Verschijnt dagelijks, behafva ot> Zon- en Feestdagen. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. FEUILLETON Het Vergaan van de „Lady Jermyn." 27e Jaargang. No. 8110 WOENSDAG 1 DECEMBER 1909 C HAARLEM S DAGBLAD ABONNBMENTBN PER DRIE MA ANDBNl Voor Haarlem 11-2® Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd Is (kom der gemeente)1-30 Franco per post door Nederland 1.55 Afzonderlijke nummers 0.32M Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0-37V *9e omstreken en franco per post 0.45 Pitgtve der Yennootschap toarens Caster. Directeur J. C. PEEREBOOB.^ ADVERTENTIE Ni Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cis. Bulten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels ƒ1—elke regel meer ƒ0. au Reclames 30 Cent per regel, Hij Abonnement aanzienlijk rabat. Advertetuiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing) 50 Cts. voor 3 plaatsingen I contant Redactie en Administratie t Groote Bontstraat ÏBtereommonaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratis 724. Drukkerij i Znlder Bulten spasme 6. Teietoonnnmmer 122. Tot de plaatsing van advertentiSn en reclamea van bniten het Arrondissement Haarlem In dit blad la nitsiuitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Burean D. Y. ALTA, Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon latere. 6229. DERDE BLAD. DINGEN, DIE NIET IEDEREEN WEET. In dit nummer begint deze Serie met een korte beschouwing over Elec- tricitedt. Afdrukken hiervan op goed papier, benevens een stevige enveloppe om deze en volgende afdrukken te bewa ren, kunnen kosteloos door ge- abonneerden in Haarlem aan onze Bureaux Groote Houtstraat 53 en Z. B. Spaarne 6 worden afgehaald; in de buitengemeenten bij omen agent. Toezending aan huis kan niet ge schieden, da,ar dit wegens ons zeer groot aantal geahonneerden, een uit gebreide administratie ten gevolge zou hebben. Alleen voor onze geabonneerden, die de courant per post ontvangen, willen wij op dezen regel in zooverre een uitzondering maken, dat aan hen, die dit wenschen, n a d a t er 2G flvmmers van de rubriek verschenen (zullen zijn, deze verzameling zal wor den toegezonden, tegen vergoeding van de frankeerkosten, die nader hand zullen worden bekend gemaakt. Het 2de nummer van de rubriek "Verschijnt 15 Dec. a.s. DE ADMINISTRATIE. I. WAT IS ELECTRICITEIT? Als een glasstaaf met een wollen lapje gewreven wordt, dan kan men met het bevvreven gedeelte van het glas snippers papier van do tafel op trekken, Die aantrekkingskracht van 't glas werd veroorzaakt doordat het elee tri sell is geworden. Ook 't wollen lapje werd electrisch: het trekt even eens papiersnippers aan. Toch zijn die electriciteit van het glas en van het wollen lapje niet gelijk. Dit kan mou op de volgende wijze nagaan. Hangt men een vooral electrisch ge maakt vlierpitballetje aan een draadje op en komt men er met de glasstaaf, bij dan wordt 't balletje weggestooten; houdt men er echter 't wollen lapje bij, dan wordt het vlierpitballetje er door aangetrokken. Er zijn dus twee soorten van elec triciteit, die men positieve en nega^ tleve E. noemt. Electrisch gemaakte voorwerpen, de met dezelfde soort E. geladen zijn, stooten elkaar af; maar zijn de dingen met E. van verschillen de soort geladen, dan trekken ze el kaar aan. Wanneer we.weer de glasstaaf na men en nu met de niet gewreven punt een papiersnippertje probeerden op te trekken, zou dat niet gelukken. De E. blijft aan de andere punt, omdat het glas de E. slecht geleidt. Er zijn echter andere stoffen, die de electriciteit wel goed geleiden. De slecht geleidende stoffen noemt men „niet-geleiders" (isolators), de goed geleidende stoffen heeten ge woon „geleiders" (conductors). Behalve door