w m m m 3 Mt/y, tiet cadeau. ft ft, ft ft Voorbij'varend© schip en eindelijk om hult weer een gelijkmatige duister nis de oppervlakte der zee. l)it Kolfs gelaat is alle kleur gewe ken en als in woeste smart beren zich zijn tanden in de onderlip. Dieper en dieper zinkt het ten on dergang gedoemde schip; het schreeu wen en roepen der schipbreukelingen dringt gillend in de ooren van ben die tot helpen bereid zijn. Eindelijk, na een ontzettende in spanning en vele vergeefsche pogin gen, gelukt het een verbinding met het wrak tot stand te brengen. In het reddingstoestel worden de een na don ander aan boord van de „Gelder land" gebracht en na twee bange uren is de laatste geredde gelukkig aan boord van het reddende vaar tuig gekomen. In T Oosten schemert reeds de nieuwe dag. Eer Rolf Gladchena de brug ver laat, richt hij zijn oogen nog eens naair het wrak. Schuimend rollen de loodkleurige golven over het geheele dek. Reeds Is de boeg volkomen door do zee bedekt en terwijl Rolls oogen nog. als door too ver kracht aange trokken, op het tre-irige overblijfsel gericht zijn. richt het achterste ge deelte zich plotseling steil omhoog en zonder gedraiseh schiet het wrak in de diepte. Onwillekeurig sluit de jon ge kapitein de oogen. Met zware stappen klimt hij de trap naar het dek af. Hij moet rich een paar uur rust gunnen, maar eerst moet er nog gezorgd worden, dat de geredden een plaatsje krij gen. In groepen zitten en liggen ze op bet dek; ze zijn nog onder den indruk van de vreeselijke uren, die vooraf gingen. Met vriendelijken groet trad Rolf Gadchens onder hen. Plotseling vallen zijn oogen op ee-n bleek meisjesgelaat, waarover de flauw brandende scheepslantaren haar geelachtig schijnsel verspreidt- Elisabeth! Alsof hij van pijn kreunt zoo ont snapt die naam aan zijn borst en hij valt naast de roerloos liggende op de knieën. Bij den klank zijner stem opent het meisje de oogen. Een glimlach van herkenning verfraait haar gelaat. Rolfl fluistert ze eu tast naar zijn rechterhand, alsof ze hem nooit, nooit meer vau haar zou willen laten gaan. Als in een droom loopt een nieuwe dag ten einde. Breed en majestueus strekken zich de wateren van de Elbe uit. In den avondnevel zijn de vlakke oovetrs als weggedoezeld. Een binnenkomende stoomboot schuift zich door den op en neer gol- venden nevelwand. Het is de Lady Ada. Kapitein John Macgregor staat op do brug. Hij heeft reeds van den zee- loods, dien hij van het Eibervuur schip heeft overgenomen, gehoord,- dat de Gelderland de Elbe nog niet is binnengekomen. Van den oever schijnt een boot zich los te maken, die recht op de La dy Ada aanhoudt. De loods jol is het, welke den twee den loods aan boord brengt, die de stoomboot nu naar de haven zal lood sen. waar dan als laatste de haven loods de leiding op zich neemt. De stoombooten, welke geregeld op Hamburg veren, krijgen gewoonlijk steeds dezelfde loodsen weer. Ook de lange, breedgeschouderde man, die thans uit de jol langs de schommelen de valreep naar het dek klom, was voor Macgregor geen vreemde meer. Korsten Fokkes had reeds dikwijls de planken van de „Lady Ada" onder de voeten gehad. Met een knikje begroetten de bet- de mannen elkaar en met eenlgszins verminderde snelheid ging hel nu verder de Elbe op. Macgregor stond aan bakboordzij de op de brug en keek naar den oe ver Links, tegen de heuvelruggen, klauterden aardige met roode pan nen gedekte huizen op. Overal blon ken tusschen de boomgroepen vrien delijke lichten. Van tijd tot tijd wierp Macgregor eo i oiwustigen blik achter zich, ais- of hij vreesde, dat hij in den nevel de zijlichten van een hem vervolgen- do stoomboot zou kunnen zien op- diuKeu. beu dikke lucht vandaagl wend de Macgiregor zich vol den loods om een klein gesprek te beginnen. Karsien Fokkens