HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEOB BLAD. SuïtenSandsch Overzicht FEUILLETON De roode Pimpernel in Gevaar. DONDEBDAG 23 SEPTEMBER 160» Het SchBidsnerecht tn het Ontwei'p-Werklleden-Reglemeut. (Ingezonden.) Zooals men weet Is in Mei 1906 bij onzen Raad door zes raadsleden een voorstel tot wijziging van liet bestaan- do werkliedenreglement ingediend, welke wijziging o. m. deze strekking heeft, om een scheidsgerecht ia te stel len, dat in hooger beroep oordeelt met bindende kracht over door Burge meester en Wethouders aan gemeente werklieden opgelegde straffen. Een commissie van vijf raadsleden heeft deze voorgestelde wijzigingen onder zocht en heeft zelf een ontwerp werk- liodenreglement aangeboden in Juni 1909. In haar ontwerp heeft de com missie het denkbeeld van een scheids gerecht laten varen als zijnde dit in strijd met de Gemeentewet, terwijl het Commissielid, Mr. J. N. J. E. Thijssen, hierbij een nota heeft overgelegd, waarin hij o. m. den strijd met de wet tracht aan te toonen. Bij een wellicht spoedig te verwach ten behandeling van deze ontwerpen in den Raad zal de vraag over de al of niet strijdigheid van een scheidsge recht met de Gemeentewet zeker een groote rol spelen. Wellicht is het niet ondienstig, dat deze vraag hier eens in den breedo wordt besproken. Uit sluitend de rechtsvraag zal ik behan delen j over de al of niet wenscbelijk- heid van zulk een scheidsgerecht, Wanneer dit nl. niet in strijd met do ■wet mag geacht woerden, zal ik zwij gen. Tonecht zegt Mr. Thijssen, dat deze rechtsvraag is van overwegend be lang, daar een beantwoording in don zin, dat de wet een scheidsgerecht ver biedt, de invoering priori veroor deelt. Laat ik dan beginnen met de ar gumenten, welke den schrijver der nota tot een zoodanige beantwoording dor vraag hebben gebracht. In de eerste plaats zou artikel 178 q. der Gemeentewet, waarbij de scnor- sing van alle uit de gemeentekas be zoldigde ambtenaren, welker schor sing niet (bij de Wet) aan andoren is opgedragen, aan B. en W. wordt op gedragen, zich verzetten tegen de in stelling van een scheidsgerecht, dat een zoodanige schorsing zou kunnen vernietigen, of zelfs uitspreken bij wij ze van vermindering van een door 13. en W. opgelegde straf. Mij wil het voorkomen, dat een zoodanig beroep op artikel 179 q. niet opgaat en dat dit artikel zelfs niet op de werklieden van toepassing is. In dit artikel wordt slechts gesproken van „ambtenaren", terwijl in verschalende andere artike len van de Gemeentewet wordt ge sproken van „ambtenaren en bedien den". Ik haal aan de artikelen 136, 115, 205 a. Blijkbaar beschouwt de wet du3 deze twee groepen ais verschillend en ziet zij in een ambtenaar iets an ders dan in een bediende. Mag men bij de uitlegging van een zoo nauwkeurig en zorgvuldig geredi geerde wet ais liet meesterstuk van Thorbecke een zoo groot gewicht aan de woorden hechten, zeker zal men dit moeten doen, wanneer men ziet, dat in hetzelfde artikel 179, in het voorgaande lid p. de uitdrukking „ambtenaren en bedienden" wordt ge bruikt. De Gemeentewet maakt dus een onderscheid en het komt mij voor, dat er ook een werkelijk onderscheid bestaat. Hot verschil tusschen ambte naren en bedienden ligt niet in de meer of mindere belangrijkheid van hun werkkring, maar in een verschil lende rechtsverhouding. Een ambte naar is belast met de uitoefening van een meer of minder belangrijk deel van de eigenlijke publieke taak; de ambtenaar kan daarom meer of min der' gezag uitoefenen, maar aan den anderen kant staat hij ook in onderge schikte verhouding tot het publiek rechtelijk lichaam. Dit blijkt o. m. hieruit, dat hij niet het recht heeft zijn betrekking to verlatenlxij moet ontslag vragen en aan de Gemeente is het te beslissen of het ontslag zal wor d/en verleend, of geweigerd of mis schien opgeschort Een