wrijving kan een voorwerp nog op een andere wijze electrisch gemaakt worden. Zet men ln een fleschje met zwavelzuur "een reep zink, dan wordt de zinkstaaf po- eitief-eleetrisch en het zwavelzuur negaüef-electrisch. Om nu die negar tieve E. uit de vloeistof te krijgen, zet men er een geleider in, b.v. een reep koper. Het koper wordt dus nu ook negatief-electrisch. Spannen we nu tusschen de zinkreep, die positief geladen is, en de koperreep, die ne gatief geworden is, weer een gelei der, b.v. een koperdraad, dan vloeit de electriciteit van de beide metaal- reepen langs den draad. Er is daar een electrische stroom ontstaan en die stroom zal blijven bestaan, zoo lang t eene stuk metaal positief en 't andore negatief E. is. Noemt men de straks besproken E. wrijvings-electri- citeit, de laatste soort, wordt schei kundige electriciteit genoemd. Zij wordt opgewekt in z.g. „elementen"; eenige van die elementen, onderling verbonden, vormen een „batterij". In 't piractisch gehruik wekt men de wrijvings-electriciteit op met be hulp van gToote machines; de schei kundige E. wordt gebezigd bij electri sche schellen, telefoon, telegraaf, toe stellen voor vernikkelen, verzilveren en vergulden e.a. Bij sommige dier toestellen wordt de E. op de volgende manier opge wekt. Om een klos wordt geïsoleerd koperdraad d. i. dus een geleider met een niet-geleider er om heen gewonden. Door middel van de schei kundige E. wordt een ijzeren staaf magnetisch gemaakt. Op 't oogenblik nu, dat de magneet in de opening van den klos wordt gebracht, ontstaat er in den geleiddraad rond den klos een electrische stroom; wordt de mag neet uit de opening teruggetrokken, dan ontstaat er weer een stroom in den draad, maair juist in tegenge stelde richting. Deze stroomen heeten inductiestroomen en de toestellen, waarin zij worden opgewekt induc tors. Omtrent het wezen der electriciteit zijn velerlei onderstellingen geop perd. Die, welke leerde, dat de E. een afzonderlijke stof zou zijn, blijkt in de laatste jaren niet algemeen gangbaar. Zij is verdrongen door de nieuwe hypothese, dat elk kleinst deeltje van de grondstoffen, waaruit de natuur is opgebouwd, nog uit twee ongelijksoortige deelen (ionen) be staat, die electronen en anionen ge noemd worden. De verschuiving van deze electronen en anionen ten op zichte van elkaar zou dan het elec trisch verschijnsel te weeg brengen. Reeds in de Oudheid kende men de aantrekkende werking van gewreven barnsteen op papiersnippers enz. Vandaar dat de Grieken die kracht naar het Grieksche woord voor barn steen electron electriciteit noemden. ZWERVERS. ii. Opmerkelijk is liet, dat de volks logementen altijd in bepaalde buur ten te vinden zijn. Dit is niet iets speciaals Haarlemsch, want o. a. in Amsterdam en Rotterdam treft men dit verschijnsel ook aan. Meestal zijn het dan de oude volksbuurten in het midden der stad, waar de slaapsteè- houder zijn bedrijf uitoefent. Zoo'n samengroeping heeft d i t voor, dat de onbekende zwervers aan hun lot- genooten, die ze onderweg ontmoeten, slechts behoeven te vragen, in welk stadsdeel ze moeten zoeken, om een nachtverblijf te vinden. Zijn ze een maal daar aangeland, dan hebben ze voldoende keus. Ook bij deze hotels van den zooveel- sten rang geldt de reputatie. Wan neer een logé het naar den zin heeft gehad, zal hij die inrichting licht aan kameraden aanbevelen. Zelfs moet deze inlichtingsdienst zóó ver strek ken, dat er eenige slaapstefi-houders zijn, die er betaalde "agenten op na houden, om logé's te werven. De geregeld rondtrekkende zwervers hebben hun vaste logementen. Volkslogementen zijn dadelijk te herkennen Boven de deur hangen de bont-gekleurde reclame-borden met de namen van de inrichting. Hel zijn