HAARLEM'S DAGBLAD. FEUILLETON De roode Pimpernel in Gevaar. OM ONS HEEN No. 1007, Be\ Brongebouw en zijn Buren n. Op welke manier zouden, zoo vroeg Sk in het vorige artikel, tegelijkertijd het groote publiek en de buren van het Brongebouw kunnen worden ge baat? Vóór we dat nagaan dient de betee- Icenis van 't Brongebouw zelt nader te worden beschouwd. Opgericht met de bedoeling een plaats van uitspanning te zijn, zoo wel voor de gehoopte badgasten als voor de burgerij heelt het aan dit eer ste deel van zijn roeping niet kunnen voldoen, omdat het Staalbad Haar lem geen badgasten heelt kunnen trekken. En toen na jaren tobbens een Raadscommissie werd benoemd om pa te gaan, ol en zoo ja op welke wij- te aan het Staalbad nieuw leven zou kunnen worden ingeblazen, zooals men een prolessor roept bij het bed van een doodzieke, heelt deze ver klaard, dat er geen hoop meer be staat Het Staalbad Haarlem, otticleel de Maatschappij tot Exploitatie van S taaiwaterbronnen, is ten doode op- ^eCven. Wanneer Omeher, dat xij liquideert met. En Ik jou denken, dat wanneer te avond ol morgen zich voor het Bwmgebouw een kooper opdoet met een redelijk bod, commissarissen en aandeelhou ders dat niet zullen alslaan. Hun be zit hebben ze toch al algeschreven, wal er van komt is winst. tVeliswaar zullen de lielhebbers niet talrijk kunnen wezen. Wat zou een particulier met het gebouw kunnen doen, aangenomen al dat hij een per ceel wou koopen, op erfpachtBgrond gebouwd en waaraan dus allerlei las tige bepalingen zijn verbonden? Een winkel? Het is geen stand. Een la- briek De gemeente zou er geen ver gunning voor geven. De eenige be stemming van het Brongebouw, in dien het geen uitspanningsplaats meer wezen mocht, zou zijn een stichting van algemeen nut. Geen school, geen gomeentebureau, geen arbeidsbeurs het is voor dat alles ongeschikt of ongunstig gelegen. Het Brongebouw is bij uitstek geschikt voor museum. lederen dag waudelt de directeur yan het Koloniaal Museum, Dr. Gres- lioff, er vier maal langs. Hoe vaak hij in gedachten in 't groote gebouw al de nuttige artikelen heeft gerangschikt, die in 't tegenwoordige museum op en over elkander staan en daardoor niet tot hun recht komen, zal Ik niet tellen. Maar beschikt het mu seum over de noodige fondsen? Ik meen te weten, dat de nuttige stich ting de einden met moeite aan elkaar knoopt en Ik betwijfel, of bij de heer- schende tekorten de regeering in den Haag geld zou geven voor wat nu eenmaal, ten onrechte, Yoor weelde doorgaat. Maar Haarlems gemeenteraad zoekt een museum voor zijn schilderijen. Op gevaar af van te worden uitge lachen (we hebben In gedachten de schilderijen al op zoo verschillende plaatsen ondergebracht) zou ik willen vragen, of niet het Brongebouw daar voor uitnemend geschikt zou wezen. „De vestibule", zoo werd mij gezegd door den man, die het denkbeeld ver zon, „is ruim genoeg, de tegenwoordi ge groote zaal kan worden ingericht als hall, met een marmeren vloer, heelden in de hoeken en een andere kap en daarachter kunnen in den tuin schilderijzalen of kabinetten worden uitgebouwd, zoo ruim en zoo goed be licht als men zelf maar wil. Een wo ning voor den concierge is in 't ge- houw ruim aanwezig, zelfs kan er als men wil een kleine zaal voor verver- echingen ingericht worden, zooals dat hier en daar in 't buitenland gevon den wordt. Bovendien staat 't gebouw totaal vrij en heeft dus zoogoed als geen gevaar voor brand 1" Zoo sprak hij. En ik voegde er aan toe, dat er een mooie oprit is, dat de Amsterdamsche tram er langs komt en de nieuwe electrlsche lijn