knikte zwijgend met het hoofd, 't Was, alsof zijn oo gen in den dunnen nevelwand boor den, en om zijn baardkxaen mond lag een harde trek. Zou het nog opklaren? nam Mac gregor den draad van bet gesprek weer op. Ook dezen keer een zwijgend knik ken als antwoord. Macgregor zag den loods verwon derd van ter zijde aan. Hij kende do zen reus anders als een opgewekt, spraakzaam man. Korsten Fokkes had misschien den onderzoekenden blik bespeurd. Werk tuigelijk keerde hij Macgregor het ge rimpelde gelaat toe. Een gevoel van beklemming, waar van hij geen rekenschap kan geven, kwam over den kapitein. In de oogen van den loods lag oen vreemde, ake lige gloed. Is je zoon al weer hier? Hij zou immers dezo week met de Persim mon van de Westkust komen, zetten Macgregor, om toch iets te zeggen, het gesprek voort. i Die is doodi antwoordde de loods op doffen toon. Het waren de eerste woorden, die hij aan board ge sproken had. Macgregor wist, hoeveel Fokkes van zijn eenigen zoon, die als ma troos op de viermastbark Persimmon voer, hield. Gaarne zou hij een paar woorden van troost hebben gespro ken, tna&r hot leven op zee maakt hard en gesloten en dan willen de ge wone phrasen van deelneming niet meer over de tong. Over boord? vroeg hij. Van boven gekomen! antwoord de Fokkens laconisch. Geen spier be woog in zijn als uit steen gehouwen gelaat, maar uit zijn oogen week de zonderlinge flikkering niet MacgTegor keek onrustig naar den eersten stuurman. Die stond aan stuurboord en keek ingespannen uit. De lichten der kleine dorpjes aan den oever glijden voorbij. Aan bak boord vooruit duiken een groot aan tal vlammen op. Altona komt in het zicht Macgregor draait zich nog eenmaal om. Geen schip is te zien. Nu kan hij de weddenschap niet meer verliezen. Een woeste triomf schittert in zijn oogen en 't Is, alsof ear een last van zijn hreede zeemansborst Is geno men. Als men Altona voorbij is, trekt de mist meer en meer op. Recht vooruit wordt het bakboordlicht van een stoomboot zichtbaar Ze schijnt uit de Kohlbrand te komen en wil nu in het vaarwater. Het is altijd gevaarlijk als een stoomboot in een druk vaarwater voor een andere over kruisen wïL De oogen van de mannen op de brug boren zich letterlijk in de duis ternis. Nog stoomt de Lady Ada met lialve bracht op de stoomboot ai, die dwars ln de rivier ligt. Macgregor werpt een onrustigsen blik op Fokkes. Volgens zijn meening moest de machine uu stop worden ge zet, want de „Lady Ada" heeft nog le veel vaart eu bovendien dringt de stroom haar steeds meer Daar de te genkomende boot. Eindelijk tast Kar sten Fokkens langzaam naar den hefboom van de uiachinelelegraaf. Goddank! denkt Macgregor, die den loods reeds opmerkzaam wilde maken. örn den mond van Karaten Fokkes speelt een eigenaardige glimlach, rijn oogen gloeien, en zonder een blik van de drijvende, steeds meer nade rende boot af te wenden, diraait hij den hefboom om. VolJe bracht! Beneden rinkelt de bei van de tele graaf en de reusachtige vliegwielen beginnen sneller Ln het rond te draaien. Dat alles is slechts het werk van een oogenblik. Nu de „Lady Ada" plotseling voor uitschiet. beseft Macgregor het ont zettende gevaar. Met een half onder drukten kreet van woede vliegt hij op den loods af en tiracht hem bij de te legraaf weg te dringen. Maar Fokkes houdt den hefboom met bovennatuur lijke kracht omklemd. Hijgend worstelen ze. Daar suist de vuist van den eersten stuurman met volle kracht op den schedel van Karsten Fokkes. Met een doffen kireet valt de man op de knieën en in 't zelfde oogenblik is de „Lady Ada" met volle kracht de tegenkomer In de zijde geloopen. De scherpe steven scheurt een groot gat in den wand van de vreem de stoomboot, maar ook van de „La dy Ada" zijn de boegplaten inge drukt. Onophoudelijk laat de