I" PP®- Zorg. DAMRUBRIEK. 1 p II ;H §1 s Üit m 8 1 i? Vijfhonderd pond, zei Hector, &ióg voor Sedney don mond ikon open doen. ■W Hm, (hm, nogal lioo-g. Ik 'had ^Qd een driehonderd gedacht. - J<a, ja, zei Hector op zoetsap- rpigen toon, dat zou gisteren een .goed bod zijn geweest, maar vandaag iniert meer. En hij keek den margarine-koning $an met veelbeieekenenden blik. Hm, ik begrijp u, zei de man fvan zaken, die zich nu op zijn terrein gevoelde. Natuurlijk, al die publi citeit, en.... ja, ja, mijnheer Blenkin- sop wil cr al het mogelijke voordeel uit trekken en dat is billijk. Maar het stuk is nog niet terecht en ik kan er nog over denken. Middelerwijl blijf ik de voorkeur behouden, is liet niet Ike.. liet zou me wat waard zijn, als mijn naam er ook hij te pas kon worden gebracht. Juist, ik zie het al. In die van morgenochtend b.v. Het is ons uit goede bron be kend, dat het thans beroemd gewor den schilderij van den heer Sedney Blenkinsop bestemd was voor de kunstgalerij van een onzer meest ge achte handelsvorsten. Zoodra het te rug is gevonden, zal het worden aan gekocht door den heer Higby Few ston en zeker een sieraad uitmaken tvan zijn reeds zoo prachtige verzame ling. Zoo kan het, nietwaar Uitmuntend. En ik heb het eer ste bod Voor vijfhonderd^ Drie..... Te weinig. Wel, we zullen het vierhonderd maken. Het is eigenlijk dwaasheid er over te praten, zoolang het doek nog niet terecht is. Maar ik zou gaarne zooveel mogelijk publiciteit in de bladen w'ilen hebben. Het is nu pre cies de tijd daarvoor. Ziet ge, ik ben van plan mij bij de eerstvolgende verkiezingen oandidaat te stellen en... emaar dit onder strikte geheim houding, er is uitzicht, dat mijn zaak wordt veranderd in eene naamlooze vennootschap. Hoe meer ik dus op den voorgrond kom, hoe beter. Mijnheer Fewston was zeer voldaan over de ochtendbladen van den an deren dag. Hector Bushell zorgde er ivoor, dat alle mannen van de pers volkomen op de hoogte werden ge bracht met de verdiensten en hande lingen van dien beschermer der kunst en in den loop van dien dag werd de millionnair verscheiden ma len geïnterviewd, zeer tot glorie van Fewston en Blenkinsop samen. De eerste was van oordeel, dat de politie niet genoeg werk maakte van het geval, want hij, als kunstkenner, hield mijnheer Blenkinsop voor den grootsten schilder van den tegen- woordigen tijd en hij betreurde ten hoogste het verlies van een stuk, dat hij zeker had willen verkoopen. En op die manier ging het voort, tot de Blenkinsop aan de Gainsborough hee- lemaal de loef had afgestoken, en het tijd scheen te worden om het schilderij weer voor den dag te ha len. Maar nu kwam de grootste moei lijkheid. Tot nu toe was alles goed gegaan, met de krachtdadige hulp van Hector. Maar het terugvinden van het schilderij op natuurlijke manier, zonder argwaan te wekken, of iemand in de gevangenis te bren gen dat was een werkje om wel eerst goed te overwegen, Hector Bus heli was meer dan ooit in zijn ge peinzen verdiept en Sedney Blenkin sop begon weer ondankbaar te wor den. I-Iij had zich in een doolhof la ten voeren, zei hij, en zou nu gaarne weten, hoe ex uit te geraken. Hector rookte een half kistje siga ren op en wist niet, wat te antwoor den. üp een avond tegen het einde der week gingen ze boos van elkan der en den volgenden dag zat Sedney den geheeleu morgen alleen in zijn atelier. Hij was zenuwachtig en onge duldig, en wist niet, wat hij er van denken moest, dat Hector niet kwam Het werken stond hem