Station- Dreef vlak in de buurt. Wat dat kosten zou? Aan een be grooting waag ik mij niet. Maar ik denk, dat de Maatschappij tot Exploi tatie van Staalwaterbronnen schappe lijk zou zijn en dat een paar eenvou dige talen niet zooveel behoeven te kosten. Alles hij elkaar zou zeker veel goedkooper wezen, dan de ver bouwing van het voormalige Wees huls aan 't Heiligland, dat niet ge makkelijk te bereiken zal zijn en wel in gevaar van brand verkeeren. De tuin van 't Brongebouw, het on volprezen park, zou wanneer de hek ken waren weggenomen, een prachti ge wandelplaats zijn. Zelfs zou er een strook van afgenomen kunnen wor den om den weg te verbroeden. Heb Ik niet onlangs in de buurt opraetln- gen zien doen De gemeente moet er te eenlger tijd toch een weg maken, die Frederikspark en Florapark ver bindt.. Hoe zouden de 35 juichen, wanneer dit plan verwezenlijkt en daarmee de rust in hun omgeving verzekerd we zen kon Maar waar blijft nu hot pu bliek, dat, aan de deur gezet, met een variant op den uitroep van een Ro- meinschen KeLzer, klagen zou„geef ons onze zalen, geef ons onzen tuin toch weerom 1" Welnu, daarvoor is een afdoend middel. Geen gebedel bij particulie ren, of deze duizend gulden geeft en die vijfhonderd, maar eenvoudig een kloek besluit gonomende gemeente zet een eenvoudig feestgebouw, legt er een mooien tuin omheen en ver huurt dat alles aan exploitanten, die wanneer ik mijn zin krijg, Van. Gas teren en Chabot moeten heeten. Daarin steekt niets bijzonders. In 't buitenland hebben gemeenten dik wijls feestgebouwen gesticht en als men dichter bij wil blijven niet ver der weg dan Leiden bestaat de Stads gehoorzaal. Weelderig behoeft het niet te wezen, als 't maar netjes is en gé- zellig. Met een concertzaal zonder hinderlijke kolommen, waarin het or kest niet tusschen coulissen behoeft te spelen en met een bovenzaal, waar men dansen kan. Met een tuin, zij hjj ook wat kleiner dan de tegenwoordi ge, maar waarin van tijd tot tijd ook amusementen gegeven xnogen worden, die wat onschuldige drukte veroorza ken. Midden in de stad zal dus dit feest gebouw niet kunnen liggen. Waar het dan wel geplaatst zou moeten worden, Iaat ik voor ditmaal eens aan de fan tasie van den lezer over. Zelfs zou het zoo erg niet wezen, wanneer het even over de grens van Heemstede stond. Waarschijnlijk zou zoo'n gebouw ook hierin het Brongebouw nog over treffen, dat het door zijn beknoptheid beter ondex-houden kon worden. Ziedaar twee denkbeelden, die lk gaarne aan belangstellenden in over weging geef. Ze zijn, als de Siamee- sche tweeling, innig aan elkaar ver kleefd. Wilde men het eerste uitvoe ren zonder het tweede, dan zou ik dat zeer onbillijk achten en niet in 't be lang van de gemeente. Want men mag van den overlast zeggen wat men wil, maar ik herhaalop oud-Haarlems marktplein hebben duizenden uit Haarlem en omstreken een volmaakt onschuldig genoegen gesmaakt. Er zijn er onder de adressanten, die wanneer in het Brongebouw weer ru moerige feesten gegeven worden, de omgeving dreigen te verlaten en bui ten de stad willen gaan wonen. De ervaring heeft geleerd, dat zulke booze plannen maar zelden tot uitvoe- ring komen. Er zijn allerlei dingen. die mensclien aan een woonplaats doen hechten en die één bezwaar niet overwinnen kan. Maar daarvan afge scheiden ls de klacht der 35 toch wel de overweging waard en het kan zeer wel zijn, dat wanneer de denkbeelden combinatie, die ik hier aangaf, tot ver wezenlijking kwam, alle partijen er in de practijk mee zouden zijn ingeno men, de pachters van de Bron niet het minst, die onder de