stoomfluit van het zinkende stoomschip zich hoo- ren. Macgregor heeft zijn tegenwoordig heid van geest herkregen Door den zwaren stoot is hij tegen een stutbalk aangevlogen en heeft een bloedende wonde aan het voorhoofd gekregen. Karsten Fokkens is verdwenen, hij moet overboord geraakt zijn. Het aangevaren vaartuig, een Hol- landsche kolenboot, die van Harburg naar Altona onderweg was, is van ie „Lady Ada" vrijgekomen en zinkt nu snel weg. Macgregor laat de booten uitzetten eu seint de havenpolitie. Als half in den da-oom ziet hij onmiddellijk daar op een slanke barkas aanleggen. Opeens komt ex leven in zijn onver schillige trekken. Achter hem komen twee lichten, een rood en een groen, en daarboven het witte toplicht van een stoomboot te voorschijn, die snel nadert en zonder gedruisch de „La dy Ada" voorbijglijdt. De stuurman werpt Macgregor een veelbeteekenden blik toe en geeft den kapitein daarop zijn nachtkijker. De passeerende stoomboot is „de Gelderland." Een wilde vloek ontsnapt aan Mac- giregors lippen. Grimmig kijkt hij den verdwijnenden tegenstander ach terna. Eerst laat ln den nacht bereikte de Lady Ada, gesleept door twee booten, haar ligplaats aan de Keizerkade. Voor de naaste loods lag stil en donker de Gelderland. Met stillen wrok stelde Macgregor zich voor, hoe de jonge Dultsche kar pitein nu zeker zich op zijn overwin ning die toch eigenlijk geen over winning was, beroemde. Mismoedig begaf hij zich naar de kajuit om zijn verslapte levensgees ten weer wat op te wekken. Juist was hij bezig zich een whia- kygrog te bereiden, toen hij op de trap haastige voetstapoen hoorde. i Hei gevulde glas gleed hom haast uit de hand. In de deur verscheen de slanke gestalte van Rolf Gadchens dien hij thans als zijn hittereten te genstander beschouwde. De jonge man bleef in de deur staan. Wat verlangt ge? vroeg Macgre gor onvriendelijk en zijn dikke wenk brauwen trokken zich onheilspellend Rolf Gadchen was volstrekt niet bang geworden door deze onvriende lijke ontvangst. Terwijl hij kalm stand hield voor de dreigende blikken van den kapitein, antwoordde hij: Ik wilde u iets terugbrengen wat voor u van veel waarde ie. Een Ironische glimlach speelde om Macgregor's iooikL Je meent zeker de ellendige vijf tig pond, die ik ingezet heb. Je schijnt een eigenaardig» meening te hebben over wat voor mij van waarde is. 't Is waar, deze gekke loods had mij het spel niet moeten bederven. Maar behoud het geld gerust. Ik ben niet gewoon van mijn tegenstanders ge schenken aan te nemen. Misschien toch wel, zei Rolf be daard. Het glas trilde in de hand van Mac gregor Slechts met moeite kon hij zich nog beheerechen. Onze zaak is dunkt me afge daan, antwoordde hij en greep den broodbak om ie kennen te geven, dat hij het gee pre k ais of geloopen be schouwde. Nog niet geheel en al, liet Rolf zich hooren. Wat mij hier doet komen Ls een veel ernstiger zaak dan die on zinnige weddenschap. Macgregor had de mede brood weer weggelegd en keek verrast op Er was iets Ln de stem van den be zoeker, dat hem ln de war bracht. Gisternacht zagen wij aan bak boord vooruit noodsignalen. Gij hebt ze immers ook gezien, nam Rolf het gesprek weer op Macgregor verschoot van kleur en zijn oogen ontweken de onderzoeken de blikken van Rolf. Ik heb niets gezien, antwoordde hij norsch. Dat hebt ge toch well vervolgde Rolf onverbiddelijk. Kapitein Mao- giregor, ge wlldet de weddenschap winnen en hadt bijna meer verloren dan geld en den roem van overwin naar te zijn. De oude keek strak naar den jon gen kapitein. HIJ kon er niet wijs uit worden, wat deze met zijn woorden bedoelde. Kapitein Macgregor, ook Ik stond gisteren tn tweestrijd, of ik van koers veranderen en die schipbreukelingen redding zou'brengen Heden dank ik er den hemel voor, dat Ik