BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD 37e Jaargang* ZATERDAG 19 FEBRUARI 1910 No. 8177 HAARLEMS DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM S DAGBLAD ZUSf ADVERTF.NTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen De laatste Parijsche mode- berichten. Zij die mcenen, dat aan het einde van den winter, de Parijsche vrouw zich op straat in haar nieuwe voor jaarstoiletten vertoont vergissen zich zeer. Want alhoewel het eerste lon- tezounotje inderdaad reeds enkele dagen niet haar koesterende stralen, bet geteisterde Parijs kwam ver troosten, liet de Parisienne zich niet bewegen zich van haar warme pels- shawls te ontdoen; vooral de reuzen- mof speelt nog op het oogenblik een hoofdrol in de mode. Mantels, cos- tuuins, japonnen en blouses zijn bij zaak geworden, want alles wordt aan het oog onttrokken door de pelswcel- de. Ons doel, het bestudeenen der nieu we voorjaarsmode», konden we der halve slechts in de salons der groote fnisours bereiken; en verbazingwek kend was het inderdaad, hetgeen men ons daar te aanschouwen gaf! Reeds vroeger beweerde ik, dat de mode op liet tooneel begint, walnu een der voornaamst eactrices van het Athenée-theater zagen we daar po- scerer. 111 haar nieuwste toiletten en mer. kon zijn oogen niet gelooven, lat die lenige corsetloozo gestalte, Inderdaad een volbloed Francais© was. Wie toch zou ooit de mogedijk- aeid ondersteld hebben, dat eene Pa- risienne zich zonder corset zou ver- toonen en vragen we ons af, of we hier misschien te doen hebben met eeno caprice van het oogenblik? of wèl dot de Fransche vrouw zich in derdaad van haar élégante figuur zoozeer bewust is geworden, dat zij, brekende met alle tradities, het cor set als ovurbodig zal gaan besclwu- weu. Geheel Parijs deelde als het wa re onzu verwondering; sommige 1110- dedumes echter die bij den eer- eten aanblik van de actrice afkeu rend het hoofd schudden, beginnen onder elkander* reeds tc overleggen, hoe haar die nieuwe mode wel staan zou? Enkelen zijn reeds begonnen het oog aan de nouveauté van (leu dag te gewennen. Eigenaardig is hot hier bij op te merken, dat: waar onze Nc- derlandsche vrouwen, reeds sedert jen dertien tal jaren bezig zijn, de dwang van het corset te bestrijden, (reform-beweging), door op liygieni- 6che gronden aan te toonen, dat zulks ons lichaam zou kunnen bema- deelen; een paar schoone Parijsche actrices spelenderwijze die ov mug behalen, omdat Mevrouw Mo de het will Ter vervanging van het keurslijf dient nu een nauw, zeer stevig gewe ven zijden tricot, dat het lichaam steun verleent, zonder het in zijn be wegingen te hinderen. Een en ander neemt niet weg, dat de manier waarop de actrices op het tooneel de nieuwe lijnen lanceeren, ons voor 't dagelijksch leven onaanneembaar voorkomen, aangezien de dunne on gevoerde weefsels wel wat al te indis creet lijken. De nieuwe voorjaarstoiletten zullen stijl Louis XITI gebracht worden Itedfern heeft aldus besloten, en zoi krijgen we dan smalle tabliers, ge poeft© mouwen en misschien nog tl groote halsruche vóórdat deze nou veauté's verwezenlijkt worden, zal echter ten onzent nog wel eenige tijd verloopen. Verscheidene tuilleur-costuums be staan nog uit rok en mantel, en daar de witte nlouses hebben ufgednan, worden dezelve vervangen duor mooie corsages van „toile de jouvy", cre tonne, bedrukt met ouderwetsche pa tronen, waarover tule overblouscs iu de kleur van het costuum de patro nen krijgen door het tule overtrek iels wazigs, wat buitengemeen chic kleedt. De shawls