HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEDE BLAD. OM ONS HEEN FEUILLETON De Generaal. W0BK8DAG 13 OCTOBER |909 No. 1011. E8n verdwenen beroep. Zóó dapper Is geen mensch, of Hij Voelt zich in den donker minder vei lig, dan bij klaarlichten dag. In het zwart van den nacht komen zoo licht de herinneringen op aan verhalen van geesten en spoken, uit lang ver- Nlogen jaren, en allerlei vreemde ge luiden doen zich hooren in het stille huis. Geen wonder, dat de mensch jnsünctmatlg zoekt naar bescherming •in den donker. Vooral in groote ste den waar veel gevaarlijk volk rond zwerft, of in kleinere gemeenten, zoo- hls Haarlem, maar die bij groote ste den liggen en daardoor ook de twij felachtige eer genieten, allerlei nachtvogels te herbergen, wordt lang zamerhand de politie niet meer vol doende gevonden en hebben particu liere nachtveiligheidsdiensten succes. Daaraan dacht Ik onwillekeurig, toen ik in de Gartenlaube een artikel vond van A. Oskar Klausz- anann over een „uitstervenden stand". Hij bedoelt daarmee den nachtwacht, bron van spot en.... minachting in de dagen van zijn bestaan. Wilhelm Busch in zijn onsterfelijke „Jobsiade" vertelt, hoe de kleine Jobs bij zijn geboorte een keel opzette van ge weld, waaruit wijze buurvrouwen Wisten af te leiden, dat hij later een groot man wezen zou. Nu, dat kwam uit, want liet was diezelfde groote stem, die hun, nadat hij alles had doorgemaakt, 't ambt van nachtwacht bezorgde. Klauezmann weet te vertellen, dat in Duitschland op het beroep van nachtwacht de smet van oneerlijkheid kleefde. Zóó was het. hij ons te lande toch nietmen vond hem vooral ko miek, omdat hij meestal een stum perig oud mannetje was, dat voor niets anders meer deugde en, terecht 'of ten onrechte, in den roep stond, dat ttiij een groot deel van zijn nachtwake hij voorkeur doorbracht metsla pen. Dat hij een beetje geminacht werd, zal wel daaruit voortgevloeid zijn, en overigens een gevolg zijn geweest van do omstandigheid, dat menschen, die dieven mooston vangen in vroeger dagen, veel minder geacht werden, dan tegenwoordig. Toch was het dievanvangen zijn voornaamste be drijf niet hij moest in de eerste plaats letten op vuur en licht. „Be waar uw vuur en kaarsen wel 1" riep hij dan ook In sommige streken, wan neer hij zijn eentonig „Eén heit de klok, de klok heit één I" had doen hooren. Die vrees voor brand was in den ouden tijd, toen de straten nauw en de huizen van hout gemaakt wa ren, zoo vreemd niet. Als er in den nacht brand uitbrak, kon licht een heele straat vernietigd worden. Daar om had de nachtwacht als taak ieder, die 's nachts licht In zijn huis ■liet branden, te verzoeken dat uit te blazen, wanneer er geen bijzondere a-eden bestond, dat heit zou blijven •branden. Nog in onzen tijd is aan den Londenschen politieagent, die niet ten onrechte vermaard is, de taak op gedragen, om wanneer hij in zijn wijk op ongewonen tijd licht ziet branden, de reden daarvan to onderzoeken en in elk geval te vragen, of er iemand ziek is en hulp verlangd wordt. In deze waakzaamheid staat de Haar- lerasche politie niet bij buitenland- sche collega's achter. Het is mij ge beurd, dat Ik in een bitter guren nacht uit mijn bed werd gehaald, om dat in onze drukkerij licht scheen te branden, dat evénwel bij onderzoek de weerkaatsing van licht uit een aangrenzende woning bleek te zijn. Waarom Eet uur in dien ouden tijd uitgeroepen werd is duidelijk niet iedereen had destijds een uurwerk in huis, zoodat het voor den zieke, die in pijn en ellende rondwoelde op zijn leger, althans een verlichting was, wanneer hij hoorde, dat de nacht al lengs vorderde en de dag weldra opnieuw beginnen zou. Nog in den tegenwoordigen tijd heeft men in Spanje nachtwachts, die uitroepen of het mooi of slecht weer Is. Gewoonlijk ls het eerste het geval (c i e l o s e r o n