Verschijnt dagetifta) behalve op Zon» ew Feestdagen.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
Haarlemsche
Handelsvereeniging
i-jtiUlLLUrOfti
Het Vergaan van de
„Lady Jermyn."
DYt Jaargang. Ho. 8107
ZATERDAG 87 NOVEMBER 1909 B
HAARLEMS DAGBLAD
ADVERTENT IÉ Ni
ABONNEMENTEN
PBR DRIB AAANDBNl
Voor Haarlem i1.28
Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)1.30
Franco per post door Nederland 1.65
Afzonderlijke nummers0.02 X
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlema 037U
fit omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Loarens Coster. Directeur J. C. PEEREB00E
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem la dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
Van 1—5 regels 59 Cts.: iedere regel meer 10 Cts. Euïten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels V—, elke regel meer a tO Reclames 30 Cent per regeL
Bij Abonnement aanzienlijk rabat
Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsingi
50 Cts. voor 3 plaatsingen A contant
Redactie en Administratie t Groote Rontstraat
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 7X4
Drukkerij! Zolder Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
TWEEDE BLAD.
Goedgek. by Eon. Besl. ran 12 Kot. 1899.
De Haarlemscbe Handelsvereeni
ging hier ter stede, opgericht 10 Mei
1892, heelt in den loop van den tijd
wel haar recht van bestaan bewezen.
Iir zeer vele gevallen, zaken van ver
schillenden aard betreffende, is zij
opgetreden en dikwijls met groot
succès. Jammer echter, dat men alge
meen niet meer blijk geeft, dit te
waardeeren, door als lid der Vereeni
ging toe te treden. Er zijn wei meer
dan 600 leden, maar dat is niet vol
doende. Elk handelaar, nermgdoen-
de, ja zelfs particulieren, moesten lid
.worden, om ten minste te laten gevoe
len, dat men het werk op prijs stelt,
dat de Haarlemsche Handelsvereeci-
ging steeds opneemt, als doende, wat
hare hand vindt om te doen.
De voordeelen, die de Vereeniging
buiten hare bemoeiingen van ver
schillenden aard, haren leden aan
biedt, zijn zeer vele en zeer groote
tegenover de geringe jaarlijksche
contributie van 3.50, die gevraagd
wordt.
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging bemoeit zich in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta
lers voor hen tot betaling aan te
manen en information voor hen in te
winnen. Bovendien hebben de leden
het recht, het hun gratis te verstrek
ken advies van den rechtsgeleerden
adviseur der Vereeniging te vragen,
die ook in proceduren en faillisse
menten gratis voor tien optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel en het bedrijf dei- leden.
Ais proef kunnen voortaan nieuwe
leden voor een half jaar worden aan
genomen, doch slechts het 2e halfjaar
(van 1 November tot en met 30 April)
ad f 1.75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver
eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de
Haan Hugenholtz en A, H. J. Merens,
fipaarne 94, alhier, die voor de leden
eiken werkdag van 24 uur des na
middags zijn te spreken.
Het bureau der Vereeniging is ge
vestigd Jansvveg 11.
Voor incasso's door bemiddeling
der Vereeniging wordt een vast
recht van 5 pet der vordering bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
Gteeds worden bijgevoegd, bij inzen
ding van vorderingen door bemidde
ling der advocaten te innen.
De kosten van informatiën naar
buiten, de stad woonachtige personen
bedragen 60 cts. per informatie, plus
vijf cents porto-vergoeding. Informa
tiën naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt.
Pretentiën op buiten de stad wo
nende personen worden niet behan
deld, wanneer niet 10 cts. voor porto-
vergoeding is toegevoegd.
Ruim 1748 informatiën en rechts
geleerde adviezen werden in het ai-
geloopen jaar gegeven.
In Augustus en September 1909 zijn
49 vorderingen tot een bedrag van
f 1477.38 1/2 betaald; 11 vorderingen
worden afbetaald; 9 vorderingen zijn
uitgesteld.
Volgens art. 7 dient het geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
Alle brieven, aanvragen, reclames
of wat ook, moeten worden geadres
seerd aan het Bureau, dat geopend is
dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook
verdere inlichtingen zijn te bekomen.
