Verschijnt dagelijks, behafva ot> Zon- en Feestdagen.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON
Het Vergaan van de
„Lady Jermyn."
27e Jaargang. No. 8110
WOENSDAG 1 DECEMBER 1909 C
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNBMENTBN
PER DRIE MA ANDBNl
Voor Haarlem 11-2®
Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd Is (kom der
gemeente)1-30
Franco per post door Nederland 1.55
Afzonderlijke nummers 0.32M
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0-37V
*9e omstreken en franco per post 0.45
Pitgtve der Yennootschap toarens Caster. Directeur J. C. PEEREBOOB.^
ADVERTENTIE Ni
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cis. Bulten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels ƒ1—elke regel meer ƒ0. au Reclames 30 Cent per regel,
Hij Abonnement aanzienlijk rabat.
Advertetuiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing)
50 Cts. voor 3 plaatsingen I contant
Redactie en Administratie t Groote Bontstraat
ÏBtereommonaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratis 724.
Drukkerij i Znlder Bulten spasme 6. Teietoonnnmmer 122.
Tot de plaatsing van advertentiSn en reclamea van bniten het Arrondissement Haarlem In dit blad la nitsiuitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Burean D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon latere. 6229.
DERDE BLAD.
DINGEN, DIE NIET IEDEREEN
WEET.
In dit nummer begint deze Serie
met een korte beschouwing over Elec-
tricitedt.
Afdrukken hiervan op goed papier,
benevens een stevige enveloppe om
deze en volgende afdrukken te bewa
ren, kunnen kosteloos door ge-
abonneerden in Haarlem aan onze
Bureaux Groote Houtstraat 53 en
Z. B. Spaarne 6 worden afgehaald;
in de buitengemeenten bij omen
agent.
Toezending aan huis kan niet ge
schieden, da,ar dit wegens ons zeer
groot aantal geahonneerden, een uit
gebreide administratie ten gevolge
zou hebben.
Alleen voor onze geabonneerden,
die de courant per post ontvangen,
willen wij op dezen regel in zooverre
een uitzondering maken, dat aan
hen, die dit wenschen, n a d a t er 2G
flvmmers van de rubriek verschenen
(zullen zijn, deze verzameling zal wor
den toegezonden, tegen vergoeding
van de frankeerkosten, die nader
hand zullen worden bekend gemaakt.
Het 2de nummer van de rubriek
"Verschijnt 15 Dec. a.s.
DE ADMINISTRATIE.
I. WAT IS ELECTRICITEIT?
Als een glasstaaf met een wollen
lapje gewreven wordt, dan kan men
met het bevvreven gedeelte van het
glas snippers papier van do tafel op
trekken, Die aantrekkingskracht van
't glas werd veroorzaakt doordat het
elee tri sell is geworden. Ook 't wollen
lapje werd electrisch: het trekt even
eens papiersnippers aan. Toch zijn
die electriciteit van het glas en van
het wollen lapje niet gelijk. Dit kan
mou op de volgende wijze nagaan.
Hangt men een vooral electrisch ge
maakt vlierpitballetje aan een draadje
op en komt men er met de glasstaaf,
bij dan wordt 't balletje weggestooten;
houdt men er echter 't wollen lapje
bij, dan wordt het vlierpitballetje er
door aangetrokken.
Er zijn dus twee soorten van elec
triciteit, die men positieve en nega^
tleve E. noemt. Electrisch gemaakte
voorwerpen, de met dezelfde soort E.
geladen zijn, stooten elkaar af; maar
zijn de dingen met E. van verschillen
de soort geladen, dan trekken ze el
kaar aan.
Wanneer we.weer de glasstaaf na
men en nu met de niet gewreven punt
een papiersnippertje probeerden op
te trekken, zou dat niet gelukken. De
E. blijft aan de andere punt, omdat
het glas de E. slecht geleidt.
