Verschijnt dagetifta) behalve op Zon» ew Feestdagen. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. Haarlemsche Handelsvereeniging i-jtiUlLLUrOfti Het Vergaan van de „Lady Jermyn." DYt Jaargang. Ho. 8107 ZATERDAG 87 NOVEMBER 1909 B HAARLEMS DAGBLAD ADVERTENT IÉ Ni ABONNEMENTEN PBR DRIB AAANDBNl Voor Haarlem i1.28 Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente)1.30 Franco per post door Nederland 1.65 Afzonderlijke nummers0.02 X Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlema 037U fit omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Vennootschap Loarens Coster. Directeur J. C. PEEREB00E Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem la dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. Van 1—5 regels 59 Cts.: iedere regel meer 10 Cts. Euïten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels V—, elke regel meer a tO Reclames 30 Cent per regeL Bij Abonnement aanzienlijk rabat Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsingi 50 Cts. voor 3 plaatsingen A contant Redactie en Administratie t Groote Rontstraat Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 7X4 Drukkerij! Zolder Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. TWEEDE BLAD. Goedgek. by Eon. Besl. ran 12 Kot. 1899. De Haarlemscbe Handelsvereeni ging hier ter stede, opgericht 10 Mei 1892, heelt in den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. Iir zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, is zij opgetreden en dikwijls met groot succès. Jammer echter, dat men alge meen niet meer blijk geeft, dit te waardeeren, door als lid der Vereeni ging toe te treden. Er zijn wei meer dan 600 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, nermgdoen- de, ja zelfs particulieren, moesten lid .worden, om ten minste te laten gevoe len, dat men het werk op prijs stelt, dat de Haarlemsche Handelsvereeci- ging steeds opneemt, als doende, wat hare hand vindt om te doen. De voordeelen, die de Vereeniging buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover de geringe jaarlijksche contributie van 3.50, die gevraagd wordt. De Haarlemsche Handelsvereeni ging bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan te manen en information voor hen in te winnen. Bovendien hebben de leden het recht, het hun gratis te verstrek ken advies van den rechtsgeleerden adviseur der Vereeniging te vragen, die ook in proceduren en faillisse menten gratis voor tien optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel en het bedrijf dei- leden. Ais proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (van 1 November tot en met 30 April) ad f 1.75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de Haan Hugenholtz en A, H. J. Merens, fipaarne 94, alhier, die voor de leden eiken werkdag van 24 uur des na middags zijn te spreken. Het bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansvveg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast recht van 5 pet der vordering bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port Gteeds worden bijgevoegd, bij inzen ding van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van informatiën naar buiten, de stad woonachtige personen bedragen 60 cts. per informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Informa tiën naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Pretentiën op buiten de stad wo nende personen worden niet behan deld, wanneer niet 10 cts. voor porto- vergoeding is toegevoegd. Ruim 1748 informatiën en rechts geleerde adviezen werden in het ai- geloopen jaar gegeven. In Augustus en September 1909 zijn 49 vorderingen tot een bedrag van f 1477.38 1/2 betaald; 11 vorderingen worden afbetaald; 9 vorderingen zijn uitgesteld. Volgens art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames of wat ook, moeten worden geadres seerd aan het Bureau, dat geopend is dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook verdere inlichtingen zijn te bekomen. Het Bestuur heeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, hoewel geen lid der H. H. V., toch van haar infor matiën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging