I"
PP®-
Zorg.
DAMRUBRIEK.
1 p II
;H §1
s
Üit
m
8
1
i?
Vijfhonderd pond, zei Hector,
&ióg voor Sedney don mond ikon open
doen.
■W Hm, (hm, nogal lioo-g. Ik 'had
^Qd een driehonderd gedacht.
- J<a, ja, zei Hector op zoetsap-
rpigen toon, dat zou gisteren een
.goed bod zijn geweest, maar vandaag
iniert meer.
En hij keek den margarine-koning
$an met veelbeieekenenden blik.
Hm, ik begrijp u, zei de man
fvan zaken, die zich nu op zijn terrein
gevoelde. Natuurlijk, al die publi
citeit, en.... ja, ja, mijnheer Blenkin-
sop wil cr al het mogelijke voordeel
uit trekken en dat is billijk. Maar het
stuk is nog niet terecht en ik kan er
nog over denken. Middelerwijl blijf ik
de voorkeur behouden, is liet niet
Ike.. liet zou me wat waard zijn,
als mijn naam er ook hij te pas kon
worden gebracht.
Juist, ik zie het al. In die van
morgenochtend b.v.
Het is ons uit goede bron be
kend, dat het thans beroemd gewor
den schilderij van den heer Sedney
Blenkinsop bestemd was voor de
kunstgalerij van een onzer meest ge
achte handelsvorsten. Zoodra het te
rug is gevonden, zal het worden aan
gekocht door den heer Higby Few
ston en zeker een sieraad uitmaken
tvan zijn reeds zoo prachtige verzame
ling.
Zoo kan het, nietwaar
Uitmuntend. En ik heb het eer
ste bod
Voor vijfhonderd^
Drie.....
Te weinig.
Wel, we zullen het vierhonderd
maken. Het is eigenlijk dwaasheid er
over te praten, zoolang het doek nog
niet terecht is. Maar ik zou gaarne
zooveel mogelijk publiciteit in de
bladen w'ilen hebben. Het is nu pre
cies de tijd daarvoor. Ziet ge, ik ben
van plan mij bij de eerstvolgende
verkiezingen oandidaat te stellen en...
emaar dit onder strikte geheim
houding, er is uitzicht, dat mijn zaak
wordt veranderd in eene naamlooze
vennootschap. Hoe meer ik dus op
den voorgrond kom, hoe beter.
Mijnheer Fewston was zeer voldaan
over de ochtendbladen van den an
deren dag. Hector Bushell zorgde er
ivoor, dat alle mannen van de pers
volkomen op de hoogte werden ge
bracht met de verdiensten en hande
lingen van dien beschermer der
kunst en in den loop van dien dag
werd de millionnair verscheiden ma
len geïnterviewd, zeer tot glorie van
Fewston en Blenkinsop samen.
De eerste was van oordeel, dat de
politie niet genoeg werk maakte van
het geval, want hij, als kunstkenner,
hield mijnheer Blenkinsop voor den
grootsten schilder van den tegen-
woordigen tijd en hij betreurde ten
hoogste het verlies van een stuk, dat
hij zeker had willen verkoopen. En
op die manier ging het voort, tot de
Blenkinsop aan de Gainsborough hee-
lemaal de loef had afgestoken, en
het tijd scheen te worden om het
schilderij weer voor den dag te ha
len.
Maar nu kwam de grootste moei
lijkheid. Tot nu toe was alles goed
gegaan, met de krachtdadige hulp
van Hector. Maar het terugvinden
van het schilderij op natuurlijke
manier, zonder argwaan te wekken,
of iemand in de gevangenis te bren
gen dat was een werkje om wel
eerst goed te overwegen, Hector Bus
heli was meer dan ooit in zijn ge
peinzen verdiept en Sedney Blenkin
sop begon weer ondankbaar te wor
den. I-Iij had zich in een doolhof la
ten voeren, zei hij, en zou nu gaarne
weten, hoe ex uit te geraken.
