Quinnion de Philosoof.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
27e Maatgang. No. 8139
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DONDERDAG 6 JANUARI 1910 B
HAARLEM S DAGBLAD
ADVERTENT IÊNi
Van 1—5 regels 50 Cts.s Iedere regel tcee? 10 Cis. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels /t—elke regel meer ƒ0.36 Reclames 30 Cent per regel
BIJ Abonnement aanzienlijk rabat
AdvertcntiSn van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing]
50 Cts. voor 3 plaatsingen contant
Redactie en Administratiei Groote Houtstraat
totorcommanaa! Teiefooaaammer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drtskkerij! Zolder Buitenspaarae 6. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Teiephoon interc. 6229.
ABONNEMENTEN
PBR DIRBB JBAANDBNl
Voor Haarlem I f 1.28
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)Ï.30
vranco per post door Nederland 1.65
Afzonderlijke nummers0.02
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem 0.37 Vf
0 öe omstreken en franco per post 0.45
Oitgaye der Vennootschap Loareas Cluster. Plrecteor J. 0. PBEREB0QÜ1L
TWEEDE BLAD.
Yolkstelling-ervarlngen in een
achterbuurt.
't Was even vota' 't begin onzen
Jaartelling.
„En,het gesoliiédde in dlezeiye da
gen dat er een gettod uitging van den
Keizei' Augustus, dat de geheele we-
treld beschreven zoude worden.
Deze eerste beschrijving geschiedde
als Cyrenius ovecr Syrië Stadhouder
was."
Waarmee 'k maar zeggen wil-, dat
de Juffrouw In een Haarlernsch steeg
je, dio tegen een volksteller, in wiens
gezelschap ik in het begin
deze week was, beweerde, dat ze
„tegenwoordig als maai- flauwe kun
sten uitvinden," ongelijk had.
Gesteld, dal eir van den Romein-
échcn heerscher nog een botje over
was, dan zou dit zich hebben omge
draaid, daar ergens in z'n graf in 't
Oosten, bij haai' woorden. Waht voor
men er aan dacht de jaren te gaan
tellen, telde men reeds in 't morgen
land de bevolking.
„En zij gingen allen om beschreven
te worden, een iegelijk naar zijn ei
gen stad."
Dat was een zeer rationeele maat
regel van Augustus, want hij spaar
de er do oranjcteJkaarten voor „tij
delijk elders verblijvenden" mee uit.
Had opgcmelde „vrouwelijke persoon
van 14 jaren of ouder" om in de
tel kan rt-terminologie te spreken in
anno nul in het landschap Syrië ver
toefd, dan had zo dus nog andere
dingen beleefd, daar ze dan naair haar
geboorteplaats had moeten terugkee-
rcn. En dat was nog erger dan de
oranje-kaarten-verwarring. Want
met die kaarten voor de tijdelijk'en
zal liet Centraal Bureau voor de Sta
tistiek lieei wat last hebben. Immers
voor een op 31 December uitstedigen
persoon moeten nu twee kaarten in
gevuld worden. En 't zal wel menig
maal gebeurd zijn, dat slechts eén
der twee werd ingevuld.
De vertoornde vrouw, die 'k straks
citeerde, zal k er niet langer hord
over vallen, dat ze zoo boos deed. Ze
had haar kaar-ten niet meer, en kon
ze met vinUéu ook. „Je hebt geen lust
in die flauwe kunstjes, als je vera-...
van den honger," betoogde ze. De om-
standighedi.n namen ze nooit in aan
merking. „Dié most pepiere van je
hebbe, en diè most weer andere pe
piere van je hebbe; maar 't geeft je
niks. Ze most© zicli schame. „Mijn
volksteller zei, dat hij z'n plicht deed,
en na wal mopperen nog, vond do
vrouw de opgevorderde kaarten.
Natuurlijk moesten ze nog inge
vuld worden. Ze had er immers geen
lust in gehad.
Dat invullen! Stel u vooir, dat 't zoo
eenige malen gebeurde in de drie
uur, dat 'k meetrok ter volkstelling,
dat mijn begeleider gezinnen had met
tien, elf kinderen, waarvan geen en
kele kaart was ingevuld, dus twaalf,
dertien kaarten moesten dan besciire
ven wordön.
