HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEL2 BLAD.
Sdtealaadsdi Overzicht
FEUILLETON
De roode Pimpernel
in Gevaar.
VBIJDAG 23 JÜLI 1909
OM ONS HEEN
No. 968.
Onze Halsen.
Vóórdat ik overga tot een beschou
wing over he«t ïn verschillend opzicht
merkwaardige rapport van do Com
missie van toezicht op het Stedelijk
Museum over liet herstellen van schil
derijen van Frans Hate, wil ik rond
weg erkanjnon, dat de hoeren Dr. Jan
jVetih c. s., die in he4 Handelsblad
.van 11 'April j.L geklaagd hebben
over bet insmeren van twee schilde
rijen met copaïva-balsem en het
overschilderen van den kraag van
het portret van Mr. Nicolaas van der
Meer, in dit rapport volkomen gelijk
hebben gekregen. Ik maak daarvan
opzettelijk melding, omdat ik het op
treden van deze hoeren in het num
mer van 13 April heb gecritiseerd.
Daaraan was toegevoegd de opmer
king, dat de heer Vetih, in 1897 be
treurende dat het heratellen van
schilderijen aan mislukte kunstenaars
was toevertrouwd, in 1909 nog niet
'voldaan had aan een schriftelijk ge
dane toezegging om eens op het ate
lier van den heer Vos te komen zien.
Naar ik nu verneem, had de heer
Veth daartoe geen aanleiding, omdat
hij don heer Vos en diens werk niet
kende en dat dus ook niet op 't oog
had.
Laat ik de verschillende hoofdpun
ten in het rapport even nagaan. De
Commissie begint met er aan te lier-
inneren, hoe tengevolge van de kou
de vernis van. sommige schilderijen
van Hals ondoorschijnend wit werd
de stukken wat men noemt blind
werden, hoe dit ontstond omdat in
de Hals-zaal niet gestookt werd en
dit euvel te weggenomen door er
schoorsteen te bouwen en daarna
dag eu nacht te stoken. Onze lezers
weten nog wel, dat de heer Conrad
Kikkert de eerste was, die in ons blad
op dit schiften van de vernis heeft
Aan den restaurateur, den heer
Vos, werd toen opgedragen, deze
vernis te regenereeren dat te haar
doorschijnend maken, niet die vernis
wegnemen en vervangen door een
•versch vernis. Dit laatste schijnt nu
gebeurd te zijn. Wij mogen vragen
hoe was dat misverstand mogelijk
De Commissie, die met lof spreekt
over het werk van den heer Vos ge
durende twintig jaar, voegt daarbij
„de heer Vos heeft van regenereeren
gesproken en er te gebleken, dat hij
daaronder iets anders verstaat, dan
de hoeren Bredius en Six bedoelden."
Ik zou daaruit, met alle bescheiden
heid, willen afleiden, dat er dan toch
blijkbaar geen vaste afspraAk te ge
maakt. Indien de heereai Bredius en
Six, of de Commissie op hun gezag,
den heer Vos uitdrukkelijk had op
gedragen, de vernis door alcoholdam
pen te regenereeren en niets an
ders, dan zou ongetwijfeld de heer
Vos het werk zóó hebben uitgevoerd,
of, wanneer hij van deae behandeling
geen goeds verwachtte, den arbeid
hebben afgewezen. We moeten toch
niet vergeten, dat de verhouding van
een Gommteeie van toezicht tegen
over een restaurateur van de schilde
rijen altijd een zeer eigenaardige te
en zal blijven. Ik vestig er de aan-
dacjit op, dat de Commissie, hoewel
zij zeven Leden telit, al dadelijk begint
met alleen de bedoeling van de heeren
Bredius en Six op den voorgrond te
schuiven, een gevolg ongetwijfeld
hiervan, dat de overige vijf leden
bescheidenlijk hunne opinie niet als
gewichtig genoeg beschouwden. Het
restaureeren van schilderijen te dan
ook een zeer moeilijke en subtiele
zaak, zóó zelfs, dat ik met den grootst
«nogelijken eerbied voor de bekwaam
heid van de twee genoemde deskun
digen, betwijfel of zij zelf dien arbeid
op zich zouden hebben durven nemen.
