w
m
m
m
3
Mt/y,
tiet cadeau.
ft
ft,
ft
ft
Voorbij'varend© schip en eindelijk om
hult weer een gelijkmatige duister
nis de oppervlakte der zee.
l)it Kolfs gelaat is alle kleur gewe
ken en als in woeste smart beren
zich zijn tanden in de onderlip.
Dieper en dieper zinkt het ten on
dergang gedoemde schip; het schreeu
wen en roepen der schipbreukelingen
dringt gillend in de ooren van ben
die tot helpen bereid zijn.
Eindelijk, na een ontzettende in
spanning en vele vergeefsche pogin
gen, gelukt het een verbinding met
het wrak tot stand te brengen. In
het reddingstoestel worden de een na
don ander aan boord van de „Gelder
land" gebracht en na twee bange
uren is de laatste geredde gelukkig
aan boord van het reddende vaar
tuig gekomen.
In T Oosten schemert reeds de
nieuwe dag.
Eer Rolf Gladchena de brug ver
laat, richt hij zijn oogen nog eens
naair het wrak. Schuimend rollen de
loodkleurige golven over het geheele
dek. Reeds Is de boeg volkomen door
do zee bedekt en terwijl Rolls oogen
nog. als door too ver kracht aange
trokken, op het tre-irige overblijfsel
gericht zijn. richt het achterste ge
deelte zich plotseling steil omhoog en
zonder gedraiseh schiet het wrak in
de diepte. Onwillekeurig sluit de jon
ge kapitein de oogen.
Met zware stappen klimt hij de
trap naar het dek af. Hij moet rich
een paar uur rust gunnen, maar
eerst moet er nog gezorgd worden,
dat de geredden een plaatsje krij
gen.
In groepen zitten en liggen ze op
bet dek; ze zijn nog onder den indruk
van de vreeselijke uren, die vooraf
gingen. Met vriendelijken groet trad
Rolf Gadchens onder hen.
Plotseling vallen zijn oogen op ee-n
bleek meisjesgelaat, waarover de
flauw brandende scheepslantaren
haar geelachtig schijnsel verspreidt-
Elisabeth!
Alsof hij van pijn kreunt zoo ont
snapt die naam aan zijn borst en hij
valt naast de roerloos liggende op de
knieën.
Bij den klank zijner stem opent het
meisje de oogen. Een glimlach van
herkenning verfraait haar gelaat.
Rolfl fluistert ze eu tast naar
zijn rechterhand, alsof ze hem nooit,
nooit meer vau haar zou willen laten
gaan.
Als in een droom loopt een nieuwe
dag ten einde.
Breed en majestueus strekken zich
de wateren van de Elbe uit. In den
avondnevel zijn de vlakke oovetrs als
weggedoezeld.
Een binnenkomende stoomboot
schuift zich door den op en neer gol-
venden nevelwand. Het is de Lady
Ada.
Kapitein John Macgregor staat op
do brug. Hij heeft reeds van den zee-
loods, dien hij van het Eibervuur
schip heeft overgenomen, gehoord,-
dat de Gelderland de Elbe nog niet is
binnengekomen.
Van den oever schijnt een boot
zich los te maken, die recht op de La
dy Ada aanhoudt.
De loods jol is het, welke den twee
den loods aan boord brengt, die de
stoomboot nu naar de haven zal lood
sen. waar dan als laatste de haven
loods de leiding op zich neemt.
De stoombooten, welke geregeld op
Hamburg veren, krijgen gewoonlijk
steeds dezelfde loodsen weer. Ook de
lange, breedgeschouderde man, die
thans uit de jol langs de schommelen
de valreep naar het dek klom, was
voor Macgregor geen vreemde meer.
Korsten Fokkes had reeds dikwijls de
planken van de „Lady Ada" onder
de voeten gehad.
Met een knikje begroetten de bet-
de mannen elkaar en met eenlgszins
verminderde snelheid ging hel nu
verder de Elbe op.
Macgregor stond aan bakboordzij
de op de brug en keek naar den oe
ver Links, tegen de heuvelruggen,
klauterden aardige met roode pan
nen gedekte huizen op. Overal blon
ken tusschen de boomgroepen vrien
delijke lichten.