Immers, „m'n man kon der niet
uit wijs worden." Soms ging er dan
een 20 minuten heen, voor zoo'n ge
zin besciireven was. Want als je zoo'n
dozijn kleinen hebt, kun je niet allé
geboorte-data onthouden. En als er
eorst een paar foutief waren
gegeven, dan kwam 't: „Ja, maar 'k
geloof toch, dat 't nog niet heelemaal
goed Is.'
Dan werd ér ©en onderzoekingstocht
gedaan In latafels en commodes om
de geboortebewijzen op te diepen, die
natuurlijk ih vele gevallen onvind
baar waién. Twintig minuten in een
één- of tweekamer-woning. Dat wil
b.v. zeggen in een 18 kuh. M. ruimte,
waar een stel kinderen te huilen ligt
in een bed, geaccompagneerd door
een zuigeling in een wieg onder een
hoop voddén, terwijl de rest van deze
spes patriae met onreinen neus
mond op des tellers kaart hangt, om
't toch maar goed te zien. wat die
„meheiro" doen. De belangstelling
van d© jeugd in de volkstelling is'dan
ook ongemeen. Ais we in een buurt
kwamen, liep de vergaderde jeugd
ons no,, of we moderne „Rattenf&nger
von Hameln" waren. En hield de
volksteller dan weer halt, dan vorm
den de jongskem en meisjes een aan
dachtig publiek, dat vanwege zijn ge
ringe lengte stoven uit de huizen
sjouwde, om dat vreemd© gedoe
nauwlettend te bezien.
„Doris, dat ben ik," beweerd© een
kleuter, als hij ingeschreven werd en
gewis voelde hel drterturven hooge
manneke zich als de held van hét oo-
genblik.
Of „Doiris" gehuwd was?
„Hi, hi" giechelde z'n moeder, „hij
is pas vier jaar!"
En heel de buurt schoot in een
schaterlach om „dien vent, die toch
zukko gekko vragen dee."
Zoo beschouwd gaat het er meo als
met de deugd uit 't Woutertje-Pieter-
se-verhaal;
Do volkstelling is een schóone zaak,
En gééft 't menschdom veel vermaak.
En stof tot buurpraatjes.
Wat werd er over nagekletst, om
den deurlioek met „buu vrouw van
hiernaast „Ze motte alles van je
we te, mensch. Waar je man werkt.
Nou ik heb netuu lijk gezeid, da'me
man geen werk het. Nog al een moode
tijd tegenswoordigl" Hij zeït tegen
mijn", zegt een ander: Waar werkt
je man? Bij mnheer Hagen, zeg 'k, O,
bij Barend Hagen, zeit-ie", geurt zij
verheerlijkt, dat ze zulk een gewich
tig gesprek gehad heeft met een me
neer. Maar 't buurtje vindt, „dat 't
'm niks aangaat!"
Humor, maar pijnlijke humor zit
er ook in.
Wo kwamen in een kamer, waar
een vrouw gekleed te bed lag met een
hoop kinderen woelig in de bedstee-
donkerte. Buurvrouw was ziek, zei
er een, bij wie we al geweest waren,
en ze zou even meegaan om te hel
pen. In do kleine kamer met zieken-
luchtjes, was 't een onbeschrijfelijk
vuil benauwde lucht, waarin nog
een vettig kostje op een kachel z'n
geuren uitwasemde. Natuurlijk het
eenige raam potdicht
Het werd me te bar en 'k liep 't krot
je uit 't steegje in, waar 'k d© nog be
nauwde atmosfeer van de steeg-gleuf
een verkwikking vond. Toen 'k de ka
mer uitging, stelde de volksteller do
vraag: „Staan de vertrekken In ver
binding met de buitenlucht?"
„Wel zeker ..I" hoorde 'k nog uit de
bedstede antwoorden...
Bij een man waren we in een niet
onknappe kamer.
Is u gehuwd?
Tjonge ja, voor de tweede maal,
tot m'n leedwezen. Was *k nog maar
vrijgezel I
Waren er in den nacht van 31
December nog menschen tijdelijk in
uw huis?
