HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEDE BLAD. Haarlemmer Halletjes ZATERDAG 6 NOVEMBER 1909 Haarlemsche Handelsvereeniging Goed gek. by Kon. Besl. van 12 Nov. 1809. De Haarlemsche Handelsvereeni ging hier ter stede, opgericht 10 Mei 1892, heeft in den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, is zij opgetreden en dikwijls met groot succès. Jammer echter, dat men alge meen niet meer blijk geeft, dit te waard ©eren, door als lid der Vereent» ging toe te treden. Er zijn wel «aeer dan 600 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moesten lid .worden, om ten minste te laten gevoe len, dat men het werk op prijs stelt, dat de Haarlemsche Handelsvereeni ging steeds opneemt, als doende, wat hare hand vindt om te doen. De voordeelen, die de Vereeniging buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover de geringe jaarlijksche contributie van f 3.50, die gevraagd .wordt. De Haarlemsche Handelsvereeni ging bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan te manen en information voor hen in te winnen. Bovendien hebben de leden het recht, het hun gratis te verstrek ken advies van den rechtsgeleerden adviseur der Vereeniging te vragen, die ook in proceduren en faillisse menten gratis voor hen optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel en het bedrijf der leden. Als proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (van 1 November tot en met 30 April) ad 1.75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens, Spaarne 94, alhier, die voor de ledeai eiken werkdag van 2—4 uur des na middags zijn te spreken. Het kantoor is dagelijks geopend •van 9—5 urn*. I-Iet bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast jrecht van 5 pet. der vordering bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port steeds worden bijgevoegd, bij inzen ding van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van informatiën naar huiten de stad woonachtige personen bedragen 60 ets. pea- informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Inform a- tien naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Pretentiën op buiten de stad wo nende personen worden niet behan deld, wanneer niet 10 ets. voor porto- vergoeding is toegevoegd. Ruim 1748 informatiën en rechts geleerde adviezen werden In het af-j geloopen jaar gegeven. In Augustus en September 1909 zijn 49 vorderingen tot een bedrag van 1477.38 1/2 betaald; 11 vorderingen worden afbetaald; 9 vorderingen zijn uitgesteld. Volgens art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames of wat ook, moeten worden geadres seerd aan het bureau, dat geopend Is dagelijks van 's morgens 9 tot 1 uur en 's namiddags van 2 tot 4 uur, waar dan ook verdere inlichtingen zijn te bekomen. Het Bestuur heeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, hoewel geen lid der H. H. V., toch van haar infor matiën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging informatiën door haar worden ver strekt, en dat voor informatiën op hier ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. Nicïtveillgtisldsdlensl Tjuütt... tjuu-uü'tt... met een door- haJverweegs-van-u-naar-oe-streven- den klank verzoetelijkt uilengekras, en dan aan het eind een ritsend ge kletter van herhaald scherpe-mede» klinkergeluid, dat de pareling van d& middenvocalen met een bits gebots van nijdig over elkaar tuimelende geluidjes onderbreekt en stil maakt... Als je düt in laten avond of hollen nacht in je ooren hoort natrillen, mis schien in deze