HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEDE BLAD.
OM ONS HEEN
FEUILLETON
De Generaal.
W0BK8DAG 13 OCTOBER |909
No. 1011.
E8n verdwenen beroep.
Zóó dapper Is geen mensch, of Hij
Voelt zich in den donker minder vei
lig, dan bij klaarlichten dag. In het
zwart van den nacht komen zoo licht
de herinneringen op aan verhalen
van geesten en spoken, uit lang ver-
Nlogen jaren, en allerlei vreemde ge
luiden doen zich hooren in het stille
huis. Geen wonder, dat de mensch
jnsünctmatlg zoekt naar bescherming
•in den donker. Vooral in groote ste
den waar veel gevaarlijk volk rond
zwerft, of in kleinere gemeenten, zoo-
hls Haarlem, maar die bij groote ste
den liggen en daardoor ook de twij
felachtige eer genieten, allerlei
nachtvogels te herbergen, wordt lang
zamerhand de politie niet meer vol
doende gevonden en hebben particu
liere nachtveiligheidsdiensten succes.
Daaraan dacht Ik onwillekeurig,
toen ik in de Gartenlaube een
artikel vond van A. Oskar Klausz-
anann over een „uitstervenden stand".
Hij bedoelt daarmee den nachtwacht,
bron van spot en.... minachting in de
dagen van zijn bestaan. Wilhelm
Busch in zijn onsterfelijke „Jobsiade"
vertelt, hoe de kleine Jobs bij zijn
geboorte een keel opzette van ge
weld, waaruit wijze buurvrouwen
Wisten af te leiden, dat hij later een
groot man wezen zou. Nu, dat kwam
uit, want liet was diezelfde groote
stem, die hun, nadat hij alles had
doorgemaakt, 't ambt van nachtwacht
bezorgde.
Klauezmann weet te vertellen, dat
in Duitschland op het beroep van
nachtwacht de smet van oneerlijkheid
kleefde. Zóó was het. hij ons te lande
toch nietmen vond hem vooral ko
miek, omdat hij meestal een stum
perig oud mannetje was, dat voor
niets anders meer deugde en, terecht
'of ten onrechte, in den roep stond, dat
ttiij een groot deel van zijn nachtwake
hij voorkeur doorbracht metsla
pen.
Dat hij een beetje geminacht werd,
zal wel daaruit voortgevloeid zijn, en
overigens een gevolg zijn geweest van
do omstandigheid, dat menschen, die
dieven mooston vangen in vroeger
dagen, veel minder geacht werden,
dan tegenwoordig. Toch was het
dievanvangen zijn voornaamste be
drijf niet hij moest in de eerste
plaats letten op vuur en licht. „Be
waar uw vuur en kaarsen wel 1" riep
hij dan ook In sommige streken, wan
neer hij zijn eentonig „Eén heit de
klok, de klok heit één I" had doen
hooren. Die vrees voor brand was in
den ouden tijd, toen de straten nauw
en de huizen van hout gemaakt wa
ren, zoo vreemd niet. Als er in den
nacht brand uitbrak, kon licht een
heele straat vernietigd worden. Daar
om had de nachtwacht als taak
ieder, die 's nachts licht In zijn huis
■liet branden, te verzoeken dat uit te
blazen, wanneer er geen bijzondere
a-eden bestond, dat heit zou blijven
•branden. Nog in onzen tijd is aan den
Londenschen politieagent, die niet
ten onrechte vermaard is, de taak op
gedragen, om wanneer hij in zijn wijk
op ongewonen tijd licht ziet branden,
de reden daarvan to onderzoeken en
in elk geval te vragen, of er iemand
ziek is en hulp verlangd wordt. In
deze waakzaamheid staat de Haar-
lerasche politie niet bij buitenland-
sche collega's achter. Het is mij ge
beurd, dat Ik in een bitter guren
nacht uit mijn bed werd gehaald, om
dat in onze drukkerij licht scheen te
branden, dat evénwel bij onderzoek
de weerkaatsing van licht uit een
aangrenzende woning bleek te zijn.
Waarom Eet uur in dien ouden tijd
uitgeroepen werd is duidelijk niet
iedereen had destijds een uurwerk in
huis, zoodat het voor den zieke, die
in pijn en ellende rondwoelde op zijn
leger, althans een verlichting was,
wanneer hij hoorde, dat de nacht al
lengs vorderde en de dag weldra
opnieuw beginnen zou.
Nog in den tegenwoordigen tijd
heeft men in Spanje nachtwachts, die
uitroepen of het mooi of slecht weer
Is. Gewoonlijk ls het eerste het geval
(c i e l o s e r o n o) en naar dezen
uitroep worden d© nachtwachts in
Spanje dan ook sereno genoemd.