gegeven omstan digheden, op den zwakken basis van de Maatschappij tot Exploitatie van Staalwaterbronnen, toch ook geen be staanszekerheid hebben. J. C. P. De Haarlemmermeer uit haar ïerkeersisolement. ui. Een reiziger in een „busje* naar de Meer maakt altijd herinneringen wakker aan prentjes uit Dickens* of aan het reisgezelschap, dat In de Di ligence naar D. reed en in Beets' „Ca mera" geschetst wesrd. Naarmate de Inzittende deftiger van kleedij is en dus het armelijke van zoo'n vervoer middel meer in het oog springt, neemt het potsierlijke der tegenstel ling in evenredige mate toe. Als je in de Groote Houtstraat zulk een wagentje verward geraakt ziet in een op een alleronmogelijkste ma nier in elkaar geraakt stel rijtuigen en karren en je ziet dan plotseling uit het achterportiertje een hoogen hoed te voorschijn komen, om een daaronder gehouden en gedeeltelijk daarin vervat hoofd, dat blijkt toe te behooren aan een meneer in 't zwart, gelegenheid te geven belangstellend de oorzaak van de stoornis te bekij ken, krimpt onwillekeurig een breede lach je onderste gezichtsspieren bij elkaar. Zoo'n deftigen en dus zulk een lach- wekkenden indruk, schijn 'k Zater dag niet gemaakt te hebben. Maar toch leken mij de blikken van de voorbijgangers, als ze nog er eens omkeken veel beteekenend. Vooral de jeugd scheen pleizier in het geval te hebben. En dat ik zelf en geen ander die genoeglijke aandoeningen opwek te, moet 'k wel aannemen, daar zich niemand tot reisgezel of gezellin had aangeboden. Te tien minuten over half drie wa ren we afgereden. Rijlaarsdam had, voor hij op den bok van zijn wagen tje klom en het rijsignaal „hort' uit riep, eerst den weg verkend. De Dam straat was veilig, die draaiden we in. Op de keibestrating schokte het rij tuig wat, maar daaraan wen je wel, en 'k kreeg toen gelegenheid, om het interieur wat op te nemen. Langs de lengtewanden zijn binnenin twee Lange banken geplaatst, voorzien van paardeharen kussens, waarvan de inhoud door versleten zeildoek hier en daar nauwelijks bedwongen wordt. Die kussens bieden een niet-ongemak- kelijk zitje, maar het dubbele latje, dat een rugleuning voorstelt, Lokt niet uit, om den geboelen rit ex te gen aan te zitten. 'k Verdenk er dan ook menig passa- gier, 't zij voor, 't zij na mij, van, dat hij in horizontalen stand de onge makken van een reis tot een mini mum trachtte te beperken. Overigens valt er van den wagen niet veel te vertellen. Groene gor dijntjes zijn er voor de ruiten en de grijs geschilderde bak veroorlooft je niet er reebtop in te staan. Twee bruine zakken, die de grutterij als plaats van oorsprong verraadden, een geheimzinnig kussensloop en twee in matwerk gepakte voorwerpen waren overgebleven, toen Rijlaars dam straks een plaatsje voor me in ruimde. Dat 'k geen levend gezel schap had, verdroot me aanvankelijk ,,'s Maandags dan is de wagen gere geld vol," had de voerman me ge zegd, en 'k had spijt, dat 'k dien dag niet had afgewacht, tot 'k in de Meer een specimen kreeg van „allerlei slag", zooals Rijlaarsdam z'n passa giers met een verzamelnaam betitel de. Maar zoo haastig waren we niet in den polder. Dat scheelde nog veel. De Damstraat uit, waren we de Oude Groenmarkt op gehobbeld. Bij den slager Daudey hielden de pao/rden Stil. De koetsier had blijkbaar op dracht van vrouwlief, om een stukje vleesch voor den Zondag moe te bren gen. De Inkoopen waren spoedig ge daan, en voort ging 't de Spekstraat door en de Groote Houtstraat in. In zoo'n ouderwetschen atmosfeer krijg je zoo, als je wat aan je primitieve omgeving gewend geraakt