Twee, ze waren aan 't kaartspe
len, tjonge ja.
In een andea* gezin was het bij de
Inschrijving van een der kinderen.
Is hij gehuwd?
•Ilij is pas zes, was 't maar waar,
dan was 'k van 'm of!
Was hij in den nacht van 31 De?
comber thuis?
Toe lag-ie lekker te maffe I"
Dergelijke humor is niet alleen bij
minder ontwikkelden te vinden. Een
onderwijzer vulde als zijn beroep in:
„Onderwijzer, maar karig bezol
digd." Een ander schreef dat was
niet humoristisch als antwoord op
de vraag „leeft hij In 't gezin?" „Als
man, maar ziek.'
Do wel ingevulde kaaiden moeten
vaak geheel omgewerkt worden.
De familienaam wordt aangezien
voor dien voornaam, de leeftijd dik
wijls een jaar t© hoog opgegeven;
sommigen trachtten alle antwoorden
te kriebelen in 't 'bovenste vakje, waar
alleen de namen behooren ingevuld
te worden. Als m'n volksteller zich
vergewist had, dat hij de gegevens
had, al waren ze ook niet te juister
plaatse ingevuld, dan zei hij me het
thuis wel te zullen veranderen. Hij
moest ze toch allemaal nog nazien.
En hij had er 1400. Een heel werkje
dus nog, als hij z'n dag van 912,
1 1/2—4 1/2 en 5 1/2—8 had afgeloo-
pen. En de belooning is niet zeer
schitterend.
Voor 't rondbrengen, ophalen en 't
corrigeeren der kaarten krijgen de
46 tellers, die hier ter stede werken,
2 cent per kaart.
Te cou-rigeeren is er heel wat.
De Vries- en Te Winkelsche spel
ling leidt tot taaionheilen als deze:
Voornaam: tewloous peterus.
Geboren enz.: 21 Febemvarie 1800
agt en negetich.
Was hij in den nacht van 31 Decem
ber, enz.: waz anweszich.
Naieve antwoorden treft men ook
aan.
Welke plaats bekleedt hij in het ge
zin: „als opa".
Van hetzelfde soort ls dit ontwoor
den-stol.
Beroep: dienstbode.
Oefent zij haas- beroep voor eigen
rekening uit?: voor eigen rekening.
Dienstbode voor eigen rekening,
dus...I
Over 't algemeen zijn de menschen
wel van goeden wille. Sommigen
kwamen al uitloopen, om de kaarten
te brengen; maar voor die tegemoetko
mendheid nioest m'n tel lei- wel zeer
bedanken, daar hij er schromelijk
mee in de war zou raken, als hij niet
regelmatig huis aan huis ging om do
kaarten op te halen.
De niet-thuis zijnden gaven al last
genoeg.
't Gebeurt, dat men drie, vier, vijf
malen terug moet komen eer men ge
hoor krijgt. Zelfs kwam het voor, dat
men de kaarten pas uitreiken kon bij
't ophalen in de buurt. Bepaald on-
willigen zijn er niet veel. Trouwens,
de volkstellers hebben de bevoegd
heid den eersten agent, dien zij ont-
moeten er hij te halen, om proces-ver-
ba al op te maken, wanneer men on
wil toont. En de bedreiging alleen,
dat de politie gehaald zal worden,
doet reeds wonderen.
Overigens is 't niet-invullen der
kaarten, meestal het gevolg van het
niet begrijpen der vragen. „We kun
nen er niet meer uit wijs worden, zei
er een vrouw. Tien jaren geleden heb
ben we 't in Leeuwarden ook meege
maakt; toen ging het, maar nu is 't
te erg."
Een ander vond die „stadhuiswoor
den" te geleerd. Soms bestaat en- een
naieve vrees voor het invullen der
kaarten. Een oudje zei, dat ze het
niet had durven doen, „want as jo 't
verkeerd dee, dan stong ©r immers
straf op." En of men©er het nou maar
wilde doen, dan zou ze zeker wel geen
straf krijgen.
Meneer deed 't, maar bracht haar
aan 't verstand, dat alleen opzettelijk-
valsche aangifte en onwil gestraft
zou worden.
