w
m
ff
m m m
mjÊ
en een oud man, met een langen grlj-
len baard verschijnt.
Schreeuw toch niet zoo, voor den
drommel Je zult haax wakker ma
ken.
Wie i
Mijn vrouw. Ze ie ziek".
Louise Wat scheelt haar
Ze heeft de koorts.
Dat is leelijk. Wij kwamen Yoor
Iets geheel anders.
Wat dan
Do dochter van den ouden Tra-
Mchet trouwt vandaag.
Wat heb ik daarmee te maken
K alm I Speel Je geen viool
Wat zou dat
Er zal vanavond gedanst wor
den. En vannacht. De harmonica
speler is onder dienst. Er blijft dus
niets anders over dan jouw viool.
Mijn vrouw ligt op sterven.
Eon buurvrouw kan haar wel op
passen
Ik heb geen buurvrouw.
Geef haar dan hot drankje in en
sluit de deur.
Ik heb niet het hart, nu viool te
spelen.
Je speelt ook niet met Je hart,
oude
Ik kan Louise niet alleen laten.
Voor een stervende kan je niets
-doen.
Ik kan haar tenminste bijstaan.
Stervenden hebben met het leven
niets meer te maken. Denk aan het
gold, spoelman.
Ik moet daar wel aan denken.
De oude Trabichet is schatrijk.
Hij zal een goudstuk geven.
Eou goudstuk, voor mijn smart
Hij zal j© twee goudstukken ge-
yen.
Twee goudstukken voor al mijn
ellende
De smart kan niet betaald wor
den, oude.
Dan zal de kist betaald kunnen
worden.
Hij zal Je drie goudstukken ge
ven. Dat is een mooie fooi. voor de
zen tijd. Je bent alleentrek er je
voordeel uiL De harmonika zal terug
komen. Eiken dag trouwt er geen
mooi meisje.
Eiken dag ontvangt men niet
den dood in zijn huis.
Kom je, of kom je niet
Ik zal gaan. ik zal gaan. Ik kan
«det weigeren.
Om vijf uur zal ik er zijn. Om
twaalf uur zal ik weg zijn.
Tot vanavond, speelman, tot
vanavond.
II.
Om vier uur leeft Louise nog, ze Is
in vrede met de eeuwigheid en zonder
hoop op iiersiel, waarom wacht ze
dan nog l Ze is reeds niet meer bij
kennis, maar ze gaat voort mei adem
halen, te zwaar en te snel als de mo
len in liet üeaje. Er is voor geen stui
ver waaide meer in het hoe ie huis
geneesmiddelen en zorgen hebben het
geld verslonden, en de viool zal heel
wat koeien moeten krassen om haar
een behoorlijke begrafenis te geven.
Maai' men laat een stervende niet
aan haar lot over.
De vioolspeler slaat haar gade,
zacht, behoedzaam. Maar, 't is droe
vig om te zeggen, hij slaat ook den
dag gade, den dag, die "verloopt, en
hij bespiedt de teekenen van den na
derenden dood. Hij houdt de kleine
Catherine, hun eeuig kind, bij de
hand. Hij is iaat getrouwd, en hij
bluft over, en dat is niet rechtvaar
dig. In hun leven van ellende bracht
de jeugd zijner vrouw een glimlach,
als een bloem op een rots. Zal hij zich
overgeven aan zijn smart De armen
hebben niet het recht daartoe. Hij
heeft honger, ondanks zijn verdriet
het kleintje heeft honger, al heeft ze
ook korter geleden dan hij gegeten
voor den apotheker heeft hij zich liet
noodige moeten ontzeggen. En den
timmermanmoet hij daaraan niet
denken
Wat een zware vracht op de schou
ders van een oud man 1
De vijf slagen van de dorpsklok heb
ben geklonken. En Louise leeft nog.
Zal ze inslapen, Louise, in vrede,
opdat je man het geld kan gaan ver
dienen, om je te begraven Vandaag
trouwt de dochter van boer Trabichet,
weet jeHet is een rijke pachter; hij
betaaJl guetl. Maar dat kan je nu niet
meer scheleoje voelt het leven niet
meer. en de dood wacht.