veelal zonderlinge namen er blijkt bij liet doopen een voorkeur te be staan voor witte zwanen, zwarte os sen, gekroonde sterren, gouden bal len en andere eigenaardigheden die evenwel het practische nut hebben, dat men ze gemakkelijk kan onthou den. Bovendien geven groote letters op de horretjes voor de ramen ten over vloede nog aan, dat men hier een vol lts logement heeft. Gewoonlijk heeft een volkslogement een verdieping. Voor aan de straat is de gezelschaps- of gelagkamer, die in omvang afwisselt naar de grootte van het huis. Veel bijzonders is er van deze kamer niet te vertellen. Opval lend is de reuzen-kachel van oud model, met een vierkant onderstel, dat zich zoo gemakkelijk leent, om koude of natie voeten te warmen. Voor de zwervers, die den geheelen dag in guur weer hebben geloopen, is dit aangenaam. Met- brandstof is de logementhouder niet spaarzaam mopperende klanten hebben hem het zien-op-één-schepje-kolen wel afge leerd. En dan, de concurrentie I Bijna overal is een groote ronde tafel te vinden misschien zijn 't wel erfstukken van de vroegere sociëtei ten, die er „stamtafels" op na hiel den 1 Om de tafel en langs de wanden staan de stoelen, die wachten, tot de gasten komen om dan in onder-onsjes te worden verplaatst In enkele logementen vindt men ook een biljart en een buffet. Het be langrijkste is evenwel het achterka mertje of de keuken, waar de loge menthoudster haar heerlijkheden ge borgen heeft. Bijna altijd staat een pot geurende erwtensoep en prutte lende koffie op het fornuis. Elk oogen blik kunnen immers de klanten ko men en de table de hótel is op geen bepaald uur aangekondigd 1 Het is een eigenaardig gezicht, een eet-partij in zoo'n logement bij te wonen. Een bord soep of gestampte kost wordt voor den hongerige op de ongedekte tafel gezet, hij krijgt een lepel of vork, en.... alle bediening is al afgeloopen. Is het winter, dan neemt menige eter het bord op de knieën en gaat achter de kachel di- neeren of soupeeren. De slaapgelegenheden ln deze loge menten heb ik al in een vorige schets beschreven. Op de eerste verdieping huist in den regel de slaapsteê-houder en zijn gezin, en worden eenige afzon derlijke slaapkamertjes verhuurd; op den zolder vindt men de algemeene slaapzaal. In de fatsoenlijkste logementen heeft elk slaper een ledikantook zijn er wel zeer goedkoope inrichtingen, waar de slapers op één groote stroo- matras en onder één grooten deken naast elkaar slapen. Hygiënisch zijn deze toestanden na tuurlijk nietWanneer ar vele sla pers op zoo'n zolder liggen, kan er een benauwde lucht hangen, die door de scheuren van het d-tk zelfs nog niet voldoenden uitweg kan vinden. Het kwaad wordt soms nog verer gerd door minder nette gasten, die te diep in de glaasjes gekeken hebben, en zich aan niet te omschrijven on gerechtigheden schuldig maken. Na het milieu geteekend te hebben, wil ik verschillende gesprekken, die ik met logeergasten had, weergeven. H<er en daar is dan nog wel gelegen heid, nadere bijzonderheden over do omgeving der zwervers te vertellen. Een geleerde uit vroeger dagen heeft het gevleugelde woord gespro ken „alles weten, is alles vergeven". Deze wijze man is m. i. wel een beetje 41 te barmhartig geweest en had lie ver moeten verkondigen „alles we ten, is alles begrijpen." Alles weten, is alles b e- g r ij p e n. Dit is de oonclusie over verschillende (niet alle!) gesprek ken, die ik met de eigenaardige gas ten m de valkslogementen had. Wel licht dat menig lezer, na van mijne mededeelingen te hebban kennis ge nomen, dit oordeel zal beamen. Een grijsaard Vuil-wit waren z'n haren en stoppe lige baard ingevallen de taan-gele, bloed-looze wangen levensmoeheid sprak uit de doffe, diep-liggende oogen de