HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEL2 BLAD. Sdtealaadsdi Overzicht FEUILLETON De roode Pimpernel in Gevaar. VBIJDAG 23 JÜLI 1909 OM ONS HEEN No. 968. Onze Halsen. Vóórdat ik overga tot een beschou wing over he«t ïn verschillend opzicht merkwaardige rapport van do Com missie van toezicht op het Stedelijk Museum over liet herstellen van schil derijen van Frans Hate, wil ik rond weg erkanjnon, dat de hoeren Dr. Jan jVetih c. s., die in he4 Handelsblad .van 11 'April j.L geklaagd hebben over bet insmeren van twee schilde rijen met copaïva-balsem en het overschilderen van den kraag van het portret van Mr. Nicolaas van der Meer, in dit rapport volkomen gelijk hebben gekregen. Ik maak daarvan opzettelijk melding, omdat ik het op treden van deze hoeren in het num mer van 13 April heb gecritiseerd. Daaraan was toegevoegd de opmer king, dat de heer Vetih, in 1897 be treurende dat het heratellen van schilderijen aan mislukte kunstenaars was toevertrouwd, in 1909 nog niet 'voldaan had aan een schriftelijk ge dane toezegging om eens op het ate lier van den heer Vos te komen zien. Naar ik nu verneem, had de heer Veth daartoe geen aanleiding, omdat hij don heer Vos en diens werk niet kende en dat dus ook niet op 't oog had. Laat ik de verschillende hoofdpun ten in het rapport even nagaan. De Commissie begint met er aan te lier- inneren, hoe tengevolge van de kou de vernis van. sommige schilderijen van Hals ondoorschijnend wit werd de stukken wat men noemt blind werden, hoe dit ontstond omdat in de Hals-zaal niet gestookt werd en dit euvel te weggenomen door er schoorsteen te bouwen en daarna dag eu nacht te stoken. Onze lezers weten nog wel, dat de heer Conrad Kikkert de eerste was, die in ons blad op dit schiften van de vernis heeft Aan den restaurateur, den heer Vos, werd toen opgedragen, deze vernis te regenereeren dat te haar doorschijnend maken, niet die vernis wegnemen en vervangen door een •versch vernis. Dit laatste schijnt nu gebeurd te zijn. Wij mogen vragen hoe was dat misverstand mogelijk De Commissie, die met lof spreekt over het werk van den heer Vos ge durende twintig jaar, voegt daarbij „de heer Vos heeft van regenereeren gesproken en er te gebleken, dat hij daaronder iets anders verstaat, dan de hoeren Bredius en Six bedoelden." Ik zou daaruit, met alle bescheiden heid, willen afleiden, dat er dan toch blijkbaar geen vaste afspraAk te ge maakt. Indien de heereai Bredius en Six, of de Commissie op hun gezag, den heer Vos uitdrukkelijk had op gedragen, de vernis door alcoholdam pen te regenereeren en niets an ders, dan zou ongetwijfeld de heer Vos het werk zóó hebben uitgevoerd, of, wanneer hij van deae behandeling geen goeds verwachtte, den arbeid hebben afgewezen. We moeten toch niet vergeten, dat de verhouding van een Gommteeie van toezicht tegen over een restaurateur van de schilde rijen altijd een zeer eigenaardige te en zal blijven. Ik vestig er de aan- dacjit op, dat de Commissie, hoewel zij zeven Leden telit, al dadelijk begint met alleen de bedoeling van de heeren Bredius en Six op den voorgrond te schuiven, een gevolg ongetwijfeld hiervan, dat de overige vijf leden bescheidenlijk hunne opinie niet als gewichtig genoeg beschouwden. Het restaureeren van schilderijen te dan ook een zeer moeilijke en subtiele zaak, zóó zelfs, dat ik met den grootst «nogelijken eerbied voor de bekwaam heid van de twee genoemde deskun digen, betwijfel of zij zelf dien arbeid op zich zouden hebben durven