oververmoelenls. Zijt gij zoo ziek, dat llü pussugiers en hel materieel onder uwe leiding gevaar loopeu Dat durf ik niet zeggen.... Maar mijnheer de chef, mijn kleine Gus- taul sierft misschien van nacht, als hij mei reeds liet duet mij werkelijk Innig reed, Lmdald maar over zieke kinde ren aiaat in liet geheel nieis in liet reglement. Kunt gy uw werk doen Hue laat moet de trein airgdeu, mijnheer Om zeven uur vijftien. Muok op, Carlason I In tien mi nuten hen ik weer hier Thuis was hei erg gesteld. Het voorhoofdje van den kleinen Custauf zweette zoo, dat de blonde krullen er op vastgekleefd waren, in zijn kee' ging het als een rateltje en de kleine handen waren krampachtig gebald. Hij baalde met moeite adem, en in zijne oogen was een verschrikte uit drukking als bij een gewond vogeltje. De moeder weende niet meer. Bleek, met stijfgesloten lippen, zat zij naast het bed en droogde haren lie veling nu en dan het zweet van het gezichtje. Maar toen de vader in de kamer trad, zocht haar smart opnieuw een uitweg bevend en snikkeud sloeg /.ij de armen om zijn hals, en riep Hg sterf*. 1 Hij sterft De doktor heeft gezegd, dat er geen hoop moor Is I Maar hij kan niet sterven, hij mag niet I Gustaaf, ventje, vader Is tïluis vader blijft den heelon nacht bij ons. Je herkent vader wol, nietwaar, lieveling Mot moeite opende het kind de oogen, het ratelende geluid in de keel hield even op, de schaduw vau een glimlach vloog over het verhitte ge zichtje, en de lippen stamelden Vader moet bij Gustaaf's bedje ziften En weder stond hij op de dreunen de machines, weer ging het voor waarts door storm eu sneeuw. Hij wist niet, hoe hij zich uit Maria's ar men had losgerukt, hoe hij op de loco motief gekomen was hij stond er nu echter, den blik stijf op de met sneeuw bedekte rails gevestigd. De sneeuwploeg doorsneed de witte hei, ien en wierp de zilveren mas sa's aan beide zijden van den wog neer. Zoo, juist zoo, even scherp en onverbiddelijk, sneed de smart door zijn ziel. Hoe koud, hoe koud moest hel daar wezen, onder de diepe sneeuw in de harde aarde L-. En daar zou weldra de rustplaats zijn veu zijnen kleinen Gustaaf 1... Nooit meer zou hij „trein af 1" spelen, nooit meer zou hij zijn vader tegemoet komen trippelen. Nooit, nooit meer zou het vriendelijke stemmetje hem toeroe pen „Dag, lieve papa 1" Ach I.... Wat is er, Llndahl - Niets, Carlsson. Het leek mij net, alsof je zoo pijnlijk zuchtte, eu mij riep.... Je droomt man 1 Ik heb geen woord gezegd. Stook rnaar eens flink Aan het volgende station steeg ecu welgedaan lieer uit, de eenige passa gier in den trein, die in een beverpels gedoken in de eerste klasse gezeten had. Zijn koetsier stond op het perron ©in hem te ontvangen. De machinist kon hun gesprek woordelijk verstaan. Hoe gaat het thuis, Perssou yroog de welgedane heer. Alles wel, mijnheer I Mijne vrouw en de kinderen ge- Bond Ja zekir, allen .gezond. De mach.nist voelde een steek in liet hart. Die gelukkige reed nu in zijn slede vroolijk en wel naar de war me woning, waar zijn vrouw en kin deren hem met gejubel zouden ont vangen. Maar hij, de arme machinist, wat zou hij vinden, als hij morgen thuis kwam Een door smart gebo gen moeder bij het lijkje van haar kind... Voort ging het weer door sneeuw en «oordenwindHet laatste station I... Meer kolen Pas den volgenden dag moest de trein terug, om, zooals het toegezon den telegram meldde, „als trein No. 3 vroor geregeld te loopen, na het ein de van den sneeuwstorm." De natuur was bedaard, en vierde