Zoo algemeen was vroeger de over
tuiging, dat wie iets anders kon
doen, zich niet als nachtwacht moest
verhuren, dat in 1802 een man, die
zich te Londen voor de betrekking
had aangemeld, ruw bejegend en uit
gescholden werd, omdat hij een flinke
kerel was. Jonge, krachtige personen
wilde men dus als nachtwachts - niet
hebben. Zoo werd de nachtwacht van
zelf een kluchtige figuur, op wien
tal van aardigheden in omloop kwa
men.
Zoo zegt men, dat in de oude unl-
versiteit§wetten van Kiel een para
graaf voorkwam van dezen inhoud
,Wie evenwel een nachtwacht dood
slaat, zal bestraft worden als hadde
hij een rnensch vermoord", waaruit
tevens blijkt, In hoe geringe achting
hot vak bij de menschen stond.
Weliswaar droegen de voorschrif
ten daartoe het hunne bij. Voor zoo
ver van den nachtwacht gevergd
werd, dat hij ook boosdoeners hielp
vangen, is het wel heel vreemd, dat
hij in den stillen nacht door allerlei
geluiden zijn komst aankondigde.
Niet alleen door zijn roepen, maar
ook en veel meer nog, door de instru
menten, die hij bij zich droeg. In
Duitschland had hij wel een fluit bij
zich, waarmee hij het aantal uren
floot, waarschijnlijk ter vervanging
van zijn zwakke stern. In Londen kon
digden de nachtwachts met bellen
hun nadering aan. En liet moet om
streeks de helft van de zeventiende
eeuw zijn geweest, dat Amsterdam
naar men zegt op voorbeeld der Chi-
neézen, den ratel invoerde, die zeker
nog lieelwat doordringender geluid
gaf dan fluit of bel en den nachtwacht
den bijnaam Klepperman heeft
bezorgd.
In 1671 nam de stad Hamburg dit
fraaie instrument over, richtte een
ratelwacht van 150 man op en
bepaalde, dat zij den ratel hard moes
ten doen hooren, wanneer zij brand,
gevecht of diefstal opmerkten. Na het
uitroepen der uren evenwel moesten
ze heel zachtjes ratelen I
Juist omdat het veelal mannetjes
waren, die blij waren met wat ze krij
gen konden, werd er wel eens mis
bruik van hunne diensten gemaakt.
In tal van Duitsche steden werden ze
gebruikt als marktpolitie en zelfs wel
voor brandweer. Was het dan won
der, dat de menschen 's nachts, als
ze er kans toe zagen, een veilig plekje
zochten en een dutje deden
Soms werden ze ook wel aangesteld
als lijkbezorgers, vooral bij de begra
fenis van personen, die bij hun leven
weinig geacht waren geweest.
De nachtwacht, die het meest in
aanzien stond, is wel de torenwachter
geweest. Zijn taak was alleen, de
slapende stad te overzien en de klok
te luiden, wanneer hif ergens brand
bespeurde. Om aan de mannen van
de brandweer oen richtsnoer te geven,
hing hij dan een lantaren uit aan
den kant, waar hij het vuur had op
gemerkt. Sedert jaren is onze groote
klok niet voor brand meer geluid,
maar ik heb haar nog wel gehoord,
en ook den lantaren gezien, die in de
hoogte de wijk aanwees, waar men
den brand moest zoeken.. Maar de to
renwachter en zijn signalen zijn over
bodig geworden door de telephoon en
haar belkringen. En de nachtwacht
is verdwenen, toen de beroepspolitie
werd uitgebreid. Naarmate de kruk
kende oude mannetjes door flinke,
stevige kerels werden vervangen, die
in hun dienstverband waarborgen
van betrouwbaarheid gaven, ver
dween de spottende minachting voor
de nachtelijke bewaking. Wie er nu
goed over nadenkt, heeft voor politie
ambtenaren en -beambten, die bij
nacht en ontijde voor onze veiligheid
waken, veeleer hartelijke sympathie.
Daaraan doet de oprichting van
den Nachtveiligheidsdlenst niet af.
Ons politiekorps is niet groot. Nomi
naal wordt het geheele oppervlak der
gemeente, straten, pleinen, stegen en
slopjes, door vijftig man bewaakt, in
werkelijkheid zijn dezen natuurlijk,
wegens de voorgeschreven rusttijden,
nooit gezamenlijk op het pad.