o) en naar dezen uitroep worden d© nachtwachts in Spanje dan ook sereno genoemd. Zoo algemeen was vroeger de over tuiging, dat wie iets anders kon doen, zich niet als nachtwacht moest verhuren, dat in 1802 een man, die zich te Londen voor de betrekking had aangemeld, ruw bejegend en uit gescholden werd, omdat hij een flinke kerel was. Jonge, krachtige personen wilde men dus als nachtwachts - niet hebben. Zoo werd de nachtwacht van zelf een kluchtige figuur, op wien tal van aardigheden in omloop kwa men. Zoo zegt men, dat in de oude unl- versiteit§wetten van Kiel een para graaf voorkwam van dezen inhoud ,Wie evenwel een nachtwacht dood slaat, zal bestraft worden als hadde hij een rnensch vermoord", waaruit tevens blijkt, In hoe geringe achting hot vak bij de menschen stond. Weliswaar droegen de voorschrif ten daartoe het hunne bij. Voor zoo ver van den nachtwacht gevergd werd, dat hij ook boosdoeners hielp vangen, is het wel heel vreemd, dat hij in den stillen nacht door allerlei geluiden zijn komst aankondigde. Niet alleen door zijn roepen, maar ook en veel meer nog, door de instru menten, die hij bij zich droeg. In Duitschland had hij wel een fluit bij zich, waarmee hij het aantal uren floot, waarschijnlijk ter vervanging van zijn zwakke stern. In Londen kon digden de nachtwachts met bellen hun nadering aan. En liet moet om streeks de helft van de zeventiende eeuw zijn geweest, dat Amsterdam naar men zegt op voorbeeld der Chi- neézen, den ratel invoerde, die zeker nog lieelwat doordringender geluid gaf dan fluit of bel en den nachtwacht den bijnaam Klepperman heeft bezorgd. In 1671 nam de stad Hamburg dit fraaie instrument over, richtte een ratelwacht van 150 man op en bepaalde, dat zij den ratel hard moes ten doen hooren, wanneer zij brand, gevecht of diefstal opmerkten. Na het uitroepen der uren evenwel moesten ze heel zachtjes ratelen I Juist omdat het veelal mannetjes waren, die blij waren met wat ze krij gen konden, werd er wel eens mis bruik van hunne diensten gemaakt. In tal van Duitsche steden werden ze gebruikt als marktpolitie en zelfs wel voor brandweer. Was het dan won der, dat de menschen 's nachts, als ze er kans toe zagen, een veilig plekje zochten en een dutje deden Soms werden ze ook wel aangesteld als lijkbezorgers, vooral bij de begra fenis van personen, die bij hun leven weinig geacht waren geweest. De nachtwacht, die het meest in aanzien stond, is wel de torenwachter geweest. Zijn taak was alleen, de slapende stad te overzien en de klok te luiden, wanneer hif ergens brand bespeurde. Om aan de mannen van de brandweer oen richtsnoer te geven, hing hij dan een lantaren uit aan den kant, waar hij het vuur had op gemerkt. Sedert jaren is onze groote klok niet voor brand meer geluid, maar ik heb haar nog wel gehoord, en ook den lantaren gezien, die in de hoogte de wijk aanwees, waar men den brand moest zoeken.. Maar de to renwachter en zijn signalen zijn over bodig geworden door de telephoon en haar belkringen. En de nachtwacht is verdwenen, toen de beroepspolitie werd uitgebreid. Naarmate de kruk kende oude mannetjes door flinke, stevige kerels werden vervangen, die in hun dienstverband waarborgen van betrouwbaarheid gaven, ver dween de spottende minachting voor de nachtelijke bewaking. Wie er nu goed over nadenkt, heeft voor politie ambtenaren en -beambten, die bij nacht en ontijde voor onze veiligheid waken, veeleer hartelijke sympathie. Daaraan doet de oprichting van den Nachtveiligheidsdlenst niet af. Ons politiekorps is niet groot. Nomi naal wordt het geheele oppervlak der gemeente, straten, pleinen, stegen en slopjes, door vijftig man bewaakt, in werkelijkheid zijn dezen natuurlijk, wegens de voorgeschreven rusttijden, nooit gezamenlijk op het pad. Dc behoefte aan scherper, meer af doende bewaking is dan ook gebleken in het