lijdenstrek om den beveri- gen mond, de gekromde rug, de grove handen, vertelden van zwaar werk en moeilijke tijden. Zooals hij daar zat, schuw terug getrokken in een koekje der gezel schapskamer, was hij het toonbeeld van een afgeleefden man. Toch had het oudje iets over zich, dathoe 't onder woorden te brengen iets ongewoons voor déze omgeving. Je gevoelde, dat d't niet iemand kón zijn, die zijn ge- heele leven een zwervers-bestaan ge leid had Ik had juist gedacht 1 Na een inleidend praatje, over de kleer-hangertjes die hij maakte, ver telde de oude 'k Ben nu 70, maar de laatste vijf jaar tellen wel dubbel.... Vroeger heb ik het goed gehad. Als timmerman verdiende ik een knap stuk brood, had een goeie vrouw en twee lieve kinderen. Jan en Marie. Hoe gelukkig was ik toen (De man pinkte een traan uit het droef-star end oog). Ik was TE gelukkig het mocht zóó niet blijven.... Mijn jongen stierf toen ie 20 was en het meisje haalde juist de 22. De dokter noemde de ziekte met zoo'n vreemd woord wij noemden *t tering.... Wat 'n vreeselijke slagen 1 En nóg was het niet genoeg!.... Mijn vrouw, die dezelfde kwaal al jaren omdroeg, ging óók van me weg Toen stond ik alleen. AlleenDe ellende maakte me ook ziek, maar IK mocht niet sterven. Waarom niet 'k Heette na een paar weken beter toch was ik 't niet, want werken zoo als vroeger, dèi ging niet meer.... De bazen wouen me niet meer hebben.... Ze vonden me te oudhadden liever jongere krachten.... Ze hadden gelijk, maar liet is zoo pijnlijk, als je een leven lang gezwoegd hebt, dan te moeten ondervinden, dat je te véél ben gewordenToen kwam nog meer ellende... Door de ziekten en 't sterven waren er schulden gekomen en 't weinigje meubels moest verkocht worden, 't Was goed ook, want de huishaas zei de huur van mijn huisje op, en waar had ik er anders mee heen moeten gaan Geen werk, geen verdienste en geen woning.... Ze zeien „ga naar hel „huis", daar heb je recht op." Naar 't „huis" Wat dachten ze wel Naar het „huis", om daar genade-brood te gaan etenAls je fö bent, dan nog een nieuwen vader en moeder te krijgenha h4 Nee nee niet naar —het „huis". Die ouwe vereelte handen hebben 50 jaar lang den hamer'eii de zaag gehanteerd en dan nog genade-brood Nee Wer ken werken Veel kunnen die ouwe handen niet meer doen.... Je ziet, nog wel kleer hangers maken. Het zijn prullen, als je vroeger draai-trappen en deuren gemaakt hebtVeel geld geeft het ook niet, maar ik heb ook weinig noo- dig. Als ik op een dag 20 van die dingen verkoop, is het genoegdan kan ik mijn slaapgeld betalen en wat brood koopen. Soms willen de men- schen me een cent geven, zonder iets van me te koopenDat wil ik niet, dat is bedelen. Als ik dat zeg, dan kijken de menschen zoo raar, soms zeggen ze „ondankbare kerel". Be grijpen ze me dan nietWerken wil ik, geen genade-brood Heb ik eens een paar kwartjes be spaard, dan ga ik naar Amsterdam, om op het graf van mijn vrouw nieu we bloemen te brengen... In haar le ven hield ze zooveel van bloemen 't Is een zware gang voor me, en toch ben ik zoo graag op het kerkhof Daar vertel ik m'n oudje m'n leed, dan denk ik aan die heerlijke dagen van vroeger.... Dan bid ik, dat ik nu ook gauw. uit dit lijden verlost mag worden, om naar m'n oudje te gaan... naar m'n oudje Weer welden tranen op, in de diep liggende, doffe smart-oogen.... Een jonge man van 'n 30 jaar, met een bleek, tenger gezichthet type van een aan lager wal geraakte. Hoe die tot zwerven is gekomen Eerst na lang dralen klaagde hij mij z'n leed. Leed was 't.... Op 23-jarigen leeftijd was hij ge trouwd met een meisje van 22. Hij was goudsmid en het meisje modiste. Lang duurde z'n huwelijksgeluk niet. Zijn vrouw had enkel oog voor mooie hoedjes en snoezige