herfst-gure dagen als een soort fluit-solo, waarbij ram meiende windvlagen en tot water- schijfjes en natte streepjes op je slaap kamerramen platslaande regen drup pen een huiverige instrumentale be geleiding in mineur trachten te bla zen en te klepperen.... en je ligt dan zoo behaaglijk-stil In de koestering van de weldadig-warme dekeais, haal je nog even je zinnen, die al naai' 't onbewuste afdreven, terug, om den geluidsprikkel, die in je hersens nog bewust kon worden, te zetten in het concentratiepunt van je weerkeerend denken. En 't hangt maai' af van de omstandigheid, of je in de buiten wijken woont of hinnenstadter zijt, of je bij die gedachten een uitroep- teeken, dan wel een vraagteeken zet. Woon je in de binnenstad, dan weet je 't nog zoo niet, wat dat geluid te beteekenen heeftmaai- staan je pe naten en laren in de wijken langs de stadsgrens, dan heb je 'i al vaker ge hoord, dat ge-tjuut door de stille straten en het geeft een gevoel van rustige veiligheid, telkens weer als je 't hoort. 't Is immers een bewijs, dat de wa kers van den Nachtveiligheidsdienst op hun post zijn J Want die zijn 't, die dat uilen-geluid uit hun signaalflui- ten de nachtstad inblazen. Nachtveiligheidsdienst. In de ru briek „Om Ons Heen" werd er on langs aan herinnerd, hoe de klepper man in vroeger tijden de nachtelijke veiligheid verzekerde. Dat gemoede lijke instituut maakte evenwel plaats voor den nachtploeg van de stedelijke politie. En we zijn thans reeds aan het eind van het stadium gekomen, waarin men van oordeel is, dat de politie het wel alleen afkan. Inderdaad is het een dwaling te meenen, dat de politie hoe goed zij ook moge georganiseerd wezen in staat zou zijn de zich steeds uitbrei dende steden zóó te beveiligen, dat men des avonds kan gaan slapen met de gedachte „Er kan niet ingebro ken worden." Een half honderd politiemannen is niet hij machte het geheel© stadsge bied te beveiligen tegen nachtvisites van de broeders van het inbrekers gilde. Daarom wint liet denkbeeld van den particulieren nachtveilig heidsdienst in de groote steden, dat wil zeggen de centra der nachtelijke onveiligheid, meer en meer veld, óók in Haarlem. Tot voor korten tijd bestonden er zelfs twee van dergelijke instellingen in onze stad. Natuurlijk één te veel. Evenwel de goede weg is bewandeld en de dienst van „Argus" is opgelost in dien waarvan de heer M. Pothoven directeur is. De heer H. P. Kruyer, da directeur van de opgeheven instel ling neemt thans de functie van controleur van den dienst des heeren Pothoven waar. Op dit oogenblik zijn er ruim 800 huizen aangesloten. Dat is iets, maar niet veel nog. Tenminste niet genoeg. Dat legde de heer M. Potho ven mij uit, toen ik eens met hem kwam praten. En later heeft hij het mij op een nachtelijke ronde door de buitenwijken nog eens gedemon streerd, hoe hij het bedoelde. Zijn ideaal van een organisatie is, dat de dienst voor elke straat, van normale lengte, één waker zal kun nen bekostigen voor lange straten is één man nog niet voldoende eigen lijk en zouden er dus meer moeten aangesteld worden. Vooralsnog Is dat echter een niet te bereiken toe stand. Wie het in handen hebben, om zulk een gunstigen toestand te scheppen Het zijn de ingezetenen, die zich in veel grooter getal zouden moeten aansluiten. De kosten zijn zeer ge ring voor één of twee kwartjes in de week heeft men de zekerheid, dat men (mogelijkerwijze gesproken althans) geen inbraak heeft te duchten. Som migen zijn er, die hun huis gratis laten bewaken. Wanneer