Ginds in de hoeve, die met bloemen
versierd is, worden de gasten onge
duldig. Wout zonder muziek kan je
niet dansen.
Eu die ongeluksvogel van een
muzikant.
Zou hij komen of niet
Drie goudstukken gooi je toch
too maai' niet weg
De harmonica is onder dienst.
Er is niets anders dan zijn viool.
De jongens en meisjes gaan om
beurten den langen weg op, die zich
in de verte verliest, om te zien, of hij
nog niet komt. En ze zijn woedend
want hun beeuen jeuken om te dan
sen
Om zes uur een laatste zucht, dan
weer een, na een lange tusschenpoos
dan nog een en dat is de laatste.
Louise is dood.
De vioolspeler heeft haar, zonder
een minuut te verliezen, de oogen ge
sloten. Hij heeft haar bedekt met het
mooiste laken. Hij heeft geen moeite
gehad het te vinden in de kast was
geen ander dan dat.
Arme Louise 1 Arme Louise I
Rust maar, ik ga werken
En Catherine aan de een© hand en
de viool in de andere, gaat hij heen
langs den straatweg, in den dalenden
nacht. Hij heeft de deur niet met den
6leulcl gesloten. De dood is voldoende
om de huizen te bewaken. En met het
kind, dat klaagt en hijgt, aan de
hand, met liet hout, dat zingen moet,
snelt hij voort, om zijn drie goudstuk
ken niet te verliezen.
III.
Je kunt niets meer zien buiten.
Niets meer.
't ls te donker.
Zoo laat zal hij niet meer ko
men. Er zal niet gedanst worden. Alle
prei is er af. Wat is een brifiloft,
waarop niet is gedanst
De meisjes en jongens twisten.
Hoer Trabichet is woedend. Er is
veel gedronken om den tijd te korten,
en men windt zich dadelijk op onder
bet spreken.
Daar is hij Daar is hy 1
Weet je 't zeker
Op j© plaats, od je Dlaats. we
gaan dansen-'
De speelman ls er. Ondanks het
harde loopen en 't zweeten, tiet hij
bleek, zoo wit als een molenaar.
Je hebt je niet overhaast, speel
man.
Ik heb gedaan, wat Ik kon.
Je krijgt geen drie goudstukken.
Geef me wat ge goed vindt.
Ik zal je er twee geven en dat Is
veel.
Ik zal er twee nemen in plaats
drie.
Een glas wijn, oude
Ik zou liever brood hebben, als
ge het goedvindt
Daar heb je brood en kaas, en
hier is nog een glas wijn bovendien.
En je dochtertje een stuk van de koek.
Hij was zoo groot, dat er nog van
over is.
Gij zijt goed, gij zijt edelmoedig.
Er is eten in overvloed. Maar je
krijgt slechts twee goudstukken.
't Doet goed te eten. 't Doet goed.
Op mijn woord, ik zou zeggen,
dat je honger hebt
Ik heb hard geloopen om te ko
men.
En neem nu je viool, je kunt wel
spelen met een vollen mond.
IV.
Verkwikt neemt hij zijn instrument
en beklimt de estrade. Een streek met
den strijkstok die snaar moet wat
gespannen, en dan deze ook. Nt is de
viool gesterad, als men tenminste niet
al te fijn is van gehoor.
Wilt u polka's, walsen, vroolijke
dansjes, quadrilles U kunt krijgen
wat u wilt en nog meer.
Die drominelsche speelman, hij
heeft vuur in de vingers. Ziju doch
tertje zit tusschen zijn knieën. Zij
heeft koek gegeten voor de eerste
maal van haar leven zandt ge het
gelooven
Het is warm in de zaal. Al dw>
menschen, die daar ronddraaien, zijn
vroolijk. Ze spert de oogen wijd open
om ze beter te kunnen zien. Ze opent
den mond om te lachen. Ze denkt niet
meer aan haar moeder, die heel alleen
is in het donkere huis.
Ben je moe, speelman
Ik ben hier om u te dienen.