Van tijd tot tijd wierp Macgregor
eo i oiwustigen blik achter zich, ais-
of hij vreesde, dat hij in den nevel
de zijlichten van een hem vervolgen-
do stoomboot zou kunnen zien op-
diuKeu.
beu dikke lucht vandaagl wend
de Macgiregor zich vol den loods om
een klein gesprek te beginnen.
Karsien Fokkens knikte zwijgend
met het hoofd, 't Was, alsof zijn oo
gen in den dunnen nevelwand boor
den, en om zijn baardkxaen mond
lag een harde trek.
Zou het nog opklaren? nam Mac
gregor den draad van bet gesprek
weer op.
Ook dezen keer een zwijgend knik
ken als antwoord.
Macgregor zag den loods verwon
derd van ter zijde aan. Hij kende do
zen reus anders als een opgewekt,
spraakzaam man.
Korsten Fokkes had misschien den
onderzoekenden blik bespeurd. Werk
tuigelijk keerde hij Macgregor het ge
rimpelde gelaat toe.
Een gevoel van beklemming, waar
van hij geen rekenschap kan geven,
kwam over den kapitein. In de oogen
van den loods lag oen vreemde, ake
lige gloed.
Is je zoon al weer hier? Hij zou
immers dezo week met de Persim
mon van de Westkust komen, zetten
Macgregor, om toch iets te zeggen,
het gesprek voort. i
Die is doodi antwoordde de
loods op doffen toon. Het waren de
eerste woorden, die hij aan board ge
sproken had.
Macgregor wist, hoeveel Fokkes
van zijn eenigen zoon, die als ma
troos op de viermastbark Persimmon
voer, hield. Gaarne zou hij een paar
woorden van troost hebben gespro
ken, tna&r hot leven op zee maakt
hard en gesloten en dan willen de ge
wone phrasen van deelneming niet
meer over de tong.
Over boord? vroeg hij.
Van boven gekomen! antwoord
de Fokkens laconisch. Geen spier be
woog in zijn als uit steen gehouwen
gelaat, maar uit zijn oogen week de
zonderlinge flikkering niet
MacgTegor keek onrustig naar den
eersten stuurman. Die stond aan
stuurboord en keek ingespannen uit.
De lichten der kleine dorpjes aan
den oever glijden voorbij. Aan bak
boord vooruit duiken een groot aan
tal vlammen op. Altona komt in het
zicht
Macgregor draait zich nog eenmaal
om. Geen schip is te zien. Nu kan hij
de weddenschap niet meer verliezen.
Een woeste triomf schittert in zijn
oogen en 't Is, alsof ear een last van
zijn hreede zeemansborst Is geno
men.
Als men Altona voorbij is, trekt de
mist meer en meer op. Recht vooruit
wordt het bakboordlicht van een
stoomboot zichtbaar Ze schijnt uit
de Kohlbrand te komen en wil nu in
het vaarwater.
Het is altijd gevaarlijk als een
stoomboot in een druk vaarwater
voor een andere over kruisen wïL
De oogen van de mannen op de
brug boren zich letterlijk in de duis
ternis. Nog stoomt de Lady Ada met
lialve bracht op de stoomboot ai, die
dwars ln de rivier ligt.
Macgregor werpt een onrustigsen
blik op Fokkes. Volgens zijn meening
moest de machine uu stop worden ge
zet, want de „Lady Ada" heeft nog
le veel vaart eu bovendien dringt de
stroom haar steeds meer Daar de te
genkomende boot. Eindelijk tast Kar
sten Fokkens langzaam naar den
hefboom van de uiachinelelegraaf.
Goddank! denkt Macgregor, die
den loods reeds opmerkzaam wilde
maken.
örn den mond van Karaten Fokkes
speelt een eigenaardige glimlach, rijn
oogen gloeien, en zonder een blik
van de drijvende, steeds meer nade
rende boot af te wenden, diraait hij
den hefboom om.
VolJe bracht!