succes van den Nachtveilig heidsdienst. Ik zie daarin wel, be halve den wensch naar grooter vei ligheid, ook een uiting van meer comfort, grooter weelde. In weerwil van de telephoon, die toch al gele genheid geeft om verschillende per sonen, die men des nachts noodig kan hebben, dokter, apotheker, politie, op te roepen, hebben velen behoefte ge voeld aan flinke hulp in de nabij heid, waarover zij met het blazen op een fluitje onmiddellijk kunnen be schikken. Waarom niet? Die behoefte aan grooter veiligheid en meer gemak schiep een Instelling, die haar direct en indirect nut niet zal missen en de Boeven, die wij in Haarlem helaas ook bezitten, menigmaal van een k r a k i e terughouden, of hen, in 't begin van de poging, verjagen zal. J. C. P. De staking in het Stoomtrawlers- bedrijf. (Van onzen bijzonderen berichtgever.) Wie op dit oogenblik door de stra ten van IJ muiden loopt, krijgt niet den indruk, dat de werkstaking daar in de haven een der voorname be- staansbronnen van deze welvarende havenplaats aan 't stoppen is. Als je in een winkel komt, hoor je wel eens wat gepraat er over en bemerk je in 't bedrukte hoofdschudden van den verkooper, dat zoo'n staking door den middenstand gevreesd wordt, om de ongelukkige gevolgen, die een derge lijk arbeidstweegevccht, vaak heeft voor uen winkelier en de breede scha re, die profijt heeft van zijn welvaart, doch in slechte tijden van het nadeel niet verschoond blijft. Maar overigens bespeur je alleen aan den „kant" wat drukte, nL bij de Visschershaven, waar de stoomtrawlers binnenvaren en stil gaan iiggen, of nu en dan on der een relletje tusschen stakers en wel-willende-varen zeelieden de haven uil probeeren te komen. Een grooi ge tal zeeraansbonders posten en een .aantal politiebeambten houden een oogje in het zeil. Waarom 't nu eigenlijk gaat bij deze staking Voor een journalist is bijna niets zoo moeiiijk ais het vinden van ao preciese waarheid aangaande de aan- lekLing tot en den stand van een ar beidsgeschil. Werkgevers en werkne mers hebben elk. een eigen meening, die, zonder dat er misschien de waar heid in tekort wordt gedaan, toch zoo uiteenloopen kan, dat het voor een dagbladschrijver een beetje ai te ge vaarlijk wordt conclusies te trekken. Daarom acht hij zich dan ook al ge lukkig, als hij in de omstandigheid is de inzichten van beide partijen weer te geven. Toen 'k er dan ook gister middag eens op uit trok, orn pools hoogte te gaau nemen te IJ muiden. stelde 'k bij mij zelf dadelijk vast, dat 'k me strikt zou houden aan hetgeen de leiders van den stakersbcoid en d'G van den reedersbond mij zouden vertellen, ten minste als ze wat wil den loslaten. Nu, dat ging vrij wel, want 'k mag zeggen, dat 'k in berde kampen zeer welwillend ontvangen en te woord gestaan werd. De leider der stakers was de eerste, dien 'k te spreken kreeg. Als 'k van den heer G. van oer Plaats spreek ais de leider der sta kers, zai hij misschien zeggen, ïkben maar de secretaris van de afd. lJmui- den van den Alg. Nederl. Zeemans bond. Maar wat 'k van anderen noor- de en van 't geen 'k van hem zag, toen 'k een half uurtje met hem te praten zat, geeft me de overtuiging, dat 'k het w oord „leider" in dezen niet misbruikte. De heer Van ut-i Plaats is een tenger mannetje met wat mager, hoekig gezicht, zoo heelo- maal niet het type van een man, die de arbeidersmassa beheerschen en be zielen zou. Evenwel, de suggestie Ls een wonderlijk ding en het zullen dan ook wel niet-op-den-eersteu-oogopslag waar te nemen factoren zijn, die een secretaris van den Zeemansbond den invloed op de trawler lied en geeft, dien hij op hen heeft. Gewoon zat hij met me ie praten, zonder veel emotie in zijn stem, met duidelijke woorden pogend, me zoo klaar mogelijk van zijn meedeellngen te doordringen. Een scherp aanzetten van zachte medeklinker», verried