HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON
Een dappere Vrouw
DONDBBDAO 27 MEI 1809
OM ONS HEEN
Ho. 938.
Brieven van bet 34ste Raadslid
Aan de Kiezers.
Het is, geloof Ik, niet voor den eer-
eten keer, dat ik doe opmerken, hoe
wij, leden van den Gemeenteraad,
vooral tegen het oogecnblik der perio
dieke aftreding een bijzondere be
langstelling voor den kiecer in ons
voelen opkomen. Niemand moet
daaraan een zelfzuchtige bedoeling
toeschrijven die zaak is deze, dat je
als Raadslid weinig aanraking met
- de kiezers hebt in gewone dagen, te
weinig zou ik zeggen. Zoo plezierig
Is bovendien een candidatuur en een
stembus niet, of je krijgt in de rus
tige jaren van het Raadslidmaat
schap maar liefst het idéé, dat die
waardigheid zoo'n beetje van zelf tot
je gekomen is, een profetenmantel,
die uit de lucht op je schouders is ge
vallen. Totdat je. op t altijd eenige-
zins buikpijnachtig oogenbllk der pe
riodieke aftreding herinnerd wordt
aan den nuchteren eisch, om gekozen
te worden door de helft plus een.
Door die cordons moeten we allen, de
knapste zoowel als de minste der
broederen, wat ongetwijfeld bij
draagt tot het levendig houden van
onze nederigheid, die anders maar al
te gemakkelijk zou vluchten van het
gestoelte der eere, waarmee zij zich
dikwijls slecht weet te verdragen.
Meent nu niet, geachte kiezers, dat
Ik op deze manier, zoo'n beetje ter
sluiks de aandacht wil vestigen op
mijzelf. Ik ben dezen zomer Wiet aan
de beurt van -aftreden.
Dat genoegen zullen elf van de col
lega's genieten, ouderen en jongeren.
Daar is vooreerst de Nestor van ons
college, de heer Sneltjes, die wanneer
zijn oogen nog zoo goed waren ais
zijn hersens, er zeker niet aan ge
dacht zou hebben, om van zijn zetel
afstand te doen de heer Loomeijer,
die op zijn bedanken teruggekomen
is, Jhr. Mr. van Styrum, die in deze
dagen wed aan het periodiek aftre
den gewoon moet raken, de heeren
baron Van Lynden, Welsenaar, Dr.
•Nieuwemlhuijzan Kruseman en zijn
neef Dr.. H. D. Kruseman en een heel
kwartet van jongere leden, de heeren
Mr. Smit, Krelage, Huis wit en Dr.
Timmer, diie nog maar ternauwer
nood aan de atmosfeer van de Raads
zaal gewend zijn geraakt.
Wat gaat gij nu doen, waarde kie
zers Ai die vacaturen afzonderlijk
beschouwen en tegenover iedereen
andere candidaten stellen Of is het
de bedoeling een soort van compromis
aan te gaan, zooals we dat ook vroe
ger wel gekend hebben en waarbij
de eene partij de candidaten van de
andere openliet, mits ook de andere
de candidaten van de eene niet be
streed Ik weet welde kiesvereeni-
gingen staan scherper tegenover el
kaar, dan vroeger en denken in dezen
tijd meer aan de Tweede Kamer, dan
aan den gemeenteraad, maar nie
mand kan er voordeel bij hebben, er
een hutspot van te maken, allerlei
oude en nieuwe candidaten door el
kaar, zonder orde of regel, tol de
stembus te werpen, op avontuur van
wie er uit te voorschijn zullen komen.
rALs ge weten wilt, geachte kiezers,
wat ik er van denk, dan zou ik willen
zeggen„och, neemt ze allemaal
weer, voor zoover ze weer genomen
wenschen te worden. We zijn in den
Raad zoo'n beetje een groote familie
van enkel broers (voordat er zusters
bijkomen» zal de Vereen iging voor
Vrouwenkiesrecht nog heel wat te
vechten hebben), en het doet je geen
plezier, bekende gezichten te zien
verdwijnen, vooral wanneer je weet,
dat ze liefst gebleven zouden zijn.