Hector rookte een half kistje siga
ren op en wist niet, wat te antwoor
den. üp een avond tegen het einde
der week gingen ze boos van elkan
der en den volgenden dag zat Sedney
den geheeleu morgen alleen in zijn
atelier. Hij was zenuwachtig en onge
duldig, en wist niet, wat hij er van
denken moest, dat Hector niet kwam
Het werken stond hem tegen.
Hij rookte, smeet stoelen en ezels
omver en luisterde aan de deur. Daar
opeens trof het geroep van een dag
bladjongen zijn oor. Hij ging een
eindje de straat op. Gainsborough,
die naam had hij tot vervelens toe
gehoord, en nu scheen het weer het
zelfde liedje. Toen de jongen bij hem
kwam, kocht hij een blad. Ja, H was
zoo. Weer iets over Gainsborough.
Het schilderij was gevonden in de
kamers van den dief, doch deze was
ontsnapt. Was daar niet eene uit
komst voor hem in En waarom
kwam Hector niet Zij zouden op
deze manier zijn stuk terug kunnen
laten komen.
Op hetzelfde oogenblik kwam de
verwachte binnen, met bestoven klee-
ren. een deuk in zijn hoed en buiten
adem.
Bij alle riep hij", zich op een
etoel werpend.
Wat is er aan de hand vroeg
Sedney. De Gainsborough is terug
gevonden, weet ge 't al
Laat de Gainsborough ophoepe
len Waar is Blenkinsop Sedney, 't
is kapot, hoor.
Wat.... e
De hoele boel naar de maan.
Miino moeder heeft het tapijt naar
een liefdadigheidsbazar gezonden, en
daar is het vandaag publiek verkocht.
Een oude vrouw had het in een kin
derwagen. Ik kwam juist intijds, om
haar te zien wegrijden. Ik holde haar
na en zei haar, dat ik het tapijt wil
de koopen. Ze scheen me niet te be
groten en sloeg er met de parapluie
o.o los. Ik wachtte niet tot er een heele
oploop bij elkaar was, greep het tapijt
op en rolde het open, de heele straat
over. Geen schilderstuk te zien 1 Sed
ney, ouwe jongen, mijn gedachte is,
dat mijnheer Fewston op het oogen
blik uw doek in bezit heeft, want de
traplooper was naar zijn huis
weesl, omdat zijne vrouw presidente
is van het genoemde weldadigheids
genootschap.
Wat zullen we doen
Hector dacht na. Nu herinnerde hij
zich. dat hij bij het binnenkomen erg
koel was aangezien door mevrouw
Fewston. Waarom vertoonde die zien
niet Hij had toch tijd genoeg om tot
een besluit te komen. Hij hield zich
6til. Waarom Het antwoord lag
voor de hand. Hij was bang, zich be
lachelijk te maken na al de publici
teit. welke zijn naam had verkregen.
Eu de aanstaande verkiezing Rn de
naamlooze vennootschap Het was
duidelijk, dat de belangen tan don
heer Fewston nog niet geheel 'onaf
scheidelijk wanen van de hunne.
Hoe zullen we ons er uit redden?
?ei Sedney voor de zooveelste maal.
\Ve zitten er tot over de opren toe In.
r— Onzin, zei Hector, den deuk
Uit zijn hoed tikkende, en .met een
gezicht, alsof ihij het geheele geval
onder de knie had. Er in zitten, niets
van waar. Het viel me in het eerst
wat raar op het lijf. Maar we hebben
niemand beschuldigd, weet ge? Wij
zijn totaal onschuldig. Als ge me ver
oorlooft in uw atelier te gaan, om
eene schilderij te halen, waarom zou
ik het niet doen En indien de politie
daar verkeerde gevolgtrekkingen uit
maakt wel, dat is hare zaak. Geef
me even een borstel.