informatiën door haar worden ver strekt, en dat voor informatiën op hier ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. Amsterdamsche Koot CCCXI. Rotterdam II. Al behoef ik u niet te verzekeren, dat ik onbevooroordeeld genoeg hoop te zijn in tegenstelling met het gros mijner stadgenooten zooals ik in mijn vorige kout aanstipte het leven in de Maasstad naar waarheid te schetsen gedurende den korten tijd dat ik iu plaats van aan de oevers van Amstel en IJ, bij de boorden van Rotte en Schie mijn pennevruchten krabbel, toch zal ik zoo vrij zijn voor dit twee de Rotterdamraertje, dat ik onder dit Amsterdamsch hoofd krantstaaf nog wat zwarte kleuren op mijn palet te doen. Of neen. zwart is te zwart, grauw, maar dit doet aan iets som bers denken, grijs dan. ik weet het niet goed te definieeren, ik zoek naar de kleur voor de belachelijkheid, een kleur, die eigenlijk niet bestaat en die k dus door vermenging van het rood der vreugde met het geel van den spot en het grau w-grijze der vervelende kleinsteedschheid en bekrompenheid zal moeten scheppen. Die Rotterdam een tikje kent zal misschien begrijpen, waarover ik het hebben wil, over de brandweer. Rot terdam, de vier honderd duizend zie len tellende, in drukte en verkeer verre de meerdere der hoofdstad, heeft nog geen beroepsbrandweer. Aan de kosten kan het niet liggen, want den Haag, waar de belastmgen tot nog toe zooveel lager zijn geweest, is haar grootere Zuid-Hollandsche zuster hierop al gauw voor. In Rot terdam gaat men nog altijd van de verbleekten gulden stelregel uit: onze vaders en grootvaders hebben het er altijd meegedaan en z'ch er wel bij bevonden, wij zullen het er ook nog wel mee klaren. Doch hoe conserva tief men ook moge wezen, de eischen van het moderne leven gedooeen nu eenmaal niet, dat men bij deze be trachting consequent blijft: daarom heeft men hier ook een beroepsbrand weer, waarvan eenige manschappen 's avonds trouw de theatervoorstellin gen achter de coulissen bijwonen en die bij branden een beetje bijspringen. Als tweede hulpmiddel besta t hier nog een reddingsbrigade, waarover ik aanstonds iets zal vertellen. De brandweer, die hier de branden blusschen moet, dat is een vrijwillige brandweer. De schutters behooren tot het verleden, de torenwachters, die ooor hun roeper het sombere „brand!" zouden galmen, evenzeer. Ergo moe ten de spuiten of eigenlijk de spuitjes, want ze zijn nóg belachelijk kleiner (misschien ligt dit wel aan mijn oogen, die aan reuzen-brandweer auto's gewoon zijn) dan het brand weer-wezen zelf, hier bediend worden door vrijwilligers, geprikkeld door hulpvaardigheid, naastenliefde en pl'chtsbesef, maar voor een niet ge ring deel ook door de premie's, die aan de eerstaankomende „spuiten" of liever aan de bedienaars er van, wor den uitgereikt. 'n Rotterdamsch brandje is dan ook een match, 'n hardrennerij, 'n publie ke vermakelijkheid, een dolle grap, voor wie 't nog nooit heeft meege maakt, een melodrama voor wie er niet aan gewoon is, maar met komi sche kanten, die nooit nalaten de lachspieren te pekkelen. Dat er brand is wordt men meestal op deze wijze gewaar. Daar lQopt een politieagent op een kippendraf je, fluit angstig, scherp, tot spoedige hulp aanmanend, alsof hij een gevaarlij ken booswicht achtervolgde. Maakt die hollende agent, de hand aan hel gevest van zijn sabel, niet om ze te trekken, maar uit vrees ze te verlie zen, al een grappigen indruk, niet weinig wordt dit verhoogd, wijl de agent tusschen zijn fluitsolo's dooi den voorbijgangers toeroept„Brand in de Kipstraat 1" (Ik noem natuur lijk maar een dwarsstraat op). Dat is dus een invitation la valse 1 Heel Rotterdam moet er bij te pas komen en je moet vooral dit zeldzame spectakel niet verzuimen. Nieuw tafereel De vrijwilligers komen uit hun huizen, gekleed in de grootste verscheidenheid van costu- men heer, half-heer, werkman, ve len half gekleed. In d'r hand loopen ze met metalen platen, kaarten en linten, die onder het loopen door op den hoed, om den haJs, of om den arm worden bevestigd. Dan wordt het spuitje uit het huisje gehaald, en hiep, hiep, hiep, hoerah de „gasten" er voor