verdringen zoowel in salon als theater de boa's het aller nieuwste op dit gebied is een brcedc, zwart-fluweelen shawl, met lichte, liberty of chiffon-voering, gegarneerd met bont of veeren randen. Do bulge paletots hebben hun tijd gehad, alzoo profeteert men het 13 eciiter de vraag, of ze voor goed zul len hel ben afgedaan. Gedragen wor den ze nógdie zich echter een nieuw costuum aanschaft, doet beter een half lang model te kiezen, 70 80 c.Ai. ruglengte. De nieuwste model len zijn meer getailleerd, dan die, welke men in het begin van den win ter brachtde ruggen blijven nog zonder naad in het midden. De mou wen blijven niettegenstaande alle voorspellingen, long en nauw, zóó lang zelfs, dat de Parisienne het eens zonder handschoenen zal probeeren, de lang aangeknipte bovenmouw is van oen lusje voorzien, dat 0111 den middenvinger gaat, een nieuwtje, dat we als getrouw mode-verslaggeefster onze geachte lezeressen mededeelen, zonder het echter kunnen aanbe velen. Waarschijnlijk wil men nog iets omtrent de rokken vernemen, want een chique rok geeft een costuum het modern cachet De ceintuur schijnt nog weinig bijval te vinden men brengt bij voorkeur do rokken een handbreed boven de taille opge knipt. In ieder geval moeten de cein tuurs slechts smal zijn en zooveel mogelijk in de kleur van den rok. De heupstukken zijn nog zeer mo dern. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven PALMEN IN DE KAMER. Voor een enkele nvaal wil ik weer eens van mijn gewoonte afwijken in plaats van een greep te doen uit het leven der in 't wild lovende plan ten en dieren, het een ©n ander over kamerplanten meedeel en. De meest bekende ondür deze laatste groep is wel de Adspidistra, doch over de behandeling daarvaii vertelden wij reeds iets Dun volgen do Araucaria's, de mooie dennetjes, die hun groene armen zoo fier uit- strekken, als zij doelmatig worden behandeld. Ook deze willen wij ech ter alleen noemen. De sierlijkste, do meest geliefde kamerplanten zijn wel do palmen. Heel wat geJd is daaraan al uitge geven nutteloos door het te spoedig kwijnen der dure kinderen uit het Zonneland. Want in vergelijking met andere planten zijn de palmen niet goedkoop en de fijnste soorten hebben juist de grootste handelswaarde door hun zeldzaamheid. Twee soorten zijn tegenwoordig erg Lp trek. Het zijn de Kentia's en de Kokospalmen. Voor wie ze niet kent, kan ik vrij gemakkelijk het signale ment opgeven. De eerste zijn de palmen met dik ke bladstelen en brcede, bijna para- pluvormig gebogen veeren. Zij worden vaa.k met drieën bijeen in een pot gezet waardoor er een vol geheel wordt verkregen, waaruit tel kens nieuwe bladeren te voorschijn komen, terwijl het afsterven van" een blad niet in 't oogloopend schaadt. De Kokosjes zijn veel fijner ge bouwd. De dikke stelen treffen wij hier niet aan daar de smalle blad veertjes bijna tot onderaan doorloo- pen. Kentia's komen in twee vormen voor, de Belmoriana's en de Forste- ïiana's. De eerste zijn meer gedron gen dan de laatste Wier bladeren hooger opschieten en meer in de lengte zijn uitgegroeid. De groei der Kentias is heel voor spoedig wanneer wij de planten ten minste geven wat hun toekomt. In de eerste plaats dient de pot niet met allerlei microscopisch klei ne, groene plantjes te zijn begroeid, daar dan de wortels niet genoeg lucht krijgen. De aarde waarmede de potten wor den gevuld is niet voor alle soorten dezelfde. De Kentia's eischen oen hladach- tigen grond en deze moot zijn ver mengd met klei en zand. Dit alles goed gemengd