Maar.... e wat zullen we aan
Fewston zeggen
Dat is het juist, waarvoor ik een
(borstel noodig heb. Hij heeft er zich
zoo ingewerkt, niet al die interviews,
reclame-artikelen, en wat al meer,
dat hij tamelijk wel in onze handen
is We zullen naar hem toe gaan en
dat geld ophalen.
(„Centrum".)
Onder zacht-gelige Iampegloeiing
zat ie aan tafel, hoofd in zwaar ge-
leun op de handen met óm 'm stille
avond vrede van lampbelichte huis
kamer.
In -xoerlooze glanzing stonden de
meubelen, hingen de zwart-omlijste
schilderijen, het mahoniehouten boe-
kenrek waarin uitdagend van fel go-
kleurde prachtbandjes stonden, vol
schittering van gouden en zilveren
titels. Liefelijk huiskamer-intérieur
ook hangend in stille reflectie van
langwerpige» spiegel, rechtop staand
achter vergulden pendule, tikke-tak-
kend met opdringend geraas.
Met streelend vingerbeweeg trok le
zijn handen door lang, zwart hoofd
haar, zorgvuldig gekamd in lijnrech
te scheiding. Mal breed staken zijn
manchetten boven glim gedragen
mouw-revers, afstekend op dunne,
zwart behaarde polsen.
Met bruske beweging schoof ie bei
de manchetten over handkneukels,
wierp ze op penantafeltje in kamer
hoek, dat ze klapperend opsprongen
en op den grond vielen, diriftig nar
wiebelend. Maar-Ie keek er niet ver
der naar om.
Beroerd, beroerd en dan over
een maand al zie je, over een maand
hoe kom 'k zoo gauw an wat an
ders...
Weer liet ie het hoofd op de handen
rusten, maar oogen nu in doffe ver
staring voor zich oit, recht tegenovér
den spiegel.
Een maand, het Is geen tijd, al
heb je nog zulke goeie referenties;
het zou een wonder wezen, als je In
dien tijd een betrekking naar Je zin
kon krijgen en dan minstens éven
goed, zie je, voor hetzelfde salaris...
Ken je begrijpe, de boekhouwers
baantjes van 1500 lagen opgeschept,
vooral tegenwoordig...
(Wat klaar Werd allee Weerkaatst,
hè? Nu zag-ie het mooi goud-rosige
van lampesohljn op de stille meube
len, de lichtvlekken die op de ron
ding dar leuningen glansden, t mooi
zacht-roód van de pluche-overtrokken
zittingen. Wat kleurde en glansde al
les mooi in waas van stil geluk; een
heerlijke vrede lag over heel het Inté
rieur. Vreemd hè, Je kon haast niet
voorstellen, dat het alles maar schijn
was; leek het wel een kamer voor je,
waar je zoo in kou loopen écht, écht
reëel, maar veel fijner, of je een too-
neel zag, zoo, op een afstand. Het
was toch iets prachtigs zoo'n spiegel
beeld hè, iets iets, ja bovennatuur
lijks bijna. Waarom was daar alles
niet werkelijk zoo, wat voor verschil
nou eigenlijk met do werkelijkheid?
Ja, natuurlijk, je moest stil blijven
zitten en dan, zoo uit de verte, alles
bezien. Waarachtig, niemand zou je
het verschil aan kunnen toonen....
Wel stond alles omgekeerd, van
links naar rechts, maar dat maakte
eigenlijk niets uit... Kijk, die gravu
res hingen net andersom als in wer
kelijk, de platen zelf ook. Die dame
stond nou zoo, met haar rechterhand
op een balustrade en haar linker...
Nou toch ook eens kijken hoe het
in werkelijkheid was...
Verwrong-ie z'n hoofd schuins naar
achteren, In moeltevol gekijk.
H-é-é-é, daar had ze ook haar
rechterhand er op. Merkwaardig, als
je een ouderwetsche plaat zag met
een vrouwenfiguur, droog ze altijd
reform. Natuurlijk moet het een da
me voorstellen, niet een dorpsmeisje
of zoo iets...