Dat luchtte het vrouwtje wat op,
maar ze was toch dankbaar, dat zo
niets op die vreemde „pampieren"
behoefde te schrijven. 1
De opmerking moge hier geplaatst
worden, dat deze volkstelling een
voortreffelijk materiaal zal opleve
ren voor de werkloozentelling. Reeds
jaren geleden is daarop in de Tweede
Kamer aangedrongen.
Het Centraal Bureau voor Statis
tiek zal nu kunnen uitmaken, hoe
veel werkloozen er op 31 December in
het geheele land waren, daar in het
vak der dienstbetrekking door do tel
lers de werkloosheid vermeld wordt.
Het Centraal Bureau kan dan tevens
vaststellen, in welke streken en in
welke vakken de werkloosheid
beerschte.
Over den toestand van ons Bevol
kingsregister deed mijn volksteller do
ervaring op, dat er nogal fouten in
de registers voorkomen, zoo waren
jaren geleden vijf perceele'n in zijn
telwijk tot één verbouwd.
Op den Burgerlijken Stand werden
echter de vijf perceelen als nog be
staande aangenomen. Verder bleek
hem, dat door menschen, die jaren
en jaren reeds weggegaan waren
geen aangifte van verhuizing was ge
daan.
De Volkstelling, als contrölo voor
do Registers van dien Burg. Stand
blijkt dus niet overbodig te zijn.
JAC. C. M. Jr.
6uitenlaiidsch -Overzicht
IS 'T HUWELIJK VAN KONING
ALBERT GELDIG
Dit is een vraag, die dezer dagen
druk in de Belgische pers besproken
wordt. Gisteren wezen wo er al op,
dat twijfel is uitgesproken over de
geldighe'd van het huwelijk, omdat
een formaliteit is verzuimd. De in
1893 herziene Grondwet schrijft o. o.
voor: dat „een vorst, die getrouwd is
zonder toestemming van den koning
of van hen, die, bij ontstentenis van
den koning, zijn macht uitoefenen in
de bij de Grondwet voorziene geval
len, zijn rechten op den troon
verliezen."
Bij het huwelijk van prins Albert
in 1900 zou de toestemming van ko
ning Leopold niet geheel regelmatig
verleend zijn. Er verscheen slechts
een mededeeling in de Moniteur,
waarin gezegd werd, dat de graaf en
do gravin van Vlaanderen, met in
stemming des konings, toegestemd
hadden in het huwelijk van prins Al-
bert met Elisabeth, hertogin in Beic-
Deze eenvoudige mededeeling in de
Staatscourant, wordt thans door de
bladen onvoldoende geacht, daar uit
de debatten, in verband niet de her
ziening der Grondwet in '93 gevoerd,
voortvloeit, dat de goedkeuring des
konings van het huwelijk van een
prins der koninklijke familie een re-
geeringsdaad behoort te zijn en dat
geen enkele regeeringsdaad deg ko
nings, die niet ook door een minister
geteekend is, van kracht kan zijn. En
daar ©r bij het huwelijk van prins
Albert niet zulk een door een minis
ter mede-onderteekende akte langs
officieelen weg openbaar gemaakt is,
trekt een der bladen, n.l. do „Liber-
tó" de conclusie, dat prins Albert, om
dat zijn huwelijk niet bij een door een
minister mede-onderteekend konink
lijk besluit goedgekeurd is, zijn
recht op de kroon verloren heeft.
D't is wel een bijzonder stoute con
clusie. 't Geheele geval doet denken
aan het zoeken van spijkers op laag
water, want welke staatsman zal 't op
zijn verantwoording willen nemen,
om van een vergissing gebruik
to maken, om koning Albert's recht
op den troon te betwisten.
De Minister van Staat, Beert)aert,
als de persoon die de grondwetsher
ziening van 1894 heeft doorgezet, ge
ïnterviewd, heeft verklaard, „dat het
ontbreken van een koninklijk besluit
ter goedkeuring van het huwelijk, uit
een theoretisch oogpunt volgens de
letter van de grondwet steekhoudend
was, doch dat niemand heden ten da-'
ge het recht zou hebben een feit in 't
geding te brengen, dat zoo algemeen
is aangenomen en formeel ig goedge
keurd.