Hier komt de beteek emis van theorie
naast techniek duidelijk uit. En de
verhouding tusschen deze wondt des
te moeilijker, omdat de man van de
techniek geen handwerksman is,
maar zich kunstenaar gevoelt.
Men speurt hiermee meteen de bron
van het misverstand. Niet zóó be
slist, dat elke andere behandeling
uitgesloten was, hebben de hoeren
Bredius en Six de behandeling met
alcoholdampen gelastde heer Vos
zijnerzijds, overtuigd van de oprecht
heid van zijn bedoelingen en steu
nende op het vertrouwen, dat hij
twintig jaar lang had genoten, heeft
zijn eigen procédé toegepast.
Weliswaar wordt mij door een des
kundige medegedeeld, dat wanneer
van het regene roeren van vernis
wordt gesproken, van het opbrengen
van copaïva-balsem geen sprake kan
zijn. De heer A. L. Koster, lid van de
Commissie, die zich thans bescheiden
niet onder de deskundigen gerekend
wil zien, deelde mij evenwel inder
tijd mee, dat Pettenkofer, de uitvin
der van do behandeling met alcohol
dampen zelf, die met copaïvo-bateern
goed noemde, omdat hij deze balsem
voor bijzonder rekbaar hield, zoodat
zij het inkrimpen en uiteetten van de
verf zeer wel zou kunnen meema
ken.
Van deze zuiver technische quaestie
stap ik hiermee af. In ons nummer
van 29 Med is medegedeeld, hoe door
het Kamerlid Thomson inlichtingen
over de Halsen zijn gevraagd, waar
op door den Minister van Binnem-
landsche Zaken werd geantwoord,
,dat alle herstellingen van do schil-
.dorijen worden verricht naar do
aanwijzingen, onder het toezicht en
ander goedkeuring van haar mede-
Leden Dr. A. Bredius en Prof. Dr.
,Jhr. J. Six, die meer bepaald dit
„deel der ambtsverrichtingen der
Commissie op zich hebben geno
men."
Dit rijmt niet geheel en al met
de zinsnede in het rapport„de heer
Vos heeft van re-gemereeren gespro
ken en het is gebleken, dat hij daar-
onder iets anders verstaat, dan de
„heeren Bredius en Six bedoelden."
Medegedeeld is door de Commissie
ook, dat in 1907 de heer Vos. buiten
iemands order, de vernis van de por
tretten van Mr. Nicolaas van der
Meer en zijn vrouw Cornelia Vooght
geheel heeft verwijdend. Blijkbaar
waren dus de afspraken tusschen
Commissie en restaurateur niet. al te
precies geregeld, de bevoegdheden
van partijen niet scherp genoeg om
schreven. Toch is dit, toen den Isten
Januari 1908 de heeren Six en Bre
dius leden der Commissie werden,
„die meer bepaald diit deel der ambts-
verrichtingen der Commissie op
yzich genomen hadden", niet afdoen
de verbeterd.
De erkenning daarvan te in het
rapport der Commissie te vinden. En
de oorzaak daarvan zal wel zijn ge
weest, dat juiM deze bedde heeren
buiten de stad wonen en dat Dr.
Bredius soms maanden achtereen op
reis te.
Intusschen te dit alles de hoofd
zaak niet. Die bestaat uit de besliste
verzekering van de Commissie, dat
het schilderwerk der stukken
van Frans Hals niet te geraakt, zoo
dat ex dus ook niets aan te bedorven.
Het gansche geval komt dus neer op
oen quaestie van vernis. Herhaling
van het ondoorzichtig worden is na
tuurlijk niet te vreezen, omdat er in
de zaal weer. evenals vroeger, ge
stookt wordt. Toch overweegt de Com-
sie voor alle zekerheid, om de
Halsen vóór den winter weer te han
gen op hunne oude plaats ln de groo-
te zaaL
Hiermee zou de zaak dus af ge! no
pen zijn, wanneer niet de Commissie
een ander voorstel deed: namelijk dat
B. en W. zullen overwegen, een di
recteur van het museum aan te stel
len, die ook het toezicht zal kunnen
houden op het doen en laten van het
personeel, „Yooral onontbeerlijk",
voegt de Commissie er bij, „wanneer
de verzameling niet meer in het
Stadhuis ral tentoongesteld zijn."