Waarom zat-ie nou zijn tijd zoo te
vergooien, diè kon-ie nou waarach
tig wel bete rgebruiken. Kóm,
eerst eens de krant inzien, misschien,
dat er weer wat in stond...
Gehaast nu stond ie op, nog even
een blik werpend naar het spiegel
beeld van de rijzige vrouw-figuur...
Zijn blikken doorvlogen de adver
tentie-kolommen, vreeaend, dat er
niets in zou staan.
Soms tuurde-ie even aandachtiger
op de vette drukletters, als het op
schrift zijn opmerkzaamheid getrok
ken had. Half uitlezend de annonce,
mompelde ie meest: „nee, óók niks".
Dat ging zoo blad voor blad, soms
Zijn blik volgde traag óp 'de óp-
kringende damp-wolkjes der heete
thee, opwasend tot witte ballon. Be-
étemraingloos venzweefde het door
schijnend ge wolk langs het felle
gloelllcht, Spiiraaide om de ballon*
omhoog, tot het verdween in de ka
merruimte.
Door het wazig damp-gewolk, ko-
lommend uit vijf Kopjes, zag-ie de
lach-gezichtjes van Jan en Nel en So-
fieije over 'm het rustige, zacht stille
gelaat van zijn vrouw.
Wat was ze lief, onophoudelijk vol
zorgzaamheid voor de kleinen Zei
don hoorde je d'r uitvallen of een
onvertogen woord van haar, zooals
hém b.v. wel eens ontvallen kon.
Want het was lastig goedje, hoor,
hij zou het best kunnen begrijpen, dat
ze d'r is kregelig onder werd.
Maar nee, nog nooit had-io het van
haar bijgewoond, en zoo ze tegen de
kinderen was, was ze ook tegen hém.
Altijd toegeeflijk, zacht-geduldig in
alles
Pa, pa-tje, eet niet, pa-tje
Eindelijk brak herhaald kindergo-
vraag door zijn denken heen.
Ja, lieveling, ik begin, hoor
één twee drie hap, daar
gaat-ie 1
Zilveren lach-sbemmetjes klaterden
op.
Maar man, nu zie ik het pas 1
was je nog niet eens begonnen Ik
ben ook zoo druk met de kleinen
bezig 1
Ma, kijk pa is groote happen
nemen.
Pa Is bang, dat Jan alles op zal
eten, nietwaar, man
Zwijgend zag ie weer voor zich, z'n
mond in machinaal gekauw. Hoeveel
tijd had-ie nou nog, 't was nou de
zesde, dus nog drie, nog drie en een
halve week, cn-ie zou z'n laatste so-
laris ontvangen.... maar, o 1 hij kon
immers in drie weken geen andere
betrekking krijgen, wat goeds, onmo
gelijk daar hoefde-ie niet op te reke
nen, een groot wonder, één uit dui
zend. als het wel gebeurde
Neen, het kon niet, het kón niet.....
zou-ie het haar tóch moeten vertel
len Als dat toch maar niet waar
was. als als
Maar man 1 Spreek dan toch I
Hè, ik schrik van je. Wat is er
Het is vroeaelijk, wat zit je van
avond in gedachten Nel heeft wel al
vier keer gevraagd, of ze is bij je mag
komen, nog eventjes, voor ze naar
bed gaat
Ja, hoor, troel, kom jij maar
hier Heeft pa je zoo laten vragen
Lachend negeerde ze onbewust zijn
vraag, klein lijfje in spierwitte nacht
tafellaken toet langzame, fepraaklooze
beweginkjes.