aan een lang touw en onder groote belangstelling trekken zij het gevaarte-tje voort, 't Gaat hard hoor, want die het eerste komt, die 't eerste maalt en om vrij baan te maken, wordt dan ook 't noodige geschreeuw aangeheven. Komen twee spuiten in dezelfde straat op weg naar den brand, dan wordt het heelemaal een wedstrijd, een wedstrijd, waarbij de kampioenen evenmin altijd loyaal te genover elkaar staan als bij de wor stelwedstrijden in het Rembrandt- theatar. Van weerszijden vallen dan wel eens harde woorden en het is zelfs wel eens gebeurd, dat het niei bij woorden bleef, dat na of zelfs wel eens vóór het blusschingswerk begon, de strijd werd uitgevochten. Het doet zoo'n beetje denken aan een heel ouderwets che voordracht voor vier heeren, die bij rederijkers nog wel opgeld doet en waarvan het refrein luidt Waar is de brand Waar is de brand Ik zal bet u vertellen. Waar is de brand 'l Waar is de brand Ginds aan den overkant. Laten we aannemen, dat de voorbe reidende maatregelen alle zonder on gelukken zijn afgeloopen, en dat we ons ox^ bet tooneel van de ramp be vinden. Dan merken we in de eerste plaats op, dat van een algemeen af zetten der straat nog geen sprake kan zijn, want het is met zoo direct uit te maken, wie wel en wie niet bij den brand iets te maken heeft. De eersfc- aangekomen spuitgasten rennen het brandende perceel binnen, geven wa ter. Een beetje later ziet men een paar man van de beroepsbrandweer ten tooneele verschijnen, benevens de reddingsbrigade met haar brandlad der. De verhouding tuschen beroeps- en vrijwillige brandweer laat niets te wenschen over, concurrentie heeft de een van de ander niet te duchten. Maar anders staan vrijwilligers en reddingsbrigade tegenover elkaar De eersten zeggen de reddingsbrigade is van gemeentewege uitsluitend aange steld voor menschenlevens, wanneer die in gevaar zijn, met hun moderne hulpmiddelen te redden. Met het blusschingswerk hebben zij niets te maken. De brigade-chefs denken daar ln de praktijk anders over, zij beschouwen zich op dit ter rein in elk geval meer als deskundige dan de vrijwillige brandmeester en als gevolg daarvan worden vaak te genstrijdige commando's gegeven. Er rukken nog meer spuiten aan, maair voorloopig staan deze midden tus schen de nieuwsgierige volksmassa in en laten het werk aan de eerst aangekomen spuiten over. Politie agenten trachten met een zoet lijntje de menschen wat achteruit te krij gen; jong inspecteur verschijnt op de vlakte, heetbloedig, gebruikt zijn handen als de menschen niet aan éénmaal gezegd genoeg hebben, smijt een jongen achteruit. Gelijk heeft de man wel, want er is een sein gege ven (niet electrisch maa.r door schreeuwen) dat spuit 12 een handje mee moet helpen en spuit 12 staat nog dapper onder do menschen, zoo dat het heel wat voeten ln den aard heeft voor dat deze In beweging is gebracht. Ondertusschen woedt de brand op de zolders van een bedden magazijn lustig voort. Eerst scheen het of men ze meester was, maar of er geen water genoeg bij de hand was of waar hot aan haperde weet ik niet, eensklaps slaan de vlammen weer lekker door den dikken rook heen. De 'reddingsladder is tegen het perceel geplaatst. De spuitgasten doen hun best, maar nu volgt er iets tegenstrijdigs. Tegen zoo'n ladder moet Iemand opklimmen. Die „ie mand" is een heer in demi-saison met fantalslehoed en een lint om zijn hals. De spuitgasten moeten de water straal naar boven sturen, maai' zoo'n straal kan eigenwijs zijn en wie kan 't helpen dat de hulpvaardige mijn heer eensklaps drijfnat werd gespo ten! Lach nu eens niet... aldus een kiekje op een brand, dien ik jl. Zon dag in de Kipstraat bijwoonde, na van achter uit de Jonker Fransstraat een spuit en nieuwsgierigen te heb ben gevolgd, 't Was anders wel een toeval dat ik mij door het sirenenge zang had laten verlokken op een brandje uit te gaan, want dank zij de premie mag niet ontkend warden dat „de spuit" overal op uit gaat, ook als men haar hulp niet begeert. Zoo woonde ik laatst in een stille straat in het Noorden een twist bij tusschen de bemanning van een spuit en een eerzamen schoenmaker. Van huiten af was er