men hen aanspoort zich te abonneeren bij den nachtveiligheidsdienst, geven ze bru taalweg ten antwoord „Och, dat behoef ik niet te doen, jullie bewaakt immers het huis van m'n buurman!" De heer Pothoven kan het met der gelijke lieden niet te wel vinden, zal men begrijpen. Hoewel de gedachte verre van mij is, reclame te maken voor deze parti culiere onderneming, kan 'k toch niet nalaten nog eenige voordeelen op te sommen, die men bij aansluiting ge- niet. De wakers zijn er niet alleen om de huizen te bewaken. Ingeval van brand bijv. maken zij alarm wordt er een van de huisgenootan des nachts ongesteld, men heeft maai' even den waker te waarschuwen en deze haalt dadelijk geneeskundige hulp. Bovendien gaan de mannen van den nachtveiligheidsdienst omstreeks elf uur rond en nemen dan aan de huizen der aangeslotenen brieven aan, om die nog te posten. Men m-Q©t niet denken, dat deze hij werkjes de wakers van hun hoofd werk afhouden, want de controleurs, die per rijwiel de stad affietsen, bie den hulp bij het verrichten der neven zaken. Bij m'n bezoek aan den heer Pot hoven heb 'k eens een kijkje achter de schermen gekregen en ben eenigs- zins tot besef gekomen van de moei lijkheden, die het ineenzetten en in standhouden van zulk een dienst met zich brengen. De directeur is een geestdriftig ver teller, die op warme wijze het goed recht van zijn instelling weet te be pleiten. 'k Kwam bij hem in z'n woning in de Schouwtjeslaan, om een uur of acht des avonds, met het plan een half uurtje te blijven praten, maar 'k zat er om elf uur nog. 'k Zat er in het vertrekje, dat thans het „kantoor" heet. De heer Pothoven lachte zelf om dien weidschen naam. „Maai-", zeide hij, „later maak ik er iets grooters van." Doch dat moet langzamerhand groeien. Dan laat 'k hierachter een loods maken, waarin de wakers dan hun rusttijd kunnen doorbrengen." Want het ligt in zijn bedoeling om een twee ploegensteisel te maken, zóó dat elke ploeg eenige nachturen en eenige daguiren dienst doet. Dan kan de dienst worden uitgebreid met een bestel- en bodedienst, doch dat is een zaak van later. 'k Wilde vertellen van de moeilijk heden, welke zulk een instelling den organisator berokkent. Het behoeft geen betoog dat een dei-gelijke dienst eigenlijk staat of valt met den leidea-. Deze moet wel een bij uitstek krachtige persoonlijkheid zijn, wil de onderneming slagen. En zulk een man is ongetwijfeld de heer Potho ven. Een der groote moeilijkheden is het kiezen van het personeel. Wie in dienst van een instelling als deze is, moet natuurlijk strikt eerlijk zijn, en iemand zijn, die zich niet aan sterken drank te buiten gaat. Voorts moet hij niet opzien tegen de onaangename taak van soms uren achtereen in het gure jaargetijde rond te loopen, ter wijl de elementen hem zijn baantje nu niet bepaald tot het prettigste maken. De man moet niet bang zijn...- en nog heel wat andere eigenschappen bezitten, die hem voor de betrekking geschikt maken. Dat alles moet de directeur nu bij een sollicitatie bij de gegadigden ontdekken, 'k Zat er bij, toen er zich eenigen kwamen aanmel den. 