geeft eeai niet te vasten bodem, terwijl ook voor uildroging niet veel gevaar bestaat. Eeji bijzonder model behoeven deze potten niet te hebben. Vroeger ineen- de men dat algemeen, daar de mees te palmen hun voet boven den grond verheffen, zoodat de wortels voor een groot gedeelte bloot komen te liggen. Om dit tegen te gaan, zette men ze don in diepe potten, maar hiervan is men teruggekomen nadat men meer studie van de palmen in de vrije na tuur had gemaakt. Ook daar toch gebeurt hetzelfde en er zijn zelfs soorten, die op de heetc stranden voorkomen en wier wortels 7,00 hoog boven den bodem uitsteken, dat zij een van de voornaamste oor zaken der aanslibbing zijn. Ieder dus, die dergelijke omhoog strevende planten heeft, behoeft zich niet ongerust te maken, maar zoo hij de wortels toch liever niet ziet doet hij het best als hij do bloot gekomen stukke» met vuehtig mos bedekt. Er komen dan nog nieuwe worteltjes voor don dag, waardoor meer vocd- sej kan worden bemachtigd. Dit laatste is een gewichtige kwes tie. De grootst© onwetendheid heerscht op dit gebied. Dat de plan ten mest noodig hebben, weet ieder; dat zij nu en dan moeten worden begoten is boven allen twijfel verhe ven, maar onze tropen kinderen wor den niet in die hongerige en dorstige groep opgenomen en heel vaak komt het voor, dat zij een kwijnend be staan leiden juist door dit verkeerde idee. Een palm mag niet zoo droog staan, dat de aarde bijna wit is en hard op het aanvoelen. Dat steenachtige van den grond is do ondergang van de plant en al ver welken do bladeren niet, een eigen schap, die zij aan hun Oostersche af komst danken, toch zullen zij bij te groote droogte geel worden en afster ven. Het pleit niet voor ons, dat wij nog zoo vaak alleen op het gehoor of het gezicht afgaan en zoo weirug het ver stand gebruiken, waar het de behan deling van planten of dieren geldt. Een hond wordt slechts door de on- gevoeligen geslagen of mishandeld, omdat hot dier door huilen zijn pijn kan te kennen geven, waardoor de medelijdende mensch gauw wordt be wogen, maar do meest sentimenteel© juffrouw ziet met hot grootste genoe gen do gekerfde, levende bot in de pan krimpen, of de gevilde palingen ln den emmer kronkelen. Planten wier bladeren spoedig slap hangen worden begoten, maar de palmen, die toch evengoed vocht noo dig hebben lijden vaak door te groo te droogte. De grond der Kentia's moet dus niet tc cLroog zijn en mag daarom gerust een paar muien per week be goten worden. Alleen van water* kunnen echter ook deze planten niet leven en daar om moeten wij ze van tijd tot tijd trakteoren op een weinig slappe koe-j mest. Kunstmest is voor de potcultures oiet aan te bevelen, of men moet er uiterst spaarzaam mee te werk gaan. I Na het verzorgen van den grond) moeten wij nog even naar de blade ren kijken. Deze moeten ademhalen evenals de wortels en daarom moeten zij niet stoffig zijn. Afspuiten of afsponeen met lauw water liefst dagelijks is het behoud .der plant. Wij voorkomen daardoor meteen do aantasting door de bekend© schildluizen. Bekijk uw palmblad©-; ren eens goed, tien tégen een, dat aan de onder- en misschien ook wel aan de bovenzijde dikke gele wrat jes zitten. Dit zijn schildjes waaran der het eigenlijke diertje leeft. Las tig zijn zij niet daar zij gemakkelijk kunnen worden verwijderd met den nagel of oen !