niets te zien, maar waar schijnlijk was er een stukje leer ge schroeid en nu wilden de spuitgas ten graag naar binnen om den brand nog eens dunnetjes over te blus schen. De schoenmaker was echter blijkbaar op deze visite niet gesteld, wilde ze niet in zijn huis hebben. Er ontstond een geanimeerde discussie. De eerst© spuitman probeerde het met overreding op de wijze van: Och laat ons maar eens even kijken, het hindert toch niets. Maar toen een vriènd van den schoenmaker geroe pen had. „Je laat ze er niet in, Klaas!" was de kans voor hen verke ken en dropen ze maar af. Stel u voor een brandweer-commandant dien in Amsterdam ergens toegang gewei gerd werd! Ik geloof, dat de deur spoedig opengehakt zou zijn! In de laatste dagen is het echter ernst met d© branden, 't Is of het toeval er mee speelt, want het volksgezegde komt weer uit: „Het loopt tegen Nieuwjaar! Er is weer wat interes sants méér op straat te zien en ver zuim niet naar binnen te gaan, want „Je zoudt licht te laat kunnen ko men!" Als de vrijwillige brandweer nl. haar tweelingzuster, wijlen de schut terij had opgezocht. H. HENNING Jr. Esperanto* In „Esperanto" las ik dezer dagen het volgende artikel: GEEN BUITENLAND MEER. Er worden op het oogenblik op de wereld circa 2500 talen en dialecten gesproken. Wanneer iemand zijn gansche leven niets deed dan talen leeren, dan zou hij er zich hoogstens een 20-tal eigen kunnen maken en honderden van grootere en kleinere menschengroepen zouden dan nog ontoegankelijk voor hem zijn. Wan neer echter alle beschaafde menschen in de wereld eenzelfde taal leerden nevens hun moedertaal, dan zou het taalverschil zijn opgeheven over de geheel© aarde zouden de menschen dan elkander kunnen begrijpen op het punt van taal zou er geen buiten land meer bestaan! Welnu, zoo'n taal, bestemd om door alle ontwikkelde menschen te worden aangeleerd nevens hun moe dertaal, is Esperanto. Duizenden leerden die E.speranto-taal reeds, er is geen stad van beteekenis meer waar men er niet mee terecht kan. En die duizenden beijveren zich in alle landen om te worden tot millioe- nen. Iedereen in Nederland kent van 't Esp. reeds iets nog voor hij begint. Want Esp. is wel een kunstmatige taal, maar het is samengesteld uit de levende talen. Esperanto is deels Fransch, deels Duitsch, deels En- gelsch, deels Spaanse!)deels Itali- aansch, deels Russisch, enz. Want er zijn vele woorden, die in alle ta len voorkomen, zooals telefoon, auto mobiel, doctor, professor, enz., zulke woorden vindt men alle in het Esp. terug. Dan zijn er een menigte woor den, die in een reeks talen maar wei nig verschillen; zoo blauw blau bleu blue. Esperanto heeft zulke woorden eveneens overgenomen, doch in de meest eenvoudige spelling (dit blauw b.v. wordt blu). Door deze woordenkeus Is Esp. voor alle volken en voor ieder persoon ge makkelijker te leeren dan welke taal ook. Ieder kent al voor hij aan het Esp. begint honderden van de woor den, die er in voorkomen, bovendien zijn de taalregels uiterst eenvoudig} en op geen enkele taalregel is ook maar één uitzondering. Het Esperan to wordt geschreven juist zooals het wordt uitgesproken, men kan het daardoor op het gehoor af zonder fouten schrijven. Uit alle talen zijn reeds boeken in het Esperanto overgebracht Espe ranto heeft al een literatuur van circa 2000 werken, een literatuur dus die menige levende taal haar mag benijden. In het Esperanto verschijnen reeds een 100 tal bladen en tijdschriften. Is het niet heerlijk te kunnen cor- rospondeeren en spreken met men schen van welke taal ook? En welk voordeel kan men daar al niet van trekken voor zijn zaken! Welk 'n rijke bron van nut en genot is het, ln dachteverkeer te kunnen treden meti gelijkgezinden in alle hoeken van de wereld! zBinnen een kwarteeuw is Esperanto de algemeen© handels- en verkeers taal op aarde. Met toenemende snel heid breidt ze zich uit en dagelijks dringt zij door in nieuwe kringen en milieux. Want op elk gebied heeft zij haar bruikbaarheid op het schil- terendst bewezen. En terwijl sommi gen hier te lande zeggen: „leer lie ver Duitsch" roepen duizenden Duit- schers u toe: „leer liever