werkman be hoeft niet ni deze ver-houding tot de Gemeente te staan. Hij oefent geen gezag uit en hem is geen publieke functie opgedragen. Zijn verhouding tot het publiek is dezelfde als ware hij in dienst van een particulier, maar ook zijn verhouding tot da gemeente kan dezelfde zijn al3 die tusschen werkman en patroon. Een Gemeente kan privaatrechtelijke handelingen verrichten en dus arbeidscontracten sluiten. De Gemeentewet, die onder scheid maakt tusschen ambtenaren en bedienden, verbiedt dit niethet staat dus aan de Gemeente te besluiten of zij zoodanige arbeidscontracten wil aangaan, evenals zty besluit met wie zij deze wil aangaan. Want het is dui delijk, dat er verscheidene grensgeval len zijn, waarbij het weJ haast onmo gelijk is te zeggen of men te doen heeft met een eigenlijken ambtenaar of niet. De feitelijke beslissing wordt hier ge geven door de Gemeente, doordat zij beslist, in welke der beide cathego- rieén zij de bekleeders dezer betrek kingen zal onderbrengen. Ook uit artikel 1637 i B. W., betref fende het arbeidscontract, waarin de bepalingen der wet niet van toepas sing worden verklaard ten aanzien van personen in dienst o. m. van de Gemeente, ten ware partijen zulks zijn overeengekomen, blijkt, dat de wet zich de mogelijkheid voorstelt, dat er tusschen Gemeente en werkman een privaatrechtelijke dienstovereenkomst kan bestaan. Anders zou tot het woord „partijen" niet zijn gebruikt, daar men bij de verhouding van Gemeente tot ambtenaar niet van partijen zal spreken. Wanneer wij nu den toestand in Haarlem nagaan, dan komt het mij voor, dat hier de Gemeente met een zekere groep van de bij haar in dienst zijnde personen, en wel met de werk- lieden, zulk een privaatrechtelijk ar beidscontract heeft gesloten. De werk lieden teekenen een contractzij kun nen him dienst verlaten, wanneer zij deze met inachtneming van den opzeg gingstermijn opzeggen. Dit Laatste blijkt ook uitdrukkelijk uit art. 28 van het door de Commissie voorgestelde ontwerp. Waar dus de feitelijke, door de wet toegelaten toestand zoo is, dat de Gemeente met hare werklieden ar beidscontracten sluit, zal op hen ar tikel 179 q. niet van toepassing zijn, en is hierop wordt later terug geko men de verhouding van Gemeente tot hare werklieden een privaatrech telijke. Een koert woord over het tweede wet telijke bezwaar van Mr. Thijssen, waar hij namelijk het scheidsgerecht in strijd acht met den geest van de Gemeentewet. Nu is zulk oen strijd meestal zeer moeilijk vast te stellen, omdat zonder uitdrukkelijke wetsbepaling de geest van een wet niet altijd zoo duidelijk omlijnd is. Het in de nota te vinden voorbeeld is hiervan een bewijs. Arii- kel 145 houdt in, dat de Raad alle gemeente-ambtenaren en bedienden benoemt en ontslaat, wier benoeming niet bij de Gemeentewet of bij plaat selijke verordening aan anderen is opgedragen. Hieruit leert de schrij- ver der nota, dat de bedoeling van de wet is, dat steeds dezelfde macht ont slaat, die ook benoemt. Wordt dus aan B. en W. da benoeming van werklieden opgedragen, dan moet dit college ook het recht van ontslaj hebben en mag dit recht niet worden beperkt dooir een scheidsgerecht Het wil mij echter voorkomen, dat het ar tikel even goed anders kan worden uitgelegd, n.L in dezen zin, dat, wan neer de Raad de benoeming aan een ander opdraagt, deze, wanneer niets is bepaald, ook het recht beeft om te ontslaan, maar dat niets belet, dat de Raad dit laatste recht of uitdrukke lijk zelf behoudt, of aan een derde opdraagt Mr. Thijssen acht zijne opvatting de juiste, vooral als men ln verband daarmede artikel 147 der wet be schouwt, waar uitdrukkelijk staat voorgeschreven, dat de Raad de daar bedoelde, door hem benoemde, amb tenaren schorst en ontslaat. Dit beroep wordt echter verzwakt, omdat, wanneer men uit dit artikel tot de overtuiging wil