HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEDE BLAD. FEUILLETON Een dappere Vrouw DONDBBDAO 27 MEI 1809 OM ONS HEEN Ho. 938. Brieven van bet 34ste Raadslid Aan de Kiezers. Het is, geloof Ik, niet voor den eer- eten keer, dat ik doe opmerken, hoe wij, leden van den Gemeenteraad, vooral tegen het oogecnblik der perio dieke aftreding een bijzondere be langstelling voor den kiecer in ons voelen opkomen. Niemand moet daaraan een zelfzuchtige bedoeling toeschrijven die zaak is deze, dat je als Raadslid weinig aanraking met - de kiezers hebt in gewone dagen, te weinig zou ik zeggen. Zoo plezierig Is bovendien een candidatuur en een stembus niet, of je krijgt in de rus tige jaren van het Raadslidmaat schap maar liefst het idéé, dat die waardigheid zoo'n beetje van zelf tot je gekomen is, een profetenmantel, die uit de lucht op je schouders is ge vallen. Totdat je. op t altijd eenige- zins buikpijnachtig oogenbllk der pe riodieke aftreding herinnerd wordt aan den nuchteren eisch, om gekozen te worden door de helft plus een. Door die cordons moeten we allen, de knapste zoowel als de minste der broederen, wat ongetwijfeld bij draagt tot het levendig houden van onze nederigheid, die anders maar al te gemakkelijk zou vluchten van het gestoelte der eere, waarmee zij zich dikwijls slecht weet te verdragen. Meent nu niet, geachte kiezers, dat Ik op deze manier, zoo'n beetje ter sluiks de aandacht wil vestigen op mijzelf. Ik ben dezen zomer Wiet aan de beurt van -aftreden. Dat genoegen zullen elf van de col lega's genieten, ouderen en jongeren. Daar is vooreerst de Nestor van ons college, de heer Sneltjes, die wanneer zijn oogen nog zoo goed waren ais zijn hersens, er zeker niet aan ge dacht zou hebben, om van zijn zetel afstand te doen de heer Loomeijer, die op zijn bedanken teruggekomen is, Jhr. Mr. van Styrum, die in deze dagen wed aan het periodiek aftre den gewoon moet raken, de heeren baron Van Lynden, Welsenaar, Dr. •Nieuwemlhuijzan Kruseman en zijn neef Dr.. H. D. Kruseman en een heel kwartet van jongere leden, de heeren Mr. Smit, Krelage, Huis wit en Dr. Timmer, diie nog maar ternauwer nood aan de atmosfeer van de Raads zaal gewend zijn geraakt. Wat gaat gij nu doen, waarde kie zers Ai die vacaturen afzonderlijk beschouwen en tegenover iedereen andere candidaten stellen Of is het de bedoeling een soort van compromis aan te gaan, zooals we dat ook vroe ger wel gekend hebben en waarbij de eene partij de candidaten van de andere openliet, mits ook de andere de candidaten van de eene niet be streed Ik weet welde kiesvereeni- gingen staan scherper tegenover el kaar, dan vroeger en denken in dezen tijd meer aan de Tweede Kamer, dan aan den gemeenteraad, maar nie mand kan er voordeel bij hebben, er een hutspot van te maken, allerlei oude en nieuwe candidaten door el kaar, zonder orde of regel, tol de stembus te werpen, op avontuur van wie er uit te voorschijn zullen komen. rALs ge weten wilt, geachte kiezers, wat ik er van denk, dan zou ik willen zeggen„och, neemt ze allemaal weer, voor zoover ze weer genomen wenschen te worden. We zijn in den Raad zoo'n beetje een groote familie van enkel broers (voordat er zusters bijkomen» zal de Vereen iging voor Vrouwenkiesrecht nog heel wat te vechten hebben), en het doet je geen plezier, bekende gezichten te zien verdwijnen, vooral wanneer je weet, dat ze liefst gebleven zouden zijn. En zoo zijn de meesten. 