nemen. Hier komt de beteek emis van theorie naast techniek duidelijk uit. En de verhouding tusschen deze wondt des te moeilijker, omdat de man van de techniek geen handwerksman is, maar zich kunstenaar gevoelt. Men speurt hiermee meteen de bron van het misverstand. Niet zóó be slist, dat elke andere behandeling uitgesloten was, hebben de hoeren Bredius en Six de behandeling met alcoholdampen gelastde heer Vos zijnerzijds, overtuigd van de oprecht heid van zijn bedoelingen en steu nende op het vertrouwen, dat hij twintig jaar lang had genoten, heeft zijn eigen procédé toegepast. Weliswaar wordt mij door een des kundige medegedeeld, dat wanneer van het regene roeren van vernis wordt gesproken, van het opbrengen van copaïva-balsem geen sprake kan zijn. De heer A. L. Koster, lid van de Commissie, die zich thans bescheiden niet onder de deskundigen gerekend wil zien, deelde mij evenwel inder tijd mee, dat Pettenkofer, de uitvin der van do behandeling met alcohol dampen zelf, die met copaïvo-bateern goed noemde, omdat hij deze balsem voor bijzonder rekbaar hield, zoodat zij het inkrimpen en uiteetten van de verf zeer wel zou kunnen meema ken. Van deze zuiver technische quaestie stap ik hiermee af. In ons nummer van 29 Med is medegedeeld, hoe door het Kamerlid Thomson inlichtingen over de Halsen zijn gevraagd, waar op door den Minister van Binnem- landsche Zaken werd geantwoord, ,dat alle herstellingen van do schil- .dorijen worden verricht naar do aanwijzingen, onder het toezicht en ander goedkeuring van haar mede- Leden Dr. A. Bredius en Prof. Dr. ,Jhr. J. Six, die meer bepaald dit „deel der ambtsverrichtingen der Commissie op zich hebben geno men." Dit rijmt niet geheel en al met de zinsnede in het rapport„de heer Vos heeft van re-gemereeren gespro ken en het is gebleken, dat hij daar- onder iets anders verstaat, dan de „heeren Bredius en Six bedoelden." Medegedeeld is door de Commissie ook, dat in 1907 de heer Vos. buiten iemands order, de vernis van de por tretten van Mr. Nicolaas van der Meer en zijn vrouw Cornelia Vooght geheel heeft verwijdend. Blijkbaar waren dus de afspraken tusschen Commissie en restaurateur niet. al te precies geregeld, de bevoegdheden van partijen niet scherp genoeg om schreven. Toch is dit, toen den Isten Januari 1908 de heeren Six en Bre dius leden der Commissie werden, „die meer bepaald diit deel der ambts- verrichtingen der Commissie op yzich genomen hadden", niet afdoen de verbeterd. De erkenning daarvan te in het rapport der Commissie te vinden. En de oorzaak daarvan zal wel zijn ge weest, dat juiM deze bedde heeren buiten de stad wonen en dat Dr. Bredius soms maanden achtereen op reis te. Intusschen te dit alles de hoofd zaak niet. Die bestaat uit de besliste verzekering van de Commissie, dat het schilderwerk der stukken van Frans Hals niet te geraakt, zoo dat ex dus ook niets aan te bedorven. Het gansche geval komt dus neer op oen quaestie van vernis. Herhaling van het ondoorzichtig worden is na tuurlijk niet te vreezen, omdat er in de zaal weer. evenals vroeger, ge stookt wordt. Toch overweegt de Com- sie voor alle zekerheid, om de Halsen vóór den winter weer te han gen op hunne oude plaats ln de groo- te zaaL Hiermee zou de zaak dus af ge! no pen zijn, wanneer niet de Commissie een ander voorstel deed: namelijk dat B. en W. zullen overwegen, een di recteur van het museum aan te stel len, die ook het toezicht zal kunnen houden op het doen en laten van het personeel, „Yooral onontbeerlijk", voegt