Er zijn echter andere stoffen, die
de electriciteit wel goed geleiden.
De slecht geleidende stoffen noemt
men „niet-geleiders" (isolators), de
goed geleidende stoffen heeten ge
woon „geleiders" (conductors).
Behalve door wrijving kan een
voorwerp nog op een andere wijze
electrisch gemaakt worden. Zet men
ln een fleschje met zwavelzuur "een
reep zink, dan wordt de zinkstaaf po-
eitief-eleetrisch en het zwavelzuur
negaüef-electrisch. Om nu die negar
tieve E. uit de vloeistof te krijgen,
zet men er een geleider in, b.v. een
reep koper. Het koper wordt dus nu
ook negatief-electrisch. Spannen we
nu tusschen de zinkreep, die positief
geladen is, en de koperreep, die ne
gatief geworden is, weer een gelei
der, b.v. een koperdraad, dan vloeit
de electriciteit van de beide metaal-
reepen langs den draad. Er is daar
een electrische stroom ontstaan en
die stroom zal blijven bestaan, zoo
lang t eene stuk metaal positief en 't
andore negatief E. is. Noemt men de
straks besproken E. wrijvings-electri-
citeit, de laatste soort, wordt schei
kundige electriciteit genoemd. Zij
wordt opgewekt in z.g. „elementen";
eenige van die elementen, onderling
verbonden, vormen een „batterij".
In 't piractisch gehruik wekt men
de wrijvings-electriciteit op met be
hulp van gToote machines; de schei
kundige E. wordt gebezigd bij electri
sche schellen, telefoon, telegraaf, toe
stellen voor vernikkelen, verzilveren
en vergulden e.a.
Bij sommige dier toestellen wordt
de E. op de volgende manier opge
wekt. Om een klos wordt geïsoleerd
koperdraad d. i. dus een geleider
met een niet-geleider er om heen
gewonden. Door middel van de schei
kundige E. wordt een ijzeren staaf
magnetisch gemaakt. Op 't oogenblik
nu, dat de magneet in de opening
van den klos wordt gebracht, ontstaat
er in den geleiddraad rond den klos
een electrische stroom; wordt de mag
neet uit de opening teruggetrokken,
dan ontstaat er weer een stroom in
den draad, maair juist in tegenge
stelde richting. Deze stroomen heeten
inductiestroomen en de toestellen,
waarin zij worden opgewekt induc
tors.
Omtrent het wezen der electriciteit
zijn velerlei onderstellingen geop
perd. Die, welke leerde, dat de E.
een afzonderlijke stof zou zijn, blijkt
in de laatste jaren niet algemeen
gangbaar. Zij is verdrongen door de
nieuwe hypothese, dat elk kleinst
deeltje van de grondstoffen, waaruit
de natuur is opgebouwd, nog uit twee
ongelijksoortige deelen (ionen) be
staat, die electronen en anionen ge
noemd worden. De verschuiving van
deze electronen en anionen ten op
zichte van elkaar zou dan het elec
trisch verschijnsel te weeg brengen.
Reeds in de Oudheid kende men de
aantrekkende werking van gewreven
barnsteen op papiersnippers enz.
Vandaar dat de Grieken die kracht
naar het Grieksche woord voor barn
steen electron electriciteit
noemden.
ZWERVERS.
ii.
Opmerkelijk is liet, dat de volks
logementen altijd in bepaalde buur
ten te vinden zijn. Dit is niet iets
speciaals Haarlemsch, want o. a. in
Amsterdam en Rotterdam treft men
dit verschijnsel ook aan. Meestal zijn
het dan de oude volksbuurten in het
midden der stad, waar de slaapsteè-
houder zijn bedrijf uitoefent. Zoo'n
samengroeping heeft d i t voor, dat
de onbekende zwervers aan hun lot-
genooten, die ze onderweg ontmoeten,
slechts behoeven te vragen, in welk
stadsdeel ze moeten zoeken, om een
nachtverblijf te vinden. Zijn ze een
maal daar aangeland, dan hebben
ze voldoende keus.