>ot mes. De planten mogen ook vooral niet te wairm staan. Heet© kamers of fel le zon maken de bladeren geel en als zij zoover zijn, worden zij nooit meer goed. Een goede behandeling is zoo- als ik reeds zei het behoud der plaat. Bij goed verzorgde planten komt in het najaar te midden der bladstelen een groene spiets tc voorschijn. Deze groeit langzaam en het moei lijkste is de bladeren telkens een trapje hooger op te voeren, leder vol gend blad moet boven het voorgaan- do uitsteken, maar daarmee sukke len zelfs do kweekers nog heel vaak. Het beste is, de planten in het vol le licht te plaaisen liefst met boven licht. Dit. werkt voordeelig op de lengte van de bladsteel, maar er zijn ook nog andere oorzaken die hierop invloed hebben. De bladeren onzer loefboomen wor den beschut door knopscliubben. De palmbladeren ziju niet zoo gelukkig, maar deze hebben een auder, bijna even doelmatig bcschutüngstniddel. De top vertoont aan één zijde een harden, glasachtige» rand, die bij het aanraken ook als glas breekt. De ze beschut het jonge groen in de eer ste maanden en eerst als de veeren zich ontplooien, is deze rand overbo dig en wordt li ij afgeworpen De behandeling der Kokospalmen is bijna gelijk aan die der Kentia's. Al leen moeten zij inindor vochtig wor den gehouden en do bodem moet meer zanderig zijn. Ook hierbij geldt als stelregel, rein houden der bladeren en voorkoming van te groote diroogte; de planten vatrea er wel bij. II. l'EUSENS. Een huwelijksreis. Het jonge paar was op de huwelijks reis en lachte om dc bezorgde bloed verwanten. Natuurlijk moest mijn broer ons tot op de stoomboot vergezellen, zei de professor tot zijn vrouw, hij was bang, dat wij ons alleen niet zouden kunnen redden. Ik was er werkoliik boos om. Omdat ik vroeger wel eens vergissingen heb becraari op reis, be hoeven ze toch niet allemaal ie den ken, dut het altijd verkeerd zal gaan. En ik weet niet, hoe vaak mij mijn zuster heeft gewaarschuwd, dat ik toch niet een verkeerde boot zou nemen. Bemoeizucht 1 bromde de profes- Nu ja. ze houden van ons, en wij kunnen niet ontkennen, dat we nog wel eens ongelukkig terecht komen Maar danr vve nu toch daarover pra ten, kunnen we wel overleggen. Hoe kan ik jou dan weervinden? Do professor glimlachte. \V© zullen elkaar niet kwijtra ken, en als het gebeurde, dan zou jij naar stoomboot terug keeren, waar we elkanr wel zouden treffen. Ja, natuurlijk Een man w©et, wat er in zulk een geval moet gebeu ren I Mevrouw Normann keek met be wonderende blikken naar haar man, die zich behaaglijk uitrekte. De trein reed langzaam een station binnen en bleef lang genoeg staan, 0111 den professor nieuwsgierig ie maken. Hij stond op. Ik ga eens uitstappen, 0111 te hoo- ren, of we hier misschien lang zullen moeien blijven; wij mogen met te laat aan de boot komen. Bu<ten stonden een menigte man nen en jongens. Oponthoud? antwoordde een van hen als antwoord op een vraag, o nee, een mi 1111 ut maar we wachten op een goederentrein. Daar ia hij Ziet u daar dien rook 7 Do professor ijlde naar zijn coupé terug. Maar juist toen hij er dichtbij was, zag hij een zonderling glinste rend kiezelsteentje aan den anderen kant der rails Hij stapte er op af, nam het steentje op, onderzocht het, zonder rnecr aan den goederentrein te denken, die dadelijk daarop tusschen hem c-n zun trein binnenstoof. IIij wierp het steentje weg. lioo gedachteloos van mij, mom pelde li ij. Ik inoct niet aan geologie willcu doen, eer we weer thuis zijn. Hij wachtte 111 groote spanning, ter wijl de goederentrein langzaam en ratelend voortnjg'ng. Tien, twintig, dertig, twee-en-veertig wagens telde hij en toen was de trein voorbij. Maar nu stond bij duat alleen en keek in het iodigeZijn