Dc behoefte aan scherper, meer af
doende bewaking is dan ook gebleken
in het succes van den Nachtveilig
heidsdienst. Ik zie daarin wel, be
halve den wensch naar grooter vei
ligheid, ook een uiting van meer
comfort, grooter weelde. In weerwil
van de telephoon, die toch al gele
genheid geeft om verschillende per
sonen, die men des nachts noodig kan
hebben, dokter, apotheker, politie, op
te roepen, hebben velen behoefte ge
voeld aan flinke hulp in de nabij
heid, waarover zij met het blazen op
een fluitje onmiddellijk kunnen be
schikken. Waarom niet? Die behoefte
aan grooter veiligheid en meer gemak
schiep een Instelling, die haar direct
en indirect nut niet zal missen en de
Boeven, die wij in Haarlem helaas
ook bezitten, menigmaal van een
k r a k i e terughouden, of hen, in 't
begin van de poging, verjagen zal.
J. C. P.
De staking in het Stoomtrawlers-
bedrijf.
(Van onzen bijzonderen berichtgever.)
Wie op dit oogenblik door de stra
ten van IJ muiden loopt, krijgt niet
den indruk, dat de werkstaking daar
in de haven een der voorname be-
staansbronnen van deze welvarende
havenplaats aan 't stoppen is. Als je
in een winkel komt, hoor je wel eens
wat gepraat er over en bemerk je in
't bedrukte hoofdschudden van den
verkooper, dat zoo'n staking door den
middenstand gevreesd wordt, om de
ongelukkige gevolgen, die een derge
lijk arbeidstweegevccht, vaak heeft
voor uen winkelier en de breede scha
re, die profijt heeft van zijn welvaart,
doch in slechte tijden van het nadeel
niet verschoond blijft. Maar overigens
bespeur je alleen aan den „kant" wat
drukte, nL bij de Visschershaven,
waar de stoomtrawlers binnenvaren
en stil gaan iiggen, of nu en dan on
der een relletje tusschen stakers en
wel-willende-varen zeelieden de haven
uil probeeren te komen. Een grooi ge
tal zeeraansbonders posten en een
.aantal politiebeambten houden een
oogje in het zeil.
Waarom 't nu eigenlijk gaat bij deze
staking
Voor een journalist is bijna niets
zoo moeiiijk ais het vinden van ao
preciese waarheid aangaande de aan-
lekLing tot en den stand van een ar
beidsgeschil. Werkgevers en werkne
mers hebben elk. een eigen meening,
die, zonder dat er misschien de waar
heid in tekort wordt gedaan, toch zoo
uiteenloopen kan, dat het voor een
dagbladschrijver een beetje ai te ge
vaarlijk wordt conclusies te trekken.
Daarom acht hij zich dan ook al ge
lukkig, als hij in de omstandigheid is
de inzichten van beide partijen weer
te geven. Toen 'k er dan ook gister
middag eens op uit trok, orn pools
hoogte te gaau nemen te IJ muiden.
stelde 'k bij mij zelf dadelijk vast, dat
'k me strikt zou houden aan hetgeen
de leiders van den stakersbcoid en
d'G van den reedersbond mij zouden
vertellen, ten minste als ze wat wil
den loslaten. Nu, dat ging vrij wel,
want 'k mag zeggen, dat 'k in berde
kampen zeer welwillend ontvangen
en te woord gestaan werd.
De leider der stakers was de eerste,
dien 'k te spreken kreeg.
Als 'k van den heer G. van oer
Plaats spreek ais de leider der sta
kers, zai hij misschien zeggen, ïkben
maar de secretaris van de afd. lJmui-
den van den Alg. Nederl. Zeemans
bond. Maar wat 'k van anderen noor-
de en van 't geen 'k van hem zag,
toen 'k een half uurtje met hem te
praten zat, geeft me de overtuiging,
dat 'k het w oord „leider" in dezen
niet misbruikte. De heer Van ut-i
Plaats is een tenger mannetje met
wat mager, hoekig gezicht, zoo heelo-
maal niet het type van een man, die
de arbeidersmassa beheerschen en be
zielen zou. Evenwel, de suggestie Ls
een wonderlijk ding en het zullen dan
ook wel niet-op-den-eersteu-oogopslag
waar te nemen factoren zijn, die een
secretaris van den Zeemansbond den
invloed op de trawler lied en geeft,
dien hij op hen heeft.
Gewoon zat hij met me ie praten,
zonder veel emotie in zijn stem, met
duidelijke woorden pogend, me zoo
klaar mogelijk van zijn meedeellngen
te doordringen. Een scherp aanzetten
van zachte medeklinker», verried den
niet-Hollander in hem.