tegen. Hij rookte, smeet stoelen en ezels omver en luisterde aan de deur. Daar opeens trof het geroep van een dag bladjongen zijn oor. Hij ging een eindje de straat op. Gainsborough, die naam had hij tot vervelens toe gehoord, en nu scheen het weer het zelfde liedje. Toen de jongen bij hem kwam, kocht hij een blad. Ja, H was zoo. Weer iets over Gainsborough. Het schilderij was gevonden in de kamers van den dief, doch deze was ontsnapt. Was daar niet eene uit komst voor hem in En waarom kwam Hector niet Zij zouden op deze manier zijn stuk terug kunnen laten komen. Op hetzelfde oogenblik kwam de verwachte binnen, met bestoven klee- ren. een deuk in zijn hoed en buiten adem. Bij alle riep hij", zich op een etoel werpend. Wat is er aan de hand vroeg Sedney. De Gainsborough is terug gevonden, weet ge 't al Laat de Gainsborough ophoepe len Waar is Blenkinsop Sedney, 't is kapot, hoor. Wat.... e De hoele boel naar de maan. Miino moeder heeft het tapijt naar een liefdadigheidsbazar gezonden, en daar is het vandaag publiek verkocht. Een oude vrouw had het in een kin derwagen. Ik kwam juist intijds, om haar te zien wegrijden. Ik holde haar na en zei haar, dat ik het tapijt wil de koopen. Ze scheen me niet te be groten en sloeg er met de parapluie o.o los. Ik wachtte niet tot er een heele oploop bij elkaar was, greep het tapijt op en rolde het open, de heele straat over. Geen schilderstuk te zien 1 Sed ney, ouwe jongen, mijn gedachte is, dat mijnheer Fewston op het oogen blik uw doek in bezit heeft, want de traplooper was naar zijn huis weesl, omdat zijne vrouw presidente is van het genoemde weldadigheids genootschap. Wat zullen we doen Hector dacht na. Nu herinnerde hij zich. dat hij bij het binnenkomen erg koel was aangezien door mevrouw Fewston. Waarom vertoonde die zien niet Hij had toch tijd genoeg om tot een besluit te komen. Hij hield zich 6til. Waarom Het antwoord lag voor de hand. Hij was bang, zich be lachelijk te maken na al de publici teit. welke zijn naam had verkregen. Eu de aanstaande verkiezing Rn de naamlooze vennootschap Het was duidelijk, dat de belangen tan don heer Fewston nog niet geheel 'onaf scheidelijk wanen van de hunne. Hoe zullen we ons er uit redden? ?ei Sedney voor de zooveelste maal. \Ve zitten er tot over de opren toe In. r— Onzin, zei Hector, den deuk Uit zijn hoed tikkende, en .met een gezicht, alsof ihij het geheele geval onder de knie had. Er in zitten, niets van waar. Het viel me in het eerst wat raar op het lijf. Maar we hebben niemand beschuldigd, weet ge? Wij zijn totaal onschuldig. Als ge me ver oorlooft in uw atelier te gaan, om eene schilderij te halen, waarom zou ik het niet doen En indien de politie daar verkeerde gevolgtrekkingen uit maakt wel, dat is hare zaak. Geef me even een borstel. Maar.... e wat zullen we aan Fewston zeggen Dat is het juist, waarvoor ik een (borstel noodig heb. Hij heeft er zich zoo ingewerkt, niet al die interviews, reclame-artikelen, en wat al meer, dat hij tamelijk wel in onze handen is We zullen naar hem toe gaan en dat geld ophalen. („Centrum".) Onder zacht-gelige Iampegloeiing zat ie aan tafel, hoofd in zwaar ge- leun op de handen met óm 'm stille avond vrede van lampbelichte huis kamer. In -xoerlooze glanzing stonden de meubelen, hingen de zwart-omlijste schilderijen, het mahoniehouten boe- kenrek waarin uitdagend van fel go- kleurde prachtbandjes stonden, vol schittering van gouden en zilveren titels. Liefelijk huiskamer-intérieur ook hangend