oververmoelenls. Zijt gij zoo ziek, dat
llü pussugiers en hel materieel onder
uwe leiding gevaar loopeu
Dat durf ik niet zeggen.... Maar
mijnheer de chef, mijn kleine Gus-
taul sierft misschien van nacht, als
hij mei reeds
liet duet mij werkelijk Innig
reed, Lmdald maar over zieke kinde
ren aiaat in liet geheel nieis in liet
reglement. Kunt gy uw werk doen
Hue laat moet de trein airgdeu,
mijnheer
Om zeven uur vijftien.
Muok op, Carlason I In tien mi
nuten hen ik weer hier
Thuis was hei erg gesteld. Het
voorhoofdje van den kleinen Custauf
zweette zoo, dat de blonde krullen er
op vastgekleefd waren, in zijn kee'
ging het als een rateltje en de kleine
handen waren krampachtig gebald.
Hij baalde met moeite adem, en in
zijne oogen was een verschrikte uit
drukking als bij een gewond vogeltje.
De moeder weende niet meer.
Bleek, met stijfgesloten lippen, zat zij
naast het bed en droogde haren lie
veling nu en dan het zweet van het
gezichtje.
Maar toen de vader in de kamer
trad, zocht haar smart opnieuw een
uitweg bevend en snikkeud sloeg /.ij
de armen om zijn hals, en riep
Hg sterf*. 1 Hij sterft De doktor
heeft gezegd, dat er geen hoop moor
Is I Maar hij kan niet sterven, hij
mag niet I Gustaaf, ventje, vader
Is tïluis vader blijft den heelon
nacht bij ons. Je herkent vader wol,
nietwaar, lieveling
Mot moeite opende het kind de
oogen, het ratelende geluid in de keel
hield even op, de schaduw vau een
glimlach vloog over het verhitte ge
zichtje, en de lippen stamelden
Vader moet bij Gustaaf's bedje
ziften
En weder stond hij op de dreunen
de machines, weer ging het voor
waarts door storm eu sneeuw. Hij
wist niet, hoe hij zich uit Maria's ar
men had losgerukt, hoe hij op de loco
motief gekomen was hij stond er nu
echter, den blik stijf op de met sneeuw
bedekte rails gevestigd.
De sneeuwploeg doorsneed de witte
hei, ien en wierp de zilveren mas
sa's aan beide zijden van den wog
neer. Zoo, juist zoo, even scherp en
onverbiddelijk, sneed de smart door
zijn ziel. Hoe koud, hoe koud moest
hel daar wezen, onder de diepe
sneeuw in de harde aarde L-. En daar
zou weldra de rustplaats zijn veu
zijnen kleinen Gustaaf 1... Nooit meer
zou hij „trein af 1" spelen, nooit meer
zou hij zijn vader tegemoet komen
trippelen. Nooit, nooit meer zou het
vriendelijke stemmetje hem toeroe
pen „Dag, lieve papa 1"
Ach I....
Wat is er, Llndahl
- Niets, Carlsson.
Het leek mij net, alsof je zoo
pijnlijk zuchtte, eu mij riep....
Je droomt man 1 Ik heb geen
woord gezegd. Stook rnaar eens flink
Aan het volgende station steeg ecu
welgedaan lieer uit, de eenige passa
gier in den trein, die in een beverpels
gedoken in de eerste klasse gezeten
had. Zijn koetsier stond op het perron
©in hem te ontvangen. De machinist
kon hun gesprek woordelijk verstaan.
Hoe gaat het thuis, Perssou
yroog de welgedane heer.
Alles wel, mijnheer I
Mijne vrouw en de kinderen ge-
Bond
Ja zekir, allen .gezond.
De mach.nist voelde een steek in
liet hart. Die gelukkige reed nu in
zijn slede vroolijk en wel naar de war
me woning, waar zijn vrouw en kin
deren hem met gejubel zouden ont
vangen. Maar hij, de arme machinist,
wat zou hij vinden, als hij morgen
thuis kwam Een door smart gebo
gen moeder bij het lijkje van haar
kind...
Voort ging het weer door sneeuw en
«oordenwindHet laatste station I...
Meer kolen
Pas den volgenden dag moest de
trein terug, om, zooals het toegezon
den telegram meldde, „als trein No. 3
vroor geregeld te loopen, na het ein
de van den sneeuwstorm."