niet voor de verzoeking ben bezweken, want. op het zinkende schip bevond zich... uw dochter! Alle kleur was uit het gezicht van den ouden kapitein verdwenen en een zenuwachtige beving ging door zijn gansche lichaam. Rolf opende zachtjes de deur en riep met gedempte stem den naam van zijn geliefde. Haastige schreden kwamen de trap af en een oogenbiik later rustte de dochter in de ami en van den ge- schokten vader. Kolf wilde zich zachtjes verwijde ren, maar Macgiregor vatte zijn rech terhand en legde die in de haud zij ner dochter. Nog kampende niet een hevige ont roering zei hij: Je hebt uiijn schip overwonnen. Daarvoor komt je hel geld toe, waar om we wedden. Je hebt mijn hart overwonnen. De prijs daarvoor zij mijn Elisabeth, het beste, wat ik te geven heb. (N v. TN.) Zeg man, heb je aan de Van Hollens gedacht? vroeg mevrouw FouUju, in hel kille schemeruur van eeu Octobeniüddag, terwijl ze samen in de huiskamer zaten, waar hel nog zonder kachel en bij de niet op geruimde eettafel, erg ongezellig was. Wat is er met de Van Holte os? zei de heer Fontijn, die juist op weg was, even in te dutten. Een uiiuoo diging? Deze maand geen denken meer aan, hoorl Ik heb nog twee fiesschen wijn in huis, ingeval van nood, maar we kunnen vóór 1 No vember niets doen. Geen kwestie van! Wie praat er van een uitnoodi- gingi We hebben er eer een van hen te wachten. Zij zijn den 24sten twaalf en een half jaar getrouwd, en we die^ nen wel een cadeautje te geven. Een cadeau? Waar moet het vandaan komen? 't Is volslagen eb; dat heb ik je toch duidelijk genoeg gemaakt. Al te duidelijk, helaas! zuchtte mevrouw. Die toestand wordt hier chronisch. Wat heb je ook al die kennis aan te halen! Ze kost bar veel geld! 0, heb ik het weer gedaan? Die heeren hebben goed praten. Sociëteit, schaakclub, leesgezelschap, dat ls al lemaal onvermijdelijke noodzakelijk heid, niet waar? Dat behoort bij de „positie"; maar wij, vrouwen? Dacht je, dat ik lust had, hier altijd alleen te ïitten suffen, ln deze nieuwe wijk? Des avonds, als jij uit bent en de kinderen naar bed zijn, gevoel ik mij van alle menscheo verlaten. Naar de komedie gaan is te duur en reizen zomers loopt met een vervelend fa miliebezoek af. Lieve hemel, als Ik dat beetje kennis niet mag hebben, waarom heb Jij mij dan getrouwd! Nu, laten we daar maar niet over kibbelen. Ik gun het je ook wel, zie je; maar Ik kan het niet uitzin gen. Bet loopt met Je promotie ook zoo ellendig tegen! En dat legaat van Je tante was ook zoo'n teleurstelling. O ja, daar komt het legaat. Dat hadden we nog niet gehad. Enfin, een cadeau moet er zijn. We kunnen ons tegenover de Van Hollens niet blameeren. En hun vriendschap kun nen wij niet missen. Het ls belachelijk! Wij, arme drommels, een cadeau geven a schatrijke lui, als de Van Hcdtensf Als we dat niet doen, zullen zij ons houden voor klaploopers. Wij hebben er al vier maal gedineerd en zij zijn ééns hier geweest op een sou peetje. Buitendien, filosofeeren geeft hier niets. Een cadeau moet er zijn! Maar ik heb geen geld! Leen dan wat Als jij maar zegt bij wien. De eenige, waar Ik mogelijk nog kans zou hebben een lapje van vijf en twintig los te krijgen, is Juist... Van Holten Kunnen we niet iets anders bedenken? Een fijne attentie? Een.. Een vers van jou zeker? Kom man) Een bouquet Bij een bloemist hebben wij nog niets staan. Och, kom, bloemen geeft tegen woordig ieder, tot de booten toe. Mijnheer peinst een oogenblik. Een prachtwerk? Bij den boek- verkooper behoef ik voor Maart niet te betalen. Wat moest je dan wel geven aan zulke lui. Minstens een ding van tachtig of honderd gulden, a.ls het een beetje zou inslaan. Buitendien, dat is ook geen cadeau voor een ko peren bruiloft Wat wil je dan? Ik had zoo gedacht aan een paar vaasjes van die nieuwe soort faience, die wij bij Fa Iks gezien heb ben. Mevrouw Van Holten vond ze zoo aardig Ze zei nog: dat mochten te mij wel eens cadeau geven Ik heb er al eens naar geïnformeerd; je hebt een paar heel aardige vaasjes voor achttien gulden en een heel toonbare bloemenmand voor zes en dertig. 