HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEOB BLAD.
SuïtenSandsch Overzicht
FEUILLETON
De roode Pimpernel
in Gevaar.
DONDEBDAG 23 SEPTEMBER 160»
Het SchBidsnerecht tn het
Ontwei'p-Werklleden-Reglemeut.
(Ingezonden.)
Zooals men weet Is in Mei 1906 bij
onzen Raad door zes raadsleden een
voorstel tot wijziging van liet bestaan-
do werkliedenreglement ingediend,
welke wijziging o. m. deze strekking
heeft, om een scheidsgerecht ia te stel
len, dat in hooger beroep oordeelt met
bindende kracht over door Burge
meester en Wethouders aan gemeente
werklieden opgelegde straffen. Een
commissie van vijf raadsleden heeft
deze voorgestelde wijzigingen onder
zocht en heeft zelf een ontwerp werk-
liodenreglement aangeboden in Juni
1909. In haar ontwerp heeft de com
missie het denkbeeld van een scheids
gerecht laten varen als zijnde dit in
strijd met de Gemeentewet, terwijl het
Commissielid, Mr. J. N. J. E. Thijssen,
hierbij een nota heeft overgelegd,
waarin hij o. m. den strijd met de
wet tracht aan te toonen.
Bij een wellicht spoedig te verwach
ten behandeling van deze ontwerpen
in den Raad zal de vraag over de al of
niet strijdigheid van een scheidsge
recht met de Gemeentewet zeker een
groote rol spelen. Wellicht is het niet
ondienstig, dat deze vraag hier eens
in den breedo wordt besproken. Uit
sluitend de rechtsvraag zal ik behan
delen j over de al of niet wenscbelijk-
heid van zulk een scheidsgerecht,
Wanneer dit nl. niet in strijd met do
■wet mag geacht woerden, zal ik zwij
gen.
Tonecht zegt Mr. Thijssen, dat deze
rechtsvraag is van overwegend be
lang, daar een beantwoording in don
zin, dat de wet een scheidsgerecht ver
biedt, de invoering priori veroor
deelt. Laat ik dan beginnen met de ar
gumenten, welke den schrijver der
nota tot een zoodanige beantwoording
dor vraag hebben gebracht.
In de eerste plaats zou artikel 178 q.
der Gemeentewet, waarbij de scnor-
sing van alle uit de gemeentekas be
zoldigde ambtenaren, welker schor
sing niet (bij de Wet) aan andoren is
opgedragen, aan B. en W. wordt op
gedragen, zich verzetten tegen de in
stelling van een scheidsgerecht, dat
een zoodanige schorsing zou kunnen
vernietigen, of zelfs uitspreken bij wij
ze van vermindering van een door 13.
en W. opgelegde straf. Mij wil het
voorkomen, dat een zoodanig beroep
op artikel 179 q. niet opgaat en dat dit
artikel zelfs niet op de werklieden van
toepassing is. In dit artikel wordt
slechts gesproken van „ambtenaren",
terwijl in verschalende andere artike
len van de Gemeentewet wordt ge
sproken van „ambtenaren en bedien
den". Ik haal aan de artikelen 136,
115, 205 a. Blijkbaar beschouwt de wet
du3 deze twee groepen ais verschillend
en ziet zij in een ambtenaar iets an
ders dan in een bediende.
Mag men bij de uitlegging van een
zoo nauwkeurig en zorgvuldig geredi
geerde wet ais liet meesterstuk van
Thorbecke een zoo groot gewicht aan
de woorden hechten, zeker zal men
dit moeten doen, wanneer men ziet,
dat in hetzelfde artikel 179, in het
voorgaande lid p. de uitdrukking
„ambtenaren en bedienden" wordt ge
bruikt. De Gemeentewet maakt dus
een onderscheid en het komt mij voor,
dat er ook een werkelijk onderscheid
bestaat. Hot verschil tusschen ambte
naren en bedienden ligt niet in de
meer of mindere belangrijkheid van
hun werkkring, maar in een verschil
lende rechtsverhouding. Een ambte
naar is belast met de uitoefening van
een meer of minder belangrijk deel
van de eigenlijke publieke taak; de
ambtenaar kan daarom meer of min
der' gezag uitoefenen, maar aan den
anderen kant staat hij ook in onderge
schikte verhouding tot het publiek
rechtelijk lichaam. Dit blijkt o. m.