't Is een raar verschijnsel, maar daarom niet minder waar, dat ook wie aLs 't ware tegen hu.n zin. om zoo te zeggen bij de haren ih den Raad zijn gesleept, er na een poosje iets tegen hebben, om er weer uit te gaan. Er moet dus, zou men zoo zeggen, een zekere aan lokkelijkheid in het ambt gedegen zijn. Waar die in bestaat, kan moeilijk omschrijven. Niet in de ver gaderzaal, die onplezierig ia, nog veel minder in de bescheiden vergoeding voor tijdverlies, die den verloren tijd lang niet vergoedt, wel in liet besef, dat men geroepen is de belangen van de gemeente te behartigen en ook in de gewaarwording van gezelligheid. Eens lm de veertien dagen is er Raad: je vrouw weet het al en legt het beste pak klaar, het eteu wordt zoo inge richt, dat wat later thuiskomen er niet op aan komt enfin, er vormt zich oen traditie, die zich om je heen weeft en vasthoudt op den Raads- zetel. Meermalen lieb ik, wanneer liet moeilijk ging iemand tot een candi datuur over te halen, betreurd, dat Raadsleden niet een poosje vóór hun definitieve benoeming, op proef moch ten vergaderen. Als ze drie maal een bijeenkomst hadden meegemaakt, zouden deze proefleden zich niet meer kunnen terugtrekken. Vooral niet, wanneer daar eene vergadering met gesloten deuren bij was geweest. Zoo'n openbare raads zitting wekt eenmaal altijd gemeng de gevoelens op. Het aandachtig luisterende publiek zou heel aardig zijn, wanneer niet de rij van haastig krabbelende krantenmenschen zoo onaangenaam wezen kon. Je kunt om zoo te zeggen je neus niet snuiten, of 't staat den volgenden dag in de courant. Praat je te lang, dan is 't niet goed, praat je te kort, dan deugt het evenmin en praat je in 't geheel niet, dan val je pas recht niet In den smaak. Ais 1 wegens de waardigheid der positie mogelijk was, zou je als Raadslid aan die heeren, die zich nota bene Koningin der Aarde laten noemen, willen vragen ,,hoe beveelt Uwe Majesteit, dat ik me gedragen zal Ik verzeker u, geachte kiezers, wanneer zij eens een middag op onze plaateen zaten en wij op de hunne, dan zouden ze er den volgenden dag in hun eigen couranten van lusten I Nu zijn we ais de vfech, die zich maar rustig moet laten kerven en nog niet eens schreeuwen kan boven dien. Ja, die menschen van de krant zijn een donkere vlek op het zonnig Raadsheerlijk bestaan. Vandaar dan ook, dat de vergadering met gesloten dieuren ons het meest behaagt-. Daar kun je nog eens doorslaan, zonder dat er een haan naar kraait, tenmin ste wanneer er geheimhouding is op gelegd. Anders is 't nog maar half werk. Zoo waren we onlangs in een niet officieels bijeenkomst bij elkaar ge roepen, om te hooren wat de Prin- sesaefeesten zouden kosten. Op dat stuk is de feestcommissie huiverig geworden, na de bittere ervaring, die ze bij de wielerfeesten heeft opge daan. En daar de waarnemend voor zitter alléén ook niet de verantwoor delijkheid voor de kosten dragen wou, waren wij bij elkaar gekomen, om eens knusjes over het geval te pra ten. Tegen het cijfer van de kosten was geen bezwaar, zonder geld kun je eenmaal niet feesten. We zouden dan ook de zitting na een half uur hebben kunnen opbreken, wanneer de doozen er niet geweest waren, ge weet wel, geachte kiezers die met een sinaas appel, een gebakje, chocolade, be schuit met muisjes, en bonbons er in. Ik vond die doos lang niet kwaad verzonnen hoe moet je anders zes duizend kinderen in den zelfden tijd te eten en te drinken geven Maar er waren veel collega's, die de doos afkeurden als ze thuis zes glazen limonade zien inschenken, vinden ze, dat hun vrouw of dochter liet al wonder druk heeft. Hoe had die dan in den Hertenkamp aan zes duizend kinderen getapt moeten wor den 't Hinderde nietde doos werd afgekeurd. En je weet maar niet, geachte kiezers, wat een ongelukken uit die discussie hadden kunnen