En zoo zijn de meesten. 't Is een
raar verschijnsel, maar daarom niet
minder waar, dat ook wie aLs 't ware
tegen hu.n zin. om zoo te zeggen bij
de haren ih den Raad zijn gesleept,
er na een poosje iets tegen hebben,
om er weer uit te gaan. Er moet dus,
zou men zoo zeggen, een zekere aan
lokkelijkheid in het ambt gedegen
zijn. Waar die in bestaat, kan
moeilijk omschrijven. Niet in de ver
gaderzaal, die onplezierig ia, nog veel
minder in de bescheiden vergoeding
voor tijdverlies, die den verloren tijd
lang niet vergoedt, wel in liet besef,
dat men geroepen is de belangen van
de gemeente te behartigen en ook in
de gewaarwording van gezelligheid.
Eens lm de veertien dagen is er Raad:
je vrouw weet het al en legt het beste
pak klaar, het eteu wordt zoo inge
richt, dat wat later thuiskomen er
niet op aan komt enfin, er vormt
zich oen traditie, die zich om je heen
weeft en vasthoudt op den Raads-
zetel. Meermalen lieb ik, wanneer liet
moeilijk ging iemand tot een candi
datuur over te halen, betreurd, dat
Raadsleden niet een poosje vóór hun
definitieve benoeming, op proef moch
ten vergaderen. Als ze drie maal een
bijeenkomst hadden meegemaakt,
zouden deze proefleden zich niet meer
kunnen terugtrekken.
Vooral niet, wanneer daar eene
vergadering met gesloten deuren bij
was geweest. Zoo'n openbare raads
zitting wekt eenmaal altijd gemeng
de gevoelens op. Het aandachtig
luisterende publiek zou heel aardig
zijn, wanneer niet de rij van haastig
krabbelende krantenmenschen zoo
onaangenaam wezen kon. Je kunt
om zoo te zeggen je neus niet snuiten,
of 't staat den volgenden dag in de
courant. Praat je te lang, dan is 't
niet goed, praat je te kort, dan deugt
het evenmin en praat je in 't geheel
niet, dan val je pas recht niet In den
smaak. Ais 1 wegens de waardigheid
der positie mogelijk was, zou je als
Raadslid aan die heeren, die zich
nota bene Koningin der Aarde laten
noemen, willen vragen ,,hoe beveelt
Uwe Majesteit, dat ik me gedragen
zal Ik verzeker u, geachte kiezers,
wanneer zij eens een middag op onze
plaateen zaten en wij op de hunne,
dan zouden ze er den volgenden dag
in hun eigen couranten van lusten I
Nu zijn we ais de vfech, die zich
maar rustig moet laten kerven en nog
niet eens schreeuwen kan boven
dien.
Ja, die menschen van de krant zijn
een donkere vlek op het zonnig
Raadsheerlijk bestaan. Vandaar dan
ook, dat de vergadering met gesloten
dieuren ons het meest behaagt-. Daar
kun je nog eens doorslaan, zonder
dat er een haan naar kraait, tenmin
ste wanneer er geheimhouding is op
gelegd. Anders is 't nog maar half
werk.
Zoo waren we onlangs in een niet
officieels bijeenkomst bij elkaar ge
roepen, om te hooren wat de Prin-
sesaefeesten zouden kosten. Op dat
stuk is de feestcommissie huiverig
geworden, na de bittere ervaring, die
ze bij de wielerfeesten heeft opge
daan. En daar de waarnemend voor
zitter alléén ook niet de verantwoor
delijkheid voor de kosten dragen wou,
waren wij bij elkaar gekomen, om
eens knusjes over het geval te pra
ten.
Tegen het cijfer van de kosten was
geen bezwaar, zonder geld kun je
eenmaal niet feesten. We zouden dan
ook de zitting na een half uur hebben
kunnen opbreken, wanneer de doozen
er niet geweest waren, ge weet wel,
geachte kiezers die met een sinaas
appel, een gebakje, chocolade, be
schuit met muisjes, en bonbons er in.
Ik vond die doos lang niet kwaad
verzonnen hoe moet je anders zes
duizend kinderen in den zelfden tijd
te eten en te drinken geven
Maar er waren veel collega's, die
de doos afkeurden als ze thuis zes
glazen limonade zien inschenken,
vinden ze, dat hun vrouw of dochter
liet al wonder druk heeft. Hoe had
die dan in den Hertenkamp aan zes
duizend kinderen getapt moeten wor
den 't Hinderde nietde doos werd
afgekeurd. En je weet maar niet,
geachte kiezers, wat een ongelukken
uit die discussie hadden kunnen
voortspruiten, wanneer we niet ge
hoord hadden, dat alle verzet toch
niet baten zou, omdat de doozen al
besteld waren. Nooit heb ik beter don
toen-begrepen, dat ook haastige spoed
goed kan wezen, want toen de feest
dag gekomen was, hadden de kinde
ren de doozen grooten schik en
bleven al de sombere dingen, die
daarvan voorspeld waren, ten
eenenmale onvervuld.