hieruit, dat hij niet het recht heeft
zijn betrekking to verlatenlxij moet
ontslag vragen en aan de Gemeente is
het te beslissen of het ontslag zal wor
d/en verleend, of geweigerd of mis
schien opgeschort Een werkman be
hoeft niet ni deze ver-houding tot de
Gemeente te staan. Hij oefent geen
gezag uit en hem is geen publieke
functie opgedragen. Zijn verhouding
tot het publiek is dezelfde als ware hij
in dienst van een particulier, maar
ook zijn verhouding tot da gemeente
kan dezelfde zijn al3 die tusschen
werkman en patroon. Een Gemeente
kan privaatrechtelijke handelingen
verrichten en dus arbeidscontracten
sluiten. De Gemeentewet, die onder
scheid maakt tusschen ambtenaren en
bedienden, verbiedt dit niethet staat
dus aan de Gemeente te besluiten of
zij zoodanige arbeidscontracten wil
aangaan, evenals zty besluit met wie
zij deze wil aangaan. Want het is dui
delijk, dat er verscheidene grensgeval
len zijn, waarbij het weJ haast onmo
gelijk is te zeggen of men te doen heeft
met een eigenlijken ambtenaar of niet.
De feitelijke beslissing wordt hier ge
geven door de Gemeente, doordat zij
beslist, in welke der beide cathego-
rieén zij de bekleeders dezer betrek
kingen zal onderbrengen.
Ook uit artikel 1637 i B. W., betref
fende het arbeidscontract, waarin de
bepalingen der wet niet van toepas
sing worden verklaard ten aanzien
van personen in dienst o. m. van de
Gemeente, ten ware partijen zulks zijn
overeengekomen, blijkt, dat de wet
zich de mogelijkheid voorstelt, dat er
tusschen Gemeente en werkman een
privaatrechtelijke dienstovereenkomst
kan bestaan. Anders zou tot het woord
„partijen" niet zijn gebruikt, daar
men bij de verhouding van Gemeente
tot ambtenaar niet van partijen zal
spreken.
Wanneer wij nu den toestand in
Haarlem nagaan, dan komt het mij
voor, dat hier de Gemeente met een
zekere groep van de bij haar in dienst
zijnde personen, en wel met de werk-
lieden, zulk een privaatrechtelijk ar
beidscontract heeft gesloten. De werk
lieden teekenen een contractzij kun
nen him dienst verlaten, wanneer zij
deze met inachtneming van den opzeg
gingstermijn opzeggen. Dit Laatste
blijkt ook uitdrukkelijk uit art. 28 van
het door de Commissie voorgestelde
ontwerp. Waar dus de feitelijke, door
de wet toegelaten toestand zoo is, dat
de Gemeente met hare werklieden ar
beidscontracten sluit, zal op hen ar
tikel 179 q. niet van toepassing zijn,
en is hierop wordt later terug geko
men de verhouding van Gemeente
tot hare werklieden een privaatrech
telijke.
Een koert woord over het tweede wet
telijke bezwaar van Mr. Thijssen,
waar hij namelijk het scheidsgerecht
in strijd acht met den geest van de
Gemeentewet.
Nu is zulk oen strijd meestal zeer
moeilijk vast te stellen, omdat zonder
uitdrukkelijke wetsbepaling de geest
van een wet niet altijd zoo duidelijk
omlijnd is. Het in de nota te vinden
voorbeeld is hiervan een bewijs. Arii-
kel 145 houdt in, dat de Raad alle
gemeente-ambtenaren en bedienden
benoemt en ontslaat, wier benoeming
niet bij de Gemeentewet of bij plaat
selijke verordening aan anderen is
opgedragen. Hieruit leert de schrij-
ver der nota, dat de bedoeling van de
wet is, dat steeds dezelfde macht ont
slaat, die ook benoemt. Wordt dus
aan B. en W. da benoeming van
werklieden opgedragen, dan moet
dit college ook het recht van ontslaj
hebben en mag dit recht niet worden
beperkt dooir een scheidsgerecht Het
wil mij echter voorkomen, dat het ar
tikel even goed anders kan worden
uitgelegd, n.L in dezen zin, dat, wan
neer de Raad de benoeming aan een
ander opdraagt, deze, wanneer niets
is bepaald, ook het recht beeft om te
ontslaan, maar dat niets belet, dat de
Raad dit laatste recht of uitdrukke
lijk zelf behoudt, of aan een derde
opdraagt
Mr. Thijssen acht zijne opvatting
de juiste, vooral als men ln verband
daarmede artikel 147 der wet be
schouwt, waar uitdrukkelijk staat
voorgeschreven, dat de Raad de daar
bedoelde, door hem benoemde, amb
tenaren schorst en ontslaat.