De natuur was bedaard, en vierde
feest, met een stralende zon aan den
hemel en een schitterend wit kleod
over de aarde gespreid, als over een
onmetelijk altaar. Sneemvdiamanten
Slinsterden op de donkergroene on
er het gewicht gebogen dennen, en
in de huizen, waar de trein voorbij-
stoomde, zaten tevreden menschen,
die het heugelijk schenen te vinden,
dat de lijn weer in orde was.
Plotseling wendde de machinist zich
©f. Twee dikke tranen rolden hem
over de wangen. Was de wind zoo
scherp O neen 1 Hij had een vrouw
ln het oog gekregen, die voor een ven
ster zat en het jongentje op haren
schoot naar de locomotief liet kijken.
Eindelijk.... zij waren er I.... Hij
wilde aan geen zijner kameraden aan
het station vragen, hoe het thuis
stond hij wilde zijn vonnis hooreo
van de lippen, die alleen op de gehee-
le aarde de macht hadden om de bit
terheid der tijding eenigszins te ver
zachten en dus ijlde hij naar huis,
zonder een woord te zeggen.
In het gele huisje hingen de gor
dijnen nog zooals anders, en ook Ie
geraniums stonden er als altijd. Het
was hem echter net alsof zij hem toe
wenkten Kleine Gustaaf is dood
kleine Gustaaf is dood.
Hij opende de deur. Daar vloog
Maria hem snikkend, maar jubelend
in de armen, en in het mandenwa
gentje zat zijn jongen, bleek eu zwak,
inaar buiten gevaar. Hij speelde met
de kleine roode vlag, en commandeer
de, met een heel zacht stemmetje
Trein af Trein afLieve papa 1
Wat de vogdi denken
Toen dien avond de moeder-havik,
alvorens hoair nachttaak te
beginnen, op een steen van de klok-
ketoren van Betheny een stuk van
een muis zat op te slokken bij wijzo
van vóór-ontbijt, kwam eensklaps
haar dochter aanvliegen, klapwie
kend, de veeren van haar kop plat
naar achteren eu den bek open, en
dot een stem vol schrik riep zij uit:
,,Mama!... Arenden!..." i
Do moeder-havik hield op met eten,
en het stuk van de muis bij denstaart
vasthoudend, sprak zij, terwijj haar
ronde oogen vervaarlijk rolden:
Je gaat er oogenbkkkeigk weer
op uit.
Mnar mam al
Geen praatjes van „mama!" Wil
je naar de muizen gaan, ja of neen?
Arenden!... Er zijn arenden!
Dat dient allemaal nergens voor.
Als je buinon een uur hier niet een
half dozijn muizen hebt aangebracht,
dan trek ik je je buikvewen uit, tot
de laatste toe Begrepen?
Daar dit moederlijk bevel aan dul-
delgkheid niets te wenschen liet, liet
de kleine havik vol schnk zich vlug
van den klokketoren naar beneden
vallen naaT hoopen stroo. En toen de
moeder haar zag heenvliegen, zeide
ze tot een kraai in de buurt: het mij
ne is morgen zes maanden, en dat
vliegt er al op loe, betar dan vader
en moeder.
En zij begon weer aan haar muisje.
Maar ze had er nog geen twee hap
pen van op. toen er een gToot geraas
ontstond in de lucht, zwak, eerst, dan
aangroeiend, snorkend.
Er gebeurde blijkbaar iete onge
woons en, ofschoon ze haar toilet
nog nlot gemaakt had, kon de havik
toch niet nalaten eventjes ln de ruim
te te kijken.
Te drommel.
De kruin dor boomen za.g zwart
van het volk. Tareels, roerdompen,
sperwers, valken, schuifui'pn, steen
uilen enz....
En met den poot voor de oogen van
wege het dflirlicht dat belette te zien,
richtten allen hun kijkers naar een
groot grijs punt, dat naderde ln de
lucht...
Wat la dat...
Maar niemand wist er van.
Dat is geen arend, zei een oude
roerdomp, iemand van veel ondervin
ding, ik ben de vorige maand voor
zaken in Tyrol geweest, ik heb daar
arenden ontmoet. Maar ze zien er
heel anders uit
Een lammergier?
Ook niet; ik ken er een in den
Dierentuin, waar r ijn vrouw in een
kooi zit
Maar eensklaps spreken ze niet
meer... Hun veoren zitten stijf tegen
de koppen aan en ook die van hun
ouderlijf strijken plat van schrik, de
geheimzinnige vogel is op hen afge
komen met drie groote open kisten,
om ze alle in te stoppen.