Het Bestuur heeft bemerkt, dat men
soms meent, dat men, hoewel geen
lid der H. H. V., toch van haar infor
matiën kan bekomen, en brengt nu
nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereeniging
informatiën door haar worden ver
strekt, en dat voor informatiën op
hier ter stede woonachtige personen
nooit betaling mag worden gevor
derd.
HET BESTUUR.
Amsterdamsche Koot
CCCXI.
Rotterdam II.
Al behoef ik u niet te verzekeren,
dat ik onbevooroordeeld genoeg hoop
te zijn in tegenstelling met het
gros mijner stadgenooten zooals ik
in mijn vorige kout aanstipte het
leven in de Maasstad naar waarheid
te schetsen gedurende den korten tijd
dat ik iu plaats van aan de oevers van
Amstel en IJ, bij de boorden van Rotte
en Schie mijn pennevruchten krabbel,
toch zal ik zoo vrij zijn voor dit twee
de Rotterdamraertje, dat ik onder dit
Amsterdamsch hoofd krantstaaf nog
wat zwarte kleuren op mijn palet te
doen. Of neen. zwart is te zwart,
grauw, maar dit doet aan iets som
bers denken, grijs dan. ik weet het
niet goed te definieeren, ik zoek naar
de kleur voor de belachelijkheid, een
kleur, die eigenlijk niet bestaat en die
k dus door vermenging van het rood
der vreugde met het geel van den spot
en het grau w-grijze der vervelende
kleinsteedschheid en bekrompenheid
zal moeten scheppen.
Die Rotterdam een tikje kent zal
misschien begrijpen, waarover ik het
hebben wil, over de brandweer. Rot
terdam, de vier honderd duizend zie
len tellende, in drukte en verkeer
verre de meerdere der hoofdstad,
heeft nog geen beroepsbrandweer.
Aan de kosten kan het niet liggen,
want den Haag, waar de belastmgen
tot nog toe zooveel lager zijn geweest,
is haar grootere Zuid-Hollandsche
zuster hierop al gauw voor. In Rot
terdam gaat men nog altijd van de
verbleekten gulden stelregel uit: onze
vaders en grootvaders hebben het er
altijd meegedaan en z'ch er wel bij
bevonden, wij zullen het er ook nog
wel mee klaren. Doch hoe conserva
tief men ook moge wezen, de eischen
van het moderne leven gedooeen nu
eenmaal niet, dat men bij deze be
trachting consequent blijft: daarom
heeft men hier ook een beroepsbrand
weer, waarvan eenige manschappen
's avonds trouw de theatervoorstellin
gen achter de coulissen bijwonen en
die bij branden een beetje bijspringen.
Als tweede hulpmiddel besta t hier
nog een reddingsbrigade, waarover ik
aanstonds iets zal vertellen.
De brandweer, die hier de branden
blusschen moet, dat is een vrijwillige
brandweer. De schutters behooren tot
het verleden, de torenwachters, die
ooor hun roeper het sombere „brand!"
zouden galmen, evenzeer. Ergo moe
ten de spuiten of eigenlijk de spuitjes,
want ze zijn nóg belachelijk kleiner
(misschien ligt dit wel aan mijn
oogen, die aan reuzen-brandweer
auto's gewoon zijn) dan het brand
weer-wezen zelf, hier bediend worden
door vrijwilligers, geprikkeld door
hulpvaardigheid, naastenliefde en
pl'chtsbesef, maar voor een niet ge
ring deel ook door de premie's, die
aan de eerstaankomende „spuiten" of
liever aan de bedienaars er van, wor
den uitgereikt.
'n Rotterdamsch brandje is dan ook
een match, 'n hardrennerij, 'n publie
ke vermakelijkheid, een dolle grap,
voor wie 't nog nooit heeft meege
maakt, een melodrama voor wie er
niet aan gewoon is, maar met komi
sche kanten, die nooit nalaten de
lachspieren te pekkelen.