Achterover geleund, de beenen lang
uit onder de tafel, zag-Ie haai- stille
doen. Van diepe droefheid kon-ie haar
geen woord meer uitbrengen, had 'r
toch graag nog wat gezegd, toege
licht. Moest-ie naar zoo niet een laffe
tiran lijken, een misselijk uitvluch
ten-zoekend zakenmannetje vol eigen
belang 'n Maand geleden, langer
nog, had-ie haar al die japon beloofd
en liet telkens, telkens uitgesteld. En
ze had haar toch waarachtig noodig,
hroodnoodig. Wat lam, wist-ie maar...
Nog maar drie weken, als-ie dan
niks had, was-ie zónder, verdiend>e-ie
geen cent.... Zouë ze zuinig, erg zui
nig moeten wezen, om liet zoolang
mogelijk uit te zingenMaar wat
deden zeven gulden daaraan, was het
eigenlijk geen schijntje Kom, hij
moest 'r maar overheen stappen, ze
ven gulden meer of minder, of ze dan
nog wat vroeger of later honger
moesten lijden, kwam toch op 't zelf
de neer
Kom, ie zou Celine maar is blij
maken.
Weet je wat, lieveling ga dan
morgen maar neem het geld maar
uit het kistj©
Schijn-druk bleef ze bezigmet be
dwongen zenuw-trillingen beefden
haar lippen.
met hoopflikkexing, als ie dacht, dat japon overgelukkig nestelend aan
het wat voor hem was, met teleur- z'i" 1)rec!Je borst. Dwingden de ande-
ren met kinderlijke jalouzie
Hè. pa, mag ik ook?
Nee, nu naar bed, hoor, mor
genavond jullie weer eens.
stelling dan, als het aangeboden sa
laris te gering of gestelde eischen te
hoog voor hem waren. Moedeloos
wierp ie de bladen op tafel, z'n oogen maar je wordt al zoo groot, veel te
pijnend van het doorjakkeren der wool om op pa's knie te zitten, niet-
-- I waar. pa
annonewnjen. H4_ maar it wU toch nog we,_
Wéér een dag voorbql Dat gaat j (^1-uji<Jie golietje nog even.
zoo dag aan dag, de tijd vliegt voor- Ea jan, Jan ook nog op vader's
bij, vóór ik nog maar eenige kans knie
van slagen heb. Hoe moet dat toch, Kinderhart voerde een zwanen
hoe moet dat toch! Ik heb geen flauw frnd. Weer schaam-kleurcte-ie, knik-
beset, waar hot met me naar toe mct kle""!n bo1 op
moet, geen uitzicht, geen hoop, niks, tliirlolijk lachte ma liem uit
niks. En Celine, Celine, Ik durf 'r Oh, oh, dat is nou m'n groote
Nooit had ie gedacht, dat de zaak n.kg Z8gg6i arme meid, wat zal ze Jan. die zoo graag kapitein wil wor-
zóó gauw over den kop zou gaan, Ja, huilen om'de kinderen. Nee, ik'den Kom maar hier, hoor, je bent
natuurlijk hij had het zien ankom- ik niet. - Wie ™'n Wil.
mo mn.fir 70.'muwi i dat je nog zoon klem Jantje bent!....
weet, misschien... eerst nog maar een vleide ze z'n hoofdje in haar schoot,
Natuurlijk had ie verwacht, dat de 1 yy^k afwachten. Ik zal doen wat ik streelend de glanzend-zwarte haren,
patroons het toch nog wel een half- j kan, het vuur uit me schoenen Loo-
jaar, een jaar misschien konden uit-j peil( helpen doet 't toch wat... Nee,
zingen; neen, dat ze d'r zóó voor neevooreerst nog niks zeggen, ik zal
stonden, zélf geen kapitaal hadden... beginnen met aan de Bank te schrij-
enfin, het was tegenwoordig wel aan veQj zeggen, dat daax een vacature
is, vooruit, hopen maar...
de orde van den dag, firma's oprich
ten, naamlooze vennootschappen
geen cent in kas, het was eigenijk een
Een kwartier daarna waren do
kleinen naar bed.