Maak dat Je wegkomt
Gelukkig neemt de groote vogel,
die vrecsclijk bang schijnt te zijn
voor boomen. plotseling een zwaai en
verwijdert zich.
Dan komen ze weer bij elkaar en
beginnen ze hem te beschrijven; hij
heeft een kist ter rechterzijde; een
kist ter Linkerzijde! een kist van ach
teren I
Dat is geen vogel; 't is een kis
tenmaker!
Of een verpakker!
En dan, kijk eens wat een hou
ding! Hij spuwt rook!
U noemt dat „spuwen", zegt ge
maakt een nuftige ekster.
Maar Je kunt niet zien, waar
zijn vooreln dof waar zijn achtereind
Is!
O, hoe onsmakelijk,
Vreemd, vreemd! mompelde de
roerdomp.
Maar het werd nog veel vreemder!
Want de vogels waren nauwelijks
van hun ontrc"*;ng bekomen, of op
hetzelfde punt kwam er weer een in
de verte te voorschijn, aangroeiend,
snorkend als daar straks.
Nog een anderl Weer een kisten-
mokor!
Vervolgens een derde, aardiger,
die laatste, lang, bevallig, met ge
mak zich wendend, maar ook hij
spuwde en snorkte.
En wij spuwen nietl wij snorken
niet, zelfs al slapen we! zei een raaf,
die er heel deftig uitzag in haar
zwart kleed.
Toen werd het stil, maar dat duur
de niet lang.
Nadat do wind bedaard was, ver
schenen weer zee groote grijze vogels.
Maar de meeste maakten dolle be
wegingen, ze stampten en slingerden
van bakboord naar stuurboord, als
waren ze stoaiaronkeu.
Houd je roer reebt, recruut! riep
op het zien van een totaal verkeerde
beweging, <ie roerdomp, die moed
vatte.
De waarschuwing kwam te laatl
De groote vogel stortte hals over
ko pnaar beneden, en boorde zich ln
den grond ln zulk een ruïne van ver
wrongen radertjes, van gebroken
Ijzerstaven, van gescheurd doek, van
bijtende en st'\kende rook, dat een
schuifuil, die er verstand van had
niet kon nalaten te zeggen:
Hoe is het mogelijk je zoo toe te
takelen!
Zal ik eens gaan kijken? vroeg
de kleine havik, die haar ijver wiLde
toonen.
JIJ! JIJ zult er goed aan doen,
zoo gauw mogelijk naar bed te gaan!
en op een drafjel
Eindelijk waren alle vogels heele-
mai..l van streek.
Er was iets veranderd in bun lucLL
De steenuilen vooral wachtten vol
ongeduld op den nacht, opdat ze dui
delijk zouden kunnen zien.
Deze begint allengs in te vallen. De
zon verdwijnt onder den horizon, do
hemel wordt paarlkleurig, vervolgens
grauw, dan donkerblauw; de boomen
zijn donkerfluweelkleurlg; de nieuws
gierige sterren komen. De geluiden
der aarde gaan zwijgen. Nog eenige
stemmen... ln de verte ontploffingen,
zooiets als het bekende geluid van
springende champagnekurkeu.
Dan mei meer, niets... De groo
te nacht over de uitgestrekte vlakte.
Dan daalt de gevleugelde kolonie,
hun sterke en zachte vleugels wijd
open, zonder een motor-explosie,
zooder rook, zonder kist, zonder drijf
riemen, zonder rails, zonder rade
ren, zonder scJixoeven, in groote krin
gen neer op de vlakte.
Daariieen! mompelde de kleine
havik, die toch gegaan is, ik weet
waar hun nest is, daar is 't, op de
aarde!
üp de aarde'? Bah!
Ja. daar.
En zg verdnngen elkaar voor hou
ten loodsen, omringd door gedeukte
veldflesschen, ijzerdraden, gereed
schappen, smidsen, steenkolen
Door de gaten der planken bemerk
ten de steenuilen, nieuwsgierig als ze
zijn, eindelijk de groote vogels.
In welk een staat!
Allen naderen, ieder wfi rion.
Men tuigde er verschillende af
er werd geschrapt, gevijld men werk
te er niet nijptangen, met künkbou-
ten, met olie, met petroleum, met
caoutchouc; de werklui spraken van
„te sterke wind, rimpeling van het
doek, regeling, gebrek aan olie, ge-
brok aan een motor, gebrek aan een
schroef, gebrek aan alles.