de Commissie er bij, „wanneer de verzameling niet meer in het Stadhuis ral tentoongesteld zijn." Of die verplaatsing van de verza meling naar elders nu wel zoo spoe dig aanstaande te, blijve in het mid den. Dat de Commissie ook vóór dien tijd gaarne een directeur benoemd zou zien, te verklaarbaar. De arbeid, die van hare leden wondt gevergd, te niet gering. Om beurten heeft elk ge durende een week het toezicht en te dan verplicht, iedereen dag op het museum te verschijnen. De verant woorde! wkheid, die de functie moe- brengt, is gebleken zeer groot te zijn 2» wordt er niet minder druk kend door, dat de twee leden, die door de Commissie zelf als de deskun digen van haar ooilege worden aan gewezen, buiten de stad wonen. En de appreciatie van haar werk einde lijk is in deze dagen van strijd niet groot gebleken. Een directeur dus het is niet waarschijnlijk, dat B. en W. dezen wensch zouden afwijzen, en de Raad er niet in bewilligen zou. Maar waar blijft dan de Commissie zelf Is het haar voornemen, zichzelf te doen verdwijnen, een soort van bloede- looze, zoo ook al tnis&chien niet ge heel pijnlooze, harikiri te ple gen Of zal de directeur een autori teit te meer zijn in den keten, waar van nu B. en W., de Commissie, de restaurateur, de schakels zijn In dat geval zal de Commissie, die wel van Toezicht heette, maar feite lijk een Commissie van Beheer was, zich in een ware toecrichtecommisate hebben te transf or meere®eene rol verwisseling, die haar misschien wegens aangenomen gewoonten niet al te gemakkelijk zal vallen. En slaagt zij daarin niet, dan wordt na tuurlijk de positie van den directeur onmogelijk. Het zou wel nuttig zijn geweest, wanneer de Commissie, de benoeming van een directeur voorstellende, te gelijk had geschetst, hoe zij zich in de toekomst dan wel haar eigen po sitie denkt. Gebleken te, dat de be voegdheden in ons museum scherp behooren te worden omschreven. Treffend is het, dat door den loop der omstandigheden de heer Vos en de Commissie beide het slachtoffer n te worden de heer Vos om dat hem het werk uit de handen ge nomen is en de Commissie, omdat zij haar werk geheel of gedeeltelijk aan een directeur overdragen wil. Voor ons Haarlemmers, te hoofdzaak dat er hoegenaamd geen onheil met de Halsen hoeft plaats gehad. Over ver nis, niet over een schilderstuk onder de vernis, gaat de strijd. Het woord catastrophe, dat in den aan vang gebruikt werd, is ook nu, na de verschijning van het rapport, ge bleken op wat er gebeurd te volstrekt niet te passen. Daarmee kunnen wij, Haarlemmers, tevreden wezen. De Halsen bleven wat ze waren. De naam van Haarlemmer te nog niet, gelijk Prof. Dake somberlijk voorspelde, een scheldnaam gewor den 1 J. C. P. DE KABINETSCRISIS IN FRANKRIJK. In lang had Clemenceau geen ml- nisterie helpen kelderen iets wat vroeger een lievelingswerk van hem was I maar nu is plotseling de oude lust weer gekomen en.... heeft hij het zijne omvergeworpen Dat te verbazend onhandig te noe men. Geheel onnoodig ging de pre mier met den oud-minister Delcassé een strijd aan een geweldigen strijd, een duel op leven en dood... 