Ook bij deze hotels van den zooveel-
sten rang geldt de reputatie. Wan
neer een logé het naar den zin heeft
gehad, zal hij die inrichting licht aan
kameraden aanbevelen. Zelfs moet
deze inlichtingsdienst zóó ver strek
ken, dat er eenige slaapstefi-houders
zijn, die er betaalde "agenten op na
houden, om logé's te werven.
De geregeld rondtrekkende zwervers
hebben hun vaste logementen.
Volkslogementen zijn dadelijk te
herkennen Boven de deur hangen
de bont-gekleurde reclame-borden met
de namen van de inrichting. Hel zijn
veelal zonderlinge namen er blijkt
bij liet doopen een voorkeur te be
staan voor witte zwanen, zwarte os
sen, gekroonde sterren, gouden bal
len en andere eigenaardigheden die
evenwel het practische nut hebben,
dat men ze gemakkelijk kan onthou
den.
Bovendien geven groote letters op
de horretjes voor de ramen ten over
vloede nog aan, dat men hier een
vol lts logement heeft.
Gewoonlijk heeft een volkslogement
een verdieping. Voor aan de straat is
de gezelschaps- of gelagkamer, die in
omvang afwisselt naar de grootte van
het huis. Veel bijzonders is er van
deze kamer niet te vertellen. Opval
lend is de reuzen-kachel van oud
model, met een vierkant onderstel,
dat zich zoo gemakkelijk leent, om
koude of natie voeten te warmen.
Voor de zwervers, die den geheelen
dag in guur weer hebben geloopen, is
dit aangenaam. Met- brandstof is
de logementhouder niet spaarzaam
mopperende klanten hebben hem het
zien-op-één-schepje-kolen wel afge
leerd. En dan, de concurrentie I
Bijna overal is een groote ronde
tafel te vinden misschien zijn 't wel
erfstukken van de vroegere sociëtei
ten, die er „stamtafels" op na hiel
den 1
Om de tafel en langs de wanden
staan de stoelen, die wachten, tot de
gasten komen om dan in onder-onsjes
te worden verplaatst
In enkele logementen vindt men
ook een biljart en een buffet. Het be
langrijkste is evenwel het achterka
mertje of de keuken, waar de loge
menthoudster haar heerlijkheden ge
borgen heeft. Bijna altijd staat een
pot geurende erwtensoep en prutte
lende koffie op het fornuis. Elk oogen
blik kunnen immers de klanten ko
men en de table de hótel is op
geen bepaald uur aangekondigd 1
Het is een eigenaardig gezicht, een
eet-partij in zoo'n logement bij te
wonen. Een bord soep of gestampte
kost wordt voor den hongerige op de
ongedekte tafel gezet, hij krijgt een
lepel of vork, en.... alle bediening is
al afgeloopen. Is het winter, dan
neemt menige eter het bord op de
knieën en gaat achter de kachel di-
neeren of soupeeren.
De slaapgelegenheden ln deze loge
menten heb ik al in een vorige schets
beschreven. Op de eerste verdieping
huist in den regel de slaapsteê-houder
en zijn gezin, en worden eenige afzon
derlijke slaapkamertjes verhuurd; op
den zolder vindt men de algemeene
slaapzaal.
In de fatsoenlijkste logementen heeft
elk slaper een ledikantook zijn er
wel zeer goedkoope inrichtingen,
waar de slapers op één groote stroo-
matras en onder één grooten deken
naast elkaar slapen.
Hygiënisch zijn deze toestanden na
tuurlijk nietWanneer ar vele sla
pers op zoo'n zolder liggen, kan er
een benauwde lucht hangen, die door
de scheuren van het d-tk zelfs nog niet
voldoenden uitweg kan vinden.