Binnenkort zullen wij wel geroe
pen worden om de Halsen-quaestle
op te lossen. De bezwaren, die in de
couranten te berde zijn gebracht te-
gen de manier van restaureeren der
j Halsen in ons museum, zullen dan in
een rapport van de Commissie van
toezicht worden behandeld en weer
legd, want het spreekt vanzelf, dat de
Commissie geen manier van herstel
len toelaten zou, die ze verkeerd
vindt.
Daar zullen dan evenwel de schil
ders, die er tegen zijn opgekomen,
en de leeken, die gemeend hebben er j
tegen te moeten opkomen, geen vrede
mee hebben. „En wat moeten", heeft
mij een van de collega's gevraagd,
„wat moeten wij, die bijna allemaal
leeken zijn, er dan van zeggen
„Heel eenvoudig", heb ik geant
woord, „hou je aan de Commissie
die is door den Raad benoemd, die
heeft dus het vertrouwen van den
Raad."
Iedereen kan immers geen gelijk
hebben in de wereld. Mochten dan de
bovengenoemde schilders en leeken
hunne opponeerende belangstelling
voortzetten, dan weet ik voor hun
opbruisend an zin naar bezigheid een
prachtige afleiding. Hebben we niet
meermalen gehoord, dat de Halsen
wed in Haarlem zijn geborgen, maar
toch eigenlijk als schatten van kunst
toebahooren aan de heeie wereld
Welnu, wanneer dat waar is, moet
de wereld ook zorgen, dat de Halsen
in een passend gebouw worden ge
huisvest. Voor de Haarlemsche belas
tingschuldigen is een nieuw museum
wat duur, voor de heele wereld is het
maar een peulesohil. De opposite
vorme dus een oommissie, zonde hare
leden uit in Europa en Amerika en
biede over een jaar aan de gemeente
Haarlem een half, kan het zijn een
heel milli/oem voor een nieuw museum
aan.
Is dat niet het mill1'oen van Co
lumbus
Ik groet U, geachte kiezers, zeer.
HET 34STE RAADSLID.
Voor copie conform
J. C. P.
Het Credietvraagstak voor den
Middenstand.
L
Zooals onze Middenstanders wel al
le door de berichten, hieromtrent in
ons blad verschenen, zullen weten,
zal door den Middenstandsbond waar
bij ook onze beide Haarlemsche Mid
denstands veree nig mgen aangesloten
zijn, tijdens hare tentoonstelling in
Juli a,s. te Amsterdam te houden,
een 6e congres worden belegd waarop
als eenig onderwerp in behandeling
komt: „Het Credietvraagst.uk voor
den Middenstand."
Veirschilleude praeadv.ezen van ge
heel der zake kundigeu zullen om
trent dit belangrijke onderwerp te
voren in druk verschijnen, terwijl
reeds thans verschenen zijn die van
de heeren L. J. G. van der Maesen,
voorzitter van de Credietbank der Al
ge mee ne Winkellersvcreeniging te
Amsterdam en van den heer W. H.
Nederhoed, Bestuurslid van de Leeu
warder Middenstandscredietbank.
Wij hadden ons voorgenomen deze
praeadvlezen, ter voorlichting van
de lxréade schaar onzer middenstan
ders, welke deze niet an handen zul
len krijgen, aan eene bespreking te
onderwerpen en vindten gereede aan
leiding irn verband met de eerstdaags
te verwachten oprichting van een R.-
K. Middenstandsbank in Haarlem,
om thans reeds het eerst bedoelde
advies te behandelen.
De heer v. d. Maesen dan stelt zich,
ten einde ieder onderdeel goed te be-
nandelen, verschillende vragen die
hij categorisch beantwoordt.