Wat een mankementen! meTkte
een valk op, met een mooi en wiek
slag zich optillend.
Dat... vogels...? Dat is zelfs geen
pluimvee, zegt een onvoorzichtige
zwaluw, terwijl hij zeer snel een lijn
ln de lucht beschrijft.
Hedaar, uitvinder! schreeuwde
een zeer slecht opgevoede ekster. Wil
je mijn naamkaartje?
En den volgenden dag stond een
man met een energiek en schrander
gelaal, een man met een vetlederen
buis aan, een man die nog in zijn
ooren had de echo van langdurige
toejuichingen, die ten volle verdiend
waren met een onmetelijken ootmoed
te peinzen voor een kleine vogelveer,
die hij daar als bij toeval, bij zijn
deur gevonden had, en die hij nu,
zacht en machtig als ze was, In zijn
vereelte, witte hand hield.
(Hsgzn.)
Een Raad.
Dit de stad, die de modes voor-
schrgll en nog lang zal voorschrij
ven, al ziet ze er op het oogenhlik op
meuig punt ook erg bouwvallig uit,
komt do raad Als ge lang wilt leven,
dan moet ge trouwen. Maar, zegt de
beroemde statisticus dr. Jacques Ber-
tillon, die den raad geeft, ae moét een
plichtgetrouwe echtgenoot of echtge-
noote zijn want wat de vrouwen
aangaat de sterfte onder de ge
scheiden vrouwen is betrekkelijk twee
maal zoo groot, als b:: die, welke den
man trouw blijven en met hem de zor
gen des levens deelen. De vader van
dr. Jacq Bertiilon deed jaren gclcdeu
eveneens onderzoekingen op dit ge
bied, en Bertiilon Sr. deed ze in alle
landen. En hij kwam tot hetzelfde re
sultaat. Van Frankrijk geeft dr. Jac
ques Bertiilon de volgende bevindin
gen Het echtelijk leven geeft de
meeste kans op oud worden. Er ster
ven opmerkelijk meer weduwnaars en
weduwen, dan gehuwde mannen en
vrouwen. De mannen vooral moeten
zorgen getrouwd te komen vóór hun
25ste levensjaar, want eens dien leef
tijd voorbij, dan hebben de getrouw
den tweemaal meer kans te blijven le
ven dan de vrijgezellen van gelijken,
ouderdom. In het jaar, dat dr. Bertii
lon nam voor zijn onderzoek, stierven
er op de duizend vrijgezellen tusschen
de 35 on 40 jaar oud niet minder dan
negentien, terwijl van da gehuwde
uianneu vun dien leeftijd er slechts
acht het tijdelijke voor het eeuwige
verwisselden Van den ouderdom van
55 tot 00 jaar stierven, op hetzelfde
aantal, 41 vrijgezellen en slechts 23
van de mannen, die het voorrecht had
den in «".cd echtelijken staat te leven
„Trouw", zegt de statisticus tot de
mannen, „en ge doet wijs, ook uit een
zelfzuchtig oogpunt. En om dezelfde
reden moet ge zorgen, dat uw vrouw
leven en gezondheid behoudthaar te
verliezen is een groot ongeluk voor u,
uw eigen voortbestaan hangt in zeke
re mate van het hare af."
Ook de vrouwen, niettegenstaande
al de gevaren, dia het moederschap
meebrengt, hebben meer kans op
lane leven dan haar ongehuwde
dezusterser sterven betrekkelijk
meer weduwen, dan echtgenooten,
hoewel van het zwakke geslacht het
verschil van het sterftecijfer niet zoo
grooi is als voor het sterke.
En als middel voor alle standen om
een lang tijdelijk leven te genieten,
geeft dr Bertiilon een deugdzuam le
ven aan. „De naleving der wetten van
de zedelijkheid strek» den man per
soonlijk tot voordeei. Hij, die er zich
naar voegt, zal er zich over gelukwen-
scheD". is de opinie van den gxooten
geleerde.
Een sveduwnaar, die ook niet bul
ten zijn vrouw kon, dat was de Fran-
sche generaal Donop, een boroemd
krijgsman, die veel lauweren in Al
giers geplukt heeft, en een gezien
schrijver, wiens artikelen over mili
taire aangelegenheden in de „Gazet-
te da France", graag gelezen werden
en <lio eenige dagen geleden overleden
is, Juin', „.vee maanden na zijn vrouw.