Op een boven-voorkamerlje in de
Zeestraat had 'k hem gevonden. Met
een potlood zat hij druk-bewegend op
de kwarto-vellen van den Zeemans
bond brieven te schrijven aan de ka
meraden. „Of dat niets voor mij was,
wat hij daar schreef', vischte k uit.
„Nog niet", weerde hij m'n indringe
righeid af. Onderwijl waren we al
aan 't praten geraakt. Hij ijverig
doorschrijvend, als 'k hem een secon
de rust liet, om zelf een aan toeken'ng
te maken.
De afdeeling „IJmuiden" van den
Zeemansbond, lichtte bij in, telt nu
ruim 6Ö0 leden. Door de stakingsactie,
de laatste dagen waren cr wel eon
150 menschen als lid gewonnen. Do
staking omvatte nu ai een 300 man,
want van de 85 booten, waren er con
25 tot 30 binnen nu, verzekerde hij.
Dit getal zou doze weck voortdurend
klimmen, totdat aan het eind dezer
week de meeste booten in de haven
zouden zijn. In het begin van de vol
gende week kwamen dan de laatste
booten binnen.
Van de menschen, die binnenkwa
men en mee-stuakten, waren do
vreemdelingen naar huis gezonden.
Zoo waren gistermiddag de stakers,
die in Nieuweiiep, Egmond en Zand-
voort thuis hoorden, naar hun woon
plaatsen vertrokken. Van de overigen
postten nu een honderd man hij uo
stii-liggoiide trawlers. Dezen traenten
niet-stakers over te halen gemecne
zaak met hen te maken. Dat moet vol
gens den heer Van der Plaats gister
middag gelukt zijn met dc bemanning
van een der trawlers, die wederom uit
zou varen. Verder was vertrokken
„De Freya" van de Maatschappij IJs
land, met instemming van den Bond,
aldus m'n zegsman, omdat door die
maatschappij nagenoeg voldaan
wordt aan de gestelde tischen. De di
recteur van de „IJsland" had vooraf
overleg gepleegd met den Zeemans
bond. Twee schepen met niet-lêden be
mand, waren naar zee gegaan en één
trawler, bemand met kaairidders-
menschen, die bij het lossen van vuil
helpen, en ccn paar falirieksmcn-
schen. Ook uit Haarlem waren men
schen gekomen om den reeders hun
diensten aan te bieden.
Op dit oogenblik, meende de heer
Van der Plaats, staat ailes cr voor
ons goed voor. Hoe lang de strijd du
ren zou, kon hij in da verste verte
niet bevroedenmaar hij verzekerde,
dat de stakers van geen toegeven zou
den weten. Hoe 't met hun weerstands-
kas stond, informeerde 'k. Die heb
ben de stakers niet. Maar, betoogde
de secretaris, de afd. IJmuiden
deel van den Alg. Ned. Zeemansbond,
die weer aangesloten is bij de Natio
nale Federatie, welke zeil weer oen
onderdeel is van de Internationale fe
deratie. Deze lichamen verieencn
steun. M'n zegsman wist al mee te
doelen, dat de steunbeweging in Am
sterdam en Rotterdam reeds in vollen
gang is.
Op het oogenblik was er nog niet
veel geld noodig, werd me gezegd. De
machinisten maakten ©cn goed loon.
Dezen kunnen het dus wel een poosje
uithouden. Dan hebben de Egmonders
meest allen een eigen huisje ©n een
lapje grond. Ook voor die menschen
is onmiddellijke steun niet noodig en
de stokers zijn voor het meerendeel
ongeiiuwden.
Over de aanleiding dor staking is
al veel in „Haarlem s Dug'olad" mee
gedeeld. Toch zal het den lezers mis
schien nog niet geheel duideiijk zijn,
wat de zeelieden eigenlijk willen.
Ik praatte er met m'n inforinator
over.
Deze deelde me daaromtrent het vol
gende mee: Gedeeltelijk gaat het om
loonsverhooging en in dit opzicht gaat
de strijd voornamelijk tegen de Al
gen». Visschorij-Mij. en de firma
Groen. Voor een ander deel gaat 't te
gen de kleinere maatschappijen, die
met drie matrozen laten \aren. De
grief tegen die reederijen is, dat er
één matroos te weinig aan boord is.