feest, met een stralende zon aan den hemel en een schitterend wit kleod over de aarde gespreid, als over een onmetelijk altaar. Sneemvdiamanten Slinsterden op de donkergroene on er het gewicht gebogen dennen, en in de huizen, waar de trein voorbij- stoomde, zaten tevreden menschen, die het heugelijk schenen te vinden, dat de lijn weer in orde was. Plotseling wendde de machinist zich ©f. Twee dikke tranen rolden hem over de wangen. Was de wind zoo scherp O neen 1 Hij had een vrouw ln het oog gekregen, die voor een ven ster zat en het jongentje op haren schoot naar de locomotief liet kijken. Eindelijk.... zij waren er I.... Hij wilde aan geen zijner kameraden aan het station vragen, hoe het thuis stond hij wilde zijn vonnis hooreo van de lippen, die alleen op de gehee- le aarde de macht hadden om de bit terheid der tijding eenigszins te ver zachten en dus ijlde hij naar huis, zonder een woord te zeggen. In het gele huisje hingen de gor dijnen nog zooals anders, en ook Ie geraniums stonden er als altijd. Het was hem echter net alsof zij hem toe wenkten Kleine Gustaaf is dood kleine Gustaaf is dood. Hij opende de deur. Daar vloog Maria hem snikkend, maar jubelend in de armen, en in het mandenwa gentje zat zijn jongen, bleek eu zwak, inaar buiten gevaar. Hij speelde met de kleine roode vlag, en commandeer de, met een heel zacht stemmetje Trein af Trein afLieve papa 1 Wat de vogdi denken Toen dien avond de moeder-havik, alvorens hoair nachttaak te beginnen, op een steen van de klok- ketoren van Betheny een stuk van een muis zat op te slokken bij wijzo van vóór-ontbijt, kwam eensklaps haar dochter aanvliegen, klapwie kend, de veeren van haar kop plat naar achteren eu den bek open, en dot een stem vol schrik riep zij uit: ,,Mama!... Arenden!..." i Do moeder-havik hield op met eten, en het stuk van de muis bij denstaart vasthoudend, sprak zij, terwijj haar ronde oogen vervaarlijk rolden: Je gaat er oogenbkkkeigk weer op uit. Mnar mam al Geen praatjes van „mama!" Wil je naar de muizen gaan, ja of neen? Arenden!... Er zijn arenden! Dat dient allemaal nergens voor. Als je buinon een uur hier niet een half dozijn muizen hebt aangebracht, dan trek ik je je buikvewen uit, tot de laatste toe Begrepen? Daar dit moederlijk bevel aan dul- delgkheid niets te wenschen liet, liet de kleine havik vol schnk zich vlug van den klokketoren naar beneden vallen naaT hoopen stroo. En toen de moeder haar zag heenvliegen, zeide ze tot een kraai in de buurt: het mij ne is morgen zes maanden, en dat vliegt er al op loe, betar dan vader en moeder. En zij begon weer aan haar muisje. Maar ze had er nog geen twee hap pen van op. toen er een gToot geraas ontstond in de lucht, zwak, eerst, dan aangroeiend, snorkend. Er gebeurde blijkbaar iete onge woons en, ofschoon ze haar toilet nog nlot gemaakt had, kon de havik toch niet nalaten eventjes ln de ruim te te kijken. Te drommel. De kruin dor boomen za.g zwart van het volk. Tareels, roerdompen, sperwers, valken, schuifui'pn, steen uilen enz.... En met den poot voor de oogen van wege het dflirlicht dat belette te zien, richtten allen hun kijkers naar een groot grijs punt, dat naderde ln de lucht... Wat la dat... Maar niemand wist er van. Dat is geen arend, zei een oude roerdomp, iemand van veel ondervin ding, ik ben de vorige maand voor zaken in Tyrol geweest, ik heb daar arenden ontmoet. Maar ze zien er heel anders uit Een lammergier? Ook niet; ik ken er een in den Dierentuin, waar r ijn vrouw in een kooi zit Maar eensklaps