trein was verdwenen en deed zich nog slechts voor als een steeds kleiner wordend stipje tuin den verren horizon. Nu had hij zijn vromv verloren Er was niets aan te doen, hij moest twee volle uren op den eerslvolgenden trein wachten, waar mee li ij aankwam juist op het oogen blik, waarop^ de stoomboot zou ver trekken. Radeloos vloog hij naai' de haven om precies de „Helios" t© zien weg- stoomen. Ik zou hel schip wel kunnen be reiken, eer het uit dc baa; is, zei de kapitein van een loodsbooi. die den wanhopicen toestand van den profes sor had liernerkt. De boot vaart niet sneller, en ik beloof u, dat ik n voor honderd mark aan boord breng. Goed, riep de professor, in de boot springend. Vlug. zoo gauw mo gelijk De boot schoot vooruit en lag na een flinke inspanning eindelijk naast de stoomboot. Passagier aan boord 1 brulde de kapitein 'n zijn roeper. Langs denzelfden weg kwam bet antwoord van de groote stoomboot, en een lange slang met een touw werd over do kleine boot naai* beneden ge laten. Ziezoo, meneer, houdt u nu maar stevig vast aan het touw, dan /al men n optrekken. Maar eerst de honden! mark, als ik u verzoeken mag! Dank u, weost u voorzichtig D© professor zag twijfelend' naar liet bengelende touw. Maar mijn vrouw is misschien niet aan boord, zei hij. U wacht wel en brengt mij terug, nis ze er niet mocht wezen, kapitein Ja, zeker, meneer, lu'ddc het ant woord, en de man stak zijn geld diep in zijn zak. Vlug nu maar Professor Normann kwam zonder ongejukken, hoewel we' wat onhan dig, aan boord van de „Helios", waar hij <l«del;;k naar den kapitein vroeg. De kapitein is nu niet te spreken, werd hem «©antwoord. Hij is op de commandobrug, om twaalf uur komt hij beneden. Maar ik moet -- Hot is hot best. dat u zich tot den kassier wendt, dat die u een kajuit aanwijst. Waar kan ik hem vinden? De man ging voor en wees den pro fessor, d'fi den deelnemende» (©amb le zijn treurige geschiedenis vertelde, den weg. O, dat is heel onaangenaam, zei hij. Dat is werkelijk zeer ongelukkig maai' hel, gebeurt, dat er personen op die wijz© achterblijven. Maar mijn vrouw De beambte schudde het hoofd. Ik heb haar niet gezien. Wat, wat zegt u U heeft haar niet gezien O hemeJ 1 Laat het schip stilhouden I Ik moet naar den wal Laat dadelijk stilhouden De man stond onbeweeglijk. Hef «niit mij teer. meneer de pro fessor, zei hij, maar we kunnen niet omkcereu, dat is totaal onmogelijk, Do loods heeft ons verlaten, en uw boot is teruggegaan, zoodra u aan boord was Ik denk, dat u gedwongen zult wezen, onze re's mee l© maken. De professor kreunde van ellende. Ach. hoe zal mijn vrouw het ma ken in de vreemde sfad En ze kon mij niet bericht doen toekomen I Zoo erg is het niet, zei de ander troostend. We hebben hier allerlei ge riefelijkheid, ook de draadlooze tele grafie. Draadlooze telegrafie O, geluk kig 1 Neemt u nu een kajuit en Ik heb een. O ja, dat is zoo. Ik vergat, dat u zei, dat u de plaatsen vooruit bad be sproken. Laat u mij het biljet maar even zien. Mijn plaatsbiljet 1 De professor greep haasti- hi zijn zak en zei toen verschr'1'' Mijn vrouw heeft het biljet. Hel vriendelijke gezicht van den be ambte betrok. Zoo, zoo I zei hij droogjes. Nu goed, ik kan u een kajuit ©ei ste klas- so aanwijzen. We hebben nog een paar ledig staan. De prijs is honderd mark. Heel goed. maar de draadloo ze Jn, alles op zijn tijd eerst als 't u blieft de honderd mark. De professor haaide zijn portefeuil le te voorschijn en wierp bet geld op tafel. Nu moet ik telegrofecivn. zei hij vol ijver. Het