den niet-Hollander in hem. Op een boven-voorkamerlje in de Zeestraat had 'k hem gevonden. Met een potlood zat hij druk-bewegend op de kwarto-vellen van den Zeemans bond brieven te schrijven aan de ka meraden. „Of dat niets voor mij was, wat hij daar schreef', vischte k uit. „Nog niet", weerde hij m'n indringe righeid af. Onderwijl waren we al aan 't praten geraakt. Hij ijverig doorschrijvend, als 'k hem een secon de rust liet, om zelf een aan toeken'ng te maken. De afdeeling „IJmuiden" van den Zeemansbond, lichtte bij in, telt nu ruim 6Ö0 leden. Door de stakingsactie, de laatste dagen waren cr wel eon 150 menschen als lid gewonnen. Do staking omvatte nu ai een 300 man, want van de 85 booten, waren er con 25 tot 30 binnen nu, verzekerde hij. Dit getal zou doze weck voortdurend klimmen, totdat aan het eind dezer week de meeste booten in de haven zouden zijn. In het begin van de vol gende week kwamen dan de laatste booten binnen. Van de menschen, die binnenkwa men en mee-stuakten, waren do vreemdelingen naar huis gezonden. Zoo waren gistermiddag de stakers, die in Nieuweiiep, Egmond en Zand- voort thuis hoorden, naar hun woon plaatsen vertrokken. Van de overigen postten nu een honderd man hij uo stii-liggoiide trawlers. Dezen traenten niet-stakers over te halen gemecne zaak met hen te maken. Dat moet vol gens den heer Van der Plaats gister middag gelukt zijn met dc bemanning van een der trawlers, die wederom uit zou varen. Verder was vertrokken „De Freya" van de Maatschappij IJs land, met instemming van den Bond, aldus m'n zegsman, omdat door die maatschappij nagenoeg voldaan wordt aan de gestelde tischen. De di recteur van de „IJsland" had vooraf overleg gepleegd met den Zeemans bond. Twee schepen met niet-lêden be mand, waren naar zee gegaan en één trawler, bemand met kaairidders- menschen, die bij het lossen van vuil helpen, en ccn paar falirieksmcn- schen. Ook uit Haarlem waren men schen gekomen om den reeders hun diensten aan te bieden. Op dit oogenblik, meende de heer Van der Plaats, staat ailes cr voor ons goed voor. Hoe lang de strijd du ren zou, kon hij in da verste verte niet bevroedenmaar hij verzekerde, dat de stakers van geen toegeven zou den weten. Hoe 't met hun weerstands- kas stond, informeerde 'k. Die heb ben de stakers niet. Maar, betoogde de secretaris, de afd. IJmuiden deel van den Alg. Ned. Zeemansbond, die weer aangesloten is bij de Natio nale Federatie, welke zeil weer oen onderdeel is van de Internationale fe deratie. Deze lichamen verieencn steun. M'n zegsman wist al mee te doelen, dat de steunbeweging in Am sterdam en Rotterdam reeds in vollen gang is. Op het oogenblik was er nog niet veel geld noodig, werd me gezegd. De machinisten maakten ©cn goed loon. Dezen kunnen het dus wel een poosje uithouden. Dan hebben de Egmonders meest allen een eigen huisje ©n een lapje grond. Ook voor die menschen is onmiddellijke steun niet noodig en de stokers zijn voor het meerendeel ongeiiuwden. Over de aanleiding dor staking is al veel in „Haarlem s Dug'olad" mee gedeeld. Toch zal het den lezers mis schien nog niet geheel duideiijk zijn, wat de zeelieden eigenlijk willen. Ik praatte er met m'n inforinator over. Deze deelde me daaromtrent het vol gende mee: Gedeeltelijk gaat het om loonsverhooging en in dit opzicht gaat de strijd voornamelijk tegen de Al gen». Visschorij-Mij. en de firma Groen. Voor een ander deel gaat 't te gen de kleinere maatschappijen, die met drie matrozen laten \aren. De grief tegen die reederijen is, dat er één matroos te weinig aan boord is. Twee malen heeft de Zeemansbond nu een schrijven gericht tot de Ver- eenigiug van reeders, maar deze heeft t die brieven onbeantwoord gelaten. De looiisverhoogmgsoisch wordt in dezen vorm gesteld. Het is tot nu de gewoon- i te, dat de levensmiddelen voor de schepelingen elke