Drink dan dien warmen wijn en
ga voort
Hij gaat voort, maar spant zich
niet meer in. In hel begin paste hij
op, dat hij afwisseling bracht in de
dansen, opdat hij zijn geld eerlijk zou
verdienen. Maar zijn repertoire is be
perkt. Hij speelt dezelfde deuntje© en
let ternauwernood er op. Zijn strijk
stok gaat heel alleen, als een blind
paard den weg, dien het alle dagen
loopt. Hij denkt nu voor zichzelf, dat
wil zeggen aan Louise, die koud
wordt en verstijfd, zonder haar man,
zonder haar kind.
Hij herinnert zich een lied, ja, een
lied, dat hij eens opving van voorbij
trekkende zigeuners op den grooten
weg voortloopend, zongen ze 't. Het
was een lied van ellende, met noten,
die zich voortsleepten als gewonde
dieren door de struiken, en andere,
zóó hevig ontroerend, dat de borst,
die ze voortbracht, er bijna vaa
n oest breken als van een vurig ver
langen naar iets verhevens.
O 1 't wa<s geen dansdeuntje, wat hij
nu speelde. Die muziek, dat was zijn
hart en al de ellende, die daarin was
en die hij nog niet had geuit. Het is
niet gemakkelijk voor den armen
man, de smart, die hij voelt in zijn
ziel, te uiten. Met een viool gaat dat
heel wat gemakkelijker. Hei lied,
waarvan hij zoo dikwijls de noten ge
zocht heeft als hij alleen was, daalt
uit zijn herinnering naar zijn vingers.
Hij speelt het voor zijn eigen genoe
gen nu, voor zijn genoegen, dat tege
lijkertijd zijn smart is. En Catherine,
die tussclien zijn knieën staat, keert
zich verschrikt naar hem toe.
Want het is geen dansdeuntje. De
dansende paren raken met de beenen
iu de war. Ze gaan op en neer als
zwaar beladen barken, die stampen
op een woeste zee, en langzamerhand
staan ze geheel stil.
Hpla, speelman I Oude dan Je
bent van de wijs
Wat beteekent die dooden-
morsch
Maar Catherientje fluistert, zonder
zich aan de boeren te storen
Moeder
De vioolspeler schrikt huiverend op.
Hij had alles om zich heen vergeten.
Hij verdient zijn geld niet. Als je be
taald wordt, moet je je werk doen.
Neem me niet kwalijk Wat zal
lk u zeggen, ik was in de war. Ik zal
spelen alles wat ge wilt.
Als het middernacht is, wordt hij
weggezonden, met slechts twee goud
stukken het derde is voor het te laat
komen. Met het kind snelt hij voort
en verdwijnt in den beschermenden,
donkeren nacht.
Vader, vader, u loopt zoo hard.
Tk zal je op mijn rug dragen,
Catherine.
En zoo beladen snelt hij naar zijn
vrouw, die hem niet meer wacht....
De bruiloftsgasten, die een laatste
glas drinken, praten over den ouden
speelman.
Hij begint oud te worden.
Hij krast leelijk valsch.
We zullen hem maar niet meer
nemen.
Het kind van den
machinist.
(Uit hot Fransch van Pierro Duo).
Jean Marie Legorec was een kleine
Bretngner van het. echte ras, moedig
van hart en flink lichamelijk ontwik
keld. Het geheele spoorwegpersoneel
hield van het aardige, intelligente
ventje met zijn donkere oogen en
blond krullend haar.
Zijn voder Yves Marie Legorec was
machinist. ,,een trouwe, eerlijke man,
op wien men kon rekenen, zooals hem
zijn kameraden en zijn superieuren
noemden.
Zijne moeder, van zichzelve een
ltermaidec stamde af van een der
rijkste en edelste geslachten uit
Cornwallisvan haar had hij zijn
aristocratisch bleek gezichtje en de
gouden lokken, zooals men ze op af
beeldingen van sommige voorname
Celtische personeu ziet.
De kleine Jeau Marie was steeds de
eerste van zijne klasse en hij genoot
nu van een vrijen middag.