Vermoedelijk zal 't bij de „onthul
ling" der bladen wel blijven.
De Belgische regeering hoeft beslo
ten te Brussel een ruiterstandbeeld op
to richten voor koning Lopold II, dat
geplaatst zal worden in de rue dc la
Loi. Reeds bij hel leven van den ko
ning was er sprake van een stand
beeld, op verzoek van den vorst ech
ter werden de voorbereidende maat
regelen uitgesteld tot na zijn dood.
DE CRISIS IN HONGARIJE.
De politiker Ladislaus von Lukasz
had dezer dagen oen langdurig onder
houd met den koning. Na afloop ver
klaarde hij, dat de koning de op
dracht tot kabinetsformatie had ge
handhaafd. en dat binnen enkele da
gen de samenstelling van het Hon-
gaarsch© kabinet ann den koning ter
goedkeuring zou kunnen worden'
voorgelegd.
Uit deze uitingen van Lukasz mag
men opmaken, dat hij den toestand in
Hongarije nog niet geheel en al voor
hopeloos houdt, en dat hij nog kans
ziet, een kabinet saam te stellen.
Maar tusschen zeggen en doen ls
nog onderscheid, vooral 'n deze aan
gelegenheid I
't Wordt evenwel tijd, dat de oplos
sing komt.
IN DEN BALKAN
dreigen weer eens moeilijkheden.
Reeds vroeger wezen we op de onte
vredenheid in Bulgarije over het
strenge optreden der Turksche over
heid tegen de Bulgaarscho bevolking
in Macedonië. De talrijke arrestaties
in Macedonië van verdachten hebbon
In 't land van Tsaar Ferdinand kwaad
bloed gezet. Voor de Bulgaarsche re
geering is deze gisting onder de be
volking zeer onaangenaam, daar ze'
wellicht door de openbare meening
gedwongen zal worden tot stappen
bij de Porte, welke aanleiding kun
nen geven tot een periode van een
gespannen verhouding zooals we dat
vroeger tusschen Turkije en Bulga
rije gewend waren. Op aanstichting
der leidende Macedonische kringen te
Sofia zijn verschillende vergaderin
gen gehouden, waaraan is deelgeno
men door invloedrijke politici van al
le partijen alsmede door een aantal
hoogleeraren. Op dio vergaderingen
zijn moties aangenomen waarin de
regeering aangespoord wordt om
den stambroeders in Macedonië te
hulp te komen en bij de Porte vertoo-
gen in te dienen. Naar verluidt,
wordt er In regeeringskringen al be
raadslaagd over het zenden van een
nota naai- Konstantinopel om te pro-
testeeren tegen de strenge bejegening
der Bulgaarsche bevolking.
Macedonië is nog een kwade plek
in den Balkan, niet minder gevaarlijk
dan Ivreta.
OVER DEN MOORD OP PRINS ITO
worden thans eenig© bijzonderheden
gemeld.
Bij het rechterlijk onderzoek tegen
den Koreaan An, den moordenaar
van Prins Ito, en acht zijner landge-
nooten, die als medeplichtigen te-
rechtstaau, is gebleken, dat An den
Japanschen staatsman vermoord
heeft, wegens de volgende feiten
lo. Ito had het plan tot den moord
op de keizerin van Korea ln 1893 ge
smeed.
2o. Hij had de verdragen opgesteld
van 19Uö, 190/ en 1909, waardoor Ko
rea geleidelijk van dc onafhankelijk
heid werd beroofd.
3o. Hij had den vader van don te-
genwoordigen keizer van Korea tot
afstand van den li-Qon gedwongen.
4o. Hij had alles gedaan, wat hij
kon, om het Koreaansche leger te
ontbinden.
5o. Hij had een aantal Koreanen
doen dooden, en van do onwetend
heid der Koreanen gebruik gemaakt,
om lien van have en goed te berooven.
Go. Op zijn last werden de Koreaan
sche schoolboeken verbrand, waar
door de vaderlandsliefde der jonge
Koreanen had kunnen worden aange
wakkerd.
7o. Hij had de vrijheid der pers op
geheven.