komen, dat de geest van de wet wil, dat dezelfde au toriteit hier de Raad ontslaat, die ook benoemt, men noodzakelijk ook tot de overtuiging moet komen, dat diezelfde geest eveneens wil, dat ook schorsing in dezelfde handen rust als benoeming en ontslag. Uit artikel 191 in verband met ar tikel 179 q, ziet men echter dat daar niet dezelfde autoriteit benoemt en schorst. Eveneens geldt dit voor de ambte naren, die krachtens artikel 145 Ge meentewet door den Raad worden benoemd en ontslagen, maar krach tens artikel 179 q dooir B. en W. wor den geschorst. Waar de wet dus zelf van dat be ginsel herhaaldelijk afwijkt, lijkt het mij e enigszins willekeurig te betoo- gen, dat do geest van de wet lioh overal elders zou verzetten legen een zoodanige afwijking, wanneer deze niet op de wet rust, maar wanneer de wet deze afwijking ook niet met zooveel woorden verbiedt Mag men dus op deze gronden uit artikel 147 geen argument putten als zou de Ge meentewet verbieden, dat benoeming en schorsing in verschillende handen rust, zoo zou het willekeurig zijn aan to nemen, dat uit artikel 147 wel de wil van den wetgever blijkt als zou benoeming en ontslag steeds in do- zelfde handen moeten zijn. Niet bewezen lijkt mij daarom do tweede stelling van do nota, maar zelfs waro dit zoo dan meen ik dat hieruit nog geen wettelijk bezwaar voor de rechtsgeldigheid van een scheidsgerecht zou voortvloeien. Om deze vraag duidelijk to kunnen beantwoorden moet men zich een goe de voorstelling maken van hét pri vaatrechtelijke en het publiekrechte lijke element in deze materie. Zoo even heb ik trachten aan te toonen, dat de rechtsverhouding tusschen de gemeente en den werkman is een zui ver privaatrechtelijke verhouding. De waag echter of de Gemeente zulk een overeenkomst mag sluiten, de vraag, welk orgaan in de gemeen te belast is met het aangaan van de dienstovereenkomst, met de opzegging of het ontslag, met het opleggen van- straffen enz. vinden in het publieke irecht haar beantwoording. Wanneer dus de opvatting van Mr. Thijssen juist mocht zijn, dat benoeming en ontslag der werklieden aan dezelfde autoriteit moet warden opgedragen, don zal, wanneer B. en W. belast worden met het namens de Gemeente aangaan van de dienstovereenkomst, ook aan dit college moeten worden opgedragen de opzegging van de overeenkomst en het ontslag. Maar en hier komt het keerpunt zoe ken wij in het publieke recht, in casu in de Gemeentewet de beantwoording van de vraag, welk orgaan voor de Gemeente moet optreden, de beant woording van de vraag welk effect een zoodanig ontslag op de overeen komst heeft, moeten wij in het pri vaatrecht zoeken en zal moeten blij ken uit het dienstcontract. Men stelle zich het werklieden- reglement voor als een uitdrukkelijk beding, voorkomende in elke dienst- overoenkomst, die de Gemeente sluit. De werkman, die in dienst treedt der gemeente, onderwerpt zich vrijwillig aau de bepalingen van het reglement alsof het afzonderlijk in zijn contract was opgenomen. Hij is volkomen vrij dat niet te doen, maar dan is de Gemeente niet bereid met hem overeenkomst aan te gaan en komt er dus geen dienstcontract tot stand. Door het sluiten van de overeen komst en het erkennen van het reglement als deel van de overeen komst, heeft de werkman de bevoegd heid van den meester erkend om hem straffen privaatrechtelijke straffen op te leggen. Die bevoegdheid van den meester .kan onbeperkt zijn, wan neer dit tusschen partijen was over eengekomen. In dat geval zou ontslag altijd ontslag ten gevolge hebben, om dat de werkman deze wijze van ein digen van zijn overeenkomst had er kend. Bestond er geen enkele zooda nige afspraak, dan zou een ontijdig ontslag den werkman recht geven verhaal te zoeken bij den rechter, even alsof hij in dienst was van een particulier. Nu heeft men bij de overeenkomst geen van beide