reis door den schip- j per voor gezamenlijke rekening vvor- I den iugekocJiL N oor brood, suiker, bo- I ter en een extraatje op het brood zor gen de schepelingen zeil. De rest koopt de schipper ou aan iiel eind van elke a aand betaalt elk der opvaren den zijn aandeel. Afgezien nu nog van het ieit, dat men dat inkoopon doen van de le vensmiddelen niet een juiste manier van handelen acht, meent men, dat het loon van den stoker en den ma troos niet voldoende is, om daarvan nog de voeding te bekostigen. Er zijn gunstige uitzonderingen, zeide de heer Van der Plaats, doch op de meeste booten verdienen de sto kers 161,/o in de maand. De oudste stokers, eigenlijk tweede machinis ten, daar zij ook de machine moeten drijven, verdienen een 65. Die menschen verdienen dus een f 2 per dag. Trekt men daarvan af onge veer 30 ct». voor de voeding wat de secretaris niet te veel achtte dan maakt de man 1,70 per dag. Daar voor moet hij 12, 13 en zelfs 1-4 uren werken. Wel heet 't, dat de zeelieden zes uur op en zes uur af gaan, d. vv. z. zes uur wacht eu zes uur rust, doch daar bij komt vaak nog twee maal een half uur, na elke wacht, voor asch wippen en soms daarenboven nog één uur voor kolentremmen. Zoo wordt de werktijk. verlengd tot 13 en 14 uren. Een machinist heeft een beter loon. Deze verdient f80 in de maand en 1 pCt. van de vangst- De eisch van loonsverhooging door het toekennen van vrije voeding is de voornaamste. Daarbij komen echter nog eenige an dere. Men wil, dat niet langer de loonen aan de schepelingen worden uitbetaald in de herbergen, doch op het kantoordan zou men graag zien, dat dc schepelingen, die nu een maand moeten wachten op de uitbeta ling hunner loonen, voorschotten konden opnemen, en eindelijk, dat de opvarenden werden verzekerd tegen ongelukken, enz. Tot zoover de inlichtingen, die 'k bij den secretaris van den Zeemans bond opdeed. Om zes uur zou deze weer vergaderenmaar daar die bij eenkomst toch niet voor de pers toe gankelijk zou zijn, zocht 'k liever een der groote reeders op, orn diens mee- ning eens te hooren. 't Was de heer J. F. Klercq, direc teur van de Algemeen© Visschorij-Mij. welke 23 trawlers in de vaart heeft, die dadelijk bereid was mij voor te lichten. De hoer Klercq is een kalme, rustige verschijning, met energiek ge zicht, dat vertrouwen wekt. Juist zulk e©n persoon als men zich aan het hoofd van een dergelijke omvangrijke onderneming denkt. Wat of 'k eigenlijk wilde weten? Nu, dat lag voor de handnatuur lijk zijn ineening omtrent do eischen van de schepelingen. Och, zei d© heer Klercq, om u de waarheid te zeggen, zouden alle pun ten bijna tot wederzijdsche tevreden heid kunnen opgelost woriien, ais do bemanningen er met de reeders over spraken. Het eigenaardige is, aldus, vervolgde de heer Klercq, dat we tot voor kort nooit van klachten hoorden. Van onze bemanningen zelf hebben we nimmer ook maar een klacht ont vangen. Ook nu nog niet. Voor- ©en maand of drie is te IJinuIden echter een af deeling van den Zeemansbond opge richt en van dien tijd hoort men van allerlei grieven. Als die bestaan, meende onze zegsman, laten de de- manningen zelf bij ons komen, dan kunnen we over die dingen praten. Maar eon tussohenpersoon dus de Zeemansbond erkennen w© niet. I>e heer Klercq meende ook, dat de suggestie hier een groote rol speeldo. Van de stakers, aldus berekende hij, zou gaarne de helft al weer aan het werk willen, daar dezen eigenlijk te gen hun wil staakten. Bij de bespreking der eischen deel- de de heer Klercq mee, dat hij het inkoopen van den leeftocht door den schipper eigenlijk ook niet geheel kon goedkeuren. Hij zou het voedsel willen doen inkoopen door de reede rijen, maar.... de i^hepelingen zouden hun eigen voedsel moeten blijven be talen. luimers hun loon was niet zoo slooht. Op de groote vaart heeft een stoker f 