Of die verplaatsing van de verza
meling naar elders nu wel zoo spoe
dig aanstaande te, blijve in het mid
den. Dat de Commissie ook vóór dien
tijd gaarne een directeur benoemd
zou zien, te verklaarbaar. De arbeid,
die van hare leden wondt gevergd, te
niet gering. Om beurten heeft elk ge
durende een week het toezicht en te
dan verplicht, iedereen dag op het
museum te verschijnen. De verant
woorde! wkheid, die de functie moe-
brengt, is gebleken zeer groot te
zijn 2» wordt er niet minder druk
kend door, dat de twee leden, die
door de Commissie zelf als de deskun
digen van haar ooilege worden aan
gewezen, buiten de stad wonen. En
de appreciatie van haar werk einde
lijk is in deze dagen van strijd niet
groot gebleken.
Een directeur dus het is niet
waarschijnlijk, dat B. en W. dezen
wensch zouden afwijzen, en de Raad
er niet in bewilligen zou. Maar waar
blijft dan de Commissie zelf Is het
haar voornemen, zichzelf te doen
verdwijnen, een soort van bloede-
looze, zoo ook al tnis&chien niet ge
heel pijnlooze, harikiri te ple
gen Of zal de directeur een autori
teit te meer zijn in den keten, waar
van nu B. en W., de Commissie, de
restaurateur, de schakels zijn
In dat geval zal de Commissie, die
wel van Toezicht heette, maar feite
lijk een Commissie van Beheer was,
zich in een ware toecrichtecommisate
hebben te transf or meere®eene rol
verwisseling, die haar misschien
wegens aangenomen gewoonten niet
al te gemakkelijk zal vallen. En
slaagt zij daarin niet, dan wordt na
tuurlijk de positie van den directeur
onmogelijk.
Het zou wel nuttig zijn geweest,
wanneer de Commissie, de benoeming
van een directeur voorstellende, te
gelijk had geschetst, hoe zij zich in
de toekomst dan wel haar eigen po
sitie denkt. Gebleken te, dat de be
voegdheden in ons museum scherp
behooren te worden omschreven.
Treffend is het, dat door den loop
der omstandigheden de heer Vos en
de Commissie beide het slachtoffer
n te worden de heer Vos om
dat hem het werk uit de handen ge
nomen is en de Commissie, omdat
zij haar werk geheel of gedeeltelijk
aan een directeur overdragen wil.
Voor ons Haarlemmers, te hoofdzaak
dat er hoegenaamd geen onheil met de
Halsen hoeft plaats gehad. Over ver
nis, niet over een schilderstuk onder
de vernis, gaat de strijd. Het woord
catastrophe, dat in den aan
vang gebruikt werd, is ook nu, na
de verschijning van het rapport, ge
bleken op wat er gebeurd te volstrekt
niet te passen. Daarmee kunnen wij,
Haarlemmers, tevreden wezen. De
Halsen bleven wat ze waren. De
naam van Haarlemmer te nog
niet, gelijk Prof. Dake somberlijk
voorspelde, een scheldnaam gewor
den 1
J. C. P.
DE KABINETSCRISIS IN
FRANKRIJK.
In lang had Clemenceau geen ml-
nisterie helpen kelderen iets wat
vroeger een lievelingswerk van hem
was I maar nu is plotseling de oude
lust weer gekomen en.... heeft hij het
zijne omvergeworpen
Dat te verbazend onhandig te noe
men. Geheel onnoodig ging de pre
mier met den oud-minister Delcassé
een strijd aan een geweldigen strijd,
een duel op leven en dood...
't Politieke tweegevecht had eigen
lijk nieta te maken met de marine-
aangelegenheden, die op dat moment
de aandacht der Kamer vroegen. Dat
hinderde evenwel niet 1 Beide kamp
vechters grepen gretig de gezochte
gelegenheid aan, om de reeds Lang be
staande wrok en haat eindelijk
eens volle uiting te geven.
Clemenceau had gedacht Delcassé
zóó te kunnen vernederen, dat x*n te
genstander voor goed onmogelijk zou
zijn geworden. Daartoe werd de be
ruchte Marokko-poMitiek en 't Algeci-
ras-geknoei in herinnering gebracht.