Generaal Donop verliefde, toen hij
nog een Jong lultenantje was en pas
:n Algiers kijken kwam, op een Ara
bisch» dorpsschoone. De cavalerie-
officior kwam, zag en overwon. Tot
groote verwondering van het Euro-
peesche contingent en tot niet minder
groote teleurstelling van mer.igo ele
gante Fran$alsa deed eensklaps een
Arabische als mevrouw Douop, haar
intrede ln da officiarswereld. Het is te
begrijpen, dat men de BedoeTnen-doch.
ter niet met sympathie als óiilciers-
vrouw begroette maar die sympa
thie kwam gauw. Mevrouw Donop
bracht menige Arabische eigenaardig
heid mee, ze verfde haar en nagels,
en JiJ-en-Jouwde iedereen, van de ~e-
neraalsvrouw af en dezer man tot de
marketenster maar ze was daarbij
zoo mooi, zoo lief, zoo goedhartig, dat
hel oumogelijk was, niet van haar te
houden, en dra de heele officierswerld
bijna even hard met haar wegliep als
haar man het deed.
Toen deze kolonel was en als zooda
nig de earnlzoensplaats Saïnt-Ger
main bewoonde, bezocht ziin vrouw
alle dagen het ziekenhuis, verpleegde
er de zieke soldaten, bracht hun ver
snaperingen en vroolijkte ze op door
haar grappige toespraakjes in gerad
braakt Fransch. En als ze vernam,
dal een officier ziek was, dan ging ze
er daueiijk heen. verzorgde hein, als
of hij haar broer of haar zoon was eu
stak zoo uoodig dapper de behulpza
me hand uit om het uog al dikwijls
wanordelnk jouggezellenboeitje op te
redderen. Mevrouw Donop was alge
meen geacht en bemind. Toen ze eeni
ge maanden geleden als generaais-
vrouw stierf, werd ze door velen be
treurd. En haar heengaan bracht
zoo'n leegte in het leven van haar
man. dat deze ging treuren en de vo
rige Week het hoofd voor altijd ter
ruste lei. (lijd-)
Teleurstelling.
Hans Emer stond aan het venster
en keek de straat op. Hij was eenige
maanden geleden met zijn ouders in
de hoofdstad gekomen, waar hij
de Universiteit ging bezoeken Nu
zag hij voor 't eerst het woelige le
ven eener stad en zijn fantasieën
werden zoo hoog opgestuwd en bij
werd er zoo door begeesterd dat hij
bijna dacht dat zij werkelijkheden
waren. Hij zag in zijn geest de scha
mele vertrekken der armen; hij zag
de salons der aristocraten, der high-
life, hij zag de elegance op de stra
ten en den voortjagenden strijd om
het bestaan. En wat hij zag, vormde
zich in hom en leefde in hem, vervul
de zijn ziei... En nu had hij gisteren
zijn eerste kleine schets weggezoD-
- Nu, zei hij tot zichzelf, nu zal
de bestelier misschien aankloppen,
de bediende zal de deur openen, de
jongen zal hem den brief uit de hand
nomen en zal hem den redacteur
brengen. Die zal eens naar het adres
kijken, misschien Is hij een grapho-
loog en za.1 hij reeds uit mijn schrift
kunnen zien wie en wat en hoe ik
ben... En als hij uit due paar velle
tjes wat goeds leest, dan zal hij het
werk goedkeureu, dan... Kan men
da.n uit mijn handschrift iets slechts
lezen?
Hij ging alles ln gedachten na. De
letters waren wat onregelmatig,
scherp; teere rondingen waren vrij
zeldzaam... Ach, wat een indiruk zal
dat op den redacteur maken! Onre
gelmatig, maar toch goed.
Hij zal het schetsje lezen. Dadelijk
Reeds de titel zal hem boeien: Als
'k denk aan Jou... Dan zal hij even
zijn lezen staken en aau zijn jeugd
denken; want oud Is hij zeker, de re
dacteur. Hij zal nog eens die oude
herinneringen bij zich opwekken, die
bij den titel van zijn werk hooren; ei
gen, kleiue gebeurtenissen, leuke ver
tellingen... Misschien is hij ook niet
oud; misschien is hij nog jong, nog
niet lang getrouwd, en denkt hij aan
zijn Jonge vrouw en aan den tijd, dat
zij blij en vroolijk in den kring der
ouders, zusters en broers schertsten
en damden, schaakten, musiceerden,
en wat al moor! Misschien nondigt
hij hem uit. De jonge man herinnert
zich wel 'n van vriendschap tusschen
redacteurs en Jonge auteurs gelezen
te hebben.