Twee malen heeft de Zeemansbond
nu een schrijven gericht tot de Ver-
eenigiug van reeders, maar deze heeft
t die brieven onbeantwoord gelaten. De
looiisverhoogmgsoisch wordt in dezen
vorm gesteld. Het is tot nu de gewoon-
i te, dat de levensmiddelen voor de
schepelingen elke reis door den schip-
j per voor gezamenlijke rekening vvor-
I den iugekocJiL N oor brood, suiker, bo-
I ter en een extraatje op het brood zor
gen de schepelingen zeil. De rest
koopt de schipper ou aan iiel eind van
elke a aand betaalt elk der opvaren
den zijn aandeel.
Afgezien nu nog van het ieit, dat
men dat inkoopon doen van de le
vensmiddelen niet een juiste manier
van handelen acht, meent men, dat
het loon van den stoker en den ma
troos niet voldoende is, om daarvan
nog de voeding te bekostigen.
Er zijn gunstige uitzonderingen,
zeide de heer Van der Plaats, doch op
de meeste booten verdienen de sto
kers 161,/o in de maand. De oudste
stokers, eigenlijk tweede machinis
ten, daar zij ook de machine moeten
drijven, verdienen een 65.
Die menschen verdienen dus een f 2
per dag. Trekt men daarvan af onge
veer 30 ct». voor de voeding wat de
secretaris niet te veel achtte dan
maakt de man 1,70 per dag. Daar
voor moet hij 12, 13 en zelfs 1-4 uren
werken.
Wel heet 't, dat de zeelieden zes uur
op en zes uur af gaan, d. vv. z. zes
uur wacht eu zes uur rust, doch daar
bij komt vaak nog twee maal een half
uur, na elke wacht, voor asch wippen
en soms daarenboven nog één uur
voor kolentremmen. Zoo wordt de
werktijk. verlengd tot 13 en 14 uren.
Een machinist heeft een beter loon.
Deze verdient f80 in de maand en 1
pCt. van de vangst- De eisch van
loonsverhooging door het toekennen
van vrije voeding is de voornaamste.
Daarbij komen echter nog eenige an
dere. Men wil, dat niet langer de
loonen aan de schepelingen worden
uitbetaald in de herbergen, doch op
het kantoordan zou men graag zien,
dat dc schepelingen, die nu een
maand moeten wachten op de uitbeta
ling hunner loonen, voorschotten
konden opnemen, en eindelijk, dat de
opvarenden werden verzekerd tegen
ongelukken, enz.
Tot zoover de inlichtingen, die 'k
bij den secretaris van den Zeemans
bond opdeed. Om zes uur zou deze
weer vergaderenmaar daar die bij
eenkomst toch niet voor de pers toe
gankelijk zou zijn, zocht 'k liever een
der groote reeders op, orn diens mee-
ning eens te hooren.
't Was de heer J. F. Klercq, direc
teur van de Algemeen© Visschorij-Mij.
welke 23 trawlers in de vaart heeft,
die dadelijk bereid was mij voor te
lichten. De hoer Klercq is een kalme,
rustige verschijning, met energiek ge
zicht, dat vertrouwen wekt. Juist zulk
e©n persoon als men zich aan het
hoofd van een dergelijke omvangrijke
onderneming denkt.
Wat of 'k eigenlijk wilde weten?
Nu, dat lag voor de handnatuur
lijk zijn ineening omtrent do eischen
van de schepelingen.
Och, zei d© heer Klercq, om u de
waarheid te zeggen, zouden alle pun
ten bijna tot wederzijdsche tevreden
heid kunnen opgelost woriien, ais do
bemanningen er met de reeders over
spraken. Het eigenaardige is, aldus,
vervolgde de heer Klercq, dat we tot
voor kort nooit van klachten hoorden.
Van onze bemanningen zelf hebben
we nimmer ook maar een klacht ont
vangen.
Ook nu nog niet. Voor- ©en maand
of drie is te IJinuIden echter een af
deeling van den Zeemansbond opge
richt en van dien tijd hoort men van
allerlei grieven. Als die bestaan,
meende onze zegsman, laten de de-
manningen zelf bij ons komen, dan
kunnen we over die dingen praten.
Maar eon tussohenpersoon dus de
Zeemansbond erkennen w© niet.
I>e heer Klercq meende ook, dat de
suggestie hier een groote rol speeldo.
Van de stakers, aldus berekende hij,
zou gaarne de helft al weer aan het
werk willen, daar dezen eigenlijk te
gen hun wil staakten.