Van (Leze treden vooral op den voor
grond de navolgende omdat deze m.d.
nog niet of te weinig zijn gesteld:
a. Moeten de Credietinstellingan
zijn plaatselijk of moet er een Centra
le Middenstandscaed'ietbank komen
met in iedere gemeente een conres-
pondeerende Middenstandsvereenii-
ging?
b. Moet de staat behulpzaam zijn
in het bescliikbaar stellen van kapi
taal voor oprichtingskosten en te
verstrekken credieten?
c. Welke positie moeten de Midden
standers zelf innemen ten opzichte
van hunne oredietinstellingen?
d. Met welke zekerheid kan en
moet een Middenstandsbank vol
staan?
Alvorens tot de beantwoording van
deze en andere punten over te gaan
vertelt hij het e. 8. a van zijne eigen
Credietbank, waar men noch het
mannelijke systeem Schulze-Delitsch
noch het gemakkelijke van Raiffeisen
aangenomen heeft, doch waar men
een geheel apart stelsel aanhangt,
waarbij o.a. een credietnemer juist
geen aandeelhouder in de bank be
hoeft te zijlij en waar men geen de
posito s der teden neemt, doch voor
de credietverleening de geringe stor
ting op de aandeelen plus een zeer
groot crediet bij eene groote bank
instelling heeft.
Dit systeem lijkt mij, minstens, niet
raadzaam toe omdat ik het een eer
ste eisch vind dat een credietnemer
ook aandeelhouder is en dus reeds
zijne, telkens grooter wordende, stor
ting op zijn aandeel in pand geeft,
doch en vooral, omdat het m. i. .van
het grootste belang is dat de bank
niet alléén vóór doch ook dóór de
middenstanders werkt, d.w.z. dat dus
zoo weinig mogelijk vreemd kapitaal
en zeker nrêt dat van concurrenten-
banken wordt uitgeleend.
Als antwoord op de onder a bedoel
de vraag betoogt hij dat het wellicht
het eenvoudigst en meest economi
sche is dat slechts ééne Centrale Cre-
d ie tin stelling wordt opgericht welke
credieten verleent op advies der aan
gesloten vereen!gin gen
Hij komt echter tot de conclusie dat
het ten opzichte van het gewoonlijk
spoedöiscbende crediet en liet meer
zelfstandigheid hebben van het be
stuur der plaatselijke instelling be
ter is met plaatselijke credietiustel-
lingen te beginnen en daaruit een
Centrale te vormen.
Op vraag b antwoordt hij, dat de
Staat toch zeker het particulier initi
atief steunen moet docxr hetwelk een
stand, die volgens do staathuishoud
kundigen een onontbeerlijken scha
kel vormt tusschen kapitaal en ar
beid, in eene leemte, welke haar zelf
standigheid schaadt, voorziet.
Waar de staat reeds een begin van
uitvoering aan deze verplichting
geeft door het gedeeltelijk restituee-
ren van oprichting- en administratie
kosten van de boerenleenbanken,
daar mag zeker verwacht worden dat
de billijkheid van teruggave van op
richtingskosten en het verstrekken
tegen lage rente van de te kort ko
men kapitalen aan deze categorie van
banken zal worden ingezien.
Hoewel ik, zooals ik hiervoren aan
gaf, het een eerste eisch vind, dat
zooveel mogelijk van het door den
middenstand bespaarde kapitaal aan
den middenstand wordt geleend, acht
ik het toch zeer raadzaam, dat de
staat b.v. door het tot een zekere
hoogte beschikbaar stellen van de
Postspaarbankgelden tegen een niet
te hooge rente de crediet in stellingen
over de moeilijkheden der eerste ja
ren heen brengt.
Dat om denzelfden reden restitutie
der oprichtingskosten wordt gegeven
is niet meer <ian billijk, al reeds
hierom omdat men het aan de op 1
Januari 1909 in ons land bestaande'
508 boerenleenbanken ook gegeven
heeft.
De vraag, welke positie de midden
standers zelf moeten innemen ten op
zichte der raiddenslandscredietinstel-
lingen vind ik het gelukkigst beant
woord.
De heer v. d. Maesen komt n.l. hier
in tot het resultaat dat ieder midden
stander niet beter kan doen, ja, fei
telijk uit zelfbehoud verplicht is, op
daadwerkelijke wijze deel te nemen
aan de oprichting (en instandhouding
had hij mogen bijvoegen) dezer in
stellingen zelfs in die gevallen waar
men als concurrent tegenover elkaar
slaat.