'k Zou niet gaarne de gesprek ken weergeven, want de heer Potho ven is allesbehalve malsch uitgeval len. Zijn jarenlange omgang met 't personeel der E. N. E. T. en E. S. M., waarbij hij de betrekking van inspec teur van vervoer vervult, en voor dien tijd met de arbeiders aan „Elec- tra" te Amsterdam, hebben de in aan leg zeker reeds aanwezige eigenschap ontwikkeld, dat hij zijn Pappenhei mers meestal bij den eersten oogop slag kent. Als ik in een sollicitant niets anders zag dan een wat be duusd aan z'n pet frommelend man netje, gaf de heer Pothoven door z'n eigenaardige manier van kortaffe vragen stellen een merkwaardig kijk je op des sollicitants wezen. Er zijn er natuurlijk wel, die Iets op hun kerfstok hebben. Dat houden ze dan altijd geheim, maar het baat hun niet veel. De directeur zegt dan zoo langs z'n neus weg: „Nou, kom morgenavond maar eens terug en breng dan een bewijs van goed ge drag van de politie mee!" Zoo had hij er ook een, toen 'k er was, doch nau welijks had de man de deur achter zich dicht getrokken, of de heer Pot hoven lachte me toe: „Diè zie 'k nooit weer terugl" Zoo doet de directeur zich kennen als een man van breede en zware sug gesties. Er gaat van bem een bijzon dere influentie uit, die z'n man nen drijft tot ijver en goed gedrag, omdat ze voelen, dat hun patroon dat waard is. Het overwicht van een per soonlijkheid wordt zeer spoedig ge voeld en is men zich die bewust, dan volgt het gehoorzamen vanzelf, niet een slaafsch gehoorzamen, doch een bewust naar 't goede trachten. Natuurlijk zijn er altijd menschen, die het betoonde vertrouwen schen den. Daarover liep de heer Pothoven nu te vertellen, toen we den volgen den nacht, lang na twaalf uur de stad rondwandelden. Uren achtereen had m'n zegsman eens staan uitkij ken naar een waker, dien hij ver dacht, in den diensttijd in een cafée- tje te gaan drinken. Tegen zulke lieden Is de chef onverbiddelijk. Geen smeekbeden hel pen, ze worden ontslagen. Men be- grijkt dat het ook niet anders kan. Strenge tucht moet er heerschen en personen, die zich aan d erge ijk wan gedrag schuldig maken, benadeelen daardoor de onderneming waaraan ze werkzaam zijn. Het ijzeren gestel, dat de heer Pot hoven bezit, maakt, dg-t hij bijna geen behoefte heeft aan slaap. Dit stelt hem in staat op allerlei ongelegen tij den er uit te gaan om zijn mannetjes te oonti'oleeren. En ook al gaat hij er niet op uit, weet hij middeltjes ge noeg, om zich op de hoogte te stellen of iedereen zijn plicht doet en op zijn post is. Waar die trucjes in bestaan, mag 'k niet oververtellen, want ze moeten voor de wakers zelf een ge heim blijven. We hadden In den donkeren nacht een poosje rondgeloopen, toen m'n geleider mij eens liet hooren, hoe hij kan zien, of alles richtig is. De heer Pothoven blies op z'n fluit... en een paai* seconden later hoorde 'k het antwoord: tjuüt... snerpte het sig naal van den waker terug. Dat was rechts van ons... Tjuüt... ging het weer een oogenblik later uit de linker-streektjuütfloot zach ter de fluit van een veraffe waker en zoo ging 't door, een gehoorsafstand ver. Want als één dit signaal blaast, antwoordt iedere bewaker, die het hoort. Het fluit-geluid van de nacht veiligheidsmannen loopt dus de heele stad in het rond. Sommige der beambten worden ver gezeld door honden, meestal in de moeilijke en eenzame wijken. Op ver schillende punten ontmoetten we de wakers, ze slenterden hun ronden af, of gingen nauwkeurig na of deuren en ramen der aangesloten huizen wel goed gesloten waren. Is dat niet 't ge val, dan wordt de bewoner opgescheld en als men iets verdacht merkt, het huis onderzocht. Bemerkt hij des nachts onraad, dan heeft de abonné van 's heeren Pothoven's dienst niets anders te doen dan een herhaald sig- naal-gefluit te doen hooren, want ook de aangeslotenen zijn in het bezit van een dergelijke fluit. De wakers snel len dan toe, een houdt de wacht en de ander waarschuwt de politie. De heer Pothoven wil nl. zijn dienst niet doen concurreeren met het poli tietoezicht. 