genoemde gevallen gewild, maar zijn partij een uitdrukke lijk overeengekomen, dat de meester recht heeft van straffen, dat do werk man echter recht heeft zich daarover te beklagen en dat beide partijen zich zullen neerleggen bij de uitspraak van een door partijen aangewezen on partijdige derde. Is deze derde liet scheidsgerecht daardoor een pu bliekrechtelijk lichaam geworden, om dat het door een gemeente-verorde ning wordt ingesteld Geenszins, het heeft absoluut niets publiekrechtelijks aan zich. Is de uitspraak van zulk een scheidsgerecht een vonnis, dat ten uitvoer kan worden gelegd Neen, want de uitspraak van het scheidsge recht is ook niet de uitspraak van scheidsmannen, wier werkkring is geregeld in het Wetboek van Burger lijke Rechtsvordering. De instelling van het scheidsgerecht staat gelijk met de afspraak van twee particulieren, om een zekere kwes tie, die lien aangaat, te onderwerpen aan het oordeel van een derde, en zich aan dat oordeel te onderwerpen. Die onderwerping is een deel van de overeenkomstonderwerpt dus de in het ongelijk gestelde partij zich niet dan is hij de overeenkomst niet nage komen en kan hij dus daarvoor tot nakoming of schadevergoeding wor den veroordeeld. Dit is ook de beteeke- nis van het scheidsgerecht» Wanneer men dus zegt dat 't scheidsgerecht uit spraak doet met bindende kracht, dan is dit met privaatrechtelijk bin dende krachtdat de gemeente zich bij overeenkomst heeft verbonden, zich aan die uitspraak te onderwer pen. Ik heb getracht in deze uiteenzet ting van de positie van het scheidsge recht aan te toonen, dat de instelling hiervan niets te maken heeft met de publiekrechtelijke bepalingen, waar door in de Gemeente de bevoegde or ganen wordep aangewezen. Een enkel voorbeeld zal dit nog duidelijker ma ken. In de statuten van een vennoot schap wordt de pensoon aangewezen, die namens die vennootschap bevoegd is overeenkomsten aan te gaan en werklieden in dienst te nemen en te ontslaan. Nu zal men toch in deze bepaling niet zien een voorschrift, dat aan de vennootschap verbiedt om met hare werklieden overeen te komen het oordeel over de billijkheid van een ontslag aan een onpartijdige derde over te laten. De bepaling in de sta tuten wijst slechts den persoon aan, die namens de vennootschap mag ont slaan. maar geeft geen regels over de wettigheid van een zoodanig ontslag tegenover den werkman, noch ver biedt een regeling om mogelijke moei lijkheden te voorkomen. De aange haalde wetsartikelen in de nota nu zijn soortgelijke bepalingen, als die bepaling in de statuten van een ven nootschap. Nu zou het natuurlijk mogelijk zijn, dat de Gemeentewet verbiedt een zoo danige privaat-rechtelijke regeling te treffen als geschiedt door de invoe ring van een scheidsgerecht, maar zulk een wetsbepaling is mij niet be kend. Het bovenstaande ls algemeen, lk behoef dus niet de wettigheid van "een scheidsgerecht voor elke straf te be spreken. Zoo geloof ik ook niet, dat de wet verbiedt, dat wanneer een werkman door B. en W. ontslagen is, het scheidsgerecht deze straf vermin dert door hem terug te zetten tot een anderen werkkringmaar wel dient hierbij te worden overwogen, dat waar in liet algemeen een straf na tuurlek 6lechis strekt ten nadeele van den gestrafte, het hier kan voor komen, dat ook de Gemeente gestraft wordt. Het is toch niet ondenkbaar, dat een bekwaam werkman b.v. om redenen van gedrag wordt ontslagen; dat het scheidsgerecht echter deze straf te hoog vindt en hem in dienst houdt, maar hom een anderen werk kring geeft Dan zou het kunnen ge- beureu, dat hij veel geschikter is voor zijn oude betrekking, en dat B. en W., nu hij toch eenmaal in dienst moet blijven, hem dan ook maar lie ver daar hadden gelaten. Zou dit misschien een overweging zijn om, indien een scheidsgerecht mocht worden ingesteld, hert. deze be voegdheid