeven, eeni
ge dagen achtereen de gangen van
mijn bedelaar na te gaan. Eindelijk
kwam ik er achter, dat hij dikwijls
tafelde in een restaurant van de Rue
du Faubourg Saint-Honoré. De zet
baas deelde mij mede, dat die „faux
mendiant" doch dan in een behoor
lijker gewaad gestoken er gemid
deld voor 3 francs per keer dineerde!
Een mijner kennissen trok rich het
lot van een blinden bedelaar aan en
stelde dezen voor, door zijn tusschen-
komst een plaats machtig te zien
worden in een liefdadigheidsinstel
ling voor blinden, waarvan zijn neef
directeur was en waar alken opgeno
men© 'een ambacht werd geleerd, dat
hem in staat stelde, 2 A 3 francs per
dag te verdienen. Het teleurstellend,
ontnuchterend en zelfs verbijsterend
antwoord luidde: ,,Als bedelaar ver
dien ik wel het driedubbele daarvan
per dag."
Is het wonder, dat de bedelaars on
derling spreken over een „mooi ge
brek"? „Une belle infi'rmité" fich-
tre! als bedelaar kun je er gced geld
mee verdienen. Blindheid, armioos-
heid, beenloosheid, dubbelgebocheld-
heid, enz. allemaal „mooie" gebre
ken, die in het bedeiaarsbedrïjf hun
gemiddelde koersnoteeringen hebben.
Ik geloof niet, dat er onder de be
delaars, die in het goedgeefsche Pa
rijs althans, veel hanger wordt gele
den.
Sommige groote boulevard-restau
rants waar de bezoekers duchtig
veel geld moeten uitgeven deelen
's ochtends talrijke borden soep uit
aan behoeftigen. Ook aan niet-behoef-
tigon. Neem, als ge een ondervinding
rijker wilt zijn, er zelf de proef van.
Kleed u wat armelijk zoo heel erg
behoeft niet eens en sta in de rij:
op uw beurt krijgt ge een portie soep,
die als zoodanig heusch niet te ver
smaden is. Het komt mij voor, dat de
eigenaars dier restaurants die uitdee-
lerij beschouwen als een soort van
excuus met betrekking tot hun uit
zuigingsstelsel ten opzichte dar klan
ten.
Er zijn te' Parijs ook inrichtingen,
waar liefdadige menschen u een vol
ledig maal verschaffen, geheel koste
loos en zonder naar uw naam noch
uw beroep te vragen. Zij gaan ver
onderstelling uit, dat al degenen, zoo
do haveloozen als de welgekleeden,
die, hun menschel ijken of maalscliap-
pelijken trots op zijde zettende, open
lijk om een kosteloos maal komen,
inderdaad nooddruftig zijn. Men riet
er dan ook niet slechts bedelaars ko
men, doch mede kunstenaars en ge
ëmployeerden, bij wie de nijpende
nood de siandshooghartigheid voor
zekeren tijd heeft doen afleggen.
De „faux mendiants" daarentegen
vereeren die „Bouchée de Pain" niet
met hun klandisie. Hun is het daar
verschafte maal gemeenlijk van te ge
ring allooi. Heeft niet eens een sujet
uit dat gilde op dichterlijke wijze den
neus opgetrokken voor
Les hrouets des fourneaux, festins
nauséabonds,
Par la philanthropic offerts aux
vagabonds
Het ellendige ter zake is echter, dat
men op het oog den „faux mendiant"
niet kan onderscheiden van den wer
kelijke» armen bedelaar. Zelfs de po
litie weet gemeenlijk eerst na het
overlijden van een „faux mendiant",
dat ze door den schijn misleid is ge
worden.
In 1893 stierf de bedelaar, die alge
meen bekend stond onder den popu-
lairen naam van „le père Antoine"
geen familie asjeblieft van den direc
teur van het Odéon, die door sommi
ge zijner acteurs ook ,,!e père Antoi-
r.e" wordt genoemd. Vijftien jaar
acn tereen had de arme gebochelde
aan verschillende kerkdeuren gebe
deld. Hij was oud, zeer oud. De kerk
gangers waren diep met zijn lot be
gaan.