spreken ze niet meer... Hun veoren zitten stijf tegen de koppen aan en ook die van hun ouderlijf strijken plat van schrik, de geheimzinnige vogel is op hen afge komen met drie groote open kisten, om ze alle in te stoppen. Maak dat Je wegkomt Gelukkig neemt de groote vogel, die vrecsclijk bang schijnt te zijn voor boomen. plotseling een zwaai en verwijdert zich. Dan komen ze weer bij elkaar en beginnen ze hem te beschrijven; hij heeft een kist ter rechterzijde; een kist ter Linkerzijde! een kist van ach teren I Dat is geen vogel; 't is een kis tenmaker! Of een verpakker! En dan, kijk eens wat een hou ding! Hij spuwt rook! U noemt dat „spuwen", zegt ge maakt een nuftige ekster. Maar Je kunt niet zien, waar zijn vooreln dof waar zijn achtereind Is! O, hoe onsmakelijk, Vreemd, vreemd! mompelde de roerdomp. Maar het werd nog veel vreemder! Want de vogels waren nauwelijks van hun ontrc"*;ng bekomen, of op hetzelfde punt kwam er weer een in de verte te voorschijn, aangroeiend, snorkend als daar straks. Nog een anderl Weer een kisten- mokor! Vervolgens een derde, aardiger, die laatste, lang, bevallig, met ge mak zich wendend, maar ook hij spuwde en snorkte. En wij spuwen nietl wij snorken niet, zelfs al slapen we! zei een raaf, die er heel deftig uitzag in haar zwart kleed. Toen werd het stil, maar dat duur de niet lang. Nadat do wind bedaard was, ver schenen weer zee groote grijze vogels. Maar de meeste maakten dolle be wegingen, ze stampten en slingerden van bakboord naar stuurboord, als waren ze stoaiaronkeu. Houd je roer reebt, recruut! riep op het zien van een totaal verkeerde beweging, <ie roerdomp, die moed vatte. De waarschuwing kwam te laatl De groote vogel stortte hals over ko pnaar beneden, en boorde zich ln den grond ln zulk een ruïne van ver wrongen radertjes, van gebroken Ijzerstaven, van gescheurd doek, van bijtende en st'\kende rook, dat een schuifuil, die er verstand van had niet kon nalaten te zeggen: Hoe is het mogelijk je zoo toe te takelen! Zal ik eens gaan kijken? vroeg de kleine havik, die haar ijver wiLde toonen. JIJ! JIJ zult er goed aan doen, zoo gauw mogelijk naar bed te gaan! en op een drafjel Eindelijk waren alle vogels heele- mai..l van streek. Er was iets veranderd in bun lucLL De steenuilen vooral wachtten vol ongeduld op den nacht, opdat ze dui delijk zouden kunnen zien. Deze begint allengs in te vallen. De zon verdwijnt onder den horizon, do hemel wordt paarlkleurig, vervolgens grauw, dan donkerblauw; de boomen zijn donkerfluweelkleurlg; de nieuws gierige sterren komen. De geluiden der aarde gaan zwijgen. Nog eenige stemmen... ln de verte ontploffingen, zooiets als het bekende geluid van springende champagnekurkeu. Dan mei meer, niets... De groo te nacht over de uitgestrekte vlakte. Dan daalt de gevleugelde kolonie, hun sterke en zachte vleugels wijd open, zonder een motor-explosie, zooder rook, zonder kist, zonder drijf riemen, zonder rails, zonder rade ren, zonder scJixoeven, in groote krin gen neer op de vlakte. Daariieen! mompelde de kleine havik, die toch gegaan is, ik weet waar hun nest is, daar is 't, op de aarde! üp de aarde'? Bah! Ja. daar. En zg verdnngen elkaar voor hou ten loodsen, omringd door gedeukte veldflesschen, ijzerdraden, gereed schappen, smidsen, steenkolen Door de gaten der planken bemerk ten de steenuilen, nieuwsgierig als ze zijn, eindelijk de groote vogels. In welk een staat! Allen naderen, ieder wfi rion. Men tuigde er verschillende af er werd geschrapt, gevijld men werk te er