voortspruiten, wanneer we niet ge hoord hadden, dat alle verzet toch niet baten zou, omdat de doozen al besteld waren. Nooit heb ik beter don toen-begrepen, dat ook haastige spoed goed kan wezen, want toen de feest dag gekomen was, hadden de kinde ren de doozen grooten schik en bleven al de sombere dingen, die daarvan voorspeld waren, ten eenenmale onvervuld. Binnenkort zullen wij wel geroe pen worden om de Halsen-quaestle op te lossen. De bezwaren, die in de couranten te berde zijn gebracht te- gen de manier van restaureeren der j Halsen in ons museum, zullen dan in een rapport van de Commissie van toezicht worden behandeld en weer legd, want het spreekt vanzelf, dat de Commissie geen manier van herstel len toelaten zou, die ze verkeerd vindt. Daar zullen dan evenwel de schil ders, die er tegen zijn opgekomen, en de leeken, die gemeend hebben er j tegen te moeten opkomen, geen vrede mee hebben. „En wat moeten", heeft mij een van de collega's gevraagd, „wat moeten wij, die bijna allemaal leeken zijn, er dan van zeggen „Heel eenvoudig", heb ik geant woord, „hou je aan de Commissie die is door den Raad benoemd, die heeft dus het vertrouwen van den Raad." Iedereen kan immers geen gelijk hebben in de wereld. Mochten dan de bovengenoemde schilders en leeken hunne opponeerende belangstelling voortzetten, dan weet ik voor hun opbruisend an zin naar bezigheid een prachtige afleiding. Hebben we niet meermalen gehoord, dat de Halsen wed in Haarlem zijn geborgen, maar toch eigenlijk als schatten van kunst toebahooren aan de heeie wereld Welnu, wanneer dat waar is, moet de wereld ook zorgen, dat de Halsen in een passend gebouw worden ge huisvest. Voor de Haarlemsche belas tingschuldigen is een nieuw museum wat duur, voor de heele wereld is het maar een peulesohil. De opposite vorme dus een oommissie, zonde hare leden uit in Europa en Amerika en biede over een jaar aan de gemeente Haarlem een half, kan het zijn een heel milli/oem voor een nieuw museum aan. Is dat niet het mill1'oen van Co lumbus Ik groet U, geachte kiezers, zeer. HET 34STE RAADSLID. Voor copie conform J. C. P. Het Credietvraagstak voor den Middenstand. L Zooals onze Middenstanders wel al le door de berichten, hieromtrent in ons blad verschenen, zullen weten, zal door den Middenstandsbond waar bij ook onze beide Haarlemsche Mid denstands veree nig mgen aangesloten zijn, tijdens hare tentoonstelling in Juli a,s. te Amsterdam te houden, een 6e congres worden belegd waarop als eenig onderwerp in behandeling komt: „Het Credietvraagst.uk voor den Middenstand." Veirschilleude praeadv.ezen van ge heel der zake kundigeu zullen om trent dit belangrijke onderwerp te voren in druk verschijnen, terwijl reeds thans verschenen zijn die van de heeren L. J. G. van der Maesen, voorzitter van de Credietbank der Al ge mee ne Winkellersvcreeniging te Amsterdam en van den heer W. H. Nederhoed, Bestuurslid van de Leeu warder Middenstandscredietbank. Wij hadden ons voorgenomen deze praeadvlezen, ter voorlichting van de lxréade schaar onzer middenstan ders, welke deze niet an handen zul len krijgen, aan eene bespreking te onderwerpen en vindten gereede aan leiding irn verband met de eerstdaags te verwachten oprichting van een R.