Vroeg ze hem
Is 't goed, dat ik morgen ga
Waar naar toe, lieveling
Stof koopen voor een nieuwe
japon ik zou verleden week al ge
gaan zijn.
Rimpelde onmerkbaar even zijn
- Knus gezellig zal het huisgezin aan
gruwelijk schandaal, het personeel ^A. Hij in vroolijk lach- en oosge- Zou 'je nlet een week.
was 'r het meest de dupe van, werd gpeel met de kleinen, die vol|jes kUnnen wachten
plotseling uit 'r brood gestooten, zoo-, kinderlijke uitgelatenheid zich ver- Maar, mannie, je weet toch, dat
als hij nou. Dacht ie in zoo'n soliede lugtjg^en eiken avond weer om hetik 'm zoo hoog noodig heb. Deze
zaak te zitten, toen ie 'r pas was! iuchtig-losse van in nachtjapon zijn. blauwe deugt alleen maar voor in
Maar jawel, de laatste maanden j Zjj jn moederlijk druk gedoe voor 1|en voor op straat totaal
Nou, nou, totaal niks is over
dreven. Je hebt toch die bruine nog
Een bruine Ik begrijp niet wat
je bedoelt
Ja, met dat kanten borstje....
O, o, o 1 die I Maar man, hoe
kom je ex bij, die is immers niet meer
toonbaar, heelemaal verschoten van
kleur; kan ik hoogstens nog eens aan-
doen als het heel leelijk weer is, het
zei nog amper van kon komen, laat zwarte snorharen, anderen gierendhard regent of zoo, maar overigens,
staan, als je een vrouw en kleine te, van nrfiL nee. 't is zooals ik zeg, ik heb totaal
merkte ie, dat het misère was, toen avondmaal, haar oogen afdwa-
al de rekeningen onbetaald terug gin-lend nu en dan naar pa's goedmoe-
gen, 'r smoesies verzonnen moesten djge dartelheid, lachend om z'n dwo-
worden, om uitstel te krijgen... Do-' gezjchten. Wat een goeie lobbes
delijk had ie naair wat anders om-| was ie eigenlijk toch.
gezien er niet mee gedraald. Brief op Toe, Nel. trek pa maar aan
brief had-ie geschreven, er persoon-1 zij-n snor( goed zoo> ja
lijk op uit geweest, niks hoor!y0j gretigheid kriebelden teere vin-
Meest salarissen, waar je als vrijge- görtjes van kleine blonde naar de
van pret
onderhouden had. En dan zij, die het Mag ma-tje jou opstoken, hè,
nou al zoo lang goed gewend waren!het wat mools hoor|
Eerst bij Parker, waar ie een goedJan^ die W£d> groot was, een jaair
traktement had en toen hier... ja, dat of ac|)tj vuimje zijn zusje aan, het
--mgem mm mmm ""1 4 gjng hem lang niet wild genoeg.
I
was dom van 'm, hier had ie nooit
moeten komen Maar het mooie sala^-
ris en de vooruitzichten, vooral de
vooruitzichten zie je, die hadden hem
aangelokt. Wat wisten ze hem alles
mooi voor te spiegelen, hè! Wat een
schooiers toch, alles goed bekeken,
er een getrouwde man aan te wagen
hadden ze hem noodig, omdat te al j
zoolang in den handel zat en de heele
boel op pooten kon zetten, de boeken
aanleggen, de relaties tot stand bren
gen, enfin, alles, alles, het.was alles
zijn werk geweest...
En Celine, wat zou die zeggen? Hij
had het haar nog niet durven vertel
len, al maar uitgesteld, uitgesteld.
Leefde ie in voortdurende hoop, dat-
ie ergens van gunstig bericht zou
krijgen. Het moest toch ééns komen!
Vanmiddag had ie ook weer twee
Vórt, Nel, harder, véél harder,
o jé, als ik 't doen mocht!...
Zoo Jan, zo uje dat willen en
pa dan pijn doen?