Beneden rinkelt de bei van de tele
graaf en de reusachtige vliegwielen
beginnen sneller Ln het rond te
draaien.
Dat alles is slechts het werk van
een oogenblik.
Nu de „Lady Ada" plotseling voor
uitschiet. beseft Macgregor het ont
zettende gevaar. Met een half onder
drukten kreet van woede vliegt hij op
den loods af en tiracht hem bij de te
legraaf weg te dringen. Maar Fokkes
houdt den hefboom met bovennatuur
lijke kracht omklemd.
Hijgend worstelen ze. Daar suist
de vuist van den eersten stuurman
met volle kracht op den schedel van
Karsten Fokkes.
Met een doffen kireet valt de man
op de knieën en in 't zelfde oogenblik
is de „Lady Ada" met volle kracht de
tegenkomer In de zijde geloopen.
De scherpe steven scheurt een
groot gat in den wand van de vreem
de stoomboot, maar ook van de „La
dy Ada" zijn de boegplaten inge
drukt.
Onophoudelijk laat de stoomfluit
van het zinkende stoomschip zich hoo-
ren.
Macgregor heeft zijn tegenwoordig
heid van geest herkregen Door den
zwaren stoot is hij tegen een stutbalk
aangevlogen en heeft een bloedende
wonde aan het voorhoofd gekregen.
Karsten Fokkens is verdwenen, hij
moet overboord geraakt zijn.
Het aangevaren vaartuig, een Hol-
landsche kolenboot, die van Harburg
naar Altona onderweg was, is van ie
„Lady Ada" vrijgekomen en zinkt nu
snel weg.
Macgregor laat de booten uitzetten
eu seint de havenpolitie. Als half in
den da-oom ziet hij onmiddellijk daar
op een slanke barkas aanleggen.
Opeens komt ex leven in zijn onver
schillige trekken. Achter hem komen
twee lichten, een rood en een groen,
en daarboven het witte toplicht van
een stoomboot te voorschijn, die snel
nadert en zonder gedruisch de „La
dy Ada" voorbijglijdt.
De stuurman werpt Macgregor een
veelbeteekenden blik toe en geeft den
kapitein daarop zijn nachtkijker.
De passeerende stoomboot is „de
Gelderland."
Een wilde vloek ontsnapt aan Mac-
giregors lippen. Grimmig kijkt hij
den verdwijnenden tegenstander ach
terna.
Eerst laat ln den nacht bereikte de
Lady Ada, gesleept door twee booten,
haar ligplaats aan de Keizerkade.
Voor de naaste loods lag stil en
donker de Gelderland.
Met stillen wrok stelde Macgregor
zich voor, hoe de jonge Dultsche kar
pitein nu zeker zich op zijn overwin
ning die toch eigenlijk geen over
winning was, beroemde.
Mismoedig begaf hij zich naar de
kajuit om zijn verslapte levensgees
ten weer wat op te wekken.
Juist was hij bezig zich een whia-
kygrog te bereiden, toen hij op de
trap haastige voetstapoen hoorde. i
Hei gevulde glas gleed hom haast
uit de hand. In de deur verscheen
de slanke gestalte van Rolf Gadchens
dien hij thans als zijn hittereten te
genstander beschouwde.
De jonge man bleef in de deur
staan.
Wat verlangt ge? vroeg Macgre
gor onvriendelijk en zijn dikke wenk
brauwen trokken zich onheilspellend
Rolf Gadchen was volstrekt niet
bang geworden door deze onvriende
lijke ontvangst. Terwijl hij kalm
stand hield voor de dreigende blikken
van den kapitein, antwoordde hij:
Ik wilde u iets terugbrengen
wat voor u van veel waarde ie.
Een Ironische glimlach speelde om
Macgregor's iooikL
Je meent zeker de ellendige vijf
tig pond, die ik ingezet heb. Je schijnt
een eigenaardig» meening te hebben
over wat voor mij van waarde is. 't
Is waar, deze gekke loods had mij
het spel niet moeten bederven. Maar
behoud het geld gerust. Ik ben niet
gewoon van mijn tegenstanders ge
schenken aan te nemen.