Dat er brand is wordt men meestal
op deze wijze gewaar. Daar lQopt een
politieagent op een kippendraf je, fluit
angstig, scherp, tot spoedige hulp
aanmanend, alsof hij een gevaarlij
ken booswicht achtervolgde. Maakt
die hollende agent, de hand aan hel
gevest van zijn sabel, niet om ze te
trekken, maar uit vrees ze te verlie
zen, al een grappigen indruk, niet
weinig wordt dit verhoogd, wijl de
agent tusschen zijn fluitsolo's dooi
den voorbijgangers toeroept„Brand
in de Kipstraat 1" (Ik noem natuur
lijk maar een dwarsstraat op). Dat is
dus een invitation la valse 1
Heel Rotterdam moet er bij te pas
komen en je moet vooral dit zeldzame
spectakel niet verzuimen.
Nieuw tafereel De vrijwilligers
komen uit hun huizen, gekleed in de
grootste verscheidenheid van costu-
men heer, half-heer, werkman, ve
len half gekleed. In d'r hand loopen
ze met metalen platen, kaarten en
linten, die onder het loopen door op
den hoed, om den haJs, of om den
arm worden bevestigd. Dan wordt het
spuitje uit het huisje gehaald, en
hiep, hiep, hiep, hoerah de „gasten"
er voor aan een lang touw en onder
groote belangstelling trekken zij het
gevaarte-tje voort, 't Gaat hard hoor,
want die het eerste komt, die 't eerste
maalt en om vrij baan te maken,
wordt dan ook 't noodige geschreeuw
aangeheven. Komen twee spuiten in
dezelfde straat op weg naar den
brand, dan wordt het heelemaal een
wedstrijd, een wedstrijd, waarbij de
kampioenen evenmin altijd loyaal te
genover elkaar staan als bij de wor
stelwedstrijden in het Rembrandt-
theatar. Van weerszijden vallen dan
wel eens harde woorden en het is
zelfs wel eens gebeurd, dat het niei
bij woorden bleef, dat na of zelfs wel
eens vóór het blusschingswerk begon,
de strijd werd uitgevochten.
Het doet zoo'n beetje denken aan
een heel ouderwets che voordracht
voor vier heeren, die bij rederijkers
nog wel opgeld doet en waarvan het
refrein luidt
Waar is de brand Waar is de
brand
Ik zal bet u vertellen.
Waar is de brand 'l Waar is de
brand
Ginds aan den overkant.
Laten we aannemen, dat de voorbe
reidende maatregelen alle zonder on
gelukken zijn afgeloopen, en dat we
ons ox^ bet tooneel van de ramp be
vinden. Dan merken we in de eerste
plaats op, dat van een algemeen af
zetten der straat nog geen sprake kan
zijn, want het is met zoo direct uit
te maken, wie wel en wie niet bij den
brand iets te maken heeft. De eersfc-
aangekomen spuitgasten rennen het
brandende perceel binnen, geven wa
ter. Een beetje later ziet men een
paar man van de beroepsbrandweer
ten tooneele verschijnen, benevens de
reddingsbrigade met haar brandlad
der. De verhouding tuschen beroeps-
en vrijwillige brandweer laat niets te
wenschen over, concurrentie heeft de
een van de ander niet te duchten.
Maar anders staan vrijwilligers en
reddingsbrigade tegenover elkaar De
eersten zeggen de reddingsbrigade is
van gemeentewege uitsluitend aange
steld voor menschenlevens, wanneer
die in gevaar zijn, met hun moderne
hulpmiddelen te redden.
Met het blusschingswerk hebben
zij niets te maken. De brigade-chefs
denken daar ln de praktijk anders
over, zij beschouwen zich op dit ter
rein in elk geval meer als deskundige
dan de vrijwillige brandmeester en
als gevolg daarvan worden vaak te
genstrijdige commando's gegeven. Er
rukken nog meer spuiten aan, maair
voorloopig staan deze midden tus
schen de nieuwsgierige volksmassa
in en laten het werk aan de eerst
aangekomen spuiten over. Politie
agenten trachten met een zoet lijntje
de menschen wat achteruit te krij
gen; jong inspecteur verschijnt op de
vlakte, heetbloedig, gebruikt zijn
handen als de menschen niet aan
éénmaal gezegd genoeg hebben, smijt
een jongen achteruit. Gelijk heeft de
man wel, want er is een sein gege
ven (niet electrisch maa.r door
schreeuwen) dat spuit 12 een handje
mee moet helpen en spuit 12 staat
nog dapper onder do menschen, zoo
dat het heel wat voeten ln den aard
heeft voor dat deze In beweging is
gebracht. Ondertusschen woedt de
brand op de zolders van een bedden
magazijn lustig voort. Eerst scheen
het of men ze meester was, maar of
er geen water genoeg bij de hand
was of waar hot aan haperde weet
ik niet, eensklaps slaan de vlammen
weer lekker door den dikken rook
heen. De 'reddingsladder is tegen het
perceel geplaatst. De spuitgasten
doen hun best, maar nu volgt er iets
tegenstrijdigs. Tegen zoo'n ladder
moet Iemand opklimmen. Die „ie
mand" is een heer in demi-saison met
fantalslehoed en een lint om zijn hals.