bent, het gevoel, dat je In een vroegeren tijd leeft. Je hebt een anderen, bezadigder kijk cp de dingen. Een stnpvoetschen paoirdengang vind je de normale snel heid. Je kijkt misnoegd naar een voor bijganger, die in zijn haast harder loopt, dan die maatstaf aangeeft, de paardentram, die je wagentje voor- bijrolt vervult je met stijgenden wre vel en de automobiel, dié wel een tien kilometers maakt, doet je vol ontzetting afvragen, wat er wel moet terechtkomen vun een maatschappij, waarin de overheid zulke abnormale snelheden toestaat! Als Je je niet met hand en oog van het tegendeel overtuigen kondt, zou je geneigd zijn, om aan le nemen, dat je een witgepoederde pruik droeg en een korten, fluweelen broek aan hadt. De Groote Houtstraat bood geen avonturen. Een paar verwonderde menschen en wat stil gegrinnik op oolijke jongensgezichten tellen niet mee. Over het Verwulft kwamen we langs de Botermarkt. Weer scheen een hiaat in de huiselijke provisie kast aanvulling te behoeven, want bij een vroeg opgezet kaasstalletje gin- een we een zoetemelksch kaasje in slaan. We, d. w. z. Rijlaarsdam. Mijn aandeel in deze handeling was zeer negatief, daar 'k slechts afwachtte, tot het accoard gesloten was. Gierstraat en Groote Houtstraat re den we kalm aan door zonder op onthoud. Toen draaide de wagen de Kampervest op. 'k Was al bang, dat we verkeerd gingen; maar m"n Yrees bleek ongegrond. Do reden van deze zijdelingsche af dwaling van den goeden weg was een zak, waarmee Rijlaarsdam uit een poortje kwam om bet vrachtgoed te vermeerderen. Toen zeulden we omstreeks drie uur de Iloutbrug over en den Wagenweg op. De tocht was niet bijster merkwaardig. Dat de keien in den Wagenweg nu bijna ge heel door klinkers vervangen zijn, was wel het eenige, dat op te merken was. Buiten werd hot ritje aangenamer, als j>e reed langs do boomenrijeu dichtbij en ver met do weilanden eu landhuizen er tusschen. In dezen fraaien nazomertijd kunnen de hoo rnen zoo rustigjes weg het bladgroen terughalen uit de bladeren, zonder dat een herfstig© stormvlaag de blad stelen van do twijgen scheurt. Stil aan zijn er nu de pracht-tooien van bot najaar gekomen over de boomen- kruineu. Beuk en kastanje vlammen in het wijkende dof-groen van roomig- geel tot vurend rood. De wilde win gerden druipen van kleur in het na middag-zonlicht en het lage eikenhak hout begint ook b1 mee te doen in zijn stompvingerig gebladerte. Maar voor natuurbeschouwing loenen zich de omstandigheden niet te best, want m'n gezichtsveld is naar boven be grensd door vijf witte planken, dio bovenop het voortuig gebonden zijn en naar achteren een paar meters uitsteken. De schimmels hebben er ondertusschen een drafje ingezet en te kwart over drieën rijden we de Van Merlenlaan in. Heemstede kwam met het Wilhehninapiein, waar je vlak over de kerk den Meerweg op gaat. De Cruquius voorbij kreeg 'k gezel schap. Een geelharig jongske werd in geladen en daarna een dito zusje, waarna moeder den wagen besteeg. De vrouw en haar dochtertje bleken meer stabiel aangelegd dan het knaap je, dat een onaigebroken zwerftocht over het zeildoeken bankje ondernam en er, tot zijn spijt waarschijnlijk, niet in slaagde zijn laarzen op mijn knie te loggen. Het meisje veroor zaakte heel geen last. Haar openhan gende mond en neusvorm wezen on miskenbaar adenoïde vegetatis aan, u weet wel, die neus-keelholte-aan doening, die een paar jaren geleden zooveel opgang maakte bij de onder wijzers, toen zij op jacht werden ge stuurd in hun klassen, om de lijde resjes en lijdertjes op te sporen. Langs moeder heen begluurde