Bij de bespreking der eischen deel-
de de heer Klercq mee, dat hij het
inkoopen van den leeftocht door den
schipper eigenlijk ook niet geheel
kon goedkeuren. Hij zou het voedsel
willen doen inkoopen door de reede
rijen, maar.... de i^hepelingen zouden
hun eigen voedsel moeten blijven be
talen.
luimers hun loon was niet zoo
slooht. Op de groote vaart heeft een
stoker f 42 en vrij voedsel en bij de
trawlervisscherij 62 zonder den
vrijen kost. De schipper rekent voor i
de voeding f 8 per man en per
maand. Een trawlerstoker verdient
dus f 54 tegen een op de groote vaart
slechts f 42. Bovendien wie een jaar
op het schip blijft, heeft 300 vischda-
gen, dus 65 vrije dagen met behoud
van het loon. (Ik toeken hierbij aan,
dat de heer Van der Plaats mij ver
zekerde, dut die zoogenaamde vrije
dagen feitelijk vooraf worden inge
haald, doordat men vóór den vrijen
dag ©xtra diensten te verrichten heeft.
Dit nu ontkende de heer Klercq per
tinent).
Aangaande de uitbetaling in her
bergen, meende do heer Klercq, be
hoefde geen geschil te bestaan. Daar
zijn de reeders niet tegen. Als de
schippers het verzoeken, wordt op liet
kantoor liet loon uitbetaald. Hier en
daar gebeurt dit reeds. Ook van het
uitvaren op Zondag, waartegen de
schepelingen nog bezwaar hebben»
toonde de heer Klercq zich geen grooi
voorstander. Verdar over ae verzeke
ring. Door mijns zegsmans maat
schappij zijn de «schepelingen verze
kerd. ingeval van dood, levenslange
invaliditeit en tijdelijke invaliditeit
(zes weken). Ook hebben zij vrij dok
ter en medicijnen.
Het leven aan boord is uit den aard
der zaak ©enigszins primitief, zei de
heer Klercq, maar wat de werkzaam
heden betreft, is het er wel uit te
houden. De machinisten hebben hun
kaartavonden en nemen elke reis van
10 dagen drie romans mee om te
lezen. De heer Klercq zelf had onlangs
nog een reisje meegemaakt met een
trawler naar de Iersche kust. Hij had
toen hetzelfde eten gegeten als de be
manning, en dat was goed. Omtrent
de voedingkwestie merkte hij nog op,
dat de schepelingen vrij visch heb
ben.
Dat was het voornaamste wat de
heer Klercq over de eischen had te
zeggen.
Wat den toestand aangaat, meende
hij, dat de staking niet. van langen
duur zou zijn, wijl een weerstandskas
ontbrak.
Van de trawlers lagen nu een 16-tal
stil, meende hij.
Hiermede nam het interview een
einde.
Bij den heer Broekmeijcr, voorzit
ter van de Reedersverecniging, dio'k
slechts ter loops even kon spreken,
vernam ik nog, dat de R tedersveree-
niging geen maatregelen had getrof
fen. Men zou maar eerst eens afwach
ten. Ook hij verklaarde, dat men den
Zeemansbond niet erkennen wilde als
tusschenpersoon.
'k Zou met het opsommen dezer bi)
interview verkregen inlichtingen dit
artikel kunnen sluiten, ware het niet,
dat ik nog gaarne het een en ander
ontleende aan do beschouwingen, die
onze IJmuidensche correspondent ons
toezond.
„In korten tijd", aldus herinnert
hij, „voor de derde maal een ernstige
stagnatie in liet visscherljbedrijf. in
1907 de debacle van 7 failliet!© stoom-
visscherij-raaatschappijen, in 1908 do
retributie-kwestie, die tusschen haak
jes nog niet is beëindigd cn thans de
staking van het trawlerporsoncef.
Reeds in 1907 in de maand Mei werd
met eenzelfde staking gedreigd, nage
noeg op geheel dezelfde gronden, cn
het m"g eigenlijk verwondering ha
ren, dat ze niet reeds eerder is uitge
broken.
Een der oorzaken hiervan zal zeker
wel zijn, dat het voor de stekenden
lang niet hetzelfde is, in welken tijd
van het jaar zij staken. Deden ze het
tegen het zomerseizoen, de reederijen
zouden dankbaar zijn en dc schepen
stil leggen, omdat gedurende dat tijd
vak altijd met verlies gevaren wordt
©n de booten in de vaart gehouden
worden en dit mogen de stakers
wel bedenken ten behoeve van het
personeel en hunne gezinnen. Van het
standpunt der stakers gezien, is het
tijdstip gunstig gekozen nu de goede
vischtijd naderende is.
Do levering van dc voeding door
den schipper gaat volgens hem vaak
gepaard rnet schromelijke misbruiken.
Ket gebeurt dikwijls, dat er weinig of
siochto waar geleverd wordt.