Dit is daarom in zijn oog een ver
plichting, omdat, waar men anders
er niet aan denken zou, zijn concur
rent met zijn eigen geld of werkkracht
te versterken, men door dit hier wel
te doen, het weerstandsvermogen zij
ner collega's tegenover het groot-kapi
taal zoo groot mogelijk maakt en dit
laatste bij oprichting van warenhui
zen of Maatschappijen, daardoor
reeds spoedig ervaart, dat de concur
rentie minder aan financieel® zwakte
lijdt dan het dacht.
Hierdoor kan dan bereikt worden,
dat al worden de betrokken branches
ook nog zoo aangevochten, de be
trokkenen vast aaneengesloten, bet
hoofd boven water kunnen houden en
dat, daar het publiek op den duur
toch nog altijd den specialist, den
vakman prefereert, dergelijke groote
ondernemingen bezwijken.
Hij herinnert eraan, dat men door
fioanmeeie deelneming in de instellin
gen slechts op zelfbehoud uit is, want
dat het toch beter is door zijn colle
ga's te steunen, zelf te kunnen blijven
bestaan, dan met zijne collega's-con
cur realen ten onder te gaan.
Wat de zekerheid betreft, die eene
dergelijke instelling eischen moet, op
den voorgrond stelt hij, dat de solidi
teit en moraliteit van het lid-crediet-
nemer boven verdenking moe en staan
en dat de zekerheids-stelling dan
eigenlijk pas in de tweede plaats
komt.
Hierdoor ontstaat zijne meening,
dal de middenstandscredietbank min
der zekerheid benoeft te verlangen
dan de gewone banken en hij om
schrijft dan deze te eischen zekerheid
ais
een solide borg, óf
in onderpand geving van wissels op
de klanten, rniLs de boekhouding in
volmaakte orde bevonden wordt, óf
onderpand van courante of incouran
te fondsen, terwijl hij ook blanco cre
diet geven wil, mits do balansen der
laatste 3 jaren voordeelige saldo's
aanwezen.
Nu ben ik, zooals ik ook vroeger
reeds schreef, geen voorstander om
voor ieder crediet, al is het betrekke
lijk nog zoo klein, zekerheid te vra
gen en kan zeker met eenige resonte,
goede resultaten vermeldende, balan
sen en eene goede boekhouding meer
malen worden volstaan, doch om ai-
tijd minder eischen te stellen, dan de
gewone banken vind ik onraadzaam
en ook onnoodig als ze ingewilligd
kunnen worden.
Kan de credietnemer, behalve het
'onderpand van zijn eigen aandeel,
zoowel een borg als een onderpand
van wissels of fondsen stellen, des te
beter is de bank gedekt en des te min
der loopt zij het risico» dat toch al
tijd aan credietverieenen vastzit.
Resumeerende komt de neer v. d.
Maesen tot de volgende conclusion
ie. De oprichting van miodeustands-
ixmkeu ter verstrekking van ujueüj-
ke credieten is beslist noodzakelijk.
<Je. Daar het oprichten van deze in
stellingen voor den middenstand een
levensvoorwaarde is, is de Kegeermg
verplicht liet initiatief tot oprichting
te steunen.
Se. Op plaatsen, waar de Midden
stand met bij machte is, het benoo-
digde kapitaal geheel of in voldoen
de mate bijeen te brengen, dient het
Rijk tegen lage rente kapitaal be
schikbaar le steilen.
J. W. LUCAS.
tóuiteniandscb Uverzicü»
DE AMBTENAREN IN FRANKRIJK.
De regeering heeft thans de
spoed is merkwaardig I 't wetsont
werp, tot regeling van den rechts toe
stand van ambtenaren, bij de Kamer
ingediend-
Door de stakiugs-geschiedenis der
laatste maanden hebben de dienaren
der republiek de belangstelling tot
zich getrokken, zoodat men zich nu
vanzelf óók interesseert voor dit wets
ontwerp.
't Behoeft natuurlijk niet opzettelijk
duidelijk gemaakt te worden, dat 't
ministerie dit ontweip zóó heeft ge
steld, dat den ambtenaren, na de aan
neming, alle stakingslust ontnomen
zal worden. De wet is bedoeld, om de
overwinning der regeering op de sta
kers volkomen te maken ook in do
toekomst I
Men weet, dat de posters een aan
sluiting bij den „Algemeenen bond
van den arbeid" gezocht hebben, 't
Excuus was, dat zij eigenlijk geen
ambtenaren zijn, omdat een rechter
te Parijs voor enkele jaren had be
slist, dat een postier niet bekleed is
met een onderdeel van 't staatsgezag.