Een oude vrouw, die sinds den dood
der moeder voor het huishouden
zorgde, hield de vier andere kleinen
bezig, maar hij vond zich zeiven al
veel te groot voor al die k'nderachtige
spelletjes - met de handen in de zak
ken liep hij dus den kant naar den
spoorweg op.
Je vader is vandaag op Nr. 8672,
niet waar vroegen hem een paar
conducteurs, terwijl hij op den Pont
de l'Alma naar het rangeeren der
treinen, beneden hem, stond te kijken.
Ja, en morgen is vader op Nr. 19.
Hij heeft er waarLijk ook al ver
stand vankom kameraad, gaat gij
mede een borreltje drinken En Jij,
kleine wijsneus, zal ik je ook eens
trakteer en
Een echte Bretagner, ook al is hij
nog slechts 12 jaar, bedankt nooit,
wanneer men hem den eenen of ande
ren geestrijken drank aanbiedt.
Trotsch volgde het kind de beide
mannen in de herbergin één teug
dronk hjj een groot glas tot de helft
toe ledig. Met een knipoogje tegen
zijn kameraad, zond de een het vent
je naar een naburige® w'nkel om ta
bak te holen. Toen Jean Marie terug
kwam en argeloos rijn glas verder uiL
dronk, wist hij niet, dat de beide man
nen er vier glaasjes cognac in gegoten
hadden.
Men wilde den jon een eens dron
ken maken 1 Welk een kostelijke grap!
Werkelijk, zij hadden niets geestigers
en aardigers kunnen bedenken 1 En
de beide slechtaards keken elkaar ze
gepralend aan, toen het kind, dat iets
scheen te bemerken hen angstig aan
zag. Trots weerhield hem echter iets
te Laten blijken beleefd nam hij zijn
pet af, bedankte voor het genotene.
Hij wilde nu zijn vader opzoeken.
De machinist was echter in dien
tusschentiid al aangekomenver
moeid van zijn tien oren zwaar werk,
had hij den stoker opgedragen de lo
comotief Nr. 3672 in de loods te bren
gen, en was zelf naar zijn woning ge-
goon om zich te reinigen van hot
stof en daarna te gaan slapen.
II.
Of de kleine Jean Marie die locomo
tief kende 1 Men liet hem immers al
tijd in de loods komen langs den weg,
die speciaal was voor de beambten,
evenais men oogluikend de kinderen
toelaat ra de stallen van hun vader.
Er is altijd wel een stalknecht, die
op hen let en die een ongeluk kan
voorkomen.
Hij stond nu vlak voor de machine
en als een kenner draaide hij er om
heen en bezag die nauwkeurig van al
le kanten.
Welk een grootschen indruk gaf
hem die locomotief met de enorme
wielen, de dikke cylinders, den reus-
achtigen ketel en het blinkend koper,
dat als goud schitterde
Jean Marie gevoelde zich zoo vreemd,
hij begreep niet wat hein scheelde als
vuur stroomde het bloed door zijne
aderen en overal zag hij bliksem
schichten. Met de grootste moeite
hield hij zich rechtop.
Toch wild© hij, al was 't maar voor
één oogenblik, ,,de Nacht" zoo was
No. 3672 gedoopt beklimmen. Met
alle macht verzette hij zich tegen het
overmeesterend gevoel van duizelig
heid, dat hem beving.
Behoedzaam keek hij om zich heen.
Op verren afstand zag hij een man be
zig' eon kuil te graven werktuigelijk
wierp hij met zijn schop de aarde
naar boven. Dit was het gewone uur
van rust voor het spoorwegpersoneel;
straks zou hier weder alles leven en
bedrijvigheid zijn. In de verte hoorde
hij het tikken van een electrisch schel
letje, het eenige geluid, dat de stilte
verbrak.
In twee sprongen was hij op de lo
comotief.
Was hij het werkelijk, die daar nu
alleen op „de Nacht' was? Nu was
hij, Jean Marie Legorec, dus haar
heer en meester.