Nu is het tien uur.
Wanneer de redacteur zondeir op
onthoud gelezen heeft, kan hij nu
klaar zijn. Misschien ia zijn ant
woord al gereed. Vandaag is 't Woena
dag, Vrijdag verschijnt het blad, de
schets kan dus nog in dat nummer
geplaatst worden.
Ala hij dadelijk antwoordt, kan
ik om drie reeds antwoord hebben.
Ongeduldig stapt Hons de kamer
heen en weer. Wat houdt een redac
teur toch alles stevig in zijn handl
Als een heerschar, beslist hij over
geluk en ongeluk, over lachen en
over weenen...
Maar die schets moet naar sijn
sruaak ign; zij is in droefheid ge
schreven; hij L«^>ft er lang op ge
werkt. zou de redacteur hem als me
dewerker willen''Dat zou heerlijk
zgn... Schrijven zooals zijn ziel dat
vraagt. zonder acht te slaan op het
publiek...
Het diner smaakt hem niet. Hij
heeft slechts één gedachte. Om 3
uur kan ik antwoord hebben. Maar
het derde uur gaat voorbij, i
der dat de brievenbesteller komi
ia te veel voor den jongen man; hij
gaat de straat op.
Nu... het hart klopt hem m de keel,
hij kan niet verder; hij strekt slechts
de hand uit.
De hrlovenb?st9llèr riet hern
vreemd aan.
Is u?... vraagt hij langzaam.
Hans Emer, stoot de gevraagde
uit. Vandaag kent de brievenbestel
ler hem nog niet, vandaag kent hem
nog niemand, maar over enkele da
gen, wanneer de ochets in ,,I>e Leer
zaal" zaJ verschenen zIItl.. Neen. hii
la Bist trotsch; maar het zal hem toch
verheugen... Dat mag toch wel?
Terwijl de gedachten vliegensvlug
door Erners brein schieten, heeft de
besteller ln zijn tasch gegrepen.
Voor uw vader, zegt hij nu en over
handigt den jongen man een prijs
courant van sigaren. Hij schrikt,
teleurstelling was te groot
Doch spoedig heeft hij zich her
steld, richt hij zich weder op Zeker
zal de redacteur hem een langen
brief schrijven; dus vóór morgen
vroeg kan ar onmogelijk een ant
woord zijn.
Hans slaapt slecht
De komende morgen ziet hem reeds
op de been. Hij gaat de straat
op, den brievenl>esteller tegemoet
Heb je wat?
Voor wie?
De besteller kende hem dus nog
niet
Hans Emer.
Meneer, er komen niet alle da
gen prijscouranten, zegt de bostelier
lachend en gaat verder.
Hans gaat naar huis en zet zich
neer voor het raam. De besteller
heeft hem den brief niet willen ge
ven; nog enkele minuten, dan zal hij
er moeten zijn.
Nul
Waarachtig hij komt deze richting
uit.
Er wordt gebeld.
Hans irukt de deur open... lleeft
u souis potlood en noodig? vleemt een
stem.
De besteller gaat op hetzelfde oo-
genblik voorbij; een huis verder
werpt hij wat in de bus.
Hans Emer overlegt:
De redacteur zal de vertelling
aan zijn vrouw voorlezen; hij zal zijn
ar mom baar middel leggen en zacht
vragen: Weet je nog? En zij:
Ach man, ik begrijp niet dat er men
schen zijn, die zóó mooi kunnen
schrijven.
De e
lofl
De dag was hoen.
De volgende morgen bracht ook
geeD brief Zou „De Leszaal" de
schets aanstonds gezet hebben om
geen tijd te verliezen, of bij gebrek
m copie?...
Hij ging naar een kiosk en vroeg
het blad.
Het nieuwste nummer is er nog
niet, het komt anders trouw op tijd.
Hans Etn&r hoorde niets meeir. Dus
anders komt het trouw op tijd? En nu
niet, juist dit niet? Dat moet een
oorzaak hebben; misschien had men
een ander voor hom op zij gezet en
was dus de vorm niet op tijd klaar
geweest... Hij beeft nog.