42 en vrij voedsel en bij de trawlervisscherij 62 zonder den vrijen kost. De schipper rekent voor i de voeding f 8 per man en per maand. Een trawlerstoker verdient dus f 54 tegen een op de groote vaart slechts f 42. Bovendien wie een jaar op het schip blijft, heeft 300 vischda- gen, dus 65 vrije dagen met behoud van het loon. (Ik toeken hierbij aan, dat de heer Van der Plaats mij ver zekerde, dut die zoogenaamde vrije dagen feitelijk vooraf worden inge haald, doordat men vóór den vrijen dag ©xtra diensten te verrichten heeft. Dit nu ontkende de heer Klercq per tinent). Aangaande de uitbetaling in her bergen, meende do heer Klercq, be hoefde geen geschil te bestaan. Daar zijn de reeders niet tegen. Als de schippers het verzoeken, wordt op liet kantoor liet loon uitbetaald. Hier en daar gebeurt dit reeds. Ook van het uitvaren op Zondag, waartegen de schepelingen nog bezwaar hebben» toonde de heer Klercq zich geen grooi voorstander. Verdar over ae verzeke ring. Door mijns zegsmans maat schappij zijn de «schepelingen verze kerd. ingeval van dood, levenslange invaliditeit en tijdelijke invaliditeit (zes weken). Ook hebben zij vrij dok ter en medicijnen. Het leven aan boord is uit den aard der zaak ©enigszins primitief, zei de heer Klercq, maar wat de werkzaam heden betreft, is het er wel uit te houden. De machinisten hebben hun kaartavonden en nemen elke reis van 10 dagen drie romans mee om te lezen. De heer Klercq zelf had onlangs nog een reisje meegemaakt met een trawler naar de Iersche kust. Hij had toen hetzelfde eten gegeten als de be manning, en dat was goed. Omtrent de voedingkwestie merkte hij nog op, dat de schepelingen vrij visch heb ben. Dat was het voornaamste wat de heer Klercq over de eischen had te zeggen. Wat den toestand aangaat, meende hij, dat de staking niet. van langen duur zou zijn, wijl een weerstandskas ontbrak. Van de trawlers lagen nu een 16-tal stil, meende hij. Hiermede nam het interview een einde. Bij den heer Broekmeijcr, voorzit ter van de Reedersverecniging, dio'k slechts ter loops even kon spreken, vernam ik nog, dat de R tedersveree- niging geen maatregelen had getrof fen. Men zou maar eerst eens afwach ten. Ook hij verklaarde, dat men den Zeemansbond niet erkennen wilde als tusschenpersoon. 'k Zou met het opsommen dezer bi) interview verkregen inlichtingen dit artikel kunnen sluiten, ware het niet, dat ik nog gaarne het een en ander ontleende aan do beschouwingen, die onze IJmuidensche correspondent ons toezond. „In korten tijd", aldus herinnert hij, „voor de derde maal een ernstige stagnatie in liet visscherljbedrijf. in 1907 de debacle van 7 failliet!© stoom- visscherij-raaatschappijen, in 1908 do retributie-kwestie, die tusschen haak jes nog niet is beëindigd cn thans de staking van het trawlerporsoncef. Reeds in 1907 in de maand Mei werd met eenzelfde staking gedreigd, nage noeg op geheel dezelfde gronden, cn het m"g eigenlijk verwondering ha ren, dat ze niet reeds eerder is uitge broken. Een der oorzaken hiervan zal zeker wel zijn, dat het voor de stekenden lang niet hetzelfde is, in welken tijd van het jaar zij staken. Deden ze het tegen het zomerseizoen, de reederijen zouden dankbaar zijn en dc schepen stil leggen, omdat gedurende dat tijd vak altijd met verlies gevaren wordt ©n de booten in de vaart gehouden worden en dit mogen de stakers wel bedenken ten behoeve van het personeel en hunne gezinnen. Van het standpunt der stakers gezien, is het tijdstip gunstig gekozen nu de goede vischtijd naderende is. Do levering van dc voeding door den schipper gaat volgens hem vaak gepaard rnet schromelijke misbruiken. Ket gebeurt dikwijls, dat er weinig of siochto waar geleverd wordt. Daarbij komt, dat als kok gewoon lijk fungeert een scheepsjongen of oud-leerling van de Visseherijsohool, die op een gage van 25 varen, doch