't I» een kleinlgheldl We kunnen toch niet aanko men met een ding uit den bazar? Het opwekkende discours werd af gebroken door de komst van de meld. Pa, zei den volgenden middag kleine Frits, hoe laat la het! Moet Lk naar school? Kijk maar op de gangklok. Die is altijd ln de war. En de pendule? Die staat stil. Toe, kijk even op uw horlogel Frits merkte niet, dat pa een kleur kreeg. Mijn horloge ls bij de© horloge maker. Hé, en gisteren hadt u het nog! Ja. maar gisteravond bij het op winden is de veer gesprongen. Vervelend, hé, pa? Als hij het nu maar niet zoo Lang houdt als dat van mama, dat heeft hij ook ai zoo'n tijd. Een uurtje later schreden de heer en mevrouw Fontijn tu deftigen wandeltred door de straten. Links en rechts bekenden toeknikkend, neer buigend groetend, als een wezen van lager maatschappelijke orde eerbie dig den hoed afnam, soms, tui een telegrafisch elleboogstootje, verstrooid de© blik afweudende, als iemand voor bijkwam, enfin, dien ze liever niet zien wilden; een bakker, kruidenier, schoenmaker of too Iemand bijvoor beeld Na geruimen tijd de uitstallingen te hebben bewonderd, stapten ze een der groote luxe-magazijnen binnen en lieten zich, met liet air van ken ners. van alles en nog wat toonen. De handige winkelbediende, ge wend aan 'n veeletschend en besluite loos publiek, vond dezen heer en da me toch bijzonder lastig; en het viel erg tegen, toen het geval afliep met den aankoop va© een paar kleine vaasjes van het nieuwste faience. Waar mag lk ze laten bezorgen? Het adres werd opgegeven, met de aanbeveling, het wat solide in te pak ken en vooral de prijskaartjes er af te nemen. Wilt u zoo goed zijn, te betalen aan de kas? En er werd betaald aan de kas. Geen groot papier behoefde er gewis seld te worden; mijnheer haalde af gepast geld uit zijn portemonnaie. Wordt er ook... gekort. Juffrouw? vroeg mevrouw aan de caissière. 0, neen, mevrouw; het Ls hier alles vaste prijs, a contant Op straat gekomen, vroeg mevrouw: Heb Je nog wat over? Een gulden of drie. Het viel nog vier gulden tegen. 0, ik dacht soms... ik bad zoo graag een nieuwen kolenbak en Frits zeurde zoo om een bonten muts. Geen idee! Ik heb toch geen flauw begrip er van, hoe we de maand doorkomen. Mevrouw had een bitter woord op de lippen, maar ze slikte het in, en was aanstonds de beminnelijkheid zelf; er kwam een lieve vriendin voorbij. Een paar uur later was de meld der Fontijn's bezig een kruidenierB- knecht, die een kwitantie kwam pro- senteeren, van de deur te praten. Het meisje had er al tamelijk slag van, maar de Jongen was brutaler dan ge woonlijk en direigde met schandaal. Mevrouw hoorde het en kwam uit de voorkamer. Hoor eens, Jongen, zeg aan je patroon, dat Lk tn geen geval betaal aan iemand, die zoo brutaal is! Kom ln de eerste dagen va© de volgende maand terug. Woont hier meneer Fontijn? vroeg een stem door de geopende voordeur. Het was de knecht van het magazijn, die de vaasjes kwam be zorgen. Mot je ook cente hebbe? zei de kruldeniersknecht op gemeenzame© toe©. Nee, ze benne betaald. Ja, voor zulke dinge hebbe ze wel geld. Nou, je mag van geluk spreke. Mevrouw was al ïn de kamer en de meid sloeg de deur dicht. Op de receptie bij de Van Hollens. O, mevrouw Fontijn, wat heeft u ons verrast door uw smaakvol ca deau. Ze zijn charmant Ik had juist zoo naar die dingen verlangd f Het was mevrouw Fontijn niet ont gaan. dat er onder de cadeaux twee stellen van de bewuste vaasjes waren de kleine waren de hare. O, lieve, mevrouw, antwoordde