bet kind metoen bet onderzoek waar schijnlijk gunstig was uitgevallen, grinnikte het me toe met een onbe schrijfelijk lachje. De vrouw leek me het type van oen daggeldersvrouw. Ze droeg een bur gervrouwsmantel en een hoed, die het best te vergelijken was met een dek sel van een bus, van zwarte stof ge maakt. Aan de voorzijde bungelde een wit-papierachtige roos telken maal over den rand van den hoed lieen, als ze haar stem uitzette. Daar was iets uittartends in dat harde ge luid, waarmee ze sprak. Iets, om al tijd neen te antwoorden als ze ja wil de hooren. Al dadelijk had ze dispuut met een jongen, die op den opstap was gaan hangen, en allerlei geluiden uitstootte aan het adres van zijn hond, die voor een karretje liep. Want de wagen stond nog stil en de vrouw was bang, dat de paarden er van door zouden gaan, door het geschreeuw van den jongen, zonder den voerman, die bij een der huisjes nog zaken schoen te verrichten te hebben. En werkelijk, de schimmels stapten op. Bijtijds kwam Rijlaarsdam er aan, zoodat 't zonder ongevallen af liep. Gebeuren er wel eens ongeluk ken vroeg 'k m'n reisgenoote. Met die bussies Nou, dük zat 1 antwoordde ze. Dat „dük zat" is plattelandsch voor „vaak genoeg". Onderlest gong d'r nog een ln de sloot, lichtte ze verder ln. Hier np het land stond iets groe nigs. Met m'n stads-oogen kon 'k niet veel meer er van zien, dan dat het groote blaren waren. ls dut kool? informeerde 'k. wa-lie Yroeg ze onzeker terug, of ze wel goed verstaan had. K-oo-1 accentueerde 'k, een dom me vruag vermoedend. Ikd-ueee, dat bid biete Maar ze staan hier niks inooi hoor l critiseer- de ze. Nou venavend, vertelde de vrouw verder, neme d'r een heele boel losse mannen, die aan de spoor aan 't werk zijn, gedaan. Want nou be gint het biete-rije en daar verdiene ze goed an, daarom gaan ze nou van de spoor vandaan. Ja, verzekerde ze, de biete binne goed voor den boer en voor den daglooner. We weken nog eens van den rech ten weg af, om ergens vrachtgoed te brengen. Toen do voerman met uitla den bezig was, kwam er achter ons een auto aan. Fedorie jó, schreeuwde do vrouw onthutst, kom nou toch, d'r komp de autau van den dokter an 1 Jó bleef kalmpjes z'n murgarine- doozen wegdragen. 'k Gaan d'r uitbesloot de juf frouw resoluut. Maar de auto was ons al voorbij gegaan en de paarden had den niets anders gedaan, dan hun i koppen ©ven geschud. Toon draaiden we op den smullen i weg en ging 't op Hoofddorp aan. De vrouw moest niet op „Kruis" zelf zijn, en zoo' verloor 'k haar gezelschap voor het einde van den tocht. Nog een 1 paar minuten, toen hield, te half 5 on geveer, de wagen voor hotel „De Beurs" stil. 'k Bleek Rijlaarsdam dertig centen schuldig te zijn „voor de vracht" en vijf centen voor m'n fiets. Niet te duur dit uitstapje d.us. En als je met den wagen heen en weer gaat, dan kosten de twee ritten eon halven gulden sa men. Maar 'k was toch blij, dat 'k niet in 't wagentje mee terug moest en toen 'k een kwartier later met een prettig gangetje langs de vaart wielerde, be sefte 'k, dat in het goede seizoen in deze streken de fiets het beste ver keersmiddel is. Bij den dijk, even buiten Hoofd dorp, ziet men de arbeiders bezig aan de spoorwerken. Veel te zien valt er niet. De dijk is doorgegraven en \oor- luopig is men met zund eu klei een spoordam aan het maken. In de vaart zijn twee hardsteenen iandhoofden ge metseld, waarop een brug komt te rusten. Verder is er voorloopig niets merkwaardigs waar te nomen. Later, als men het station te Hoofddorp gaat bouwen, zal er meer zijn, wat de be langstelling gaande