geen verstand van koken hebben dan komt de klacht over onvolledige en slechte voeding, waarvoor soms veel geld betaald moet worden, niet onbillijk voor. Iets anders is het, de voeding geheel van de roeder ij to vergen, die daarvoor per seiiip van 10 koppen ongeveer van 1800 tot 2000 gulden per jaar zal moeten offeren, wat een enorm bedrag wordt voor die maatschappijen met veel booten. Daarbij is het van algemeene be kendheid, dat het stoomvischbedrijf de laatste jaren weinig of niet vvinsU gevend is, zoodat van dividend geen sprake is bij het meerendeel en de aandeelen voor 1/2 en 1/3 en 1/4 soms nog geen koopers kunnen vinden, zoodat het van de respectievelrke directién niet te verwachten is, dat zij aan dien eisch zullen voldoen. De enkele maatschappij, die door uiterst zuinig en economisch beheer een kleine winst kan maken, zou dit ge heel moeten derven. Dit neemt niet weg, dat door gedeeltelijke tegemoet koming, maar vooral betere controle veel in dezen te doen zou zijn ter ver betering. Onze correspondent meent vorder, dat het niet varen na Zaterdag 12 uur en voor Maandagmorgen in do prac- tijk op bezwa-en zal stuiten. Men vergelijke dit echter met de meening van den heer Klercq. Usance is dat een stoomtrawler 21 uur n3 de lossing overlegt en gemeen- lijk tegen 10 uur 's morgens vertrekt j Nu gebeurt liet niet zelden, dat bij onverwachte tegenspoeden, er zijn veel oude schepen bij, die dikwijls Door R. v, Wurmb. ft) Mevrouw Torrnbach wend langza merhand wanhopig. Als ze het spook toch maar had kunnen bewegen het huis te mijdenMaar hoe dat aan te vangen Den generaal er eenvoudig uit te gooien, was gevaarlijk, want hij zou zich hebben kunnen wreken, en bovendien zou dit een.zeer lastig werk geweest zijn. Een onstoffelijk wezen gaat en komt naar het wil. Menigmaal dacht ze aan vluchten en dan weer scheen de heele spookge schiedenis haar onzinnig en verdacht de keukenmeid en de oude Sancha, dat ze maar wat vertelden om zich in teressant te maken. Voortdurend kwamen er menschen die naar het spook vroegen. Mevrouw Torrnbach moest hun de bloedige plek toonen en alles tot in bijzonderheden vertellen dan keken ze verbaasd naar den schommelstoel, waarin de gene raal had gezeten, zonder te kunnen schommelen, en dan gingen ze naar de keukeu om de keukeumeid uit te hooren. Als ze dan heengingen, waren ze vast van liet bestaan van bet spook overtuigd en heel Paraguari was nieuwsgierig naar hetgeen er nu ver der zou gebeuren. En er gebeurde veel veel meer dan men verwacht had. De generaal strekte zijn wandelin gen namelijk voortdurend verder uit. Hij stelde zich niet meer tevreden met do bezoeken aan het huis in de Caile Liberstad, hij'vereerde achtereenvol gens al zijn voormalige vrienden en bewonderaars met een bezoek. De een ontmoette licm in de keuken, de an der op het dak van zijn huis, de der de in do slaapkamer en schenen over de oplettendheid van het spook bui tengemeen verrukt te zijn. Maar de aanzienlijken zouden zich niet lang over deze onderscheiding ver heugen, want ook het gewone volk verlangde naar den braven generaal. En het duurde dus heel niet lang, of men zag hem op klaarlichten dag over het marktplein gaan en de doodgra ver groette hem uls een ouden, goeden kennis, wanneer hij hem tusschen de rijen graven ontmoette. Weldra was er van de tweeduizend driehonderd en zeventien inwor.ers van Paraguari ook niet een, die het spook van den beroemden man niet ten minste eenmaal beweerde te heb ben gezien, want dat werd een zaak van eer; ook de schooljeugd begreep dat. Ook het dochtertje van mevrouw Torrnbach sprak thans dagelijks over ham. Nu eens had het zoontje van den postdirecteur hem gadegeslagen, toen hij langzaam in den tuin op en neer wandelde, dan weer had Antonia, de jongste van kastelein Salane, hem door een der galmgaten van den