't Politieke tweegevecht had eigen lijk nieta te maken met de marine- aangelegenheden, die op dat moment de aandacht der Kamer vroegen. Dat hinderde evenwel niet 1 Beide kamp vechters grepen gretig de gezochte gelegenheid aan, om de reeds Lang be staande wrok en haat eindelijk eens volle uiting te geven. Clemenceau had gedacht Delcassé zóó te kunnen vernederen, dat x*n te genstander voor goed onmogelijk zou zijn geworden. Daartoe werd de be ruchte Marokko-poMitiek en 't Algeci- ras-geknoei in herinnering gebracht. In deze „affaire" staat Delcassé als oud-minister van buitanlandsche za ken zwak, maar... Clemenceau heeft van den aanval te veel gewild. Hij groef een kuil voor Delcassé en ziet hij valt er zelf In 't Is dan ook iets ongehoords, dat een tegenwoordige minister de tactiek van een vorige mi nister bespreekt en den oud-Excellen tie daarover verwijten doet vooral in een zoo teere aangelegenheid, als de buitenlandsche staatkunde. Daargelaten dan nog de soort van den aanvalClemenecau Is veel te ver gegaan. Hij had 't in elk geval bij het constateeren der feiten kunnen laten en behoefde althans niet opzet telijk te concludeeren, dat Frankrijk zich zelf in de Marokko-xaak belee- digd heeft. Daarmee werd niet alleen Delcassé, neen I daarmee werd heel Frankrijk, ook de Kamer, ge troffen. Aan deze conclusie heeft Clémen- ceau z'n dood te danken. Is hetgeen Clemenceau gezegd heeft onwaar Dat zal niemand durven be weren. We achten 't overbodig 't ge- heele Marokko-gemodder weer in her innering te brengen, 't Kardinale punt is, dat Delcassé, met z'n isolements- politiek. Frankrijk voor 't gevaar van een oorlog heeft geplaatst. Hij heeft later toegegeven, dien oorlog gewild te hebben, zonder dat hij zelfs aan z'n collega-ministers de vraag had voorgelegd, of 't leger en de vloot voor zoo'n oorlog wel berekend waren. Toen 't scherm opging en Frankrijk 't gevaar zag, moest 't in de AlgecLras- conferontie bewilligen of oorïogvoe- ren. De aanneming der Algeciras-con- ferentie was voor Frankrijk nood-ge dwongen en niet veel minder dan een beleediging. Wat Clemenceau zei, was voor een belangrijk deel waar, maar... 't was hoogst ontactisch van hem, om het te zeggen en vooral, om 't zoo te zeggen, als hij deed. Een spreekwoord zegt„men mag nog niet alles zeggen, wat men denkt". Dit is vooral op ministers van toepas sing l Nu moot de crisis opgelost worden. De vraag is hoe? Eerst dacht men aan het ontslag van 't gelieele ministerie, doch deze noodzakelijkheid wordt niet meer al gemeen gedeeld. Terecht, want het door de Kamer uitgesproken votum van wantrouwen, trof alleen den on handige® Clemenceau. De Kamer is niet Delcassé bijgevallen, maar Clemeaoeau afgevallen. Dit ver schil moet goed begrepen worden. 't Eenvoudigste zou dus zijn, een nieuwen premier te vinden. Clemen ceau zelf is voor deze oplossing aan 't ijveren. Weet ge. waarom De ge vallen minister beeft vooral één wenschz'n gehate vijand Delcassé nuag niet zijn plaats innemen Wie moet minister-president wor den Er is gedacht aan Briand, een der tegenwoordige ministers. De Kamer zou hiertegen niet veel bezwaren kun nen hebben, wamt voor enkele dagen behaalde het kabinet nog een groote meerderheid, toen Clemenceau een groote beginsel-rede gehouden had. Niet de politica van Clemenceau is nu getroffen, alleen z'n loslippigheid en Delcaasé-haat van Dinsdagavond. Nu komt er evenwel weer een kink in de kabel. De radicale en radi caal-socialistische groep heeft een stemmig in een motie verklaard, dat zij slechts steun zal verleenen aan een minister-president, behoorende tot haar groep. Dientengevolge schijnt Br Land's optreden als hoofd der regeering onmogelijk geworden. Nu wordt 't oog geslagen op Leon Bourgeois. Zeker is evenwel nog niets. In de parlementaire kringen heer-echt groo- te opgewondenheid en spanning. DE KOMST VAN DEN TSAAR IN ENGELAND. 