O nee, geen pijn doen, maar toch
zóó hard trekken, zóó hard, dat u
heele snor er af vloog!
Lachte mama: Hoor nou is aan,
is dat nou mijn groote jongen, die
zulke domme dingen zegt?
Wijsneusde het oudste meisje: O,
zoo, hoe kan dat nou, pa's snor er af
trekken! Denk je, dat dat geen pijn
doet?
Verlegen-kinderlijk kleurde-ie,
rozeblos op de gezonde wangen.
Zijn „groote-jongens-trots was even
pijnlijk geraakt, vader voelde het
't Is niets, hoor Jan, als je latex
zelf een snor hebt, zeg je zulke dom-
sollicitaties verzonden; wie weet, j me dingen niet meer, hè?
die eene had ie wel hoop op, als ze
hom maar niet vóór waren of 'x weer
oen vrindje of neefje was, dat er
weer ingestopt, werd. Daar kon je
niet tegen op, met al je capaciteiten,
zonder kruiwagen kwam je er tegen
woordig niet, protectie en nog eens
protectie, overall"...
Moe-gedacht veranderde-ie van hou
ding, liehtte lusteloos zijn hoofd op,
duwde zijn rug tegen de leuning, voe
lend zoo even de aangename rust-
houding.
Viel zijn oog op het spie gel-inté
rieur over hem.
Neen pa, natuurlijk niet, dan
ben ik immers groot en not zoo knap
als u;
Vroeg Sofietje:
Doe u nooit, nooit Iets doms, pa?
Lachend keek-ie moeder aan, ant
woordde: Nou, dat durf ik niet te
zeggen hoor, zoo nu en dan wel Is...
Pijnlijk voelde-ie zich wear be
klemd, was niet meer bij bet leuk
kinder-gesnap.
Kom kinderen, rm eten hoor en
dan vlug naar bed. Kijk de klok eensl
Wit spiegelden de boterham-bordjes
op het tafellaken.
niks, waarmee ik me op straat ver-
toonen kan
Maar zoo dikwijls kom je toch
niet buiten
Dikwijls niet, maar dat komt
juist hoofdzakelijk omdat ik niet
weet wat aan te trekken. Ik had an
ders al lang eens met de kinderen
een middagje naar 't park gegaan I
Ja, ja, als 't er zóó voor staat
ik vind het toch lam, erg lam
O, maar ik heb zooveel niet noo
dig. en we hebben immers nog genoeg
liggen, nietwaar
Ja, maar ik zou daar liever niel
aankomen, zie ie. Een mensch weet
nooit, wat er gebeuren kan, onvoor
ziene omstandigheden,
Nou ja, maar ik heb die japon
toch noodig, erg noodig als ik er nu
buiten kon, maar....
Ja, dat wéét ik nu wel, maar....
maarenfin, ik kan alles zoo niet
zeggen.
Maar, Freek, wat beteekent dat
nu
Neen, heusch niet, ik kan je nu
alles nog niet zeggen, over een poosje
misschien, nu nog niet 1
Hoe kun je nu iets voor mij ver
zwijgen, manlief, of het is toch
niet
Wat bedoel je
Nu, een flauw voorwendseltje
om er van af te wezen 1
Celine 1
Nu, waarom zèg je het me dan
niel Zoo'n zwaarwichtige reden kan
het toch niet wezen, alleen om
gulden of zeven uit te sparen I
Dat kan 't wèl, een heel gewich
tige reden zelfs Maar kom, dring er
nu maar niet langer op aan, ik kan
het Je toch heusch niet zeggen
Dus ik krijg geen nieuwe japon
't Kan niet, lieveling.
Zwijgend, ruimde ze het avond
eten op. Zette de bonden met klank
loos geklak op elkaar, vouwde het
Hoor je me niet, lieveling 7 Bt
.aei
Was ze bij hem, arm om zijn
hals geslagen, in uitbarsting yah
tronen.