- K. Middenstandsbank in Haarlem, om thans reeds het eerst bedoelde advies te behandelen. De heer v. d. Maesen dan stelt zich, ten einde ieder onderdeel goed te be- nandelen, verschillende vragen die hij categorisch beantwoordt. Van (Leze treden vooral op den voor grond de navolgende omdat deze m.d. nog niet of te weinig zijn gesteld: a. Moeten de Credietinstellingan zijn plaatselijk of moet er een Centra le Middenstandscaed'ietbank komen met in iedere gemeente een conres- pondeerende Middenstandsvereenii- ging? b. Moet de staat behulpzaam zijn in het bescliikbaar stellen van kapi taal voor oprichtingskosten en te verstrekken credieten? c. Welke positie moeten de Midden standers zelf innemen ten opzichte van hunne oredietinstellingen? d. Met welke zekerheid kan en moet een Middenstandsbank vol staan? Alvorens tot de beantwoording van deze en andere punten over te gaan vertelt hij het e. 8. a van zijne eigen Credietbank, waar men noch het mannelijke systeem Schulze-Delitsch noch het gemakkelijke van Raiffeisen aangenomen heeft, doch waar men een geheel apart stelsel aanhangt, waarbij o.a. een credietnemer juist geen aandeelhouder in de bank be hoeft te zijlij en waar men geen de posito s der teden neemt, doch voor de credietverleening de geringe stor ting op de aandeelen plus een zeer groot crediet bij eene groote bank instelling heeft. Dit systeem lijkt mij, minstens, niet raadzaam toe omdat ik het een eer ste eisch vind dat een credietnemer ook aandeelhouder is en dus reeds zijne, telkens grooter wordende, stor ting op zijn aandeel in pand geeft, doch en vooral, omdat het m. i. .van het grootste belang is dat de bank niet alléén vóór doch ook dóór de middenstanders werkt, d.w.z. dat dus zoo weinig mogelijk vreemd kapitaal en zeker nrêt dat van concurrenten- banken wordt uitgeleend. Als antwoord op de onder a bedoel de vraag betoogt hij dat het wellicht het eenvoudigst en meest economi sche is dat slechts ééne Centrale Cre- d ie tin stelling wordt opgericht welke credieten verleent op advies der aan gesloten vereen!gin gen Hij komt echter tot de conclusie dat het ten opzichte van het gewoonlijk spoedöiscbende crediet en liet meer zelfstandigheid hebben van het be stuur der plaatselijke instelling be ter is met plaatselijke credietiustel- lingen te beginnen en daaruit een Centrale te vormen. Op vraag b antwoordt hij, dat de Staat toch zeker het particulier initi atief steunen moet docxr hetwelk een stand, die volgens do staathuishoud kundigen een onontbeerlijken scha kel vormt tusschen kapitaal en ar beid, in eene leemte, welke haar zelf standigheid schaadt, voorziet. Waar de staat reeds een begin van uitvoering aan deze verplichting geeft door het gedeeltelijk restituee- ren van oprichting- en administratie kosten van de boerenleenbanken, daar mag zeker verwacht worden dat de billijkheid van teruggave van op richtingskosten en het verstrekken tegen lage rente van de te kort ko men kapitalen aan deze categorie van banken zal worden ingezien. Hoewel ik, zooals ik hiervoren aan gaf, het een eerste eisch vind, dat zooveel mogelijk van het door den middenstand bespaarde kapitaal aan den middenstand wordt geleend, acht ik het toch zeer raadzaam, dat de staat b.v. door het tot een zekere hoogte beschikbaar stellen van de Postspaarbankgelden tegen een niet te hooge rente de crediet in stellingen over de moeilijkheden der eerste ja ren heen brengt. Dat om denzelfden reden restitutie der oprichtingskosten wordt gegeven is niet meer <ian billijk, al reeds hierom omdat men het aan de op 1 Januari 1909 in ons land bestaande' 508 boerenleenbanken ook gegeven heeft. De vraag, welke positie de midden standers zelf moeten innemen ten op zichte der raiddenslandscredietinstel- lingen vind ik het gelukkigst beant woord. De heer v. d. Maesen komt n.l. hier in tot het resultaat dat ieder midden stander niet beter kan doen, ja, fei telijk uit zelfbehoud verplicht is, op daadwerkelijke wijze deel te nemen aan de oprichting (en instandhouding had hij