Opeens verdween vader Anton. Ge
stoven, dalht men, en terecht. Doch
op een goeden dag verzocht een neef-
oomzegger van vader Anton aan de
politie, lijkschouwing met betrekking
tot ooms bochel. Prachtidee van snug
gere» neef 1 Want de bochel bleek niet
meer aan liet lichaam vast te ritten.
De bochel werd, na verder onderzoek,
gevonden bij buurman Guillemin, en
bleek te bestaan uit een geldkistje, in
houdende ongeveer 96.000 francs. Het
gerecht veroordeelde buurman Guil
lemin tot twee jaar gevangenisstraf
en stelde den neef in het bezit van
ooms nalatenschap.
Ik vrees, dat er in onze dagen ook
wel vadertjes Anton te Parijs rond-
loopen.
Edoch: dengenen, die daardoor tot
de algemeen© slotsom komen, dat
men wèl doet, zich te onthouden van
het schenken van aalmoezen op
straat, worde in herinnering ge
bracht, dat dezelfde menschen, die
armen eerst na een bevredigend on
derzoek omtrent hun levenswandel
steunen, zich gemeenlijk de gunsten
laten welgevallen van anderen, zon
der zich te bekommeren om den oor
sprong van den rijkdom dezer lieden.
„Paris est le pays de l'aumóne".
Dat is waai'. En het pleit voor Pa
rijs-
OTTO KNAAP.
Esperanto.
EEN STUKJE SPRAAKLEER.
L
Het lidwoord. Het bepalend lidwoord
(de(n), het) is altijd la, voor alle ge
slachten zoowel in het enkelvoud als
in het meervoud, de vader la patro,
de moeders la patrinoj.
liet onbepaald lidwoord een bestaat
niet, patro vader of een vader.
Het ze Ijst. naamw. eindigt altijd op o,
patro patrino.
Het meervoud wordt altijd gevormd
door bijvoeging van j, patroj pa
trinoj.
Het bijvoeglijk naamw. gaat altijd uit
op a (meervoud ajj, granda (groot),
bona (goed), juna (jong), beLaj (schoone
meervoud).
Het bijwoord eindigt altijd op e,
bele sknüi (schoon schrijven).
liet werkwoord gaat in de onbep. wijs
altijd uit op i: ami beminnen.
De tegenwoordige tijd eindigt voor
al de personen zoowel in het enkel
voud ais in het meervoud, op as: la
patro amas de vader bemint, la
patrinoj amas de moeders beminnen.
Een katholieke Wereldbibliotheek. Hier
van zegt „De lijd" O. in.
„ln Frankrijk en België hebben
onze geloolsgencoten met vrucht hun
aandacht geschonken aan de nieuwe
wereld-hulptaai „het Esperanto" dit
wonderbaar verscuijnsel van mensche-
lijke vindingrijkheid.
Men telt er reeds vele priesters-
Esperantisten. Mgr. Mercier moet voor
de beweging nog zeer onlangs zijn
onverdeelde sympathie hebbeu uitge
sproken. En de Paus zegende met
Zijn Vaderlijken zegen het eenige
katholieke Esp -orgaan, dat nu een
maandblad is geworden en onderden
naam van „Espero Katolika" in Parijs
wordt uitgegeven.
In ons land is den Haag wel het
middelpunt van de Esp. beweging.
Daar moeten o.a. reeds bonderden
arbeiders-Esperautisten op de leden
lijsten der clubs staan ingeschreven.
Begrijpelijk genoeg dat daaronder
een aantal katholieken zijn. Welnu,
een van dezen is de drager van een
grootsch, een verheffend ideaal. „Ad
majorem Dei gloriam" heeft hij zich
tot leus gesteld en belangloos offert
hij zijn levenskrachten, heel zijn
kunnen aan de praktijk dezer theorie.