In deze „affaire" staat Delcassé als
oud-minister van buitanlandsche za
ken zwak, maar... Clemenceau heeft
van den aanval te veel gewild. Hij
groef een kuil voor Delcassé en ziet
hij valt er zelf In 't Is dan ook iets
ongehoords, dat een tegenwoordige
minister de tactiek van een vorige mi
nister bespreekt en den oud-Excellen
tie daarover verwijten doet vooral
in een zoo teere aangelegenheid, als
de buitenlandsche staatkunde.
Daargelaten dan nog de soort van
den aanvalClemenecau Is veel te
ver gegaan. Hij had 't in elk geval bij
het constateeren der feiten kunnen
laten en behoefde althans niet opzet
telijk te concludeeren, dat Frankrijk
zich zelf in de Marokko-xaak belee-
digd heeft. Daarmee werd niet alleen
Delcassé, neen I daarmee werd
heel Frankrijk, ook de Kamer, ge
troffen.
Aan deze conclusie heeft Clémen-
ceau z'n dood te danken.
Is hetgeen Clemenceau gezegd heeft
onwaar Dat zal niemand durven be
weren. We achten 't overbodig 't ge-
heele Marokko-gemodder weer in her
innering te brengen, 't Kardinale punt
is, dat Delcassé, met z'n isolements-
politiek. Frankrijk voor 't gevaar van
een oorlog heeft geplaatst. Hij heeft
later toegegeven, dien oorlog gewild
te hebben, zonder dat hij zelfs aan
z'n collega-ministers de vraag had
voorgelegd, of 't leger en de vloot voor
zoo'n oorlog wel berekend waren.
Toen 't scherm opging en Frankrijk 't
gevaar zag, moest 't in de AlgecLras-
conferontie bewilligen of oorïogvoe-
ren. De aanneming der Algeciras-con-
ferentie was voor Frankrijk nood-ge
dwongen en niet veel minder dan een
beleediging.
Wat Clemenceau zei, was voor een
belangrijk deel waar, maar... 't was
hoogst ontactisch van hem, om het te
zeggen en vooral, om 't zoo te zeggen,
als hij deed.
Een spreekwoord zegt„men mag
nog niet alles zeggen, wat men denkt".
Dit is vooral op ministers van toepas
sing l
Nu moot de crisis opgelost worden.
De vraag is hoe?
Eerst dacht men aan het ontslag
van 't gelieele ministerie, doch deze
noodzakelijkheid wordt niet meer al
gemeen gedeeld. Terecht, want het
door de Kamer uitgesproken votum
van wantrouwen, trof alleen den on
handige® Clemenceau. De Kamer is
niet Delcassé bijgevallen, maar
Clemeaoeau afgevallen. Dit ver
schil moet goed begrepen worden.
't Eenvoudigste zou dus zijn, een
nieuwen premier te vinden. Clemen
ceau zelf is voor deze oplossing aan
't ijveren. Weet ge. waarom De ge
vallen minister beeft vooral één
wenschz'n gehate vijand Delcassé
nuag niet zijn plaats innemen
Wie moet minister-president wor
den
Er is gedacht aan Briand, een der
tegenwoordige ministers. De Kamer
zou hiertegen niet veel bezwaren kun
nen hebben, wamt voor enkele dagen
behaalde het kabinet nog een groote
meerderheid, toen Clemenceau een
groote beginsel-rede gehouden had.
Niet de politica van Clemenceau is nu
getroffen, alleen z'n loslippigheid en
Delcaasé-haat van Dinsdagavond.
Nu komt er evenwel weer een kink
in de kabel. De radicale en radi
caal-socialistische groep heeft een
stemmig in een motie verklaard, dat
zij slechts steun zal verleenen aan
een minister-president, behoorende
tot haar groep. Dientengevolge
schijnt Br Land's optreden als hoofd
der regeering onmogelijk geworden.
Nu wordt 't oog geslagen op Leon
Bourgeois.
Zeker is evenwel nog niets. In de
parlementaire kringen heer-echt groo-
te opgewondenheid en spanning.
DE KOMST VAN DEN TSAAR IN
ENGELAND.
't Emgelsche Lagerhuis besprak gis
teren de begrooting van buitenland
sche zaken, waarbij de leden van de
arbeiderspartij krachtig tegen de ont
vangst van den Tsaar in Engeland
protesteerden.