in stille reflectie van langwerpige» spiegel, rechtop staand achter vergulden pendule, tikke-tak- kend met opdringend geraas. Met streelend vingerbeweeg trok le zijn handen door lang, zwart hoofd haar, zorgvuldig gekamd in lijnrech te scheiding. Mal breed staken zijn manchetten boven glim gedragen mouw-revers, afstekend op dunne, zwart behaarde polsen. Met bruske beweging schoof ie bei de manchetten over handkneukels, wierp ze op penantafeltje in kamer hoek, dat ze klapperend opsprongen en op den grond vielen, diriftig nar wiebelend. Maar-Ie keek er niet ver der naar om. Beroerd, beroerd en dan over een maand al zie je, over een maand hoe kom 'k zoo gauw an wat an ders... Weer liet ie het hoofd op de handen rusten, maar oogen nu in doffe ver staring voor zich oit, recht tegenovér den spiegel. Een maand, het Is geen tijd, al heb je nog zulke goeie referenties; het zou een wonder wezen, als je In dien tijd een betrekking naar Je zin kon krijgen en dan minstens éven goed, zie je, voor hetzelfde salaris... Ken je begrijpe, de boekhouwers baantjes van 1500 lagen opgeschept, vooral tegenwoordig... (Wat klaar Werd allee Weerkaatst, hè? Nu zag-ie het mooi goud-rosige van lampesohljn op de stille meube len, de lichtvlekken die op de ron ding dar leuningen glansden, t mooi zacht-roód van de pluche-overtrokken zittingen. Wat kleurde en glansde al les mooi in waas van stil geluk; een heerlijke vrede lag over heel het Inté rieur. Vreemd hè, Je kon haast niet voorstellen, dat het alles maar schijn was; leek het wel een kamer voor je, waar je zoo in kou loopen écht, écht reëel, maar veel fijner, of je een too- neel zag, zoo, op een afstand. Het was toch iets prachtigs zoo'n spiegel beeld hè, iets iets, ja bovennatuur lijks bijna. Waarom was daar alles niet werkelijk zoo, wat voor verschil nou eigenlijk met do werkelijkheid? Ja, natuurlijk, je moest stil blijven zitten en dan, zoo uit de verte, alles bezien. Waarachtig, niemand zou je het verschil aan kunnen toonen.... Wel stond alles omgekeerd, van links naar rechts, maar dat maakte eigenlijk niets uit... Kijk, die gravu res hingen net andersom als in wer kelijk, de platen zelf ook. Die dame stond nou zoo, met haar rechterhand op een balustrade en haar linker... Nou toch ook eens kijken hoe het in werkelijkheid was... Verwrong-ie z'n hoofd schuins naar achteren, In moeltevol gekijk. H-é-é-é, daar had ze ook haar rechterhand er op. Merkwaardig, als je een ouderwetsche plaat zag met een vrouwenfiguur, droog ze altijd reform. Natuurlijk moet het een da me voorstellen, niet een dorpsmeisje of zoo iets... Waarom zat-ie nou zijn tijd zoo te vergooien, diè kon-ie nou waarach tig wel bete rgebruiken. Kóm, eerst eens de krant inzien, misschien, dat er weer wat in stond... Gehaast nu stond ie op, nog even een blik werpend naar het spiegel beeld van de rijzige vrouw-figuur... Zijn blikken doorvlogen de adver tentie-kolommen, vreeaend, dat er niets in zou staan. Soms tuurde-ie even aandachtiger op de vette drukletters, als het op schrift zijn opmerkzaamheid getrok ken had. Half uitlezend de annonce, mompelde ie meest: „nee, óók niks". Dat ging zoo blad voor blad, soms Zijn blik volgde traag óp 'de óp- kringende damp-wolkjes der heete thee, opwasend tot witte ballon. Be- étemraingloos venzweefde het door schijnend ge wolk langs het felle gloelllcht, Spiiraaide om de ballon* omhoog, tot het verdween in de ka merruimte. Door het wazig damp-gewolk, ko- lommend uit vijf Kopjes, zag-ie