Esperanto"} want Duitsch kunt ge met jaren in spanning slechts gebrekkig aanlee- ren en Esperanlo kent gij na eenige maanden zuiver en dan hebt gij de wereld voor u ontsloten." ESPERANTO-SLEUTEL. Heden verscheen de vierde druk van H. Blok Esperanto-Sleutol, prijs 2 1/2 ct. Het feit, dat sinds Juli 1908 reeds 3 oplagen van dit boekje zijn verkocht, is een bewijs, ten eerste van zijn practische bruikbaarheid en ten twee de, dat ook in Nederland het aantal der Esperanto beoefenaars stijgt. Deze 4e druk is weer zooveel dit kon verbeterd, respectievelijk ver meerderd, doordat thans in plaats van 1800 woorden, daarin 1890 woor den Esperanto-Nederlandsch zijn op genomen, wat de bruikbaarheid van drt boekje zeer verhoogt. Kennismaking met dit hoogst nut tige boekje bevelen wij dan ook ten zeerste aan. ESPERANTO IN DEN HANDEL. De Heer K. van Eden, onze beken de Haarlemsche Drogist, deelde mij dezer dagen mede, dat hij een paar dagen nadat hij in zijn blad de wen- schelijkheid liad betoogd eener uit gave van een prijscourant in het Es peranto, van Engeland uit een prijs courant in onze nieuwe wereld-hulp taal ontving. Dezer dagen ontving ik een brief kaart van den Heer S. Kondratjes te Kiev (Rusland), waarin deze mij vroeg aan een tuinbouwkundige al hier te verzoeken hem een catalogus te willen toezenden. De firma Krelage en Zoon beloofde mij aan genoemden heer een ca tal o- door E. W. H o r n u n g. 89) We zijn te laatzei Santos. Hij is weg 1 Hoe weet je dat Kijk maar naar dat laken. Dan was die jonge gek er mee bekend, en zullen wij met hem afre kenen. Ja, ja. Maar nog niet, vriend, nog niet. Wij hebben zijn hulp noo- dig om het goud weer terug te bren gen in den schoenerhij zal dat graag genoeg willen doen, nu zijn gunsteling gevlogen is daarna zal niets ons meer weerhouden. Jij zult hem de keel afsnijden, en ik zal voor mijn speciaal genoegen hem een van de kogels van zijn dierbaren vriend in rh>T\ kon schieten. Het geluid van een vluggen voet stap op de trap daarna in de gang, werd steeds duidelijker. Ik zou het liever nu willen doen, fluisterde Harrisde gelegen heid is zoo schoon. Nog niet, zeg ik je En Rattray stond in de kamer, met een met zilver gemonteerd pistool in iedere hand liet gezicht daarvan was een verrassing voor zijn verra derlijke bondgenooten. zooals ik da delijk opmerkte. Wat voor den drommel doen jelui hier zei hij met bulderende stem. Wij vonden hem al te rustig, zei Santos. De reden daarvan zie je. En hij wees van het leege bed naar het open venster, hield toen de kaars vlak bij het, vastgeknoopte laken en haalde veelbeteekenend de schou ders op. Dachten jelui, dat hij te rustig was herhaalde Rattray met woes te minachting. Jelui dacht, dat ik te blind was dat bedoel je er moe. Om mij te vertellen, dat juffrouw Denison mij wenschte te spreken, en juffrouw Denison dat ik haar wensch te te ontmoeten 1 Alsof wij niet bin nen een minuut alles zouden begrij pen Maar een minuut was beter dan niets, hè En jelui hebt een goed ge bruik gemaakt van die minuut, niet waar Jelui hebt hem vermoord, en jelui doet, alsof hij heeft weten te ontvluchten Als het waar is, dan zal ik jelui vermoorden 1 Ik loop al den geheelen nacht met dat plan rond I En hij stond met zijn rug naar het venster, zijn pistolen opgeheven, en hield zijn hoofd trotsch opgericht gelukkig als iemand, die na vele dagen den eerbied voor zichzelf weer terugkrijgt. Harris kromp ineen voor zijn woes te oogen en dreigende wapens. De Portugees echter had alleen zijn schouders eens opgehaald en was nu bezig zijn onvermijdelijke sigaret te rollen. Je gezond verstand is bijna even merkwaardig als je rechtvaardig heidsgevoel, mijn vriend, zei hij. Je ontmoet ons één, twee, drie minu ten geleden, en je ontmoet ons nu weer. Je ziet het leege bed, de leege kamer, en je verbeeldt je, dat wij in één, twee. drie minuten een man heb ben vermpord en zijn lijk verwijderd. Werkelijk, je bent heel wijs en recht vaardig, en heel trouw tegenover Je vrienden. Je behandelt een gevaarlij ken vijand, alsof hij Je tweelingbroe der was. Je laat hem ontsnappen ik herhaal hetlaat hem en dan dreig je nog