mogen bijvoegen) dezer in stellingen zelfs in die gevallen waar men als concurrent tegenover elkaar slaat. Dit is daarom in zijn oog een ver plichting, omdat, waar men anders er niet aan denken zou, zijn concur rent met zijn eigen geld of werkkracht te versterken, men door dit hier wel te doen, het weerstandsvermogen zij ner collega's tegenover het groot-kapi taal zoo groot mogelijk maakt en dit laatste bij oprichting van warenhui zen of Maatschappijen, daardoor reeds spoedig ervaart, dat de concur rentie minder aan financieel® zwakte lijdt dan het dacht. Hierdoor kan dan bereikt worden, dat al worden de betrokken branches ook nog zoo aangevochten, de be trokkenen vast aaneengesloten, bet hoofd boven water kunnen houden en dat, daar het publiek op den duur toch nog altijd den specialist, den vakman prefereert, dergelijke groote ondernemingen bezwijken. Hij herinnert eraan, dat men door fioanmeeie deelneming in de instellin gen slechts op zelfbehoud uit is, want dat het toch beter is door zijn colle ga's te steunen, zelf te kunnen blijven bestaan, dan met zijne collega's-con cur realen ten onder te gaan. Wat de zekerheid betreft, die eene dergelijke instelling eischen moet, op den voorgrond stelt hij, dat de solidi teit en moraliteit van het lid-crediet- nemer boven verdenking moe en staan en dat de zekerheids-stelling dan eigenlijk pas in de tweede plaats komt. Hierdoor ontstaat zijne meening, dal de middenstandscredietbank min der zekerheid benoeft te verlangen dan de gewone banken en hij om schrijft dan deze te eischen zekerheid ais een solide borg, óf in onderpand geving van wissels op de klanten, rniLs de boekhouding in volmaakte orde bevonden wordt, óf onderpand van courante of incouran te fondsen, terwijl hij ook blanco cre diet geven wil, mits do balansen der laatste 3 jaren voordeelige saldo's aanwezen. Nu ben ik, zooals ik ook vroeger reeds schreef, geen voorstander om voor ieder crediet, al is het betrekke lijk nog zoo klein, zekerheid te vra gen en kan zeker met eenige resonte, goede resultaten vermeldende, balan sen en eene goede boekhouding meer malen worden volstaan, doch om ai- tijd minder eischen te stellen, dan de gewone banken vind ik onraadzaam en ook onnoodig als ze ingewilligd kunnen worden. Kan de credietnemer, behalve het 'onderpand van zijn eigen aandeel, zoowel een borg als een onderpand van wissels of fondsen stellen, des te beter is de bank gedekt en des te min der loopt zij het risico» dat toch al tijd aan credietverieenen vastzit. Resumeerende komt de neer v. d. Maesen tot de volgende conclusion ie. De oprichting van miodeustands- ixmkeu ter verstrekking van ujueüj- ke credieten is beslist noodzakelijk. <Je. Daar het oprichten van deze in stellingen voor den middenstand een levensvoorwaarde is, is de Kegeermg verplicht liet initiatief tot oprichting te steunen. Se. Op plaatsen, waar de Midden stand met bij machte is, het benoo- digde kapitaal geheel of in voldoen de mate bijeen te brengen, dient het Rijk tegen lage rente kapitaal be schikbaar le steilen. J. W. LUCAS. tóuiteniandscb Uverzicü» DE AMBTENAREN IN FRANKRIJK. De regeering heeft thans de spoed is merkwaardig I 't wetsont werp, tot regeling van den rechts toe stand van ambtenaren, bij de Kamer ingediend- Door de stakiugs-geschiedenis der laatste maanden hebben de dienaren der republiek de belangstelling tot zich getrokken, zoodat men zich nu vanzelf óók interesseert voor dit wets ontwerp. 