Dit beroep wordt echter verzwakt,
omdat, wanneer men uit dit artikel
tot de overtuiging wil komen, dat de
geest van de wet wil, dat dezelfde au
toriteit hier de Raad ontslaat,
die ook benoemt, men noodzakelijk
ook tot de overtuiging moet komen,
dat diezelfde geest eveneens wil, dat
ook schorsing in dezelfde handen
rust als benoeming en ontslag.
Uit artikel 191 in verband met ar
tikel 179 q, ziet men echter dat daar
niet dezelfde autoriteit benoemt en
schorst.
Eveneens geldt dit voor de ambte
naren, die krachtens artikel 145 Ge
meentewet door den Raad worden
benoemd en ontslagen, maar krach
tens artikel 179 q dooir B. en W. wor
den geschorst.
Waar de wet dus zelf van dat be
ginsel herhaaldelijk afwijkt, lijkt het
mij e enigszins willekeurig te betoo-
gen, dat do geest van de wet lioh
overal elders zou verzetten legen een
zoodanige afwijking, wanneer deze
niet op de wet rust, maar wanneer
de wet deze afwijking ook niet met
zooveel woorden verbiedt Mag men
dus op deze gronden uit artikel 147
geen argument putten als zou de Ge
meentewet verbieden, dat benoeming
en schorsing in verschillende handen
rust, zoo zou het willekeurig zijn aan
to nemen, dat uit artikel 147 wel de
wil van den wetgever blijkt als zou
benoeming en ontslag steeds in do-
zelfde handen moeten zijn.
Niet bewezen lijkt mij daarom do
tweede stelling van do nota, maar
zelfs waro dit zoo dan meen ik dat
hieruit nog geen wettelijk bezwaar
voor de rechtsgeldigheid van een
scheidsgerecht zou voortvloeien.
Om deze vraag duidelijk to kunnen
beantwoorden moet men zich een goe
de voorstelling maken van hét pri
vaatrechtelijke en het publiekrechte
lijke element in deze materie. Zoo
even heb ik trachten aan te toonen,
dat de rechtsverhouding tusschen de
gemeente en den werkman is een zui
ver privaatrechtelijke verhouding.
De waag echter of de Gemeente
zulk een overeenkomst mag sluiten,
de vraag, welk orgaan in de gemeen
te belast is met het aangaan van de
dienstovereenkomst, met de opzegging
of het ontslag, met het opleggen van-
straffen enz. vinden in het publieke
irecht haar beantwoording. Wanneer
dus de opvatting van Mr. Thijssen
juist mocht zijn, dat benoeming en
ontslag der werklieden aan dezelfde
autoriteit moet warden opgedragen,
don zal, wanneer B. en W. belast
worden met het namens de Gemeente
aangaan van de dienstovereenkomst,
ook aan dit college moeten worden
opgedragen de opzegging van de
overeenkomst en het ontslag. Maar
en hier komt het keerpunt zoe
ken wij in het publieke recht, in casu
in de Gemeentewet de beantwoording
van de vraag, welk orgaan voor de
Gemeente moet optreden, de beant
woording van de vraag welk effect
een zoodanig ontslag op de overeen
komst heeft, moeten wij in het pri
vaatrecht zoeken en zal moeten blij
ken uit het dienstcontract.
Men stelle zich het werklieden-
reglement voor als een uitdrukkelijk
beding, voorkomende in elke dienst-
overoenkomst, die de Gemeente sluit.
De werkman, die in dienst treedt der
gemeente, onderwerpt zich vrijwillig
aau de bepalingen van het reglement
alsof het afzonderlijk in zijn contract
was opgenomen. Hij is volkomen
vrij dat niet te doen, maar dan is de
Gemeente niet bereid met hem
overeenkomst aan te gaan en komt
er dus geen dienstcontract tot stand.
Door het sluiten van de overeen
komst en het erkennen van het
reglement als deel van de overeen
komst, heeft de werkman de bevoegd
heid van den meester erkend om hem
straffen privaatrechtelijke straffen
op te leggen. Die bevoegdheid van
den meester .kan onbeperkt zijn, wan
neer dit tusschen partijen was over
eengekomen. In dat geval zou ontslag
altijd ontslag ten gevolge hebben, om
dat de werkman deze wijze van ein
digen van zijn overeenkomst had er
kend. Bestond er geen enkele zooda
nige afspraak, dan zou een ontijdig
ontslag den werkman recht geven
verhaal te zoeken bij den rechter,
even alsof hij in dienst was van een
particulier.