Daarbij komt, dat als kok gewoon
lijk fungeert een scheepsjongen of
oud-leerling van de Visseherijsohool,
die op een gage van 25 varen, doch
geen verstand van koken hebben
dan komt de klacht over onvolledige
en slechte voeding, waarvoor soms
veel geld betaald moet worden, niet
onbillijk voor. Iets anders is het, de
voeding geheel van de roeder ij to
vergen, die daarvoor per seiiip van
10 koppen ongeveer van 1800 tot 2000
gulden per jaar zal moeten offeren,
wat een enorm bedrag wordt voor die
maatschappijen met veel booten.
Daarbij is het van algemeene be
kendheid, dat het stoomvischbedrijf
de laatste jaren weinig of niet vvinsU
gevend is, zoodat van dividend geen
sprake is bij het meerendeel en de
aandeelen voor 1/2 en 1/3 en 1/4 soms
nog geen koopers kunnen vinden,
zoodat het van de respectievelrke
directién niet te verwachten is, dat
zij aan dien eisch zullen voldoen. De
enkele maatschappij, die door uiterst
zuinig en economisch beheer een
kleine winst kan maken, zou dit ge
heel moeten derven. Dit neemt niet
weg, dat door gedeeltelijke tegemoet
koming, maar vooral betere controle
veel in dezen te doen zou zijn ter ver
betering.
Onze correspondent meent vorder,
dat het niet varen na Zaterdag 12 uur
en voor Maandagmorgen in do prac-
tijk op bezwa-en zal stuiten.
Men vergelijke dit echter met de
meening van den heer Klercq.
Usance is dat een stoomtrawler 21
uur n3 de lossing overlegt en gemeen-
lijk tegen 10 uur 's morgens vertrekt
j Nu gebeurt liet niet zelden, dat bij
onverwachte tegenspoeden, er zijn
veel oude schepen bij, die dikwijls
Door R. v, Wurmb.
ft)
Mevrouw Torrnbach wend langza
merhand wanhopig. Als ze het spook
toch maar had kunnen bewegen het
huis te mijdenMaar hoe dat aan te
vangen Den generaal er eenvoudig
uit te gooien, was gevaarlijk, want hij
zou zich hebben kunnen wreken, en
bovendien zou dit een.zeer lastig werk
geweest zijn. Een onstoffelijk wezen
gaat en komt naar het wil.
Menigmaal dacht ze aan vluchten
en dan weer scheen de heele spookge
schiedenis haar onzinnig en verdacht
de keukenmeid en de oude Sancha,
dat ze maar wat vertelden om zich in
teressant te maken.
Voortdurend kwamen er menschen
die naar het spook vroegen. Mevrouw
Torrnbach moest hun de bloedige plek
toonen en alles tot in bijzonderheden
vertellen dan keken ze verbaasd naar
den schommelstoel, waarin de gene
raal had gezeten, zonder te kunnen
schommelen, en dan gingen ze naar
de keukeu om de keukeumeid uit te
hooren. Als ze dan heengingen, waren
ze vast van liet bestaan van bet spook
overtuigd en heel Paraguari was
nieuwsgierig naar hetgeen er nu ver
der zou gebeuren.
En er gebeurde veel veel meer
dan men verwacht had.
De generaal strekte zijn wandelin
gen namelijk voortdurend verder uit.
Hij stelde zich niet meer tevreden met
do bezoeken aan het huis in de Caile
Liberstad, hij'vereerde achtereenvol
gens al zijn voormalige vrienden en
bewonderaars met een bezoek. De een
ontmoette licm in de keuken, de an
der op het dak van zijn huis, de der
de in do slaapkamer en schenen over
de oplettendheid van het spook bui
tengemeen verrukt te zijn. Maar de
aanzienlijken zouden zich niet lang
over deze onderscheiding ver
heugen, want ook het gewone volk
verlangde naar den braven generaal.
En het duurde dus heel niet lang, of
men zag hem op klaarlichten dag over
het marktplein gaan en de doodgra
ver groette hem uls een ouden, goeden
kennis, wanneer hij hem tusschen de
rijen graven ontmoette.
Weldra was er van de tweeduizend
driehonderd en zeventien inwor.ers
van Paraguari ook niet een, die het
spook van den beroemden man niet
ten minste eenmaal beweerde te heb
ben gezien, want dat werd een zaak
van eer; ook de schooljeugd begreep
dat. Ook het dochtertje van mevrouw
Torrnbach sprak thans dagelijks over
ham. Nu eens had het zoontje van den
postdirecteur hem gadegeslagen, toen
hij langzaam in den tuin op en neer
wandelde, dan weer had Antonia, de
jongste van kastelein Salane, hem
door een der galmgaten van den toren
zien kijken.