De nieuwe wet laat zoo'n redeneering
niet toe, want daarin wordt onder
ambtenaren verstaan „allen, die in
hoedanigheid van vertegenwoordigers
van het openbaar gezag, van em
ployés, agents of sous-agent® in den
openbaren staatsdienst oen voortdu
rende bediening uitoefenen, bezoldigd
met een maandelijksch traktement of
met toewijzing van fondsen en recht
gevend op een pensioen".
Hoe de postiors in dit net nog een
maasje zullen vinden om door te krui
pen weten we niet. Ze zijn in elk ge
val in staatsdienst en ontvangen el
ke maand hun salaris.
De bevordering zal plaats hebben bij
keuze en na examen. Door deze bepa
ling is de grief <ier stakers van de
Maart-beweging niet opgeheven. Zij
verlangden een geregelde periodieke
verhooging in rang. Maar de regee
ring wil daarvan niets weten, en
heeft als hoogste toezegging beloofd
met oen promotielijst rekening te
zullen houden Vooral bij het geven
van straffen zal om <ieze iijst gedacht
worden. Ook zijn nog andere straffen
te geven degradatie, schorsing en
afzetting. Deze straffen worden uitge
sproken door den minister, na een ad
vies van den raad van tucht. Wan
neer er evenwel staking is, kunnen
alle disciplinaire straffen opgelegd
worden, zonder dezen raad gehoord te
hebben. De stakers worden dus dade
lijk mot onherroepelijk ontslag be
dreigd.
't Vereenigingsrecht der ambten a
ren wordt erkend. Maar, alleen in
dien zin, dat de ambtenaren van ge
lijken rang zich mogen aanéénsluiten.
Deze vereenigiugen mogen ter bevor
dering van hun beroepsbeiangen ijve
ren. Nadrukkelijk wordt evenwel be
paald, dat 't aan de organisaties ver
boden is de ambtenaren aan te zetten
tot staking. Van een aansluiting van
de postiors bij den Algemeenen bond
van den arbeid kan dus niets komen.
Ook niet van liet verbroederingsfeest
voor eenige weken gevierd tusschen
de georganiseerde arbeiders en de
ambtenaren.
Althans, wanneer de Kamer dit
wetsontwerp wil aannemen. Na de
laatste stakingsdebatten in de Kamer
is de aanneming wel waarschijnlijk.
Of de postiors zich nog zullen doen
hooren
DE STAKING IN FRANKRIJK
we bedoelen die van de „incrits
maritimes" te Marseille duurt nog
onverzwakt voort. De scheepvaart on
dervindt daardoor belangrijke vertrar
ging. Zoo liggen er te Marseille 40
schepen stil.
'T RUSSISCHE POLITIE-
SCHANDAAL.
Proessakof is al begonnen met zijn
onthullingen over den Bond van eclïtr-
Russische mannen, en zijn aandeel in
de revolutionaire beweging en de door
de regeering georganiseerde aansla
gen en schiju-aanslagen. Hij deed aan
een journalist eenige mededeelingeo
over den aanslag op Witte, die ook
door dezen bond beraamd moet zijn.
Op zekeren dag droeg üoebrowin |de
voorzitter van den bond, bij wien
Proessakof ais secretaris in drenst
was) hem op, te zorgen voor een
nauwkeurigen plattegrond van de wo
ning van graaf Witte. Toen Proessa
kof zich ©enigszins verwonderd be
toonde over die opdracht, deelde Doe-
browiu hem mede, dat men dezen
plattegrond noodig had voor een huis
zoeking, die binnenkort bij Witte zou
plaats hebben. Proessakof verklaard©
echter ronduit, dat hij het gegeven
bevel niet zou opvolgen.
Eenige dagen later vond Proessakof
op de schrijftafel van Doebrowin een
klad v'un een nota, waarin de aanslag
op Witte werd verhaald. De nota was
geschreven door Doebrowin en daar
in werd verklaard, dat de aanslag het
werk was geweest van revolutionnai-
ren.