Nu heeft men bij de overeenkomst
geen van beide genoemde gevallen
gewild, maar zijn partij een uitdrukke
lijk overeengekomen, dat de meester
recht heeft van straffen, dat do werk
man echter recht heeft zich daarover
te beklagen en dat beide partijen zich
zullen neerleggen bij de uitspraak
van een door partijen aangewezen on
partijdige derde. Is deze derde liet
scheidsgerecht daardoor een pu
bliekrechtelijk lichaam geworden, om
dat het door een gemeente-verorde
ning wordt ingesteld Geenszins, het
heeft absoluut niets publiekrechtelijks
aan zich. Is de uitspraak van zulk een
scheidsgerecht een vonnis, dat ten
uitvoer kan worden gelegd Neen,
want de uitspraak van het scheidsge
recht is ook niet de uitspraak van
scheidsmannen, wier werkkring is
geregeld in het Wetboek van Burger
lijke Rechtsvordering.
De instelling van het scheidsgerecht
staat gelijk met de afspraak van twee
particulieren, om een zekere kwes
tie, die lien aangaat, te onderwerpen
aan het oordeel van een derde, en
zich aan dat oordeel te onderwerpen.
Die onderwerping is een deel van de
overeenkomstonderwerpt dus de in
het ongelijk gestelde partij zich niet
dan is hij de overeenkomst niet nage
komen en kan hij dus daarvoor tot
nakoming of schadevergoeding wor
den veroordeeld. Dit is ook de beteeke-
nis van het scheidsgerecht» Wanneer
men dus zegt dat 't scheidsgerecht uit
spraak doet met bindende kracht,
dan is dit met privaatrechtelijk bin
dende krachtdat de gemeente zich
bij overeenkomst heeft verbonden,
zich aan die uitspraak te onderwer
pen.
Ik heb getracht in deze uiteenzet
ting van de positie van het scheidsge
recht aan te toonen, dat de instelling
hiervan niets te maken heeft met de
publiekrechtelijke bepalingen, waar
door in de Gemeente de bevoegde or
ganen wordep aangewezen. Een enkel
voorbeeld zal dit nog duidelijker ma
ken.
In de statuten van een vennoot
schap wordt de pensoon aangewezen,
die namens die vennootschap bevoegd
is overeenkomsten aan te gaan en
werklieden in dienst te nemen en te
ontslaan. Nu zal men toch in deze
bepaling niet zien een voorschrift, dat
aan de vennootschap verbiedt om met
hare werklieden overeen te komen het
oordeel over de billijkheid van een
ontslag aan een onpartijdige derde
over te laten. De bepaling in de sta
tuten wijst slechts den persoon aan,
die namens de vennootschap mag ont
slaan. maar geeft geen regels over de
wettigheid van een zoodanig ontslag
tegenover den werkman, noch ver
biedt een regeling om mogelijke moei
lijkheden te voorkomen. De aange
haalde wetsartikelen in de nota nu
zijn soortgelijke bepalingen, als die
bepaling in de statuten van een ven
nootschap.
Nu zou het natuurlijk mogelijk zijn,
dat de Gemeentewet verbiedt een zoo
danige privaat-rechtelijke regeling te
treffen als geschiedt door de invoe
ring van een scheidsgerecht, maar
zulk een wetsbepaling is mij niet be
kend.
Het bovenstaande ls algemeen, lk
behoef dus niet de wettigheid van "een
scheidsgerecht voor elke straf te be
spreken. Zoo geloof ik ook niet, dat
de wet verbiedt, dat wanneer een
werkman door B. en W. ontslagen is,
het scheidsgerecht deze straf vermin
dert door hem terug te zetten tot een
anderen werkkringmaar wel dient
hierbij te worden overwogen, dat
waar in liet algemeen een straf na
tuurlek 6lechis strekt ten nadeele
van den gestrafte, het hier kan voor
komen, dat ook de Gemeente gestraft
wordt. Het is toch niet ondenkbaar,
dat een bekwaam werkman b.v. om
redenen van gedrag wordt ontslagen;
dat het scheidsgerecht echter deze
straf te hoog vindt en hem in dienst
houdt, maar hom een anderen werk
kring geeft Dan zou het kunnen ge-
beureu, dat hij veel geschikter is voor
zijn oude betrekking, en dat B. en
W., nu hij toch eenmaal in dienst
moet blijven, hem dan ook maar lie
ver daar hadden gelaten.
Zou dit misschien een overweging
zijn om, indien een scheidsgerecht
mocht worden ingesteld, hert. deze be
voegdheid niet te geven
Men vergeve mij, dat ik een oogen-
blik ben afgestapt van de uitsluitend
juridische kwestie. Voor het overige
zal ik mij onthouden van eenige be
oordeeling over de al- of niet-wen-
scheiijkheid van een scheidsgerecht
lk heb slechts willen trachten aan te
toonen, dat het niet in strijd is met
de wet
Mr. Dr. H. R. RIBBIUS.