't Emgelsche Lagerhuis besprak gis teren de begrooting van buitenland sche zaken, waarbij de leden van de arbeiderspartij krachtig tegen de ont vangst van den Tsaar in Engeland protesteerden. De minister van buitenlandsche za ken maakte er zich nog ad gemakke lijk af, met de bewering, dat Enge land zich niet heeft in te laten met de binnenlandsche zaken van ,,eecn vreemd rijk." Juist 1 Exc., maar 't protest wordt beïnvloed door 't feit, dat Rusland tengevolge van de vriendschapsban den voor Engeland geen „vreemd rijk" meer is. Daarom wordt in Enge land propaganda gemaakt voor den wensch, dat de Engelsche regeering haar invloed zal aanwenden, om de tyrannie in 't Vadertje sl and een beet je (als 't kan veel) dragelijker te ma ken. Het voorstel tot verlaging der be- grootiug van buitenlandsche zaken, ais protest tegen het bezoek van den Tsaar, werd daarop verworpen met 187 stemmen tegen 79. DE GEVECHTEN IN MAROKKO. Er wordt tusschen de Spanjaarden en de Mooren flink gevochten Dit blijkt ook wel uit 't telegram uit Me- lilla, dat de verliezen der Spanjaar den in den nacht ven 20 op 21 dezer voor zoover tot dusverre bekend is, bedragen aan do oden een kapitein en 32 mail, aan gewonden 3 officieren en 56 man, terwijl bovendien nog een groot aantal soldaten kneuzingen heb ben bekomen. Dit zijn officieele cijfers, dus... We willen maar zeggen, dat ze in geen geval overdreven zijn De vechtlust zal nog wel niet spoe dig bekoeld zijn. Verschillende stam men liebben al den heiligen oorlog te gen de Spanjaarden gepredikt. In Spanje zelf sympathiseert men niet met den oorlog. Tegen 't gere geld zenden van nieuwe versterkin gen wordt op krachtige wijze door't volk geprotesteerd. Vrouwen drongen zelfs in Madrid 't station binnen, om het vertrek der troepen te beletten. Dok Ln de stad en de provincies had den opstootjes plaats. DE KRETENSER QUAESTIE. Woensdagavond heeft de Porte aan de vertegenwoordigers der vier be schermende mogendheden het ant woord op de ontvangen nota doen toe komen. Zij verklaart zich daarin be reid tot nadere onderhandelingen over den toekorastigen regeerings- vorm van Kreta, maar geeft tevens den wensch te kennen, dat de Kr eten - sische regeering van te voren van haar program alle punten schrapt, die de autonomie niot. betreffen en in breuk maken op de souvereiniteits- rechten. Ten slotte wijst de Turksche regeering de mogendheden op het ge wicht, dat zij juist aan die rechten hecht en verzoekt zij deze aan een nauwkeurig onderzoek te onderwer pen. HET VEREENIGD ZUID-AFRIKA. Lord Crewe diende bij 't Engelsche Hoogerhuis het wetsontwerp Ln op de Zuid-Afrikaansche Unie. De tweede Lezing zal Dinsdag a. s. worden be handeld. DE CRISIS IN DE ENGELSCHE MIJNINDUSTRIE. De mijneigenaars en de mijnwer kei's zijn overeengekomen, zoowel de verlaging der loonen als de staking die in zou gaan op 26 dezer, voor een week, gedurende welke de onder handelingen zullen worden voortge zet, uit te stellen. DE AFGETREDEN SJAH. De onttroonde Sjalh van Perzië gaat zich vermoedelijk vestigen in de Krim. Zijn verblijf aldaar zal aan Rusland geen duit kosten, daar Mo hammed AU jaarlijks 400,000 HolLand- sche guldens renté te verteren heeft. Voor een Sjah een bescheiden somme tje, doch waarmede hij toch kan „rondscharrelen" 1 DE SPANNING IN ZUID- AMERIKA. De voortdurende conflicten tus schen Bolivia en Argentinië worden door de Amerikaansche diplomatie niet zonder ongerustheid gadegesla gen. Men gelooft echter, dat een oor log tusschen beide staten vermeden zal kunnen worden. Sommige Zuid- Amerikaansche staten, als Brazilië, Argentinië eoi Chili, zullen caeu quo gemeenschappelijke maatregelen ne men en alle mogelijke moeite doen om vijandelijkheden te verhinderen. Een interventie van de Vereenigde Staten echter wordt dan eerst moge lijk, als een der beide staten, Bolivia of Argentinië daarom verzoeken. Stadsnieuws Een herinnering. 