de lach-gezichtjes van Jan en Nel en So- fieije over 'm het rustige, zacht stille gelaat van zijn vrouw. Wat was ze lief, onophoudelijk vol zorgzaamheid voor de kleinen Zei don hoorde je d'r uitvallen of een onvertogen woord van haar, zooals hém b.v. wel eens ontvallen kon. Want het was lastig goedje, hoor, hij zou het best kunnen begrijpen, dat ze d'r is kregelig onder werd. Maar nee, nog nooit had-io het van haar bijgewoond, en zoo ze tegen de kinderen was, was ze ook tegen hém. Altijd toegeeflijk, zacht-geduldig in alles Pa, pa-tje, eet niet, pa-tje Eindelijk brak herhaald kindergo- vraag door zijn denken heen. Ja, lieveling, ik begin, hoor één twee drie hap, daar gaat-ie 1 Zilveren lach-sbemmetjes klaterden op. Maar man, nu zie ik het pas 1 was je nog niet eens begonnen Ik ben ook zoo druk met de kleinen bezig 1 Ma, kijk pa is groote happen nemen. Pa Is bang, dat Jan alles op zal eten, nietwaar, man Zwijgend zag ie weer voor zich, z'n mond in machinaal gekauw. Hoeveel tijd had-ie nou nog, 't was nou de zesde, dus nog drie, nog drie en een halve week, cn-ie zou z'n laatste so- laris ontvangen.... maar, o 1 hij kon immers in drie weken geen andere betrekking krijgen, wat goeds, onmo gelijk daar hoefde-ie niet op te reke nen, een groot wonder, één uit dui zend. als het wel gebeurde Neen, het kon niet, het kón niet..... zou-ie het haar tóch moeten vertel len Als dat toch maar niet waar was. als als Maar man 1 Spreek dan toch I Hè, ik schrik van je. Wat is er Het is vroeaelijk, wat zit je van avond in gedachten Nel heeft wel al vier keer gevraagd, of ze is bij je mag komen, nog eventjes, voor ze naar bed gaat Ja, hoor, troel, kom jij maar hier Heeft pa je zoo laten vragen Lachend negeerde ze onbewust zijn vraag, klein lijfje in spierwitte nacht tafellaken toet langzame, fepraaklooze beweginkjes. Achterover geleund, de beenen lang uit onder de tafel, zag-Ie haai- stille doen. Van diepe droefheid kon-ie haar geen woord meer uitbrengen, had 'r toch graag nog wat gezegd, toege licht. Moest-ie naar zoo niet een laffe tiran lijken, een misselijk uitvluch ten-zoekend zakenmannetje vol eigen belang 'n Maand geleden, langer nog, had-ie haar al die japon beloofd en liet telkens, telkens uitgesteld. En ze had haar toch waarachtig noodig, hroodnoodig. Wat lam, wist-ie maar... Nog maar drie weken, als-ie dan niks had, was-ie zónder, verdiend>e-ie geen cent.... Zouë ze zuinig, erg zui nig moeten wezen, om liet zoolang mogelijk uit te zingenMaar wat deden zeven gulden daaraan, was het eigenlijk geen schijntje Kom, hij moest 'r maar overheen stappen, ze ven gulden meer of minder, of ze dan nog wat vroeger of later honger moesten lijden, kwam toch op 't zelf de neer Kom, ie zou Celine maar is blij maken. Weet je wat, lieveling ga dan morgen maar neem het geld maar uit het kistj© Schijn-druk bleef ze bezigmet be dwongen zenuw-trillingen beefden haar lippen. met hoopflikkexing, als ie dacht, dat japon overgelukkig nestelend aan het wat voor hem was, met teleur- z'i" 1)rec!Je borst. Dwingden de ande- ren met kinderlijke jalouzie Hè. pa, mag ik ook? Nee, nu naar bed, hoor, mor genavond jullie weer eens. stelling dan, als het aangeboden sa laris te gering of gestelde eischen te hoog voor hem waren. Moedeloos wierp ie de bladen op tafel, z'n oogen maar je wordt al zoo groot, veel te pijnend van het doorjakkeren der wool om op pa's knie te zitten, niet- -- I waar. pa annonewnjen. H4_ maar it wU toch nog we,_ Wéér een dag voorbql