1-Iij is integendeel zeer ge steld op samenwerking. Daarom laat hij zijn mannen niet onbezoldigd ge meente-veldwachter worden. Dit om te voorkomen, dat zij alleen optreden en de politie er buiten laten. Als de bewaker onraad heeft geconstateerd moet hij politie halen, om gezamen lijk het geval verder te behandelen. Dit lijkt mij een zeer juist stand punt, het voorkomt naijver tusschcn beide bewakingscorpsen en verhoogt; daardoor het resultaat van de wer king èn van politiekorps èn van naeht- veiligheidsdienst. JAC. C. M. Jr. PARIJSCHE BRIEVEN. CVI. Ik heb een tooneelstuk geschreven. Ja waarlijk, ik heb een tooneelstuk geschreven. Zoo tusschcn mijn muzi kaal- en theatraal-kritische bedrijven door. Niet makkelijk, hoor, het maken van een tooneelstuk. Weet ge, wat ik vind, dat er de moeilijkste kunst greep van is De menschen op tijd te laten komen en gaan. Dat moet in een tooneelstuk sluiten als een bus. Nou, en nu is liet eigenaardige in het werkelijke leven, dat er aan den eenen kant zooveel te-laat-komers, aan den anderen kant zooveel plak kers zijn. Wat drommel Ik heb toch •liet recht om te-laat-komers en plak kers ten tooneele te voeren Maar breng dan maar eens de werkelijk heid en het tooneel bijeen. Het too- neel, zeggen ze, mag geen oogenblik of hoogstens 121/2 seconde leeg staan. En een bedrijf mag niet te lang duren. Bon Of liever heele- maal niet „bon". Menschen, die te laat komen, en mensd\en, die plak ken, werken gemeenlijk met minuten, ja, zelfs mot halve uren. Schipperen moet je dus in je tooneelstuk, schip peren, dat je e-r raar in je hoofd van wordt. O hoe benijd ik bijvoorbeeld Herman Hevermans, die gèdiologeer de artikeltjes schrijft, ze met oen bij zondere soort van lijm aan elkaar plakt en die plakseldingen dan in het lieve vaderland als „spelen" van dit of dat op de planken vermag te bren gen en van do hand kan zetten. Knap, razend knap vind ik dat. En dan dat Parijsche Fransch, die Parisismen Zo veranderen elk jaar, neen, elk seizoen. Heugt het. u nog, hoe in Holland de menschen een tijd lang bij do onmogelijkste gelegenhe den de uitdrukking „heel©maal al leen" van hun lippen lieten vloeien Welnu, te Parijs wemelt liet van der gelijke locale uitdrukkingen, die ech ter maar korten tijd opgang maken en daarna vervangen worden door andere, nieuwere. Wie, bijvoorbeeld, a u nog een „Je me Pdemande" of een „Fallait pas qu'y aille I" zou loslaten, zou door de echte Parijzenaars voor een wezen uit het antediluviaunsch tijdperk worden aangezien. Met de woorden is het uilteraard een graadje erger en ingewikkelder dan niet de uitdrukkingen. Kortom, met de Parisismen gaai het als met do trekvogels op een ge geven oogenblik smeren ze 'm. Alleen komen veie Parisismen nóóit wcèrom dat is het verschil. En, ach, zelfs de blijvende woor den.... Enkele voorbeeldjes. Mijn le zers kennen natuurlijk allemaal voor treffelijk Fransch en weten, dat liet Fransche woord „Bah niet gelijk waardig is aan hetzelfde Ilollandschc tusschenwerpsel, doch wel overeen komt met ons „Ach kom I". Onze sma delijke uitroep „Bali luidt in het Fransch „Peuh 1" of „Pouah Doch wilt ge wel gelooven, dat er minstens drie maanden actieve oIh servatie oftewel observatieve functie voor noodig is om te weten te komen, welke stervelingen der Parijsche we reld „Peuh en welke andere „Pouah I" zeggen. Enzoovoort, enzoovoort. Tot in het oneindige. Dat alles is crimineel moeilijk