Misschien toch wel, zei Rolf be
daard.
Het glas trilde in de hand van Mac
gregor Slechts met moeite kon hij
zich nog beheerechen.
Onze zaak is dunkt me afge
daan, antwoordde hij en greep den
broodbak om ie kennen te geven, dat
hij het gee pre k ais of geloopen be
schouwde.
Nog niet geheel en al, liet Rolf
zich hooren. Wat mij hier doet komen
Ls een veel ernstiger zaak dan die on
zinnige weddenschap.
Macgregor had de mede brood
weer weggelegd en keek verrast op
Er was iets Ln de stem van den be
zoeker, dat hem ln de war bracht.
Gisternacht zagen wij aan bak
boord vooruit noodsignalen. Gij hebt
ze immers ook gezien, nam Rolf het
gesprek weer op
Macgregor verschoot van kleur en
zijn oogen ontweken de onderzoeken
de blikken van Rolf.
Ik heb niets gezien, antwoordde
hij norsch.
Dat hebt ge toch well vervolgde
Rolf onverbiddelijk. Kapitein Mao-
giregor, ge wlldet de weddenschap
winnen en hadt bijna meer verloren
dan geld en den roem van overwin
naar te zijn.
De oude keek strak naar den jon
gen kapitein. HIJ kon er niet wijs uit
worden, wat deze met zijn woorden
bedoelde.
Kapitein Macgregor, ook Ik stond
gisteren tn tweestrijd, of ik van koers
veranderen en die schipbreukelingen
redding zou'brengen Heden dank ik
er den hemel voor, dat Ik niet voor
de verzoeking ben bezweken, want. op
het zinkende schip bevond zich... uw
dochter!
Alle kleur was uit het gezicht van
den ouden kapitein verdwenen en
een zenuwachtige beving ging door
zijn gansche lichaam.
Rolf opende zachtjes de deur en
riep met gedempte stem den naam
van zijn geliefde.
Haastige schreden kwamen de trap
af en een oogenbiik later rustte de
dochter in de ami en van den ge-
schokten vader.
Kolf wilde zich zachtjes verwijde
ren, maar Macgiregor vatte zijn rech
terhand en legde die in de haud zij
ner dochter.
Nog kampende niet een hevige ont
roering zei hij:
Je hebt uiijn schip overwonnen.
Daarvoor komt je hel geld toe, waar
om we wedden. Je hebt mijn hart
overwonnen. De prijs daarvoor zij
mijn Elisabeth, het beste, wat ik te
geven heb.
(N v. TN.)
Zeg man, heb je aan de Van
Hollens gedacht? vroeg mevrouw
FouUju, in hel kille schemeruur van
eeu Octobeniüddag, terwijl ze samen
in de huiskamer zaten, waar hel
nog zonder kachel en bij de niet op
geruimde eettafel, erg ongezellig
was.
Wat is er met de Van Holte os?
zei de heer Fontijn, die juist op weg
was, even in te dutten. Een uiiuoo
diging? Deze maand geen denken
meer aan, hoorl Ik heb nog twee
fiesschen wijn in huis, ingeval van
nood, maar we kunnen vóór 1 No
vember niets doen. Geen kwestie
van!
Wie praat er van een uitnoodi-
gingi We hebben er eer een van hen
te wachten. Zij zijn den 24sten twaalf
en een half jaar getrouwd, en we die^
nen wel een cadeautje te geven.
Een cadeau? Waar moet het
vandaan komen? 't Is volslagen eb;
dat heb ik je toch duidelijk genoeg
gemaakt.
Al te duidelijk, helaas! zuchtte
mevrouw. Die toestand wordt hier
chronisch.
Wat heb je ook al die kennis
aan te halen! Ze kost bar veel geld!
0, heb ik het weer gedaan? Die
heeren hebben goed praten. Sociëteit,
schaakclub, leesgezelschap, dat ls al
lemaal onvermijdelijke noodzakelijk
heid, niet waar? Dat behoort bij de
„positie"; maar wij, vrouwen? Dacht
je, dat ik lust had, hier altijd alleen
te ïitten suffen, ln deze nieuwe wijk?