Voorzichtig, zonder geraas te ma
ken, opende nij de deur van het for
nuis. Welk een hitte 1 En wélk een
ontzettende omvang van fornuis 1
Den wijzer van den luchtdicht-
heidsmeter en het waterpas moet
men nooit uit liet oog verliezen, had
zijn vader gezegd.
En de rails dun, die men steeds
recht voor zich zag, door de groote
ronde glazen, duidelijk te midden der
duisternis l
Als hij eens even, heel zacht maar,
aan de regulateur trok, dan zou do
locomotief een eindje verder gaan.
Hij wilde slechts even probeeren,
No. 3672 slechts één enkelen meter la
ten gaan.
Een guip stoom en nog een, maar
veel korter, veel fluitender, daarna
een dikke rookpluim en de zware ko
los beweegt zich statig voorwaarts.
Het kind verbleekt van schrik bij
de gedachte aan wat hij gedaan heeft;
half krankzinnig van angst wil hij de
machine terug laten stoomenin zijn
onkunde vergist hij zich echter, drukt
op den -verkeerden knop en als een
paard door reusachtige sporen voort
gedreven, vhegt het logge gevaarte
pijlsnel vooruit.
Op ©enigen afstand komt een be
ambte aansnellen, verbaasd door het
ongewone gedruisch op dit anders zoo
stille uur.
Steeds sneller en sneller wentelen
de wielen, als in dolle opgewonden
heid. Zij. die gewoon is, meer dan
honderdduizend kilo's achter zich aan
te voeren, gevoelt zich nu eindelijk
vrij en van die vrijheid zal zij ge
bruik makenhoor, nu hinnikt ze
als lu'de om haar genot te kennen to
geven.
Doodelijk ontsteld vliegt de baan
wachter van het kruispunt der lijnen
naar Brest, Redo en Saint-Malo uit
zijn huisje; eer hij echter de roode
vlag heeft kunnen ontplooien, is de
ioenmotief de barrière reeds voorbij-
gestoomd, trillend en snuivend vliegt
zij den onderchef voorbij, die tever
geefs heftig de armen zwaait.
Een seconde was voldoende voor
den ouden baanwachter om in het
lijkwitte, vertrokken gelaat op de ma
chine, den kleinen Jean Marie te her
kennen.
Met wijdgeopende oogen en als
versteend van schrik stond hij op de
gewone plaats zijns vaders genageld;
zijn blonde haren vormden een
lichtkrans oni zijn hoofd.
Heel in do verte vertoonden zich be
ambten, de conducteurs, die, heftig
met de armen bewegend, roode vlag
gen zwaaienonverstaanbare kreten
dringen slechts even tot het kind
door.
Maar wie zou den moed hebben zich
voor het woedende monster te wer-!
pen Uitdagend sist de stoom, dié zich
In groote Yiükkoü over de rails v
spreidt.
IEL
De onderchef van het station te
Rennes is naar het telegraafbureau
gesneld. Nauwelijks zijn de woorden
overgese'nd of de stationschef van
Betton ziet „de Nacht" als een oerkaan
voorbijvliegen.
Heiaas, er is niets te doen I Wist het
kind slechts hoe de machine tot staan
te brengensiechts zijn zwakke hand
kan nu het monster remmen. Men
roept niet langer, men brult het hem
toe.
Tevergeefs l
Eer de locomotief het volgend sta
tion bereikt kan hebben, moet er een
onvermijdelijke botsing plaats grij
pen met den trein No. 22, die nu juist
van Combourg zal vertrokken zijn.
Nog eens ijlt de chef naar de tele
graaf.
Laat de enkele locomotief deraiL
leeren, leg een steen op <Le rails.
Goed begrepen.
Drie mannen weder met roode vlag
gen zwaaiend, wagen z»ch tot op ge-
ringen afstand gevaarlijk dicht voor
de machineeen van ben, een oud
gediende, schuift met de vereelte han
den vast en zonder aarzelen een hef
boom, het eerste wat hij grijpen kon,
op de rails.
Daar is het, het helsche monster, de
vertoornde kolos, dien men aan ban
den durft leggen.