't Behoeft natuurlijk niet opzettelijk duidelijk gemaakt te worden, dat 't ministerie dit ontweip zóó heeft ge steld, dat den ambtenaren, na de aan neming, alle stakingslust ontnomen zal worden. De wet is bedoeld, om de overwinning der regeering op de sta kers volkomen te maken ook in do toekomst I Men weet, dat de posters een aan sluiting bij den „Algemeenen bond van den arbeid" gezocht hebben, 't Excuus was, dat zij eigenlijk geen ambtenaren zijn, omdat een rechter te Parijs voor enkele jaren had be slist, dat een postier niet bekleed is met een onderdeel van 't staatsgezag. De nieuwe wet laat zoo'n redeneering niet toe, want daarin wordt onder ambtenaren verstaan „allen, die in hoedanigheid van vertegenwoordigers van het openbaar gezag, van em ployés, agents of sous-agent® in den openbaren staatsdienst oen voortdu rende bediening uitoefenen, bezoldigd met een maandelijksch traktement of met toewijzing van fondsen en recht gevend op een pensioen". Hoe de postiors in dit net nog een maasje zullen vinden om door te krui pen weten we niet. Ze zijn in elk ge val in staatsdienst en ontvangen el ke maand hun salaris. De bevordering zal plaats hebben bij keuze en na examen. Door deze bepa ling is de grief <ier stakers van de Maart-beweging niet opgeheven. Zij verlangden een geregelde periodieke verhooging in rang. Maar de regee ring wil daarvan niets weten, en heeft als hoogste toezegging beloofd met oen promotielijst rekening te zullen houden Vooral bij het geven van straffen zal om <ieze iijst gedacht worden. Ook zijn nog andere straffen te geven degradatie, schorsing en afzetting. Deze straffen worden uitge sproken door den minister, na een ad vies van den raad van tucht. Wan neer er evenwel staking is, kunnen alle disciplinaire straffen opgelegd worden, zonder dezen raad gehoord te hebben. De stakers worden dus dade lijk mot onherroepelijk ontslag be dreigd. 't Vereenigingsrecht der ambten a ren wordt erkend. Maar, alleen in dien zin, dat de ambtenaren van ge lijken rang zich mogen aanéénsluiten. Deze vereenigiugen mogen ter bevor dering van hun beroepsbeiangen ijve ren. Nadrukkelijk wordt evenwel be paald, dat 't aan de organisaties ver boden is de ambtenaren aan te zetten tot staking. Van een aansluiting van de postiors bij den Algemeenen bond van den arbeid kan dus niets komen. Ook niet van liet verbroederingsfeest voor eenige weken gevierd tusschen de georganiseerde arbeiders en de ambtenaren. Althans, wanneer de Kamer dit wetsontwerp wil aannemen. Na de laatste stakingsdebatten in de Kamer is de aanneming wel waarschijnlijk. Of de postiors zich nog zullen doen hooren DE STAKING IN FRANKRIJK we bedoelen die van de „incrits maritimes" te Marseille duurt nog onverzwakt voort. De scheepvaart on dervindt daardoor belangrijke vertrar ging. Zoo liggen er te Marseille 40 schepen stil. 'T RUSSISCHE POLITIE- SCHANDAAL. Proessakof is al begonnen met zijn onthullingen over den Bond van eclïtr- Russische mannen, en zijn aandeel in de revolutionaire beweging en de door de regeering georganiseerde aansla gen en schiju-aanslagen. Hij deed aan een journalist eenige mededeelingeo over den aanslag op Witte, die ook door dezen bond beraamd moet zijn. Op zekeren dag droeg üoebrowin |de voorzitter van den bond, bij wien Proessakof ais secretaris in drenst was) hem op, te zorgen voor een nauwkeurigen plattegrond van de wo ning van graaf Witte. Toen Proessa kof zich ©enigszins verwonderd be toonde over die opdracht, deelde Doe- browiu hem mede, dat men dezen plattegrond noodig had voor een huis zoeking, die binnenkort bij Witte zou plaats hebben. Proessakof verklaard© echter ronduit, dat hij het gegeven bevel niet zou opvolgen. Eenige dagen later vond Proessakof op de schrijftafel van Doebrowin een klad v'un een nota, waarin de aanslag op Witte werd verhaald. De nota was geschreven door Doebrowin en daar in werd verklaard, dat de aanslag het werk was geweest van revolutionnai- ren. 