De minister van buitenlandsche za
ken maakte er zich nog ad gemakke
lijk af, met de bewering, dat Enge
land zich niet heeft in te laten met de
binnenlandsche zaken van ,,eecn
vreemd rijk."
Juist 1 Exc., maar 't protest wordt
beïnvloed door 't feit, dat Rusland
tengevolge van de vriendschapsban
den voor Engeland geen „vreemd
rijk" meer is. Daarom wordt in Enge
land propaganda gemaakt voor den
wensch, dat de Engelsche regeering
haar invloed zal aanwenden, om de
tyrannie in 't Vadertje sl and een beet
je (als 't kan veel) dragelijker te ma
ken.
Het voorstel tot verlaging der be-
grootiug van buitenlandsche zaken,
ais protest tegen het bezoek van den
Tsaar, werd daarop verworpen met
187 stemmen tegen 79.
DE GEVECHTEN IN MAROKKO.
Er wordt tusschen de Spanjaarden
en de Mooren flink gevochten Dit
blijkt ook wel uit 't telegram uit Me-
lilla, dat de verliezen der Spanjaar
den in den nacht ven 20 op 21 dezer
voor zoover tot dusverre bekend is,
bedragen aan do oden een kapitein en
32 mail, aan gewonden 3 officieren
en 56 man, terwijl bovendien nog een
groot aantal soldaten kneuzingen heb
ben bekomen.
Dit zijn officieele cijfers, dus... We
willen maar zeggen, dat ze in geen
geval overdreven zijn
De vechtlust zal nog wel niet spoe
dig bekoeld zijn. Verschillende stam
men liebben al den heiligen oorlog te
gen de Spanjaarden gepredikt.
In Spanje zelf sympathiseert men
niet met den oorlog. Tegen 't gere
geld zenden van nieuwe versterkin
gen wordt op krachtige wijze door't
volk geprotesteerd. Vrouwen drongen
zelfs in Madrid 't station binnen, om
het vertrek der troepen te beletten.
Dok Ln de stad en de provincies had
den opstootjes plaats.
DE KRETENSER QUAESTIE.
Woensdagavond heeft de Porte aan
de vertegenwoordigers der vier be
schermende mogendheden het ant
woord op de ontvangen nota doen toe
komen. Zij verklaart zich daarin be
reid tot nadere onderhandelingen
over den toekorastigen regeerings-
vorm van Kreta, maar geeft tevens
den wensch te kennen, dat de Kr eten -
sische regeering van te voren van
haar program alle punten schrapt,
die de autonomie niot. betreffen en in
breuk maken op de souvereiniteits-
rechten. Ten slotte wijst de Turksche
regeering de mogendheden op het ge
wicht, dat zij juist aan die rechten
hecht en verzoekt zij deze aan een
nauwkeurig onderzoek te onderwer
pen.
HET VEREENIGD ZUID-AFRIKA.
Lord Crewe diende bij 't Engelsche
Hoogerhuis het wetsontwerp Ln op de
Zuid-Afrikaansche Unie. De tweede
Lezing zal Dinsdag a. s. worden be
handeld.
DE CRISIS IN DE ENGELSCHE
MIJNINDUSTRIE.
De mijneigenaars en de mijnwer
kei's zijn overeengekomen, zoowel de
verlaging der loonen als de staking
die in zou gaan op 26 dezer, voor
een week, gedurende welke de onder
handelingen zullen worden voortge
zet, uit te stellen.
DE AFGETREDEN SJAH.
De onttroonde Sjalh van Perzië gaat
zich vermoedelijk vestigen in de
Krim. Zijn verblijf aldaar zal aan
Rusland geen duit kosten, daar Mo
hammed AU jaarlijks 400,000 HolLand-
sche guldens renté te verteren heeft.
Voor een Sjah een bescheiden somme
tje, doch waarmede hij toch kan
„rondscharrelen" 1
DE SPANNING IN ZUID-
AMERIKA.
De voortdurende conflicten tus
schen Bolivia en Argentinië worden
door de Amerikaansche diplomatie
niet zonder ongerustheid gadegesla
gen. Men gelooft echter, dat een oor
log tusschen beide staten vermeden
zal kunnen worden. Sommige Zuid-
Amerikaansche staten, als Brazilië,
Argentinië eoi Chili, zullen caeu quo
gemeenschappelijke maatregelen ne
men en alle mogelijke moeite doen
om vijandelijkheden te verhinderen.