Een katholieke wereldbibliotheek geschre
ven in het Esperanto. Nummer 1 van
de „Universala Katolika Esperanta
Biblioteko" 'is verschenen. Laten wij
dezen wakkeren strijder bijstaan, laten
wij hem bemoedigendoor onze blijken
van goedkeuring en achting voor zijn
koenen arbeid, zijn zvvaren kamp."
ESPERANTO IN JAPAN EN CHINA.
ln Tokio is een zeer groote Espe-
rantisten-vereeniging, van welke de
Minister van Buitenlandsche zaken
eere-president is. Op de universiteit
aldaar volgen meer dan ÏOIX) studen
ten geregeld het onderwijs in de Int.
hulptaal.
Eenige vooruitstrevende Chineezen
zijn naar Parijs en Berlijn geweest
om het Esperanto grondig te bestu-
deeren. In bun land teruggekeerd
begonnen zij propaganda-tochten en
niet zonder gevolg, want uit Shanghai
ontvingen wij bericht, dat aldaar reeds
een ie Esp.-groep werd opgericht.
Stadsnieuws
Gevonden voorwerpen (te bevragen
aan onderstaande adressen):
Een lederen muilkorf, bij J. Booms,
K. Heerenstraat 13.
Een hondenhaLsband, bij J. H. ter
Horst, Dr. Leijdsstraat 31.
Een paar kinderhandschoonen,
A. v. Dam, Westergracht 23 rood.
Een stuk speelgoed (houten paard
je), bij A. v. d. Horst, Yoorzorgstr. 30.
Een linnen waschzak, aan het poli
tiebureau.
Een ijzeren hoepel met haak, bij J.
de Wit, Kinderhuissingel 58.
Een jas bij J. J. Boud, Zoetestraat
14.
Een pak lampenkatoen, De WHatr.
40.
Aangifte is gedaan van het verlie
zen van een gouden broche,' waarin
een portret.
HET TÖÖNEEL
„DE VLINDER", DOOR WILLEM
ROIJAARDS
Een onzer vrienden, een bekend
recensent aan een der groote dagbla
den, zei ons opgewonden
„Neen maar, Roijaards moet je zien
als Charteris in „De Vlinder" 1"
We verzekerden hem. dat we hem
al in „Mercadet" bewonderd hadden.
..O, maar als Charteris is hij nog
veel mooier
We verdedigden ons met te verze
keren, dat we toch ook Jan C. do Vos
in „Een Paladijn" hadden gezien...,
„Neen, neen zoo hield hij aan
als Charteris overtreft hij alles."
Geen wonder dus, dat onze ver
wachting voor gisterenavond heel
hoog, misschien wel te hoog, gespan
nen was.
Welnu, we moesten bekennen, dat
er veel te genieten is geweest, meer
an liet spel echter dan van liet stuk.
De Eiigelsche tooneelschrijver Ber
nard Shaw Ln ons land men ver
taalt hem om strijd het eene gezel
schap is ei' nog happlger dan een
ander op, om een stuk van hem to
spelen, t Eerst maakten we kennis
met „Mevrouw Warren's Bedrijf",
dat Roijaards en de zijnen hier kwa
men spelen wat later kwamen Van
E- -'en en de zijnen uit Rotterdam
met„Als de eene hand de andere
wascht...." En nu is Roijaards er
weer geweest met „De Vlinder". Dat
is dus liet derde stuk van Shaw in
sa seizoen.
In dit laatste stuk is Leonard Char
teris de hoofdpersoonhij is de
.jVl'nder". Ofschoon geen man met
bijzondere bekoorlijkheden zooals
hij zelf toegeeft zijn toch alle vrou
wen op hem gecharmeerd hij heeft
er een aan eiken vinger eu hij weet
er zelf baast niet meer uit wijs to
worden. Maai- hij neemt geen enkele
zijner overwinningen ernstig op. Ai
zijn do vrouwen verzot op hem, hij is
't toch op geen enkele vrouw. Een
flirtation van korten tijd en het a
weer af. Ook is hij wel herhaaldelijk
geëngageerd, maar tot een huwelijk
komt het nooit. Verwarringen, boos
heden, vergissingen, komische scènes
zijn er liet gevolg van, maar telkens
breekt hij de verhouding weer af.