en vordert abominabel veel tijd. En ik kan me best begrijpen, dat. een En- gelschnian te Parijs eens den volgen den brief schreef aan zijn vrouw (e Londen „My sweetheart, Ik maak kolossale vorderingen in de Fransche taal, my darling. Ik leer nu de onregelmatige werk woorden, en je kunt je niet voor stellen, hoe talrijk en hoe moei lijk ze zijn. Toch schiet ik goed op. Wil ik je eens het werkwoord „gaan" („s'en aller") vervoegen Je zult schrikken van de moei lijkheden. Luister Je in'en vais, Tu üars. 11 file, Nous fichons le camp, Vous vous esbignez, lis se la cassent. De rest is even ingewikkeld en lastig." Doch nu dien ik zelf op te schieten. Mijn stuk was dan eindelijk klaar. Den inhoud verklap ik u niet Ik zegu alleen mam', dat ik er een psychopa thisch geval ix> behandeld heb wat, nu Lombroso juist gestorven is, het ding actueel, „up to date" maakt, niet? Ik toog er mee naar een schouw- burg-directeur. Ik alleen, uit mezelf. Zonder aanbeveling, dus of iets van dien onrhoogdrukkenden aard. Ik heb mijn leven lang protectie versmaad. De theater-Cerberus voegde me de volgende beminnelijke woorden toe Ahalweer een nieuwe drama turg De vierde vandaag Maar je kunt nooit weten.... Leg uw stuk daar maar neer. Zoodra ik tijd heb, zal ik het lezen. En als het wat is, neem ik het. Hoopvol ging ik heen. Drie maanden achtereen hoorde ik er niets meer van. liet wachten moe de, schreef ik den theuterkoning, of hij zoo vriendelijk wilde zijn, zich mijn persoontje nog te herinneren. Waarop hij mij mijn pennevrucht gaaf terugzond, met de verontschuldi ging, dat hij nog geen tijd had gehad, er van te proeven. Directeur no. 2 gaf me het stuk da delijk terug en zei Pardon, meneer, ik heb mijn eigen tooneelschrï j vers, on die betaal ik koninklijk. De bedoeling van het laatste zins deel is mij zelf nog niet recht duide lijk. Directeur no. 3 nam mijn stuk niet eens ter hand. Onwillig zei hij Al het werk, dat critici leveren..- peuh I Ik antwoordde hem Het verstand van zaken, dat di recteuren hebben.... pouah 1 Directeur no. 4 sprak mij opgansch vrieudschappelijken toon toe Wat mank ik nu met een stuk van iemand, die als tooneelschrijver heelemaal onbekend is ?Zie, dat u er ook den naam van een bekenden dra maturg op krijgt, en dan kunnen we verder zien. EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. Nauwelijks hadden we ontbeten, of Jan bracht me een groote enveloppe, waarop als hoofd gedrukt stond G e- meentebestuur van Haar lem en dat geadresseerd was aan Den WelEdelgestrengen Heer Fidelio, Haarlem. Ik keek er verwonderd naar. Van 't gemeentebestuur was ik geen be richten wachtende en aan groote en veloppen heb ik een hekel. Let maar eens op als de menschen je wat te schrijven hebben in een groot cou vert, is het maar zelden iets goeds. Maar Jan grinnikte. „Hoe komt u zoo plotseling edelgestreng, pa?" vroeg hij. „Zouden ze eindelijk in den Haag en hij keek naar mijn knoopsgat, dat nog altijd leeg is. Een oogenblik knopte mijn hart van. blijde, verwachting, maar onmiddel lijk daarop bedwong ik dat weer, In groote enveloppen ik zei het 'al moet je nooit blijde verrassingen verwachten. „Gekheid", zei ik dus, „het zal wel •Wat over de belasting wezen." En daar je met zulke dingen nooit haast hoeft te maken, omdat belasting nooit ge voegelijk daalt, maar altijd ongenoe- 'gelijk klimt, dronk ik mijn thee op, las mijn ochtendblad verder en kwam er daarna pas toe, de enveloppe te ope- hen, Ais ik op het tooneel was geweest, zou Jk vol vuur zijn