japoanetjes. Als goudsmid verdiende hij wel goed geld, maar natuurlijk niet genoeg, om de uitgaven van zijn ijdel vrouwtje te dekken. Hij hield veel van haai', en getroostte zich daarom veel overwerk, om maar zooveel mogelijk te verdie nen. Ik deed het met liefde zoo vertel de hij maai', ach, wat een teleur stelling. Ik kwam tot de outdekkiug, dat mijn vrouw me bedroog. Heftige verwijten hieljpen evenmin als smeek bedenMijn leven was geknakt 'k Werd onverschillig, ging drinken 't Was een vreeselijke tijdMijn pairoon -joeg me weg geen wonder, ik had ook goud en zilver meegeno men.... Drinken, drinken wilde ik, om het leed te vergeten.... Nu ben ik zwerver.... Ik zou nu wel weer graag goed op willen passen, maar wie wil een dief in zijn dienst hebben? Toch, al had ik werk, voor hoe lang zou het zijn 'k lier. zoo onrustig, moet reizen en trekken telkens een andere omgeving, an ders En hij noemde zijn vrouw met een leelijk woord. Een ander mengde zich ln het ge sprek „Nou, scheld nu maar niet. Van nacht leg je weer te grienen.... Nee, jongie, je kan je vrouwtje nog niet vergeten. Nou, als ze wat ouvver is, zal ze misschien nog naar je verlan gen Een vrouw met twee jonge kinde ren. Eiken dag trekt ze er met haar bemanden kinderwagen op uit, om het medelijden van de menschen op te wekken. Haar levensloop werd me door een ander verteld. D'r moeder was ook zwerfster.... Ze is dus in de ellende opgegroeid en heeft nooit iets andera gekend. Haar man, een liedjeszanger, heeft baar met twee kinderen laten zitten. Die moeten nu liet medelijden opwekken op de bedeltochten. De stakkertjes waren maar half ge kleed.... Dat is de truc, hoe armoedi ger t geheel, des te milder zijn dn bamihartigen Treurig is het lot van deze vrouw; nóg treuriger dat van do kinderen. Wat moet er van zulke stumpers te recht komen 't Zal wel denzelfden weg gaan, als moeder In m'n volgende schetsen nog eeni ge levenservaringen van zwervers. kees; Tan de Residentie en baar bewoners. XXXII. St. Nicolaas al dicht bij de grens», en de winkelstraten worden druk. Vooral in de morgen- en middaguren, als oen zwerm dames in de binnen stad neerstrijkt en daar bezit neemt van de magazijnen voor ïnkoopen en van de trottoirs voor een praatje. Voor twaalf uur kooien de bedrij vige huismoeders, die tusschen het omwasscheu van den ontbijtboel en het gereed maken van liet noenmaal er even tusschen uit wippen. Veel tijd hebben ze.niet, maar veel doen ze af. Vooruit is bedacht wat zo willen hebben, waar het te krijgen is, en dót maakt het verblijf in een win kel kort. liet personeel mag deze da mes, weet dat ze niet zeuren, helpt met an:mo en zoo kan moeder do vrouw na een uurtje alweor huis waarts gaan, beladen met mandjes, pakken en kistjes, alé eertijds een forens. Beladen, want het thuis laten be zorgen van wat gekocht is brengt ge vaar mee. Tegen 5 December worden de kinderen nieuwsgierig en houd ze eens uit de gang, als een wagen van een magazijn voor do deur stilhoudt Een andere categorie dames, die ook do morgenuren kiezen om to shoppen, vormt een scherpe tegenstel ling met de zooeven genoemde, gezel lige soort Haast hebben ze nooit, voor het huishouden of hoo dut heeten mag wordt gezorgd, en met kalme sta tigheid zeilen ze een winkel binnen, waarvoor een equipage of uuto ze ge bracht heeft. Zij komen 's morgens, omdat later op den dag zooveel niet- aristocraten ln de stad rondloopen, van die rare hurgermenschen, en van dat soort houdt freule Zus of douai rière Zoo zich liefst zoo ver mogelijk verwijderd. Zijn ze ergens binnengewaaid en neergezegen op een paar dienstvaar dig toegeschoven stoelen, dan moet alles wat aan nieuwe snufjes en "voor werpen in voorraad is, do revue pas- seeren. Kritisch, zonder veel woorden, wordt die etalage van uieuschelijk vernuft geschouwd en sóms een voor werp waardig genoog geoordeeld ge kocht te worden. Soms, maar lang niet altijd, want dat voor ziel» laten uitpakken is ook een tijdverdrijf, een soort sport, waaraan nu niet alleen rijtuig- of auto-bezitters zich schuldig maken. Is de freule weggezweefd, dan ligt een winkeljuffrouw half in zwijm, vloekt de patroon, maar zet toch da delijk een vriendelijk gezicht, als een nieuwe klant binnenkomt. 