DE OORLOG IN MAROKKO.
Er wordt in Marokko flink gevoch
ten 1 't Is zonderling, dat de Spaan-
sche minister van buitenlandscho za
ken onlangs verklaarde „In Marok
ko zijn geen groote gevechten meer te
verwachten". Was de Excellentie zóo
slecht op de hoogte, ofheeft hij
zijn landgeuooten, en vooral de na.
ijierige Franschen, wat om den tuin
willen leiden?
Het laatste komt ons het waar
schijnlijkst voor. De regeering zit na
melijk in de misère liet zaakje is be
gonnen als een eenvoudige STRAF
EXPEDITIE om enkele oproerige Rif
bewoners „mores te leeren", en onge
merkt is H een heuschelijke OORLOG
geworden. En deze oorlog is »n Span
je niet populair. Wel zijn de onlusten
van enkele maanden geleden, zoo
goed als geheel onderdrukt, maar
rust zijn de regeerders toch niet»
Daarom wordt met de verdere mobl-
l'satie dar troepen nog al geheimzin
nig gehandeld, zoodaf het nooit van
te voren bekend Ls, welke afdeelingen
zich moeten inschepen. 1 Wordt dus
voor de krijgslieden een verrassing
een aangename
Thans zijn 60.000 Spaansche solda
ten in Marokko, Mer.schen die het
meenen te weten (de autoriteiten
zwijgen als stommen over deze aan
gelegenheid vertellen, dat deze
macht voorloopig tot 75.000 man zal
worden verhoogd, en als het dan nog
noodig is, wordt do 100.000 vol ge
maakt 1 Reed9 blijkt uit deze geregel
de versterkingen, dat de Mooren las
tige vijanden zijn l
Maanden lang werd al (de uit
spraak van den minister ten spijt) een
grooten slag verwacht. Generaal Ma
rinas had dezen slag aangekondigd,
om de bot der Spaansche troepen fe
bevestigen anderen zeggen te
redden en de oproerige Rif-stam
men voor goed ten onder te brengen.
Dit gevecht is nu sinds Maandag al
aan den gang. Onder eigen leiding
van den generaal rukten de troepen
uit Manilla op, den vijand tegemoet.
Het waren 21 eompagniën voetvolk,
2 esc ad ro ns huzaren, 1 batterij snel-
vuurgeschut on verscheidene batte
rijen berggesohut.
We schreven liet al, er is flink ge
vochten. De Mooren gaven den Span
jaarden goede partij, maar moesten
tenslotte terug trekken. Eerst waren
de aanvallers sterk gehandicapt door
hun geschut, wat de Mooren missen.
Eenige kanonnen op oen kamp ge
richt, kunnen veel verderving uitbra
ken Bij den opmarsch hadden de
Spanjaarden weer moeilijker positie,
want toen hadden de Mooren zich in
hel bergachtige land verscholen, zoo
dat het schier vechten was tegen een
onzichtboren vijand. Hebben de Moo
ren dit van de Boeren geleerd
Toch verzekeren de telegrammen,
dat de Mooren terugtrokken. wel I
deze telegrammen komen alle via
Madrid en.... moeten den censor pas-
seeren.
Afgeloopen is het groote gevecht
nog niet't was een soort vuurproef-
je. dat nog vervolgd zal worden.
De varliezen der Spanjaarden be
dragen (volgens de Spaansche door
den censor gecorrigeerde opgaaf) 19
dooden en 106 gewonden. Iu de tele
grammen worden de verliezen der
Mooren als altijd „zeer aanzienlijk"
genoemd.
De Spanjaard heeft zijn hand in
een wespennest gestoken. Eerst ging
de strijd buiten den Sultan en buiten
Europa om. Nu is het ai anders. De
Sultan vreest, terecht of ten onrechte,
dat Spanje, als de tuchtiging der
stammen, die de vreemdelingen bij
Melilla vermoordden, is geëindigd,
met dit enkele resultaat niet tevreden
zal zijn, doch van de gelegenheid zal
gebruik maken zoowel om zich vaster
te netselen in Noord-Morokko, als
om zijn grondgebied daar uit te brei
den terwijl ten slotte de mogelijk
heid niet is uitgesloten, dat Spanje
zijn expeditie-onkosten op de Marok-
kaansche regeering zal trachten te
verhalen 1 Deze toch, zoo wordt van
Spaansche zijde beweerd, is door
haar onmacht de oorzaak, dat Spanje
zeil tot de tuchtiging moest overgaan.