Een interventie van de Vereenigde
Staten echter wordt dan eerst moge
lijk, als een der beide staten, Bolivia
of Argentinië daarom verzoeken.
Stadsnieuws
Een herinnering.
22 Augustus a.s. zal liet 75 jaar zijn
geleden dat de Noord-Hollandse he en
Haarlemseho Schutters van het oor
logsterren uit België weder binnen
onze veste terugkwamen na een af
wezigheid van enkele jaren. In ons
blad van 21 Juni 1900 (2e blad) gaven
we van doze roerende plechtigheid en
gelukkig wederzien eene uitvoerige
boschrljving, als vervolg op een histo
rische schets van Haarlem 18301831.''
Het 25jarig herinneringsfeest werd 24
Augustus 1859 te dezer srede plechtig
gevierd. Zou dit bij het 75-jarig ook
niet kunnen? Misschien is dit denk
beeld overweging waard voor de Ver-
eeniging „Koninginnedag" op 31
Augustus a.s. Ettelijke Haarlemmers
hebben hieraan nog heerlijke familie
herinneringen.
ORGELBESPELING
in de Gtode of SL Bavokerk te Haar
lem, op Dinsdag 27 Juli 1909, dos
namid 'ogs van 2 tot 2 uur, door den
heer W. Ezermau.
Programma
No. 1. Preludium en Fuga No. 2,
Mendelssohn.
No. 2 Adagio (4de Syniphoute),
Beethoven.
No. 3. Sonate No. 2, Ch. Fink.
a. \llegro moderato.
b. Andante.
Allegro risoluto.
No. 4. largo, Handel.
No. 5. Aria uit Stabat Mater. Ros
sini
Rubriek voor Vragen
GMboaa*«rd«u h»t>l>#n bat voorrecht
vragen op varacbilleiid gobied, min voor
beantwoording vatbaar, in te aandan b(J de
Badaalia van Haarlem's Dagblad, Uroote
Hontstraat OS
Alle actwoordei. worden geheel koetelooe
•regeren en, voor aooreei mogelijk le, 4jq
dag na de intending.
Aan vragen, die niet volledig naain en
woonplaat» ven den inieuder vermeiden,
wordt geen aandacht geeehonken.
VRAAG: Kunt u mij ook zeggen of
te Haarlem ©en gelegenheid bestaat
om een kat gedurende ©enige weken
uit te besteden?
ANTWOORD: Vervoeg u even aan
ons bureau, wij hebben een adres
voor u.
VRAAG: Als dienstbode ben ik per
3 maanden gehuurd en ga met Augus
tus weg. Nu doet mevrouw niets dan
plagen. Als ik nu weg ga, heb ik dan
recht op liet loon tot don dag dat ik
;ewerkt Iteb?
ANTWOORD: Neen, want dan
zoudt u sciiadeloossteLling verschul
digd zijn en wij moeten u dus raden
voor die enkele dagen wat geduld te
hebben.
VRAAG: Als ik dan besluit om tot
Augustus te blijven, moet ik dan tot
den eersten Augustus blijven of kan
ik den laatsten Juli weg?
ANTWOORD: Hot is plaatselijk ge.
bruik om op den eersten Augustus
uit en Ln den dienst te gaan en u be
hoort zich daar dus aan te houden.
VRAAG: Ik ben met November in
dienst getreden en zou reeds met Mol
weggegaan zijn, maar toen heeft me
vrouw gevraagd of ik blijven wou en
toon heb ik mij weder verhuurd op
voorwaarde dat ik een dag wij zou
krijgen om bruiloft te houden.
Dat heeft mevrouw goed gevonden.,
Heeft mevrouw nu het recht om de
zen dag in te houden?
ANTWOORD: 3a, dat zoudon wij
haast niet durven betwisten. Geen
loon Ls verschuldigd gedurende den
tijd dat de arbeid niet is verricht en
nu bestaan er op dien regel wel uit
zonderingen, maar uw geval behoort
daar niet onder. Wij zouden het er
ten minste niet ondor durven rang
schikken.
VRAAG: De vader Is overleden.