De spuitgasten moeten de water
straal naar boven sturen, maai' zoo'n
straal kan eigenwijs zijn en wie kan
't helpen dat de hulpvaardige mijn
heer eensklaps drijfnat werd gespo
ten! Lach nu eens niet... aldus een
kiekje op een brand, dien ik jl. Zon
dag in de Kipstraat bijwoonde, na
van achter uit de Jonker Fransstraat
een spuit en nieuwsgierigen te heb
ben gevolgd, 't Was anders wel een
toeval dat ik mij door het sirenenge
zang had laten verlokken op een
brandje uit te gaan, want dank zij
de premie mag niet ontkend warden
dat „de spuit" overal op uit gaat, ook
als men haar hulp niet begeert. Zoo
woonde ik laatst in een stille straat
in het Noorden een twist bij tusschen
de bemanning van een spuit en een
eerzamen schoenmaker. Van huiten
af was er niets te zien, maar waar
schijnlijk was er een stukje leer ge
schroeid en nu wilden de spuitgas
ten graag naar binnen om den brand
nog eens dunnetjes over te blus
schen. De schoenmaker was echter
blijkbaar op deze visite niet gesteld,
wilde ze niet in zijn huis hebben. Er
ontstond een geanimeerde discussie.
De eerst© spuitman probeerde het
met overreding op de wijze van: Och
laat ons maar eens even kijken, het
hindert toch niets. Maar toen een
vriènd van den schoenmaker geroe
pen had. „Je laat ze er niet in,
Klaas!" was de kans voor hen verke
ken en dropen ze maar af. Stel u
voor een brandweer-commandant dien
in Amsterdam ergens toegang gewei
gerd werd! Ik geloof, dat de deur
spoedig opengehakt zou zijn! In de
laatste dagen is het echter ernst met
d© branden, 't Is of het toeval er
mee speelt, want het volksgezegde
komt weer uit: „Het loopt tegen
Nieuwjaar! Er is weer wat interes
sants méér op straat te zien en ver
zuim niet naar binnen te gaan, want
„Je zoudt licht te laat kunnen ko
men!"
Als de vrijwillige brandweer nl.
haar tweelingzuster, wijlen de schut
terij had opgezocht.
H. HENNING Jr.
Esperanto*
In „Esperanto" las ik dezer dagen
het volgende artikel:
GEEN BUITENLAND MEER.
Er worden op het oogenblik op de
wereld circa 2500 talen en dialecten
gesproken. Wanneer iemand zijn
gansche leven niets deed dan talen
leeren, dan zou hij er zich hoogstens
een 20-tal eigen kunnen maken en
honderden van grootere en kleinere
menschengroepen zouden dan nog
ontoegankelijk voor hem zijn. Wan
neer echter alle beschaafde menschen
in de wereld eenzelfde taal leerden
nevens hun moedertaal, dan zou het
taalverschil zijn opgeheven over de
geheel© aarde zouden de menschen
dan elkander kunnen begrijpen op
het punt van taal zou er geen buiten
land meer bestaan!
Welnu, zoo'n taal, bestemd om
door alle ontwikkelde menschen te
worden aangeleerd nevens hun moe
dertaal, is Esperanto. Duizenden
leerden die E.speranto-taal reeds, er
is geen stad van beteekenis meer
waar men er niet mee terecht kan.
En die duizenden beijveren zich in
alle landen om te worden tot millioe-
nen.