Dat gaat j (^1-uji<Jie golietje nog even. zoo dag aan dag, de tijd vliegt voor- Ea jan, Jan ook nog op vader's bij, vóór ik nog maar eenige kans knie van slagen heb. Hoe moet dat toch, Kinderhart voerde een zwanen hoe moet dat toch! Ik heb geen flauw frnd. Weer schaam-kleurcte-ie, knik- beset, waar hot met me naar toe mct kle""!n bo1 op moet, geen uitzicht, geen hoop, niks, tliirlolijk lachte ma liem uit niks. En Celine, Celine, Ik durf 'r Oh, oh, dat is nou m'n groote Nooit had ie gedacht, dat de zaak n.kg Z8gg6i arme meid, wat zal ze Jan. die zoo graag kapitein wil wor- zóó gauw over den kop zou gaan, Ja, huilen om'de kinderen. Nee, ik'den Kom maar hier, hoor, je bent natuurlijk hij had het zien ankom- ik niet. - Wie ™'n Wil. mo mn.fir 70.'muwi i dat je nog zoon klem Jantje bent!.... weet, misschien... eerst nog maar een vleide ze z'n hoofdje in haar schoot, Natuurlijk had ie verwacht, dat de 1 yy^k afwachten. Ik zal doen wat ik streelend de glanzend-zwarte haren, patroons het toch nog wel een half- j kan, het vuur uit me schoenen Loo- jaar, een jaar misschien konden uit-j peil( helpen doet 't toch wat... Nee, zingen; neen, dat ze d'r zóó voor neevooreerst nog niks zeggen, ik zal stonden, zélf geen kapitaal hadden... beginnen met aan de Bank te schrij- enfin, het was tegenwoordig wel aan veQj zeggen, dat daax een vacature is, vooruit, hopen maar... de orde van den dag, firma's oprich ten, naamlooze vennootschappen geen cent in kas, het was eigenijk een Een kwartier daarna waren do kleinen naar bed. Vroeg ze hem Is 't goed, dat ik morgen ga Waar naar toe, lieveling Stof koopen voor een nieuwe japon ik zou verleden week al ge gaan zijn. Rimpelde onmerkbaar even zijn - Knus gezellig zal het huisgezin aan gruwelijk schandaal, het personeel ^A. Hij in vroolijk lach- en oosge- Zou 'je nlet een week. was 'r het meest de dupe van, werd gpeel met de kleinen, die vol|jes kUnnen wachten plotseling uit 'r brood gestooten, zoo-, kinderlijke uitgelatenheid zich ver- Maar, mannie, je weet toch, dat als hij nou. Dacht ie in zoo'n soliede lugtjg^en eiken avond weer om hetik 'm zoo hoog noodig heb. Deze zaak te zitten, toen ie 'r pas was! iuchtig-losse van in nachtjapon zijn. blauwe deugt alleen maar voor in Maar jawel, de laatste maanden j Zjj jn moederlijk druk gedoe voor 1|en voor op straat totaal Nou, nou, totaal niks is over dreven. Je hebt toch die bruine nog Een bruine Ik begrijp niet wat je bedoelt Ja, met dat kanten borstje.... O, o, o 1 die I Maar man, hoe kom je ex bij, die is immers niet meer toonbaar, heelemaal verschoten van kleur; kan ik hoogstens nog eens aan- doen als het heel leelijk weer is, het zei nog amper van kon komen, laat zwarte snorharen, anderen gierendhard regent of zoo, maar overigens, staan, als je een vrouw en kleine te, van nrfiL nee. 't is zooals ik zeg, ik heb totaal merkte ie, dat het misère was, toen avondmaal, haar oogen afdwa- al de rekeningen onbetaald terug gin-lend nu en dan naar pa's goedmoe- gen, 'r smoesies verzonnen moesten djge dartelheid, lachend om z'n dwo- worden, om uitstel te krijgen... Do-' gezjchten. Wat een goeie lobbes delijk had ie naair wat anders om-| was ie eigenlijk toch. gezien er niet mee gedraald. Brief op Toe, Nel. trek pa maar aan brief had-ie geschreven, er persoon-1 zij-n snor( goed zoo> ja lijk op uit geweest, niks hoor!y0j gretigheid kriebelden teere vin- Meest salarissen, waar je als vrijge- görtjes van kleine blonde naar de van pret onderhouden had. En