De gele brem rijt de locomotief bij
haar doortocht wreed vaneen en ach
ter haar vliegt het stof in dichte wol
ken op, vermengd met kleine kei
steentjes.
Instinctmatig heeft de kleine Jean
Marie de handen opgeheven, zooals
zijne moeder hem leerde bidden ais
hij aan haren schoot gekmeld Lag.
Zijn lippen bewegen zich alsof hij
iets wilde zeggen zijn lange, blonde
krullen, fladderen in den wind.
„De Nacht" heeft den rechten weg
verlaten en het spoor gevolgd, dat
niet langer kan zijn dan hoogstens
4000 meters.
Nog enkele seconden en een ont
zettend gekraak, gepaard met een
angstverwekkend gesis, duidt aan,
dat alles voorbij is Stukken ijzer
vliegen links en rechts over den weg,
de rails worden uit den grond gelicht
en „de Nacht" boort zich in den grond
in een dikke wolk van stof en stoom.
De reizigers uit den trein 22 zijn
gered, maar tusschen de croud en brem
ligt het verkoolde lijkje van den ar
men Jean Marie te midden der ver
woesting en der brandende kolen.
(Prov. Gr. CL)
Mijn beste vriend.
Al eeuwen lang is er geklaagd, dat
er geen ware vriendschap meer be
staat en dat men niemand meer ver
trouwen kan.
Ik dacht dat ook. Bittere ervaring
leerde ook mij, dat men aan vriend
schap en dankbaarheid nog alleen ge
looft, als men Jonger ls. Doch ik héb
me gelukkig vergist, want nu heb Lk
een vriend gevonden, een trouwen,
waren vriend, zooals er geen meer
zijn.
Eerlijkheid en oprechtheid is zijn
leus hij zal u geen compliment ma
ken, dat ge niet verdient, en ook
geen hatelijke onwaarheid zeggen; in
zijn raadgevingen is hij heel belang
loos en als gij hem vlakweg naar
zijne meening vraagt, zal hij u die
bloot leggen, zonder er zich om te
bekommeren of zij u bevalt of niet
Somtijds was ik over die oprechtheid
wei een weinig geraakt, maar later
leerde ik ze ten volle waardeeren,
vooral toen ik ondervond, dat hij
steeds gelijk had.
Sinds ik dat bemerkte, zijn wij de
beste vrienden en ik doe niets meer
ponder hem te hebben geraadpleegd.
Dat is trouwens wel noodig, want
met zijn bewonderenswaardig scher
pen blik is het onmogeliik hem iets
te verbergen. Zoodra hij mij ziet,
weet hij al wat er gaande is.
Wel Is er wat nieuws van
daag Drommels, wat ziet go er on
tevreden uit Ge hebt zeker iets niet
goeds in den zin, of ge hebt iets ge
daan, waar ge spijt van hebt. Pas
maar op, spijt is een slecht gezel
schap voor u.
- Ah nu kijkt ge vroolijk, cLat
doet me pleizier. Ik durf wedden, dat
ge vandaag iets goeds hebt verricht.
Ik maak u daar geen compliment
over, want ge zijt er door u zeiven al
genoeg voor beloond.
En iederen keer als hij zoo spreekt,
heeft de kerel gelijk, en hij raadt het
altijd zoo goed, dat ik wel verplicht
zal zijn een braaf mensch te worden
uit vrees voor de juiste opmerkingen
van mijn vriend. Maar niet alleen Is
hij mijn vriend, 't is ook de beste dok
ter dien ik ken hij heeft wel nooit
aan een universiteit gestudeerd, maar
zijn meening gaat altijd op.
Hij houdt er wel is waar geen enkel
stelsel op na hij is noch voor het
een, noch voor het ander. Hij heeft
geen geheim geneesmiddel uitgevon
den, hij maakt geen reclame op de
vierde bladzijde der kranten en hij
is lid van geen enkel geleerd genoot
schap.
Maar is hij daarom minder waard
Ik voor mij schat hem daarom des te
hooger, want al zijn wetenschap is ge
grond op ondervinding.
Nooit zal hij zich vergissen.