Het kwaad wordt soms nog verer
gerd door minder nette gasten, die te
diep in de glaasjes gekeken hebben,
en zich aan niet te omschrijven on
gerechtigheden schuldig maken.
Na het milieu geteekend te hebben,
wil ik verschillende gesprekken, die
ik met logeergasten had, weergeven.
H<er en daar is dan nog wel gelegen
heid, nadere bijzonderheden over do
omgeving der zwervers te vertellen.
Een geleerde uit vroeger dagen
heeft het gevleugelde woord gespro
ken „alles weten, is alles vergeven".
Deze wijze man is m. i. wel een beetje
41 te barmhartig geweest en had lie
ver moeten verkondigen „alles we
ten, is alles begrijpen."
Alles weten, is alles b e-
g r ij p e n. Dit is de oonclusie over
verschillende (niet alle!) gesprek
ken, die ik met de eigenaardige gas
ten m de valkslogementen had. Wel
licht dat menig lezer, na van mijne
mededeelingen te hebban kennis ge
nomen, dit oordeel zal beamen.
Een grijsaard
Vuil-wit waren z'n haren en stoppe
lige baard ingevallen de taan-gele,
bloed-looze wangen levensmoeheid
sprak uit de doffe, diep-liggende
oogen de lijdenstrek om den beveri-
gen mond, de gekromde rug, de grove
handen, vertelden van zwaar werk
en moeilijke tijden.
Zooals hij daar zat, schuw terug
getrokken in een koekje der gezel
schapskamer, was hij het toonbeeld
van een afgeleefden man.
Toch had het oudje iets over zich,
dathoe 't onder woorden te
brengen iets ongewoons
voor déze omgeving. Je gevoelde, dat
d't niet iemand kón zijn, die zijn ge-
heele leven een zwervers-bestaan ge
leid had
Ik had juist gedacht 1
Na een inleidend praatje, over de
kleer-hangertjes die hij maakte, ver
telde de oude
'k Ben nu 70, maar de laatste vijf
jaar tellen wel dubbel.... Vroeger heb
ik het goed gehad. Als timmerman
verdiende ik een knap stuk brood,
had een goeie vrouw en twee lieve
kinderen. Jan en Marie. Hoe gelukkig
was ik toen (De man pinkte een
traan uit het droef-star end oog). Ik
was TE gelukkig het mocht zóó niet
blijven.... Mijn jongen stierf toen ie
20 was en het meisje haalde juist de
22. De dokter noemde de ziekte met
zoo'n vreemd woord wij noemden *t
tering.... Wat 'n vreeselijke slagen 1
En nóg was het niet genoeg!.... Mijn
vrouw, die dezelfde kwaal al jaren
omdroeg, ging óók van me weg
Toen stond ik alleen. AlleenDe
ellende maakte me ook ziek, maar IK
mocht niet sterven. Waarom niet
'k Heette na een paar weken beter
toch was ik 't niet, want werken zoo
als vroeger, dèi ging niet meer.... De
bazen wouen me niet meer hebben....
Ze vonden me te oudhadden liever
jongere krachten.... Ze hadden gelijk,
maar liet is zoo pijnlijk, als je een
leven lang gezwoegd hebt, dan te
moeten ondervinden, dat je te véél
ben gewordenToen kwam nog
meer ellende... Door de ziekten en 't
sterven waren er schulden gekomen
en 't weinigje meubels moest verkocht
worden, 't Was goed ook, want de
huishaas zei de huur van mijn huisje
op, en waar had ik er anders mee
heen moeten gaan
Geen werk, geen verdienste en geen
woning....
Ze zeien „ga naar hel „huis",
daar heb je recht op."