dan zij, die het Mag ma-tje jou opstoken, hè, nou al zoo lang goed gewend waren!het wat mools hoor| Eerst bij Parker, waar ie een goedJan^ die W£d> groot was, een jaair traktement had en toen hier... ja, dat of ac|)tj vuimje zijn zusje aan, het --mgem mm mmm ""1 4 gjng hem lang niet wild genoeg. I was dom van 'm, hier had ie nooit moeten komen Maar het mooie sala^- ris en de vooruitzichten, vooral de vooruitzichten zie je, die hadden hem aangelokt. Wat wisten ze hem alles mooi voor te spiegelen, hè! Wat een schooiers toch, alles goed bekeken, er een getrouwde man aan te wagen hadden ze hem noodig, omdat te al j zoolang in den handel zat en de heele boel op pooten kon zetten, de boeken aanleggen, de relaties tot stand bren gen, enfin, alles, alles, het.was alles zijn werk geweest... En Celine, wat zou die zeggen? Hij had het haar nog niet durven vertel len, al maar uitgesteld, uitgesteld. Leefde ie in voortdurende hoop, dat- ie ergens van gunstig bericht zou krijgen. Het moest toch ééns komen! Vanmiddag had ie ook weer twee Vórt, Nel, harder, véél harder, o jé, als ik 't doen mocht!... Zoo Jan, zo uje dat willen en pa dan pijn doen? O nee, geen pijn doen, maar toch zóó hard trekken, zóó hard, dat u heele snor er af vloog! Lachte mama: Hoor nou is aan, is dat nou mijn groote jongen, die zulke domme dingen zegt? Wijsneusde het oudste meisje: O, zoo, hoe kan dat nou, pa's snor er af trekken! Denk je, dat dat geen pijn doet? Verlegen-kinderlijk kleurde-ie, rozeblos op de gezonde wangen. Zijn „groote-jongens-trots was even pijnlijk geraakt, vader voelde het 't Is niets, hoor Jan, als je latex zelf een snor hebt, zeg je zulke dom- sollicitaties verzonden; wie weet, j me dingen niet meer, hè? die eene had ie wel hoop op, als ze hom maar niet vóór waren of 'x weer oen vrindje of neefje was, dat er weer ingestopt, werd. Daar kon je niet tegen op, met al je capaciteiten, zonder kruiwagen kwam je er tegen woordig niet, protectie en nog eens protectie, overall"... Moe-gedacht veranderde-ie van hou ding, liehtte lusteloos zijn hoofd op, duwde zijn rug tegen de leuning, voe lend zoo even de aangename rust- houding. Viel zijn oog op het spie gel-inté rieur over hem. Neen pa, natuurlijk niet, dan ben ik immers groot en not zoo knap als u; Vroeg Sofietje: Doe u nooit, nooit Iets doms, pa? Lachend keek-ie moeder aan, ant woordde: Nou, dat durf ik niet te zeggen hoor, zoo nu en dan wel Is... Pijnlijk voelde-ie zich wear be klemd, was niet meer bij bet leuk kinder-gesnap. Kom kinderen, rm eten hoor en dan vlug naar bed. Kijk de klok eensl Wit spiegelden de boterham-bordjes op het tafellaken. niks, waarmee ik me op straat ver- toonen kan Maar zoo dikwijls kom je toch niet buiten Dikwijls niet, maar dat komt juist hoofdzakelijk omdat ik niet weet wat aan te trekken. Ik had an ders al lang eens met de kinderen een middagje naar 't park gegaan I Ja, ja, als 't er zóó voor staat ik vind het toch lam, erg lam O, maar ik heb zooveel niet noo dig. en we hebben immers nog genoeg liggen, nietwaar Ja, maar ik zou daar liever niel aankomen, zie ie. Een mensch weet nooit, wat er gebeuren kan, onvoor ziene omstandigheden, Nou ja, maar ik heb die japon toch noodig, erg noodig als ik er nu buiten kon, maar.... Ja, dat wéét ik nu wel, maar.... maarenfin, ik kan alles zoo niet zeggen. Maar, Freek, wat beteekent dat nu Neen, heusch niet, ik kan je nu alles nog niet zeggen, over een poosje misschien, nu nog niet 1 Hoe kun je nu iets voor mij ver