8o. Hij had Japansch© banknoten ln
rtuiLk.it: t O»
Naar hel Engjelsch
van
GUY BOOTHBY.
D
Eenige oogenblikken later stonden
w'j tegenover elkaar, en kon ik zijn
gelaat duidelijk zien. Maar dat zal ik
later beschrijven.
Toen wij ternauwernood nog ©en
meter van élk aai- af waren, bleef hij
midden op het pad staan, waardoor
hij mij beslist het voortgaan belette.
Het school mij door den geest, dat ik
ln ieder geval verstandig zou doen,
hem bij het gaslicht op te nemen.
Omdat ik met mijn rug naar het
licht gekeerd was, was het voor hem
onmogelijk te zien, met welk een
armzalig individu hij te doen had.
't Spijt mij bijzonder, u lastig te
moeten vallen, zei hij, bij wijze van
Introductie. Maar toch, het „Over
leven van den Knapst en" is een aan
genomen natuurwet. Hoeveel geld
heeft u bij zich
"Ik had grooten lust hem te vragen,
wat hij daarmee te mak wi haa, maar
«en oor©nblik later vond Ik beter, dat
maar voor mij te houden. Hij scheen
mij er de man niet naar om een bru
taal optreden te verdragen. Daarom
vertelde ik hem, dat ik totaal niets
bezat, dat ik werkelijk geen roode
duit in d© wereld had.
Hij liet een kuchje hooren, dat al
les zou hebben kunnen beteekenen,
en verzocht mij, mijn zakken voor
zijn oogen om te lteeren.
Het zal uw moeite niet loonen,
mij lastig te vallen, zei ik, het
is niets dan tijdverlies, zoowel voor u
als voor mij. Ik geef u mijn woord,
als gij dat ten minste kunt gebruiken,
en het is het eenige, dat ik nog te
geven heb, dat ik zoo arm ben als
do armste. Ik heb nog niets te eten
gehad sinds gisteren aan het ontbijt,
en ik ben onderweg naar de oude
kapel in d© Pouncetstraat, om te zien
of ik daar voor een nacht ander dak
en iota te eten kan krijgen.
Zijn antwoord was kort en bondig.
Blijkbaar was hij niet alleen niet ge-
woon, woorden te verspillen, maar
ook gewend te bevelen en gehoor
zaamd te worden.
Keer uw zakken om 1
Heel goed, antwoordde lk
vastbesloten, als ge dat wilt, wil ik
u dat genoegen wel doen. Ge zoudt
mij waarschijnlijk kunnen dwingen,
als wij gingen vechten Welken zak
wilt go het eerst zien Het ls mij het
zelfde.
Wat kan mij dat schelen, keer
om al je zakken, riep hij woedend
uit. Je hebt evenveel drukte als een
Amerikaansche trommelslager.
Eén voor één keerde ik mijn zakken
om, opdat hij z© zou kunnen inspec-
teeren. Er zat heelemaal niets in.
Hij was verontwaardigd en deed
geen poging dat voor mij te verber
gen. lk begon mij minder op mijn ge
mak te voeten, want ik had geen idéé,
hoe hij hierover wraak zou nemen.
Nummer vier, merkte hij op,
naar 't mij voorkwam een beetje in
consequent. Het loopt mij vanavond
buitengewoon tegen, en dan te moeten
denken, dat ik mijn tijd verspild heb
op oen armzalig wezen als gij zijt.
Hij zweeg even.
Wat drommel, ging hij ten
slotte voort. Ik heb veel lust het
eens te probeeren. Kom, dat zullen
wij doen.
Met die woorden bracht hij mij den
weg terug, dien ik gekomen was, tot
dat wij den ingang naar de loan be
reikten en onder de flikkerende gas
lamp stonden. Terwijl hij naar iets
in zijn broekzak grabbelde, had lk ge
legenheid hem meer van nabij op te
Hij was lang, maar eenigszins ma
ger gebouwd. Zijn gelaat was niet
vriendelijk, tenzij hij glimlachte, dan
verhelderde het geheel en kreeg ©en
totaal andere uitdrukking.
Later ontdekte ik. dat zijn oogen
bijzonder mooi waren en ln staat.
aandoening uit te drukken van de
diepstgevoelde genegenheid tot haat,
zooals ik het nooit in een ander man
gezien had.