niet te geven Men vergeve mij, dat ik een oogen- blik ben afgestapt van de uitsluitend juridische kwestie. Voor het overige zal ik mij onthouden van eenige be oordeeling over de al- of niet-wen- scheiijkheid van een scheidsgerecht lk heb slechts willen trachten aan te toonen, dat het niet in strijd is met de wet Mr. Dr. H. R. RIBBIUS. DE OORLOG IN MAROKKO. Er wordt in Marokko flink gevoch ten 1 't Is zonderling, dat de Spaan- sche minister van buitenlandscho za ken onlangs verklaarde „In Marok ko zijn geen groote gevechten meer te verwachten". Was de Excellentie zóo slecht op de hoogte, ofheeft hij zijn landgeuooten, en vooral de na. ijierige Franschen, wat om den tuin willen leiden? Het laatste komt ons het waar schijnlijkst voor. De regeering zit na melijk in de misère liet zaakje is be gonnen als een eenvoudige STRAF EXPEDITIE om enkele oproerige Rif bewoners „mores te leeren", en onge merkt is H een heuschelijke OORLOG geworden. En deze oorlog is »n Span je niet populair. Wel zijn de onlusten van enkele maanden geleden, zoo goed als geheel onderdrukt, maar rust zijn de regeerders toch niet» Daarom wordt met de verdere mobl- l'satie dar troepen nog al geheimzin nig gehandeld, zoodaf het nooit van te voren bekend Ls, welke afdeelingen zich moeten inschepen. 1 Wordt dus voor de krijgslieden een verrassing een aangename Thans zijn 60.000 Spaansche solda ten in Marokko, Mer.schen die het meenen te weten (de autoriteiten zwijgen als stommen over deze aan gelegenheid vertellen, dat deze macht voorloopig tot 75.000 man zal worden verhoogd, en als het dan nog noodig is, wordt do 100.000 vol ge maakt 1 Reed9 blijkt uit deze geregel de versterkingen, dat de Mooren las tige vijanden zijn l Maanden lang werd al (de uit spraak van den minister ten spijt) een grooten slag verwacht. Generaal Ma rinas had dezen slag aangekondigd, om de bot der Spaansche troepen fe bevestigen anderen zeggen te redden en de oproerige Rif-stam men voor goed ten onder te brengen. Dit gevecht is nu sinds Maandag al aan den gang. Onder eigen leiding van den generaal rukten de troepen uit Manilla op, den vijand tegemoet. Het waren 21 eompagniën voetvolk, 2 esc ad ro ns huzaren, 1 batterij snel- vuurgeschut on verscheidene batte rijen berggesohut. We schreven liet al, er is flink ge vochten. De Mooren gaven den Span jaarden goede partij, maar moesten tenslotte terug trekken. Eerst waren de aanvallers sterk gehandicapt door hun geschut, wat de Mooren missen. Eenige kanonnen op oen kamp ge richt, kunnen veel verderving uitbra ken Bij den opmarsch hadden de Spanjaarden weer moeilijker positie, want toen hadden de Mooren zich in hel bergachtige land verscholen, zoo dat het schier vechten was tegen een onzichtboren vijand. Hebben de Moo ren dit van de Boeren geleerd Toch verzekeren de telegrammen, dat de Mooren terugtrokken. wel I deze telegrammen komen alle via Madrid en.... moeten den censor pas- seeren. Afgeloopen is het groote gevecht nog niet't was een soort vuurproef- je. dat nog vervolgd zal worden. De varliezen der Spanjaarden be dragen (volgens de Spaansche door den censor gecorrigeerde opgaaf) 19 dooden en 106 gewonden. Iu de tele grammen worden de verliezen der Mooren als altijd „zeer aanzienlijk" genoemd. De Spanjaard heeft zijn hand in een wespennest gestoken. Eerst ging de strijd buiten den Sultan en buiten Europa om. Nu is het ai anders. De Sultan vreest, terecht of ten onrechte, dat Spanje, als de tuchtiging der stammen, die de vreemdelingen bij Melilla vermoordden, is geëindigd, met dit enkele resultaat niet tevreden zal zijn, doch van de gelegenheid zal gebruik maken zoowel om zich vaster te netselen in Noord-Morokko, als om zijn grondgebied daar uit te brei den terwijl ten slotte de mogelijk heid niet is uitgesloten, dat Spanje zijn expeditie-onkosten op de Marok- kaansche