's Anderen daags waren er twee per
sonen, Moeaiiaef en Arkhipof, in het
particulier bureau van Doebrowin en
hoorde Proessakof, hoe zij dreigden
zich naar graaf Witte te zuilen bege
ven en dezen „alles te zullen zeggen.
Zij eisch ten 8000 Rbl. En zeer waar
schijnlijk kregen zij die ook, want hij
hoorde, dat Doebrowin hun toevoeg-
do „Goed, gaat dan nu heen, maar
niet tegelijk."
21)
Ik vraag u alleen maar niet
als een vrouw aan een man, maar
alsof ik ook een man was (hier zag
ik een bijna onmerkbaar glimlachje
om zijn lippen spelen) heeft u het
recht mijn diensten te weigeren U
moet niet aan uw eigen voor oord ee-
len denken, maar aan de behoeften
van deze rampzalige wezens.
Ik moet aan u denken, juffr.
Ferrars, even goed als aan hen,
zei hij. U is haastig, beslist, en
handelt graag naar opwellingen, en
hij glimrachte, u is een meisje,
gewoon aan een beschermend En-
gelsch dak, en toch vraagt u mij uw
schitterend, jong leven in alle ver
schrikkingen van een pestkamp te
laten deelen, waar u uitgeput, ver
ouderd en somber uit zal terugkee-
Jten.
Ik lean in een paar maanden
niet zooveel verouderen, bracht ik
hiertegen in, en ik hoop, dat mijn
hart altijd veel voor de lijdende
nienschlieid zal voelen.
-En uw betrekking in Poonah
Denkt u, dat eesn dame er op gesteld
zal zijn, een gezelschapsjuffrouw te
krijgen, die midden uit de besmetting
komt
Het is heel goed van u. in mijne
zaken zooveel belang te stellen, maar
ik ben n/iets voor u mets dan een
vreemdeling waarom stelt u zoo
veel belang in mij
Omdat het mijn plicht is en ik
zelf niet antwoorden kan. was zijn
openhartig antwoord.
Neen u kan zelf niet helpen,
hernam iik triomfantelijk. U moet
mij meenemen naar het kamp en mij
daar werk geven. Wij hebben geen
keus.
Ik zweeg een oogenblik, waarna ik
vervolgde
U heeft het recht niet, mijn aan
bod te weigeren u kan mij niet weg
zenden, u kan mij hier niet alleen la
ten bij de ratten en zonder eten.
U ziet wei, ik moet mede naar liet
kamp.
Ik begrijp, dat al mijn argumen-
ten op u geen indruk maken, en dat
u besloten is, uw eigen gang te gaan,
riep hij uit. Maar, op één punt dring
ik aan, u moet ingeënt worden.
Zeker op zes plaatsen, als u
dat wenscht, was mijn onverschil
lig antwoord.
U zal uw intrek nemen in hert
vrouwenziekenhuis en daar een klein
vertrekje voor u zelf hebben; u krijgt
daar hoogst eenvoudig ©ten, lange
werkuren de eerste apotheker zal
uw tyran zijn.
Het is altijd goed, als men ge
waarschuwd is, antwoordde ik
vlug."Ik verwacht geen weelde en
ben op alles voorbereid.
U kan de pest krijgen en
sterven.
En als ik dat doe, zal ik voor
een goede zaak sterven, beweerde
ik kalm. Ik ben alleen op de we
reld eigenlijk een beetje overcom
pleet. Ik heb geen ouders, geen naas
te bloedverwanten niemand zal over
mij treuren en ik ben oud genoeg
om alleen voor mij zelf en mijn gewei-
ten verantwoordelijk te zijn.
En u blijft dus bij uw plan Nu,
ik moet bekennen, u is een onafhan
kelijke jonge dame en liet zal mij
ter harte gaan, als u sterft
Ik keek hem uit de hoogte aan.
Durfde hij nu onder zulke omstandig
heden gekheid te maken? Eindelijk
zei ik
Noem mij als 't u blieft geen be
zwaren op, als ik denk nuttig te kun
nen zijn. Ik ben sterk en heb er lust
in; ik heb nog pas mijn vriendin,
mevrouw Evans verpleegd de ka
mervrouw zou getuigen van mij kun
nen geven
Zij kaïn niet eens voor haarzelf
spreken liet is een ernstig geval.
Als men die opzwelling achter de
boren al zien kan is het een slecht
teeken.