toren zien kijken. Er was wel iets op deze verhalen aan te merken, want in den tuin hing een vogelverschrikker, die, als do wind hein heen en weer bewoog, wer kelijk iets spookachtigs had, en in het tweede geval kon liet ook de to renwachter geweest zijn, maar in de algemeene opgewondenheid dacht niemand er aan, de zaak eens gr on- dig te onderzoeken. Nu hoopte mevrouw Torrnbach, dat ze mettertijd aan haar akeligen gast gewoon zou raken, want de mensch is immers een gewoontedier. Hij ge went zich aan alles, tenminste voor zoover het aardeche dingen betreft Misschien kon men ook aan een spook gewoon raken. Het begin was immers reeds gemaakt. Menigmaal beproefde ze de zaak belachelijk te maken en stelde zich voor, hoe komisch liet zou zijn, wan neer de genei"aal het op zekeren dag in zijn hoofd mocht krijgen, om aan tafel op het soepbord tc gaan zitten, wat hij heel goed kon doen zonder scherven achter te laten, of wanneei hij op het idee kwam, orn op den haard te gaan wandelen. Zou hij dan zijn voeten ook branden Het gelukte haar echter niet zich- zelve gerust te stellen, telkens werd ze weer door schrik overmeesterd. Daar gebeurde iets zeer verbazing wekkends. Do „Santa Caterina", het grootste blad van Paraguari, bracht op zijn eerste pagina de volgende me^edceling „Montevideo. In Sacramento is plotseling liet vijfde regiment in opstand gekomen en hc-eft ouder lifct gejubel der bevolking den divisie-generaal CarlosMartineze tot dictator uitgeroepen. Het ver schijnen van den generaal, dien men algemeen voor dood hield, heeft de regeering zeer doen ont stellen. Zijn vrienden vertellen hier, dat hij in Paraguari het pu bliek een corned ie heeft voorge speeld, om zijn vijanden te be driegen en met des te grooter ze kerheid de revolutie te kunnen voorbereiden. Hij goot het bloed van een hoen op do vloersteenen van zijn kamer, liet het gerucht uitstrooien, dat hij zich dood had geschoten. De goede Paraguarij- nen begroeven toen in plaats van ham een aantal groote steenen, terwijl hij, door niemand her kend, naar Argentinië reisde. Thans zal hij heel Zuid-Amerika toonen, dat hij nog flink levend is." Heel Paraguari was verontwaar digd. Men snelde naar het kerkhof, groef de kist op en vond ook werke lijk de steenen. Nu wist men ook, wat er toenmaals zoo gerommeld had. Dus deze verwenschto generaal had de gansche stad voor den gek gehou den Dat was ongehoord, dat was een misdaad I Alles zou men hem verge ven hebben, slechts dit niet. Van dit oogenblik af noemde men hem niet meer „onze Carlos", maar *ie avon turier", „de zwendelaar". De commissaris van politie haalde de schouders op, wanneer men van Martineze sprak, cn beweerde, dat hij pooit aan het spook had geloofd spoken waren or immer» heelcmaal niet. De kastelein Salane werd grof, als men hem vroeg, of hij het ook gezien had. Eensklaps was de generaal spoor loos verdwenen ook mevrouw Torrn bach zag hem nooit weer Tiet was verbeeldingzei ze, „sj»o. ken zijn er Immers heelemaal nieL maar allen geloofden er aan en dat had ook invloed op mij." Daarop ging ze in het salon, zette den schommelstoel in een hoek, en nam het tijgervel weg. Als ze thana de bloedvlek zag, kwam de heele his torie hoar erg belachelijk voor. En eindelijk werd ook de oude Sancha verstandig en begreep, dat de generaal onmogelijk in Paraguari kon komen spoken want hij leefde immers nog en het ging hom goed. Ja, het ging hem zelfs zeer goed iii drie veldslagen mat hij zich met de regeer ingstroe pen en toon zijn leger eindelijk begon te verteopen, wijl hot geld op raakte en hij d6 soldaten niet meer kon betalen, sloot hij nog op het rechte oogenblik een voordo«ligen vrede. Hij legde do wapenen neer en werd gouverneur van de provincie Matato. In Paraguari is hij nooit weer ge- weeet, EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5