gezicht van den ander was opgeklaard. Jn, /'at kan U heeft kajui' nummer 50, hier L de sleutel. En kom nu mee nir het telegraafbureau, me- Do pr- f,-"«or vond het volstrekt niet gemnkkeJ-'k liet leleerram op *.e stel len. Het viel hem moeilijk, Ie beken nen, dat hem nu al bij bet begin der r©if een ongeluk hod getroff-11 Ein delijk v liet telegram geschreven Het luidde: ..Ann den hee-r Walter Nermann Berlijn. Vertrokken met de „Helios", liet Leonie in Hamburg achter. Ga haar zoeken. Telegrafeer mij. Kajuit 50. ANTON." Toen ging hij in zijn kajuit. De telegrafist vergeleek niet ver baasde oocon liet. telegram dat ven to voren was opgegeven eu aldus luidde: „Mejuffrouw Annie Wilson, Berlijn. Mijn beste Anton bleef door '©11 toe val niet door eigen schuld op weg naar Hamburg achter. Ga hem zoeken. Telegrafeer, waar ik hem vin den kan. Mijn adres op de „Helios" is kajuit 52. LEONIE." Nadut de man de beide telegram men bi studeerd had, haalde hij de schouders op. De zaak gaal mij niet aan, mom pelde hij in zijn baard ©n verzond de dépêches De reederij betaalt mij niet, opdat ik de menschen de telegram kosten zal besparen. Na «enigen tijd kwamen twe© tele grammen "aan, één voor kajuit 50 en één voor 52. Ze waren van donzelfden inhoud „Professor Normann, kajuit num mer 50. Leonie is dicht naast je in kajuit 52. WALTER." „Mevrouw Normann, kajuit num mer 52. Anton 's dicht naast je in kajuit 50. ANNIE." Een oogenblik later word©» beide kajuitsdeuren wagenwijd openge rukt, en echtelieden vielen elkaar in de armen. Er werd gelachen, ge vraagd en verklaard, en de toevallig voorbijgaande kassier was bij dien aanblik totaal verbluft. Maar mijnheer do professor een vreemde dame tc omarmen Groot© hemel, waarom zou ik haar niet mogen omhelzen Zo -s toch mijn vrouwWe zijn gisteren ge trouwd. Waarom zei u mij dal z© niet aan boord was D© man lachte wantrouwend. Uw vrouw, riep hij. Dat zal v.el zoo ziin Deze dame zei mij, dat haar man ziet? verlaat had en noemde zich juffrouw ï.e<?nie Wilson. Hoot u nu Wilson of Normann, is u juffrouw of mevrouw Leonie en de professor keken elkan der aan - lachten. Nu, ik geloof we), dal wij ge trouwd zijn, zei ze tceder. Ik had het, in de opwinding vergeten, en gaf bij vergissing mijn meisjesnaam op. (Cëntr. Een bergtocht. Wat is die neef Gustaaf toch ©en flinke kerel, zei dc kleine mevrouw Mar got tot hanr man. De volgende week wil hij de Zugspitz© bestijgen. Nu, wat zou dat Ik ken verschil lend© lui, die nog wel andere tochten gemuakt hebben. Wanneer ik wil, klauter ik ook naar boven. Jij. met je buik Met Je welnemen niet iedereen kan zoo'n windhond zijn als neef Gustaaf, wien d© botten door het vleesch steken. Nu, ga dan met Gustaaf mee. Waarom ben je anders lid van de Alpenvereeiiiging Ik goloof, dat jij in je gehecle leven nog geen berg be stegen hebt. Of ik Vóór ons trouwen heb ik menigen tocht gemaakt, maar nu als getrouwd man heb ik plichten en mag ik mijn leven niet lichtzinnig in ge vaar brengen. Mevrou w .Margot lachte spottend ©n dat maakte mijnheer Braridmüller boos, al deed hij of hij het niet be merkte. Bovendien verveelden hem di© eeuwigdurende loftuitingen op neef Gustaaf. Wanneer hem bergbe klimmen niet een even gevaarlijke als onnoodige bezigheid had toege schenen, dan zou hij zijn jonge vrouw gaarne eens zijne flinkheid getoond hebben. Maar bij de gedachte alleen aan de inspanning en boven dien aan de gevaren, verbonden aan dergelijke klimpartijen, werd hij al duizelig. Zijn grootste bergtocht was de beklimming