regeering zal trachten te verhalen 1 Deze toch, zoo wordt van Spaansche zijde beweerd, is door haar onmacht de oorzaak, dat Spanje zeil tot de tuchtiging moest overgaan. Daarom heeft de Sultan vortoogen tot de Europeesche mogendheden gericht waarin Spanje beschuldigd wordt, de acte Van Algeciras te hebben geschon den. zoodat Europa moet tusschenbei- de komen. De acte van Algeciras toch eischt de handhaving van de integriteit van het Marokkaonsclie grondgebied. Blijkt de Spaansche regeering meer in haar schild te voeren, dan het bo vengenoemde doel, dan kan de nota van den Sultan aan de oudertecke- naars dier acte de bron zijn van tal van moeilijkheden en diplomatieke verwikkelingen, waarvan zich het einde niet laat voorzien. Wel heeft de regeering te Madrid bij herhaling verzekerd, dat zij in volkomen harmonie met de verschil lende Europeesche regeeringen de ex peditie op touw gezet heeft en voort gang doet hebben, maar toch.... In Marokkaansche aangelegenheden ziet men zulke rare zaken 1 Zelfs de Spaansche pers maakt zich ongerust over- do nota van dein Sul tan. Een der bladen merkt terecht op, dat deze nota niet in de gebruikelijke beeldrijke taal van Moeley üafid ge steld is, zoodat er andere machten achter zitten. Zal het geïntrigeer en Marokko- gemodder weer eens opnieuw begin nen DE ENGELSCHE BEGROOTING EN BELASTINGWETTEN. Heeft enkele dagen geleden de mi nister-president AsquiJh een succes volle rede gehouden over de begroo ting, nu is zijn tegenstander Balfour aan het woord geweest. Ook hij spral te Birmingham en ls door een geest* driftige vergadering toegejuicht. Austen Chamberlain, die liet voor» zitterschap dezer bijeenkomst van protectionisten bekleedde, las eea brief voor van zijn vader, waarin de ze de hoop uitsprak, dat het Hooger- huis een nieuwe verkiezing zou af* dwingen cn de begrooting kenschetste als een laatste poging van voorstan ders van den vrijhandel om Iets te vinden, dat tariefhervorming kan vervangen. Balfour begon met de verklaring, dat de toenemende uitgaven en da noodzakelijkheid om de inkomsten te vermeerderen ieder denkend mensch tot de overtuiging moeten brengen, dat een wijziging van het fiscale stel sel noodig is. Balfour verzocht de armen te be denken, dat de armoede niet afge schaft kon worden door afschaffing van den rijkdom. Iedere dwaas kan rijkdom vernietigen. De oude fiscale machine wordt bil het oudroest geworpen en het land moet thans kiezen tusschen twee stel sels. beide nieuw en beide beginselen belichamend, geheel en al afwijkend van die. welke iu de afgeloopen veer tig jaren golden. Het moet kiezen tus schen een voorwaartsche tevens op- waartsche beweging van tariefher vorming en een eersten maar stevtgen stap op het nederwaartsche pad, dat leidt tot de bodemlooze diepto van so* cialistische wetgeving. Het land heeft behoefte aan een za- kenpolitiek, die den handel tot bloei brengt, hot Britscho kapitnal aanmoo- digt, bevordert, dat de Britsche grond wordt gebruikt, de Britsche arbeid wordt betaald, dat is de staatkundo voor den arme. Spreker achtte het ondraaglijk, dat geduld we I'd, dat Amerika en Duitsch- land wapenen smeedden, om aan Engeland den handel met zijn eigen kolonies te ontnemen, terwijl de En- gelschen met gevouwen armen blij ven zitten achter een verouderde for mule. Het land mag z. i. niet lang aarze len met zijn uitspraakliet eenige redmiddel ls een beroep op liet volk, om te kiezen tusschen socialisme en tariefhervorming en de uitslag zal niet twijfelachtig zijn. KABINETS CRISIS IN HONGARIJE. In den ministerraad werd besloten, dat het kabinet zijn ontslag zou in dienen. AARDBEVING. Te Reggio di Calabria cn Athene is gisterenmorgen een hevige aard schok gevoeld, zonder ernstige scha» de aan te richten. Te Aix zijn eenige huizen ingestort, wat de bewoners deed vluchten. Ge lukkig kwamen