niet nijptangen, met künkbou- ten, met olie, met petroleum, met caoutchouc; de werklui spraken van „te sterke wind, rimpeling van het doek, regeling, gebrek aan olie, ge- brok aan een motor, gebrek aan een schroef, gebrek aan alles. Wat een mankementen! meTkte een valk op, met een mooi en wiek slag zich optillend. Dat... vogels...? Dat is zelfs geen pluimvee, zegt een onvoorzichtige zwaluw, terwijl hij zeer snel een lijn ln de lucht beschrijft. Hedaar, uitvinder! schreeuwde een zeer slecht opgevoede ekster. Wil je mijn naamkaartje? En den volgenden dag stond een man met een energiek en schrander gelaal, een man met een vetlederen buis aan, een man die nog in zijn ooren had de echo van langdurige toejuichingen, die ten volle verdiend waren met een onmetelijken ootmoed te peinzen voor een kleine vogelveer, die hij daar als bij toeval, bij zijn deur gevonden had, en die hij nu, zacht en machtig als ze was, In zijn vereelte, witte hand hield. (Hsgzn.) Een Raad. Dit de stad, die de modes voor- schrgll en nog lang zal voorschrij ven, al ziet ze er op het oogenhlik op meuig punt ook erg bouwvallig uit, komt do raad Als ge lang wilt leven, dan moet ge trouwen. Maar, zegt de beroemde statisticus dr. Jacques Ber- tillon, die den raad geeft, ae moét een plichtgetrouwe echtgenoot of echtge- noote zijn want wat de vrouwen aangaat de sterfte onder de ge scheiden vrouwen is betrekkelijk twee maal zoo groot, als b:: die, welke den man trouw blijven en met hem de zor gen des levens deelen. De vader van dr. Jacq Bertiilon deed jaren gclcdeu eveneens onderzoekingen op dit ge bied, en Bertiilon Sr. deed ze in alle landen. En hij kwam tot hetzelfde re sultaat. Van Frankrijk geeft dr. Jac ques Bertiilon de volgende bevindin gen Het echtelijk leven geeft de meeste kans op oud worden. Er ster ven opmerkelijk meer weduwnaars en weduwen, dan gehuwde mannen en vrouwen. De mannen vooral moeten zorgen getrouwd te komen vóór hun 25ste levensjaar, want eens dien leef tijd voorbij, dan hebben de getrouw den tweemaal meer kans te blijven le ven dan de vrijgezellen van gelijken, ouderdom. In het jaar, dat dr. Bertii lon nam voor zijn onderzoek, stierven er op de duizend vrijgezellen tusschen de 35 on 40 jaar oud niet minder dan negentien, terwijl van da gehuwde uianneu vun dien leeftijd er slechts acht het tijdelijke voor het eeuwige verwisselden Van den ouderdom van 55 tot 00 jaar stierven, op hetzelfde aantal, 41 vrijgezellen en slechts 23 van de mannen, die het voorrecht had den in «".cd echtelijken staat te leven „Trouw", zegt de statisticus tot de mannen, „en ge doet wijs, ook uit een zelfzuchtig oogpunt. En om dezelfde reden moet ge zorgen, dat uw vrouw leven en gezondheid behoudthaar te verliezen is een groot ongeluk voor u, uw eigen voortbestaan hangt in zeke re mate van het hare af." Ook de vrouwen, niettegenstaande al de gevaren, dia het moederschap meebrengt, hebben meer kans op lane leven dan haar ongehuwde dezusterser sterven betrekkelijk meer weduwen, dan echtgenooten, hoewel van het zwakke geslacht het verschil van het sterftecijfer niet zoo grooi is als voor het sterke. En als middel voor alle standen om een lang tijdelijk leven te genieten, geeft dr Bertiilon een deugdzuam le ven aan. „De naleving der wetten van de zedelijkheid strek» den man per soonlijk tot voordeei. Hij, die er zich naar voegt, zal er zich over gelukwen- scheD". is de opinie van den gxooten geleerde. Een sveduwnaar, die ook niet bul ten zijn vrouw kon, dat was de Fran- sche generaal