Des avonds, als jij uit bent en de
kinderen naar bed zijn, gevoel ik mij
van alle menscheo verlaten. Naar
de komedie gaan is te duur en reizen
zomers loopt met een vervelend fa
miliebezoek af. Lieve hemel, als Ik
dat beetje kennis niet mag hebben,
waarom heb Jij mij dan getrouwd!
Nu, laten we daar maar niet
over kibbelen. Ik gun het je ook wel,
zie je; maar Ik kan het niet uitzin
gen.
Bet loopt met Je promotie ook
zoo ellendig tegen!
En dat legaat van Je tante was
ook zoo'n teleurstelling.
O ja, daar komt het legaat. Dat
hadden we nog niet gehad. Enfin,
een cadeau moet er zijn. We kunnen
ons tegenover de Van Hollens niet
blameeren. En hun vriendschap kun
nen wij niet missen.
Het ls belachelijk! Wij, arme
drommels, een cadeau geven a
schatrijke lui, als de Van Hcdtensf
Als we dat niet doen, zullen zij
ons houden voor klaploopers. Wij
hebben er al vier maal gedineerd en
zij zijn ééns hier geweest op een sou
peetje. Buitendien, filosofeeren geeft
hier niets. Een cadeau moet er zijn!
Maar ik heb geen geld!
Leen dan wat
Als jij maar zegt bij wien. De
eenige, waar Ik mogelijk nog kans
zou hebben een lapje van vijf en
twintig los te krijgen, is Juist... Van
Holten Kunnen we niet iets anders
bedenken? Een fijne attentie? Een..
Een vers van jou zeker? Kom
man)
Een bouquet Bij een bloemist
hebben wij nog niets staan.
Och, kom, bloemen geeft tegen
woordig ieder, tot de booten toe.
Mijnheer peinst een oogenblik.
Een prachtwerk? Bij den boek-
verkooper behoef ik voor Maart niet
te betalen.
Wat moest je dan wel geven aan
zulke lui. Minstens een ding van
tachtig of honderd gulden, a.ls het
een beetje zou inslaan. Buitendien,
dat is ook geen cadeau voor een ko
peren bruiloft
Wat wil je dan?
Ik had zoo gedacht aan een
paar vaasjes van die nieuwe soort
faience, die wij bij Fa Iks gezien heb
ben. Mevrouw Van Holten vond ze
zoo aardig Ze zei nog: dat mochten
te mij wel eens cadeau geven Ik heb
er al eens naar geïnformeerd; je hebt
een paar heel aardige vaasjes voor
achttien gulden en een heel toonbare
bloemenmand voor zes en dertig.
't I» een kleinlgheldl
We kunnen toch niet aanko
men met een ding uit den bazar?
Het opwekkende discours werd af
gebroken door de komst van de meld.
Pa, zei den volgenden middag
kleine Frits, hoe laat la het! Moet Lk
naar school?
Kijk maar op de gangklok.
Die is altijd ln de war.
En de pendule?
Die staat stil. Toe, kijk even op
uw horlogel
Frits merkte niet, dat pa een kleur
kreeg.
Mijn horloge ls bij de© horloge
maker.
Hé, en gisteren hadt u het nog!
Ja. maar gisteravond bij het op
winden is de veer gesprongen.
Vervelend, hé, pa? Als hij het nu
maar niet zoo Lang houdt als dat van
mama, dat heeft hij ook ai zoo'n tijd.
Een uurtje later schreden de
heer en mevrouw Fontijn tu deftigen
wandeltred door de straten. Links en
rechts bekenden toeknikkend, neer
buigend groetend, als een wezen van
lager maatschappelijke orde eerbie
dig den hoed afnam, soms, tui een
telegrafisch elleboogstootje, verstrooid
de© blik afweudende, als iemand voor
bijkwam, enfin, dien ze liever niet
zien wilden; een bakker, kruidenier,
schoenmaker of too Iemand bijvoor
beeld
Na geruimen tijd de uitstallingen
te hebben bewonderd, stapten ze een
der groote luxe-magazijnen binnen
en lieten zich, met liet air van ken
ners. van alles en nog wat toonen.