Er was wel iets op deze verhalen
aan te merken, want in den tuin hing
een vogelverschrikker, die, als do
wind hein heen en weer bewoog, wer
kelijk iets spookachtigs had, en in
het tweede geval kon liet ook de to
renwachter geweest zijn, maar in de
algemeene opgewondenheid dacht
niemand er aan, de zaak eens gr on-
dig te onderzoeken.
Nu hoopte mevrouw Torrnbach, dat
ze mettertijd aan haar akeligen gast
gewoon zou raken, want de mensch
is immers een gewoontedier. Hij ge
went zich aan alles, tenminste voor
zoover het aardeche dingen betreft
Misschien kon men ook aan een
spook gewoon raken. Het begin was
immers reeds gemaakt.
Menigmaal beproefde ze de zaak
belachelijk te maken en stelde zich
voor, hoe komisch liet zou zijn, wan
neer de genei"aal het op zekeren dag
in zijn hoofd mocht krijgen, om aan
tafel op het soepbord tc gaan zitten,
wat hij heel goed kon doen zonder
scherven achter te laten, of wanneei
hij op het idee kwam, orn op den
haard te gaan wandelen. Zou hij dan
zijn voeten ook branden
Het gelukte haar echter niet zich-
zelve gerust te stellen, telkens werd
ze weer door schrik overmeesterd.
Daar gebeurde iets zeer verbazing
wekkends. Do „Santa Caterina", het
grootste blad van Paraguari, bracht
op zijn eerste pagina de volgende
me^edceling
„Montevideo. In Sacramento is
plotseling liet vijfde regiment in
opstand gekomen en hc-eft ouder
lifct gejubel der bevolking den
divisie-generaal CarlosMartineze
tot dictator uitgeroepen. Het ver
schijnen van den generaal, dien
men algemeen voor dood hield,
heeft de regeering zeer doen ont
stellen. Zijn vrienden vertellen
hier, dat hij in Paraguari het pu
bliek een corned ie heeft voorge
speeld, om zijn vijanden te be
driegen en met des te grooter ze
kerheid de revolutie te kunnen
voorbereiden. Hij goot het bloed
van een hoen op do vloersteenen
van zijn kamer, liet het gerucht
uitstrooien, dat hij zich dood had
geschoten. De goede Paraguarij-
nen begroeven toen in plaats van
ham een aantal groote steenen,
terwijl hij, door niemand her
kend, naar Argentinië reisde.
Thans zal hij heel Zuid-Amerika
toonen, dat hij nog flink levend
is."
Heel Paraguari was verontwaar
digd. Men snelde naar het kerkhof,
groef de kist op en vond ook werke
lijk de steenen. Nu wist men ook,
wat er toenmaals zoo gerommeld
had.
Dus deze verwenschto generaal had
de gansche stad voor den gek gehou
den Dat was ongehoord, dat was een
misdaad I Alles zou men hem verge
ven hebben, slechts dit niet. Van dit
oogenblik af noemde men hem niet
meer „onze Carlos", maar *ie avon
turier", „de zwendelaar".
De commissaris van politie haalde
de schouders op, wanneer men van
Martineze sprak, cn beweerde, dat hij
pooit aan het spook had geloofd
spoken waren or immer» heelcmaal
niet.
De kastelein Salane werd grof, als
men hem vroeg, of hij het ook gezien
had.
Eensklaps was de generaal spoor
loos verdwenen ook mevrouw Torrn
bach zag hem nooit weer
Tiet was verbeeldingzei ze, „sj»o.
ken zijn er Immers heelemaal nieL
maar allen geloofden er aan en dat
had ook invloed op mij."
Daarop ging ze in het salon, zette
den schommelstoel in een hoek, en
nam het tijgervel weg. Als ze thana
de bloedvlek zag, kwam de heele his
torie hoar erg belachelijk voor.
En eindelijk werd ook de oude
Sancha verstandig en begreep, dat
de generaal onmogelijk in Paraguari
kon komen spoken want hij leefde
immers nog en het ging hom goed.
Ja, het ging hem zelfs zeer goed iii
drie veldslagen mat hij zich met de
regeer ingstroe pen en toon zijn leger
eindelijk begon te verteopen, wijl hot
geld op raakte en hij d6 soldaten niet
meer kon betalen, sloot hij nog op
het rechte oogenblik een voordo«ligen
vrede. Hij legde do wapenen neer en
werd gouverneur van de provincie
Matato.
In Paraguari is hij nooit weer ge-
weeet,
EINDE.