Donop, een boroemd krijgsman, die veel lauweren in Al giers geplukt heeft, en een gezien schrijver, wiens artikelen over mili taire aangelegenheden in de „Gazet- te da France", graag gelezen werden en <lio eenige dagen geleden overleden is, Juin', „.vee maanden na zijn vrouw. Generaal Donop verliefde, toen hij nog een Jong lultenantje was en pas :n Algiers kijken kwam, op een Ara bisch» dorpsschoone. De cavalerie- officior kwam, zag en overwon. Tot groote verwondering van het Euro- peesche contingent en tot niet minder groote teleurstelling van mer.igo ele gante Fran$alsa deed eensklaps een Arabische als mevrouw Douop, haar intrede ln da officiarswereld. Het is te begrijpen, dat men de BedoeTnen-doch. ter niet met sympathie als óiilciers- vrouw begroette maar die sympa thie kwam gauw. Mevrouw Donop bracht menige Arabische eigenaardig heid mee, ze verfde haar en nagels, en JiJ-en-Jouwde iedereen, van de ~e- neraalsvrouw af en dezer man tot de marketenster maar ze was daarbij zoo mooi, zoo lief, zoo goedhartig, dat hel oumogelijk was, niet van haar te houden, en dra de heele officierswerld bijna even hard met haar wegliep als haar man het deed. Toen deze kolonel was en als zooda nig de earnlzoensplaats Saïnt-Ger main bewoonde, bezocht ziin vrouw alle dagen het ziekenhuis, verpleegde er de zieke soldaten, bracht hun ver snaperingen en vroolijkte ze op door haar grappige toespraakjes in gerad braakt Fransch. En als ze vernam, dal een officier ziek was, dan ging ze er daueiijk heen. verzorgde hein, als of hij haar broer of haar zoon was eu stak zoo uoodig dapper de behulpza me hand uit om het uog al dikwijls wanordelnk jouggezellenboeitje op te redderen. Mevrouw Donop was alge meen geacht en bemind. Toen ze eeni ge maanden geleden als generaais- vrouw stierf, werd ze door velen be treurd. En haar heengaan bracht zoo'n leegte in het leven van haar man. dat deze ging treuren en de vo rige Week het hoofd voor altijd ter ruste lei. (lijd-) Teleurstelling. Hans Emer stond aan het venster en keek de straat op. Hij was eenige maanden geleden met zijn ouders in de hoofdstad gekomen, waar hij de Universiteit ging bezoeken Nu zag hij voor 't eerst het woelige le ven eener stad en zijn fantasieën werden zoo hoog opgestuwd en bij werd er zoo door begeesterd dat hij bijna dacht dat zij werkelijkheden waren. Hij zag in zijn geest de scha mele vertrekken der armen; hij zag de salons der aristocraten, der high- life, hij zag de elegance op de stra ten en den voortjagenden strijd om het bestaan. En wat hij zag, vormde zich in hom en leefde in hem, vervul de zijn ziei... En nu had hij gisteren zijn eerste kleine schets weggezoD- - Nu, zei hij tot zichzelf, nu zal de bestelier misschien aankloppen, de bediende zal de deur openen, de jongen zal hem den brief uit de hand nomen en zal hem den redacteur brengen. Die zal eens naar het adres kijken, misschien Is hij een grapho- loog en za.1 hij reeds uit mijn schrift kunnen zien wie en wat en hoe ik ben... En als hij uit due paar velle tjes wat goeds leest, dan zal hij het werk goedkeureu, dan... Kan men da.n uit mijn handschrift iets slechts lezen? Hij ging alles ln gedachten na. De letters waren wat onregelmatig, scherp; teere rondingen waren vrij zeldzaam... Ach, wat een indiruk zal dat op den redacteur maken! Onre gelmatig, maar toch goed. Hij zal het schetsje lezen. Dadelijk Reeds de titel zal hem boeien: Als 'k denk aan Jou... Dan zal hij even zijn lezen staken en aau zijn jeugd denken; want oud Is hij