maakt. JAC, C. M. Jr. ?n. Dal i phuf n, dia. Luïtenlandsch Overzicht DE OORLOG IN MAROKKO. Drie kwart gedeelte van het vredes- effectief van het Spaansche leger dus ongeveer een 60.000 man zijn nu in Marokko aan het vechten, hun leiders uog heel wat van zijn, blijkt uit de versterkingen, overal worden aangelegd en de reu®-' achüge krijgsvoorraden en levens- middelen, die getransporteerd wor» den Alleen te Seloeac zijn 350 00Q rantsoenen en 2.000.000 Mauser-patro. nen opgestapeld. Dit is slechts één der vele depóts. Ook de Marokkanen weten nog van geen kamp geven. Geregeld duiken berichten up, dat in het binnenland DE HEILIGE OORLOG tegen de Spanjaarden gepredikt wordt Of hot waar is, valt nog niet na te gaan wel is het een feit. dat de Mooien ge regeld belangrijke versterkingen krij gen. En bet zijn gevaarlijke strijders. Van den modernen oorlog houden ze niet, want ze brengen bun oude be proefde methode in toepassing. Een sterke troep valt de Spanjaarden on verwachts aan, brengt dezen meestal aanzienlijke verliezen toe, en, wan neer de Spanjaarden zich dan willen gaan verweren, zijn de Mooren ver dwenen gevlucht heet 't dan in de telegrammen, die naa Madrid gezonden worden. In Spanje zelfs hoort men niet veel van den oorlog. De bladen daar ver schijnen met een enkel bericht over de „straf-expeditie", dat eerst door den militairen censor bewerkt en ver volgens nog eens goedgekeurd is door hot departement van binnenlandsch® zaken. Niemand in Spanje weet het juiste cijfer der geleden verliezen, laat staan de namen der geeneuvel- den en gewonden. Voor de onderdanen, die familie leden onder de krijgers hebben, is 't een angstige ongerustheid; vooral om dat geruchten uit het buitenland ern stige berichten over den oorlog en het aantal verliezen brengen. Groote verontwaardiging heeft ook do ontdekking der talrijke lijken in de Goeroegoe-stellingen gewekt, daar hieruit blijkt, dat vele officieren en soldaten verdwenen waren, zonder dat daarvan iets vermeld was Terecht worden internationale ver wikkelingen gevreesd. Tot nog toe kon, hetgeen ginds ge» schiedde, plaats vinden onder het voorwendsel, dat de Sultan Moulay Hafid niet erkend is in hot Rifgebied, en daar dus niet voor do rust kan in staan, waarom Spanje zich zelf recht moest verschaffen. De regcoriug te Fez (en daarmede de geheele beruchte Algeciras-acte) kon dus geacht wor den buiten spel te blijven. Blijkt een bezetting van Tetuan (welke stad in 1859 door de Span jaarden ingenomen, doch weder aan det, Sultan werd teruggegeven) wer kelijk in de bedoeling van de regee- rln°r te Madrid te liggen, dan krijgt de geheele quaestie ineens een ge heel ander aanzien, omdat dan Mou lay Hafid rechtstreeks er in betrokken wordt, ©n met hem de onderteeke- naars van de Acte van Algeciras, die borg staan voor de integriteit van hot rijk van den Sultan. De mogendheden hebben wel in antwoord op de laatste nota van den Sultan verklaard, dat zij zich niet wenschen te mengen in de regeling van de hangende oneenig- heden, welke uitsluitend toekwam aan Spanje en de regeering te Fez maar het is niet waarschijnlijk, dat Z'i dit 6tandpunt zullen blijven inne men, nu Spanje, niettegenstaande do eerste geruststellingen, toch oen soort roofpolitiek gout irijven Eu wat /.al i*e doen Zal de door Allah uitverkoren pro feet en heerscher over de geen dwin gelandij-duldende Marokkanen, het goedvinden, dat de Spanjaarden een deel van zijn gebied bezetten, zij het dan ook als pandrecht, tot de oor logskosten betaald zijn. We gelooveu niet, dat Moulay Hafid er over denkt aan Spanje