Iedereen in Nederland kent van 't
Esp. reeds iets nog voor hij begint.
Want Esp. is wel een kunstmatige
taal, maar het is samengesteld uit de
levende talen. Esperanto is deels
Fransch, deels Duitsch, deels En-
gelsch, deels Spaanse!)deels Itali-
aansch, deels Russisch, enz. Want
er zijn vele woorden, die in alle ta
len voorkomen, zooals telefoon, auto
mobiel, doctor, professor, enz., zulke
woorden vindt men alle in het Esp.
terug. Dan zijn er een menigte woor
den, die in een reeks talen maar wei
nig verschillen; zoo blauw blau
bleu blue. Esperanto heeft zulke
woorden eveneens overgenomen, doch
in de meest eenvoudige spelling (dit
blauw b.v. wordt blu).
Door deze woordenkeus Is Esp. voor
alle volken en voor ieder persoon ge
makkelijker te leeren dan welke taal
ook. Ieder kent al voor hij aan het
Esp. begint honderden van de woor
den, die er in voorkomen, bovendien
zijn de taalregels uiterst eenvoudig}
en op geen enkele taalregel is ook
maar één uitzondering. Het Esperan
to wordt geschreven juist zooals het
wordt uitgesproken, men kan het
daardoor op het gehoor af zonder
fouten schrijven.
Uit alle talen zijn reeds boeken in
het Esperanto overgebracht Espe
ranto heeft al een literatuur van
circa 2000 werken, een literatuur dus
die menige levende taal haar mag
benijden.
In het Esperanto verschijnen reeds
een 100 tal bladen en tijdschriften.
Is het niet heerlijk te kunnen cor-
rospondeeren en spreken met men
schen van welke taal ook? En welk
voordeel kan men daar al niet van
trekken voor zijn zaken! Welk 'n rijke
bron van nut en genot is het, ln
dachteverkeer te kunnen treden meti
gelijkgezinden in alle hoeken van de
wereld!
zBinnen een kwarteeuw is Esperanto
de algemeen© handels- en verkeers
taal op aarde. Met toenemende snel
heid breidt ze zich uit en dagelijks
dringt zij door in nieuwe kringen en
milieux. Want op elk gebied heeft
zij haar bruikbaarheid op het schil-
terendst bewezen. En terwijl sommi
gen hier te lande zeggen: „leer lie
ver Duitsch" roepen duizenden Duit-
schers u toe: „leer liever Esperanto"}
want Duitsch kunt ge met jaren in
spanning slechts gebrekkig aanlee-
ren en Esperanlo kent gij na eenige
maanden zuiver en dan hebt gij de
wereld voor u ontsloten."
ESPERANTO-SLEUTEL.
Heden verscheen de vierde druk
van H. Blok Esperanto-Sleutol, prijs
2 1/2 ct.
Het feit, dat sinds Juli 1908 reeds 3
oplagen van dit boekje zijn verkocht,
is een bewijs, ten eerste van zijn
practische bruikbaarheid en ten twee
de, dat ook in Nederland het aantal
der Esperanto beoefenaars stijgt.
Deze 4e druk is weer zooveel dit
kon verbeterd, respectievelijk ver
meerderd, doordat thans in plaats
van 1800 woorden, daarin 1890 woor
den Esperanto-Nederlandsch zijn op
genomen, wat de bruikbaarheid van
drt boekje zeer verhoogt.
Kennismaking met dit hoogst nut
tige boekje bevelen wij dan ook ten
zeerste aan.
ESPERANTO IN DEN HANDEL.
De Heer K. van Eden, onze beken
de Haarlemsche Drogist, deelde mij
dezer dagen mede, dat hij een paar
dagen nadat hij in zijn blad de wen-
schelijkheid liad betoogd eener uit
gave van een prijscourant in het Es
peranto, van Engeland uit een prijs
courant in onze nieuwe wereld-hulp
taal ontving.
Dezer dagen ontving ik een brief
kaart van den Heer S. Kondratjes te
Kiev (Rusland), waarin deze mij
vroeg aan een tuinbouwkundige al
hier te verzoeken hem een catalogus
te willen toezenden.