Daarom heeft de Sultan vortoogen tot
de Europeesche mogendheden gericht
waarin Spanje beschuldigd wordt, de
acte Van Algeciras te hebben geschon
den. zoodat Europa moet tusschenbei-
de komen.
De acte van Algeciras toch eischt de
handhaving van de integriteit van
het Marokkaonsclie grondgebied.
Blijkt de Spaansche regeering meer
in haar schild te voeren, dan het bo
vengenoemde doel, dan kan de nota
van den Sultan aan de oudertecke-
naars dier acte de bron zijn van tal
van moeilijkheden en diplomatieke
verwikkelingen, waarvan zich het
einde niet laat voorzien.
Wel heeft de regeering te Madrid
bij herhaling verzekerd, dat zij in
volkomen harmonie met de verschil
lende Europeesche regeeringen de ex
peditie op touw gezet heeft en voort
gang doet hebben, maar toch.... In
Marokkaansche aangelegenheden ziet
men zulke rare zaken 1
Zelfs de Spaansche pers maakt zich
ongerust over- do nota van dein Sul
tan. Een der bladen merkt terecht op,
dat deze nota niet in de gebruikelijke
beeldrijke taal van Moeley üafid ge
steld is, zoodat er andere machten
achter zitten.
Zal het geïntrigeer en Marokko-
gemodder weer eens opnieuw begin
nen
DE ENGELSCHE BEGROOTING
EN BELASTINGWETTEN.
Heeft enkele dagen geleden de mi
nister-president AsquiJh een succes
volle rede gehouden over de begroo
ting, nu is zijn tegenstander Balfour
aan het woord geweest. Ook hij spral
te Birmingham en ls door een geest*
driftige vergadering toegejuicht.
Austen Chamberlain, die liet voor»
zitterschap dezer bijeenkomst van
protectionisten bekleedde, las eea
brief voor van zijn vader, waarin de
ze de hoop uitsprak, dat het Hooger-
huis een nieuwe verkiezing zou af*
dwingen cn de begrooting kenschetste
als een laatste poging van voorstan
ders van den vrijhandel om Iets te
vinden, dat tariefhervorming kan
vervangen.
Balfour begon met de verklaring,
dat de toenemende uitgaven en da
noodzakelijkheid om de inkomsten te
vermeerderen ieder denkend mensch
tot de overtuiging moeten brengen,
dat een wijziging van het fiscale stel
sel noodig is.
Balfour verzocht de armen te be
denken, dat de armoede niet afge
schaft kon worden door afschaffing
van den rijkdom. Iedere dwaas kan
rijkdom vernietigen.
De oude fiscale machine wordt bil
het oudroest geworpen en het land
moet thans kiezen tusschen twee stel
sels. beide nieuw en beide beginselen
belichamend, geheel en al afwijkend
van die. welke iu de afgeloopen veer
tig jaren golden. Het moet kiezen tus
schen een voorwaartsche tevens op-
waartsche beweging van tariefher
vorming en een eersten maar stevtgen
stap op het nederwaartsche pad, dat
leidt tot de bodemlooze diepto van so*
cialistische wetgeving.
Het land heeft behoefte aan een za-
kenpolitiek, die den handel tot bloei
brengt, hot Britscho kapitnal aanmoo-
digt, bevordert, dat de Britsche grond
wordt gebruikt, de Britsche arbeid
wordt betaald, dat is de staatkundo
voor den arme.
Spreker achtte het ondraaglijk, dat
geduld we I'd, dat Amerika en Duitsch-
land wapenen smeedden, om aan
Engeland den handel met zijn eigen
kolonies te ontnemen, terwijl de En-
gelschen met gevouwen armen blij
ven zitten achter een verouderde for
mule.
Het land mag z. i. niet lang aarze
len met zijn uitspraakliet eenige
redmiddel ls een beroep op liet volk,
om te kiezen tusschen socialisme en
tariefhervorming en de uitslag zal
niet twijfelachtig zijn.
KABINETS CRISIS IN
HONGARIJE.
In den ministerraad werd besloten,
dat het kabinet zijn ontslag zou in
dienen.
AARDBEVING.
Te Reggio di Calabria cn Athene is
gisterenmorgen een hevige aard
schok gevoeld, zonder ernstige scha»
de aan te richten.
Te Aix zijn eenige huizen ingestort,
wat de bewoners deed vluchten. Ge
lukkig kwamen geen persoonlijke on
gelukken voor.