opgesprongen, den •br'oj hebben heen, en' weer gezwaaid en geroepen„vrouw, Jongen en dan van vreugde niet verder ge kund hebben. Maar als er geen publiek Is in een huiskamer, die trouwens maar 41/2 is bij 4, en je zit er alléén met je vrouw en zoon. dan maak je zooveel drukte niet.. Ik zei dus niets, keek alleen maar versuft, „als een uil in doodsnood", beweerde de beleefde Jan. Deze betiteling kwam allerminst te pas, juist nu ik op de meest eervolle manier tot een belangrijke betrekking was benoemd. Ik had althans deze voldoening, dat zelfs mijn niet tot zwijgen te brengen zoon In ademlooze stilte luisterde naar de voorlezing van het gewichtige schrijven WelEdelgestrenge Heer, „Met dezen hebben wij de eer U mee „te deel en, dat wij onder de 135 solli citanten naar de betrekking van „controleur der plaatselijke belastin- „gen niemand hebben kunnen vin- „den, die ons geheel voldoet Wij heb- „ben- derhalve het voorrecht U deze „betrekking aan te bieden op een aan vangssalaris van tienduizend gulden „per jaar, welk tractement naar wij „meenen althans eenigszins ln over- „eenstemming Is met Uwe bijzondere „verdiensten. Wij zwegen alle drie, zooals dat past na een onverwacht bericht. Juist toen mijn vrouw haar lippen spitste tot een veelbe teekenend „Goeie grut 1" zei Jan: „ik begrijp nog altijd niet, waarom u edelgestreng Is ge worden.'1 ..Edel'V zei ik waardig, >,was Ik al en gestreng zal ik nu voortaan dienen te wezen. Versta je dat Daarop ging Lk verontwaardigd de kamer uit, omdat mijn vaderlijk ge zag niet toereikend is om hem er uit te krijgen. Onmiddellijk antwoorden diat ik de benoeming aannam, scheen me min der gewenscht. Het is veel tactischer te doen alsof je vindt, dat zooiets je van rechtswege toekomt, dan er dank baarheid voor te toonen. Maar één ■ding kon dadelijk gebeuren, namelijk mijn nieuwe functie zoo langzamer hand beginnen. Zou het niet een schitterenden indruk maken, wanneer ik, tegelijk met het bericht, dat ik de benoeming aannam, een lijstje gaf van personen, die belangrijk konden worden verhoogd Dus stapte ik de deur uit, tot heil der gemeente en met een parapluie, want 't regende flink. Een paar huizen verder stond mijn groentenhoer. Zijn wagen was pas nieuw geverfd, de lak lag er nog op en ln sierlijke witte letters prijkte de naam van den eigenaar. „Vertel me eens", zei ik vriendelijk, „gaan de zaken zóo goed, dat de wa gen zoo mooi opgeschilderd kon wor den „De zaken. vroeg hij en keek zoo verachtelijk naar zijn wagen, alsof hij aan bloemkool, andijvie en roode kool een bloedwraak had, gezworen 't zou wat I In de zaken is 't malaise. De wagen is opgeschilderd door een ar men kerel, die me zijn groente niet betalen kon I Boerenkool, juffrouw nee die Is er nog niet 1" „Goeiendag", zei ik, en ging verder. 't Was ook niet verstandig geweest met een groentenman te beginnen. Grooter sommen moesten belast wor den, dan zoo'n kleine koopman ver dient. Op den hoek van de straat stonden twee heeren te praten, die ik niet ken de. Ze hadden blijkbaar verschil van meening. De een sloeg met zijn voor vinger naar den ander en stond druk te betoogen. De ander schudde maar met zijn hoofd en riep, juist toen ik voorbijgaan wou: „Ik verwed duizend gulden, dal t niet waar is I" „Neemt me niet kwalijk, heeren", zei ik, „maar hooide ik u niet zeg gen duizend gulden?" „Ik begrijp niet zei de man van de duizend gulden. „Met uw welnemen", ging ik hoogst- beleefd voort, „maar u zei het toch." „Ja, dat deed ik, maar ik begrijp niet met welk recht „Ik u dat vraag Dan zal ik u on middellijk inlichten. Ik hen benoemd tot controleur van de belastingen en stel daarom prijs op de kennismaking met iemand, die zoomaar duizend gul den over één verschil van meening kan verwedden. Dat moet wel een rijk man wezen. Is 't niet onbescheiden te vragen, waarover het verschil Mep?" „OCh", zei de een, „ik zei, dat keien duurder zijn dan klinkers a a" „Bn ik zeg, dat hij er niets van weet", riep de ander.