ons neer te schieten, omdat ons leven jou niets waard is. Wij zijn altijd zeer trouw tegenover Je geweest, mijnheer Rattray. Wij hebben naar Je raad geluisterd, en hem dikwijls tegen beter weten in ge volgd. Wij zijn hier, niet omdat wij het ven-standig oordeelen, maar om dat jij het wenschte. En toch, bij de eerste de beste verleiding draai je ons den rug toe, bedreig je je vrienden met pistolen. Ik geloof niet in je trouw, hernam Rattray. Ik geloof, dat je mij eerder zou doodschieten, dan ik het jelui zou doen. Het eenige ver schil zou wezen, dat ik in den rug aangevallen zou worden I Dat is onwaar, zei Santos met onuitsprekelijke aandoening. Ik durf bezweren, dat ik nooit door ge dachte of woord ook maar een oogen blik ontrouw tegenover je ben ge weest. Ik heb naar je geluisterd, of schoon je zooveel jonger bent. Ik heb je in alles je zin gegeven, van het oogenblik af. dat wij zoo dom waren voet te zetten op deze verwenschte kustdat was ook uw werk, en het zal uw schuld zijn, als daar kwaad uit voortvloeit. Toch heb ik niet ge klaagd. Hier in je eigen huis ben jij de moester geweest, ik de gast. Zoo ver is het van mij, iets tegen jou te beginnen, dat ik je tart mij den man aan te wijzen, die mij een verrader lijk woord achter Je rug heeft hoonen fluisteren dat zal je moeilijk vallen, vriend Rattray wat zeg jij er van, kapitein Ik riep Harris uit, met ver ontwaardigde stem. En wat de kapitein zei, mag aan de phantasie worden overgelaten. Het kan niet worden opgeteekend. Maar de man, die had behooren te spreken de man, die zoo'n goede gelegenheid had als maar zelden op het tooneel voorkomt die met een enkel woord deze schurken aan de kaak had kunnen stellen en den rampzaligen Rattray voor hen en voor zichzelf had kunnen redden deze onheldhaftige held bleef zwijgen in zijn schuilhoek. En, wat meer is, hij zou datzelfde nu weer doen De boeven waren het oneens gewor den nu was het tijd geworden voor eerlijke menschen. Zij dachten allen, dat ik ontsnapt was daarom zouden zij mij beter dan ooit de gelegenheid geven om alsnog te ontsnappen en ik heb al verteld welk gebruik ik van mijn eerste uren van vrijheid wenschte te maken. Dat plan recht vaardigde wel eenige ondankbaar heid tegenover den man, die ongetwij- geld tot nu toe tusschen den dood en mij had gestaan. Was Eva Denison niet van meer waarde dan vele Rat- trays En juist met betrekking tot dit onschuldige jonge meisje moest ik den squire wantrouwenduidelijk was dus mijn eerste plicht. Eva in veiligheid te brengen voor Rattray, niet Rattray voor deze verraders. Niet dat ik mij beter voor wil doen dan ik ooit was men Is over het alge meen niet dankbaar gestemd tegen over den man, door wien men uit de modder getrokken is, nadat hij er je eerst ingeduwd heeftook was het geen ridderlijkheid alleen, die mij aanspoorde een beminnelijke jonge dame te redden, voor wie ik zeker liever wilde leven dan sterven. Zoo dacht lk daar in mijn hoekje het nérst aan Eva maar daarna aan mij zelfen het bloed van Rattray moest dan maar over zijn eigen heet hoofd komen I lk houd bovendien vol, dut ik volkomen gelijk had bij dit alles maar als iemand er anders over denkt, dan staat hem een groote voldoening te wacnten, want ik werd er heel spoedig voor gestraft. De woorden van den kapitein wa ren even slecht van aard als van ge volg liet bed was bevlekt met bloed van mijn gewond hoofd, alles wai op en door elkaar gegooid van de haast, waarmee ik het verlaten had en wat maar al te zeer deed denken aan nog veel erger dingen. Rattray hield den kapitein tegen met een plotseling uitsteken van zijn pistolen, het zilveren beslag glinster de door de kamertoen sommeerde hij zijn bondgenooten, hem te toonen wat zij met mij hadden uitgevoerd en tot mijn schrik noodigde Santos hem uit de kamer te gaan doorzoe ken. Do uitnoodiging werd aangenomen. En daar stond ik. Het zou beter ge weest zijn dadelijk voor den dag te komen. Maar ik hurkte tusschen de kleeren ineen, totdat zijn hand mijn boord aanraakte en ik tot de grootste verbazing van alle drie te voorschijn getrokken ward. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5