Soms denkt hij zelf nu eindelijk in
werkelijkheid verliefd te zijn, maar
zijn wispelturige natuur doet hem
zich spoedig weer naar eeu ander
wenden. Nooit krijgt het huwelijk
hem te pakken. Hij is, gelijk hij op
het einde zelf getuigt, aan een „vlin
der" gelijk, dia van de eene bloem
naar de andere vliegt, wel hier en
daar even vertoeft, maar nergens
voorgoed bliift zitten.
Handeling zit er niet in het stuk
deze draait om de moeilijke positie
van Charteris been, die lost heeft van
zijn laatste twee overwinningen ka
raktertekening ook niet, want al de
menschen zijn gekomen om er grapjes
mee uit te halen, niet om er karak
ter-analyses van te makenhet is
Shaw alleen te doen geweest om do
malheid der situatie van Charteris
tusschen al die vrouwen, en om wat
grapjes.
En de „Vlinder" staat dan ook be
neden „Mevrouw Warren's Bedrijf".
Maai' als blijspel (ten onrechte noemt
Shaw zijn stuh een „komedie") is het
zeer goed gelukt. Het is fijn van
dialoog, beschaafd in zijn grappen,
niet al te z.-e.' gechargeerd eu toch
nog ingetogen iu zijn malligheid,
zooals een geciviliseerd Engelschman
dat wezen kan. De mop van de Ibsen-
club, waarvan vrouwen, die niet
vrouwelijk, en mannen, die niet man
nelijk zijn, lid kunnen zijn, was ook
een aardige vinding, om het artistiek
snobbisme en decadent zenuwleven
in zekere klingen in het dagiicht fe
stellen.
Alles bijeen was 't een amusant
stuk, van een net pleizier, van een
Engelsche „netheid", een netheid iu
smoking, die niet vloekt of schuine
woorden gebruikt.
Men kan er zijn dochters mee naar
toe nemen.
Willem Roijaards die voor liet
begin van het stuk heel deftig door
een meneer in rok de toegevendheid
van het publiek voor zijn slem deed
inroepen, aangezien hij schor was,
een schorheid, waarvan wij tusschen
twee haakjes weinig bemerkten
was den geheelen avond op het too-
r.eel en droeg het stuk. Hij gaf mooi,-
beschaafd snel te zien, maar we von
den, dat hij wel eens uit het oog ver
loor, dat hij in een blijspel optrad
er had nog gerust een ietsje meer
grappigheid en losheid bij gekund
de weinige gelaatsvertrekkingen, die
hij daarvoor in de plaats stelde, kon
den dat gemis aan komische verve
niet geheel vergoeden. Maar het vier
de toch een welverdiend succes.
Zijn vrouw, mevr. Roijaards-Sand-
berg, die voor Julia speelde, de
rouw die op Charteris verliefd is en
't hem zoo lastig maakt, zag er ver
moeid uithet lijkt alsof deze sym
pathieke actrice zich aan het over
werken is; gelukkig dat het tooneel-
seizoen ten einde loopt en zij dus wat
noodzakelijke rust kan gaan nemen.
Mejuffrouw Fhil. Beider gaf eeni
nette beschaafde Grace Fraufield t<
zien.
De décors en tooneelschikking van
het typisch Engelsche „home" in hef
eerste, en het intérieur van de Lon
den sche club in het tweede bedrijf
nieuw en speciaal voor Roijaards ge
maakt voldeden zeer goed eï
brachten wel in de stemming.
De zaal was niet zoo goed bezet al<
we verwacht en gehoopt hadden. Hef