a© kosten van het avon tuurtje te vergoedeu. Men moet bo denkeu, dat t-ij in zijn brief aan de mogendheden verzekert, Spanje in dertijd gewaarschuwd te hebben voor de ontginning dar mijnen tegen dei wil der Rifkaids, waarbij hij aile verantwoordelijkheid voor een even tueel verzet van te voren afwees Wanneer Spanje al te brutaal gaat optreden, zou het nog wel eens een formeele oorlog tegen alle Marok kanen met den Sultan aan het hoofd, kunnen worden. Hoe "t dan zou gaan In den gisteren gehouden geheimen ministerraad drongen twee generaals aan op de uitzending naar Marokko van 150.000 man, met behoud van een reserve van 50.000 .nan, op grond van de mededeeling van oen bekend poli tiek persoon, dat aan het gevecht van den SOsten September troepen van den Sultan hebben deelgenomen. Achteraf zal Spanje wellicht spijt hebben, de handen in het Marokkaan se!.© wespennest te hebben gesto ken rtïnar he>t Engelsch, door Barones Oxczy. ?3) Het uur van het openen der poorten, Van de algemoene amnestie ©n van het vrij in- en uitgaan van de haven, Was door geheel Boulogne bekend ge maakt. Chauvelin zag lijkkleurig van woe- de, vrees on teleurgestelde wraak zucht Hij was plotseling haastig naar de deur geloopen in een blind verlan gen om hulp, maar Sir Percy had •lang genoeg met zijn prooi gespeeld. De tijd ging voort; Hébert en eeni ge van zijn soldaten zouden terug kunnen komen, en het werd tijd om &an veiligheid en vluchten te den- hen. Snel als een opgejaagde tijger had »ij zijn lange gestalte tusschen zijn A ij and en de deur geplaatst, daarop greep hij den kleinen man bij de schouders en duwde hem achteruit in dat deel van de kamer waar Margué- rite en de Abt Foucquet nog kort ge leden gezeten hadden. Do prop en touwen, die bestemd waren geweest voor een vrouw, lagen vlak bij op den grond, op de plek waar Hébert ze had laten vallen, toen hij met den ouden Abt wegging naar de kerk. Snel en handig veranderde Sir Per cy Chauvelin in een machteloozen, zwijgenden bundel. De ex-gezant was door vier dagen pijnlijke zenuwover spanning gevolgd door zoo'n vernede rend slot, gooslelijk en lichamelijk zeer verzwakt, terwijl Blukeney krachtig, lenig en altijd onverstoor baar kalm, frisch was naar lichaam en geest. Hij had den geheelen mid dag kalm geslapen, zijn plannen be daard overdacht, niets aan het toeval overgelaten en in volmaakte rust ge regeld en snel gewerkt. Na zich goed overtuigd te hebben, dat de touwen stevig waren vastge maakt, de mond goed gesloten, en Chauvelin volkomen hulploos was, nam hij de nu onbewegelijke massa in zijn armen op en droeg haar naar de aangrenzende kamer, waar Marguéri- te twaalf uur lang een hevig marte laarschap had uitgestaan. Hij legde de vormlooze massa op het bed, en keek er even met een vreemd gevoel van medelijden totaal vrij van minachting op neer. Het licht van de lamp in de andere kamer viel vaag op de machtelooze gestalte van Chau velin. Hij scheen zijn bewustzijn te hebben verloren, want de oogen wa ren gesloten, alleen de handen, die stijf tegen zijn lichaam waren gebon den, trilden bijna onmerkbaar. Met een goedhartig schouderopha len keerde de onverstoorbare Sir Per cy zich om, om heen te gaan, maar eerst nam hij nog een stukje papier uit zijn vestzak en Het het tusschen de bevende vingers van Chauvelin glij den. Op het papier waren de vier re gels van het versje gekrabbeld, dat binnen de volgende vier en twintig uur Robespierre en zijn collega zou den lezen. Toen ging Blakeney eindelijk de kamer uit. HOOFDSTUK XXXV* Marguérite. Toen hij de groote kamer weer bin