zwijgen, manlief, of het is toch niet Wat bedoel je Nu, een flauw voorwendseltje om er van af te wezen 1 Celine 1 Nu, waarom zèg je het me dan niel Zoo'n zwaarwichtige reden kan het toch niet wezen, alleen om gulden of zeven uit te sparen I Dat kan 't wèl, een heel gewich tige reden zelfs Maar kom, dring er nu maar niet langer op aan, ik kan het Je toch heusch niet zeggen Dus ik krijg geen nieuwe japon 't Kan niet, lieveling. Zwijgend, ruimde ze het avond eten op. Zette de bonden met klank loos geklak op elkaar, vouwde het Hoor je me niet, lieveling 7 Bt .aei Was ze bij hem, arm om zijn hals geslagen, in uitbarsting yah tronen. Lieve Freek, ik meende het zoo niet, hoor, daar etrakkies, jo weet wel.... ik geloof best, dat het goen uit vlucht was, hoor Kom, malle meid, ik kan best begrijpen, dat je dat dachthet lijkt ook zoo vreemd maar heusch, ik kan, ik mag het je ncu nog niet ver tellen, 't is zoo moeilijk voor me.... Nou, zeg 't dan maar niet hoor; ik ben er niks nieuwsgierig naar. En weet je wat Als je het nu heusch moeilijk missen kunt, laat ik dan nog maar een poosje wachten ik kan best dio bruine nog wat opknappen I Nee, ik heb nou eenmaal gezegd* dat je die krijgt. Maar als we liet nu niet missen kunnen Ja, missen, 'k weet niet, zie je...* Nou, dan neem 'k 'm niét. Laten we ex dan maar niet verder over pra ten, nu wil IK niet, hoor, ventje l Lachend kuste ze 'm, blij om haar opoffering. Wat ben je een lief, goed vrouwtje. Met geluksoogen drukte ie haaf aan z'n borst, maar diep-Innerlijk bang, bang l HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 3t. Telephoon 1543. PROBLEEM No. 86. No. 3 voor den Wedstrijd, motto „Cook". Zwart Zwart. Schijven op8, 9, 10, 18,19, 35 en dammen op 26 en 27, Wit. Schijven op 25, 34. 36, 37, 38, 39. 41, 43 en V PROBLEEM No. 87 No. 4 voor den Wedstrijd, motto j „Peary". Wit Zwart. Schijven op 8, 9, 12, 16,19, 20, 26, 27, 30 en dam op 1. Wit. Schijven op 17, 28, 33, 36, 41, 43, 44, 46, 49, 50 en dam op 6. Oplossingen van deze problemen kunnen worden ingezonden aan bo vengenoemd adres, uiterlijk tot Dins dag 5 October. Oplossingen, na dien datum Inkomende, geven géén punten in den Wedstrijd voor oplossers. Oplossing van probleem No. 82 van den auteur: Wit 26 - 21, 16 - 11, 38 - 33, 11 - 7, 29 - 23, 30 - 24, 25 3 I 2e OplossingWit 6 - 1, 30 - 24, S 43. 16 - 11. 26 - 21, 25 - 30, 1 - 6, 6:31 Goed opgelost door de heeren L. F. Wiegman, Scheveningen, W. Prins Azn., Bennebroek, J. Prins, Schoten, W. J. Balkenende, Joh. H. Blorn IL Bouw, D. G. Koning, W; J. A. Matia, J. Jacobson Azn., Patrizio Ottolini. Oplossing van probleem No. 83 van den auteur: Wit 31 - 27, 36 7, 3-4 - 29, 29 30, 32 51 Goed opgelost door de heeren L. F. Wiegman, Scheveningen, W. Prins Azn., Bennebroek, J. Prins, Schoten, W J. Balkenende, Joh. II. Blom, R. Bouw, D. G. Koning, W. J. A. Matla, .T. Jacobson Azn., Patrizio Ottolini, C. Serodini. GEWIJZIGDE CENTRUM OPENING. (Vervolg van vorige rubriek). Zie de vorige rubriek onderaan. Stand na 39 30 van wit Zwart -£/• Ww m ij wm. m mm W?/ Wit Wij hebben in de vorige studie ge zegd. dat de stand van zwart niet alleen zwak is, maar dat er ook vele gevaren dreigen. Enkele er van zul len wij thans laten zien. (Zie boven staand diagram). Zal zwart b.v. voortgaan met den zet 14 - 20, trachtende de witte schijf 3ö weg te krijgen, daar deze een las- tigen stand inneemt, dan volgt w we der een aardige slagzet, b.v.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 14