's Anderen daags waren er twee per sonen, Moeaiiaef en Arkhipof, in het particulier bureau van Doebrowin en hoorde Proessakof, hoe zij dreigden zich naar graaf Witte te zuilen bege ven en dezen „alles te zullen zeggen. Zij eisch ten 8000 Rbl. En zeer waar schijnlijk kregen zij die ook, want hij hoorde, dat Doebrowin hun toevoeg- do „Goed, gaat dan nu heen, maar niet tegelijk." 21) Ik vraag u alleen maar niet als een vrouw aan een man, maar alsof ik ook een man was (hier zag ik een bijna onmerkbaar glimlachje om zijn lippen spelen) heeft u het recht mijn diensten te weigeren U moet niet aan uw eigen voor oord ee- len denken, maar aan de behoeften van deze rampzalige wezens. Ik moet aan u denken, juffr. Ferrars, even goed als aan hen, zei hij. U is haastig, beslist, en handelt graag naar opwellingen, en hij glimrachte, u is een meisje, gewoon aan een beschermend En- gelsch dak, en toch vraagt u mij uw schitterend, jong leven in alle ver schrikkingen van een pestkamp te laten deelen, waar u uitgeput, ver ouderd en somber uit zal terugkee- Jten. Ik lean in een paar maanden niet zooveel verouderen, bracht ik hiertegen in, en ik hoop, dat mijn hart altijd veel voor de lijdende nienschlieid zal voelen. -En uw betrekking in Poonah Denkt u, dat eesn dame er op gesteld zal zijn, een gezelschapsjuffrouw te krijgen, die midden uit de besmetting komt Het is heel goed van u. in mijne zaken zooveel belang te stellen, maar ik ben n/iets voor u mets dan een vreemdeling waarom stelt u zoo veel belang in mij Omdat het mijn plicht is en ik zelf niet antwoorden kan. was zijn openhartig antwoord. Neen u kan zelf niet helpen, hernam iik triomfantelijk. U moet mij meenemen naar het kamp en mij daar werk geven. Wij hebben geen keus. Ik zweeg een oogenblik, waarna ik vervolgde U heeft het recht niet, mijn aan bod te weigeren u kan mij niet weg zenden, u kan mij hier niet alleen la ten bij de ratten en zonder eten. U ziet wei, ik moet mede naar liet kamp. Ik begrijp, dat al mijn argumen- ten op u geen indruk maken, en dat u besloten is, uw eigen gang te gaan, riep hij uit. Maar, op één punt dring ik aan, u moet ingeënt worden. Zeker op zes plaatsen, als u dat wenscht, was mijn onverschil lig antwoord. U zal uw intrek nemen in hert vrouwenziekenhuis en daar een klein vertrekje voor u zelf hebben; u krijgt daar hoogst eenvoudig ©ten, lange werkuren de eerste apotheker zal uw tyran zijn. Het is altijd goed, als men ge waarschuwd is, antwoordde ik vlug."Ik verwacht geen weelde en ben op alles voorbereid. U kan de pest krijgen en sterven. En als ik dat doe, zal ik voor een goede zaak sterven, beweerde ik kalm. Ik ben alleen op de we reld eigenlijk een beetje overcom pleet. Ik heb geen ouders, geen naas te bloedverwanten niemand zal over mij treuren en ik ben oud genoeg om alleen voor mij zelf en mijn gewei- ten verantwoordelijk te zijn. En u blijft dus bij uw plan Nu, ik moet bekennen, u is een onafhan kelijke jonge dame en liet zal mij ter harte gaan, als u sterft Ik keek hem uit de hoogte aan. Durfde hij nu onder zulke omstandig heden gekheid te maken? Eindelijk zei ik Noem mij als 't u blieft geen be zwaren op, als ik denk nuttig te kun nen zijn. Ik ben sterk en heb er lust in; ik heb nog pas mijn vriendin, mevrouw Evans verpleegd de ka mervrouw zou getuigen van mij kun nen geven Zij kaïn niet eens voor haarzelf spreken liet is een ernstig geval. Als men die opzwelling achter de boren al zien kan is het