AVIATEUR GEDOOD.
Te Boulogne sur Mer geraakte de
aviateur Derue, op het oogenblik (Uit
hij zou landen, omlor het vliegtoestel:
zijn borst werd verbrijzeld. Hij stierf
later.
DE FRANSCHE BEGROOTING.
De begrootiugscommissie heeft liet
gewijzigd begrootingsoutwerp van het
ministerie van marine, tot een be
drag van 731.475.852 frs., dus 30 mil*
lioen francs hooger dan hot oorspron
kelijke ontwerp, aangenomen. Do ver
hooging wordt gemotiveerd met de
instelling van een onder-staatssecre
tariaat, de reorganisatie van de dien
sten en het nieuwe program van be
wapening.
Volgens deze begrooting zullen op
stapel worden gezet6 grooto cn
twee kleine torpedojagers cn twee
torpedobooten, maar geen enkel groot
schip.
ONLUSTEN.
Iu een gevecht bij Casa de Suma,
wei-den 50 Albaneczcn gedood en ge
wond zes Turkscho soldaten gedood,
17 gewond.
RAMP TE NIEUW-ORLEANS.
Gemeld wordt, dat een groot aantal
personen gedood zijn door de vloed
golf, die Maandag Louisisana teis
terde.
Volgens nadere berichten uit de
middendistricten van den Staat blijkt
dat de katoen- en suikerrietoogst ern
stig heeft geleden door den storm.
Te Batonrouge en omstreken is voor
twee millioen dollars schado aange
richt. Voor zoover thans bekend is,
zijn er 15 personen om hot leven ge
komen andere berichten noemen
evenwel 100 slachtoffers.
EEN BOTSING TE RIO DE
JANEIRO.
Bij een betooging van studenten te
Rio de Janeiro moest de politie ge
bruik maken van hare vuurwapens»-
Eén student werd gedood en een aan
tal andere studenten werden ge
kwetst.
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy.
Gl)
Zoo nu en dan stond er een groepje
van drie of vier personen voor, zonder
to sproken enkel zuchtend en elkaar
belangstellende, vragende blikken toe
werpend, vergeefs trachtend een
woordje van hoop, een zinswending of
bedoeling te vinden, die minder ijse-
lijk was in die boosaardige, wreed©
proclamatie. Dan joeg een ruw woord
van do schildwacht, een tik met het
eind van een bajonet liet groepje uit
één on stuurde do mannen gemelijk
en zwijgend weer tusschen de men-
6chen menigte.
Zoo wachtten zij uren lang, terwijl
de klok van de Beffroi alle uren van
dien langdurigen nacht verkondigde.
Ju de eerste morgenuren begon een
lijne motregen te vallen, een druile
rige bui, die de vermoeide wachters
op merg en been verkilde»
Maar zij gaven er aiet om.
Wij moeten niet slapen, want de
vrouw mocht ontsnappen.
Sommigen hunner gingen op den
modderigen weg zitten, de meer ge
lukkigen leunden met hun rug tegen
de harde muren.
Tweemaal vóór het middernachte
lijk uur hoorden zij datzelfde eigen
aardige en vroolijke lachen uit de
verlichte kamor door hot open ven
ster. Eens klonk het heel luid en lang
aangehouden, als was hot in ant
woord op een geestige mop.
Daarop werd de zware toegangs
poort van Gayole van binnen af ge
opend en een half dozijn soldaten
kwam van de binnenplaats gewan
deld. Zij waren gekloed in den uni
form van de stadswacht, maar blijk
baar uitgezocht uit de geloderen, want
alle zeg waren bijzonder lang en ste
vig, en staken boven don schildwacht
uit, die groette en het geweer presen
teerde, toen zij de poort doorliepen.
In hun midden liep een kleine, don
kere gestalte geheel in 1 zwart ge
kleed, behalve de driekleurige sjerp
om zijn middel.
Do menigte keek met plotseling ont
waakte belangstelling naar het kleine
gezelschap.
Wie is het? fluisterden eenige
der mannen.
De burger gouverneur, veronder
steld© er een.
De nieuwe beul, beweerde een
ander.
Neen neenzei Pierre Maxime,
de vraagbaak der visschers van Bou
logne, en een groote autoriteit in iede
re publieke of particuliere zaak in de
stad, neen, neen, hij is de man, die
uit Parijs gekomen Ls, de vriend van
Robespierre. Hij maakt nu de wetten,
zelfs de burger-gouverneur moet hem
nu gehoorzamen. Hij heeft die wet ge
maakt voor t geval dat die vrouw
daar mocht ontsnappen
Sst 1stst L...« klonk ver
schrikt uit de menigte.