Naar 't „huis"
Wat dachten ze wel Naar het
„huis", om daar genade-brood te
gaan etenAls je fö bent, dan nog
een nieuwen vader en moeder te
krijgenha h4 Nee nee
niet naar —het „huis". Die ouwe
vereelte handen hebben 50 jaar lang
den hamer'eii de zaag gehanteerd en
dan nog genade-brood Nee Wer
ken werken
Veel kunnen die ouwe handen niet
meer doen.... Je ziet, nog wel kleer
hangers maken. Het zijn prullen, als
je vroeger draai-trappen en deuren
gemaakt hebtVeel geld geeft het
ook niet, maar ik heb ook weinig noo-
dig. Als ik op een dag 20 van die
dingen verkoop, is het genoegdan
kan ik mijn slaapgeld betalen en wat
brood koopen. Soms willen de men-
schen me een cent geven, zonder iets
van me te koopenDat wil ik niet,
dat is bedelen. Als ik dat zeg, dan
kijken de menschen zoo raar, soms
zeggen ze „ondankbare kerel". Be
grijpen ze me dan nietWerken
wil ik, geen genade-brood
Heb ik eens een paar kwartjes be
spaard, dan ga ik naar Amsterdam,
om op het graf van mijn vrouw nieu
we bloemen te brengen... In haar le
ven hield ze zooveel van bloemen
't Is een zware gang voor me, en toch
ben ik zoo graag op het kerkhof
Daar vertel ik m'n oudje m'n leed,
dan denk ik aan die heerlijke dagen
van vroeger.... Dan bid ik, dat ik nu
ook gauw. uit dit lijden verlost mag
worden, om naar m'n oudje te gaan...
naar m'n oudje
Weer welden tranen op, in de diep
liggende, doffe smart-oogen....
Een jonge man van 'n 30 jaar, met
een bleek, tenger gezichthet type
van een aan lager wal geraakte.
Hoe die tot zwerven is gekomen
Eerst na lang dralen klaagde hij
mij z'n leed. Leed was 't....
Op 23-jarigen leeftijd was hij ge
trouwd met een meisje van 22. Hij
was goudsmid en het meisje modiste.
Lang duurde z'n huwelijksgeluk niet.
Zijn vrouw had enkel oog voor mooie
hoedjes en snoezige japoanetjes. Als
goudsmid verdiende hij wel goed
geld, maar natuurlijk niet genoeg, om
de uitgaven van zijn ijdel vrouwtje te
dekken. Hij hield veel van haai', en
getroostte zich daarom veel overwerk,
om maar zooveel mogelijk te verdie
nen.
Ik deed het met liefde zoo vertel
de hij maai', ach, wat een teleur
stelling. Ik kwam tot de outdekkiug,
dat mijn vrouw me bedroog. Heftige
verwijten hieljpen evenmin als smeek
bedenMijn leven was geknakt 'k
Werd onverschillig, ging drinken
't Was een vreeselijke tijdMijn
pairoon -joeg me weg geen wonder,
ik had ook goud en zilver meegeno
men.... Drinken, drinken wilde ik, om
het leed te vergeten....
Nu ben ik zwerver.... Ik zou nu wel
weer graag goed op willen passen,
maar wie wil een dief in zijn dienst
hebben? Toch, al had ik werk, voor
hoe lang zou het zijn 'k lier. zoo
onrustig, moet reizen en trekken
telkens een andere omgeving, an
ders
En hij noemde zijn vrouw met een
leelijk woord.
Een ander mengde zich ln het ge
sprek
„Nou, scheld nu maar niet. Van
nacht leg je weer te grienen.... Nee,
jongie, je kan je vrouwtje nog niet
vergeten. Nou, als ze wat ouvver is,
zal ze misschien nog naar je verlan
gen
Een vrouw met twee jonge kinde
ren. Eiken dag trekt ze er met haar
bemanden kinderwagen op uit, om het
medelijden van de menschen op te
wekken.
Haar levensloop werd me door een
ander verteld. D'r moeder was ook
zwerfster.... Ze is dus in de ellende
opgegroeid en heeft nooit iets andera
gekend. Haar man, een liedjeszanger,
heeft baar met twee kinderen laten
zitten. Die moeten nu liet medelijden
opwekken op de bedeltochten.