42) door E. W. Hornung. In 't minst niet, zei ik, of het waar is of niet; u interesseert mij. En dat was zoo. U moet weten, ging hij voort, ik heb niet zooveel respect voor een menschenieven als gij En- gelschen. Wij zullen daar verder niet over spreken. Ik heb ten minste nog «enig respect voor vooroordeel. In mün jeugd had ik zelf zulke vooroor- deelen maar men verliest ze aan de Zambesi. Men kan riet verwachten, dat iemand eenige waarde hecht aan het leven van een negeren als men veel Kaffers heeft gedood, met de zweep, met krokodillen of waar al niet mee, dan maakt een of meer blanken op de wereld minder, geen groot verschil. Ik stem toe, dat er aan boord van dat schip te veel waren maar wat zal men doen U keilt toch dat spreekwoord wel van de dooden, die niet kunnen spreken het was noodzakelijk schoon schip te maken. U ziet het resultaat. Hij maakte weer een schouderbewe ging in de richting van de kisten maar ditmaal bewoog de gedachte daaraan hem op te staan en te zien hoe Harris vorderde. De kapitein had heelemaal niet rondgekeken ook keek hij niet naar Santos. Een beetje die per, hoorde hij den laatste zeggen, en misschien, een paar duimen Wat er toen volgde, verstond ik niet. Het werd gevolgd door een blik over den schouder in mijn richting, en 'ging onmiddellijk vooraf aan den te rugkeer van Santos naar zijn vouw stoeltje. Ja; het is altijd beter schatten te begraven, zei hij nog eensmaar zijn toon was veranderd nu was hij meer beschouwenden tusschen de woorden in sloeg menig rookwolkje naar bovenmaar voortdurend ble ven zijn donkere oogen, door de jaren dof geworden, op mij gevestigd. U is een schat 1 riep hij eindelijk op onderdrukten toon voor zich heen, terwijl plotseling een diabolische glimlach zijn gelaat ontsierde. Dus u is van pjan mij te begra ven Ik had het vermoed, toen ik vöür 't eerst de spade in het oog kreeg daar na weer niet; maar nu hijzelf naar het gat was gaan kijken, was ik er van overtuigd. U hegraven? Neen, niet levend, zei Santos op zijn schertsend verwij tenden toon. Dan zouden wij zoo diep moeten graven voegde hij er tus schen zijn weinig overgebleven tan den bij. Wel, zei ik, gij zult er voor han gen. Dat is ten minste iets. Santos glimlachte weer, welwillend ditmaalook weer beschouwend zoo als een artiest glimlacht over zijn werk. Ik was het z ij n e. U woont in de stad, zei hij nie mand weet, waar u heengaat. U komt hierheen, niemand weet wie u is. Uw beste vriend de squire sluit u hier op voor den nacht, maar drinkt te veel, en gaat slapen met den sleutel in zijn zakhij is daar weer als hij wakker wordtmaar de gevangene, waar is hij Hij is weg, verdwenen, ontsnapt, in den nacht, en hij laat geen spoor geen enkel spoor achter 1 Een beetje aarde wordt zoo gemakkelijk in een gat gegooideen beetje meer kan zoo gemakkelijk weggebracht worden in den tuinen éen beetje flink, sterk ijzerdraad kan zoo gemakkelijk ineen kelder en daarna in het slot gevonden worden. Neen, mijnheer Cole, ikdenk er niet over, te gaan hangen. Mijn plannen hebben zelden zwakke pun ten. Eén was er in de Lady Jermyn en dat was mijnheer Cole I Als er ditmaal een Is; en u zal wel zoo vriendelijk zijn, het mij aan te wij zen, dan zal ik mij aan het gevaar blootstellen u dood te schieten in plaats van..;..