geen persoonlijke on gelukken voor. AVIATEUR GEDOOD. Te Boulogne sur Mer geraakte de aviateur Derue, op het oogenblik (Uit hij zou landen, omlor het vliegtoestel: zijn borst werd verbrijzeld. Hij stierf later. DE FRANSCHE BEGROOTING. De begrootiugscommissie heeft liet gewijzigd begrootingsoutwerp van het ministerie van marine, tot een be drag van 731.475.852 frs., dus 30 mil* lioen francs hooger dan hot oorspron kelijke ontwerp, aangenomen. Do ver hooging wordt gemotiveerd met de instelling van een onder-staatssecre tariaat, de reorganisatie van de dien sten en het nieuwe program van be wapening. Volgens deze begrooting zullen op stapel worden gezet6 grooto cn twee kleine torpedojagers cn twee torpedobooten, maar geen enkel groot schip. ONLUSTEN. Iu een gevecht bij Casa de Suma, wei-den 50 Albaneczcn gedood en ge wond zes Turkscho soldaten gedood, 17 gewond. RAMP TE NIEUW-ORLEANS. Gemeld wordt, dat een groot aantal personen gedood zijn door de vloed golf, die Maandag Louisisana teis terde. Volgens nadere berichten uit de middendistricten van den Staat blijkt dat de katoen- en suikerrietoogst ern stig heeft geleden door den storm. Te Batonrouge en omstreken is voor twee millioen dollars schado aange richt. Voor zoover thans bekend is, zijn er 15 personen om hot leven ge komen andere berichten noemen evenwel 100 slachtoffers. EEN BOTSING TE RIO DE JANEIRO. Bij een betooging van studenten te Rio de Janeiro moest de politie ge bruik maken van hare vuurwapens»- Eén student werd gedood en een aan tal andere studenten werden ge kwetst. Naar het Engelsch, door Barones Orczy. Gl) Zoo nu en dan stond er een groepje van drie of vier personen voor, zonder to sproken enkel zuchtend en elkaar belangstellende, vragende blikken toe werpend, vergeefs trachtend een woordje van hoop, een zinswending of bedoeling te vinden, die minder ijse- lijk was in die boosaardige, wreed© proclamatie. Dan joeg een ruw woord van do schildwacht, een tik met het eind van een bajonet liet groepje uit één on stuurde do mannen gemelijk en zwijgend weer tusschen de men- 6chen menigte. Zoo wachtten zij uren lang, terwijl de klok van de Beffroi alle uren van dien langdurigen nacht verkondigde. Ju de eerste morgenuren begon een lijne motregen te vallen, een druile rige bui, die de vermoeide wachters op merg en been verkilde» Maar zij gaven er aiet om. Wij moeten niet slapen, want de vrouw mocht ontsnappen. Sommigen hunner gingen op den modderigen weg zitten, de meer ge lukkigen leunden met hun rug tegen de harde muren. Tweemaal vóór het middernachte lijk uur hoorden zij datzelfde eigen aardige en vroolijke lachen uit de verlichte kamor door hot open ven ster. Eens klonk het heel luid en lang aangehouden, als was hot in ant woord op een geestige mop. Daarop werd de zware toegangs poort van Gayole van binnen af ge opend en een half dozijn soldaten kwam van de binnenplaats gewan deld. Zij waren gekloed in den uni form van de stadswacht, maar blijk baar uitgezocht uit de geloderen, want alle zeg waren bijzonder lang en ste vig, en staken boven don schildwacht uit, die groette en het geweer presen teerde, toen zij de poort doorliepen. In hun midden liep een kleine, don kere gestalte geheel in 1 zwart ge kleed, behalve de driekleurige sjerp om zijn middel. Do menigte keek met plotseling ont waakte belangstelling naar het kleine gezelschap. Wie is het? fluisterden eenige der mannen. De burger gouverneur, veronder steld© er een. De nieuwe beul, beweerde een ander. Neen neenzei Pierre Maxime, de vraagbaak der visschers van Bou logne, en een groote autoriteit in iede re publieke of particuliere zaak in de stad, neen, neen, hij is de man, die uit Parijs gekomen Ls, de vriend van Robespierre. Hij maakt nu de wetten, zelfs de burger-gouverneur moet hem nu gehoorzamen. Hij heeft die wet ge maakt voor t geval dat die vrouw daar mocht ontsnappen Sst 1stst L...