- „En die duizend gulden vroeg ik. „O, dat is maar hij wijze van spre ken, ik ben heelemaal geen duizend gulden rijk I" „En ik ook nletl*-5 „Maar heeren", zeï ik, „lïoe kunt u £an pip zoo'u som wedden „Juist omdat we die niet hebben", gaf de wedder ten antwoord. Ik nam den hoed af en ging heen. Achter mij BChaterde het tweetal zeer onheusch. Nu nam ik mijn weg naar de socië teit. Daar zou wel heelwat te verdie nen wezen. En jawel, de eerste dien ik er zie is Hupstra, die zit te vertellen van zijn reizen in Zwitserland. „We kwamen in Interlaken", zei hij (bonjour, Fidelio, gaat 't goed?) „maar alles was vol. Massaas vreem delingen, Engelschen en Amerikanen vooral, die grof betaalden. Ik dacht I „een goeie Hollander laat zich niet bluffen" en zoo nam ik de eenige over gebleven kamers in 't grootste hotel aan de promonade, een suite met bad kamer voor honderd mark per dag. De Engelschen en Amerikanen dron ken 's middags aan tafel Bourgogne, ik champagne. Hou de eer van je land op, zei ik tot me zelf. En dat gebeurde. De oberkellner noemde me Herr Von Hupstra en de eigenaar van 't hótel fluisterde, als ik voorbijkwam, zooiets van HerrBaron. t." „Dat zal een flinken duit gekost hebben", bracht ik in 't midden. „Natuurlijk", antwoordde Von Hup stra triomfantelijk. „Maar de Engel schen en Amerikanen waren gebluft." „Zeker. Alleen moet je voor zulke dingen wel een groot inkomen heb ben I" „Hoe zoo vroeg Hupstra, die het niet begreep en argwaan scheen te krijgen. „Je moet wetenik ben controleur van de gemeentebelastingen gewor den en nu dacht ik zoo, dat je belas- tingcijfer wel eens mag worden her zien Als ik een spook was geweest, zou de stilte die hierop volgde, niet groo ter hebben kunnen zijn. Het heele kringetje, waarin Hupstra zat te ver tellen, zweeg, Herr Baron zelf werd eerst wat rood en toen wat bleek en zei eindelijk „Geef je geen moeite, de heele reis was een cadeau van tante Lize uit Arnbcm. Ik betaal dus zeker geen cent belasting méérl Ga je me» een partij biljarten, Van Puffelen En daarmee verspreidden ze zich en lieten mij alleen staan. Ik zag, dat in de sociëteit do hoofden bij elkander werden gestoken. Er werd gefluisterd en op mij gewezen. Als ik in de buurt kwam, gingen ze uit elkaar. „Pas op je zakken 1" riep er een ach ter mijn rug. Maar toen ik me omkeer de keek ieder een anderen kant uit. Toen ging ik maar weg en naaf huis, nam een pen en schreef aan 't Stadhuis, dat ik de vereorende benoe ming niet zou aannemen, omdat wa gens werden geschilderd voor groente- schuld, gewed werd om geld dat do menschen niet hadden en op reis do gebraaie haan uitgehangen op kosten van tante Lize. Onder deze omstan digheden achtte ik het beter, de taak aan een ander over te laten, 't Speet me alleen van die tiendui ik bedoel, omdat Jk nu niet nuttig wezen kon voor 't algemeen. FIDELIO- Naschrift f Voordat de lezer er in loopt, wil ik even in vertrouwen mee- deelen, dat pa dat allemaal maai' ge droomd heeft- Ik heb hom hóóren i snurken 11 JAN F.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5