De stakkertjes waren maar half ge
kleed.... Dat is de truc, hoe armoedi
ger t geheel, des te milder zijn dn
bamihartigen
Treurig is het lot van deze vrouw;
nóg treuriger dat van do kinderen.
Wat moet er van zulke stumpers te
recht komen 't Zal wel denzelfden
weg gaan, als moeder
In m'n volgende schetsen nog eeni
ge levenservaringen van zwervers.
kees;
Tan de Residentie en baar
bewoners.
XXXII.
St. Nicolaas al dicht bij de grens»,
en de winkelstraten worden druk.
Vooral in de morgen- en middaguren,
als oen zwerm dames in de binnen
stad neerstrijkt en daar bezit neemt
van de magazijnen voor ïnkoopen en
van de trottoirs voor een praatje.
Voor twaalf uur kooien de bedrij
vige huismoeders, die tusschen het
omwasscheu van den ontbijtboel en
het gereed maken van liet noenmaal
er even tusschen uit wippen.
Veel tijd hebben ze.niet, maar veel
doen ze af. Vooruit is bedacht wat zo
willen hebben, waar het te krijgen is,
en dót maakt het verblijf in een win
kel kort. liet personeel mag deze da
mes, weet dat ze niet zeuren, helpt
met an:mo en zoo kan moeder do
vrouw na een uurtje alweor huis
waarts gaan, beladen met mandjes,
pakken en kistjes, alé eertijds een
forens.
Beladen, want het thuis laten be
zorgen van wat gekocht is brengt ge
vaar mee. Tegen 5 December worden
de kinderen nieuwsgierig en houd ze
eens uit de gang, als een wagen van
een magazijn voor do deur stilhoudt
Een andere categorie dames, die
ook do morgenuren kiezen om to
shoppen, vormt een scherpe tegenstel
ling met de zooeven genoemde, gezel
lige soort
Haast hebben ze nooit, voor het
huishouden of hoo dut heeten mag
wordt gezorgd, en met kalme sta
tigheid zeilen ze een winkel binnen,
waarvoor een equipage of uuto ze ge
bracht heeft. Zij komen 's morgens,
omdat later op den dag zooveel niet-
aristocraten ln de stad rondloopen,
van die rare hurgermenschen, en van
dat soort houdt freule Zus of douai
rière Zoo zich liefst zoo ver mogelijk
verwijderd.
Zijn ze ergens binnengewaaid en
neergezegen op een paar dienstvaar
dig toegeschoven stoelen, dan moet
alles wat aan nieuwe snufjes en "voor
werpen in voorraad is, do revue pas-
seeren. Kritisch, zonder veel woorden,
wordt die etalage van uieuschelijk
vernuft geschouwd en sóms een voor
werp waardig genoog geoordeeld ge
kocht te worden.
Soms, maar lang niet altijd, want
dat voor ziel» laten uitpakken is ook
een tijdverdrijf, een soort sport,
waaraan nu niet alleen rijtuig- of
auto-bezitters zich schuldig maken.
Is de freule weggezweefd, dan ligt
een winkeljuffrouw half in zwijm,
vloekt de patroon, maar zet toch da
delijk een vriendelijk gezicht, als een
nieuwe klant binnenkomt.
42)
door
E. W. Hornung.
In 't minst niet, zei ik, of het
waar is of niet; u interesseert mij.
En dat was zoo. U moet weten, ging
hij voort, ik heb niet zooveel respect
voor een menschenieven als gij En-
gelschen. Wij zullen daar verder niet
over spreken. Ik heb ten minste nog
«enig respect voor vooroordeel. In
mün jeugd had ik zelf zulke vooroor-
deelen maar men verliest ze aan de
Zambesi. Men kan riet verwachten,
dat iemand eenige waarde hecht aan
het leven van een negeren als men
veel Kaffers heeft gedood, met de
zweep, met krokodillen of waar al
niet mee, dan maakt een of meer
blanken op de wereld minder, geen
groot verschil. Ik stem toe, dat er aan
boord van dat schip te veel waren
maar wat zal men doen U keilt toch
dat spreekwoord wel van de dooden,
die niet kunnen spreken het was
noodzakelijk schoon schip te maken.