En wat zijn uw geneesmiddelen?
vroeg ik.
Veel frissohe lucht, goed eten,
warmte, goede verpleging dat is
alles wat wij kunnen doen maar de
inlanders hebben andere middelen
zij brengen offers. O, daar is de
brancard eindelijk en op dit
oogenblik zagen wij een licht, en
hoorden wij schuifelende voeten na
deren.
Toen hij zweeg, werd er een draag
baar binnengebracht en op den vlooi'
neergezet. Toen tilden een van de
dragers en mijnheer Thorold de ka
mervrouw zorgvuldig op, en ik legde
haar dekens en kussens recht en var-
zekerde haar, dat ik haar niet zou
verlatenmaar zij was in bezwij
mt'- - gevallen en het volgend oogen
blik werd zij weggedragen.
Toen het schuifelen van de voeten
der dragers langs de trap was weg
gestorven, wendde mijnheer Thorold
zich tot mij en zei
Het kamp is twee mijl van hier
kan u wandelen of wil u mijn
paard berijden het is heel mak,
en zeer bedaard.
Neen, dank u, ik kan wandelen,
zei ik stijfjes.
Wat uw kleine bagage betreft,
zed hij, om zich heen kijkend, daar
zal ik om zenden. Uw groote koffers
kunnen blijven, waar zij zijn zij
staan daar volkomen veilig, want er
zal hier niemand komen, omdat
iedereen weet, dat hier pest is. Kom,
ik zal deze lantaurn leenen» en ter
wijl hij zijn paard aan de eene hand
leidde cu het licht in de andere droeg,
vertrokken wij achter de brancard
aan.
Het geheel gaf den indruk van een
begrafenis De maan scheen niet,
maar de violetkleurige hemel was
bedekt met sterren. Mijn gelukster is
er zeker niet bij, zei ik tot mijzelf,
terwijl ik van loet firmament naar het
hobl>elige pad keek.
Hier liep ik nu in gezelschap van
don eenigen man in de wereld, dien
ik bepaald wilde vermijden, en volg
de liem bij gebrek aan een dak,
vrienden of m'ddelen tot midden
Ln een pestkamp.
Wij wandelden in bijna onafgebro
ken zwijgen voort, hij leidde zijn grijs
Arabisch paard met één hand en
lichtte mij met de lantaarn voor.
Het is hier niet gemakkelijk loo-
pen, vrees ik, merkte hij op en ik
ben ook bang, dat u het daarginds
wel wat al te ruw zal vinden bij
deze woorden wenkte hij met zijn
hoofd in de richting, waar een don
kere streep lage hutten te zien kwam.
Mevr. Manuel, de vrouwelijke dok
ter, zal u wel terzijde staan en u kan
met haar samen eten. Zij is eene In-
landsche daar heeft u toch niets
tegen
O neen, in 't minst niet, dank u.
Zij is verstandigmaar omdat
zij klein, donker en onbeteekenend is
kan zij wiet mot genoeg autoriteit en
waardigheid optreden. Zij kijken al
len tegen een Engelsche op. u zal do
autoriteit en zij de ondervinding heb
ben. U moet het maar zoo goed moge
lijk samen z>en te vinden.
Ik zal mijn best doen. Is zij de
eenige dokter in dit groote kamp
vroeg ik, want hoe dichter wij bij
kwamen, des to grooter scheen het
kamp mij toe. Lichten flikkerden,
stemmen gonsden en overal was een
doordringende geur van desinfectee-
rende middelen.
O, wij hebben een uitstekenden
Indischen dokter, maar hij durft niet
in het vrouwenhospitaal te gaan. en
hij heeft zijn handen ook wel vol.
Er is een apotheker, die hei bewind
voert over uw afdeeling Erasmus.
Hij is in het gedeelte, waar op het
oogenblik de draagbaar wordt neer
gezet. Als ik mijn zin had, en wij kon
den op het oogenblik beslag leggen op
een paar flinke ossen met een kar,
dan zou u nooit een voet zetten in
"ïellagode.
Op dit oogenblik waren wij bij een
open deur aangekomen, waaruit het
licht ons tegenschilterüe en op den
drempel stond duidelijk afgoteekena
tegen don achtergrond, een dikke man
met grijs haar in zijn hemdsmouwon
met een huismutsje op.
(Wordt vervolgd)-