Sst, Pierre Maxime!..... de bur
ger mocht je kooren, fluisterde de
man, die het dichtst bij den ouden
visscher stond, de burger mocht je
hooren, en denken, dat wij in opstand
kwamen.
Wat doen die manschea hier
vroeg Chauvelin, toen hij naar bui
ten kwam op straat.
Zij bewaken de gevangenis, bur
ger, antwoordde de schildwacht, dien
hij aldus had aangesproken, voor het
geval dat de vrouwelijke gevangene
mocht krachten te ontsnappen.
Met een glimlach van voldoening,
ging Chauvelin dicht omsingeld door
zijn escorte den kant uit van het Stad
huis. De menigte keek hem en de sol
daten na, terwijl zij snel in de duis
ternis verdwenen» toe» hervatten 5H,
hun waakzaamheid.
De oude Beffroi liet nu het midder
nachtelijk uur hooren, het eenige licht
in het oude fort was uit, en daarna
bleef alles donker en stil in het som
bere gebouw.
HOOFDSTUK XXTX,
Het Nationale Feest.
Burgers van Boulogne, ont
waakt l
Zij hadden niet geslapen, slechts
sommigen hunner waren in een soort
van verdooving geraakt, veel vermoei
ender en drukkender dan wakker
blijven.
Ook binnen in de hulzen hadden de
vrouwen geen rust kunnen vinden,
luisterend naar elk geluid, in angst
over elk nieuwtje, dat de wind door
de kleine, open vensters naar binnen
kon brengen.
Als die êene gevangene ontsnapte,
dan zou iedere familie in Boulogne be
roofd worden van den kostwinner.
Daarom schreiden de vrouwen, en ba
den, dat er barmhartigheid tegenover
hen gebruikt zou worden.
Sommige vrouwen gingen vroeg in
den morgen uit, om soep of koffie
naar hun mannon te brengen, die bui
ten de gevangenis wachtten.
Had men tets eezion l
Heb je de vrouw gezien
In welke kamer zit zij
Waarom laten zij haar niet aan
ons zien
Weet je zeker, dat zij nog niet
ontsnapt is
Vragen en veronderstellingen gin
gen mompelend rond, terwijl het wa
semend vocht rondging. Niemand kon
daarop een bepaald antwoord geven,
ofschoon Désiré Melun verklaarde dat
hij éen oogenblik in dien nacht voor
een der vensters een vrouwengelaat
had gezienmaar omdat hij het ge
laat van de vrouw niet kon beschrij
ven, noch precies kon zeggen aan
welk venstor zij dan zou verschenen
zijn, was men eenstemmig van oor
deel, dat Dcsiró gedroomd moest heb
ben..
Burgers van Boulogne, ont
waakt I
Het was de stem van Auguste Mo-
leux, den stadsomroeper van Boulog
ne, die met de l>el in de hand, de Rue
Daumont doorliep, op de hielen ge
volgd door twee mannen van de stads
wacht
Auguste stond te midden der geme
lijk gestemde menigte voor de man
nen, <lie even van hun stuk gebracht
waren door zijn tegenwoordigheid
hier, maar nu met telkens weer een
heftig „Uit den weg 1" en „Hier ben
ik, maakt plaats 1" baande hij zich een
weg door de menigte.
Hij was vermoeid noch ongerust,
diende de Republiek op zijn gemak, ea
had uitstekend geslapen op zijn ma*
tras op het kleine zolderkamertje voor
hem in het Stadhuis klaargemaakt.
De menigte maakte zwijgend plaats
voor hem. Auguste was mager en
sterk, het karige en magere voedsel
hem toebedeeld door een vaderland-
sche Regeering, had zijn spierkracht
vermeerderd, terwijl zijn vet vermin
derde. Hij had heel harde elbogen, ea
spoedig wist hij het klaar te spelen, al
duwende en vloekende de toegangs
poort van Gayole te bereiken.
Kom hier 1 neem dat weg, beval
hij met stentorstem, terwijl hy naar
de proclamatie wees.
De mannen van de stadswacht scho
ten toe en scheurden het perkament
van da deur, terwijl de menigte cr
in do grootste verbazing naa- keek.
Wat beteekende dat alles? Toen
keerde Auguste Moleux zich om en
keek de menschen aan.
Kindereu, zei lüj, kleine dom»
ooren 1 ontwaakt! De Regeerteg vau
de Republiek heeft bevolen, uat het
vandaag een dag van plezier, v«*n al-
gemeene yroolijkheid zal zijn 1
(Wordt vervolgd).