« klonk ver schrikt uit de menigte. Sst, Pierre Maxime!..... de bur ger mocht je kooren, fluisterde de man, die het dichtst bij den ouden visscher stond, de burger mocht je hooren, en denken, dat wij in opstand kwamen. Wat doen die manschea hier vroeg Chauvelin, toen hij naar bui ten kwam op straat. Zij bewaken de gevangenis, bur ger, antwoordde de schildwacht, dien hij aldus had aangesproken, voor het geval dat de vrouwelijke gevangene mocht krachten te ontsnappen. Met een glimlach van voldoening, ging Chauvelin dicht omsingeld door zijn escorte den kant uit van het Stad huis. De menigte keek hem en de sol daten na, terwijl zij snel in de duis ternis verdwenen» toe» hervatten 5H, hun waakzaamheid. De oude Beffroi liet nu het midder nachtelijk uur hooren, het eenige licht in het oude fort was uit, en daarna bleef alles donker en stil in het som bere gebouw. HOOFDSTUK XXTX, Het Nationale Feest. Burgers van Boulogne, ont waakt l Zij hadden niet geslapen, slechts sommigen hunner waren in een soort van verdooving geraakt, veel vermoei ender en drukkender dan wakker blijven. Ook binnen in de hulzen hadden de vrouwen geen rust kunnen vinden, luisterend naar elk geluid, in angst over elk nieuwtje, dat de wind door de kleine, open vensters naar binnen kon brengen. Als die êene gevangene ontsnapte, dan zou iedere familie in Boulogne be roofd worden van den kostwinner. Daarom schreiden de vrouwen, en ba den, dat er barmhartigheid tegenover hen gebruikt zou worden. Sommige vrouwen gingen vroeg in den morgen uit, om soep of koffie naar hun mannon te brengen, die bui ten de gevangenis wachtten. Had men tets eezion l Heb je de vrouw gezien In welke kamer zit zij Waarom laten zij haar niet aan ons zien Weet je zeker, dat zij nog niet ontsnapt is Vragen en veronderstellingen gin gen mompelend rond, terwijl het wa semend vocht rondging. Niemand kon daarop een bepaald antwoord geven, ofschoon Désiré Melun verklaarde dat hij éen oogenblik in dien nacht voor een der vensters een vrouwengelaat had gezienmaar omdat hij het ge laat van de vrouw niet kon beschrij ven, noch precies kon zeggen aan welk venstor zij dan zou verschenen zijn, was men eenstemmig van oor deel, dat Dcsiró gedroomd moest heb ben.. Burgers van Boulogne, ont waakt I Het was de stem van Auguste Mo- leux, den stadsomroeper van Boulog ne, die met de l>el in de hand, de Rue Daumont doorliep, op de hielen ge volgd door twee mannen van de stads wacht Auguste stond te midden der geme lijk gestemde menigte voor de man nen, <lie even van hun stuk gebracht waren door zijn tegenwoordigheid hier, maar nu met telkens weer een heftig „Uit den weg 1" en „Hier ben ik, maakt plaats 1" baande hij zich een weg door de menigte. Hij was vermoeid noch ongerust, diende de Republiek op zijn gemak, ea had uitstekend geslapen op zijn ma* tras op het kleine zolderkamertje voor hem in het Stadhuis klaargemaakt. De menigte maakte zwijgend plaats voor hem. Auguste was mager en sterk, het karige en magere voedsel hem toebedeeld door een vaderland- sche Regeering, had zijn spierkracht vermeerderd, terwijl zijn vet vermin derde. Hij had heel harde elbogen, ea spoedig wist hij het klaar te spelen, al duwende en vloekende de toegangs poort van Gayole te bereiken. Kom hier 1 neem dat weg, beval hij met stentorstem, terwijl hy naar de proclamatie wees. De mannen van de stadswacht scho ten toe en scheurden het perkament van da deur, terwijl de menigte cr in do grootste verbazing naa- keek. Wat beteekende dat alles? Toen keerde Auguste Moleux zich om en keek de menschen aan. Kindereu, zei lüj, kleine dom» ooren 1 ontwaakt! De Regeerteg vau de Republiek heeft bevolen, uat het vandaag een dag van plezier, v«*n al- gemeene yroolijkheid zal zijn 1 (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5