De handige winkelbediende, ge
wend aan 'n veeletschend en besluite
loos publiek, vond dezen heer en da
me toch bijzonder lastig; en het viel
erg tegen, toen het geval afliep met
den aankoop va© een paar kleine
vaasjes van het nieuwste faience.
Waar mag lk ze laten bezorgen?
Het adres werd opgegeven, met de
aanbeveling, het wat solide in te pak
ken en vooral de prijskaartjes er af
te nemen.
Wilt u zoo goed zijn, te betalen
aan de kas?
En er werd betaald aan de kas.
Geen groot papier behoefde er gewis
seld te worden; mijnheer haalde af
gepast geld uit zijn portemonnaie.
Wordt er ook... gekort. Juffrouw?
vroeg mevrouw aan de caissière.
0, neen, mevrouw; het Ls hier
alles vaste prijs, a contant
Op straat gekomen, vroeg mevrouw:
Heb Je nog wat over?
Een gulden of drie. Het viel nog
vier gulden tegen.
0, ik dacht soms... ik bad zoo
graag een nieuwen kolenbak en Frits
zeurde zoo om een bonten muts.
Geen idee! Ik heb toch geen
flauw begrip er van, hoe we de
maand doorkomen.
Mevrouw had een bitter woord op
de lippen, maar ze slikte het in, en
was aanstonds de beminnelijkheid
zelf; er kwam een lieve vriendin
voorbij.
Een paar uur later was de meld
der Fontijn's bezig een kruidenierB-
knecht, die een kwitantie kwam pro-
senteeren, van de deur te praten. Het
meisje had er al tamelijk slag van,
maar de Jongen was brutaler dan ge
woonlijk en direigde met schandaal.
Mevrouw hoorde het en kwam uit
de voorkamer.
Hoor eens, Jongen, zeg aan je
patroon, dat Lk tn geen geval betaal
aan iemand, die zoo brutaal is! Kom
ln de eerste dagen va© de volgende
maand terug.
Woont hier meneer Fontijn?
vroeg een stem door de geopende
voordeur. Het was de knecht van het
magazijn, die de vaasjes kwam be
zorgen.
Mot je ook cente hebbe? zei de
kruldeniersknecht op gemeenzame©
toe©.
Nee, ze benne betaald.
Ja, voor zulke dinge hebbe ze
wel geld. Nou, je mag van geluk
spreke.
Mevrouw was al ïn de kamer en
de meid sloeg de deur dicht.
Op de receptie bij de Van Hollens.
O, mevrouw Fontijn, wat heeft u
ons verrast door uw smaakvol ca
deau. Ze zijn charmant Ik had juist
zoo naar die dingen verlangd f
Het was mevrouw Fontijn niet ont
gaan. dat er onder de cadeaux twee
stellen van de bewuste vaasjes waren
de kleine waren de hare.
O, lieve, mevrouw, antwoordde
zij met haar minzaamst lachje; het is
weinig, maar uft een goed hart.
Na de receptie.
Van wie zijn ook die bagatelle
tjes, vrouw? vraagt de heer Van Hol
ten, als hij de cadeaux nog eens be
ziet
0, die vaasjes? Van de Fontijns.
Vindt je het niet bespottelijk, dat dia
menschen cadeaux geven? Hadden ze
het bij een bouquet gelaten, dan was
't al mooi geweest. Zóó Intiem zijn
we toch niet.
Als ik ze wat dikwijls vraag, dan'
doe ik het, omdat ik weet, dat de zie
len niet veel uitgaan.
Zeg, weet je wat, we moeten met
Sinterklaas maar revanche nemem
Mien, zet ctie vaasjes eens op de lo
geerkamer.
EEN SLACHTOFFER DER WETEN
SCHAP.
Een fabrikant van X-stralen-toe»
stellen te Londen, de beer Cox, ls
ten gevolge van zijn proefnemingen
aangetast door een eigenaardige
ziekte. Verleden jaar moest hem een
vinger worden afgezet, en Ln Febru
ari van dit jaar was het noodig nog
drie vingera van de rechterhand te
ampnteeren. Koning Rduard heeft bij
die gelegenheid het slachtoffer der-
wetenschap va.n zijn deelneming la
ten blijken door hem een gift van 200
pond te doen. toekomen.