De firma Krelage en Zoon beloofde
mij aan genoemden heer een ca tal o-
door
E. W. H o r n u n g.
89)
We zijn te laatzei Santos.
Hij is weg 1
Hoe weet je dat
Kijk maar naar dat laken.
Dan was die jonge gek er mee
bekend, en zullen wij met hem afre
kenen.
Ja, ja. Maar nog niet, vriend,
nog niet. Wij hebben zijn hulp noo-
dig om het goud weer terug te bren
gen in den schoenerhij zal dat
graag genoeg willen doen, nu zijn
gunsteling gevlogen is daarna zal
niets ons meer weerhouden. Jij zult
hem de keel afsnijden, en ik zal voor
mijn speciaal genoegen hem een van
de kogels van zijn dierbaren vriend
in rh>T\ kon schieten.
Het geluid van een vluggen voet
stap op de trap daarna in de gang,
werd steeds duidelijker.
Ik zou het liever nu willen doen,
fluisterde Harrisde gelegen
heid is zoo schoon.
Nog niet, zeg ik je
En Rattray stond in de kamer, met
een met zilver gemonteerd pistool in
iedere hand liet gezicht daarvan
was een verrassing voor zijn verra
derlijke bondgenooten. zooals ik da
delijk opmerkte.
Wat voor den drommel doen
jelui hier zei hij met bulderende
stem.
Wij vonden hem al te rustig,
zei Santos. De reden daarvan zie je.
En hij wees van het leege bed naar
het open venster, hield toen de kaars
vlak bij het, vastgeknoopte laken en
haalde veelbeteekenend de schou
ders op.
Dachten jelui, dat hij te rustig
was herhaalde Rattray met woes
te minachting. Jelui dacht, dat ik
te blind was dat bedoel je er moe.
Om mij te vertellen, dat juffrouw
Denison mij wenschte te spreken, en
juffrouw Denison dat ik haar wensch
te te ontmoeten 1 Alsof wij niet bin
nen een minuut alles zouden begrij
pen Maar een minuut was beter dan
niets, hè En jelui hebt een goed ge
bruik gemaakt van die minuut, niet
waar Jelui hebt hem vermoord, en
jelui doet, alsof hij heeft weten te
ontvluchten Als het waar is, dan zal
ik jelui vermoorden 1 Ik loop al den
geheelen nacht met dat plan rond I
En hij stond met zijn rug naar het
venster, zijn pistolen opgeheven, en
hield zijn hoofd trotsch opgericht
gelukkig als iemand, die na vele
dagen den eerbied voor zichzelf weer
terugkrijgt.
Harris kromp ineen voor zijn woes
te oogen en dreigende wapens. De
Portugees echter had alleen zijn
schouders eens opgehaald en was nu
bezig zijn onvermijdelijke sigaret te
rollen.
Je gezond verstand is bijna even
merkwaardig als je rechtvaardig
heidsgevoel, mijn vriend, zei hij.
Je ontmoet ons één, twee, drie minu
ten geleden, en je ontmoet ons nu
weer. Je ziet het leege bed, de leege
kamer, en je verbeeldt je, dat wij in
één, twee. drie minuten een man heb
ben vermpord en zijn lijk verwijderd.
Werkelijk, je bent heel wijs en recht
vaardig, en heel trouw tegenover Je
vrienden. Je behandelt een gevaarlij
ken vijand, alsof hij Je tweelingbroe
der was. Je laat hem ontsnappen
ik herhaal hetlaat hem en
dan dreig je nog ons neer te schieten,
omdat ons leven jou niets waard is.
Wij zijn altijd zeer trouw tegenover
Je geweest, mijnheer Rattray. Wij
hebben naar Je raad geluisterd, en
hem dikwijls tegen beter weten in ge
volgd. Wij zijn hier, niet omdat wij
het ven-standig oordeelen, maar om
dat jij het wenschte. En toch, bij de
eerste de beste verleiding draai je ons
den rug toe, bedreig je je vrienden
met pistolen.