22 Augustus a.s. zal liet 75 jaar zijn geleden dat de Noord-Hollandse he en Haarlemseho Schutters van het oor logsterren uit België weder binnen onze veste terugkwamen na een af wezigheid van enkele jaren. In ons blad van 21 Juni 1900 (2e blad) gaven we van doze roerende plechtigheid en gelukkig wederzien eene uitvoerige boschrljving, als vervolg op een histo rische schets van Haarlem 18301831.'' Het 25jarig herinneringsfeest werd 24 Augustus 1859 te dezer srede plechtig gevierd. Zou dit bij het 75-jarig ook niet kunnen? Misschien is dit denk beeld overweging waard voor de Ver- eeniging „Koninginnedag" op 31 Augustus a.s. Ettelijke Haarlemmers hebben hieraan nog heerlijke familie herinneringen. ORGELBESPELING in de Gtode of SL Bavokerk te Haar lem, op Dinsdag 27 Juli 1909, dos namid 'ogs van 2 tot 2 uur, door den heer W. Ezermau. Programma No. 1. Preludium en Fuga No. 2, Mendelssohn. No. 2 Adagio (4de Syniphoute), Beethoven. No. 3. Sonate No. 2, Ch. Fink. a. \llegro moderato. b. Andante. Allegro risoluto. No. 4. largo, Handel. No. 5. Aria uit Stabat Mater. Ros sini Rubriek voor Vragen GMboaa*«rd«u h»t>l>#n bat voorrecht vragen op varacbilleiid gobied, min voor beantwoording vatbaar, in te aandan b(J de Badaalia van Haarlem's Dagblad, Uroote Hontstraat OS Alle actwoordei. worden geheel koetelooe •regeren en, voor aooreei mogelijk le, 4jq dag na de intending. Aan vragen, die niet volledig naain en woonplaat» ven den inieuder vermeiden, wordt geen aandacht geeehonken. VRAAG: Kunt u mij ook zeggen of te Haarlem ©en gelegenheid bestaat om een kat gedurende ©enige weken uit te besteden? ANTWOORD: Vervoeg u even aan ons bureau, wij hebben een adres voor u. VRAAG: Als dienstbode ben ik per 3 maanden gehuurd en ga met Augus tus weg. Nu doet mevrouw niets dan plagen. Als ik nu weg ga, heb ik dan recht op liet loon tot don dag dat ik ;ewerkt Iteb? ANTWOORD: Neen, want dan zoudt u sciiadeloossteLling verschul digd zijn en wij moeten u dus raden voor die enkele dagen wat geduld te hebben. VRAAG: Als ik dan besluit om tot Augustus te blijven, moet ik dan tot den eersten Augustus blijven of kan ik den laatsten Juli weg? ANTWOORD: Hot is plaatselijk ge. bruik om op den eersten Augustus uit en Ln den dienst te gaan en u be hoort zich daar dus aan te houden. VRAAG: Ik ben met November in dienst getreden en zou reeds met Mol weggegaan zijn, maar toen heeft me vrouw gevraagd of ik blijven wou en toon heb ik mij weder verhuurd op voorwaarde dat ik een dag wij zou krijgen om bruiloft te houden. Dat heeft mevrouw goed gevonden., Heeft mevrouw nu het recht om de zen dag in te houden? ANTWOORD: 3a, dat zoudon wij haast niet durven betwisten. Geen loon Ls verschuldigd gedurende den tijd dat de arbeid niet is verricht en nu bestaan er op dien regel wel uit zonderingen, maar uw geval behoort daar niet onder. Wij zouden het er ten minste niet ondor durven rang schikken. VRAAG: De vader Is overleden. Heeft de moeder het recht om de meubelen der nalatenschap te verkoo- pen zonder dat de kinderen die bui ten 's huis zijn er iets van weten? ANTWOORD: Wanneer dat meer derjarige kinderen zijn, wat u ons niet mededeelt, dan moeten die ook wel degelijk in de zaak gekend war den. VRAAG: Maar ais het nu toch ge daan wordt, wat is er dan aan te doen? ANTWOORD: Het beste is, dat u Naar het Engeisch, door Barones Orczy. 