Heeft de moeder het recht om de
meubelen der nalatenschap te verkoo-
pen zonder dat de kinderen die bui
ten 's huis zijn er iets van weten?
ANTWOORD: Wanneer dat meer
derjarige kinderen zijn, wat u ons
niet mededeelt, dan moeten die ook
wel degelijk in de zaak gekend war
den.
VRAAG: Maar ais het nu toch ge
daan wordt, wat is er dan aan te
doen?
ANTWOORD: Het beste is, dat u
Naar het Engeisch, door
Barones Orczy.
9)
Op dit oogenblik was zij ln een op
gewekt gesprok gewikkeld met het
jonge meisje, dat naast haar wan
delde, en vroolijk lachend zei ze
Neen maak je niet ongerust
wij zullen je Paul wel vinden. Kom,
kind, bedenk dat hij nu in EngeJarid
is, en dat hij niet hang behoeft te
zijn hier hij Jielder daglicht gehin
derd te zullen worden.
Het jonge meisje huiverde even, en
haar kinderlijk gelaat werd watblee-
ker dan even te voren.
Marguerite n am haar hand en druk
te haar hartelijk. Juliette Marny, nog
maar pas uit Engeland over en aoor
een gewaagde redding van onder liet
nies der guillotine weggehaald, kon
tot op dit oagenbiLk nog moeilijk ge-
looven, dat zij en de man, dien zij
beminde, werkelijk buiten gevaar wa
ren.
Daar is Monsieur Déroulède,
zei Marguerite na een kleine pauze,
waarin zij het jonge meisje gelegen
heid gegeven had zich te herstellen,
en met die woorden wees zij naar
ee<n groepje menschen vlak hij. Hij
is onder vrienden, zooals je ziet.
Het was den penseel van een groot
schilder waardig, deze twee vrouwen,
terwijl zij voor een oogenblik samen
op het grasveld stonden, terwijl de
schitterende Septemberzon gouden
glanzen en verlichte schaduwen op
haar slanke vormen wierp. Mar
guerite, lang en koninklijk in haar
rijk toilet en kostbare juweelen, met
stralenden trots de onzichtbare kroon
van aan gelukkig huwelijk dragend
Juliette slank en meisjesachtig, ge
heel in 't wit gekleed, met een zoch
ten stroohoed op haar mooie krullen
en met een stempel van afschuwelijk
lijden op haar anders zoo jong en
kinderlijk gelaat.
Spoedig voegde zich een groep van
vrienden bij haar. Onder hen was
Paul Déroulède, ook Sir Andrew en
Lady Ffoulkes, en langzaam naar
hen toe slenterend, met de handen in
de zakken, zijn broede schouders in
eau jas van onnavolgbare snit, kost
bare kanten lubben aan hals en pol
sen, kwam daar ook de alom gevierde
Sir. Percy.
HOOFDSTUK V.
Sir Percy en zijn vrouw.
Naar het uiterlijk te oordeelem was
hij niet veranderd sinds den eersten
tijd van zijn huwelijk, toen zijn jonge
vrouw de gezelschappen in Londen
betooverde door haar geestigheid en
schoonheid, en hij een der vele onder
danige dienaars was, die meehielpen
om het schitterende van haar tegen-
woordiglkeid, van haar geestige uit
vallen en glimlachjes des te beter te
doen uitkomen.
Alleen zijn vrienden en yon de
zen alleen nog maar enkele intieme
hadden begrepen, dat achter die
zelfgenoegzame, langzame manier
van doen, achter die verlegen en
linkse!ie manieren, dien half onnoo-
zelen, half cynlschen glimlach een
ondergrond van teoler geluk verbor
gen lag.
Dat Lady Blakeney verliefd was op
haar eigen echtgenoot, daarvan was
ieder overtuigd, en in de uitgaand®
kringen van de schitterendste gezel
schappen te Londen was dot buitenge
woon natuurwonder al dikwijls ampel
en breed besproken.
Niet dat Sir Percy Blakeney niet
populair was bij de schoons sekse.
Geen enkel® kroniekschrijver heeft
er over gedacht zoo tets te beweren.
De dame® zouden iedere partij ver
velend gevonden hebben, waar de
geestigheden van Sir Percy niet ver
nomen werden en waar zijn nieuwe
satijnen jas en geborduurd vest niet
om haar aller bewondering vroeg.