Lieve Freek, ik meende het zoo
niet, hoor, daar etrakkies, jo weet
wel.... ik geloof best, dat het goen uit
vlucht was, hoor
Kom, malle meid, ik kan best
begrijpen, dat je dat dachthet lijkt
ook zoo vreemd maar heusch, ik
kan, ik mag het je ncu nog niet ver
tellen, 't is zoo moeilijk voor me....
Nou, zeg 't dan maar niet hoor;
ik ben er niks nieuwsgierig naar. En
weet je wat Als je het nu heusch
moeilijk missen kunt, laat ik dan nog
maar een poosje wachten ik kan
best dio bruine nog wat opknappen I
Nee, ik heb nou eenmaal gezegd*
dat je die krijgt.
Maar als we liet nu niet missen
kunnen
Ja, missen, 'k weet niet, zie je...*
Nou, dan neem 'k 'm niét. Laten
we ex dan maar niet verder over pra
ten, nu wil IK niet, hoor, ventje l
Lachend kuste ze 'm, blij om haar
opoffering.
Wat ben je een lief, goed
vrouwtje.
Met geluksoogen drukte ie haaf
aan z'n borst, maar diep-Innerlijk
bang, bang l
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 3t.
Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 86.
No. 3 voor den Wedstrijd, motto
„Cook".
Zwart
Zwart. Schijven op8, 9, 10, 18,19, 35 en dammen op 26 en 27,
Wit. Schijven op 25, 34. 36, 37, 38, 39. 41, 43 en V
PROBLEEM No. 87
No. 4 voor den Wedstrijd, motto j
„Peary".
Wit
Zwart. Schijven op 8, 9, 12, 16,19, 20, 26, 27, 30 en dam op 1.
Wit. Schijven op 17, 28, 33, 36, 41, 43, 44, 46, 49, 50 en dam op 6.
Oplossingen van deze problemen
kunnen worden ingezonden aan bo
vengenoemd adres, uiterlijk tot Dins
dag 5 October. Oplossingen, na dien
datum Inkomende, geven géén punten
in den Wedstrijd voor oplossers.
Oplossing van probleem No. 82 van
den auteur: Wit 26 - 21, 16 - 11, 38 - 33,
11 - 7, 29 - 23, 30 - 24, 25 3 I
2e OplossingWit 6 - 1, 30 - 24,
S 43. 16 - 11. 26 - 21, 25 - 30, 1 - 6,
6:31
Goed opgelost door de heeren L. F.
Wiegman, Scheveningen, W. Prins
Azn., Bennebroek, J. Prins, Schoten,
W. J. Balkenende, Joh. H. Blorn IL
Bouw, D. G. Koning, W; J. A. Matia,
J. Jacobson Azn., Patrizio Ottolini.
Oplossing van probleem No. 83 van
den auteur: Wit 31 - 27, 36 7, 3-4 - 29,
29 30, 32 51
Goed opgelost door de heeren L. F.
Wiegman, Scheveningen, W. Prins
Azn., Bennebroek, J. Prins, Schoten,
W J. Balkenende, Joh. II. Blom, R.
Bouw, D. G. Koning, W. J. A. Matla,
.T. Jacobson Azn., Patrizio Ottolini, C.
Serodini.
GEWIJZIGDE CENTRUM
OPENING.
(Vervolg van vorige rubriek).
Zie de vorige rubriek onderaan.
Stand na 39 30 van wit
Zwart
-£/•
Ww
m
ij
wm.
m
mm
W?/
Wit
Wij hebben in de vorige studie ge
zegd. dat de stand van zwart niet
alleen zwak is, maar dat er ook vele
gevaren dreigen. Enkele er van zul
len wij thans laten zien. (Zie boven
staand diagram).
Zal zwart b.v. voortgaan met den
zet 14 - 20, trachtende de witte schijf
3ö weg te krijgen, daar deze een las-
tigen stand inneemt, dan volgt w we
der een aardige slagzet, b.v.