Hm, hm, ge hebt slecht geslapen
vannacht
Toch niet.
Huichel nu maar niet. Ge zijt te
laat opgebleven, ge hebt met de
vrienden kaart zitten spelen on u te
veel opgewonden, Ja, ja., ge hebt er
weer nachtwerk van gemaakt, ik zie
het aan de kringen om uw oogen.
Ga nu vanavond maar vroeg naar
bed, anders ondermijnt ge uw gezond
heid.
Op zekeren dag hebben wij ruzie
gehad, en dat is nog niet heel lang
geleden.
Ik ging hem voorbij zonder aan
iets kwaads te denken, toen hij mij
eensklaps staande hield
Weet ge wel, dat ge grijs begint
te worden
Wat 1 op mijn leeftijd al
Het is nog maar een waarschu
wing.
Die kan lk best misser^
Dni neemt niet weg, dat ik dat/
aan uw slapen een schoon wit haartje
lieb gezien ik zeg het u maar, opdat
ge er uit zoudt scheiden den jongen
man uit te hangen. Dat wordt be
lachelijk op uw leeftijd.
Kom, houd maar op, go verveelt
me genoeg.
't Spijt me wel.
Nu dan...,
Het scheelde niet veel. of o.lles was
tusschen ons uitgeraakt. Maar hij
bleef volkomen kalm en vervolgde
Alweer een nieuwe vertooning.
Ik had a nog niet boos gezien. Weet
ge wel, dat ge verschrikkelijk leelijk
zijt als ge driftig wordt
Hij had gelijk en mijn toorn be
daarde voor die spottende maar juiste
opmerking van mijn vriend.
Ik ben niet zelfzuchtig en ik wensch
gaarne iedereen zulk een vriend toe.
Niets is gemakkelijker, want hij wil
gaarne iedereeu van dienst zijn en
iedereen gerieven.
Hij is bijvoorbeeld tegen alle man
even openhartig en sommigen wor
den daar kwaad over, als ze reden
hadden hem te bedanken. Voor hoe
veel klippen zou hij de menschen niet
bewaren als ze maar naar hem luis
tere® willen.
Aan den opgekomen rijkaard, die
zich optooit met goud en juweelen, en
in het besef zijner mlllioenen den
voorbijganger met verachting aan
ziet, zou hij zeggen, dat al die schit
tering en die pracht, op boersche wij
ze tentoongesteld, zijn geringe af
komst eerder aan het licht brengt dan
verbergtdat aanmatiging een fout
is, waaraan vooral menschen met
een klein karakter onderhevig zijn,
en dat de lui. die met de meeste
minachting op iemand nederzien, ge
woonlijk van de laagste afkomst zijn.
Aan den fat, die altijd iets buiten
gewoons wil hebben om de aandacht
van het publiek te trekken, zou hij
zeggen, dat hij de belachelijkheid
niet hoeft te zoeken, maar dat die van
zelf naar hem toekomt.
Den gTijsaard zou hij aan het ver
stand brengen, dat diens beste dagen
voorbij zijn, dat hij zich tevreden
moet stellen met een stil en kalm
leven en met waardigen ernst zich de
illusies van jongere lieden uit 't hoofd
moet zetten.
Aan den gierigaard, die er zijn
eenig vermaak in vindt, schatten op
te stapelen, zou hij den raad geven,
op gepaste wijze zijn rijkdom te be
steden. Spoedig immers kan de dood
hem zijn bezittingen ontnemen, en do
erfgenamen nemen er een vroolijk
leventje van.
O, als men hém maar gelooven wil
de, zou mijn vriend nog neel wat nut
tige wenken kunnen uitdeel en
Ik lean niet genoeg aanbevelen, keii\
nis met hem tc maken.
Maar nog heb ik vergeten twee
kostelijke hoedanigheden van hera in
het licht te stellen. Vooreerst hoeft
gij hem nooit te eten te vragen, hij is
niet indringerig, en ten tweede vraag#
hij nooit geld ter leen.