Maar als hij 's avonds het blad
met bevende handen doorbladert,
zoekt hij tevergeefs naar zijn schets.
Niets? Hoe is dat mogelijk? Is do
schets dan nog tc laat gekomen?
Den anderen morgen was er nog
geen antwoord. Misschien had de re
dacteur bedenkingen gehad, had in
de vergadering van den redacteurstaf
zijn werk voorgelezen... Ook daar i*
men het niet eens geworden. Men
heeft de verantwoordelijkheid niet
op zich durven nemen en
Hans peinst zich suf.
D eredacteur neemt zijn ontslag,
zijn vrouw schreit Zij zullen saam
een nieuw blad uitgeven en het met
zijn schets „Als 'k denk aan jou..."
openen. „De Leeszaal" verliest
ahonné's, de een na de ander neemt
een abonnement op het nic-we tijd
schrift en ten slotte ban het oude,
graag gelezen blad, zich niet meer
staande houden en staakt zijn uit
gave.
Wat enkele papiertjes vol letter*,
tjes vermogen! denkt Hans.
De volgende morgen brengt wtsei
geen brief De over-volgcnde ook niet,
on zoo voort... Dag op dag, week op
week, er vergaan zelfs maanden.
Hans Emer is do wanhoop nabij.
Eindelijk besluit hij te schrijven.
Weer is er een dag heen, nog een
en nog een derde.
Op den vierd - het gezicht van
Hans werd lang en mager bracht
de Jiesteller hem eon girooten brief:
zijn schets.
Ha, een schrijven is er ook bij: Ds
red-rimir zal zich ve**""'- ''ldigen.
zal berichten van drukke tijden...
TTii Wcf-
Uw schetsje was zoek gerankt
en dit is de reden waarom wij het
eerst nu terruirzenden. Het is voor
ons ongeschikt.
Hoogachtend,
de Redactie van „De Leeszaal."
Hans Emer viel iu een fauteuil en
hield de hand voor de oogen...
(Hsgz.) Willem Boelaars.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffend©, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 135 van CIIALON.
r
0
tl
m
m
lm
M
m.
ft
i
fil
-
■yy
Hs
M
w.
M
iS
S
i
yy
ÜP
m
Zwart schijven op 1, 2, 6, 7, 11, 35 en dam op 4.
Wit schijven op 13, 15, 16, 18, 23, 31. 33, 34 en 47.
Probleem No. 136, van
A. MEANDRE.
jj|
u
jP
yy
JU
ss
m
m
ËSk
Si
ij
m
gjj
zOf-ii
Y'/t
m
M
SI
m
y
m
m
LÜ
ia
m
m
Zwart schijven op 6, 7, 8, 9, 12, 13,
Wit schijven o p22, 23, 27, 28, S3,
Oplossingen van deze prohleems
worden Ingewacht aan bovengenoemd
adtres, uiterlijk Din&lag 29 Maart a.s.
Oplossing v:. probleem No. 131
van den auteui; Wit 35 - 30, 42 - 37,
44 - 39, 29 - 24, 39 - 34, 33 15, 41 -
37, 47 71
Opiossing van probleem No. 132
van den auteur: Wit 17 - 11, 25 - 20,
27 - 22, 46 - 41, 32 - 27, 3? - 32, 39 -
28, 34 3. 40 20, 26 17, 3 361
Beide probTeerns zijn goed opgelost
door de Ileeren W. J. Balkenende, C.
M. Beck, R. Bouw, W. van Daalen,
P. J. Eype, J. Jacobson Azn D. G.
20, 30. 34. 36 en 44.
38. 41, 43 en 48.
Koning, H. Koster, J. Lycblama, W.
J. A. Matla, C. P. Kraay, allen te
Haarlem, J. v. cL Werff Gzn., te
Zandvoord en L, F. Wiegman te Sche-
veningen.
DAMNlEUWS.
Bij de» boekhandelaar Jac. van'
Cleef. Korte Nieuwendijk, te Amster
dam Is verschenen een hernieuwde
druk var. liet sedert lang niet meer
in don handel zijnde damwerk van
Eplurairu vun Embden.
Daar wij nog niet ln de golegenhcid)
zij» gesteld met da nieuwe uitgave
kennis te maken, moeten wij om* oor
deel over uitvoering enz., opschorter*