nenkwam, stond zij naast de tafel, met. éen fijngevormde hand rustend op de leuning van den stoel, haar be vallige gestalte voorovergebogen als was zij in vurige verwachting. Geen moment had zij in dat ge wichtig oogenblik, toen haar kostbaar leven op het spel stonJ, gewankeld in moed of tegenwoordigheid van geest. Van het oogenblik af, dat hij op sprong en de kandelaars in de hand nam, had zij plotseling begrepen, wat hij van plan was to doen, hoe hij zou willen, dat zij handelde. Toen de kamer in duisternis gehuld was, bleef zij doodstil staan; toen zij het geschuifel op den vloer hoorde, beefde zij heelemaal niet, want haar hartstochtelijk hart had haar al ver teld, dat hij nooit van plan was ge weest zijn vijanden dien schandelij ken brief in handen te (reven. Toen er nu een algomeene opschudding kwam, toen do soldaten wegsnelden, toen de kamer leeg werd en Chauvelin alleen bleef, trok zij zich stilletjes in den donkerslen hoek der kamer terug, nauwelijks zonder adem te halen, al leen wachtend.... wachtend op een teeken van hem Zij kon hem niet zien, maar zij voelde zijn beminde tegenwoordig heid daar, ergens vlak bij haar, en zij wist dat hij zou willen, dat zij wacht te... Zij bleef kalm op haar post klaar om te helpen als hij riep evenzeer klaar om zich stil te houden en te wachten. Eeret toen het hulpelooze lichaam van haar doodelliken vijand goed en wel uit den weg was, kwam zij uit de duisternis te voorschijn, en nu stond zij daar, terwijl het volle licht van de lamp haar schitterend gouden haar de fijne blos op haar wangen, den liefdegloed in haar mooie oogen ver lichtte. Zoo zag hij haar, toen hij de kamer weer binnenkwam, en even bloef hij bij de deur staan, want het genot van haar daar te zien, scheen iiem groo- ter vreugde dan hij kon dragen. Vergeten was de zielepijn, die hij had uitgestaan, de vernederingen on gevaren, waarmee bij bedreigd was hij herinnerde zich alleen, dat zij hem liefhad en dat hij haar vereerde. Hot volgend oogenblik lag zij in zijn armen. AUes was stil om hen heen, behalve het zachte gekletter van den regon op de boomen van het bol werk en van de verte uit dc echo Yan gelach cn muziek der feestvierders. En toen de kreet van den zeemeeuw, driemaal herhaald vlak onder het venster. Het is Tony, als ik mij niet ver gis, zei hij haastig, terwijl hij teedcr de kap om haar hoofd vastmaakte. Lord Touy fluisterde zij. Juistmet Hastings cn nog twee anderen. Ik heb hun gezegd, dat zij vanavond op ons wachten moesten, zoo gauw als het hier kalm was. Was je dan zoo zeker succes. Percy? vroeg zij verwonderd. Zoo zeker, antwoordde hij eeo» voudig. Toen bracht hij haar naar het ven ster en tilde haar op do vensterbank* liet was niet hoog van den grond cn twee paar bereidwillige armen waren klaar om haar te helpen. Toen volgde hij zelf ook en kalm ging het kleine gezelschap den kant uit van de poort Het bolwerk zelf zag er nu vreemd, verlaten en stil uitde pretmakers waren ver weg, alieer. een cl twee voorbijgangers liepen zoo nu cr. dan haastig voorbij met bundels onderden arm, blijkbaar beslaten gebruik ma ken van het welkome verlof om do zen gevaarlijken grond te vcrlateu. Het kleine gezelschap ging zwijgend verder, Margdérite'e kleine baud rus. tend op den arm van haar echtgenoot. Nu kwamen zij een troep soldaten te gen, die ietwat aarzelend en besluite loos vlak b'jj dc epen poort van het fort stonden. Kijk, dat is de Eugelscliman zei er een. Jahij is op weg naar Engeland, voegde een ander er onverschillig bij. (Slot volgt)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5