9) Op dit oogenblik was zij ln een op gewekt gesprok gewikkeld met het jonge meisje, dat naast haar wan delde, en vroolijk lachend zei ze Neen maak je niet ongerust wij zullen je Paul wel vinden. Kom, kind, bedenk dat hij nu in EngeJarid is, en dat hij niet hang behoeft te zijn hier hij Jielder daglicht gehin derd te zullen worden. Het jonge meisje huiverde even, en haar kinderlijk gelaat werd watblee- ker dan even te voren. Marguerite n am haar hand en druk te haar hartelijk. Juliette Marny, nog maar pas uit Engeland over en aoor een gewaagde redding van onder liet nies der guillotine weggehaald, kon tot op dit oagenbiLk nog moeilijk ge- looven, dat zij en de man, dien zij beminde, werkelijk buiten gevaar wa ren. Daar is Monsieur Déroulède, zei Marguerite na een kleine pauze, waarin zij het jonge meisje gelegen heid gegeven had zich te herstellen, en met die woorden wees zij naar ee<n groepje menschen vlak hij. Hij is onder vrienden, zooals je ziet. Het was den penseel van een groot schilder waardig, deze twee vrouwen, terwijl zij voor een oogenblik samen op het grasveld stonden, terwijl de schitterende Septemberzon gouden glanzen en verlichte schaduwen op haar slanke vormen wierp. Mar guerite, lang en koninklijk in haar rijk toilet en kostbare juweelen, met stralenden trots de onzichtbare kroon van aan gelukkig huwelijk dragend Juliette slank en meisjesachtig, ge heel in 't wit gekleed, met een zoch ten stroohoed op haar mooie krullen en met een stempel van afschuwelijk lijden op haar anders zoo jong en kinderlijk gelaat. Spoedig voegde zich een groep van vrienden bij haar. Onder hen was Paul Déroulède, ook Sir Andrew en Lady Ffoulkes, en langzaam naar hen toe slenterend, met de handen in de zakken, zijn broede schouders in eau jas van onnavolgbare snit, kost bare kanten lubben aan hals en pol sen, kwam daar ook de alom gevierde Sir. Percy. HOOFDSTUK V. Sir Percy en zijn vrouw. Naar het uiterlijk te oordeelem was hij niet veranderd sinds den eersten tijd van zijn huwelijk, toen zijn jonge vrouw de gezelschappen in Londen betooverde door haar geestigheid en schoonheid, en hij een der vele onder danige dienaars was, die meehielpen om het schitterende van haar tegen- woordiglkeid, van haar geestige uit vallen en glimlachjes des te beter te doen uitkomen. Alleen zijn vrienden en yon de zen alleen nog maar enkele intieme hadden begrepen, dat achter die zelfgenoegzame, langzame manier van doen, achter die verlegen en linkse!ie manieren, dien half onnoo- zelen, half cynlschen glimlach een ondergrond van teoler geluk verbor gen lag. Dat Lady Blakeney verliefd was op haar eigen echtgenoot, daarvan was ieder overtuigd, en in de uitgaand® kringen van de schitterendste gezel schappen te Londen was dot buitenge woon natuurwonder al dikwijls ampel en breed besproken. Niet dat Sir Percy Blakeney niet populair was bij de schoons sekse. Geen enkel® kroniekschrijver heeft er over gedacht zoo tets te beweren. De dame® zouden iedere partij ver velend gevonden hebben, waar de geestigheden van Sir Percy niet ver nomen werden en waar zijn nieuwe satijnen jas en geborduurd vest niet om haar aller bewondering vroeg. Het was algemeen bekend, dat zij haar goedhartige® echtgenoot