zeker, de re dacteur. Hij zal nog eens die oude herinneringen bij zich opwekken, die bij den titel van zijn werk hooren; ei gen, kleiue gebeurtenissen, leuke ver tellingen... Misschien is hij ook niet oud; misschien is hij nog jong, nog niet lang getrouwd, en denkt hij aan zijn Jonge vrouw en aan den tijd, dat zij blij en vroolijk in den kring der ouders, zusters en broers schertsten en damden, schaakten, musiceerden, en wat al moor! Misschien nondigt hij hem uit. De jonge man herinnert zich wel 'n van vriendschap tusschen redacteurs en Jonge auteurs gelezen te hebben. Nu is het tien uur. Wanneer de redacteur zondeir op onthoud gelezen heeft, kan hij nu klaar zijn. Misschien ia zijn ant woord al gereed. Vandaag is 't Woena dag, Vrijdag verschijnt het blad, de schets kan dus nog in dat nummer geplaatst worden. Ala hij dadelijk antwoordt, kan ik om drie reeds antwoord hebben. Ongeduldig stapt Hons de kamer heen en weer. Wat houdt een redac teur toch alles stevig in zijn handl Als een heerschar, beslist hij over geluk en ongeluk, over lachen en over weenen... Maar die schets moet naar sijn sruaak ign; zij is in droefheid ge schreven; hij L«^>ft er lang op ge werkt. zou de redacteur hem als me dewerker willen''Dat zou heerlijk zgn... Schrijven zooals zijn ziel dat vraagt. zonder acht te slaan op het publiek... Het diner smaakt hem niet. Hij heeft slechts één gedachte. Om 3 uur kan ik antwoord hebben. Maar het derde uur gaat voorbij, i der dat de brievenbesteller komi ia te veel voor den jongen man; hij gaat de straat op. Nu... het hart klopt hem m de keel, hij kan niet verder; hij strekt slechts de hand uit. De hrlovenb?st9llèr riet hern vreemd aan. Is u?... vraagt hij langzaam. Hans Emer, stoot de gevraagde uit. Vandaag kent de brievenbestel ler hem nog niet, vandaag kent hem nog niemand, maar over enkele da gen, wanneer de ochets in ,,I>e Leer zaal" zaJ verschenen zIItl.. Neen. hii la Bist trotsch; maar het zal hem toch verheugen... Dat mag toch wel? Terwijl de gedachten vliegensvlug door Erners brein schieten, heeft de besteller ln zijn tasch gegrepen. Voor uw vader, zegt hij nu en over handigt den jongen man een prijs courant van sigaren. Hij schrikt, teleurstelling was te groot Doch spoedig heeft hij zich her steld, richt hij zich weder op Zeker zal de redacteur hem een langen brief schrijven; dus vóór morgen vroeg kan ar onmogelijk een ant woord zijn. Hans slaapt slecht De komende morgen ziet hem reeds op de been. Hij gaat de straat op, den brievenl>esteller tegemoet Heb je wat? Voor wie? De besteller kende hem dus nog niet Hans Emer. Meneer, er komen niet alle da gen prijscouranten, zegt de bostelier lachend en gaat verder. Hans gaat naar huis en zet zich neer voor het raam. De besteller heeft hem den brief niet willen ge ven; nog enkele minuten, dan zal hij er moeten zijn. Nul Waarachtig hij komt deze richting uit. Er wordt gebeld. Hans irukt de deur open... lleeft u souis potlood en noodig? vleemt een stem. De besteller gaat op hetzelfde oo- genblik voorbij; een huis verder werpt hij wat in de bus. Hans Emer overlegt: De redacteur zal de vertelling aan zijn vrouw voorlezen; hij zal zijn ar mom baar middel leggen en zacht vragen: Weet je nog? En zij: Ach man, ik begrijp niet dat er men schen zijn, die zóó mooi kunnen schrijven. De e lofl De dag was hoen. De volgende morgen bracht ook geeD brief Zou „De Leszaal" de schets aanstonds gezet hebben om geen tijd te verliezen, of bij gebrek m copie?... Hij ging naar een kiosk en vroeg