* Daarop nam hij zijn hals tusschen de vingers en duimen van beide han den als om mij te toonen, hoe ik dan den dood zou vinden en toch kon ik naar hem kijken, neen, nog erger, ik kon mijn oogen niet van dat bloede- Iooze gelaat afhouden, terwijl hij mij voortdurend aankeek. Neen, dat zul je niet, kameraad Als hij of wij er om koud moeten, laat het dan met een kogel gebeuren, en dau snel, bloeddorstige Spanjaard, die je bentJe kunt het andere niet doen zonder mij en ik heb mijn aan deel in deze zaak volbracht. Harris was mijn eenige hoop. Dat had ik van het begin af aan begrepen, maar mijn beroep op hom had ik tot het allerlaatste bewaard. En nu zou Lij heengaan zonder dat ik een woord gesproken zou hebben I Santos was naai* mijn graf gegaan, en daar stond Harris bij de deur I Het is niet diep genoeg, zei de Portugees. Het is zoo diep als ik van plan ben het te maken, terwijl jij er daar over zit te praten. De deur stond open. Kapitein 1 schreeuwde ik kapi tein I Hij stond daar bevend, maar keek zelfs mijn kant niet uit Hebben jelui ooit ©en man zien hangen vroeg Santos ons beiden ge meen aankijkend. Ik heb eens vijftien schurkachtige dieven op een rij opge hangen. En eens heb ik er bijna hon derd op een feestmaal vergeveneen onvertrouwbare bende; maar toch was het nog veel erger om die men schen te zien hangen en dat was ook de ergste dood. Hu Er was één man hij was niet forscher dan jij bent, kapitein De deur sloeg dicht, wij boorden den kapitein op de trap er klonk een ruischen van de bladeren buiten, en toen volgde een stilte, die ik niet zal trachten te beschrijven. En werkelijk^ deze beschrijving ls mij te machtig nu ik leef om dit ver. haal te vertellen zal ik mij korter van deze bijzonderheden afmaken, dan zij mij toen toeschenen. Mijn gebreken mag ik op vergevorderden Leeftijd hebben, evenals in mijn Jeugdmaar om bij die doodsangst die vernede rende doodsangst stil te blijven staan, dat gaat mijn krachten te bo ven. Ik ondervind alles weer opnieuw, terwijl ik schrijf. Daar zijn de spin- newebben aan den zolder, een reus achtige spin kruipt er in rond; een nog erger monster kijkt met wellust op mij neer die doffe oogen van hem en mijn e'gen pistoolloop in het lamp licht op mij gericht. Daar haalt hij den haan van mijn revolver over over Hij mist, omdat het licht van een lantaarn door de tralies heen iu zijn oogen schittert. Hij liet den volgenden kogel verloren gaan door in het wilde óp het licht af te vuren. Kn het lood. uit de laatste kamer werd plotseling kostbaar voor mijn persoon want er klonken verscheidene stemmen boven ons hoofd en vele voeten op de trap. Harris kwam het eerst het aller eerst— zag, dat ik nog leefde wierp zichzelf op de kisten en rolde een daarvan in het gat alles veel vlug ger, dan mijn pen het kan beschrijven. D'e daad van den kapitein verklaarde zichzelfhij werd op de hielen ge volgd door Rattray, in gezelschap van Iemand, die mij overeind deed sprin gen als door het geschal van zilveren trompetten. Hot huis ls omsingeld, zegt de scJViire, heel vlug en kalm is dat jouw werk, Colo? Ik wou, dat het zoo was. zei ik, maar ik kan er niet over klagen het heeft mij het leven gered. Ik keek naar Santos, die daar stond rechtop en vol vuur met mijn nog rookend pistool ln zijn hand. Wij hebben tusschen twee d'ngen te kiezen, zei Rattray, het kan mij niet scliolcn, wat. Hij liep den kelder in en trok hei eenige volle vat voor den dag, toen hij den achterwant naar voren had ge. haald, bleek 't niets te bevatten, dan lecge flesschen, door een gat van men- schengrootte daarin gelegd. 'Wordt vervolgd").

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 9