van den Brunnstein geweest en toen was hij nog maar goed halfweg geweest „een tocht waarbij men het jongste kind ge makkelijk in een kinderwagen kan meenemen", had neef Gustaaf go- zegd. En terwijl mijnheer BrandmülJar alle bergbeklimmers en in 't bijzonder zijn ncAf Gustaaf hartgrondig ver- wenschie, verscheen deze laatste op de vlakte, door mevrouw Margot met stralende blikken begroet. Natuurlijk bereed hij dadelijk weer zijn stok paardje, blufte op zijn vele tochleo, eu deed alle mogelijke moeite, om me vrouw te imponeeren. En toen sprak hij minachtend van de Zugspitz© een kleinigheid, een tijd passeering, maar men moest toch ook weer eens boven zijn geweest. Rudolf wil ook mee, zelde mevrouw, en keek haar echtgenoot in terzijde aan Jijjij... wil Je mee naar de Zugspitz© Zeg eens, jon twijfelen daaraan beleedigend. Ik ga mee, reken daar op. Enfin, Je kunt halverwege nog omkeeren, wanneer het verder niet gaat. Dus blijft het afgesproken Natuurlijk. En de dag kwam,-waarop de heer Brandinüller inderdaad in toeristen- costuum voor zijn vrouw stond. Margot keek hem trotsch, maar toch nog ©enigszins twijfelend aa.n, of hij niet. toch nog op het laatste oogen blik Lhuis zou blijven Maar toen hij 11a een teedere omhelzing naar de deur schreed als iemand die, ten doo- de bereid, het schavot beklimt, werd zij bang. Ik smeek je, Rudolf, wees voor zichtig dat je niet uitglijdt. Laat j-i door Gustaaf vasthouden. Je kunt zoo licht duizelig worden. Ik ben ver heugd over je moed, maar ik denk -cli niet. dat ik slapen kan, voor dat je terug bent. Wees maar gerust, wat Gustaaf kan, speel ik ook klaar. Telefoneer me dan van d© hut halfweg en ook als je boven bent. Natuurlijk. Het was de avond van den volgen den dag. Mevrouw Margot zat met een onrustig kloppend hart voor het raam en keek naar buiten. Kwam er dan nog altijd niemand van het per soneel van de zaak, om baar aan de telefoon te roepen, zooals was afge sproken Gustaaf zou toch wel van den maneschijn geprofiteerd hebben, om 's nachts den tocht al te beginnen. En dan moesten zij nu al lang half weg zijn Eindelijk hield zij het niet meer uit in de st'lte van haar woning en zij ging naar het kantoor van haar man. Het. leek Margot, alsof het personeel haar medelijdend aankeek toen zij binnen kwam en den boekhouder vroeg of er nog altijd geen bericht was gekomen Maak u toch niet ongerust, me vrouw. Misschien hebben dc heeren wel gewacht tot den morgen. Maar dan moesten zij nu toch al boven zijn. Misschien zijn ze dat ook wel en hebben de afspraak vergeten wil ik eens informeeren Ja, natuurlijk, daaraan heb ik heeleman! met gedacht. Ik ben zoo on rustig. liet duurde een tijdlang voor er aansluiting was verkregen met de hut halfweg. Toen gaf de boekhouder mevrouw deu houder van de telefoon in do hand, dien zij trillend aan het oor hield. Is mijnheer Brandmöller bij u neen Maar hij is gistermiddag al vertrokken. Ja, van München, met mijnheer Gustaaf Brandmöller. Beiden niet aangekomen Jawel, mijnheer Brandmöller, de bekend© bergbostijger wat Zeker, mijn man heeft dat ook al gedaan, hij was al eens op den Brunnstein. O, ik ben zoo bang. Als zc maar niet ln een afgrond zijn gestort -- of een verkeerden weg hebben genomen. liet wordt al donker. Ja, telefo neert u naar Garm1*öi maar vlug. Ja, belt u dan hier weer op, Na 17373. Als gebroken viel Margot op een stoel. Ik ben de schuld als hij veron gelukt is. Ik heb er hem toe overge- haald. rt. ik bo* zoo ongelukkig.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 13