het blad. Het nieuwste nummer is er nog niet, het komt anders trouw op tijd. Hans Etn&r hoorde niets meeir. Dus anders komt het trouw op tijd? En nu niet, juist dit niet? Dat moet een oorzaak hebben; misschien had men een ander voor hom op zij gezet en was dus de vorm niet op tijd klaar geweest... Hij beeft nog. Maar als hij 's avonds het blad met bevende handen doorbladert, zoekt hij tevergeefs naar zijn schets. Niets? Hoe is dat mogelijk? Is do schets dan nog tc laat gekomen? Den anderen morgen was er nog geen antwoord. Misschien had de re dacteur bedenkingen gehad, had in de vergadering van den redacteurstaf zijn werk voorgelezen... Ook daar i* men het niet eens geworden. Men heeft de verantwoordelijkheid niet op zich durven nemen en Hans peinst zich suf. D eredacteur neemt zijn ontslag, zijn vrouw schreit Zij zullen saam een nieuw blad uitgeven en het met zijn schets „Als 'k denk aan jou..." openen. „De Leeszaal" verliest ahonné's, de een na de ander neemt een abonnement op het nic-we tijd schrift en ten slotte ban het oude, graag gelezen blad, zich niet meer staande houden en staakt zijn uit gave. Wat enkele papiertjes vol letter*, tjes vermogen! denkt Hans. De volgende morgen brengt wtsei geen brief De over-volgcnde ook niet, on zoo voort... Dag op dag, week op week, er vergaan zelfs maanden. Hans Emer is do wanhoop nabij. Eindelijk besluit hij te schrijven. Weer is er een dag heen, nog een en nog een derde. Op den vierd - het gezicht van Hans werd lang en mager bracht de Jiesteller hem eon girooten brief: zijn schets. Ha, een schrijven is er ook bij: Ds red-rimir zal zich ve**""'- ''ldigen. zal berichten van drukke tijden... TTii Wcf- Uw schetsje was zoek gerankt en dit is de reden waarom wij het eerst nu terruirzenden. Het is voor ons ongeschikt. Hoogachtend, de Redactie van „De Leeszaal." Hans Emer viel iu een fauteuil en hield de hand voor de oogen... (Hsgz.) Willem Boelaars. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffend©, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 135 van CIIALON. r 0 tl m m lm M m. ft i fil - ■yy Hs M w. M iS S i yy ÜP m Zwart schijven op 1, 2, 6, 7, 11, 35 en dam op 4. Wit schijven op 13, 15, 16, 18, 23, 31. 33, 34 en 47. Probleem No. 136, van A. MEANDRE. jj| u jP yy JU ss m m ËSk Si ij m gjj zOf-ii Y'/t m M SI m y m m LÜ ia m m Zwart schijven op 6, 7, 8, 9, 12, 13, Wit schijven o p22, 23, 27, 28, S3, Oplossingen van deze prohleems worden Ingewacht aan bovengenoemd adtres, uiterlijk Din&lag 29 Maart a.s. Oplossing v:. probleem No. 131 van den auteui; Wit 35 - 30, 42 - 37, 44 - 39, 29 - 24, 39 - 34, 33 15, 41 - 37, 47 71 Opiossing van probleem No. 132 van den auteur: Wit 17 - 11, 25 - 20, 27 - 22, 46 - 41, 32 - 27, 3? - 32, 39 - 28, 34 3. 40 20, 26 17, 3 361 Beide probTeerns zijn goed opgelost door de Ileeren W. J. Balkenende, C. M. Beck, R. Bouw, W. van Daalen, P. J. Eype, J. Jacobson Azn D. G. 20, 30. 34. 36 en 44. 38. 41, 43 en 48. Koning, H. Koster, J. Lycblama, W. J. A. Matla, C. P. Kraay, allen te Haarlem, J. v. cL Werff Gzn., te Zandvoord en L, F. Wiegman te Sche- veningen. DAMNlEUWS. Bij de» boekhandelaar Jac. van' Cleef. Korte Nieuwendijk, te Amster dam Is verschenen een hernieuwde druk var. liet sedert lang niet meer in don handel zijnde damwerk van Eplurairu vun Embden. Daar wij nog niet ln de golegenhcid) zij» gesteld met da nieuwe uitgave kennis te maken, moeten wij om* oor deel over uitvoering enz., opschorter*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 14