Het was algemeen bekend, dat zij
haar goedhartige® echtgenoot altijd
beschouwd had als het gewilligste en
natuurlijkste mikpunt van haar gees
tige invallen; zij was er ook nu nog
zeer op gesteld een paar pijlen op
hem af te schieten, en hij was nog
altijd bereid ze zonder kwaad te ver
oorzaken te laieu afstuiten óp het
onnavolgbaar schild van zijn eigen
ondoordringbaar goed humeur; maar
in tegenstelling van vroegere dagen
en van de gebruiken ln Lcndensche
gezelschappen werd Marguerite nu
zelden op avondpartijen or in opera's
gezien zonder tiaar echtgenootzij
vergezelde hem naar alle wedrennen,
en had zelfs eens op een bal de gavot
te met hem gedanst
Niemand kon ontkennetL dat Sir
Percy niet meer dan beleefd onver
schillig was tegenover de duidelijke
attenties van zijn vrouw. Zijn slape
rige oogen flikkerden niet eens op,
als zij een balzaal binnenkwam, en
er waren ©enigen, die wisten te ver
tellen, dat myladv veel eenzame da
gen in haar mooi huis te Richmond
doorbracht, terwijl haar heer en
meester zijn tijd elders doorbracht.
Zijn tegenwoordigheid bij de feeste
lijkheden te Londen was voor ieder
een een verrassing geweest, want
men docht hem op dit oogenblik' vte-
schende in Schotland of jagende in
Yorkshire, overal elders dan vlak bij
zijn aanhankelijke vrouw.
Hij scheen zichzelf bewust van het
feit, dat hij op dit feest in den nazo
mer niet venvacht was, want terwijl
hij voortdren telde om zijn vrouw en
Juliette Marny te ontmoeten, en met
een buiging hier en een knik daar de
vele groeten van ondergeschikten en
vrienden beantwoordde, lag er een
verontschuldigend© uitdrukking op
zijn goedhartig gelaat en een blijk
bare verlegenheid in zijn glimlach.
Maar Marguerite liet een gelukkig
lachje hooren, toen zij hem zag na
deren.
Percy zei se vroolijk, ver
tel inij eens, heb je die vertooning
gezien? Het is de gekste en grappigste
vertooning, die je in Jaren gezien
hebt, dai verzeker ik Je. Als die arme
Juliette niet zoo gezucht en gehui
verd had, dan zou ik mij stellig bij
zonder vermaakt hebben.
Hierbij drukte zij op hartelijke wij
ze den arm van Juliette.
Maak mij niet beschaamd voor
Sir Percy, fluisterde bet jonge
meisje, terwijl zij den eleganten ca
valier tegenover haar verlegen blik
ken toewierp en vergeefs haar best
deed in het slaperige, dwaze wezen
van dezen gezelschapsvlinder een
spoor te ontdekken van den koenen
man van de daad, dan stoutmoedige®
avonturier, die haar en haar miim*«r
had weten te verlossen uit den wa
gen, die hen naar den dood zou bren
gen.
Ik weet, dat ik vroolijk moest
zijn, gtng zij voort, met een poging
om te glimlachen. Ik moest alles
vergeten, behalve dat ik zooveel
schuldig ben
Hier werd zij verhinderd verder
voort te gaan door het lachen van
Sir Percy.
Verbeeld Je, als ik eens ging den-
ken aan allee, «Jat tk niet mag ver
geten zet hij luid. Tony heeft
bijv. zoo pea gevraagd, om punch
met ijs er in, en ik beloofde hem een
tent te zullen opzoeken, waarin dai
edele vocht verkocht wordt Binnen
een half uur zal ZHn Koninklijke
Hoogheid hier zijn. Ik verzeker u,
juffrouw Juliette, dat Ik van dat
oogenblik af hevige kwellingen heb
te doorstaan, want de erfgenaam
van den troon van Groot-Brittannië
heeft juist altijd dorst als de mijne
gelescht is, hetgeen een duizendvou
dige tantolusk wel ling is, of is Juist
verzadigd, als mijn droog gehemelte
de meeste lafenis verlangt zoo ben
ik in ieder geval een deerniswaardig
man.
In ieder geval praat je nu niets
dan onzin, Percy, - zei Marguerite
vroolijk.
(Wordt vervolgd).