Ik geloof niet in je trouw,
hernam Rattray. Ik geloof, dat je
mij eerder zou doodschieten, dan ik
het jelui zou doen. Het eenige ver
schil zou wezen, dat ik in den rug
aangevallen zou worden I
Dat is onwaar, zei Santos met
onuitsprekelijke aandoening. Ik
durf bezweren, dat ik nooit door ge
dachte of woord ook maar een oogen
blik ontrouw tegenover je ben ge
weest. Ik heb naar je geluisterd, of
schoon je zooveel jonger bent. Ik heb
je in alles je zin gegeven, van het
oogenblik af. dat wij zoo dom waren
voet te zetten op deze verwenschte
kustdat was ook uw werk, en het
zal uw schuld zijn, als daar kwaad
uit voortvloeit. Toch heb ik niet ge
klaagd. Hier in je eigen huis ben jij
de moester geweest, ik de gast. Zoo
ver is het van mij, iets tegen jou te
beginnen, dat ik je tart mij den man
aan te wijzen, die mij een verrader
lijk woord achter Je rug heeft hoonen
fluisteren dat zal je moeilijk vallen,
vriend Rattray wat zeg jij er van,
kapitein
Ik riep Harris uit, met ver
ontwaardigde stem.
En wat de kapitein zei, mag aan de
phantasie worden overgelaten. Het
kan niet worden opgeteekend.
Maar de man, die had behooren te
spreken de man, die zoo'n goede
gelegenheid had als maar zelden op
het tooneel voorkomt die met een
enkel woord deze schurken aan de
kaak had kunnen stellen en den
rampzaligen Rattray voor hen en
voor zichzelf had kunnen redden
deze onheldhaftige held bleef zwijgen
in zijn schuilhoek. En, wat meer is,
hij zou datzelfde nu weer doen
De boeven waren het oneens gewor
den nu was het tijd geworden voor
eerlijke menschen. Zij dachten allen,
dat ik ontsnapt was daarom zouden
zij mij beter dan ooit de gelegenheid
geven om alsnog te ontsnappen en
ik heb al verteld welk gebruik ik
van mijn eerste uren van vrijheid
wenschte te maken. Dat plan recht
vaardigde wel eenige ondankbaar
heid tegenover den man, die ongetwij-
geld tot nu toe tusschen den dood en
mij had gestaan. Was Eva Denison
niet van meer waarde dan vele Rat-
trays En juist met betrekking tot dit
onschuldige jonge meisje moest ik
den squire wantrouwenduidelijk
was dus mijn eerste plicht. Eva in
veiligheid te brengen voor Rattray,
niet Rattray voor deze verraders.
Niet dat ik mij beter voor wil doen
dan ik ooit was men Is over het alge
meen niet dankbaar gestemd tegen
over den man, door wien men uit de
modder getrokken is, nadat hij er je
eerst ingeduwd heeftook was het
geen ridderlijkheid alleen, die mij
aanspoorde een beminnelijke jonge
dame te redden, voor wie ik zeker
liever wilde leven dan sterven.
Zoo dacht lk daar in mijn hoekje
het nérst aan Eva maar daarna aan
mij zelfen het bloed van Rattray
moest dan maar over zijn eigen heet
hoofd komen I lk houd bovendien vol,
dut ik volkomen gelijk had bij dit
alles maar als iemand er anders
over denkt, dan staat hem een groote
voldoening te wacnten, want ik werd
er heel spoedig voor gestraft.
De woorden van den kapitein wa
ren even slecht van aard als van ge
volg liet bed was bevlekt met bloed
van mijn gewond hoofd, alles wai op
en door elkaar gegooid van de haast,
waarmee ik het verlaten had en wat
maar al te zeer deed denken aan nog
veel erger dingen.
Rattray hield den kapitein tegen
met een plotseling uitsteken van zijn
pistolen, het zilveren beslag glinster
de door de kamertoen sommeerde
hij zijn bondgenooten, hem te toonen
wat zij met mij hadden uitgevoerd
en tot mijn schrik noodigde Santos
hem uit de kamer te gaan doorzoe
ken.
Do uitnoodiging werd aangenomen.
En daar stond ik. Het zou beter ge
weest zijn dadelijk voor den dag te
komen. Maar ik hurkte tusschen de
kleeren ineen, totdat zijn hand mijn
boord aanraakte en ik tot de grootste
verbazing van alle drie te voorschijn
getrokken ward.
(Wordt vervolgd).