Gelooft ge me niet En toch is bet
zoo. lk geef u de vorzekerirg, dat hij
mij in tien jaar tijds niet meer gekost
heeft dan de onnoozele som vaa
2.50.
Maar wie is dan die...
Die kostelijke vriend Wel, bet
spiegeltje, waarvoor ik mij eiken
morgen scheer.
LU. CL")
ONWAAR.
Dame (tot den loopjongen In een
vlschwinkel). Eo je moet altijd
beleefd zijn vot degenen, waar je
mee omgaat. Een jongen kan dik
wijls van zijn gezelschap leeren.
De jongen. Loop heen. Ik heb
mijn heele leven met vlsch omgegaan
en ik zwem nog geen slag.
Advocaat (tot vrijgesproken boef).'
Ik heb voor je gepleit, als of je
mijn eigen zoon was.
Boef (met een knipoogje). Is dat
ook zoo'n schobbejak?
BRUTAAL.
Hospita (tot commensaal, die de
huur schuldig is). Mijnheer Biers,
mijn linkerhand jeukt zoo erg; dat is
een vast teeken, dat ik vandaag nog
geld krijg.
Commensaal. Leen me er dan 10
gulden van.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34.
Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 104.
motto „De draaitol",
voor eten Wedstrijd No. XXI.
Zwart
1
8
^^§11
e®
■jji
c.
I8.8!1.
L_
Wit
Zwart Schijven op 1. 3, 6, 7. 8, 9, 12, 13, 14, 15, 17 en 26.
Wit. Sc'"i\ ;j op 20, 21, 24, 28, 29, 31, 32, 33, 34, 37, 41 en 46.
PROBLEEM No. 105,
motto „3 en 6",
voor den Wedstrijd No. XXII.
47 4Ö 49 bu
Zwart. Schijven op 10, 12, 13, 15, 16, 19, 21. 23, 27. 36 en 45.
Wit Schijven op 30, 33, 34, 38, 39. 40, 41, 42, 48 en 50.
Oplossingen van beide problemen
worden ingewacht uiterlijk Dinsdag
7 December as. aan bovengenoemd
adres.
Met probleem No. 105 is de Serie
Wedstrijd-problemen af geloopen. Wij
betreuren het, dat door mededingers
problemisten over het algemeen niet
veel schoons tot stand is gebracht, en
hopen, dat zij zich beijveren zullen om
bij een eventueel nieuw uit te schrij
ven wedstrijd wat betei's tot stand te
brengen.
Oplossing van probleem motto
„Kampvechters" van den auteur: Wit
29 - 24. 23 - 18. 31 22. 47 - 41. 25 - 20,
37 - 31. 41 12. 39 6 I
2e Oplossing Wit 29 - 24, 25 - 20,
39 28. 23 32 of 23 32. 39 28 I
Wegens dubbele oplossing komt dit
probleem niet in aanmerking voor
den wedstrijd van problemisten.
Oplossing van probleem motto „Vijf
hoek" van den auteur Wit 48 - 42,
G8 - 32 29 - 24. 34 - 29. 50 47
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heeren L. F. Wiegman, te
Scheveningen, Joh. N. Arendsen, Joh.
II. Blom, F. v. d. Booren, W. van
Daalen, P. J. Eype, P. Geldorp, Th.
S. Germans, G. P. Heck, J. Jacobson
Azn., D. G. Koning, Patrizio Ottolini,
W. J. A. Matla, C. L. Nagel, C. Sero-
dini, F. Th. Timmer.
DAMCURSUS VOOR JONGE
LIEDEN.
Jongelieden van 15 tot 18 jaar, dié
alsnog aan dezen cursus, welke 1.1.
Maandag aanving, wenschen deel te
nemen, gelieven a.s. Maandag 29 No
vember, des avonds te 7 uur, aanwe
zig te zijn op de bovenzaal van Café
Sujpse, Smedestraat 19 (ingang uaast
het café). De cursus duurt telkens van
7 tot circa 8 uur.
De Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in de bo
venzaal van Café Suisse, Stn edestra at
19 (ingang naast het caré).
Liefhebbers van het Damspel zijn
daar steeds welkom.