zij met haar minzaamst lachje; het is weinig, maar uft een goed hart. Na de receptie. Van wie zijn ook die bagatelle tjes, vrouw? vraagt de heer Van Hol ten, als hij de cadeaux nog eens be ziet 0, die vaasjes? Van de Fontijns. Vindt je het niet bespottelijk, dat dia menschen cadeaux geven? Hadden ze het bij een bouquet gelaten, dan was 't al mooi geweest. Zóó Intiem zijn we toch niet. Als ik ze wat dikwijls vraag, dan' doe ik het, omdat ik weet, dat de zie len niet veel uitgaan. Zeg, weet je wat, we moeten met Sinterklaas maar revanche nemem Mien, zet ctie vaasjes eens op de lo geerkamer. EEN SLACHTOFFER DER WETEN SCHAP. Een fabrikant van X-stralen-toe» stellen te Londen, de beer Cox, ls ten gevolge van zijn proefnemingen aangetast door een eigenaardige ziekte. Verleden jaar moest hem een vinger worden afgezet, en Ln Febru ari van dit jaar was het noodig nog drie vingera van de rechterhand te ampnteeren. Koning Rduard heeft bij die gelegenheid het slachtoffer der- wetenschap va.n zijn deelneming la ten blijken door hem een gift van 200 pond te doen. toekomen. De ziekte is echter geenszins tot staan gebracht Blijkbaar tastte zij het geheele organisme aan, want de verschijnselen beperken zich niet tot de handen en de a-rmen. Een dezer dagen heeft men den patient den rechter-onder arm moeten afnemen. DAMRUBRÏFK. HAARLEMSCIIE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer I Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 102, motto „Mijn Eer steling" voor den wedstrijd No. XIX. Zwart schijven op4, 7, 9, 10. 12, 13, 14, 15, 16, 17, 19. 21, 22 en 24 Wit schijven op26, 28, 30, 31, 32, 33, 37, 38, *3. 45, 47 en 50 Probleem No. 103, met Naspel, motto „Arbeid Adelt" voor den Wedstrijd No. XX. Zwart lp e| Hn /Mg Ü8 n m Staf if :üi Étt m Hij Zwart schijven op5, 6, 8, 9, 12, 14, 15. 21, 26 en 36 Wit schijven op: li, 20, 22, 23, 24, 32, 34, 39, 46 en 47 Oplossingen van beide probleerns, van het laatste ook de ontleding va© het naspel, worden ingewacht uiter lijk Dinsdag 30 dezer aan bovenge- uoemd adres. Oplossing van probleem motto „Goed Gezien" van den auteur Wit 33 - 28, 32 - 27, 42 - 37, 26 - 21, 36 - 31, 47 - 42, 23 - 19, 29 - 23, 35 4, 4 2 Oplossing van probleem motto „M. U. L. 0.". Wit34 - 30, 40 18. 35 - 30, 33 - 29, 39 30, 28 - 22, 32 1. 37 - 28, 1 - 6, 6 51 Beide probleerns zijn goed opge lost door de heerenL. F. Wiegman te Scheveningen, Joh. N. Arendsen, Joh. H. Blom, F. v. d. Booren, R. Bouw, W. va© Daalen, P. J. Eype, P. Geklorp, Th. S. Germans, G. P. Heek, J. Jacobson Azn., D. G. Koning, Pa- trizio Ottolini, W. J. A. Matla, C. L. Nagel, C. Serodini, J. D. van Steen, F. Th. Timmer, J. v. d. Wijst. DAMCURSUS VOOR JONGELIEDEN. A. s. Maandagavond, 22 dezer, zal deze cursus een aanvang nemen en worden de jongelui, die zich tot deel neming hebben opgegeven, uitgenoo- digd, alsdan te 7 uur tegenwoordig te zijn in het vereenigingslokaal van de Haarlemsche Damclub, bovenzaal Ca fé Suisse, Smedestraat 19, (ingang naast het café). DAMNIEUWS. Dé eerste ontmoeting tusschen de Damvereeniging „Amsterdam" en he* „Utrechisch Damgenootschap" had LI. Dinsdagavond het volgende respL taat: Utrecht A. Hoogland Jr. 2 C. H. Schroder 0 H. Hoogland Sr. 0 B. A. Blitz 1 T. Carlabur 2 M. Hoogland 1 A. J. Spierenburg 0 W. J. van den Berg Jr. 2 <H. J. Klein 8 G. van der Staay 1 Amsterdam. J. Swart L. J. Content H. Broekkamp M. Snijders S. S. va© Baaien £5. Abram A. D. Querido A. Turkenburg D. de Goey Z. Brandis 2 2 1 0 1 2 0 2 1 ïT De Haarlemsche Damclub houdt ha re bijeenkomsten iederen Maandag avond van 8 tot 12 uur ln de boven zaal van Café Suisse, Smedestraat, (Ingang naast het café). Liefhebbers van het damspel zijn daa-r steeds wel kom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 14