Hij was gekleed in een donker pak
en zijn schouders waren bedekt met
een kleeding9tuk, dat men in Zuid-
Amerika met tien naam van pon
cho zou hebben aangeduid Een
zachte viltéh hoed voltooide zijn cos-
tuum.
Hij haalde een shilling uit zijn zak
en gaf haar aan mij.
Wil u mij een genoegen doen,
begon hij, en uw geluk bij mij be
proeven Ik heb het ongeluk bijge-
loovig te zijn, en de gedachte is bij
mij opgekomen, dat de kansen voor
mijn geluk gekeerd zijn, sinds ik u
heb ontmoet. U heeft er toch zeker
niets tegen
Niet het minst, antwoordde
ik, mij tegelijkertijd afvragende, of
dit alles een droom zou blijken te
zijn. Zal ik het eerst zeggen
Als ge zoo goed wilt zijn, -
antwoordde hij beleefd, en terwijl hij
sprak, gooide hij zijn geldstuk op.
Ik volgde zijn voorbeeld en ving
het op den rug van mijn hand op,
zooals het behoort.
Ik riep „kop", en munt kwam
boven liggen.
Zijn voldoening had niet grooter
hebben kunnen zijn.
Dat dacht ik wel 1 zei hij.
Ik wist het van het eerste oogenbllk
af. U brengt mij geluk aan. Laten
wij het nog eens probeeren.
Ik kwam er niet tegen op, maar
liet kwam mij voor, dat ik steeds
minder kans kreeg om in do kapel in
de Pouncetstraat te worden toegela
ten.
Door toe te geven aan dit kinderlijk
amusement van dezen krankzinnige,
veroordeelde ik mij zelf weer tot een
nacht van ellende.
Op dat oogenblik trof mij plotseling
het wonderlijke, het onbeschrijflijk
kluchtige van deze geheele zaak en
tot mijn verbazing want ik had een
gevoel alsof ik mij zelf van een af
stand beschouwde barstte ik plot
seling in een zenuwachtige lachbui
uit. Wal deed het er toe Wat kwam
er eigenlijk alles op aan Het moest
ongetwijfeld zoo zijnuitgehongerd
en in lompen gekleed, zou ik onder
ccn gaslamp aan den ingang van een
vuile laan staan in den omtrek van
de dokkon, daar zou ik met een ge
heimzinnig individu, dat ik een paar
minuten geleden nooit meer in mijn
leven gezien had, met munten op
gooien.
Weer tosten wij en weer won hij i
Hij was nog meer verrukt. Hij zei,
dat hij voor duizend pond niet zou
willen, dat hij mij dien avond niet
ontmoet had.
Ik begreep niet goed waarom
maar, omdat ik een meegaando na
tuur heb, nam ik maar aan, dat hij
gelijk had.
Nog eens, zei hij, en weef
gooiden wij op, en weer won hij.
Ditmaal dacht ik, dat hij van plan
was mij te omarmen, maar ik wis!
daaraan nog bijtijds te ontkomen.
Nu, zei hij rnet groote plech
tigheid, nu zullen wij den laat
sten worp doen. -
Zoo sprekend nam hij uit zijn zak
ai het geld, dat hij bevatte, en na het
in zijn linkerhand te hebben uitge
stort, telde hij het zorgvuldig. Het
bedroeg te zamen de som van twee
pond acht shillings en zeven stui
vers.
Na zich hiervan goed overtuigd te
hebben, maakte hij er een stapeltje
van tusschen ons op den grond.
Het geval werd voortdurend vreem
der, en ik kreeg steeds meer lust om
Ln lachen uit te barsten.
Als de kleine Octavius Garridgo er
bij geweest was, zouden wij een
prachtig trio gevormd hebben.
Mijn metgezel bukte, om de geld
stukken op den grond op te stapelen.
Toen mijn oog daarop viel, kon ik
mij niet langer goed houden ik viel
achterover tegen den muur, en lachte
tot ik dacht nooit weer te zullen kun
nen ophouden.
Hij keek naar mij en begon toen bi
zijn zak te gmbbelen.
Wordt vervolgd).