U ziet het resultaat.
Hij maakte weer een schouderbewe
ging in de richting van de kisten
maar ditmaal bewoog de gedachte
daaraan hem op te staan en te zien
hoe Harris vorderde. De kapitein had
heelemaal niet rondgekeken ook keek
hij niet naar Santos. Een beetje die
per, hoorde hij den laatste zeggen, en
misschien, een paar duimen
Wat er toen volgde, verstond ik niet.
Het werd gevolgd door een blik over
den schouder in mijn richting, en
'ging onmiddellijk vooraf aan den te
rugkeer van Santos naar zijn vouw
stoeltje.
Ja; het is altijd beter schatten
te begraven, zei hij nog eensmaar
zijn toon was veranderd nu was hij
meer beschouwenden tusschen de
woorden in sloeg menig rookwolkje
naar bovenmaar voortdurend ble
ven zijn donkere oogen, door de jaren
dof geworden, op mij gevestigd.
U is een schat 1 riep hij eindelijk
op onderdrukten toon voor zich heen,
terwijl plotseling een diabolische
glimlach zijn gelaat ontsierde.
Dus u is van pjan mij te begra
ven
Ik had het vermoed, toen ik vöür 't
eerst de spade in het oog kreeg daar
na weer niet; maar nu hijzelf naar
het gat was gaan kijken, was ik er
van overtuigd.
U hegraven? Neen, niet levend,
zei Santos op zijn schertsend verwij
tenden toon. Dan zouden wij zoo diep
moeten graven voegde hij er tus
schen zijn weinig overgebleven tan
den bij.
Wel, zei ik, gij zult er voor han
gen. Dat is ten minste iets.
Santos glimlachte weer, welwillend
ditmaalook weer beschouwend zoo
als een artiest glimlacht over zijn
werk. Ik was het z ij n e.
U woont in de stad, zei hij nie
mand weet, waar u heengaat. U komt
hierheen, niemand weet wie u is. Uw
beste vriend de squire sluit u hier op
voor den nacht, maar drinkt te veel,
en gaat slapen met den sleutel in zijn
zakhij is daar weer als hij wakker
wordtmaar de gevangene, waar is
hij Hij is weg, verdwenen, ontsnapt,
in den nacht, en hij laat geen spoor
geen enkel spoor achter 1 Een beetje
aarde wordt zoo gemakkelijk in een
gat gegooideen beetje meer kan zoo
gemakkelijk weggebracht worden in
den tuinen éen beetje flink, sterk
ijzerdraad kan zoo gemakkelijk ineen
kelder en daarna in het slot gevonden
worden. Neen, mijnheer Cole, ikdenk
er niet over, te gaan hangen. Mijn
plannen hebben zelden zwakke pun
ten. Eén was er in de Lady Jermyn
en dat was mijnheer Cole I Als er
ditmaal een Is; en u zal wel zoo
vriendelijk zijn, het mij aan te wij
zen, dan zal ik mij aan het gevaar
blootstellen u dood te schieten in
plaats van..;..*
Daarop nam hij zijn hals tusschen
de vingers en duimen van beide han
den als om mij te toonen, hoe ik dan
den dood zou vinden en toch kon ik
naar hem kijken, neen, nog erger, ik
kon mijn oogen niet van dat bloede-
Iooze gelaat afhouden, terwijl hij mij
voortdurend aankeek.