altijd beschouwd had als het gewilligste en natuurlijkste mikpunt van haar gees tige invallen; zij was er ook nu nog zeer op gesteld een paar pijlen op hem af te schieten, en hij was nog altijd bereid ze zonder kwaad te ver oorzaken te laieu afstuiten óp het onnavolgbaar schild van zijn eigen ondoordringbaar goed humeur; maar in tegenstelling van vroegere dagen en van de gebruiken ln Lcndensche gezelschappen werd Marguerite nu zelden op avondpartijen or in opera's gezien zonder tiaar echtgenootzij vergezelde hem naar alle wedrennen, en had zelfs eens op een bal de gavot te met hem gedanst Niemand kon ontkennetL dat Sir Percy niet meer dan beleefd onver schillig was tegenover de duidelijke attenties van zijn vrouw. Zijn slape rige oogen flikkerden niet eens op, als zij een balzaal binnenkwam, en er waren ©enigen, die wisten te ver tellen, dat myladv veel eenzame da gen in haar mooi huis te Richmond doorbracht, terwijl haar heer en meester zijn tijd elders doorbracht. Zijn tegenwoordigheid bij de feeste lijkheden te Londen was voor ieder een een verrassing geweest, want men docht hem op dit oogenblik' vte- schende in Schotland of jagende in Yorkshire, overal elders dan vlak bij zijn aanhankelijke vrouw. Hij scheen zichzelf bewust van het feit, dat hij op dit feest in den nazo mer niet venvacht was, want terwijl hij voortdren telde om zijn vrouw en Juliette Marny te ontmoeten, en met een buiging hier en een knik daar de vele groeten van ondergeschikten en vrienden beantwoordde, lag er een verontschuldigend© uitdrukking op zijn goedhartig gelaat en een blijk bare verlegenheid in zijn glimlach. Maar Marguerite liet een gelukkig lachje hooren, toen zij hem zag na deren. Percy zei se vroolijk, ver tel inij eens, heb je die vertooning gezien? Het is de gekste en grappigste vertooning, die je in Jaren gezien hebt, dai verzeker ik Je. Als die arme Juliette niet zoo gezucht en gehui verd had, dan zou ik mij stellig bij zonder vermaakt hebben. Hierbij drukte zij op hartelijke wij ze den arm van Juliette. Maak mij niet beschaamd voor Sir Percy, fluisterde bet jonge meisje, terwijl zij den eleganten ca valier tegenover haar verlegen blik ken toewierp en vergeefs haar best deed in het slaperige, dwaze wezen van dezen gezelschapsvlinder een spoor te ontdekken van den koenen man van de daad, dan stoutmoedige® avonturier, die haar en haar miim*«r had weten te verlossen uit den wa gen, die hen naar den dood zou bren gen. Ik weet, dat ik vroolijk moest zijn, gtng zij voort, met een poging om te glimlachen. Ik moest alles vergeten, behalve dat ik zooveel schuldig ben Hier werd zij verhinderd verder voort te gaan door het lachen van Sir Percy. Verbeeld Je, als ik eens ging den- ken aan allee, «Jat tk niet mag ver geten zet hij luid. Tony heeft bijv. zoo pea gevraagd, om punch met ijs er in, en ik beloofde hem een tent te zullen opzoeken, waarin dai edele vocht verkocht wordt Binnen een half uur zal ZHn Koninklijke Hoogheid hier zijn. Ik verzeker u, juffrouw Juliette, dat Ik van dat oogenblik af hevige kwellingen heb te doorstaan, want de erfgenaam van den troon van Groot-Brittannië heeft juist altijd dorst als de mijne gelescht is, hetgeen een duizendvou dige tantolusk wel ling is, of is Juist verzadigd, als mijn droog gehemelte de meeste lafenis verlangt zoo ben ik in ieder geval een deerniswaardig man. In ieder geval praat je nu niets dan onzin, Percy, - zei Marguerite vroolijk. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5