een slecht teeken. En wat zijn uw geneesmiddelen? vroeg ik. Veel frissohe lucht, goed eten, warmte, goede verpleging dat is alles wat wij kunnen doen maar de inlanders hebben andere middelen zij brengen offers. O, daar is de brancard eindelijk en op dit oogenblik zagen wij een licht, en hoorden wij schuifelende voeten na deren. Toen hij zweeg, werd er een draag baar binnengebracht en op den vlooi' neergezet. Toen tilden een van de dragers en mijnheer Thorold de ka mervrouw zorgvuldig op, en ik legde haar dekens en kussens recht en var- zekerde haar, dat ik haar niet zou verlatenmaar zij was in bezwij mt'- - gevallen en het volgend oogen blik werd zij weggedragen. Toen het schuifelen van de voeten der dragers langs de trap was weg gestorven, wendde mijnheer Thorold zich tot mij en zei Het kamp is twee mijl van hier kan u wandelen of wil u mijn paard berijden het is heel mak, en zeer bedaard. Neen, dank u, ik kan wandelen, zei ik stijfjes. Wat uw kleine bagage betreft, zed hij, om zich heen kijkend, daar zal ik om zenden. Uw groote koffers kunnen blijven, waar zij zijn zij staan daar volkomen veilig, want er zal hier niemand komen, omdat iedereen weet, dat hier pest is. Kom, ik zal deze lantaurn leenen» en ter wijl hij zijn paard aan de eene hand leidde cu het licht in de andere droeg, vertrokken wij achter de brancard aan. Het geheel gaf den indruk van een begrafenis De maan scheen niet, maar de violetkleurige hemel was bedekt met sterren. Mijn gelukster is er zeker niet bij, zei ik tot mijzelf, terwijl ik van loet firmament naar het hobl>elige pad keek. Hier liep ik nu in gezelschap van don eenigen man in de wereld, dien ik bepaald wilde vermijden, en volg de liem bij gebrek aan een dak, vrienden of m'ddelen tot midden Ln een pestkamp. Wij wandelden in bijna onafgebro ken zwijgen voort, hij leidde zijn grijs Arabisch paard met één hand en lichtte mij met de lantaarn voor. Het is hier niet gemakkelijk loo- pen, vrees ik, merkte hij op en ik ben ook bang, dat u het daarginds wel wat al te ruw zal vinden bij deze woorden wenkte hij met zijn hoofd in de richting, waar een don kere streep lage hutten te zien kwam. Mevr. Manuel, de vrouwelijke dok ter, zal u wel terzijde staan en u kan met haar samen eten. Zij is eene In- landsche daar heeft u toch niets tegen O neen, in 't minst niet, dank u. Zij is verstandigmaar omdat zij klein, donker en onbeteekenend is kan zij wiet mot genoeg autoriteit en waardigheid optreden. Zij kijken al len tegen een Engelsche op. u zal do autoriteit en zij de ondervinding heb ben. U moet het maar zoo goed moge lijk samen z>en te vinden. Ik zal mijn best doen. Is zij de eenige dokter in dit groote kamp vroeg ik, want hoe dichter wij bij kwamen, des to grooter scheen het kamp mij toe. Lichten flikkerden, stemmen gonsden en overal was een doordringende geur van desinfectee- rende middelen. O, wij hebben een uitstekenden Indischen dokter, maar hij durft niet in het vrouwenhospitaal te gaan. en hij heeft zijn handen ook wel vol. Er is een apotheker, die hei bewind voert over uw afdeeling Erasmus. Hij is in het gedeelte, waar op het oogenblik de draagbaar wordt neer gezet. Als ik mijn zin had, en wij kon den op het oogenblik beslag leggen op een paar flinke ossen met een kar, dan zou u nooit een voet zetten in "ïellagode. Op dit oogenblik waren wij bij een open deur aangekomen, waaruit het licht ons tegenschilterüe en op den drempel stond duidelijk afgoteekena tegen don achtergrond, een dikke man met grijs haar in zijn hemdsmouwon met een huismutsje op. (Wordt vervolgd)-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5