Neen, dat zul je niet, kameraad
Als hij of wij er om koud moeten, laat
het dan met een kogel gebeuren, en
dau snel, bloeddorstige Spanjaard,
die je bentJe kunt het andere niet
doen zonder mij en ik heb mijn aan
deel in deze zaak volbracht.
Harris was mijn eenige hoop. Dat
had ik van het begin af aan begrepen,
maar mijn beroep op hom had ik tot
het allerlaatste bewaard. En nu zou
Lij heengaan zonder dat ik een woord
gesproken zou hebben I Santos was
naai* mijn graf gegaan, en daar
stond Harris bij de deur I
Het is niet diep genoeg, zei de
Portugees.
Het is zoo diep als ik van plan
ben het te maken, terwijl jij er daar
over zit te praten.
De deur stond open.
Kapitein 1 schreeuwde ik kapi
tein I
Hij stond daar bevend, maar keek
zelfs mijn kant niet uit
Hebben jelui ooit ©en man zien
hangen vroeg Santos ons beiden ge
meen aankijkend. Ik heb eens vijftien
schurkachtige dieven op een rij opge
hangen. En eens heb ik er bijna hon
derd op een feestmaal vergeveneen
onvertrouwbare bende; maar toch
was het nog veel erger om die men
schen te zien hangen en dat was ook
de ergste dood. Hu Er was één man
hij was niet forscher dan jij bent,
kapitein
De deur sloeg dicht, wij boorden
den kapitein op de trap er klonk een
ruischen van de bladeren buiten, en
toen volgde een stilte, die ik niet zal
trachten te beschrijven.
En werkelijk^ deze beschrijving ls
mij te machtig nu ik leef om dit ver.
haal te vertellen zal ik mij korter van
deze bijzonderheden afmaken, dan zij
mij toen toeschenen. Mijn gebreken
mag ik op vergevorderden Leeftijd
hebben, evenals in mijn Jeugdmaar
om bij die doodsangst die vernede
rende doodsangst stil te blijven
staan, dat gaat mijn krachten te bo
ven. Ik ondervind alles weer opnieuw,
terwijl ik schrijf. Daar zijn de spin-
newebben aan den zolder, een reus
achtige spin kruipt er in rond; een
nog erger monster kijkt met wellust
op mij neer die doffe oogen van hem
en mijn e'gen pistoolloop in het lamp
licht op mij gericht. Daar haalt hij
den haan van mijn revolver over
over
Hij mist, omdat het licht van een
lantaarn door de tralies heen iu zijn
oogen schittert. Hij liet den volgenden
kogel verloren gaan door in het wilde
óp het licht af te vuren. Kn het lood.
uit de laatste kamer werd plotseling
kostbaar voor mijn persoon want er
klonken verscheidene stemmen boven
ons hoofd en vele voeten op de trap.
Harris kwam het eerst het aller
eerst— zag, dat ik nog leefde wierp
zichzelf op de kisten en rolde een
daarvan in het gat alles veel vlug
ger, dan mijn pen het kan beschrijven.
D'e daad van den kapitein verklaarde
zichzelfhij werd op de hielen ge
volgd door Rattray, in gezelschap van
Iemand, die mij overeind deed sprin
gen als door het geschal van zilveren
trompetten.
Hot huis ls omsingeld, zegt de
scJViire, heel vlug en kalm is dat jouw
werk, Colo?
Ik wou, dat het zoo was. zei ik,
maar ik kan er niet over klagen het
heeft mij het leven gered.
Ik keek naar Santos, die daar stond
rechtop en vol vuur met mijn nog
rookend pistool ln zijn hand.
Wij hebben tusschen twee d'ngen
te kiezen, zei Rattray, het kan mij niet
scliolcn, wat.
Hij liep den kelder in en trok hei
eenige volle vat voor den dag, toen hij
den achterwant naar voren had ge.
haald, bleek 't niets te bevatten, dan
lecge flesschen, door een gat van men-
schengrootte daarin gelegd.
'Wordt vervolgd").