De ziekte is echter geenszins tot
staan gebracht Blijkbaar tastte zij
het geheele organisme aan, want de
verschijnselen beperken zich niet tot
de handen en de a-rmen. Een dezer
dagen heeft men den patient den
rechter-onder arm moeten afnemen.
DAMRUBRÏFK.
HAARLEMSCIIE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer I Meijer, Kruisstraat 34.
Telephoon 1543.
Probleem No. 102, motto „Mijn Eer
steling" voor den wedstrijd No. XIX.
Zwart schijven op4, 7, 9, 10. 12, 13, 14, 15, 16, 17, 19. 21, 22 en 24
Wit schijven op26, 28, 30, 31, 32, 33, 37, 38, *3. 45, 47 en 50
Probleem No. 103, met Naspel, motto
„Arbeid Adelt" voor den Wedstrijd
No. XX.
Zwart
lp
e|
Hn
/Mg
Ü8
n
m
Staf
if
:üi
Étt
m
Hij
Zwart schijven op5, 6, 8, 9, 12, 14, 15. 21, 26 en 36
Wit schijven op: li, 20, 22, 23, 24, 32, 34, 39, 46 en 47
Oplossingen van beide probleerns,
van het laatste ook de ontleding va©
het naspel, worden ingewacht uiter
lijk Dinsdag 30 dezer aan bovenge-
uoemd adres.
Oplossing van probleem motto
„Goed Gezien" van den auteur Wit
33 - 28, 32 - 27, 42 - 37, 26 - 21, 36 - 31,
47 - 42, 23 - 19, 29 - 23, 35 4, 4 2
Oplossing van probleem motto „M.
U. L. 0.". Wit34 - 30, 40 18. 35 - 30,
33 - 29, 39 30, 28 - 22, 32 1. 37 - 28,
1 - 6, 6 51
Beide probleerns zijn goed opge
lost door de heerenL. F. Wiegman
te Scheveningen, Joh. N. Arendsen,
Joh. H. Blom, F. v. d. Booren, R.
Bouw, W. va© Daalen, P. J. Eype, P.
Geklorp, Th. S. Germans, G. P. Heek,
J. Jacobson Azn., D. G. Koning, Pa-
trizio Ottolini, W. J. A. Matla, C. L.
Nagel, C. Serodini, J. D. van Steen,
F. Th. Timmer, J. v. d. Wijst.
DAMCURSUS VOOR JONGELIEDEN.
A. s. Maandagavond, 22 dezer, zal
deze cursus een aanvang nemen en
worden de jongelui, die zich tot deel
neming hebben opgegeven, uitgenoo-
digd, alsdan te 7 uur tegenwoordig te
zijn in het vereenigingslokaal van de
Haarlemsche Damclub, bovenzaal Ca
fé Suisse, Smedestraat 19, (ingang
naast het café).
DAMNIEUWS.
Dé eerste ontmoeting tusschen de
Damvereeniging „Amsterdam" en he*
„Utrechisch Damgenootschap" had
LI. Dinsdagavond het volgende respL
taat:
Utrecht
A. Hoogland Jr. 2
C. H. Schroder 0
H. Hoogland Sr. 0
B. A. Blitz 1
T. Carlabur 2
M. Hoogland 1
A. J. Spierenburg 0
W. J. van den Berg Jr. 2
<H. J. Klein 8
G. van der Staay 1
Amsterdam.
J. Swart
L. J. Content
H. Broekkamp
M. Snijders
S. S. va© Baaien
£5. Abram
A. D. Querido
A. Turkenburg
D. de Goey
Z. Brandis
2
2
1
0
1
2
0
2
1
ïT
De Haarlemsche Damclub houdt ha
re bijeenkomsten iederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur ln de boven
zaal van Café Suisse, Smedestraat,
(Ingang naast het café). Liefhebbers
van het damspel zijn daa-r steeds wel
kom.